Theater / Voorstelling

Negentig minuten durend gemopperkont

recensie: Hummelinck Stuurman Theaterproducties – ROEM

Wie twee sterke acteurs neerzet op een podium, verwacht grootse, bruisende theaterkunst. Toch kan dat aardig tegenvallen. In een nieuwe voorstelling van Hummelinck Stuurman Theaterproducties zoekt een gevallen BN’er (Victor Reinier) psychologische hulp (Renée Soutendijk) als hij uit een politieserie wordt geschreven. Op televisie mag Reinier dan floreren als politieagent Floris Wolfs, in deze voorstelling flikt ‘ie ‘m niet.

Ongemakkelijke dialoog

In de nieuwe voorstelling Roem, geschreven door Ger Thijs, staan Victor Reinier (Jos de Man) en Renée Soutendijk (Odette) als gevierde televisieheld en psychiater tegenover elkaar. Al vanaf het eerste moment heerst er een soort ongemakkelijkheid. Zo opent Soutendijk het toneelstuk door haar publiek te bestoken met vragen, zonder op de antwoorden te wachten. Op haar vragen wordt schamper geantwoord door het publiek, terwijl Soutendijk verdergaat met haar tekst, wat het ongemak vergroot. Daarna strompelt Reinier de toneelvloer op, zijn haar in een frommelig staartje gestoken. Hij speelt de ‘verloren’ acteur, die zijn opwellende tranen telkens moet bestelpen met zakdoekjes. Zijn personage zal na twaalf jaar op het doek worden neergeschoten, met de dood als gevolg. Deze fictieve dood staat voor Jos gelijk aan zijn doodsvonnis als acteur. Nog voordat het noodlot heeft toegeslagen, manoeuvreert hij over het podium als een sloddervos en verandert hij stilaan in een ‘vieze man’ (compleet met trenchcoat) als hij Odette op veel te zichtbare manier wil versieren.

Odette, die de menselijke psyche schijnbaar met ‘verve’ weet te ontleden, vertelt hoe deze man in haar leven kwam en haar leven veranderde. Echte rake observaties over Jos heeft ze niet, wél verkondigt ze algemene wijsheden – verpakt in mooie, zelfs bijna te archaïsche verwoordingen. Odette blijft afwisselend het woord voeren tot Jos en het publiek. In korte intermezzo’s doorbreekt ze de vierde wand door met het publiek te praten, een publiek dat zogenaamd alles weet over het boek dat ze heeft geschreven over Jos (het boek waarmee ze faam heeft vergaard). De scènes die wij als publiek zien, tonen wat zij in haar boek heeft geschreven: de ‘take-in’, de vervolgafspraken, het intieme hoogtepunt en de afronding van de sessies.

Wachtend op antwoorden

In de getoonde scènes is getracht een regelmaat tussen komedie en tragedie aan te houden. De voorstelling heeft zeker haar humoristische momenten, maar de meeste grappen zijn te voor de hand liggend om écht leuk te zijn. Het tragische komt tot uiting in het levensverhaal van Jos, die  geen gelukkige jeugd heeft gehad (want: afwezigheid vader). Jos lijkt daar zelf graag dieper op in te willen gaan door een stapeltje foto’s van vroegere tijden mee te nemen, maar daar ziet zijn psychiater het nut niet van in. Langzamerhand raakt Jos emotioneler en meer geïrriteerd en voelt zich continu snel aangevallen. Het komt nooit tot een rustig, goed gesprek waarin Jos eindelijk zijn verhaal kan doen. Odette kraakt Jos voornamelijk af en laat hem niet verzwelgen in zelfmedelijden (‘Kom op man!’) en lijkt eerder een mental coach dan een psychiater. Het resultaat van hun volhardende houding zorgt ervoor dat dit toneelstuk totale diepgang mist. De hoofdvraag van deze voorstelling ‘Wat doet bekendheid met iemands karakter?’-die op de voorkant van de flyer prijkt – is dan ook misplaatst. De psychiater kan niet eens een antwoord op deze vraag formuleren. Of op een algemenere vraag als ‘Wie ben ik?’ Dit toneelstuk draait vooral om de relatie tussen de acteur en diens psychiater. De daadwerkelijke hoofdvraag zou moeten luiden: ‘Hoe kan ik me professioneel blijven gedragen tegenover een bekende Nederlander?’.

Energieloos

Het zijn niet de acteurs, niet het decor, niet de verlichting en ook niet de tekst (er komen mooie passages in naar voren) waardoor het niet werkt: het is de algehele ‘energie’ van deze voorstelling. Die mist namelijk. Het komt allemaal te log over. Dat is onder andere gelegen aan de niet volmaakte chemie tussen de twee spelers, het op wel erg zachte toon communiceren, de ongemakkelijke stiltes en het net te lome tempo. Dat is er vooral in gelegen dat het nergens écht serieus wil worden, nooit doorvoel je bepaalde emoties die bij een naderend zwart gat horen. Geen woedeaanvallen, geen gekrijs, geen echt lijkende traan, geen gestampvoet, geen beschuldigingen: het is allemaal haast te ‘liefjes’. Daarnaast zijn er ook nog kleine intermezzo’s waarin beide acteurs het podium verlaten, de lichten dempen en er een komisch muziekje door de zaal schalt. Die muziek lijkt wereldvreemd, omdat het zo’n deuntje is dat bij een Charlie Chaplin of circusvoorstelling niet zou misstaan. En heeft het publiek net schuddebuikend liggen gieren en brullen? Nou, niet echt. Bovendien zijn die muziekstukjes van te lange aard en ze maken het tempo van de voorstelling nog langzamer.

Over het algemeen heeft deze voorstelling zeker haar momenten en wordt er zelfs een komisch (hetzij voorspelbaar) hoogtepunt bereikt, maar wel pas nadat het publiek één uur lang naar een tamelijk droog gesprek heeft moeten luisteren. Een typisch gesprek tussen twee mensen dat je in het dagelijkse leven zou opvangen op het perron of in de rij voor de kassa en dat je – nadat je twee tellen je oor te luister hebt gelegd – al snel niet interessant genoeg vindt.

Boeken / Non-fictie

‘Wijnig’ meerwaarde voor de leek

recensie: Jay McInerney - Een hedonist in de kelder

Voor niet-wijnspecialisten is Een hedonist in de kelder van Jay McInerney als een feestje waarop je niet bent uitgenodigd. Je staat buiten te kijken hoe ze zich daarbinnen amuseren, maar je kan en mag niet meedoen. Anderzijds zullen (tegendraadse) wijnliefhebbers aan deze levendige verhalenbundel allerminst een kater overhouden.

Eerst en vooral: Jay McInerney kan nog steeds schrijven. Dat bewees hij al meteen in 1984, met zijn overrompelende, van cocaïne stijf staande en generatiebepalende debuut en doorbraakboek Bright Lights, Big City. Die pittige schrijfstijl is ruim 30 jaar nog steeds intact, alleen is het onderwerp, net als de auteur zelf wellicht, heel wat braver en verfijnder geworden: van het witte poeder naar het veredelde druivensap. Van ‘big city’ naar chateau.

Mila Jovovich

In Een hedonist in de kelder worden eerder verschenen verhalen en essays gebundeld, aangevuld met enkele nieuwe teksten. Het resultaat is een aangenaam gistende, volle sensatie, op voorwaarde dus dat je wijnkenner bent. Want de terroirs, druivenrassen en wijnhuizen worden je om de oren geslagen – wie er niets van kent, zal er zich wellicht aan ergeren. De meeste metaforen en vergelijkingen mogen dan erg geestig en spitsvondig zijn – McInerney vergelijkt bijvoorbeeld graag wijnen met personen – maar even vaak vervalt de auteur in snobistisch en hoogdravend wijnjargon waar leken doorgaans van gruwen – het is geen toeval dat McInerneys essays populair zijn bij restauranthouders en wijncritici.

Beide uitersten liggen soms slechts een pagina van elkaar. Zo lezen we op pagina 143:

Coulée de Serrant, hoe bijzonder ook, is een mooi voorbeeld van de vele eigenschappen van Savennières, een heel klein appellationnetje (…), gelegen in de Loirestreek Anjou, die perfect geschikt lijkt, voor de druif chenin blanc.

Maar even later:

De 2008 was fluwelig en vol, bijna zoet maar krachtig, een jeugdige en uitgesproken schoonheid zoals Milla Jovovich in Resident Evil. De 2007 was weelderiger en decadenter, met een vleugje honing dat me doet denken aan Ava Gardner in The Barefoot Contessa.

Bij dat laatste kan een filmliefhebbers als ondergetekende zich tenminste wél iets voorstellen. Af ten toe passeert er ook een zin die blijft hangen en zelfs zo aan de muur kan, zoals wanneer een wijnboer dé tip geeft om wijnkenner te worden: “koop een kurkentrekker en gebruik hem”.

Rock ‘n’ roll

Kortom, wijnliefhebbers met enig gevoel voor rock ‘n’ roll zullen aan Een Hedonist in de Kelder zeker géén kater overhouden en de vele anekdotes over de verschillende wijnhuizen wellicht met smaak degusteren – zeker omdat ze goed geschreven zijn. Niet-kenners zullen wellicht iets opsteken over bepaalde druivenrassen, maar het doorgaans in Keulen horen donderen wanneer producentennamen worden opgesomd als “grote jongens als Zind Humbrecht, Domaine Leflaive, Movia en Araujo”. Maar goed, in het beste geval wordt die laatste groep aangestoken om er meer over te leren kennen. In die zin kan Een hedonist in de kelder zelfs als opstapje dienen.

Kortom, dit boek is zoals wijn zelf: je houdt ervan of je houdt er niet van, je kent er iets van of je bent leek, en je selecteert en degusteert – uit de verschillende verhalen – je favorieten.

BluesUpdataVol7
Muziek / Album

Blues in veel gedaantes

recensie: Blues-Update Volume 7
BluesUpdataVol7

In deze zevende editie van de blues-update een drietal albums die sterk van elkaar verschillen. Ook de artiesten hebben een zeer uiteenlopende historie. De een heeft een zestigjarige carrière achter de rug terwijl de ander pas aan het begin staat.

Wonderbaarlijke comeback

Dat blues een van de oudste muzieksoorten is, bewijst deze blues-update nogmaals. De comebackplaat die we hier bespreken is van een artiest, die vele decennia geleden debuteerde. Oscar Benton debuteerde zo’n zestig jaar geleden. Velen zullen hem kennen van het legendarische nederbluesnummer ‘Bensonhurst Blues’. Een lied dat tot ons collectief muziekgeheugen gerekend mag worden. Op dit album I Am Back vinden we dit lied in een zogenaamde ‘revisited’-versie terug. Benton heeft na zijn afscheid in 2010 geen album meer gemaakt. Daarbij had hij ook afscheid genomen van het Nederlandse publiek. Na een periode waarin hij langzaam herstelde van een zware coma van twee weken, die hij opliep bij een val in huis, heeft hij zich teruggevochten. Barrelhouse-gitarist Johnny Laporte heeft samen met Oscar Benton deze comebackplaat gemaakt. We horen een Benton, die met een wat onvaste stem zingt op een fraai bluesgitaartapijt van Laporte en band. Het openingsnummer van het album, ‘Benjamin Wilder’, is het beste te vergelijken met Gavin Bryers. Gelukkig wordt er in het volgende nummer, ‘I Am Back’, een heel stuk beter gezongen en dat geldt voor meer stukken van het album. Het titelnummer gaat overigens over de periode van de coma van Benton en zijn gevecht terug naar het leven. Met ‘Like A Howlin’ Wolf’ laat Benton zich van zijn betere kant horen, wat bewijst dat het openingsnummer wellicht niet zo gelukkig gekozen is. Het album is over zijn geheel genomen niet alleen een charmante poging van Laporte om Benton weer op de kaart te zetten, maar ook een alleszins genietbare verzameling bluesliedjes.

Ode aan de oude blues

Big Bo timmert al vele jaren aan de weg. Maar sinds hij een nieuwe liefde gevonden heeft lijkt ook zijn muzikale carrière in de lift naar boven te zitten. Die nieuwe liefde, Vera van Faassen, staat tevens garant voor het fotowerk op de hoes van dit nieuwe album. Drie jaar geleden bracht Big Boo zijn vijfde album Traveling Riverside uit en won daarmee de Dutch Blues Award voor het beste album van 2015. Dat was een prestatie van formaat en een enorme erkenning van zijn talent.

Dat talent om oude bluesmuziek te laten herleven, zet hij voort op dit nieuwe album met een behoorlijk authentieke snit. Preaching the Blues werd opgenomen met een BBC Marconi AXB uit ±1937 in de Uncle Larson’s Studio te Den Haag door Marco van der Hoeven en Peter van Amstel. Om het effect nog te vergroten horen we onder de muziek het geluid van een krakende 78-toeren plaat. Of je dat laatste effect fijn vindt, mag iedereen zelf beslissen.

Inhoudelijk weet Big Bo met de twaalf authentieke bluesnummers het gevoel van weleer op te roepen dat de slaven hadden op de katoenplantages in de Mississippi delta. Vorig jaar bezocht hij die omgeving om inspiratie voor zijn performance op te doen. We horen composities van Robert L. Johnson, Charley Patton, Blind Willie Johnson en vele andere grootheden. Big Bo haalt vooral de minder bekende composities uit de historie naar voren.
Het levert andermaal een bluesalbum op dat wortelt in het verleden, maar voldoende eigentijds klinkt door de geluidskwaliteit, die toch echt van deze tijd is.

Big Bo is vooral in zijn zangkwaliteiten gegroeid ten opzichte van zijn vorige album. Dat zal mede het gevolg zijn van het vele toeren in de periode tussen 2015 en nu. Het album verdient zeker de nodige aandacht van de bluesliefhebbers van het pure oude genre. Het is echt genieten geblazen van de eerste tot de laatste noot.

Blues en meer

The Reverend Shawn Amos heeft zich met zijn nieuwste album Breaks It Down niet beperkt tot louter de blues. Hij doet ook aangrenzende stromingen als soul en gospel aan. Toch voelt dit nieuwe album wel echt als een blues album. Zelfs het door David Bowie geschreven ‘The Jean Genie’ klinkt als een echte bluessong. Alleen de tekst trekt je uiteraard wel helemaal naar de uitvoering van Bowie terug. Een gewaagde cover, mag ik wel zeggen, maar The Reverend Shawn Amos brengt het er goed en waardig van af.

Het is overigens niet de enige cover van het album. Het album wordt afgesloten met andermaal een waagstukje. ‘(What’s So Funny ‘Bout) Peace, Love, and Understanding’ werd geschreven door Nick Lowe en ooit eind jaren zeventig door Elvis Costello opgenomen. Ook bij deze uitvoering gaat het Amos goed af en weet hij vooral veel gospelgevoel toe te voegen. De overige zeven composities zijn wel van de hand van Amos zelf, soms in co-schrijverschap.

Door de stijlvermengingen, maar zeker ook de verschrikkelijk lekkere uitvoering en muzikale verzorging op dit album en regelmatig inzet van koperblazers, is Breaks It Down een album geworden om te zoenen en te omarmen. Het geeft de luisteraar die deze negen composities tot zich laat komen een behaaglijk gevoel. Een album om je vele keren bij te warmen. En dat kun je niet van veel bluesalbums zeggen, waar het klagen vaak vanaf druipt.

Boeken / Fictie

Een beregoed verhaal voor jong en oud

recensie: Dino Buzzati – De beroemde bereninvasie van Sicilië

De beroemde bereninvasie van Sicilië is een Italiaans kinderboek uit 1945, geschreven en geïllustreerd door Dino Buzzati. Deze roman voor kinderen van 9 tot 99 jaar vertelt over een berenkoning die op zoek gaat naar zijn ontvoerde zoon. Tijdens zijn zoektocht moet hij vele gevaren overwinnen. Een plezier om (voor) te lezen.

Er leeft een berenvolk in de bergen van Sicilië. Tonio, de zoon van berenkoning Leonzio, wordt ontvoerd door twee jagers. De koning heeft geen idee waar hij zijn zoon moet zoeken. Wanneer de beren tijdens een strenge winter noodgedwongen het dal in gaan op zoek naar voedsel, wordt er een reeks gebeurtenissen ontketend die hem op het spoor van zijn zoon brengt.

Het verhaal bestaat uit twee delen; de eerste helft gaat over de zoektocht naar Tonio, de tweede helft over de bezetting van een mensenstad op Sicilië. In de stad zien we hoe de vredige, naïeve beren uit de bergen veranderen in hedonistische lieden—ze gaan zich namelijk als mensen gedragen. Ze beginnen zich zelfs te kleden als de mensen uit de stad die ze hebben ingenomen.

Een boek om voor te lezen

De beroemde bereninvasie van Sicilië stamt uit 1945 maar is nu pas voor het eerst naar het Nederlands vertaald. De Engelse editie verscheen al iets eerder—in 2003—maar nu kunnen ook Nederlandse kinderen genieten van het verhaal. Want wat opvalt is dat het boek echt geschreven is om voorgelezen te worden. De verteller in het verhaal spreekt namelijk tot de lezer alsof hij voorleest aan een groep kinderen, met zinnen als: “Wie van jullie heeft er wel eens van de Snaterkater gehoord?”

De vertelling wordt afgewisseld met alinea’s in dichtvorm, wat doet denken aan de boekjes die je als kind voorgelezen kreeg. Deze gedichten hebben een prettig regelmatige cadans en zijn voorzien van een eindrijm:

Aanhoor nu eens goed en aandachtig
de beroemde bereninvasie van dat prachtig
Sicilië – lang, lang geleden, toen de dieren goed waren
en de mensen wrede barbaren.

Het verhaal is rijkelijk geïllustreerd met kleurentekeningen, gemaakt door de auteur zelf. Net als wanneer een kind wordt voorgelezen wordt er gewezen op de tekeningen in het boek. Die staan er dus niet alleen voor de sier; ze zijn onderdeel van het verhaal. Zo zegt de verteller bijvoorbeeld: “Als je heel, heel aandachtig naar de kaart van de veldslag staart, zul je een vreemde figuur aantreffen, in een lange jas.”

Terwijl de kinderen genieten van het spannende verhaal kunnen de ouders gniffelen om de humor. Zo wordt er bijvoorbeeld bij de introductie van de karakters ook een weerwolf voorgesteld. Zit hij in het verhaal? Nee, maar de verteller wilde geen risico lopen: “Hij kan er van het ene op het andere moment plotseling zijn. En wat voor figuur slaan wij dan wel niet, als we hem niet aangekondigd zouden hebben?”

Kinderen van 9 tot 99 jaar

De beroemde bereninvasie van Sicilië is een boek voor kinderen van 9 tot 99 jaar, zo staat op de titelpagina geschreven. Het boek is officieel een jeugdroman, maar kan inderdaad ook heel goed door volwassenen gelezen worden. Het is enerzijds een spannend verhaal over een groep beren, anderzijds een commentaar op de grote-mensen-wereld.

Dit boek is een verhaal over hoe verschillende volkeren met elkaar omgaan. De beren worden voor dom en naïef aangezien en daardoor onderschat. Andersom worden de mensen afgeschilderd als wrede figuren: “Geen van de beren, zelfs Koning Leonzio niet, wist waar de mensen daadwerkelijk toe in staat waren, hoe slecht en sluw ze waren, wat voor vreselijke wapens ze bezaten, of wat voor listen ze kenden om dieren te vangen.”

Vervolgens wordt het nobele berenvolk verpest door het ‘beschaafde’ leven in de stad. Koning Leonzio vraagt zich daardoor af of ze niet beter in de bergen hadden kunnen blijven. Zo levert dit oude boek een perspectief op migratie en integratie—een terugkerend thema in onze huidige maatschappij.

Een tijdloze roman

De beroemde bereninvasie van Sicilië bevat alle ingrediënten voor een spannend jeugdverhaal: een nobele hoofdpersoon, enge monsters en mooie illustraties. Maar ook de volwassene kan genieten: van de cadans van de gedichten, de humor in het verhaal, de maatschappelijke ondertoon en natuurlijk het stiekeme plezier om weer eens voorgelezen te worden.

De kracht van dit boek is dat het niet gedateerd voelt. Het stamt dan wel uit 1945, maar de karaktertrekken en maatschappelijke situaties zijn nog altijd actueel. Dino Buzzati schreef hiermee een tijdloze jeugdroman voor kinderen van alle leeftijden.

Theater / Voorstelling

Unieke The Hole is prachtig

recensie: The Hole – Ohad Naharin / Nederlands Dans Theater

Het Nederlands Dans Theater begint 2018 op geweldige wijze met The Hole van de Israëlische sterchoreograaf Ohad Naharin. De voorstelling is op slechts drie plaatsen te zien – Den Haag, Amsterdam en Heerlen – en is al bijna overal uitverkocht. Terecht: het is een krachtig, spannend en mysterieus stuk, een meesterwerk, schitterend gedanst door de mooie dansers van het NDT.

Bijzonder is dat het NDT het enige gezelschap buiten Israël is dat The Hole op mag voeren. Dat komt niet alleen omdat het NDT zeer door Naharin wordt gewaardeerd, maar ook omdat het Lucent Danstheater middenin een verbouwing zit en daarmee een uitstekende venue vormt voor het ingewikkelde productieproces waarmee The Hole gepaard gaat. Geen prachtige theaterzaal, maar een niet al te grote achthoekige ruimte met een achthoekige dansvloer, waar het publiek omheen zit, en waar de dansers ook de muren, het plafond en de ruimte onder de vloer gebruiken.

Twee versies

Aangekondigd is dat de voorstelling twee vormen kent: één waarin mannelijke dansers het meest prominent zijn en één waarbij vrouwen het middelpunt vormen. Kiezen is niet mogelijk, je moet maar afwachten welke je te zien krijgt. Wel is zeker dat als je twee voorstellingen boekt op één avond je beide versies ziet. Vanwege het grote succes zijn er echter extra voorstellingen ingepland en op sommige avonden, zoals vandaag, zijn er drie versies te zien. De eerste versie die ik vanavond zie, is gemengd: vrouwen en mannen dansen niet apart, maar samen.

Als het licht aangaat zien we acht dansers verdeeld over de ruimte tegen de muren staan. Een andere groep dansers stormt de vloer op en verspreidt zich in een achthoek. Ze liggen op hun zij vlak voor ons, kijken ons aan, rollen op hun rug en verplaatsen zich. Wat er op de vloer gebeurt wordt door de dansers aan de kant becommentarieerd. Als de dansers op de vloer zich klein maken en met gebogen hoofd en rug voortsluipen, staan die aan de kant zich uit te sloven, trekken hun top uit en nemen sexy poses aan. Maar als de dansers op de vloer wild en agressief zijn, zitten de mensen aan de kant op hun hurken met hun hand voor de mond. Er is één moment dat niet de impact heeft die het in Israël ongetwijfeld wel had. Op een gegeven moment wordt er steeds tot vier geteld, eerst in het Engels, vervolgens in het Arabisch. In Israël was dat Hebreeuws versus Arabisch, wat behoorlijk confronterend moet zijn geweest. Hoewel? Wat je als publiek meeneemt van de voorstelling kan erg verschillen. Zijn de dansers aan de kant vijanden? Of bieden ze juist steun? Of beide?

Trots en ontroerend

Het is een prachtige dans die een overweldigende kracht heeft, toch ben ik een beetje teleurgesteld. Ik was erg benieuwd naar de verschillen tussen de mannelijke en de vrouwelijke versie. Dan, bij de tweede voorstelling die ik zie, wordt een tip van de sluier opgetild: de mannen staan tegen de muur en  alleen vrouwen komen het podium opstormen.

Het verschil is gigantisch. Dansers hebben altijd sterke, gespierde lichamen, maar mannen zijn meestal groter en volumineuzer dan vrouwen die daarbij vergeleken bijna altijd kleiner zijn en soms zwakker lijken. Maar dat is niet zo als vrouwen een groep vormen, dan is er alle ruimte voor hun kracht en worden het krijgers, die tot veel in staat zijn en bijvoorbeeld makkelijk op spectaculaire wijze een man heen en weer kunnen werpen. Het einde, wat in de eerste versie teder en spannend was, is nu van een ontroerende en trotse schoonheid.

Ik weet jammer genoeg nog steeds niet hoe de mannelijke versie is, maar de vrouwelijke heeft het vanavond in ieder geval met glans gewonnen.

Boeken / Fictie

Voort gaat het verhaal

recensie: Aleksis Kivi (vert. Adriaan van der Hoeven) - De zeven broers

Uitgeverij Athenaeum publiceert de enige roman van de Finse schrijver des vaderlands, Aleksis Kivi. Een belangrijk boek, dat de moderne lezer wat moeite zal kosten.

Een zevenkoppig hoofdpersonage, dat zijn de broers uit De zeven broers eigenlijk. Allemaal hebben ze een eigen persoonlijkheid, vaak bepaald door één bepaalde karakteristiek, en hun interacties zorgen voor menig grappige scène. Schelmen zijn het, deze zeven broers. Altijd op zoek, altijd in de weg gestaan door zichzelf. Als de een niet kostbaar bier in de sauna wil verspillen – ‘We kunnen het ons niet veroorloven …, geen sprake van’ – zegt de ander: ‘Het zou toch best leuk zijn.’

Een belangrijk boek is De zeven broers: de eerste Finse roman, een uiting van het opborrelende nationalisme. Finland zou na Kivi’s vroege dood in 1872 nog ruim veertig jaar onderdeel blijven van het Russische rijk. Politiek was het Finse grondgebied dus niet volledig autonoom of soeverein. Ook in taalkundig en cultureel opzicht was het Fins achtergesteld, dit keer ten opzichte van de machtige Zweedstalige minderheid. Kivi’s roman, gepubliceerd in 1870, moet in die context begrepen worden: niet zomaar een verhaal, maar een teken van een in zichzelf komende, volwassen wordende cultuur en maatschappij, een statement van zelfstandigheid. Wat in het Zweeds kan, kan in het Fins ook.

Literaire roman of politiek project?

Wat een symbolisch boek is De zeven broers! Een belangrijke rol in de roman is weggelegd voor de pogingen van de broers om te leren lezen en schrijven, als onderdeel van hun eigen opgroeien. Pas dan kunnen ze in de kerk intreden – een reden voor de broers om aan het begin van de roman van huis weg te rennen. Tijdens hun tochten belandden ze telkens in de problemen – de vaart zit er goed in. Ruzie hier, ruzie daar, een sauna die in rook opgaat (en wat is er meer Fins dan een sauna?), en vele jaren hard werk. Daaronder blijft het punt van hun morele vorming echter bestaan. Aan het einde hebben ze hun lesje geleerd, iets aan hun ongeletterdheid gedaan en worden ze opgenomen in de dorpsgemeenschap als respectabele mannen.

Van land naar dorp, van natuur naar cultuur, van barbaars naar beschaafd en van analfabeet naar lezer: zie daar de ideale Fin, en het ideale Finland. Natuurlijk moet een roman die de lezer dat plaatje voorschotelt het begin van een nationale literatuur worden. Een eerste stap op de weg van minder- naar meerderheid, van onderdrukte natie tot zelfstandige staat. De zeven broers is literaire roman en politiek project ineen.

Rennende figuren

Toen de roman verscheen in 1870 was er veel kritiek op de volkse taal. Ook dat is natievorming: het afzetten tegen de standaardtaal, die als elitair gezien wordt; een eigen idioom vinden voor de te vormen natie. Vertaler Adriaan van der Hoeven houdt het luchtige, het snelle er in. Voort gaat het verhaal, voort gaan de zinnen. De rennende figuren op de cover van de roman zijn goed gekozen.

Ook in de vorm van het verhaal blijft Kivi speels. Zijn achtergrond in het theater is overal zichtbaar: een paar paragrafen vanuit een alwetende verteller worden snel ingewisseld voor pagina’s dialoog tussen de broers. Dat geeft De zeven broers een eigen karakter, een eigen signatuur, maar maakt het boek voor de moderne lezer minder aantrekkelijk. Een boek van z’n tijd, kun je beter zeggen.

 

 

Godspeed You! Black Emperor - Luciferian Towers
Muziek / Album

Dat er nog hoop is

recensie: Godspeed You! Black Emperor - Luciferian Towers/Efrim Manuel Menuck - Pissing Stars
Godspeed You! Black Emperor - Luciferian Towers

Geen grenzen, geen invasies meer. Water, eten en onderdak voor iedereen. Voorts:’The expert fuckers who broke this world never get to speak again’. Godspeed You! Black Emperor heeft twee jaar na de moker van Asunder, Sweet and Other Distress weer een plaat, en in het geval van het orkest komt die nooit zonder boodschap. Of, in het geval van Luciferian Towers, een populistisch stel eisen. Geen grenzen en eten voor iedereen. Beide vuisten in de lucht.

Maar dat is nog niet alles, want op de plaathoes marcheren de boze woorden gewoon door: ‘The building echoes, folding inwards. There’s a pit where the beating heart of the sun expands. Dust traces its contours like a radiograph.’ Joost mag weten wat het allemaal precies behelst, maar dat het kloppende zonnehart zich uitzet, kondigt met priemende vinger alvast één ding aan: de ochtend. Hoop.

Opruiend optimisme

Nu is het orkest niet helemaal vies van hoop. Wie het stel al eens live aan het werk heeft gezien, is allicht bekend met de aanvangsmars van Hope drone. De lichten gaan uit. Stilte. Dan een orgeltoon. Strijkers krassen. Vijftien minuten verder en het onbepaalde gekras heeft zich ontwikkeld tot een alles vernietigende ravage van vuur en gruis. Alles en iedereen afgefakkeld. Hope Drone.

De hoop van Luciferian Towers is evenwel anders. Op Luciferian Towers zweept het collectief namelijk op tot een soort furieuze euforie. De driedelige ‘Bosses Hang’ suite is met zijn glorieuze majeurakkoorden het meest opgewekte stuk herrie dat het stel ooit op plaat stelde. “We asked for basic needs. All they ever said was nothing.” Het muzikale antwoord is dit keer geen lied van teer en vuur, maar een woedend, opruiend optimisme. Wil de baas niet horen, dan zal het collectief het wereldtoneel zelf wel komen schoonvegen, alle expertfuckers incluis.

Razende vaart

En na een korte tijd van anarchie – zeven krassende minuten op ‘fam/famine’ – is het pas goed feest, want dan breekt de dag aan waarop een ieder zich schaart achter de ‘Anthem of No State’. Schelle jubelfinale met harpen, strijkers en krijsend mariachikoper. Woest wapperende banier voor een bloedrode dageraad. De ontlading, de verzengende climax en alles en iedereen vol op het orgel.

Dan toch. Wie Lift Your Skinny Fists Like Antennas To Heaven erbij pakt hoort het. Luciferian Towers is een bleek lichtgewicht. Woest wapperende banier waait weg als een plastic puut. Dreiging en urgentie zijn verdwenen. Tweeëntwintig jaar diepdonkere apocalyps verpulvert de twee luciferhoutjes. Daar blijft niets van staan. Een schelle streep feedback.

Toegift: de klacht van één man

Deze streep schelle feedback zet zich in 2018 hardnekkig voort op eenmansplaat Pissing Stars. Afzender: Aanvoerder van het collectief Efrim Manuel Menuck. Na het woedende met-z’n-allen van Luciferian Towers is Pissing Stars de Jobsklacht van één man. En alle huizen zijn kapot, en alle steden zijn grauw. Job zit op zijn ashoop en huilt.

Efrim Manuel Menuck - Pissing Stars

Muzikaal gebeurt er weinig. Er is randherrie, ruis. Kapotte muziek. De drone begint en eindigt in hetzelfde stuurloze gekraak. Pissing Stars is de kater na het feest. Het is nog altijd nacht, en de tijden zijn nog altijd chaos. Of, in de woorden van E. Menuck: ’this record is about the dissolution of the state, and all of us trapped beneath, and the way that certain stubborn lights endure – ExMxMx.’

Er is dus nog hoop.

Michael Wolf, fotomuseum den haag, recensie, 8weekly, metropool, life in cities
Kunst / Expo binnenland

De keerzijde van het kapitalisme

recensie: Life in Cities
Michael Wolf, fotomuseum den haag, recensie, 8weekly, metropool, life in cities

Michael Wolf (1954, München) was 49 jaar toen hij zijn carrière als fotojournalist opgaf en besloot om alleen nog maar als fine art fotograaf te werken. Bij fine art fotografie gaat het meer om de achterliggende boodschap, de gevoelens en visie van de fotograaf, dan om de letterlijke foto. De projecten van Wolf, die zich concentreren op metropolen, tonen dat hij daar een meester in is. De tentoonstelling in het fotomuseum in Den Haag is daar het bewijs van.

Voyeurisme in de twilight zone

De expositie begint met een project van Wolf uit 2006 in het centrum van Chicago. Indrukwekkende foto’s laten architectonische overzichten of aparte gebouwen zien, opgetrokken uit veel glas. Sommige doen denken aan honingraten, maar in plaats van bijen bevinden zich hier mensen. En om die mensen gaat het; wat doen die mensen in die gebouwen? Om dit in beeld te kunnen brengen, plaatste Wolf zichzelf op daken of in ramen van tegenover elkaar liggende gebouwen. Daarna wachtte hij op perfect licht; het moment van de dag wanneer de schemering inviel en de binnenverlichting van de gebouwen aan ging. Bij het uitvergroten van zijn foto’s kwam Wolf erachter dat hij kon zien wat er achter het venster gebeurde. Een vorm van voyeurisme waar niet iedereen begrip voor kon opbrengen, zoals duidelijk is te zien op één van de uitsneden.

Michael Wolf, fotomuseum den haag, recensie, 8weekly, metropool, life in cities

Michael Wolf, Tokyo Compression, Tokyo 2010-2013. © Michael Wolf 2018

Opeengepakt

Zijn project Architecture of Density (2003-2014) toont een van de dichtstbevolkte stedelijke gebieden in de wereld, namelijk Hong Kong, China. Wolf woont en werkt daar al 23 jaar. De expositie toont deze foto’s aan de muur, maar ook als een soort reclameborden, los hangend in de ruimte. Het zijn enorme woonkazernes, soms felgekleurd, maar ook in grijs. Het is bijna niet te geloven dat in deze hokjes mensen wonen. Dat dit wel zo is, bewijzen de externe details, zoals de buiten hangende kleding, de planten en soms een vaag gevoel van een interieur. Bij het zien van deze foto’s grijpt de benauwdheid je bij de strot.

Een tweede project, waarbij het opeengepakte gevoel tot uitdrukking komt, voerde Wolf uit in Japan. Drie jaar lang keerde de fotograaf terug naar hetzelfde metroperron in Tokio. In Tokyo Compression (2010-2013) legde hij de gezichten vast van metroreizigers, klem tussen andere forenzen, met hun gezicht tegen het raam ‘geplakt’. De triestheid en de benauwdheid op de gezichten spreken boekdelen.

Michael Wolf, fotomuseum den haag, recensie, 8weekly, metropool, life in cities

Michael Wolf, The Real Toy Story, China 2004. © Michael Wolf 2018

“Wall of fame”

De installatie The Real Toy Story (2004 – 2018) vormt een commentaar op de industriële massaproductie in China. Wolf verzamelde speelgoed, gemaakt door arbeiders in de Chinese speelgoedfabrieken. Van die circa 20.000 stuks speelgoed creëerde hij een kunstwerk aan de wand. Uit de verte doet het kunstwerk vrolijk en uitnodigend aan. Zoveel kleuren, zoveel kinderplezier! Maar dichterbij komend wordt de realiteit duidelijk. Achter deze massaproductie zit ook een massa mensen. In doorkijkjes tussen al het speelgoed laat Wolf de arbeidsomstandigheden zien. De constante herhaling van het werk, het her en der van vermoeidheid slapende werknemers en arbeiders die een ledemaat missen.

A Room with no view

Voor zijn project 100×100 (2007) fotografeerde Wolf de bewoners van Shek Kip Mei Estate. Dit oudste openbare woonhuis van Hong Kong bestaat uit 100 kamers, elk kastvormig en in grootte van slechts 100 vierkante voet. Om zijn boodschap duidelijk te maken, bouwde Wolf de werkelijke ruimte in het museum na. De bezoeker moet in de ruimte staan om de foto’s van de 100 mensen te zien, die daadwerkelijk in zo’n ruimte wonen. Soms zijn de ruimtes netjes en ordentelijk georganiseerd, maar soms zijn het net volgestopte pakhuizen, waar de bewoner zelf bijna in verdwijnt. Het resultaat van een overbevolkte stedelijke omgeving, waar steeds minder ruimte beschikbaar is.

Buiten deze bovengenoemde projecten, valt er nog veel meer te zien op de tentoonstelling, onder anderen de innovatieve manier waarop gebruikt wordt gemaakt van simpele stalen kledinghangertjes, hoe men kapotte stoelen prefabriceert tot ware kunstwerken, composities van de daken van Parijs en foto’s gedownload van Google Earth. Een tentoonstelling om niet snel te vergeten, maar wel een met een lach en een traan.

Afbeelding bovenaan recensie: Michael Wolf, Tokyo Compression, Tokyo 2010-2013. Michael Wolf 2018

Afbeelding onderaan recensie: Michael Wolf, Architecture of Density, Hong Kong (2003-2014). © Michael Wolf 2018

Boeken / Non-fictie

Geïmproviseerd Europa

recensie: Luuk van Middelaar - De nieuwe politiek van Europa

In zijn nieuwe boek werpt de Leidse hoogleraar Luuk van Middelaar nieuw licht op Europa. Een informatief, soms smeuïg boek.

De nieuwe politiek van Europa is een vervolg op De passage naar Europa (2009). In dat boek schreef Van Middelaar (1973) over het belang van de Raad, het gremium waar de Europese staats- en regeringshoofden bijeenkomen. In zijn nieuwe boek borduurt hij voort op die lijn van denken. Van Middelaar was van 2010 tot 2015 speechschrijver van Europese Raad-voorzitter Herman van Rompuy. Mede door zijn jaren in het hart van de Brusselse besluitvorming lijkt Van Middelaar nog meer dan tevoren overtuigd van de centrale plaats die Rutte, Merkel en hun collega’s innemen in de Europese besluitvorming.

Hybride karakter

De nieuwe politiek van Europa heeft een hybride karakter: deels memoires, deels een verdediging van de EU, deels politiek-wetenschappelijk vertoog. Centraal staat de these dat de EU in de voorbije zeven crisisjaren zich ontwikkeld heeft van een organisatie gericht op regelpolitiek naar een die zich in toenemende mate bezighoudt met gebeurtenissenpolitiek. Van de lengte van komkommers en de breedte van wasmachines naar Griekse bail-outs en migrantenstromen. Met andere woorden, van depolitisering naar politisering. Die overgang heeft zich niet geruisloos voltrokken en had dat, volgens Van Middelaar, ook niet kunnen doen. Waar regelpolitiek uitgaat van getallen en wetten, drijft gebeurtenissenpolitiek op improvisatie.

Improvisatie

En geïmproviseerd is er. Sinds 2010: de terugkerende Griekse financiële nood, de mogelijke besmetting van Italië waardoor Berlusconi het veld moest ruimen, de migratiecrisis en, meest recent, het Brexit-referendum en de verkiezing van Donald Trump in de VS. Elk van deze momenten veranderde het Europese speelveld en stelde eisen aan de Unie die binnen bestaande kaders en gedragspatronen niet ingewilligd konden worden: droge, uitgesponnen discussies mogen een goed middel zijn verschillende nationale wetgevingen naar elkaar toe te laten bewegen, dergelijke gesprekken kunnen de komst van honderdduizenden vluchtelingen naar Europa niet doen stoppen.

De charme van De nieuwe politiek van Europa is het inkijkje dat Van Middelaar geeft in de werking van de Brusselse instituten. ‘Essentieel voor het welslagen van de bijeenkomsten is clubgevoel,’ schrijft hij bijvoorbeeld over de Europese raad. ‘Ook nieuwkomers, sommigen onwennig, doen mee met het “Angela”, “Emmanuel”, “Theresa”, “Mark”, “Charles” en “Jean-Claude”. Aan de tafel – jarenlang ovaal en sinds kort rond – hebben allen een vaste plaats’. Op zulke momenten is Van Middelaar tongue-in-cheek, haast een beetje ondeugend: kijk, ik was erbij! Het maakt van De nieuwe politiek van Europa een smeuïg boek.

Leesbaarheid

Op andere momenten is het boek droger, en misschien ook informatiever. De Europese Unie is ingewikkeld: niet transparantie, maar leesbaarheid is gevraagd vindt Van Middelaar. Zijn boek levert daar een bijdrage aan. Soms is de balans tussen de anekdotische en de analytische elementen wat zoek, maar over het algemeen is De nieuwe politiek van Europa een leesbare en overtuigende duiding van de EU’s jongste geschiedenis.

Frans Vogel
Boeken / Poezie

Lichtzinnig met wat diepgang

recensie: Van de straat – en of! Het beste van Frans Vogel
Frans Vogel

Het lijkt alsof de naam en faam van de Rotterdamse dichter Frans Vogel voor altijd ingeklemd zit tussen de bekendheid van Cornelis Bastiaan Vaandrager en Jules Deelder. Niet helemaal terecht, Vogel blijkt een onbevangen stilist met een eigen geluid en een brutale pen.

In de bundel Van de straat – en of! Het beste van Frans Vogel wordt een ruime keuze uit het werk van Frans Vogel (1935–2016) gepresenteerd. De dichter, tevens kunstenaar, copywriter, fotomodel én provocateur heeft met zijn uiteenlopende stijl een caleidoscopisch oeuvre opgebouwd. Een hoeveelheid gedichten die niet meer dan drie bundels beslaat. De titel Van de straat is een goede kwalificatie: Vogel keek om zich heen en nam alles wat zijn aandacht had als uitgangspunt of inspiratiebron. De verbondenheid met Vaandrager is vanaf het begin duidelijk, want Vogel was in zijn directheid en onaangepastheid van dezelfde school. ‘Vaan’ daarentegen dreef zijn dichtkunst tot diep in de verwarrende abstractie, zijn ready-mades konden op een onbegrijpelijke woordenbrij uitlopen. Frans Vogel blijft dichter bij de realiteit en toont daarmee een meer bedachtzame stijl.

Sendero Luminoso

De boel is geëffend.
De weg is gebaand.
De blubber doeltreffend
verdonkeremaand.

Hier ligt nu van leisteen
(aan weerszij gevat
tussen grasbanen heen)
het kaarsrechte pad:

de loper kan uit,
het feestlicht kan aan.

Rotterdamse wisecracks

Niet dat de dichter een duidelijke koers in gedachten lijkt te hebben, hij zwabbert van het ene naar het andere onderwerp en vindt voor alles binnen zijn interessegebied een poëtische uitlaatklep. De regels laveren tussen een scherpe observatie, een gevoelige snaar en een flauwe wisecrack. Dat veel van het geschrevene de schuine humor niet ontstijgt begint na een halve bundel wat te vervelen. Toch weet Vogel met zijn soms geforceerde zinsconstructies en overdadig enjambement de aandacht vast te houden. Het is de onbevangen vindingrijkheid die nieuwsgierig maakt naar meer (een ‘zielenpoot’ is bij hem een ‘ruige biechtvader’). Een soort aangename lichtheid in thema en stijl, hier en daar afgewisseld met een grove uitschieter die de lezer weer met beide benen op de – zeer Rotterdamse – aarde zet.

Blomsteel

Mij spreekt
de blom
een tale.
(Guido Gezelle)

Mij prijkt
de blom
in top
van haar steel
als een bol-
microfoon
op zijn
standaard.
(Frans Vogel)

Reclamejargon

Vogel werkte in de jaren zestig met zijn kornuiten Vaandrager en Hans Sleutelaar als copywriter bij een reclamebureau. Zijn soepele pen en observerend vermogen heeft hij duidelijk uit deze periode overgehouden, net als de verwerking van veel Engelse begrippen in zijn werk. De reclamewereld brengt, ironisch genoeg, inspiratie voor een reeks gedichten die het gebruikte jargon juist op de hak nemen: ‘Het gaat erom een account binnen/ te slepen: ’t complete bureau staat/ op scherp. Desnoods wordt tot ’s avonds laat/ gewerkt om New Biznizz te winnen.’

Tere snaar

Eén van de sterkste verzen in deze bundel is het gedicht ‘Bladmuziek’, geschreven voor beeldend kunstenaar en goede vriend Daan van Golden. Met een uiterste gevoeligheid laat de dichter zijn genegenheid voor de Schiedamse kunstenaar blijken, door een kunstwerk te beschrijven en tegelijkertijd zijn persoonlijke indruk te verwoorden. Een gedicht dat, in deze gebundelde wirwar van lichtzinnigheden, pas goed laat zien waarom de poëzie van Frans Vogel het verdient om gelezen te worden.

Bladmuziek

Op de hoek Timorstraat
en Brede Hilledijk

prijkt de ornamentenlijst
die door Daan van Golden

werd ingevuld met rood
lover. ‘t Is alsof je

met je handen achter
je hoofd onder een boom

ligt (je hebt een grasspriet
in je mond) en de wind

door het bladerdek strijkt:
‘t geruis maakt je bladstil.