Boeken / Fictie

Unheimliche inspiratiebron voor velen

recensie: E.T.A. Hoffmann - Klaas Vaak en andere verhalen

Een man schenkt zijn spiegelbeeld aan de demonische schoonheid Giuletta; een oude vrouw ziet het goed geconserveerde lijk van haar bruidegom terug nadat het vijftig jaar in een mijn heeft gelegen; in een oud kasteel zorgt een brute moord uit het verleden voor een sinistere atmosfeer die langzaam verandert in een sluimerende waanzin; een alchemistische kinderhater neemt in de verbeelding van een jongeman de duivelse trekken aan van Klaas Vaak. Werkelijkheid en waanzin lopen door elkaar in de fantastische verhalen van E.T.A. Hoffmann. Ze verwekken een aangename huivering in je gemoed en doen je ademloos doorlezen tot in het diepst van de nacht.

Ernst Theodor Amadeus Hoffmann (1776-1822) was naast schrijver ook een hartstochtelijk muziekliefhebber, die als hommage aan Wolgang Amadeus Mozart zijn derde voornaam van Wilhelm in Amadeus veranderde. Hoffmann was zelf een niet onverdienstelijk muzikant die geruime tijd zijn geld met muzieklessen moest verdienen en tevens veel kritieken over de muziek schreef. Pas op latere leeftijd begon hij te schrijven en daarin bleek zijn talent pas werkelijk tot uiting te komen. Met name zijn verhalen vonden veel weerklank, maar ook zijn debuutroman Het duivelselixer (1816) was een enorm succes. Hoffmann oefende met zijn werk veel invloed uit op latere, veel bekendere schrijvers als Washington Irving, Nathaniel Hawthorne en Edgar Alan Poe.

~

Fantastische vertellingen

Hoffmanns Klaas Vaak en andere verhalen bestaat uit zes fantastische vertellingen die op uitstekende wijze in het Nederlands zijn vertaald door Anton Haakman. De bundel bevat naast drie verhalen (De avonturen in de oudejaarsnacht, Klaas Vaak en Raadheer Krespel) die Offenbach gebruikt heeft voor zijn opera Les contes d’Hoffmann, ook nog de huiveringwekkende novelle Het majoraat en de op ware gebeurtenissen gebaseerde De mijnen van Falun. Tevens is het sprookje Notenkraker en muizenkoning dat aan de basis stond van Tsjaikovski’s balletpartituur De notenkraker, opgenomen. Aangezien een verantwoording voor de keuze van deze verhalen ontbreekt, wordt het echter niet duidelijk waarom belangrijke verhalen als Das Fräulein von Scuderi en Der Goldene Topf ontbreken.

De Romantiek

Hoffmann werd met zijn verhalen een van de belangrijkste schrijvers van de (late) Duitse Romantiek. Zoals in de Romantiek heel gebruikelijk is behoren de dubbelganger, het kwaad, en de menselijke waanzin tot de belangrijkste motieven in zijn werk. Terwijl de traditionele fantastische literatuur zich echter veelal afspeelde op begraafplaatsen, in kloosters, en in woeste bossen waar bovennatuurlijke wezens rondspookten, situeert Hoffmann zijn verhalen echter al in een meer alledaagse setting. Vaak blijft het daarbij onduidelijk of de verschrikkingen werkelijk bestaan of zich slechts binnen het zieke bewustzijn van het personage afspelen.

Hoffmann bevindt zich met zijn verhalen dan ook midden in een ontwikkeling waarbij de demonische dreiging van spoken, heksen en andere griezels zich verplaatst van de bovennatuurlijke schemerwereld naar het menselijke innerlijk. De mythologische figuren die het ongrijpbare kwaad representeren worden zo steeds meer binnen de menselijke psyche zelf gesitueerd. Aan het eindpunt van deze ontwikkeling staat de opkomst van de moderne psychologie van Sigmund Freud. Het hoeft dan ook niet te verbazen dat Freud zijn essay Das Unheimliche grotendeels gebaseerd heeft op Hoffmanns verhaal Klaas Vaak.

Het unheimliche

In een interpretatieve tour de force weet Freud dit verhaal in verband te brengen met de enkele hoofdthema’s uit zijn psychoanalyse, zoals het castratiecomplex. Ondanks het feit dat zijn psychoanalytische duiding te geforceerd is om geheel te overtuigen, zijn Freuds ideeën over het unheimliche nog steeds uiterst relevant. Volgens Freud wordt iets unheimlich als de grens tussen werkelijkheid en fantasie vervaagt. Het unheimliche is niet zozeer angstaanjagend omdat het vreemd en onbekend is, maar omdat het juist op vreemdsoortige wijze aan ons verwant is, terwijl we onszelf er niet zomaar van kunnen losmaken. Het is een spiegel waarin we geconfronteerd worden met onze eigen duistere kanten die we veelal zorgvuldig verdrongen hebben.

In Klaas Vaak identificeert hoofdpersoon Nathanael de verschrikkelijke zandman uit het bakersprookje met de oude advocaat Coppelius, die geregeld bij zijn vader op bezoek komt voor geheime experimenten. Jaren later meent hij deze Coppelius te herkennen in de Italiaanse heer Coppola, handelaar in weerglazen, die hem een verrekijker verkoopt. Met deze bijzondere verrekijker bespiedt hij Olimpia die tegenover hem woont en de hele dag aan een tafeltje zit. Nathanael vergeet zijn eigen geliefde vriendin en wordt op slag smoorverliefd op deze Olimpia, die echter wel heel star en mechanisch is en niets meer weet uit te brengen dan “Ach, ach, ach.”

Noodlot

Het verhaal Raadheer Krespel heeft een veel minder unheimlich karakter, alhoewel het ook daarin wel sluimerend aanwezig is. Het verhaal gaat over de excentrieke violenverzamelaar Krespel die in het geheim met een onhandelbare operazangeres is getrouwd en bij haar zijn dochter Antonie heeft verwekt. Antonie blijkt prachtig te kunnen zingen, maar haar vader verbiedt het haar. Wat in eerst instantie op een dictatoriaal schrikbewind lijkt, blijkt later een zeer verstandig noodmaatregel te zijn die noodzakelijk is om Antonie in leven te houden. Desondanks slaat het noodlot toch ongenadig toe.

Boeken / Strip

Zoektocht door Nederlands Indië

recensie: Peter van Dongen - Rampokan 2: Celebes

Het heeft maar liefst vier jaar geduurd voor het tweede en laatste deel van de stripreeks Rampokan deze maand verscheen. Dat lijkt lang, maar is gezien de precieze tekenstijl van auteur Van Dongen niet helemaal verwonderlijk.

~

Peter van Dongen (1996) maakt gebruik van de zogenaamde ‘klare-lijn’-stijl. Bij deze tekenstijl wordt gebruik gemaakt van heel duidelijke lijnen. Daarbij worden achtergronden heel realistisch weergegeven, terwijl de gezichten van de personen vaak min of meer schetsmatig worden weergegeven. Het tekenen is bij deze stijl op zich al een heel tijdrovende klus, maar daar komt bij dat Van Dongen zich uitermate zorgvuldig heeft gedocumenteerd voor deze historische strip over de naoorlogse strubbelingen in Nederlands-Indië. Hij maakte hiervoor zelfs een reis naar Indonesië.

Java en Celebes

Het verhaal dat Van Dongen vertelt is knap ingewikkeld. Rampokan begint in het eerste deel, dat Java heet, met een aantal jonge soldaten die in 1946 naar Nederlands-Indië trekken om daar voor Nederland orde op zaken te stellen. De hoofdpersoon Johan Knevel is afkomstig uit Indië en gooit op de heenreis per ongeluk een medesoldaat genaamd Erik Verhagen van boord. Door samenloop van omstandigheden komt hij in handen van de gedeserteerde Burt Dekker, die de Indonesische vrijheidsstrijders helpt en Johan aanziet voor Erik. In het nu verschenen tweede deel zijn de figuren in het verhaal naar het eiland Celebes gegaan. Johan/Erik en Burt zijn op zoek naar een sanro, een opstandige priester, om deze te ondersteunen. Hierbij wordt Johan op schokkende wijze geconfronteerd met zijn Indische verleden, waarna hij op zoek gaat naar zijn oude kindermeisje. Het spoor leidt terug naar de sanro Johan/Erik komt flink in de problemen.

Identiteit

Rampokan heeft als hoofdthema de verloren identiteit. De hoofdpersoon is in de Tweede Wereldoorlog zijn identiteit als bewoner van Indië verloren, die hij nu probeert terug te vinden. Daarnaast raakt hij zijn eigen identiteit kwijt doordat, hij voor Erik Verhagen wordt aangezien. Dit thema wordt door de auteur op treffende wijze vormgegeven. Je voelt op sommige momenten duidelijk mee met de vertwijfeling van Johan/Erik. De beide delen van Rampokan vormen bepaald niet een eenvoudig te volgen verhaal, misschien juist wel omdat het een strip is. Het verhaal Celebes is als op zichzelf staand verhaal slecht te begrijpen. Wat het verhaal erg ingewikkeld maakt, zijn verschillende flashbacks, flashforwards en standpuntverwisselingen. Doordat het boek in zwart-wit is uitgegeven is het soms moeilijk alle informatie uit de zeer gedetaileerde tekeningen te lezen. De tekeningen hebben een zandkleurige steunkleur voor het heden en een grijze voor de flashbacks, en de lezer moet deze kleurencode leren ontcijferen voor meer begrip van het verhaal.

Stille kracht

~

Celebes op zich kun je moeilijk als apart werk beoordelen, omdat het zo verbonden is met Java. Toch is een duidelijke vooruitgang in het werk van Van Dongen te zien. De “camerastandpunten” in Celebes zijn ingewikkelder en er wordt bijzonder omgegaan met overgangen, waardoor de strip een beetje het uiterlijk krijgt van een film op papier. De mystieke sfeer die door het hele boek hangt maakt het werk spannend. Je krijgt een beetje hetzelfde gevoel als bij De stille kracht van Louis Couperus. Rampokan verdient daarmee op zijn minst een mooie plek binnen de literatuur over Nederlands-Indië.

Tot en met 20 december 2004 is een tentoonstelling te zien van het werk van Peter van Dongen in Galerie Serieuze Zaken in Amsterdam.

Film / Films

Videotapes op een schijfje

recensie: Central Do Brasil // Ripley's Game // Black Mask // Extraño // Luther // Les invasions barbares // Alegria

.

Central Do Brasil

~

(Walter Salles, 1998 • RCV)

De voormalige lerares Rosa is in Rio de Janeiro een van de weinige mensen die kan schrijven en verdient haar geld dan ook met het schrijven van brieven voor anderen. De brieven doet ze in de meeste gevallen echter niet eens op de post om zo nog wat extra’s te verdienen aan de uitgespaarde postzegel. Als de moeder van een van haar klanten een ongeluk krijgt en overlijdt, ontfermt ze zich tijdelijk over de alleen achtergebleven jongen. Niet lang daarna besluit ze hem echter te verkopen. Als haar geweten dan toch begint te knagen pikt ze hem weer op en gaat met hem op zoek naar zijn vader. Dit levert een soms hilarische, soms aangrijpende tocht op waarbij deze twee door God en mens verlaten mensen, die elkaar soms bijna naar het leven staan, steeds nader tot elkaar komen. Regisseur Walter Salles geeft met deze meermaals bekroonde film een mooi en ingetogen portret van twee uitgestoten mensen die naar een normaal leven hunkeren. (MB)

Ripley’s Game

~

(Liliana Cavani, 2002 • RCV)

In Ripley’s Game is Tom Ripley (John Malkovich) een ijzig kalme maar bij tijd en wijle monsterlijke figuur, die zijn geld verdient met zwendel. Geen onbekend gegeven voor de liefhebbers van de boeken van Patricia Highsmith, waarop intussen al heel wat Ripley-films gebaseerd zijn (onder andere The Talented Mr. Ripley van Anthony Minghella en The American Friend van Wim Wenders). Dan klopt een kennis bij Tom Ripley aan en vraagt hem een concurrent uit de weg te ruimen. Ripley verwijst de kennis door naar de onschuldige buurman, een lijstenmaker. Deze weigert in eerste instantie, tot hem een aanbod wordt gedaan dat de vriendelijke huisvader onmogelijk kan afslaan. Verrassender dan Ennio Morricones routineuze muzaksoundtrack is het ritme van de film. De ontwikkelingen ontvouwen zich hortend en stotend, terwijl de scènes daarentegen wat traag in beeld zijn gebracht. Discussies over wat Ripley vanavond zal eten krijgen de tijd, maar sleutelinformatie wordt slechts af en toe aangestipt. Bovendien wordt veel tijd ingeruimd voor personages en ontwikkelingen die er niet toe doen. Dit alles leidt ertoe dat de film op een prettige manier iets nerveus krijgt. Je wordt bang wat te missen. Echter, het enige dat van constante kwaliteit genoemd kan worden is het camerawerk van Alfio Contini. Die is de hele film lang briljant. Dat maakt van Ripley’s Game een spannend maar onevenwichtig geheel. (PB)

Black Mask

~

(Daniel Lee, 1996 • Indies)

Een typisch voorbeeld van de genrecinema uit Hong Kong die Hollywood en in mindere mate Europa zo beïnvloed heeft: Black Mask, met inmiddels superster Jet Li en geproduceerd door de gerenommeerde Hark Tsui (Swordsman, A Chinese Ghost Story, The Blade…). Alle ingrediënten van een puike pulpfilm zijn aanwezig: een stupide verhaal (van zenuwen ontdane vechtmachine bindt de strijd aan met zijn makers), lak aan logica en esthetica, maar in plaats daarvan een portie wervelende vecht- en actiescènes. En die zijn, met name in de uitgebreide slotstrijd, zelfs voor de begrippen van het land waar zulk onzinnig vertier is uitgevonden, voortreffelijk. Acrobatisch geweld vastgelegd met ongewone camerastandpunten en –bewegingen en bizarre montage: Black Mask is rommel van de bovenste plank, genieten voor de liefhebber dus. Na een aantal goedkopere edities wordt de film nu voor het eerst in breedbeeld uitgebracht. Nu alleen nog in orginele taal, want die Engelse nasynchronisatie blijft lachwekkend. (PC)

Extraño

~

(Santiago Loza, 2003 • Filmfreaks)

Alex is een alleenstaande man van middelbare leeftijd die om een niet nader verklaarde reden zijn beroep als arts niet meer uitvoert. Hij woont bij zijn gescheiden zus en haar twee zoontjes. De introverte Alex zit duidelijk niet lekker in zijn vel, het lijkt wel alsof hij het leven zoveel mogelijk links laat liggen in de hoop dat de distantie wederzijds wordt. Dit verandert wanneer hij op een dag de eveneens alleenstaande en zwangere Erika ontmoet. In zijn speelfilmdebut schetst regisseur Santiago Loza een prachtig verhaal waarin weinig gesproken wordt maar de stiltes veelzeggend zijn. Het acteren, de soundtrack, de cameravoering: alles straalt rust en ingetogenheid uit, maar in alles is de onderhuidse spanning duidelijk voelbaar. Een breekbare film die past in de rijke traditie van de Zuid-Amerikaanse kwaliteitscinema. (HdV)

Luther

~

(Eric Till, 2003 • RCV)

De Reformatie uit de 16e eeuw is een van de meest invloedrijke gebeurtenissen uit de West-Europese geschiedenis. Het was niet alleen een religieuze strijd waarbij de protestanten zich afsplitsen van de Rooms-katholieken, maar het zette ook een brede maatschappelijke revolutie in gang. Over een van de voormannen van deze Reformatie, de Duitse geleerde Maarten Luther, is nu een film verschenen. In tegenstelling tot wat je zou verwachten staat de film niet bol van de clichés en wordt de historische werkelijkheid slechts hier en daar geweld aan gedaan. Er wordt bijvoorbeeld wel erg veel nadruk gelegd op Luthers strijd tegen de aflaathandel, terwijl dit slechts een van zijn beroemde vijfennegentig stellingen betrof. De film weet te boeien door het overwegende goede acteerwerk en doordat er genoeg aandacht is besteed aan de andere factoren die de Reformatie tot een succes maakten, zoals bijvoorbeeld de bescherming die Luther genoot van Prins Frederik de Wijze en de aandacht die hij had voor maatschappelijke mistanden. (MB)

Les invasions barbares

~

(Denys Arcand, 2003 • Paradiso)

Deze Canadese film van de regisseur Denys Arcand is uitgebreid de hemel in geprezen, de film won een Oscar en werd in Cannes genomineerd voor een Gouden Palm. De film wekt daarmee verwachtingen die hij naar mijn idee niet helemaal waar kan maken, waardoor het kijken ervan op een teleurstelling dreigt uit te lopen. Voor wie geen hemelverheffend meesterwerk verwacht, zal deze film desondanks zeker de moeite waard zijn. Centraal staat de vrijgevochten professor Remy die altijd groots en meeslepend heeft willen leven, hij was gek op vrouwen en heeft alle mogelijke idealen aangehangen. Zijn zoon Sébastien werkt bij een internationaal bedrijf en is een kapitalistische miljonair zonder idealen die nog nooit een boek heeft gelezen. In de ogen van zijn vader is hij een barbaar zonder enig cultureel besef. Als Remy echter kanker blijkt te hebben, is het Sébastien die ervoor zorgt dat zijn vader waardig en in alle rust kan sterven, gesteund door zijn oude maatjes uit zijn jonge jaren. Het levert een bij vlagen cynische film op die tegelijkertijd echter ook uitermate humanistisch is. (MB)

Alegria

~

(Franco Dragone, 1998 • RCV)

Het 11-jarige zwerfweesje Momo en zijn beschermengel Frac, een mimespeler die gedesillusioneerd is in het spel en en het leven, willen ontsnappen aan het duistere leven in de grote stad. Wanneer Fran Giulietta, een zangeres in een rondtrekkend circus, ziet, wordt hij smoorverliefd en samen met zijn kleine compagnon probeert hij het hart van zijn schone muze te veroveren en uit de handen te blijven van de schurk Marcello. Deze film met, door, over en geïnspireerd door het Cirque du Soleil is een duister liefdessprookje vol goochelarij, grotesk drama, acrobatiek, dans en muziek. Alegria heeft de gemiddelde filmfan weinig te bieden, maar mensen die op zoek zijn naar een magische mix tussen Disney-films, Moulin Rouge en uiteraard Cirque du Soleil kunnen Alegria waarschijnlijk wel waarderen. De featurette en de trailer zijn de enige, zoals zo vaak ondermaatse, extra’s. (HdV)

Theater / Voorstelling

Inspiratie van de zee

recensie: Seemannslieder / Op hoop van zegen (ZT Hollandia)

.

~

In eerste instantie was het de bedoeling dat Marthaler Heijermans klassieker Op hoop van zegen zou regisseren, maar daar stapte de Zwitser al snel van af. Hij wilde geen bestaand verhaal vertellen, maar een door improvisatie ontstaan collagetoneel maken. Op hoop van zegen bleef een belangrijke inspiratiebron, maar tijdens de repetities stond niets vast: de acteurs mochten aanrommelen in een al wel volledig ontworpen decor. Geleidelijk aan ontstonden losse scènes, zonder een verhaal. Pas enkele dagen voor de première vertelde Marthaler in welke volgorde de scènes gespeeld gingen worden. En wonderbaarlijk genoeg levert het een coherente voorstelling op.

Vertraging

~

Seemannslieder / Op hoop van zegen is een stuk geworden dat ruist en deint als de zee. Soms word je plotseling opgezwiept op een hoge golf, en dan vangt de eindeloze wiegeling weer aan. Het lage tempo is een heel wezenlijk element van het stuk: Marthaler dwingt je daarmee stil te staan bij wat er gebeurt als er in feite niets gebeurt. Zo draagt Graham Valentine met opper-Brits accent de eerste regel van een zeemansballade voor, met een snelheid van twee woorden per minuut en dan ook nog eens telkens weer opnieuw. En dat zeker tien minuten lang. Gek genoeg merk je dat je luistert, en dat je meegaand met het rijzen en dalen van Valentines stem iets heel wezenlijks beleeft. De overige acteurs hangen onderuitgezakt op banken, tegen de bar aan of over de piano en laten hem rustig zijn gang gaan. Ook jij zakt onderuit, in een prettig soort vertraging die ruimte biedt om te je gedachten te laten gaan en te dromen. Totdat plotseling de volgende acteur het roer overneemt om je met een gek dansje, een gloedvolle Franse chanson of een dramatisch fragment uit Op hoop van zegen weer een andere kant op te sturen. Zo grijpen de Seemannslieder je steeds weer, ook als je net dacht dat het nu wel afgelopen zou mogen zijn. Als het einde dan ook daadwerkelijk daar is besef je: Marthaler neemt de tijd om zijn publiek te betoveren, mee te voeren, en niet alleen maar bezig te houden.

Muziek

Muziek speelt een belangrijke rol in de voorstelling. Allerhande liederen over de zee blijken een rijke bron van inspiratie. De acteurs zingen psalmen, oude zeemansliederen, fragmenten uit Der fliegende Holländer van Wagner, liederen van Schubert en Ravel. Maar ook burleske volksliedjes komen veelvuldig voorbij. Ballades worden afgewisseld met slapstick-achtige humor. Hadewych Minis zingt prachtige Franse chansons, maar er is ook ruimte voor het slangenmenstrucje van Chris Nietvelt. Frieda Pittoors speelt glansrijke rollen. Ze draagt op meeslepende wijze prachtige teksten van Pessoa voor, maar sleept zichzelf ook overtuigend over het podium, meegevoerd door een imaginaire windhoos.

Emoties

In Marthalers collage krijgen de verzamelde liedjes, gedichten en prozafragmenten een speciale betekenis; ze doen je beseffen hoe machtig muziek en tekst zijn als drager van emotie, van hoop, van verdriet, van berusting, van vertrouwen. En je beseft dat ons bestaan vooral rond die emoties draait, en dat handelen in zekere zin maar bijzaak is. Seemannslieder/ Op hoop van zegen is daarmee meer een voorstelling geworden over het wachten, hopen, herinneren, treuren en dromen dat het leven is dan een voorstelling over de zee.

Seemannslieder / Op hoop van zegen is nog tot en met 10 januari 2005 te zien.

Film / Achtergrond
special: Een interview met Theo Angelopoulos

‘In mijn films praat ik altijd over mezelf’

Theo Angelopoulos heeft een grote staat van dienst voor de uitstraling van de Europese cinema. Hij wordt omschreven als ‘de grote Europese filmpoëet’ en zijn kast staat vol met prijzen van filmfestivals als Berlijn en Cannes. Hoe groots hij zijn films ook opzet, altijd komt het persoonlijke naar voren. Twee minuten nadat ik hem de hand had geschud, blijkt dat dat ook typerend is voor de dagelijkse manier van omgang van de Griekse regisseur. Aangezien de lobby van zijn prachtig chique Amsterdamse hotel te rumoerig was, stelde hij voor om naar zijn kamer te gaan. “Veel intiemer, persoonlijker”, glimlachte hij. In de drie kwartier die volgde bleek deze eigenzinnige, grinnikende Griek – in tegenstelling tot zijn donkere en sombere films – een erg vrolijke en vriendelijke man te zijn.

~

Eleni, de nieuwste film van Angelopoulos, is het eerste deel in een trilogie die de geschiedenis van de twintigste eeuw beschrijft. In zijn kenmerkende stijl voert hij ons in dit eerste deel voornamelijk langs de Griekse geschiedenis van de eerste helft van de vorige eeuw, gezien door de ogen van een vrouw, Eleni. Het is slechts de tweede keer dat een vrouw de hoofdrol speelt in een van zijn films. “In mijn eerste echte film stond ook een vrouw centraal. Met Eleni is voor mij de cirkel rond.”

Intiem en persoonlijk

~

Het is niet de eerste keer dat Angelopoulos (een deel van) de Griekse geschiedenis op celluloid probeert te vatten. In 1975 verscheen O Thiassos (The Travelling Players), waarin hij het epische verhaal schetst van een groep reizende acteurs, die begint voor de Tweede Wereldoorlog en doorloopt tot in de jaren vijftig. Bij Eleni heeft Angelopoulos duidelijk voor een andere insteek gekozen. “O Thiasos was een verhaal over politiek en geschiedenis van een heel volk. In het geval van Eleni gaat het meer om de persoonlijke geschiedenis van Eleni, de vrouw. De geschiedenis reflecteert wel op haar, heeft invloed op haar leven, maar het gaat om Eleni.” Een meer persoonlijke aanpak dus dan in de jaren zeventig. Dat zal niemand verbazen aangezien de laatste films van Angelopoulos al veel intiemer en persoonlijker waren dan zijn vroegere werk. Kijk bijvoorbeeld maar naar zijn vorige twee films, Ulysses’ Gaze en Eternity and a Day. “Ook al zou ik het niet willen,” bekent de oude Griek, “in mijn films praat ik altijd over mezelf. Ik vertel mijn verhaal, alles wat ik meegemaakt heb, de mensen die ik ontmoet heb. Het is mijn wereld.”

Herschreven

Kenners van Angelopoulos’ oeuvre zullen de film herkennen als een van zijn meest toegankelijke werken. Er zijn minder typische Angelopoulos-momenten waarin heden en verleden, realiteit en droom in hetzelfde shot worden getoond en de film houdt zich in grote lijnen aan de chronologische volgorde van het verhaal. Deze aanpak vindt zijn oorsprong in het feit dat de trilogie oorspronkelijk als één film geschreven was. “Toen het oorspronkelijke scenario geschreven werd, toen er van een trilogie nog geen sprake was, was het niet linear geschreven maar met veel flashforwards en flashbacks. Het begon in het New York van nu en sprong terug naar het Griekenland van de eerste helft van de eeuw. Maar omdat de film op deze manier te lang werd [grinnikt], lieten de producers mij de keuze: of er een trilogie van maken, of het hele project afblazen.” Het script werd herschreven en er werd gekozen voor een meer chronologisch verhaal dat de rode draad van de trilogie werd.

Tipje van de sluier

~

Op mijn inhoudelijke vragen over de andere twee delen wilde hij niet te gedetailleerd ingaan. “Over het productieschema is nog niet veel bekend, maar de scripts zijn af. Het tweede deel, dat de titel The Third Wing zal krijgen, begint bij de dood van Stalin en loopt tot aan de van van de Berlijnse muur. Het slot, dat momenteel als werktitel The Eternal Return heeft, loopt van de val van de Muur tot aan de millenniumnacht.” Voor de twee nog te verschijnen films is Griekenland niet groot genoeg. “De halve wereld komt aan bod: Oezbekistan, Siberië, Moskou, New York, Canada.” En meer wilde hij echt niet kwijt. We krijgen het wel te zien.

Altijd in drieën

Hoewel dit de eerste keer is dat de titel van een van zijn films het woord ’trilogie’ bevat, werkt Angelopoulos altijd in trilogieën. De eerste, bestaande uit Days of ’36, The Travelling Players en O Megalexandros, maakte hij in de jaren zeventig en wordt ook wel de ’trilogie van de geschiedenis’ genoemd. Daarna volgde in de jaren tachtig de ’trilogie van de stilte’ met Voyage to Cythera, The Beekeeper en Landscapes in the Mist. In de jaren negentig kwamen The Suspended Step of the Stork, Ulysses’ Gaze en Eternity and a Day uit, die samen de ’trilogie van de grenzen’ vormen. En nu dus zijn groots opgezette en meestomvattende werk, zijn magnum opus.

Door tot het einde

In 1998 zei de nu 69-jarige Angelopoulos in Cannes dat hij langzaam richting het einde van zijn carrière ging. Kan het zijn dat dit zijn laatste trilogie is? “Ik hoop het niet, maar het zou zeker kunnen.” Als dat inderdaad het geval is, laat hij met zijn twaalf hoofdfilms een onmiskenbaar sterk en coherent oeuvre achter. “Maar ik ben van plan net zo lang door te gaan als [de Portugese regisseur] Manoel de Oliveira. En hij is 96!”

Film / Films

Eerste akte van grauwe Griekse geschiedenis

recensie: Eleni (Trilogy: The Weeping Meadow)

De afgelopen maanden hebben we aardig wat van de Grieken gezien. Het nationale voetbalelftal zorgde daar voor een volksfeest door het Europese Kampioenschap voetbal te winnen en door de Olympische Spelen zagen we vele mooie kanten van een zonnig getint land. Regisseur Theo Angelopoulos heeft met Eleni (Trilogy: The Weeping Meadow) een klaaglied op Griekenland gemaakt waarin hij laat zien dat het land niet altijd feestelijk en zonnig is geweest maar dat de tragiek die in de oudheid al een enorme rol speelde, ook een stempel heeft gedrukt op de moderne geschiedenis.

~

~

Dit eerste deel van Angelopoulos’ trilogie (er is nog niets bekend over de andere delen) verweeft de belangrijkste gebeurtenissen uit de Griekse geschiedenis van 1919 tot 1949 met het levensverhaal van Eleni. In de openingsscène zie je hoe zij als weesje met een groep Russische vluchtelingen in Griekenland aankomt waar ze wordt opgenomen in een gezin van mede-immigranten. Wanneer ze volwassen is, vlucht ze met haar grote liefde Alexis, de zoon van haar kersverse maar veel oudere bruidegom, naar Thessaloniki waar Alexis als muzikant wat schnabbelt. Als hij naar Amerika gaat om geld te verdienen en zo zijn gezin te kunnen onderhouden, blijft Eleni alleen achter in het Griekenland van revoluties, het opkomende fascisme, de Tweede Wereldoorlog en de Griekse burgeroorlog. Zoals gezegd is het geen verhaal van wuivende olijfbomen op zonnige stranden; het is er één van modderige industrieterreinen, vervallen treinstations en lege fabriekshallen waar de arbeidersmassa haar grijze dagen slijt.

Adembenemend

Het resultaat is niets minder dan een Gesammtkunstwerk: een fotografisch gecomponeerde mise-en-scène, poëtisch taalgebruik, een sfeer die je op sociaal-realistische schilderijen aantreft en invulling van scènes zoals je die in het theater vindt. Dit wordt filmisch weergegeven in Angelopoulos’ overbekende stijl: visueel adembenemende, minutenlange shots waarin de camera langzaam de prachtig gechoreografeerde gebeurtenissen volgt met bewegingen die je eerst nieuwsgierig maken en vervolgens foppen.

Symboliek

~

Naast de visuele pracht staat de film bol van symboliek en verwijzingen. Namen als Eleni (Helena, Hellas) en Danae hebben een diepere betekenis meegekregen vanuit de Griekse mythologie. Ook de Bijbel wordt aangehaald, zij het iets subtieler, met de tien plagen en de zondvloed als straf op de zonde (de meest onvergetelijke scène uit de film). Daarnaast is er nog veel wat mij niet eens duidelijk is: de dode schapen in de boom, hoe er altijd witte doeken boven land en zwarte boven het water hangen, etcetera.

Beeld en geluid

Een minpunt aan de films van Angelopoulos, zoals zoveel films uit Zuid-Europa, is het samenspel tussen beeld en geluid. Ook deze maal is dit de zwakste schakel in zijn film. Angelopoulos gelooft heilig in nasynchronisatie. Als gevolg hiervan staan de personages bij de dialogen en bij het bespelen van instrumenten overduidelijk met opzet en angstvallig vaak met de rug naar de camera, zodat daar gemakkelijk gedubd kan worden. Zie je een scène een keer van voren, dan loopt het geluid vaak niet synchroon met de beelden, wat ook enorm stoort. Wél een groot pluspunt aan het geluid is de muziek. Wederom komt dit van de hand van Angelopoulos’ vaste componiste Eléni Karaindrou. De composities zijn ditmaal iets minder onvergetelijk doordat niet emotie maar traditie centraal staat, maar toch is het geen wonder dat je op internet bij het zoeken op de filmtitel net zo vaak op een muzieksite als op een filmsite terecht komt.

Potemkin

Eleni zal de kenners van Angelopoulos’ oeuvre niet verrassen. Zowel qua stijl als qua retoriek blijft hij op bekend terrein. De film is wel minder intiem dan zijn eerdere werk. Alleen het laatste kwartier kan zich op emotioneel gebied meten met vorige films als Eternity and a Day. Hoewel Eleni misschien niet zo goed is als Eternity and a Day, ze is echter minstens zo interessant. Het is een prachtig verhaal over het zoeken van je plaats, over hoe mensen opkomen uit de massa en er weer in verdwijnen, op een manier die herinnert aan films als Pantserkruiser Potemkin, La Terra Trema en Ladri di Biciclette. Lang niet iedereen zal deze film kunnen waarderen, maar ik wacht met smart op de rest van de trilogie.

Lees ook ons interview met Theo Angelopoulos!

Film / Films

Fantasievol is een eufemisme

recensie: Immortel (ad vitam)

Enki Bilal is een van oorsprong Joegoslavische striptekenaar, die het grootste deel van zijn leven in Frankrijk woont. Persoonlijk heb ik helemaal niets met strips, maar volgens mijn persbulletin is hij “een van de meest getalenteerde hedendaagse grafische kunstenaars”, dus dat zal dan wel. Na twee eerdere films heeft hij nu enkele van zijn eigen stripverhalen bewerkt, of: gedeconstrueerd, zoals hij zelf noemt. Dat was geen goed plan. Immortel (ad vitam), met deels echte acteurs en deels door de computer geschapen creaties, is een zielloze science fictionfilm geworden.

~

Het indrukwekkendste aan de film is de realisatie van New York anno 2095, enigszins vergelijkbaar met de manier waarop in Blade Runner het futuristische Los Angeles werd neergezet. Een harde, onaantrekkelijke wereld vol onooglijke mutanten en torenhoge, grijze gebouwen. Alles beton en staal. In de wijde omtrek geen boom te bekennen; Central Park is een onbegaanbaar verklaarde zone geworden. Maar die aankleding, met veel verval en afbladderende muren, is het enige aan de film wat te prijzen valt. Voor de rest is het een lege huls. Meer dan een bewegend stripverhaal is het niet geworden: papieren personages die nergens werkelijk levend worden, voortbewogen door een plot die van knip- en plakwerk aan elkaar hangt en bovendien volkomen spanningsloos is.

Hete adem

~

Het uitgangspunt is al hoogst curieus: Horus, de Egyptische God met de valkenkop (een computercreatie natuurlijk) moet afdalen naar de aarde. Zijn onsterfelijkheid staat op het spel. Zijn dagen zijn geteld, tenzij hij op de aarde een vrouw vindt om geslachtsgemeenschap mee te bedrijven. Degene die hij op het oog heeft is Jill Bioscop, een aantrekkelijke mutante met een witte huid en blauw haar. Om zijn goddelijke doeleinden te verwezenlijken dient hij echter wel bezit te nemen van een menselijk mannenlichaam. De uitverkorene heet Nikopol. Maar omdat deze Nikopol een ontsnapte veroordeelde is, voelen de jongen en het meisje al snel de hete adem van de aan een dubieus geneticaconcern gelieerde (en zeer corrupte) autoriteiten in hun nek. Die zetten hun belangrijkste troef in: de buitengewoon smerige, bloeddorstige Dhayaks. Uiteraard moet Horus met zijn bovennatuurlijke gaven diverse keren ingrijpen om zijn protégés, en daarmee dus ook zichzelf, het vege lijf te redden.

In nevelen gehuld

De god is een machtsbeluste dictator zonder scrupules (“you’re really full of shit, man”, blaft Nikopol hem toe) die uiteindelijk daardoor weet te overleven. Niet tot ons genoegen: zelden was er in een filmpersonage zo weinig om je mee te identificeren. De film wil natuurlijk dat we dat met de held Nikopol doen, maar ook deze weet weinig sympathie op te wekken. Vooral omdat zijn achtergrond (kennelijk is hij een gevierd verzetsstrijder en een soort van dichter) voor ons in nevelen gehuld blijft.

Lijmklodders

De acteurs zijn geen van allen geweldig. Linda Hardy als Jill speelt tamelijk karakterloos. Haar tegenspeler is Thomas Kretschmann (Nikopol): zijn Duitse accent was natuurlijk goed op zijn plaats toen hij de naziofficier in Polanski’s The Pianist speelde (en dat trouwens heel goed deed), maar hier irriteert het alleen maar. Zelfs de gelouterde Charlotte Rampling, met een kapsel waarin wat plakkerige lijmklodders lijken te hangen, weet weinig te maken van haar rol als de arts die uit medisch oogpunt zeer in Jill geïnteresseerd is. Daarbij hebben alle acteurs van vlees en bloed de handicap dat de confrontaties met hun computergestuurde tegenspelers er nogal ongeloofwaardig uit zien.

Tim Burton

De film is volstrekt humorloos, maar wel doortrokken van een esoterie van het meest pretentieuze soort: Immortel zit vol quasi-mystieke en pseudo-poëtische teksten en dito beeldsequenties die mij ongelofelijk op de zenuwen werkten. Om nog maar te zwijgen van al die metropolitaanse vergezichten en die rondsuizende luchttaxi’s die je voortdurend te zien krijgt. Er zit veel belachelijks in deze film (Jills beschermheer John bijvoorbeeld, een spookachtige gedaante die met zwarte wikkels rondom zijn hoofd te pas en te onpas opduikt), maar de scènes waarin twee Egyptische goden in een boven de stad zwevende piramide een potje Monopoly spelen en klaverjassen, spannen werkelijk de kroon. Ik heb ergens een vergelijking gelezen met het werk van de geïnspireerde beeldkunstenaars Tim Burton en Terry Gilliam, maar die gaat echt niet op. Hun films zijn zó veel fantasievoller! Bij Immortel kost het gewoon moeite om de film tot het einde toe uit te zitten.

Het boek overleeft

Immortel eindigt bovenop de Eiffeltoren. Jill zit te lezen in Fleurs du mal van Baudelaire: een beduimeld tweedehands exemplaar dat in deze futuristische setting nogal anachronistisch aandoet. Tegelijkertijd is het de enige hoopvolle boodschap van deze film: het boek heeft het digitale tijdperk overleefd en klassieken als Baudelaire worden nog steeds gelezen.

Theater / Voorstelling

Finalisten Cameretten nog ongeslepen diamanten

recensie: Cameretten 2004

De 39ste editie van het cabaretfestival in Rotterdam was niet de sterkste. Winnaar van de juryprijs Anuar Aoulad Abdelkarim onttrekt zich zaterdag 27 november aan het middelmatige niveau in het nieuwe Luxor Theater in Rotterdam. Het gastoptreden van het Groot Niet Te Vermijden is het hoogtepunt van de avond. De muzikale knipoog naar de realiteit – zelf willen ze het geen cabaret noemen – doet de afgeladen zaal op zijn grondvesten schudden.

~

Voor het dieptepunt, dan zijn we daar ook gelijk vanaf, zorgt overigens geen van de finalisten maar presentator Sjoerd Pleijsier. Hij moet het programma aan elkaar praten, maar deed dit weinig geïnspireerd. Op het moment dat na het optreden van Het Groot Niet Te Vermijden de jury nog niet tot een eindoordeel blijkt te zijn gekomen, presteert hij het zelfs te zeggen dat het publiek maar tien minuten iets voor zichzelf moet gaan doen. In plaats van dat hij in de tien minuten voor vermaak zorgt. Het komt hem te staan op boegeroep en spreekkoren die in een voetbalstadion niet zouden misstaan.

Een jurk als middelpunt

~

Maar uiteindelijk gaat het allemaal om de drie finalisten: Nathalie Baartman, Anuar (zoals zijn artiestennaam is) en Ted Griffioen. Allen gaan uiteindelijk met een prijs naar huis, waardoor er een soort ‘Miniplaybackshow-gevoel’ blijft hangen. Baartman weet op knappe wijze een jurk tot middelpunt van haar programma ‘Stam’ te maken. Dit traditionele witte kledingstuk gebruikt ze om ons inzicht te geven in de wijze waarop we langs elkaar heen leven. Het gewaad is voor haar de manier om contact te leggen en het stuk roept ook op tot het maken van contact met elkaar. Het is een origineel uitgangspunt. Probleem is echter dat het traag is en niet dertig minuten de aandacht weet vast te houden. De interactieve momenten met het publiek zijn hilarisch, met het nabootsen van de lokroep van een hert als hoogtepunt. De persoonlijkheidsprijs is haar dan ook van harte gegund. Baartman is voor haar succes daar echter teveel van afhankelijk en zal voor meer afwisseling in haar verdere werk moeten zorgen.

Gekromde tenen

Waar Baartman origineel is, is Ted Griffioen daar niet op te betrappen. In de eerste tien minuten van The Blues doet hij je denken dat je in een mannelijke versie van Sex in the City bent beland. In het begin probeert hij een toeschouwster te versieren om vervolgens te onthullen dat hij al een vriendin heeft, maar een hele lelijke. De wijze waarop hij uitlegt dat ook een lelijke vriendin voordelen heeft, is zeker boeiend. Geleidelijk blijkt echter dat Griffioen een slechte imitator van Hans Teeuwen is. De echte liefhebber van de Brabantse cabaretier zal met gekromde tenen in de zaal hebben gezeten. In combinatie met arrogant uitgevoerde flauwe woordgrappen, zorgt Griffioen voor irritatie onder zijn publiek. Dat hij nog de publieksprijs mee naar huis mag nemen doordat 41 procent van de toeschouwers hem de beste vindt, is misschien wel de grootste grap.

Sobere vertelling

Anuar is de meest authentieke van de drie. De Marokkaanse Nederlander blijft met zijn show Ik ben heel dicht bij zichzelf. Als Marokkaan van de derde generatie ontmoet hij tal van vooroordelen. Hij houdt de toeschouwers een spiegel voor, maar deinst er niet voor terug ook hand in de eigen Marokkaanse boezem te steken. Het zeer actuele integratiethema lijkt afgezaagd, maar Anuar weet het door zijn persoonlijke en sobere vertelling tot een spannend en aantrekkelijk kijkspel te maken. Zijn bezoek aan het zwembad is daarbij het spetterend slot. Van een Marokkaan zonder zwemdiploma’s tovert hij zichzelf – met behulp van een ouderwets zwembandje voor om het middel met blokjes – om tot een zelfmoord terrorist. Voor een half uur weet Anuar de aandacht meer dan vast te houden. Als winnaar was hij daarom ook onomstreden. Vraag is of hij ook buiten de Marokkaanse paden een goed programma kan neer zetten. Een uitdaging waar ook de jury Anuar voor plaatst. Tenzij Anuar natuurlijk nog avonden vol vergelijkbaar en afwisselend materiaal heeft.

Of een van de drie definitief zal doorbreken en in de voetsporen zal treden van eerdere Cameretten-deelnemers als Theo Maassen, Plien&Bianca en Marc-Marie Huijbregts is nog niet te zeggen. Wel duidelijk is dat ze er nog lang niet zijn en er nog te verbeteren valt. Het talent hebben ze zeker. Wie zelf wil oordelen kan naar een van de optredens die de drie finalisten de komende weken door heel het land houden. Als er tenminste nog kaarten zijn.

Theater / Voorstelling

Kees Torn is bij vlagen briljant

recensie: Doe mee en win! (Kees Torn)

.

~

Kees Torn is een autodidact. Hij heeft vroeger wel enkele jaren pianoles gehad, maar daar is het dan ook bij gebleven. Na een aantal studies te hebben gevolgd, is Torn samen met een studiegenoot van de kunstacademie op het podium beland. Toen bleek dat deze dame (volgens Torn) niet het middelpunt van de avond was, hield deze samenwerking echter snel op. Hij brak echter solo pas door toen hij in 1994 het Leids Cabaret Festival won. In 1995 kwam hij met zijn eerste volwaardige show Laat maar laaien, en sinds die tijd vormt hij een rotsvaste waarde binnen het Nederlandse cabaret.

Teksten drie keer doorlezen

~

In zijn inmiddels zesde programma Doe mee en win! speelt Kees Torn weer zijn herkenbare ‘ouderwetse’ cabaret, zoals hij het zelf tijdens de voorstelling noemt. Hij weet muzikaliteit en een ongekende taalvirtuositeit vrijwel naadloos met elkaar te combineren. De mix die dit oplevert is bij vlagen briljant, met name als hij speelt met de Nederlandse taal. Over het algemeen valt op dat zijn gedichten en de bindteksten waarin hij ‘spontaan’ zijn verhaal doet het best overkomen. De liedjes zijn vaak zo complex dat je de teksten nog drie keer moet doorlezen om ze op waarde te schatten. Nu komt enkel de grap die hij in de laatste regel maakt over bij het publiek. Misschien is het een idee om dat werk in een boekje uit brengen, dan kun je het eens rustig nalezen.

Massapubliek

Kees Torn wil geen cabaretier voor het grote publiek zijn. Hij haalt regelmatig uit naar het CKV (Culturele en Kunstzinnige Vorming). Dit is een regeling waarmee scholieren worden gestimuleerd om naar het theater te gaan. Ook geeft hij duidelijk zijn minachting voor het massapubliek in het algemeen. Hij doet echter zelf ook mee aan de grote kakofonie die in cabaretland lijkt te zijn ontstaan om collega Guido Weijers uit de theaters te verdrijven. Toch is Kees Torn ook in deze wat simpelere, lompe vorm van humor sterk. De losse, slordige manier waarop hij op het podium staat zorgt ervoor dat hij constant de aandacht van de zaal behoudt.

Minimaal gebruik van het theater

Wat na afloop van het programma opvalt is dat Doe mee en win! eigenlijk niet echt een einde of een begin kent. Het zou me dan ook niet echt verbazen als de voorstelling over een half jaar weer uit totaal andere elementen is opgebouwd. Als de liedteksten dan ook nog in druk worden uitgegeven, dan komt Torn in zijn volledige sterkte op de bezoeker over.

Doe mee en win! is nog tot en met 31 mei 2005 te zien in de theaters.

Theater / Voorstelling

Manuels keiharde mening ontziet niemand

recensie: Lazarus (André Manuel)

.

~

Manuel steekt zijn mening niet onder stoelen of banken. Het kan hem niets schelen als hij mensen kwetst. Dan hadden ze maar niet moeten komen kijken, straalt hij uit. Al heeft hij wel heel even medelijden met een stel dat halverwege de voorstelling de zaal verlaat en hem mededeelt – als hij hen achterna loopt – dat ze dachten dat Manuel een gezellige zanger was… Ja, die mensen komen van een zeer koude kermis thuis, want behaaglijk is anders. De cabaretvoorstelling van Manuel heeft een heel rauw randje waar je wel tegen moet kunnen. Maar als je zijn grove humor weet te waarderen, dan heb je een erg geslaagde avond.

Hakt er in

Manuel walst soms zo stevig over het publiek heen, dat mensen te overdonderd zijn om te lachen of te klappen. Voor een grap die eerst even moet inwerken, geeft deze snertscherpe cabaretier weinig tijd. Hij hakt er meteen in, en vraagt zich hardop af of de mensen in de zaal terrorisme de normaalste zaak van de wereld vinden en of het publiek van deze avond überhaupt wel ergens van onder de indruk is. Jazeker wel, maar het heeft even tijd nodig om aan het snelle tempo en de harde grappen van deze man te wennen.

Actualiteiten

André Hazes, Anne Frank, Adolf Hitler, Willem van Oranje, Balthasar Gerards, Volkert van der G., Balkenende, Theo van Gogh en Geert Wilders passeren allemaal de revue tijdens deze voorstelling. De lijn van de show is wel enigszins uit z’n verband gerukt door actualiteiten waar Manuel het absoluut over wil hebben. Daardoor is de opstanding van Lazarus een beetje ondergesneeuwd. En naar het eind toe rammelt de voorstelling wat en duurt het allemaal net te lang voordat de voorstelling weer rond is. Toch weet Manuel de aandacht van het publiek vast te houden en heeft hij uiteindelijk iedereen goed geconfronteerd met de gruwelijkheden waarmee we dagelijks te maken hebben.

Hulk

Dat deze winnaar van de VSCD Cabaretprijs 2003 overigens niet alleen goed is in van te voren bedachte grappen, maar ook ad rem is, blijkt als zich onder het publiek een behoorlijk aangeschoten man bevindt. Manuel weet hem voor lul te zetten, terwijl de persoon in kwestie het zelf amper door heeft. Maar het publiek weet wel beter: die plotselinge grappen over de Hulk en de man waarvan gedacht werd dat hij wel zou slapen, gingen over hem. En dat heeft een band geschept tussen Manuel en het publiek.

Lef

Manuel is lekker zichzelf op het podium. Hij gooit alles eruit wat er in hem opkomt, ook al is dat niet altijd even fraai. Toch houdt het publiek van hem. Als je na zijn voorstelling Lazarus buiten in de kou staat, weet je nog maar weinig grappen letterlijk te herhalen, omdat het zo rap ging, intelligent in elkaar zat en enigszins overdonderde. Maar een gedachte overheerst: wat heerlijk en wat een lef heeft deze man!

Lazarus toert nog tot en met 27 mei 2005 door Nederland.