Film / Films

Tegen de fatsoensrakkers

recensie: Laurel & Hardy – The Talkies 1-3

In de goede oude tijd, toen Rowan Atkinson nog wel eens leuk was, maakte hij eens een ‘documentaire’ over de kunst van de fysieke komedie. Een van de vragen die daarbij aan de orde kwam was waarom geen mens meer lacht om de grappen van Charlie Chaplin, Harold Lloyd en Charlie Chase, maar Laurel & Hardy nog steeds zo ‘vers’ lijken. Atkinsons verklaring lag in de onbehouwen kinderachtigheid die het duo tot zijn handelsmerk heeft gemaakt. Ollie doet iets, Stan lacht, Ollie geeft Stan een lel, Stan prikt Ollie in het oog en na een half uurtje staat er nog een smeulend restant van wat ooit een indrukwekkende stad was.

~

Stan & Ollie als een soort Bottom dus, eigenlijk. Bij het bekijken van deze collectie korte geluidsfilms moet je onwillekeurig ook meermalen aan Richard Richard en Eddie Hitler denken, en aan de mate waarin zij het concept van Laurel en Hardy uitbuiten. Want hoewel simpel als idee, is het de onnavolgbare manier waarop Stan Laurel en Oliver Hardy op elkaar reageren dat wat hun ‘act’ zo uniek maakte. Nergens is dat duidelijker te zien dan op deze set films die het hoogtepunt van hun oeuvre vormen.

Puinhopen

~

De uit zes dvd’s bestaande collectie loopt van hun eerste ’talkie’ Unaccustomed As We Are uit 1929 tot Thicker Than Water uit 1935. We zien Stan en Ollie als winkeliers, gevangenen, soldaten, vaders, matrozen en – jawel – pianovervoerders, maar vooral als vrienden die het samen opnemen tegen een onveranderlijk vijandige buitenwereld. Altijd kenau-achtige echtgenotes, agenten, directeuren van diverse snit en café-eigenaren zitten achter het tweetal aan. Meestal loopt het niet goed af: voor Stan en Ollie uiteraard, maar vooral voor hun omgeving. Auto’s worden tot harmonica’s omgetoverd (General Hospital), huizen tot smeulende puinhopen (Helpmates) en piano’s tot splinters (The Music Box).

Huffen

Geen extra’s op deze schijven, maar da’s niet echt een gemis want met een dikke zeven uur Stan & Ollie vermaak je je prima. Wel worden je bij het bekijken van de hele collectie een paar dingen duidelijk. Het eerste is dat de films nogal grote kwalitatieve verschillen vertonen, zowel technisch (Men ‘o War tegenover bijvoorbeeld Tit For Tat) als artistiek (het nogal uitgemolken Be Big tegenover de klassieker The Music Box, waarin Stan en Ollie een piano vijftien trappen moeten ophuffen).

Glimlach

Natuurlijk is er veel te lachen maar, en dat is de tweede opmerkelijke constatering, er is nog veel meer te glimlachen. Naast het te verwachten gooi- en smijtwerk hebben Laurel en Hardy een onnoemlijke hoeveelheid subtiele gags en inside-jokes in hun films verwerkt: van referenties aan de tijd van de Drooglegging tot het hilarische protest uit The Fixer-Uppers. In die film uit 1935 neemt Mae Busch Stan minutenlang vol op de mond, terwijl Ollie zijn volledige repertoire van gegeneerde camera-blikken doorneemt. Het protest gold de zelfopgelegde censuur van Hollywood, waarbij een kus tot luttele seconden beperkt diende te blijven. Dat Laurel en Hardy zich bij Ronald Reagan en diens mede-fatsoensrakkers niet geliefd maakten, zal duidelijk zijn.

Verzuiling

Dat gold ook voor de Nederlandse filmkeuring: films van Stan en Ollie werden geregeld niet geschikt geacht voor bezoekers jonger dan achttien jaar of helemaal verboden. Met dronken rechtersvrouwen of met pek en veren besmeurde gevangenisdirecteuren kon je de jongens van de Verzuiling meestal niet blij maken. Je kunt je er weinig meer bij voorstellen. Het fantastische van het werk van Laurel en Hardy is dat er zelfs na zeventig jaar om zoveel verschillende redenen zo hard gelachen kan worden. Om met Peter Cooke te citeren: “It is one of the depressing things of a comedian’s life that after one hundred years of comic cinema, we still have nothing even remotely more funny than Stan Laurel poking his finger into Oliver Hardy’s eye.”

Tenslotte grote lof voor de liner notes van Bram Reijnhoudt – één van de zeldzame gelegenheden waarbij de boekjes echt iets toevoegen aan de inhoud van de dvd’s zelf.

Muziek / Achtergrond
special: Dour Festival 2004

Dour trekt aan

Ook dit jaar was het de organisatie van het Waalse festival Dour gelukt om voor de 16e keer in haar bestaan de tenten op een relatief klein stukje grond in het Zuid-Belgische Dour te plaatsen. En ook dit keer slaagde het er in om veel grote ‘underground’ namen te programmeren en deze artiesten voor weinig geld aan het publiek aan te bieden. Jongeren uit Frankrijk, Nederland, Duitsland en natuurlijk uit heel België maken het ‘smerigste’ Belgische festival tot een interessante happening. En er zijn niet alleen jongeren, je staat naast mensen uit allerlei leeftijdscategorieën. Van jongeren tot ouders en oma’s. Dour trekt aan.

Donderdag

~

De eerste dag van het festival startte met de Amerikaanse hillbillies van Zeke. Voor een redelijk gevulde tent creëerden de heren een flinke bak punkrockherrie, inclusief rauwe stem die er overheen brulde. Na de gierende gitaren en een aantal ‘Allright you motherfuckers…’ nam de aandacht af en begaven we ons richting de Clubcircuit Marquee-tent alwaar onze landgenoten van StuurbaardBakkebaard hun kunsten vertoonden. Het grotendeels Franstalige publiek werd echter weinig wijzer van de tekst van ‘Ou est le Bonbon’. Het was meesterlijk te zien hoe de meeste luisteraars elkaar hoofdschuddend aankeken. De band overtuigde Dour met een sterke set vol toeters en bellen. Daarna in de Eclectic Dance Hall een nogal opwindende, zij het bij vlagen weirde, act van Avril. Deze Parijsenaar bracht een soort combinatie van strakke rockmuziek en elektro/techno beats. Zanger Fred Avril danste wild en deed een soort primitieve regendans op het podium, terwijl hij zijn mix van Franse en Engelse tekst zong (“Be Yourself, Comme tout le monde”). Vooral tegen het einde van de set kwam de sound van Avril echt goed over. Apart en origineel. Daarna op weg naar een van de twee hoofdpodia alwaar Belgische ster Daan gehuld in een wit pak wat gitaarposes aannam. Zijn anders zo mooie stem kwam niet veel verder dan wat galmen over zijn veelkoppige band. De tijd van mooie liedjes uit de periode van Profools bleken verleden tijd te zijn. Het was nu allemaal wat meer gericht op het dansende publiek. Anders dan de coole rockshow van Mauro Pawlowsky & The Grooms. Het stevige gitaarspel werd afgewisseld met legendarische poses waardoor zijn set ontegenzeggelijk rockte. De set viel een beetje uit de toon van de avond, want donderdagavond kon bestempeld worden als dansbaar. Iemand die de menigte aan het dansen kreeg was Dr. Lektroluv,de Belgische man met het groene masker en de witte telefoon draaide zwijgend zijn DJ set vol vlammende electroclash. Ook Matthew Herbert mixte met succes fijne, soms jazzy beats in de grote La Petite Maison dans la Prairie-tent. Later op de avond deed James Murphy van LCD Soundsystem voor een select publiek nog een DJ set in dezelfde tent. Zijn hele fijne vervormde versie van eighties discohit “I Feel Love” van Donna Summer was een mooi hoogtepunt. Iets wat niet gezegd kon worden van de set van Audio Bullys op het buitenpodium. Het Britse duo, en vooral MCSimon Franks deed erg zijn best, maar na het tweede nummer Snake (“Got this feeling in my head, it won’t go away no more…”) werd het al snel een herhaling van beats en daardoor vervelend saai. De echte sensatie van de dag kwam pas bij de revelatie van dit moment, namelijk !!! (foto). “Bonjour, je m’appelle Chk Chk Chk.” Het massaal aanwezige publiek reageerde wisselend op de funky New Yorkers, die momenteel overal in Europa furore maken met hun plaat “Louden Up Now”. Voorin stonden wat mensen met flesjes te gooien, waarop de extreem nichterig poserende voorman Nic Offer weer reageerde door nog meer met zijn kont te schudden. Hij overleefde de rondvliegende projectielen en sprong zelfs het publiek in om wat dirty dancing op te voeren met een wild dansende getatoeëerde Belg (“That guy can really dance his ass off…”). De bonafide hit Me and Giuliani Down By the Schoolyard ging erin als koek, en ook de hysterische kreten in “Hello? Is This Thing On?” brachten de massa in beweging. Ze maakten het geroezemoes van de pers over hun band meer dan waar.

Vrijdag

~

De dag werd sterk geopend door het Poolse vijftal van Robotobibok.De Clubcircuit Marquee werd gevuld met een verassende instrumentale mix van jazz en elektronica. Ze lieten een zeer positieve indruk achter met hun ietwat vreemde sound. Een andere weirde band was Boo! (foto) uit Zuid-Afrika. Dit drietal, ondertussen lievelingen van het Nederlandse clubcircuit, maakten ook dit keer weer nieuwe fans met hun afwisseling van extreem dansbare en vrolijke monkipunk tot spraakmakende pop. Met hun undergroundhits Avrocado Pair en Champion kreeg Boo! al snel de aanwezigen aan het dansen. Ook The Skatalites weten ondertussen wel hoe ze een mensenmassa in beweging moeten zetten. Op het hoofdpodium deden de grijsaards van de ska waar ze goed in zijn: overtuigend oude skahits (Guns of the Navarone!) spelen en onverstaanbare dingen in de microfoon brabbelen die meestal starten met “…Djah, Djaah Djaaah…Rastafaaari..” Op het podium ernaast gaven vrijdag voornamelijk lokale bands acte de precense, waarbij Hollywood Porn Stars ondanks de buitengewoon lullige bandnaam toch een interessante mix neerzetten van indierock, pop en Blonde Redhead. In The Magic Tent speelden vrijdag vooral bands in de categorie snoeiharde meuk. Walls of Jericho konden met hun snelle metalcore niet lang boeien. Hoe actief de zangeres de mosh-pit ook aan het bespelen was, het grootste gedeelte van de tent stond met de armen over elkaar. Wat bij de DJ van Ladytron niet mogelijk was. Deze draaide een catchy mix van eigen werk met eighties pop van Salt ’n Pepa, waarbij zelfs Sweet Child o’ Mine voorbij kwam. Ook de Belgen van Think Of One zetten met hun swingende latin de tent op de kop. Iets dat de DJ van Asian Dub Foundation amper lukte. Om de een of andere reden waren de beide Mc’s en daarmee het engagement, thuisgebleven en bleef er een nogal zouteloze mix achter. Vol verwachting togen we daarna naar de tent om Jazzanova aan het werk te zien. Helaas was er maar één afgevaardigde van het Berlijnse collectief gekomen om nogal obligaat wat plaatjes te draaien. Hoogtepunt van de dag vormde echter een gloedvol optreden van 16 Horsepower (foto). Met veel

~

materiaal van hun debuutplaat Sackcloth \’n\’ Ashes in de set, vulde een enigszins getergde David Eugene Edwards de zondige zieltjes met stichtelijke woorden. De trekzak en slidegitaar werden vanaf het krukje met verve bespeeld. Buiten enkele kletsende Fransozen luisterde het toegestroomde publiek ademloos toe. Het enige wat stoorde aan de set was het gregoriaanse gezang aan het begin van het optreden, waardoor de toon van het optreden en het steeds meer in de heer van Edwards te overdreven over kwam.

Zaterdag

~

Deze dag werd enigszins te vroeg geopend door de Walen van Tom Sweetlove (foto). Hun traag op gang komende instrumentale set kon op de vroege ochtend tot halverwege het optreden weinig boeien, daarna slaagden ze er in de luisteraar bij het optreden te trekken. Een eindje verderop werd er vol verve gespeeld door een verrassing van het festival, namelijk the Van Jets. Het zoveelste ’the’ bandje speelde de heerlijkste beatmuziek met coole solo’s door de riffs heen. Terwijl er midden op het terrein een constante drukte was bij de gratis-zonnebrandcrème-uitdeel-tent speelde Shai Hulud op hun laatste tournee haar mix van hardcore en metal. Hoewel het geluid weer eens veel te hard stond vielen toch enkele sterke melodielijnen te ontdekken. Maar jammer genoeg kon je dat beter zonder oordoppen, een eind buiten de tent. Enige tijd later volgde de eerste band van het drukke avondprogramma. Lali Puna gaf het publiek Dour een ijzersterke optreden. Deze formatie uit München, met onder andere Micha Acher van The Notwist, bracht een mix van indietronica vergezeld van de zachte stem van Valerie Trebeljahr. De uiterst subtiel opgebouwde songs kwamen perfect tot hun recht in de steeds voller wordende tent. Vervolgens speelde Explosions in the Sky de postrock waar ze bekend om staan. Van stevige gitaarriffs naar heel subtiele passages. Het publiek lustte er wel pap van. Toch sloeg zo halverwege het concert de verveling toe. Misschien omdat door het te harde geluid in de tent de nummers soms verzandden een geluidsbrij. Misschien ook wel omdat sommige nummers gewoon te veel op elkaar gaan lijken. Volgende halte Karate. De normaal zo mooie liedjes kwamen vandaag niet echt goed uit de verf. De zanger probeerde het nog wel, maar was niet echt in vorm. Zo werden de songs al snel pathetisch geneuzel en dat was jammer. Magnus, het dansproject van Tom Barman en CJ Bolland, was een enthousiaste vertoning. Te meer omdat Barman wild dansend de platenspeler tot

~

drie keer toe over liet slaan. Na het derde nummer kwamen er vrouwen op het podium. Natuurlijk mag dit geen bezwaar zijn, ware het niet dat een eurohouse-type het publiek toeschreeuwde in de trant van “partypeople, wave your hands in the air”. De vooraf gemaakte keuze om Pinback niet te missen werd steeds makkelijker te verantwoorden. Pinback deed wat van ze verwacht werd en speelde sterk. Jammer was dat ze het schitterende nummer Penelope in een punkjasje hadden gestoken. 2 Many DJ’s en Jason Murphy van LCD Soundsystem voerden volgens het programmaboekje een DJ-battle, waarvan op het podium weinig te zien was. Dansbare beats werden over het publiek uitgestrooid en zonder enige moeite en daardoor zonder enige toevoegingen die de broertjes Dewaele anders zo de moeite waard maakt, werd de set afgemaakt. HipHop-DJ RJD2 wist met zijn set beter te boeien. Wild ronddraaiend bediende hij zijn vier draaitafels, smeet wild zijn gedraaide platen in het rond en liet nergens een steek vallen. Aereogramme, de laatste band van de avond speelde intens, gedreven en hard, ongelofelijk hard. Met Robin Hoods ‘Little John’ op bas kwam de muziek nog sterker over en samen maakten deze Schotten er iets memorabels van. Echter het hoogtepunt van de dag was ietsje eerder, namelijk de DJ-set van Erlend Øye, de bebrilde helft van The Kings of Convenience. In zijn eentje deed hij de Magic Tent bijkans exploderen met een erg goede mix van eigen nummers, en classics. Øye danste wild over het podium, ging op zijn draaitafels staan en zong live over sommige tracks heen, wat het contact met het publiek merkbaar goeddeed. De massa werd tot een hoogtepunt gebracht met remixen van onder andere Don’t you want me baby en Love will tear us apart. Een meesterlijke set.

Zondag

De dag begon voor velen te vroeg, getuige de kleine schare aan mensen die het optreden van Ikara Colt bijwoonden. En zij waren de gelukkigen van het festival want op papier was en jammer genoeg in de praktijk werd de zondag een anti-climax van het vierdaagse gebeuren. Desalniettemin speelden de Britten een geslepen aantal van inventieve punk-getinte songs die de slaap uit de ogen van velen lieten trillen. Later op de dag wisten de Xploding plastix met drums en draaitafels een grote groep mensen te boeien. Ook rapper Sole, bijgestaan door een drummer en gitarist, wist de mensen in de hitte van de tent te houden, en tot overmaat van rap vuurde hij zijn felle teksten af op zwetende menigte af. Maar waar Sole op alle fronten won, moesten de toerende rappers van DefJux in een tent verder op elk front toegeven. De anders zo gedreven rappers van dit vooruitstrevende label wisten nauwelijks te overtuigen. Ook Amp Fiddler, wist ondanks het bij vlagen geniale en over het algemeen gladde spel kwam de legende op dit festival niet over bij het publiek. The Misfits daarentegen hadden veel hanenkammen weten te verzamelen vooraan bij het podium en deze mensen met een gedateerde kledingstijl hadden de tijd van hun leven. Anderen vonden het meer interessant om legendarische punkers te zien die zo nu en dan de set moesten versterken met een nummer van muzikale voorbeelden. Monster Magnet deed wat er van ze verwacht werd. Gitaarmuziek met alle clichés die een echte rockband nodig schijnt te hebben, ventilatoren incluis. Niet vernieuwend, maar wel heel erg

~

hun eigen ding en daar zijn ze ook al jaren goed in. Ook Skinny Puppy (foto) deed met een mix van industrial en dance iets wat veel mensen op de been bracht. Veel beeldmateriaal moest er aan te pas komen om de eentonige klanken te versterken, ware het niet dat de linken tussen de beelden iets te overdreven en veelal voor de hand liggend waren. Stijn, de nieuwe Belgische revelatie, moest het getuige de late programmering in de ClubCircuit-Marquee. Maar hoe de knap vertroeteld wordt en nog gaat worden door de Belgische pers, was de conclusie dat het met rare-stemmetjes-optreden nergens boven het niveau van Bon Jovi’s Livin’ on a prayer uitkwam en dat de Belgen nog even moeten wachten op een betere ‘nieuwe ster’. DJ Donna Summer wist nauwelijks een beetje variatie in zijn draaien aan te brengen en maakte dat de avond als een nachtkaars uitging en gezien de dag ervoor is dat zonde. Het enige echte hoogtepunt van de dag was het optreden van het Texaanse Centro-matic. Gedreven bracht de band rondom songschrijver Will Johnson hun nummers en nergens lieten ze steken vallen. De band had er zin in, speelde met plezier hun dieptrieste nummers, voor een nauwelijks reagerend publiek. Centro-Matic kon slecht contact krijgen met haar toehoorders, maar nergens werd het optreden er minder door en het publiek bleef stil en luisterde aandachtig. Al met al een vreemde ervaring, maar wel heel mooi.

Muziek / Album

Lieflijk sarcasme

recensie: Nellie McKay - Get Away From Me

.

~

Een uitbundige McKay siert de albumhoes. Als een vrolijk huppelende musicalster poseert zij voor een grauwe bakstenen muur vol graffiti. Dit beeld is een treffende vertaling van het geluid van Get Away From Me. De nummers klinken als ouderwetse musicalliedjes of tv-tunes, maar gaan over de – soms grote boze – wereld van nu. De liedjes hebben scherpe teksten over politiek, religie, liefde en andere grote dingen in het leven. De stijl waarin ze dit doet verschilt elke keer weer. I Wanna Get Maried en Won’t U Please B Nice klinken als oude zoetsappige standards, maar dan met teksten die druipen van sarcasme:

I wanna get married
I need to cook meals
I wanna pack cute little lunches
For my brady bunches
Then read Danielle Steele

In Sari, Change The World en Work Song rapt McKay, waardoor de nummers lekker fel en energiek klinken. Misschien rapt ze niet zo goed als haar collega Eminem, maar aan de andere kant zingt ze wel beter. Absolute hoogtepunten van het album zijn The Dog Song, Suitcase Song en het Belle & Sebastian-achtige Ding Dong.

Net als vroeger

Get Away From Me bestaat uit twee cd’s met beide negen tracks, waarvan de eerste het meest catchy klinkt en eigenlijk gewoon beter is. De tweede helft kent een paar mindere nummers. Denk overigens niet dat je twee volledige platen voor de prijs van een krijgt (à la Outkasts Speakerboxx/The Love Below), want beide kanten duren ongeveer een half uurtje. Net als vroeger eigenlijk, toen je de langspeler ouderwets om moest draaien.

Ondanks een klein aantal mindere momenten is Get Away From Me een prachtige plaat. Het is bijzonder dat een meisje van 19 jaar al zo haar eigen stijl heeft gevonden en zich niets aantrekt van stijlconventies.

Boeken / Fictie

Niet alleen Opsporing verzocht

recensie: Yusef el Halal - Man zoekt vrouw om hem gelukkig te maken

Marokkanen kennen we allemaal van Opsporing verzocht en van het rondhangen bij speelplaatsen en donkere steegjes. Maar er is er nu eentje die schrijft! Yusef el Halal is de naam. En het is een naam om te onthouden. Yusef el Halal is de rijzende Marokkaanse ster in schrijvend Nederland. Nadat hij o.a. de verhalenwedstrijd Write Now! won en de Phenix-essayprijs 2003 in de wacht sleepte voor zijn verhalen stonden de diverse uitgevers voor hem in de rij.

Na lang wikken en wegen (Bij De Geus zitten te veel allochtonen en de contactpersoon bij Podium is een vrouw!) kiest Yusef voor Nijgh & Van Ditmar om zijn verhalen uit te gaan geven. En Man zoekt vrouw om hem gelukkig te maken is daarvan het gevolg. Man zoekt vrouw is een verhalenbundel met trekjes van een roman. De verhalen staan allemaal los van elkaar, maar hebben de hoofdpersoon Yusef en zijn verloren liefde Najoua als terugkerend thema. En natuurlijk de Marokkaanse cultuur van Mercedes, borsten, Koran en leren jassen.

Homo

De verhalen gaan over Yusef en zijn zoektocht naar Najoua en de situaties waarin hem dat brengt. Naast deze zoektocht, die gepaard gaat met een behoorlijk aantal wisselende seksuele contacten, geeft ook het feit dat Yusef schrijver wil worden aanleiding voor menig afkeurende blik van zijn Marokkaanse vrienden en familie. Schrijven? Zoiets doet een gezonde Marokkaanse jongen niet. (De seksuele contacten ook niet, maar die houdt hij angstvallig geheim voor zijn familie: ze zouden hem niet begrijpen.) En dus wordt hij nog wel eens voor homo uitgemaakt. Iets wat een Moslim nou niet bepaald als een compliment ziet.

Luie Turken

Yusef is een Nederlandse Marokkaan die met enige verbazing kijkt naar de Marokkaanse Nederlander. Maar met nog meer verbazing naar die lelijke witte Nederlanders. Hij is een soort anomalie van beide culturen. Een bewoner van niemandsland tussen Cassablanca en Biddinghuizen. En juist deze verbazing levert leuk proza op. De manier waarop de stereotypen van zowel Marokkanen als Nederlanders door Yusef worden neergezet doet je menigmaal hardop lachen tijdens het lezen van de diverse verhalen. En vooral de Marokkanen moeten het bij die stereotypering ontgelden, maar Yusef zou geen Marokkaan zijn als niet ook de vrouwen er aan moesten geloven. En natuurlijk die verschrikkelijke, luie Turken.

Dubbel

Maar het is niet alleen grappig wat Yusef schrijft. Uit zijn zoektocht naar de onbereikbare liefde Najoua spreekt ook een stille melancholie. Zijn stereotiepe beschrijvingen laten je schuldig voelen vanwege je kortzichtigheid. Zijn gedichten zijn afwisselend ontroerend, absurd of Commodore64. Zijn verhalen zijn kort, lang, ontroerend, geil, leuk, onderhoudend, confronterend. Yusef heeft het allemaal in minder of meerdere mate in huis. Hoewel het niveau van de verschillende verhalen varieert van leuk tot geweldig wordt het ook nooit minder dan dat. Het wordt nooit saai of vervelend. Van het eerste tot het laatste verhaal is dit boekwerk onderhoudend. En dat is een hele kunst. Een debuut kan niet mooier.

8WEEKLY

Amerikaanse driften

Artikel: Paul McCarthy - Brain Box Dream Box

De kijker wordt gewaarschuwd voor schokkende beelden. De drie andere mensen die op een vroege donderdagochtend met mij door de tentoonstelling van Paul McCarthy lopen, lijken niet allemaal even lang geboeid door grote piemels, een kerstman die donuts met verf besmeert en betekende placemats. Op de bovenste verdieping in de nieuwe vleugel van het Van Abbemuseum in Eindhoven zijn de zalen gevuld met de tentoonstelling Brain Box Dream Box. De expositie is een doolhof door de ideeënwereld van McCarthy.

Paul McCarthy (1945) werd pas laat bekend in de kunstwereld. De in Salt Lake City geboren kunstenaar werkt sinds de jaren tachtig aan de UCLA (University of California Los Angeles), waar hij van grote invloed was op jonge Amerikaanse kunstenaars als Jason Rhoades, waar het Van Abbemuseum eerder aandacht aan besteedde. Zijn werk was minder bekend bij het grote publiek. Dit komt ondermeer door zijn vluchtige performancekunst van de jaren zeventig. Een andere oorzaak is de conservatieve Amerikaanse kunstwereld. Orde en reinheid zijn daarin belangrijke pijlers, waaraan het werk van McCarthy niet aan voldeed. De werken werden opgevat als een belediging. In 1993 was er voor het eerst werk van McCarthy te zien is Europa. Opmerkelijk is dat er de afgelopen jaren vooral veel exposities waren in Groot-Brittannië, niet meteen een land dat opvalt door onbeschaamdheid. Misschien heeft McCarthy kunnen delen in het succes van zijn jongere Engelse collegae, de Young British Artists, die met hun werk veel opschudding veroorzaakten.

Nog niet klaar met performances

~

Hoewel performancekunst voor veel kunstenaars een fase is, lijkt McCarthy de mogelijkheden voor zichzelf nog niet uitgeput te hebben. De performances zijn nu echter wel opgenomen en van twee bekende performances zijn videobeelden te zien. De eerste is het werk, Tokyo Santa-Santa’s Trees (1996/1999). Dit bestaat uit een installatie van opgetuigde kerstbomen, die lukraak in een ruimte staan. Aan de muur hangen foto’s van McCarthy in Santa Claus-pak, die bezig is met verf. In de aangrenzende zaal zijn beelden van de performance Tokyo Santa (1996/2004) zelf te zien. Vanuit vier beamers die op verschillende plekken in de ruimte staan worden beelden op de muur geprojecteerd. Het effect is rommelig, een chaotische projectie die de performance goed weergeeft.

Onderbewuste neigingen en ongestuurde reacties zijn zowel in het vroege als het latere werk terug te vinden. McCarthy tekent veel penissen, die Freud meteen zou aanwijzen als signalen van het onderbewuste. Een deel van de titel lijkt ook te verwijzen naar de droomwereld, waarin het onderbewuste zich toont, Dream Box. Het eerste deel van de titel, Brain Box is een verwijzing naar een werk uit de tentoonstelling, een tekening van een vierkante kubus waarin wegen op verschillende verdiepingen met elkaar verbonden zijn. Het lijkt een stelsel waarin McCarthy zijn ideeën wil gaan ordenen. Dit idee is niet nieuw, maar zegt wel veel over McCarthy’s idee van kunst en de rol van de kunstenaar.

~

Zoals de titel een tegenstelling vormt in zich, zijn er ook tegenstelling te vinden in de tentoonstelling. Tegenover zeer geordende en cleane zalen is er de zaal waarin het interieur van de tweede performance Piccadilly Circus is gemaakt. Deze performance vond in 2003 plaats in de toen pas geopende galerie Hauser en Wirth te Londen. Behalve Bush spelen er twee vrouwen in mee. Ze houden een high tea, spelen in de ruimte, klimmen over stoelen. Ook worden er flessen vol HP sauce leeggespoten en wordt er met eten gegooid. In het klassieke, hoge pand van de galerie waren de opnames goed te zien en was er een gevoel van oorspronkelijkheid merkbaar. Hier had de kunstenaar gestaan en de saus op het plafond gespoten. De stoelen, tafels en andere meubelstukken lagen of stonden nog precies zo. Het effect van de unieke gebeurtenis is in het Van Abbemuseum geheel verdwenen. Het zou nu interessanter moeten zijn door de beelden. Die zijn echter niet mooi geprojecteerd en de toeschouwer ziet een meer statisch geheel. De installatie vraagt meer aandacht.

American Dream

Uit de tentoonstelling blijkt dat een van McCarthy’s belangrijkste thema’s de Amerikaanse maatschappij is. Door in zijn performances en video’s bepaalde rollenspellen op te voeren, waarin de figuren grote maskers dragen, bespot hij deze samenleving. De manier waarop personen worden opgevoerd, zijn vaak over de top of worden misbruikt. Zo is Santa Claus een vieze man die met verf gooit en is Bush vooral bezig zoveel mogelijk HP sauce op zijn Engelse dames te spuiten. Eten is vaak een motief in de performances. Overconsumptie is een bekend begrip in Amerika en de manier waarop mensen met eten omgaan is niet verantwoord te noemen.

Overconsumptie lijkt ook de ontstaansgeschiedenis van het werk Sushi Drawings (1993-2003). Het bestaat uit 96 betekende placemats uit een sushirestaurant. Ze liggen op twaalf tafels die in vier rijen zijn opgesteld. Het is een unieke massaproductie. De Japanse vrouw in het midden is soms getransformeerd in een geheimzinnig wezen, een andere keer maakt ze geen deel meer uit van de voorstelling. De tekeningen zijn kleine fantasieën en probeersels, hersenspinsels, die uit de dream box van McCarthy zijn ontsproten.

Concept

Behalve de video’s zijn er ook veel tekeningen, wat foto’s en enkele ruimtelijk werken. McCarthy schreef scripts voor de tentoonstelling en die hangen er ook. De tekeningen die er hangen zijn veelal ouder dan de performances. De tekeningen zijn als een groot ideeënboek, die soms de performances expliceren. De tekeningen gaan een dialoog aan met de performances. Terwijl bij de video’s reuk, zicht en gehoor een rol spelen, zijn de tekeningen stille schetsen. Soms trekken ze de aandacht door hun formaat, soms door de kwantiteit. Vaker zijn het uitwerkingen van een idee, waardoor af en toe iets meer duidelijk wordt van de ideeën van McCarthy.

~

Een van de boeiendste dialogen is die tussen de grote gele kaptafel, Yellow table (2004) die in de eerste ruimte staat met de enorme tekeningen. Een zelfde kaptafel gebruikte McCarthy in de performance Meat Cake #4(1974). Van deze performance is een video gemaakt, die in de bibliotheek draait. Ook hangt er een script van deze performance. Door de grootte lijkt het een belangwekkend stuk. Performancekunst als een indrukwekkende manier van kunst maken. Aan de andere kant is de grootte van de kaptafel ontzagwekkend en niet te overzien. Er ontstaat een afstand tussen de kijker en de tafel, zoals er misschien steeds meer afstand is ontstaan tussen ouder werk van de kunstenaar en zijn werk.

Good laugh

In de tentoonstelling wordt de kijker tegelijk geconfronteerd met driften, maar er is ook rationaliteit. Doelbewust zet Paul McCarthy dingen naar zijn hand. Twee werken uit de tentoonstelling zijn daar een goed voorbeeld van. Het zijn twee zeefdrukken van cartoons uit de Playboy. De cartoons zijn op groot formaat opgehangen en McCarthy heeft de naam van de tekenaar doorgekrast en er zijn eigen naam bijgezet. Hij is de kunstenaar die zich bestaande prenten kan toe-eigenen en ze als zijn werk kan ophangen. Het leuke aan de tentoonstelling van McCarthy is dat de beelden soms zo over de top zijn, dat ze grappig zijn. Sommige situaties zijn zo onherkenbaar dat in de vervreemding ook humor zit. Minder leuk is dat de suppoosten erg bang zijn dat je ergens aankomt en je in elke zaal proberen te schaduwen. Jammer is dat er weinig ruimtelijk werk is te zien, daterend uit het midden van de jaren negentig. Die dialoog tussen het ruimtelijk werk zou ook erg interessant geweest kunnen zijn.

Paul McCarthy – Brain Box Dream Box
Van Abbemuseum, Eindhoven
Van 19 juni tot 24 oktober

Muziek / Album

Net-niet-emo

recensie: Taking Back Sunday - Where You Want To Be

.

Hoe hard de emo-punkers van Taking Back Sunday ook hun best doen, het is op Where You Want To Be volgens ondergetekende allemaal nog net eventjes te braaf en te voorspelbaar. Zo, die conclusie is alvast vergeven. En nee, ik ga het in deze recensie niet hebben over de bandnaam.

~

Toch is de Amerikaanse pers in dit geval weer eens laaiend enthousiast. Rolling Stone oordeelde in superlatieven: “Taking Back Sunday should be preparing for world domination.” Ik moet altijd erg lachen om zulke clichés. Dat ze die anno 2004 nog durven gebruiken. World domination… wilden Pinky en The Brain uit de gelijknamige cartoon dat ook al niet? Dat waren nog eens muizen! Ik zou het ze gunnen. Gelukkig zijn wij Hollanders wat muziek betreft een stukje nuchterder en vooral ook ietsje kritischer. De emo van Taking Back Sunday is het namelijk net niet. Kort door de bocht: het ontbreekt aan kloten.

Emoboekje

Alles is keurig volgens het emoboekje gedaan. Hoe dat dan klinkt? Als Jimmy Eat World meats Sparta met hier en daar wat At-The Drive In-gitaartjes en -zanglijnen. Wat in normaal Nederlands zoiets betekent als: pakkende melodielijnen, voorspelbare riffs en af en toe wat over the top geschreeuw, maar echt uit de bocht schieten doet het nergens. En dat is jammer, want de band klinkt alsof ze het wel degelijk kunnen. World domination? Kom nou gauw, ga iemand anders even voor de gek houden zeg. De wereld veroveren zit er voorlopig niet in. First things first.

Net niet

Dat neemt niet weg dat nummers als Little Devotional, A Decade Under The Influence, One-Eighty By Summer en vooral The Union best lekker klinken. Vooral na een paar draaibeurten. Maar is dat genoeg?. Nee, het moet knallen, de vonken moeten er vanaf spatten. Energie moet je krijgen. En dat gevoel krijg je hier dus net niet. Scheelt niet veel, het zit er dicht tegen aan, maar nogmaals, Taking Back Sunday heeft het net niet. Maar de band is nog jong, dus laten we ze even wat tijd gunnen. Wat niet is kan misschien nog komen. Hope is what will keep us alive.

Spider-Man

Het nummer This Photograph Is Proof (I Know You Know) kun je terugvinden op de soundtrack van Spider-Man 2. De keuze voor juist dat nummer is arbitrair, maar de aandacht van de media is in ieder geval gewekt en het balletje is aan het rollen. Toch nieuwsgierig geworden? 30 augustus treedt Taking Back Sunday op in de Melkweg (Amsterdam). Live zou de band wel eens net dat beetje extra kunnen hebben dat op de plaat ontbreekt (inherent aan veel emo-bands). Om maar even met een cliche te eindigen, gaat dat zien en oordeel zelf!

Muziek / Album

Duistere gedachten uit Philadelphia

recensie: Jedi Mind Tricks - Violent by Design en Outer Space

Philadelphia blijkt niet alleen de thuisstad van de artistiek verantwoorde en alom bejubelde hiphopgroep The Roots, maar ook van de bepaald obscuurdere Jedi Mind Tricks. Dat deze groep echter steeds meer voet aan de grond krijgt was voor haar platenmaatschappij reden om een heruitgave te maken van hun derde album Violent By Design en meteen maar een compilatie op de markt te brengen van oude 12 inches van Jedi-protegés Outer Space. Het stiefbroertje van New York blijkt een thuishaven voor rappers met kunstzinnige vaardigheden, maar sombere gedachten.

~

Producer Stoupe the Enemy of Mankind en MC Vinnie Paz maakten Violent By Design al in 2000. De plaat is voor deze heruitgave geremastered en er zijn drie bonustracks toegevoegd. De remastering zou de plaat wat luchtiger hebben kunnen maken, maar het blijft een donker en dreigend album. De beats zijn, hoewel ingenieus gelaagd, heel basic gelaten. De melodieuze samples van onder andere strijkers en Indiase muziek geven de muziek wel een heel bijzondere sfeer. Zo nu en dan worden de beats aangevuld met allerlei geluidsfragmenten uit onder andere films. Deze voegen sterk toe aan de dreigende stemming van het album.

Bling

Het rapwerk van Vinnie Paz is echter lang niet zo sterk. Kort door de bocht: hij murmelt nogal en is daarom lang niet altijd goed te verstaan. De inhoud van de teksten is ook niet echt om over naar huis te schrijven. De Jedi’s zeggen zelf in hun werk een boodschap te willen verpakken, en hoewel er inderdaad niet over “bling”, grote auto’s en hitsige wijven wordt gerept is het niet duidelijk wat die boodschap inhoudt. Gelukkig wordt de groep regelmatig bijgestaan door andere MC’s die de kwaliteit wat opkrikken.

Aandacht

Bij de cd is een dvd toegevoegd die helemaal niets met het album te maken heeft. Op de disc staat een 22 minuten durend verslag van de tour rond Visions of Gandhi, het album na Violent By Design, en de videoclip van een nummer van die cd: I Who Have Nothing. In dit nummer zegt Vinnie Paz iets wat van toepassing is op Violent By Design: “I who have nothing but the lack of variation”. Want hoewel het album door haar donkere uitstraling absoluut een bijzonder rapalbum is, is het nogal moeilijk om de aandacht er 76 minuten lang bij te houden.

Conventioneel

De plaat van Outer Space is bepaald korter en ook van een grotere amusementswaarde. Doordat het een verzameling is van oude 12 inches uit de periode van 1998 tot 2000 zit er veel meer variatie in de verschillende nummers. Hierdoor zit er wel wat weinig consistentie in het album, soms heb je bijna het gevoel naar een hiphopverzamel-cd te luisteren. De beats en vooral de samples die Outer Space gebruikt klinken allemaal wel erg bekend in de oren, zoals Italiaanse gangstermuziekjes. De teksten lijken ook wat meer standaard te zijn, en niet echt een boodschap uit te dragen. Het interessantste nummer van de cd is opener Delerium dat met rap over alleen een double bass en later nog drums ontzettend intens en pakkend is, maar totaal buiten de rest van het album valt.

Ontsluiting

Hoewel je bij Violent by Design na een paar luisterbeurten meer het gevoel hebt iets bijzonders in handen te hebben dan bij de plaat van Outer Space, heeft deze laatste beslist meer entertainmentwaarde, en het is maar net wat je meer waardeert. Aangezien het bij beide cd’s om heruitgaven gaat is er niks aan het rapfirmament toegevoegd, alleen wat meer ontsloten voor de wat nieuwere fan.

Muziek / Achtergrond
special: Interview met Zucchero

Blues uit de Mediterranneé

De Italiaanse bluesrocker Zucchero kennen we vooral van zijn muzikale onderonsjes met grootheden als Sting, Eric Clapton, Bono en Miles Davis. Zijn eigen inspiratie vond hij in de klassieke – en folkstromingen binnen Europa: “Ik maak Italiaanse folkmuziek overgoten met een bluessausje”.

~

Als je met Zucchero praat over zijn duetten dan bewaart hij aan elk van hen dierbare herinneringen. “Vooral aan blueslegende John Lee Hooker” vertelt Zucchero tijdens zijn promobezoek aan Nederland (ter gelegenheid van de cd Zu & Co. “Ik schrok verschrikkelijk toen hij stierf. De man was oud, maar nog zo vitaal. Hij leefde voor de blues en de blues door hem. Eén ding moet gezegd worden: die man heeft met volle teugen genoten van het leven. Ik zie nog zo de dag voor me toen hij de studio binnenwandelde. Dat beeld zal me altijd bijblijven, denk ik. Een trotse man op leeftijd, aan de arm van twee beeldschone vrouwen die hem behandelden alsof hij een jonge adonis was. Die man heeft geleefd, neem dat maar van mij aan. En dan die muziek…Echt een puur, die ging door merg en been. Mooie herinneringen heb ik aan die man, ja”.

Geobsedeerd door blues

De band die Zucchero met de artiest Eric Clapton heeft is weer heel anders. “Het was 1991. Clapton was met zijn Italiaanse vriendin op vakantie in Sicilië. Die vrouw is een grote fan van me, dus nam ze Eric mee naar mijn concert. Aan het einde van de show lag er een briefje op tafel: Mr. Clapton wacht op u. Ik was verrast en blij tegelijk. Vooral toen hij zei hoe fantastisch hij mijn muziek vond en me vroeg om het voorprogramma te verzorgen van zijn concerten in Europa. We hebben nog steeds contact. Als het even kan gaan we gezamenlijk op vakantie”. Ook met Sting was er meteen die speciale ‘click’. “Een muzikale, maar ook een persoonlijke” licht Zucchero toe. “Nu zijn we buren in Toscane en komen regelmatig bij elkaar op de koffie. Weet je, ik ben trots op de connectie die ik heb met een aantal artiesten. Het is niet makkelijk voor een artiest van het Europese vasteland om door Amerikaanse of Britse artiesten te worden gerespecteerd. Clapton, Ray Charles, Miles….ik denk dat het komt omdat mijn muziek niet typisch Italiaans is. Toen ik 10 was, raakte ik geobsedeerd door de muziek van Ray Charles, Aretha Franklin en Marvin Gaye. Nu haal ik mijn invloeden uit blues, soul, gospel en Italiaans. Misschien is het juist die mix die voor artiesten interessant is. Ik denk dat je mijn muziek het best kunt omschrijven als Mediterranean rhythm & blues“.

~

En Zucchero is nog steeds helemaal waus van de blues. “Iedere keer als ik wil relaxen zet ik een bluesplaat op. Dat doe ik het liefst in mijn eigen omgeving, het Italiaanse Toscane: het enige echte paradijs. Nu mijn carrière in een wat rustiger vaarwater terechtgekomen is, kan ik met volle teugen genieten. Het hectische leven dat ik in de jaren ’80 en ’90 leidde is voorbij. Tegenwoordig doe ik alleen nog maar waar ik zin in heb”.

Zucchero vond rust op zijn zelfgebouwde boerderij in Pontremoli, in de buurt van zijn geboortestad Roncocesi. “Het is een heerlijke plek om te wonen. Ik heb er mijn eigen dieren, maak er mijn eigen wijn, olijfolie en kaas. Ik mag terugkijken op een rijke carrière en veel muzikale vriendschappen. Muziek maak ik slechts uit gedrevenheid. Een blueszanger ben je of je bent het niet. Blues breng je met passie en kracht. En deel je met anderen. Ik maak me niet meer druk om hits, alleen om de muziek. Want dat is uiteindelijk het enige dat telt”.

Boeken / Fictie

Een lichtstraal door een klein raam

recensie: Richard Yates - Veertien soorten eenzaamheid

Als je als levende schrijver nauwelijks gelezen wordt is dat heel erg, maar je kunt je daar met een zeker cynisme doorheen slaan. Op feestjes geef je knarsetandend antwoord op waarom het toch niet wil lukken en je antwoordt gevat, terwijl je het van binnen echt meent dat het gewone volk een genie als jij toch niet kan bevatten. Je berust en hoopt dat men je dan tenminste waardeert nadat je gestorven bent. Als je na je verscheiden dan echter nog steeds niet gelezen wordt, ja dan kun je in het hiernamaals rustig een lagedrukgebied opzoeken en er een depressie van jewelste uitzitten.

~

Richard Yates werd bij zijn leven nauwelijks gelezen en na zijn dood ook niet. William Styron ken je van Sophie’s Choice, Kurt Vonnegut ken je, Don DeLillo ken je ook. Tijdgenoten die er wel in slaagden een sterretje aan het firmament te worden. Maar Yates werd vergeten. En op zich is dat ook niet zo verwonderlijk, als je naar zijn werk kijkt. Niet dat het slecht is, o nee, allerminst. De verhalen deden zichzelf de das om.

Er gebeurt niets

De verhalen uit de bundel Veertien soorten eenzaamheid bestonden al sinds eind jaren ’50, maar werden pas in 2004 vertaald, door Marijke Emeis, die in een goed en verhelderend nawoord uitlegt waarom ze bepaalde keuzes bij haar vertaling heeft gemaakt. In Veertien soorten eenzaamheid staan veertien kleine verhalen. Het zijn vertellingen over kleine dingen, zoals een laatste dag op school voor de kerstvakantie, een bezoekje aan het ziekenhuis. Actie of spanning is in deze verhalen ver te zoeken, het kabbelt een beetje voort. De hoofdpersonen worden niet gedreven door een innerlijke onrust, worden niet van buitenaf gestuurd door onvoorziene gebeurtenissen. Gemoedelijk zou het juiste woord zijn, als dat niet een zekere vrolijkheid impliceerde. En de hoofdpersonen bij Yates zijn niet zo vrolijk. Gelaten eerder. Hun idealen hebben ze al lang geleden opgegeven voor een pijnlijke waarheid, die nog pijnlijker is omdat ze zich zo goed herinneren dat ze eens vol dromen zaten.

Hun gelatenheid hangt als een sombere deken over hun leven. Er gebeurt weinig, afleiding is welkom maar de dagen gaan elke keer volgens hetzelfde patroon voorbij. Ze zijn saai en die saaiheid kruipt ook in de verhalen. Daardoor ontstaat echter wel een ander soort spanning: zou er überhaupt nog iets gaan gebeuren? Hoe moet dit aflopen? Dit kan toch zo niet eeuwig doorgaan? De vragen die je je als lezer stelt heeft de hoofdpersoon zich ook ooit gesteld. Maar het antwoord op elk van deze vragen is ontkennend: er gebeurt nauwelijks iets, het eindigt niet, het gaat eeuwig door. Een climax of ontknoping is vaak ver te zoeken in Veertien soorten eenzaamheid.

Hard werken

Wanneer zo’n verhaal als een nachtkaars is uitgegaan kun je je voorstellen dat Yates tijdens zijn leven de roem die hij nastreefde niet verkreeg. Het zijn geen vrolijke verhalen en als lezer moet je hard werken. In Nergens last van rijdt een vrouw met wat vrienden naar het ziekenhuis. Daar bezoekt ze haar man en aan het einde wordt ze weer opgehaald door de vrienden, die inmiddels aardig dronken zijn. Je hebt het gevoel dat je het verhaal niet begrepen hebt, iets belangrijks over het hoofd hebt gezien, maar wat dat precies is, is moeilijk te zeggen. Een flink aantal van de verhalen heeft daarbij ook last van de tand des tijds. Het ziekenhuis in Nergens last van is een tbc-ziekenhuis. In de jaren na de Tweede Wereldoorlog waren er vele, maar enige verdieping of uitleg krijg je niet van de schrijver. Je moet zelf op zoek. Hetzelfde geldt voor De BAR-schutter, die in een vlaag van woede iemand in elkaar slaat. Het verhaal hint naar het McCarthyisme en communistenjacht, maar omdat dit onuitgesproken blijft en niet verduidelijkt wordt, blijf je als lezer met een onbevredigd gevoel achter. De goede vertaling van Marijke Emeis, die geprobeerd heeft “hobbels die immers door de auteur niet bewust waren aangebracht maar ontstaan [waren] door ouderdom” glad te strijken, kan dat euvel helaas niet verhelpen.

Pareltjes

De meeste verhalen zijn zo klein, zo gelaten en zo alledaags dat je al gauw mist dat er wel degelijk een pareltje onder je ogen voorbijglijdt. O, Jozef, ik ben zo moe is een prachtige sfeertekening waarin de personages waarlijk leven, maar ook hier gebeurt niets. Afscheid nemen van Sally kabbelt voort zonder uitzicht, maar tekent tegelijkertijd de hopeloze maskerade van sterren en wannabe’s in Los Angeles. Maar het mooiste verhaal is wel Bouwers, dat kenmerkend genoemd kan worden voor het levensgevoel, de gelatenheid van alle personages uit Veertien soorten eenzaamheid.

In Bouwers zien we door de ogen van Robert Prentice, een man die droomt van succesvol schrijven. Prentice ziet zichzelf als de volgende Hemingway of Fitzgerald, maar hij kan maar nauwelijks rondkomen en hij is dan ook aangenaam verrast wanneer hij gevraagd wordt ghostwriter te worden. Van de taxichauffeur Bernie, die zijn waargebeurde en hartverwarmende belevenissen uit wil geven. De idealen van Prentice liggen echter niet bij de happy endings die Bernie graag ziet, maar Prentice heeft het geld nodig en verlaat zijn principes. Yates kruipt helemaal weg in de huid van Prentice: we zien hem worstelen met optimisme dat hij zelf niet bezit en zijn artistieke standaard verlaten voor geld. Bernie ziet elk verhaal als een een huis, met als belangrijkste element de ramen:

“Dát is de vraag. Waar komt het licht naar binnen? Want begrijp je wat ik daarmee bedoel, met dat licht dat binnenkomt, Bob? Ik bedoel de filosofie van je verhaal; de wáárheid die het bevat.”

Na een aantal opdrachten scheiden de wegen van Bernie en Prentice. Wanneer Prentice jaren later gescheiden van zijn vrouw en mislukt is als schrijver van een prachtig tragisch verhaal, denkt hij terug aan de metafoor van Bernie. Het is een van de mooiste passages van de hele verhalenbundel, die het hele gevoel waar Veertien soorten eenzaamheid op gebaseerd is, treffend weergeeft:

En waar zijn de ramen? Waar komt het licht naar binnen?
Bernie, oude vriend, neem me niet kwalijk, maar daar heb ik geen antwoord op. Ik weet niet eens zeker of er in dit speciale huis wel ramen zítten. Misschien moet het licht maar gewoon, zo goed en zo kwaad als het gaat, binnenkomen door alle spleten en kieren die het gebrekkige vakmanschap van de bouwer heeft opengelaten, en als dat zo is kunt u er zeker van zijn dat niemand zich dat meer aantrekt dan ik. God weet, Bernie; God weet dat er hier toch ergens een raam zou moeten zitten, voor ons allemaal.

Yates verdient een heldere lichtstraal die door een klein, maar wijd open raam op zijn werk valt. Veertien soorten eenzaamheid is zware kost, maar wel een delicatesse.

Film / Films

Eighties-revival

recensie: 18 ans après

Weet u nog? De jaren tachtig? Vast wel, lezer, want de jaren tachtig zijn onder ons, en er is geen ontsnappen aan. Dubbelaars met tachtig jaren tachtig-hits kosten ‘voor u slechts €20,-‘, en dan krijg je er een gratis poster bij, van Michael Jackson toen hij nog een neger was. Of misschien kent u de jaren tachtig van dat tijdgebonden filmgenre; ik noem het de ‘doldwaze comedy’. Steve Martin, Goldie Hawn, Martin Short, Chevy Chase, Ted Danson, Whoopie Goldberg, Tom Selleck, Bette Midler, de sporadische bijrol van Nick Nolte: de cast is altijd hetzelfde en de kluchtige, belegen grappen zijn allemaal uit dezelfde muffe schoenendoos geheveld. De titellijst moet schier oneindig zijn, want er wordt elke avond wel eentje uitgezonden (al sluit uw recensent niet uit dat het altijd dezelfde films zijn, die achter elkaar worden herhaald). Soms vertonen ze die ene, met een bijrol voor Kris Kristofferson als kafferige cowboy, en soms die ander, waarin Shelley Long als luie huisvrouw een lekkende aap erft van een excentrieke Texaanse oudtante. Nooit grappig en altijd op televisie.

~

Zo’n doldwaze comedy is bijvoorbeeld ook Three Men and a Baby, die hilarische film uit 1987 over drie yuppen die een kind krijgen van een gedeelde ex-vriendin, met Steve Guttenberg – wat zou daarmee gebeurd zijn? – en, inderdaad, Tom Selleck en Ted Danson. Zoals u wellicht weet, kwam de plot van deze film echter niet uit een muffe schoenendoos, maar uit Frankrijk. Het origineel heette 3 hommes et un couffin en was van de hand van Coline Serreau. Deze aardige Franse dame hielp ook nog mee aan het script van Three Men and a Little Lady, en voor de Amerikanen was daarmee de kous af. Dat is ook niet zo gek, want de film eindigt met Tom Selleck die trouwt met Nancy Travis, die de moeder van de little lady speelt. Meer viel er simpelweg niet te vertellen.

Wie, wat, waar?

~

De originele Franse versie had echter geen vervolg gekregen. Tot nu, want de nieuwe film van Serreau, 18 ans après, gaat opnieuw over dezelfde drie mannen uit de eerste film (André Dussollier, Michel Boujenah en Roland Giraud). De dochter is bijna volwassen en doet eindexamen, terwijl moeder net is hertrouwd met een Amerikaan en heeft nu opeens twee extra zonen die allebei wel wat zien in hun nieuwe zusje. Bij het kersverse gezinnetje dat vakantie viert in een afgehuurd Provençaals huisje voegen zich het gemoedelijk aftakelend triumviraat, een bemoeizuchtige huishoudster en twee niet of nauwelijks door het script gemotiveerde kinderen.

Kermisachtig

De ‘comédie fou-absurdement’ kan dan beginnen, en draait nu bij u in de bioscoop. De bioscoop: de plek waar u heen ging, omdat er nooit iets op televisie was. Maar als u naar de bioscoop gaat omdat u zo van dit soort films houdt, kunt u dus net zo goed thuisblijven en de televisie aanzetten. Thuisblijven kunt u beter ook als u last hebt van hartklachten en gevoelig bent voor schelle, harde geluiden of kermisachtige camerabewegingen. Of bijvoorbeeld voor stereotiepe benaderingen van onderwerpen als opgroeien, kalverliefde, ouder worden, Amerikanen of acteren in het algemeen. Alleen de huishoudster (veteraan Line Renaud) en zoon Arthur (een rol van James Thiérreé, kleinzoon van Charles Chaplin) overtuigen, en zelfs zij doen dit niet altijd.

“What’s my motivation?”

Dat de film weinig grappig en niet bepaald overtuigend is, is tot daar aan toe. Het voornaamste probleem van 18 ans après is eigenlijk dat, voor een film over liefde en medemenselijkheid, 18 ans après de kijker verdraaid weinig laat voelen met de personages. Omdat Serreau de nadruk heeft willen leggen op het thema (de liefde in bijna al haar vormen), hebben alle karakters eigen perikelen gekregen die Serreau allemaal heeft willen tonen aan de kijker. Door deze overdaad aan liefdesverdriet en -vreugd wordt het de kijker onmogelijk zich in te leven in het innerlijke leven van de personages.

Inleven in de Amerikanen die dit soort comedies al jaren niet meer produceren wordt echter een stuk gemakkelijker: op deze films zit niemand meer te wachten. Ga liever naar zo’n andere leuke Franse film; er draaien genoeg, nu distributeur A-Film deze zomer een alternatieve Tour de France heeft gestart. Of blijf thuis en kijk televisie, dat kan natuurlijk ook.