Muziek / Achtergrond
special: Een interview met Arjen Anthony Lucassen van Ayreon

‘Ik moet gewoon kippenvel krijgen’

De band Ayreon is ontstaan in 1995 uit het brein van Arjen Anthony Lucassen. Lucassen was voor die tijd vooral bekend van de hardrockband Vengeance. Ayreon verwierf past echt roem in 1998 met het dubbelalbum Into The Electric Castle. Lucassen zet zich met dit meesterwerk definitief op de kaart als componist en producer van rockopera’s. Dit is mede te danken aan de bekende artiesten die hij voor deze plaat weet te strikken, zoals Anneke Giersbergen (The Gathering), Sharon den Adel (Within Temptation) en in de hoofdrol de voormalige zanger van Marillion: Fish. Naast Ayreon brengt Lucassen sinds die tijd onder steeds verschillende namen (Ambeon, Star One) platen uit, maar niets lijkt het succes van zijn project Ayreon nog te kunnen evenaren.

~

De verwachtingen waren dan ook hooggespannen toen dit jaar het inmiddels zevende album The Human Equation uitkwam. Wederom is er een indrukwekkende set aan vocalisten opgetrommeld. De hoofdrol is hierbij weggelegd voor de zanger van Dream Theater: James LaBrie. Het album kenmerkt zich door een realistisch verhaal over een man die in coma ligt en door een grote diversiteit aan emoties heen en weer wordt geslingerd. Elk van deze emoties wordt door een vocalist vertolkt. De luisteraar wordt door een twintig dagen durende hel, voor de gewonde man en zijn naasten, meegenomen.

“Ik kan geen muziek lezen of schrijven”

~

Lucassen geeft aan dat hij het de laatste tijd behoorlijk druk heeft met de release van het nieuwe album. “Hij verkoopt als een speer”, zegt de langharige artiest. Hij wordt zelf het liefst componist genoemd, en daarnaast producer. Hij voelt zich pas in de laatste plaats muzikant, hoewel hij een groot aantal instrumenten beheerst. Maar hij is zeker geen potentiële klassieke componist. Lucassen is daarin heel stellig: “Ik kan geen muziek lezen of schrijven en ben ook niet zo op de hoogte van klassieke muziek. Bovendien hou ik niet van operastemmen.” Lucassen gaat dus duidelijk niet als een componist met inkt en papier te werk, maar laat zich zelf door de muziek inspireren: “Ik schrijf de nummers eerst instrumentaal, dan laat ik me door de muziek inspireren tot een verhaal, vervolgens zoek ik de geschikte vocalisten en uiteindelijk schrijf ik de teksten op de karakters en stemmen van de vocalisten.”

Lucassen kiest er dus voor om de teksten pas te schrijven als hij duidelijk weet door wie ze worden gezongen. Dat is ook de reden dat hij er telkens weer in slaagt om een goede combinatie aan stemmen in zijn studio te krijgen. Op de vraag waar hij bij het kiezen van stemmen specifiek op let antwoordt hij: “In dit geval was ik vanwege het verhaal en de muziek op zoek naar emotionele stemmen en zangers. Zo extreem mogelijk, dus zowel extreem lief (Heather Findlay in de rol van ‘Love’) als extreem heftig (Devin Townsend in de rol van ‘Rage’). Het is eigenlijk heel simpel, ik moet kippenvel krijgen als ik een zanger hoor of opneem.” Lucassen is duidelijk een muzikant die vanuit gevoel met zijn muziek bezig is. Op de vraag waarom muziek voor hem belangrijk is antwoordt hij dan ook kordaat: “Ik zou niet weten wat ik anders zou moeten doen.”

“De basis is geen coma”

~

Met The Human Equation koos Lucassen ervoor om geen muzikanten mee te laten doen die hij op andere albums van Ayreon al een keer voor de microfoon had gehad. “Deze regel gold gelukkig alleen voor dit album. Ik ben zeker van plan om vaker te werken met mensen waarmee ik nu op The Human Equation gewerkt heb.” Het verhaal van dit album is wederom ontstaan uit de muziek die Lucassen al geschreven had: “Hiervoor hebben diverse verhalen de revue gepasseerd, zelfs een vervolg op Electric Castle.” Uiteindelijk koos Lucassen voor een verhaal waarin twee locaties een hoofdrol spelen: die van de man die in coma ligt en zijn hele eigen leven kritisch bekijkt, en die van zijn vrouw en beste vriend die aan zijn bed zitten te wachten tot hij ontwaakt. Lucassen: “De basis van het verhaal is niet de coma, maar zijn juist de emoties. Ik vroeg me af of iemand die in coma ligt misschien een strijd op leven en dood uitvecht met zijn emoties of gevoelens. Doordat ik verschillende stijlen kan verwerken in Ayreon, kan ik ook veel emoties kwijt. Zowel in het verhaal als in de muziek.” Het valt dan ook dat op in The Human Equation vaak gewerkt wordt met erg wisselende stemmingen die het verhaal constant spannend houden.

“Als ik geen muziek maak ben ik ongelukkig”

Van het album is direct het nummer Day eleven: Love als single uitgebracht. Wij vragen Lucassen of hij niet bang is dat mensen een verkeerd beeld krijgen van zijn (conceptuele) rockmuziek door het uitbrengen van slechts één nummer op single. Lucassen: “Dat is zeker een nadeel, en daar ben ik zeker bang voor. Maar ik wil mijn muziek met zoveel mogelijk mensen delen, en een single die op de radio gedraaid wordt is een ideaal middel om meer mensen te bereiken die anders nooit van mijn muziek zouden horen.” Hij vindt het moeilijk om zijn favoriete nummers van het album te noemen, maar kiest uiteindelijk voor Day seven: Hope en Day sixteen: Loser. Lucassen: “Dit zijn mijn favorieten op dit moment en inderdaad de twee ‘duidelijkste’ nummers.”

Tijdens de opnames van The Human Equation, die totaal een jaar is beslag namen, is Lucassen niet gefrustreerd geraakt. “Nee, niet echt. Ik ben wel gefrustreerd als ik helemaal geen ideeën of inspiratie heb, maar als ik de ideeën eenmaal heb gaat de uitwerking ervan meestal soepel.” Lucassen hoeft dan ook niet ongelukkig te zijn om een goed nummer te maken: “Ik draai het om: als ik muziek maak of componeer ben ik gelukkig, als ik geen muziek maak ben ik ongelukkig.”

Ook non-fictie

De verhalen achter de rockopera’s van Ayreon waren meestal erg futuristisch, maar met The Human Equation komt Lucassen juist met een erg realistisch verhaal. Toch grijpt hij in de laatste minuut nog even naar het buitenaardse leven door een alien het laatste woord te laten hebben. Het bloed kruipt waar het niet gaan kan? Lucassen: “Zeker weten! Het leek me aan het einde ineens een goed idee om dit verhaal toch nog deel uit te laten maken van het Ayreon-universum, en te linken naar mijn vorige albums. Stiekem wilde ik met The Human Equation misschien ook wel even bewijzen dat ik ook non-fictie verhalen kan maken.”

Muziek / Album

Verder de diepte in

recensie: Sonic Youth - Sonic Nurse

OOR noemde het voorlaatste Sonic Youth-album Murray Street twee jaar geleden de “perfecte instapplaat”: voor de muziekliefhebber die kennis wil maken met het werk van de legendarische gitaarband de beste introductie tot hun immense oeuvre. Het is een omschrijving die zonder moeite is toe te passen op het zojuist verschenen Sonic Nurse.

~

Ook Sonic Nurse is namelijk een echte popplaat, vol mooie melodieën en intrigerend gitaarspel. De eerste revelatie komt al bij het eerste nummer Pattern Recognition: Kim Gordon zingt eindelijk weer eens! Werden vorige albums nogal ontsierd door haar uit de jazz geleende scat-technieken, op Sonic Nurse zingt de zangeres/bassiste/indie-diva weer eens gewone noten, wat meteen doet terugdenken aan glorieuze albums als Daydream Nation (1988), Dirty (1992) en Washing Machine (1996).

Symbiose

Ook zanger/gitarist Thurston Moore is in topvorm: hij voegt met liedjes als The Dripping Dream en New Hampshire weer een stel parels toe aan zijn omvangrijke lijst aan klassieke rocknummers. Stones bevat zelfs de mooiste Sonic Youth-gitaarlijn sinds jaren. Het ene nummer dat zanger/gitarist Lee Ranaldo traditiegetrouw levert, stelt op Sonic Nurse echter teleur. Ranaldo’s songs zijn meestal album-hoogtepunten die een perfecte symbiose van noise en melodie laten horen, maar Paper Cup Exit ontbeert de melodie en ook de noise is ver te zoeken.

Opbouw

Heel mooi aan het album is de opbouw. De rocksongs staan vooraan, met The Unmade Bed en Mariah Carey and the Arthur Doyle Handcream als uitschieters, maar het tempo neemt gaandeweg af tot aan het dromerige I Love Golden Blue en het bijna meditatieve protestnummer Peace Attack.

Verdieping

Een band als Sonic Youth, die inmiddels al meer dan twintig jaar in vrijwel ongewijzigde samenstelling muziek maakt, hoeft zich niet meer te bewijzen met catchy singles of hitnoteringen. Waarschijnlijk heeft de band in de loop van die twee decennia elk muzikaal idee wel uitgeprobeerd, van pure pop tot de meest weerbarstige gitaarnoise. Elk album dat de vier heren en één dame nu nog aan de canon toevoegen betekent daarom een verdieping van hun geluid. Sonic Youth lijkt tevreden te zijn met hun status en muzikale nalatenschap en is op dit moment vooral bezig de muziek te maken die ze zelf het liefste hoort. Het is voor ons als luisteraars geweldig dat dat platen van een zo hoog niveau oplevert.

Boeken / Fictie

Heldendom op de fiets

recensie: Aart Aarsbergen en Peter Nijssen - Kampioenen twijfelen niet

Zo halverwege de namiddag is het nog niet echt tijd om al aan avondeten te denken, maar het is al wel te laat is om nog uitgebreide ondernemingen te beginnen, zoals opruimen, boodschappen doen of studeren. Zeker in deze tijd van het jaar en al helemaal wanneer buiten het zonnetje schijnt. Dan kun je eigenlijk maar één ding doen tussen vier en zes: kijken naar de Tour de France. Sporthaters die het EK hebben overleefd worden opnieuw doodgegooid met zinloos streven, maar zap niet meteen weg als je die zwoegende mannetjes op hun fietsjes ziet zitten. Het is namelijk pure schoonheid. Poëzie kun je ervan maken.

~

Er is poëzie en proza geschreven over wielrenners. Van Tim Krabbé kennen we natuurlijk De renner, Herman de Coninck schreef een gedicht over Eddy Merckx en de bloemlezing VeloDromen – Het wielrennen in de Nederlandse literatuur bevat nog veel meer moois. Wielrennen is een poëtische sport, zelfs wanneer je er proza aan wijdt dat ook nog eens non-fictie is. Aart Aarsbergen van National Geographic en Peter Nijssen van de Arbeiderspers stelden een overzicht samen van de honderd beste renners aller tijden. Aan de hand van portretten van al deze honderd coureurs kwamen zij tot een geschiedenis van de wielersport. Je reinste poëzie, die vergezeld gaat van mooie en veelzeggende foto’s.

Heldendom

Die poëzie, die romantiek moet ergens vandaan komen. Sport is meestal helemaal niet mooi: zweet, frustraties en egoïsme zijn geen aardige dingen om naar te kijken. Toch zijn ze ook in de wielersport aanwezig. Wat is er dan zo anders aan hardrijden op de fiets? Daar is een simpel antwoord op te geven: het heldendom van de renner. De ware renner is een held die elke etappe zichzelf en zijn lichamelijke en geestelijke beperkingen moet overwinnen. Natuurlijk heb je het circus er omheen: een schreeuwerige Tourkaravaan die publiek langs de weg bekogelt met reclame in de vorm van sleutelhangers, petjes en pakken spaghetti (zelf meegemaakt). Dopingschandalen doen het heldendom van de cyclist evenmin veel goed.

Maar het ware fietsen gaat om die eenzame man (of vrouw, maar daar rept het boek niet over) die met een slakkengangetje tegen de berg op rijdt en weigert af te stappen, zelfs al halen wandelaars hem in. Om onderaan de Mont Ventoux een weggetje in te slaan dat je 1912 meter hoger pas weer van een afdaling laat genieten, is een daad van je reinste zelfverachting. Wie fietst er nou voor zijn lol tegen een berg op? Verrassend genoeg vind je het antwoord daarop in Kampioenen twijfelen niet, in het tragische heldenverhaal van René Pottier (1879-1907). Hij was de eerste die voor zijn lol tegen een berg op fietste:

Hij bedwong in 1905 als eerste de allereerste col die in de Tour beklommen moest worden: de Ballon d’Alsace, een berg in de Vogezen. Pottier was de enige die de top bereikte zonder ook maar een voet aan de grond te hebben gezet en met een gemiddelde van bijna twintig kilometer per uur.

Twee dagen later moest Pottier opgeven, omdat hij zichzelf geforceerd had. Het verhaal over Pottier, bijgenaamd Le Boucher omdat zijn ouders een slagerij hadden, kent vervolgens een tragisch einde: vanwege een amoureuze liefdesgeschiedenis pleegde hij zelfmoord. Het verhaal gaat dat hij zichzelf ophing aan de haak waar normaliter zijn fiets aan hing; zijn medailles en erelinten lagen keurig op de vloer uitgestald.

Honderd kilo vlees

~

Pottier is een tragische held, zoals er in het wielerpeloton duizenden rondrijden en reden. Droeve mannen die op de fiets stappen om een groot verdriet weg te trappen. Ze staan in Kampioenen twijfelen niet, met grote ogen en een strakke mond onder een droevige snor. Maar ook de gelukkige helden hebben er hun plaatsje, al is er geen wielerheld die niet ook door dalen gaat. Het succesverhaal van de grote Fausto Coppi bijvoorbeeld, een slagersjongen die door zijn geboortestreek reed op een fiets waar hij honderd kilo vlees mee moest vervoeren. Van een oud frame en bijeengespaard loon knutselde hij zijn eigen racefiets in elkaar, en op dat brik won hij prompt zijn eerste koers in 1937. Andere helden als Eddy Merckx, de absolute nummer één van het boek, de nu vergeten Tony Rominger die eens met een gebroken schouder (met stalen pennen erin) een Ronde van Frankrijk reed. En viel. De titanenstrijd tussen Greg Lemond en Laurent Fignon, waarbij de laatste, een Fransman met vlassig paardestaartje en bril met jampotglazen, altijd het onderspit moest delven.

Vele grote woorden zijn er te wijden aan renners: titanen, helden, zelfoverwinning. Het is misschien wat te veel van het goede, al die superlatieven. Maar ze misstaan niet, omdat het in wezen gaat om hele herkenbare dingen: opgeven of doorgaan, een lange tocht maken vol gevaren (er zijn renners in ravijnen gekukeld, haast te pletter gevallen omdat er een hond, een motor, een boomstam op de weg lag) en aan het einde, als je het gehaald hebt, genieten van simpele dingen als een groot bord spaghetti, een warm bad en een zacht bed. Elke renner is een soort Odysseus, elk mens is een soort renner op zijn eigen manier. Het mooie van Kampioenen twijfelen niet is dat elk portret van elke held laat zien dat die renner ook maar een gewoon mens is.

Boeken / Fictie

Grisham meets Mulisch

recensie: Dan Brown - De Da Vinci Code

Het boek De Da Vinci Code van Dan Brown is wereldwijd een bestseller. Er is een speciaal Da Vinci Code-spel op de markt gebracht en regisseur Ron Howard (A Beautiful Mind) gaat het boek verfilmen. Voor de hoofdrol zijn er al een behoorlijk aantal acteurs in de race, zoals Russell Crowe, Tom Hanks en George Clooney. Het verhaal leent zich dan ook ideaal voor een spannende film met als onderwerp een eeuwenoud thema: de zoektocht naar de Heilige Graal.

Schrijver Brown weet dit uitgangspunt in een origineel jasje te steken. Het boek begint in Parijs waar professor Robert Langdon een afspraak heeft met de curator van het Louvre. De ontmoeting gaat echter niet door omdat de curator vermoord wordt. Langdon is de belangrijkste verdachte, omdat het slachtoffer vlak voor zijn dood Langdons’naam op de vloer heeft geschreven samen met symbolen die verwijzen naar het werk van Leonardo Da Vinci. Met de politie op de hielen gaat de professor op zoek naar het motief van de moord en naar de betrokkenheid van het katholiek-orthodoxe genootschap Opus Dei.

Sekte

Opvallend is de duistere rol van de Rooms-katholieke kerk in het boek. Opus Dei wordt omschreven als een conservatieve sekte en het christendom wordt afgeschilderd als een vrouwonvriendelijk geloof dat aan elkaar hangt van list en bedrog. Het is dan ook niet vreemd dat dit bij sommige mensen in het verkeerde keelgat is geschoten. De commotie hierom heen is waarschijnlijk één van de redenen van de immense populariteit van het boek.

Thriller

De Da Vinci Code is het best te omschrijven als ‘John Grisham meets Harry Mulisch.’ Het verhaal is toegankelijker geschreven dan het werk van Mulisch, maar de manier waarop Brown de geschiedenis op een nieuwe wijze interpreteert en feiten in een ander perspectief plaatst doet denken aan De ontdekking van de hemel. De Da Vinci Code is echter een typische thriller.

Albino-reus

Het verhaal is op sommige punten zwak. Bepaalde ontsnappingen en toevalligheden zijn wel erg ver gezocht. Ook de hoofdpersonages zijn nogal cliché: de stoere Langdon met zijn brede kaaklijn die samen met een mooie, jonge vrouw de moord wil oplossen, de ‘slechterik,’ een albino-reus met losse handjes. Stereotypen in overvloed. Dat neemt niet weg dat je het boek in één ruk uit leest. Het verhaal is origineler dan de doorsnee thriller en is vooral voor liefhebbers van complottheorieën uitermate geschikt voor een regenachtige zondagmiddag.

Muziek / Album

De fan spreekt

recensie: The Tragically Hip - In Between Evolution

.

~

Al bijna twintig jaar is het vijftal bij elkaar. In 1987 bracht The Hip haar eerste titelloze EP uit, met daaropvolgend nog acht uitstekende studioalbums, waaronder de twee bescheiden klassiekers Road Apples en Fully Completely, plus een overweldigende live-plaat. Onlangs verscheen poging nummer negen van de band om de wereld te veroveren in de vorm van In Between Evolution. Ach nee, wat een flauwekul ook. Die kerels hoeven zich al helemaal niet meer te bewijzen. Geen onzinnige ambities, geen geforceerde stijlveranderingen om maar echt hip gevonden te worden. In Between Evolution is gewoon weer een prachtige rockplaat in de lijn van voorgangers Phantom Power, Music @ Work en In Violet Light. Eerlijk is eerlijk, The Hip is niet zo van de vernieuwing, maar wat ons eens in de twee jaar voorgeschoteld wordt, smaakt telkens weer naar meer. En hoewel de verschillen klein zijn, is In Between Evolution hun beste plaat in jaren.

Gedreven

Dat komt vooral doordat deze band het zowel live als op plaat vooral moet hebben van snelheid. Veel albums van The Hip kennen een aantal dooie momenten, simpelweg door dat het tempo eruit wordt gehaald door bijvoorbeeld een trage akoestische ballad. Juist wanneer de muziek wat meer up-tempo is, hebben de gitaar- en ritmesectie ruim baan om Gordon Downie te ondersteunen in zijn ongekend gedreven voordracht. De hardwerkende Downie, die vorig jaar nog zijn tweede solo-album Battle Of The Nudes uitbracht, is zonder meer het gezicht van de over het geheel genomen wat saai ogende, doch extreem strakke band. Het is met name Downie’s podiumpresentatie die zijn weerga niet kent.

Kniesoor

En het zijn juist de snelheid en energie van The Hip op het podium, die je terughoort op In Between Evolution. Producer Adam Kasper is er in geslaagd de essentie van de band op deze plaat naar voren te halen. Waar de goed ontvangen voorganger In Violet Light hier en daar wat gelikt klonk, is In Between Evolution rauwer en opzwepender. Downie klonk zelfs nog nooit zo gepassioneerd als in het nummer You’re Everywhere, wat een enorm compliment is voor Kasper. Verder zijn de prachtige eerste single Vaccination Scar, het vol twijfel gezongen Are We Family en het meeslepende Mean Streak hoogtepunten op een album dat eigenlijk alleen met de tweede single Summer’s Killing Us een klein dieptepuntje kent, omdat Downie zich daarin een beetje vergaloppeert aan de zanglijn in het refrein. Maar, een kniesoor…

Grabbelen

Dus: geen dooie momenten, een Gordon Downie op stoom, de beste Hip-plaat in jaren, en wat dacht je van de prachtige hoes!? Ik heb mijn best gedaan om mijn passie voor deze band en In Between Evolution over te brengen. Nu is het aan jou om die platenzaak in te lopen en dit nieuwe album uit de bak te vissen. Al kun je ook blind grabbelen, want die groep heeft nog nooit een misser voortgebracht. De fan heeft gesproken.

Theater / Voorstelling

Met de veerpont over het IJ

recensie: Over het IJfestival

Twee maal per uur gaat de veerpont vanaf Amsterdam Centraal Station naar de NDSM-werf. Na een tochtje van een kleine 10 minuten zet de bezoeker weer voet op vaste grond en wijzen grote gele borden de weg naar het Over het IJfestival, voor de twaalfde keer georganiseerd op het werfterrein. Nieuw is Cultuurgebouw Noord, de voormalige kantine van de Nederlandsche Dok en Scheepsbouw Maatschappij, nu de plek voor kaartjes, eten en drinken. Gelegen aan het water, dus de ideale plek voor een glas wijn voor de voorstelling.

~

Het Over het IJfestival is in vergelijking met voorgaande jaren kleinschaliger. Geen Dogtroep bijvoorbeeld. Het is een bewuste keuze van de organisatie, die veel ruimte wil bieden aan jonge theatermakers. Een aantal van de producties kun je zien in grote scheepscontainers, die rond het Cultuurgebouw opgesteld staan. Een daarvan is de film Young Guns, geregisseerd door Esther Ey. De film is gemaakt met jongeren van de Amsterdamse jeugdteJaterschool en scholieren van VMBO-school Over Y. Voor de premiere was de container te klein en werd er uitgeweken naar een van de hallen. In de zaal voornamelijk trotse familieleden en giechelende hoofdrolspelers. Young Guns is een korte film met als centraal thema ‘helden’. Wie zijn de helden van jongeren en hoe gedraag je je heldhaftig in alledaagse situaties? Het eindresultaat is een sympathiek en grappig schoolproject, maar jammer genoeg is de geluidskwaliteit behoorlijk slecht en is het lastig om de film goed te volgen.

Stadsgeluiden

~

Na Young Guns is het tijd voor Stadsgeluiden, een project van muziekschool het Muziekpakhuis. Verschillende componisten werd gevraagd om de wijken van Amsterdam te verklanken: Centrum, West, Oost, Zuid en Noord komen in de grote fabriekshal in beeld en geluid voorbij. Het begint op het Centraal Station, een fanfare speelt aan de linkerkant, een groot videoscherm toont beelden van vertrekkende treinen. Ondertussen komt er rechts een zigeunerorkestje binnenlopen. Zij nemen het van de fanfare over, gevolgd door een saxofonist, een sitarspeelster, een zanger van het levenslied, teveel om op te noemen. Bij Stadsgeluiden gebeurt er continu van alles, de bezoeker wordt meegenomen door de stad.

Indrukwekkend

Ieder stadsdeel heeft zijn eigen aanpak: West is een soort jazzstuk waarbij de dirigent gefilmd wordt en te zien is op het grote scherm. Oost heeft gekozen voor een aanstekelijke mix van geluiden, tapdansers en een koor. Zuid pakt het weer heel anders aan. Daar ga je als het ware met een tram door de wijk en is er een verteller, een operazangeres en een harmonie-orkest. Het eindigt allemaal in Noord, waar de werf een grote rol in de symfonie speelt. Stadsgeluiden is een indrukwekkend project, maar het is allemaal een beetje te veel van het goede. De stukken duren vrij lang – de voorstelling is bijna 2 uur lang – en er gebeurt zoveel dat het bijna niet te behappen is. Jammer, want de verschillende elementen zijn zeer origineel en aansprekend. Na Stadsgeluiden is het dan ook tijd om terug te keren met de veerpont, terug naar het Centraal Station.

Het Over het IJfestival biedt een tiental voorstellingen en iedere dag is er een gratis film te zien in de openluchtbios. Het festival duurt nog tot 17 juli.

Muziek / Album

Eindelijk solo

recensie: Miss Kittin - I Com

.

~

Aan het begin van I Com deelt Caroline Hervé, zoals haar ouders haar noemen, meteen een aantal klappen uit. De eerste regels uit de opener Professional Distortion spreken boekdelen: “I have to smile, I have to show, I have to be nice all the time.” Dit eerste nummer is een aanklacht, zij het met knipoog, tegen de wereld van glitter en glamour waar Miss Kittin dag in dag uit deel van uit maakt. Maar Kittin gaat nog even verder. In Requiem For A Hit klaagt ze over de hedendaagse biobak-muziekcultuur: “Show me your tits and let’s make a hit.” Miss Kittin beschrijft een wereld waar ze paradoxaal genoeg als Caroline Hervé niet in wil leven, maar in de gedaante van Miss Kittin geen millimeter afstand van wil doen. Alle feestjes loopt ze immers af, alle dagelijkse sociale contacten met de groten uit de dance-wereld onderhoudt ze zonder enige moeite, maar Caroline Hervé heeft soms problemen met het ophouden van de verwachting die andere mensen van Miss Kittin hebben.

Boeiende DJ-set

De tegenstelling Miss Kittin vs. Caroline Hervé komt, naast de genoemde nummers, meerdere keren terug op het album, bijvoorbeeld in Allergic, maar toch moeten we de kopzorgen van Miss Kittin niet al te serieus nemen, uitgaande van het up-tempo en snelle electroclash-nummer Meet Sue Be She (spreek uit als: Mitsubishi), het schitterende Kiss Factory en het opzwepende technonummer Soundtrack of Now. Andere hoogtepunten op het album zijn 3eme Sexe, een bewerking van een nummer van de Franse popband Indochine en het laatste nummer Neukölln 2, dat een muzikale reactie op Bowie’s Neukölln 1 is. Het is een van de spannendste en boeiendste beschrijvingen van de anders oersaaie wijk in de Duitse hoofdstad.

Wat verder het album zo sterk maakt zijn de verschillende dancestijlen die ze door elkaar heen mixt. Het is net alsof DJ Miss Kittin een avondje draait en vooral dingen uit eigen werk over het dansende publiek uitstrooit. Nergens klinkt het vervelend of saai en ondanks dat de plaat barst van de retro, klinkt het verre als voor de hand liggend. Miss Kittin blijft ook zonder The Hacker recht overeind en staat steviger dan ooit.

Film / Films

Stiekem voor iedereen

recensie: Two Brothers

Vroeger op mijn basisschool kregen we op speciale dagen wel eens een film te zien in de aula. Alle klasgenootjes werden dan bijeen gedreven om te kijken naar kinderklassiekers als Peter en de Draak, Herbie en Black Beauty. In al deze films speelde niet een mens, maar een dier of een object de hoofdrol. De sympathie van de kinderen ligt dan ook niet bij de mens in een dergelijke film. Two Brothers mikt met een film over twee tijgertjes op dit sentiment.

~

30 tijgers

Eigenlijk zou ik bij het vermelden van de acteurs ook de namen van de tijgers moeten bijschrijven, zij dragen tenslotte de film. Helaas wordt dat een beetje te veel van het goede, want om gestalte te geven aan de twee tijgerbroers heeft men maar liefst dertig tijgers gebruikt. De ene was goed in rennen, de ander kon weer beter klimmen, en dan was er nog eentje die gewoon heel lief kon kijken. Regisseur Annaud laat het begin van de film geheel over aan de tijgertjes, die met hun kleine grommetjes en capriolen direct de harten van het bioscooppubliek stelen.

Broederliefde

~

De beroemde jager Aiden (Guy Pearce) ziet zich genoodzaakt om van beroep te veranderen, aangezien de rijken niet meer zoveel interesse hebben in het kopen van jachttrofeeën. Hij merkt dat er meer handel is in oude historische artefacten, en trekt daarom de jungle van Cambodja in om daar uit een oude vervallen tempel beelden te ontvreemden. Die tempel is ook het huis van een tijgerfamilie. Twee jonge tijgertjes groeien daar op, en verliezen door tussenkomst van de mensen niet alleen hun vader, maar worden ook nog eens van elkaar gescheiden. De één groeit op als huisdier bij een rijke familie, de ander komt terecht in het circus. Ruim een jaar later komen de broers elkaar door omstandigheden weer tegen in een arena, waar ze zullen moeten vechten tot de dood er op volgt.

Hartverscheurend

De film hinkt op twee gedachten. Aan de ene kant wil men een verhaal vertellen wat met een beetje gemak zo uit een Disney-tekenfilm had kunnen komen. Aan de andere kant zou je Two Brothers ook als een lange reclamespot van de WNF kunnen zien: kijk eens wat voor slechte invloed wij mensen hebben op de natuur. Met name dit laatste zal voor ons volwassenen misschien wat te rechtlijnig overkomen, maar voor kinderen is het helemaal geen kwade les. Het beeld van één van de kleine tijgertjes die opgesloten in kist wordt afgevoerd naar de mensenwereld is al heel zielig, en als je dan ook nog de kleine hartverscheurende schreeuwtjes van het beestje hoort, houden veel mensen in de zaal het niet meer droog.

Westerse ‘normen en waarden’ in Azië

Naast het ‘acteren’ van de tijgers en de prachtige natuurbeelden heeft deze film ook nog een ander sterk punt voor de jonge kijkertjes. De boodschap dat we goed voor de natuur moeten zijn zullen de meeste kids zelf ook nog wel kunnen bedenken, maar daarnaast herbergt de film nog een klein statement tegen het kolonialisme, en wat de westerse beschaving bewust of onbewust doet met andere culturen. Annaud laat duidelijk zien dat het brengen van westerse normen en waarden en modernisering niet automatisch het brengen van beschaving betekent. Misschien niet een les die alle kinderen direct zullen oppikken, maar zeker in deze tijden een interessante invalshoek.

Conclusie

Two Brothers is een echte familiefilm. Voor bijna alle generaties valt er wel iets te genieten. Daarnaast heeft de film alle pluspunten en zwakheden die bij het genre horen. De film speelt soms schaamteloos in op het sentiment, en het verhaal is niet heel bijzonder en behoorlijk stereotype. Daar staat tegenover dat de film toch gewoon de gevoelige snaar weet te raken, en dat je toch even moet slikken als men op de moedertijger aan het schieten is. Verder zijn alleen al de beelden van de spelende tijgertjes een gang naar de bioscoop waard. Voor de ouders en kinderen dus, en stiekem gewoon een beetje voor iedereen.

Boeken / Fictie

Storm in een glas water

recensie: De opdrachtgeefster

De opdrachtgeefster van Greta Seghers verhaalt over de schrijfster Stella Wispelwey, die door de beroemde uitgeefster Aline Bourgois gevraagd wordt diens biografie te schrijven. Tot zover geen vuiltje aan de lucht. Gelukkig raken de schrijfster en de uitgeefster gebrouilleerd en wordt deze laatste ook nog eens vermoord. En zo zouden we dan genoeg ingrediënten moeten hebben voor een op z’n minst boeiend boek. En misschien wel een heel spannend en meeslepend boek.

Helaas, niets is minder waar. Hoewel er een moord gepleegd is in dit boek, is er eigenlijk maar één echte misdaad gepleegd, en die vond plaats op het moment dat men je dit boek verkocht. Maar laat ik dat iets nuanceren. Want het boek is niet hélemaal slecht. Want als je je door de eerste honderd tot honderdtwintig bladzijden heen geworsteld hebt kom je in rustiger vaarwater. Tot het eind van het verhaal kabbelt het dan rustig verder, zonder dat je verder lastig gevallen wordt door de storm die in het eerste deel van het boek gewoed heeft.

In dat eerste deel geeft de schrijfster ongewild een perfecte beschrijving van haar eigen talenten. Zo schrijft biografe Stella Wispelwey namelijk over haar onderwerp Aline:

Aline Bourgouis was het tegendeel van een begenadigd verteller. En als ze al iets zei sprong ze, zoals vogels in haar tuin, van de hak op de tak: haar grootmoeder, haar vader, de oorlog et cetera.

Dit is de meest geslaagde passage uit het boek. Het typeert namelijk exact de schrijfstijl van Greta Seghers zelf: wispelturig, van de hak op de tak, onsamenhangend. Ze voert in groot tempo diverse personen op, die verhaaltechnisch niets aan het boek toevoegen. Maar die daarnaast wel op willekeurige wijze worden uitgediept en vervolgens aan diverse andere oude én nieuwe personages worden gekoppeld. Zo voorziet ze de eerste helft van het boek van een onontwarbare kluwen personages, die uiteindelijk niets tot weinig aan het verhaal toevoegen.

Verwijzingen

Deze personages zijn allemaal afkomstig uit de Vlaamse en Nederlandse schrijverswereld. Weliswaar fictief -volgens de schrijfster – maar de ingewijden zullen hier en daar toch wel wat verwijzingen naar bestaande schrijvers oppikken. Het hele verhaal is toch wat minder fictief dan Greta wil doen vermoeden,
en voor de kenner is het dan misschien een troost dat hij de dubbele bodems en onderhuidse steken naar andere schrijvers oppakt. Maar dan moet je ook niet veel beters te doen hebben, denk ik. Want het blijft gewoon slecht geschreven.

Luwte

Als de woordenstorm van het eerste deel dan eindelijk gaat liggen komen we in een luwte terecht die zich terstond uitstrekt tot aan het einde van het boek. Er komt geen zuchtje wind meer opzetten. De schrijfster lijkt totaal uitgeblust te zijn van haar verwoede heen en weer springen in de eerste helft van het boek.
In deze rust, in dit stille vaarwater, kun je dan eindelijk het boek rustig uitlezen. De opluchting, dat je het eerste, stormachtige deel hebt doorstaan, geeft je bijna het idee dat het nu toch nog een goed verhaal wordt. Maar laat je niet in de luren leggen door dit makkelijke vaarwater, want als je goed kijkt zie je dat je er ondertussen ook zou kunnen staan, zo diep is het. Het verhaal is allang gestrand, alleen de schrijfster weet het nog niet.

Moord

Zij gaat namelijk nog even door met het achterhalen van de toedracht van de moord. Maar ook dat mag niet meer baten. Uiteindelijk blijkt ook dat verhaallijntje een brak, muf watertje te vormen. Een oersaaie variant op het bekende: de butler heeft het gedaan. Joepie. Nee, De opdrachtgeefster van Greta Seghers kon mij niet bepaald bekoren, maar ik geloof dat dat ondertussen wel duidelijk is.

Film / Films

Pubergroepjes

recensie: Mean Girls

Tienersterretjes heb je de laatste jaren meer dan genoeg. Aan het rijtje Hilary Duff, Jessica Alba, Amanda Bynes en Mandy Moore kunnen we moeiteloos ook Lindsay Lohan toevoegen. Een ‘cute’ tienermeisje die net als haar genregenoten enkele films om zich heen geschreven krijgt met de diepgang van een plas water. Toch deden de Amerikaanse media (en Dr. Phil) het voorkomen alsof Mean Girls meer was dan zomaar een tienerkomedie. Daarom begaf ik mij in het hol van de leeuw en probeerde de film temidden van een zaal rumoerige pubers op een donderdagmiddag te bekijken.

~

Mean Girls gaat voor een groot deel over de hokjesgeest in Amerikaanse high schools. Je hebt de nerds, sportfanaten, modepoppetjes, hiphoppers en hangjongeren die het leven op school tot een ware jungle maken. Cady (Lohan) komt werkelijk uit de jungle. Na jaren met haar ouders in Afrika te hebben geleefd, gaat ze nu voor het eerste naar een Amerikaanse school. Daar ontmoet ze al snel twee vrienden die tot het altogroepje behoren. Als de ‘Plastics’ (modepoppetjes met een hoog Paris Hilton-gehalte) Cady ook willen opnemen in hun groep sporen Cady’s vrienden haar aan deze uitnodiging aan te nemen. Met Cady als spion kunnen de alto’s eindelijk bevestigd zien hoe suf en stereotiep de Plastics zijn. Dat is althans het plan, maar Cady raakt al snel in de ban van de leidster van de Plastics, Regina. Als Cady dan ook nog eens verliefd wordt op Regina’s ex is de boot aan.

Groepjes in de zaal

~

Het zitten in een zaal vol irritante pubertjes geeft een aardige connectie naar de film. Iedereen die denkt dat de situatie in Mean Girls typisch Amerikaans is heeft het goed mis. Alleen al in de bioscoopzaal kon je diverse groepjes onderscheiden. De stoere jongensgroep, de giebelmeiden, de jongens die maar geen date kunnen krijgen (zitten vaak vooraan omdat de stoere jongens de plekken in het midden van de zaal hebben) en de Plastics van de bioscoop, barbie-meisjes die door totale desinteresse te veinzen de aandacht hebben getrokken van de stoere jongens. Popcorn vliegt door de zaal, er wordt geschopt tegen de rug van mijn stoel, één jochie probeert ondanks zijn 15 jaar een biertje te kopen. Ik merk dat ik op afstand de oudste in de zaal ben, en voel me een gezonde ouwe lul. De connectie tussen het publiek en de film zal mijn bioscoopgenoten totaal ontgaan, elk groepje is geheel met zichzelf bezig. Net als in Mean Girls.

Obligate eindspeech

Mean Girls heeft een aardig gegeven en probeert ook nog iets extra’s te geven door gedoseerde bizarre humor. Met name de directeur van de school doet nogal eens een rare of onaangepaste uitspraak. Zo probeert hij een lerares gewoon voor de klas te versieren, en kijkt hij ook nog even heel casual naar de inhoud van haar (per ongeluk) nat geworden t-shirtje. Deze bizarre humor is op zich een benijdenswaardige poging, maar het gros van de grappen en de grote verhaallijn grijpen toch terug naar de clichés van het genre. Het gegeven van de film is op zich best interessant, maar echt diep gaat de film nooit. Het levenslesje van de film wordt er dik op gesmeerd; kijk uit dat je onbewust niet wordt waar je eigenlijk een hekel aan hebt. Zelfs een obligate eindspeech aan het einde van de film, waarin Cady alle misverstanden en kreukels glad kan strijken, ontbreekt niet.

Lindsay Lohan

De cast is behoorlijk adequaat, maar niemand is echt opvallend. Lindsay Lohan kennen we eigenlijk vooral van Freaky Friday, en verder zegt ze me helemaal niks. Tijdens de voorfilmpjes zag ik echter al dat er alweer een tienerkomedie met haar aan zit te komen, dus ze is in elk geval een bezige bij. In deze film is ze verder prima gecast. Ze beschikt over het juiste ‘Girl-next-door’-gehalte, maar later in de film gaat haar rol als één van de plastics haar ook prima af. Een tienerkomedie dragen lukt haar prima, maar of dat met latere films ook gaat lukken?

Conclusie

Mean Girls is gewoon een leuke tienerkomedie geworden die zelfs voor een wat ouder publiek ook nog te verteren valt. Dat laatste is op zichzelf al een flink compliment, want voor de meeste genregenoten gaat dat niet op. Het gegeven van de film is leuk, maar niet nieuw. Eigenlijk drong de vergelijking met Clueless zich behoorlijk op. Die film was net even wat beter en origineler wat mij betreft. Dit neemt niet weg dat Mean Girls een prima film is waarbij hordes tieners in de zaal elkaar kunnen toeschreeuwen, bekogelen met popcorn, tegen stoelleuningen trappen, stiekem bier drinken en ook nog het grootste gedeelte van de film meekrijgen.