Film / Films

Videotapes op een schijfje

recensie: Sympathy for Mr. Vengeance, The Uninvited, Married with Children, Cool and Crazy, De Erfenis, PTU, Romasanta en Once a Thief

.

Sympathy for Mr. Vengeance / Boksuneun naui geot

(Chan-wook Park, 2002, Total Film)

~

Laat je niet afschrikken door de idiote titel: dit is een bizarre, maar serieuze en zeer intense film van de eigenzinnige regisseur van Oldboy. Het gekunstelde maar boeiende verhaal, waarin vrijwel alle personages door een hel gaan, draait om een doofstomme, op wraak beluste jongeman en de man die zich juist op hèm wil wreken. Het eerste uur van de film is een ingetogen drama, met spaarzame muziek, serene beelden en veel visuele subtiliteiten die Park met landgenoot Ki-duk Kim verbinden. In de tweede helft wordt de tragedie steeds wreder en mondt hij uit in gruwelijk nihilisme. Het is haat, pijn en wreedheid wat hier de klok slaat. Park brengt het geheel met veel akelige humor, maar met ook sublieme beelden met opvallend gebruik van kleuren, op ontoegankelijke maar toch indringende wijze over. Een provocerende, ongewone film voor een select publiek. De dvd is voorzien van een aardig kijkje achter de schermen van 30 minuten. (PC)

The Uninvited / 4 Inyong Shiktak

(Soo-youn Lee, 2003, Total Film)

~

Ook uit Zuid-Korea, dit sterke staaltje sfeerhorror van debutante Lee. Een architect begint rare visioenen te krijgen en leert een helderziende vrouw kennen die hem met zijn geheimzinnige verleden confronteert. The Uninvited is, afgezien van enkele gruwelijk verontrustende scènes, geen horrorfilm, maar wel een geslaagd en luguber sfeerstuk. Met een speelduur van meer dan twee uur is hij tergend langzaam, maar de geduldige kijker wacht een intrigerend, stijlvol schouwspel met veel symboliek, prettige onduidelijkheden en vakkundig opgebouwde spanning. (PC)

Married with Children seizoen 1 en 2

(Ron Leavitt, 1987, Columbia/Tristar)

~

Soms zou je denken dat Frank Sinatra bekend geworden is doordat zijn lied Love and Marriage als titelsong van Married with Children werd gebruikt. Bij het horen van deze titelsong weet je direct dat je bij de familie Bundy bent beland. Wat opvalt bij de eerste twee seizoenen van serie is dat ze een stuk subtieler zijn dan seizoenen die de laatste tijd op tv waren te zien. Schoenenverkoper Al Bundy (Ed O’Neill) is hier bijvoorbeeld wel een botte lul, maar heeft ook zeker wel eens zijn sympathieke momenten. Zijn vrouw Peggy (Katey Sagal) is zo nu en dan begripvol, terwijl Bud (David Faustino) en Kelly (Christina Applegate) ook nog wel eens naar hun ouders luisteren. In latere seizoenen is de familie eigenlijk verworden tot een soort stripverhaal waarin de karakters heel erg eendimensionaal zijn. Als opvallende bonus krijg je bij het eerste seizoen een documentaire van drie kwartier, met de titel The Bundy’s Reunion, waarin de hoofdrolspelers terugkijken op de serie. Interessant om te zien, maar verder blinken de eerste twee seizoenen niet uit in extra’s. (JvH)

Cool and Crazy / Heftig og begeistret

(Knut Erik Jensen, 2001, De Filmfreak)

Deze alom gelauwerde Noorse documentaire, in Nederland onderdeel van de Docuzone-reeks, biedt een charmant kijkje op de bevolking van een vissersdorpje in noord-Noorwegen waar het plaatselijke mannenkoor een onmisbare schakel in de hechte gemeenschap vormt. Bij weer en wind bezingen ze in hun statige liederen de Heer, hun omgeving, de vrouwelijke fabrieksarbeiders en de middernachtzon. De makers van de film laten hun onderwerp volledig het woord doen: de soms hoogbejaarde mannen, simpele zielen met een passie voor zingen, doen uitgebreid hun zegje en de schitterende beelden van het winterse, barbaars koude landschap spreken voor zich. Cool and Crazy is een misschien wat te lange, maar boeiende blik op een bijzondere gemeenschap. (PC)

De Erfenis

(Idse Grotenhuis / Johan Nijenhuis, 2004, Entertainment plus)

~

De hele familie van de multimiljonair Andreas Heydecoper (Kees Brusse) wordt uitgenodigd op zijn sterfbed. De aan kanker lijdende man neemt in zijn villa in Curaçao resoluut de gifbeker en laat de familie achter met een raadselachtig testament. De Heydecopers moeten het vuurmeisje zoeken voordat bekend wordt wie het kapitaal van de man erft. Deze zoektocht leidt tot een interessante intrige waarin alle tegenstellingen uit het gezamenlijke verleden boven tafel komen. De Erfenis is niet de eerste serie waarvoor Curaçao wordt opgezocht: zo was er in 1979 al Duel in de Diepte en werd er in 2002 die andere serie van Idse Grotenhuis, Bon Bini Beach, gedraaid. Vanaf de eerste minuut valt dan ook het speciale licht van de Antillen op: het lijkt wel of er naast de camera nog een extra spot geplaatst is om de acteurs goed in de zon te zetten. In vergelijking met het laatstgenoemde voorbeeld is De Erfenis kwalitatief een stuk beter. Bij vlagen wordt er door de overwegend onbekende acteurs goed gespeeld en ook is er regelmatig verrassend mooi camerawerk te zien. Desondanks blijft het over het algemeen een middelmatige serie. De transfer van televisie naar dvd is goed gelukt en het beeld komt levendig over, maar er zijn wel storende slordigheidfoutjes gemaakt. Zo wordt er na een weggesneden reclameblok onder in beeld aangegeven dat je naar De Erfenis aan het kijken bent en is de originele RTL4-aftiteling behouden. Met een betere afwerking had de serie een veel stijlvoller indruk achter gelaten dan nu helaas het geval is. (JvH)

PTU

(Johnnie To, 2003, Total Film)

~

Misdaadthrillers maken ze in Hong Kong al decennia, weet de filmliefhebber met ruime blik. Afgezien van het bijzondere Infernal Affairs zijn recente vertegenwoordigers van het genre de laatste jaren echter dun gezaaid op de westerse markt. De politiefilm PTU geeft helaas geen beste indruk van de status quo: het is een middelmatig en snel vergeten werkje. Het verhaal beslaat een gewelddadige nacht in Hong Kong met corrupte politiemensen en criminelen, die met een brute moord begint en uiteindelijk tot een slimme conclusie komt. Helaas gebeurt dat pas na anderhalf uur ongeïnspireerd tijdverdrijf vol clichés, foute muziek met jankende electrische gitaren, weinig spanning, en geen noemenswaardige acteerprestaties. (PC)

Romasanta

(Francisco Plaza, 2004, A-Film)

~

Een van de laatste titels van de Spaanse productiemaatschappij Filmax, waar eerder films als Darkness, Beyond Re-animator en Dagon gedraaid werden. De veelbelovende regisseur Plaza, die twee jaar terug de meedogenloze thriller Second name / El segundo nombre maakte, biedt met zijn laatste film een mengeling van historische horror en liefdesdrama. Die combinatie is niet geheel geslaagd, waarmee deze redelijk prestigieuze film slechts van geringe kwaliteit is. Het verhaal, over een reeks moorden die wellicht door een weerwolf gepleegd worden, is aardig spannend, hoewel niet verrassend. De film speelt zich af in het Galicië van de 19e eeuw, en dat komt met een weelderige, kraakheldere cinematografie, prima decors en kostuums en statige klassieke muziek behoorlijk mooi over. Maar als thriller is Romasanta niet eng genoeg, en als drama niet overtuigend. Plaza blinkt namelijk nog steeds niet uit in acteursregie, wat blijkt uit onnatuurlijk lopende dialogen, en geeft de film te weinig evenwicht en richting om een bovengemiddelde indruk te maken. (PC)

Once a Thief

(John Woo, 1996, Indies)

~

Slechts heel af en toe, bij een sporadische freeze frame of een typisch zwevende camera, word je eraan herinnerd dat je kijkt naar een film van John Woo, de inmiddels aan lager wal geraakte grootmeester uit Hong Kong. Verder is het armoe troef, want met derderangs TV-acteurs, fletse beelden en decors en een overdaad aan misdaadclichés kan zelfs Woo er niets meer van bakken. Vlak voor zijn Hollywood-klapstuk Face/Off maakte hij deze pilot van een niet erg succesvolle actieserie, die naar ’s mans maatstaven om te huilen is, en als pretentieloze tv-rommel middelmatig vermaak biedt. (PC)

Boeken / Strip

Kleurrijke details en fletse bewoordingen

recensie: Philip Paquet - Yume

Na zijn twee voorgaande albums, die zich afspeelden in de swingende en stomende jazzwereld, tapt Philip Paquet voor zijn nieuwe tweeluik uit een ander vaatje. De auteur neemt ons op sleeptouw door de straten van het huidige New York. Daar maken we kennis met Yume, een Japanse vrouw. Haar wereld beweegt zich tussen haar appartement, waar ze samenwoont met man en zoonlief, en de grillroom waar ze haar arbeidzame uren doorbrengt. Al snel wordt duidelijk dat de dagelijkse beslommeringen overschaduwd dreigen te worden door een aantal bizarre gebeurtenissen. In rap tempo wordt de lezer deelgenoot gemaakt van de bloeddorstige en verraderlijke perikelen binnen verschillende Japanse clans. In de tussentijd bouwt Philip Paquet middels flashbacks en tussenshots een brug tussen New York en Tokio, tussen heden en verleden.

~

Zo zijn we getuige van het verleden van Yume, die na de moord op haar moeder naar Amerika is gebracht om opgenomen te worden in een pleeggezin, ver weg van de wrede clanleden. Maar eens te meer wordt duidelijk dat niemand kan vluchten voor de slagschaduw van zijn verleden. De kern van het verhaal wordt gevormd door haar zoontje Kumo. Deze kleuter is voorbestemd om opgeleid te worden tot Oyabun, de onbetwiste leider van de clan. Dat deze beslissing is genomen zonder medeweten van de ouders, behoeft hier geen betoog. En om de intrige compleet te maken, is niet iedereen binnen de clan hier even gelukkig mee. Wat volgt is een gewelddadige en meedogenloze strijd om de macht.

Dooddoener

~

Grafisch ziet Yume er erg aantrekkelijk uit. Met speels gemak schildert de auteur de verschillende passages en geeft ze de juiste vaart mee. Vooral in de actiescènes toont hij zijn vakbekwaamheid en op de juiste momenten worden kleurrijke details toegevoegd om de toonzetting in de bewuste scènes te benadrukken. Maar ondanks deze fraaie vormgeving kan het verhaal zelf maar nauwelijks boeien. Niet in de laatste plaats wordt dit veroorzaakt door de eendimensionale karakters. Geen van de personages komt echt goed uit de verf. Ze zijn compleet inwisselbaar. Daar komt bij dat geen van hen zich weet los te rukken uit de klauwen van de auteur die ze totaal ondergeschikt heeft gemaakt aan de plot. Beduusd ondergaan ze de gebeurtenissen zonder er zelf echt deel van uit te maken. Hier en daar mogen ze hun woede of verwondering uiten in fletse bewoordingen, maar daar blijft het bij. Zo komt de vader van Kumo na diens ontvoering door Japanse schurken niet verder dan de stoere dooddoener: “Zij zullen boeten voor hun daden. Dat beloof ik je, Yume.” Om over Oosterse tegeltjeswijsheden als: “Verandering is de kern van het leven” nog maar te zwijgen.

Zielloze entiteit

Verder is de context van het verhaal al vaker en beter verteld dan Philip Paquet tot nog toe gedaan heeft. Niet alleen de karakters maar ook de verwikkelingen lijden aan een clichématige inborst. Voorspelbaarheid is het gevolg. Wat overblijft is een zielloze entiteit die met geen enkele mogelijkheid nog tot leven kan worden gewekt. Het is te hopen dat hij zich zal revancheren met het tweede deel. Al moet gevreesd worden dat dit huzarenstukje zelfs voor een begenadigd auteur als Philip Paquet te hoog gegrepen zal zijn.

Kunst / Expo binnenland

De familieband

recensie: FAM. Familie

De haat/liefde-verhouding die veel mensen met hun familie hebben, heeft niet alleen vele familiedrama’s op het toneel tot gevolg gehad: ook veel schrijvers hebben zich laten inspireren door het gegeven van de familieband. Als voorbeelden uit de beeldende kunst kunnen worden genoemd de familieportretten uit de zestiende en zeventiende eeuw, maar zoals blijkt uit de tentoonstelling FAM. Familie houdt het thema ‘familie’ kunstenaars ook nu nog bezig.

Bert Sissingh, 2004

In deze tentoonstelling zijn foto’s, video’s en installaties te zien van twaalf Nederlandse kunstenaars die zich hebben laten inspireren door het thema ‘familie’. De tentoonstelling is gemaakt in nauwe samenwerking met studenten en docenten van de ArtEZ, de kunstacademie in Arnhem. Van de studenten is tegenover het museum, in galerie De Buytensael, werk te zien geïnspireerd op dit thema.

Jaren vijftig

Aysel Bodur, 2004

De samenstellers proberen in FAM. een nauwe samenwerking tussen publiek, museum en kunstenaars te bewerkstelligen. Zo zijn er geen zaalteksten opdat de werken meer voor zichzelf spreken. Informatie over de kunstenaars en de kunstwerken staan in een vouwblad, versierd met een motief dat doet denken aan het behang uit de jaren vijftig. Deze knipoog naar de fifties is misschien ironisch bedoeld. Een tentoonstelling over familie zou immers geen burgerlijke hommage aan het gezin moeten zijn. In dat geval kunnen mensen beter na een gourmetfeestje met hun fotoboeken op de bank kruipen. Veel interessanter is de zoektocht van kunstenaars naar de fricties in dit sociale bolwerk.

Onschuld en oude patronen

De tentoonstelling bevestigt echter vooral het beeld van familie als een vreemd, maar warm nest. Er zijn weinig werken te zien waarbij je een verontrustend gevoel krijgt, of waarbij er sprake is van frictie. Bij het werk van Bert Sissingh is dit wel het geval. In de koepel van het museum hangen twee series foto’s van de kunstenaar en zijn ouders. In het werk The end of history staan op bijna documentaire-achtige foto’s vader, moeder en kind in een bepaalde situatie afgebeeld. Vaak zijn de scènes grappig, maar ook is er steeds iets vreemds aan de hand. Wat doet deze jongen hier en waarom houdt hij de hand van zijn moeder vast, terwijl ze gedrieën tv kijken? Sommige verhoudingen veranderen nooit, ondanks de leeftijd van het kind of de zwakte van de ouders. De taakverdeling is volledig duidelijk en er valt niet aan te tornen.

Dronken

Rob Birza, 2004

Een ander werk dat de aandacht trekt in de tentoonstelling is de foto Vader (2001) van Aysel Bodur. In dit levensgroot zwart-wit portret staat de vader van de kunstenares naakt voor dichtgeschoven gordijnen. Er is niets verbloemd of geretoucheerd en de man staart leeg naar de camera. Op het moment dat de kunstenares haar vader wist te strikken voor deze foto was hij dronken. In de foto is hij overgeleverd aan de camera van zijn dochter. Het beeld is indrukwekkend door de combinatie van de hulpeloosheid van de vader en de macht van de fotograferende dochter.

Aanwezige

De grootste naam van deze tentoonstelling is Rob Birza. Birza is sinds een tijd bezig met taferelen geïnspireerd op het Midden-Oosten. De schilderijen Family Affairs I t/m V (2003) zijn daar een goed voorbeeld van. Behalve dat de zes grote doeken een lijst hebben van een oosterse stof, zijn onder andere vrouwen met hoofddoeken te zien. Op alle werken staat een kleine familie met een portret in de hand, met daarop een familielid dat niet aanwezig is. De afwezige staat als een portret afgebeeld op een portret. Dit idee heeft iets clichématigs. De foto’s van vrouwen met in hun handen vastgeklemd een portret van man of zoon zijn immers bekend. Maar hier is er toch iets anders aan de hand, omdat het een schilderij is. De persoon op het schilderij staat afgebeeld op het doek en dus is hij of zij in feite niet afwezig. Dit verandert de waardering voor het werk.

Familieband

De tentoonstelling in het Museum voor Moderne kunst is klein. Doordat er weinig werken zijn te zien, is er ook minder aandacht voor de uitwerking van het thema en blijft de praktijk veelal hangen in een wat knus idee van ‘familie’. Behalve de werken van Sissingh en Bodur gaat het vooral over familie, met wie je soms opgescheept zit, maar waar je vooral ook veel van houdt. De warmste band is volgens de tentoonstellingsmakers ook deze winter weer de familieband.

Theater / Voorstelling

I am in pain therefore I am

recensie: Painicilline (Alex d’Electrique)

.

~

Volgens de programma-aankondiging tovert Painicilline op absurd-komische wijze een wereld voor waar Oorzaak en Gevolg van elkaar zijn losgesneden. In dit universum zijn de mensen “verongelijkte losers, pathologische optimisten, autisten en sociopaten”, die slechts door één gevoel worden geleid: heimwee. Afijn, het absurde van een leven zonder causaliteit levert ons visueel spectaculaire beelden op. De personages herhalen hun handelingen zonder er erg in te hebben. Drie keer wordt de entree gedaan (blieb!), drie keer wordt een attachékoffer neergezet, drie keer wordt een asbak opzijgeschoven. En de éne deur uitgaan, betekent de andere weer inkomen. Plassen in de linkerhoek spettert van rechtsonder weer terug. Soms juist weer niet (Aargh!).

Winnaars aan tafel

~

De drie wetenschappers zijn genomineerd voor een prijs. Wachtend op het verlossende telefoontje van de commissie brengen ze hun tijd samen door. Ze spreken over de verziekte wereld en hebben voor hun eigen zieke gewoontes natuurlijk pasklare verdedigingen. Het decor is gevuld door een extreem grote houten tafel, de genomineerdentafel. Alles speelt zich aan, rondom, bovenop en onder die tafel af. Door de tafel houden de personages een soort psycho-intellectuele huisvergadering. Of is dit hun gewoonte? Een jerrycan met wodka versterkt de intimiteit. Veel meer dan praten, roken en drinken zit er niet in. Wij hebben het gevoel haast bij ze aan tafel te zitten. De salonwerkelijkheid wordt tot absurde proporties uitvergroot.

Supersemi

Het taalgebruik is arrogant, meta-hedendaags en semi-intellectueel. Het wereldbeeld hangt aan elkaar van oneliners. Zo horen we: “Ik ben een man, het actieve principe” (sic!), “wachten is cool, vet is cool, wachten is vet cool”. En woorden als credibility en chickie, en retecomplex, u kent het wel. En let vooral op de geweldig verheffende zinsconstructie: “Je laat je toch niet de shit indrukken?” Kortom, de heren zijn nog best van een aantal markten thuis. Het is daarom een tikje jammer dat ze geen vrouwen tegenkomen. Wat vrouwelijk gezelschap erbij had best leuk geweest, een anderstalige dame bijvoorbeeld voor ons internationale Nederlanders. Er werden tenslotte vrouwen genoemd in de lijst der genomineerden.

Beetje flauw

Nu worden ze dus een beetje flauw. Er wordt niet helemaal tot het gaatje gegaan, zeg maar, komisch gezien. Maar behalve de rake woordgrappen, die haast toevallig uit ze lijken te vallen, zijn er mooi getimede effecten. Perfect is het bergje schaafsel dat de telefoon, nadat de heren genomineerden het ding tot vier keer toe niet te pakken durven krijgen, tot een kleine piramide transformeert, met een straal vanuit het plafond naar beneden spuitend. Op die tafel. Leuk zijn de boorgaatjes in de stoel om te testen of de stoel nog wel een stoel kan zijn. La condition humáine. Ach, onze proefondervindelijke filosofen. Spectaculair-aandoenlijk is het rondrijdende minifietsje met interessantste jongetje Raymond Spannet als Dexter, met een brandje achterop zijn bagagedrager.

Wow

Maar die iets-groter-dan-normale-lichtpeertjes die aan het slot van het stuk, nadat alle azijn gepist is, langzaam vollopen met zand, en die met hun verdwijnende licht langzaam de voorstelling uitdoven, wow, zijn pas echt mooi. De heren eronder, sorry heren, blijven grote losertjes, daar aan die grote tafel. Grote losers met veel acteertalent.

Painicilline kun je nog tot en met 16 april 2005 gaan bekijken in het hele land.

Boeken / Non-fictie

Te aardig

recensie: Raoul Heertje - En Heertje zag dat het goed was

Liefhebbers van het koningshuis: stop! Lees vooral niet verder, want Raoul Heertje zal je niet behagen. Meneer Heertje is niet bepaald een liefhebber van onze monarchie en dat laat hij regelmatig weten. Koop dus liever de nieuwste editie van Vorsten en laat me mijn relaas verder houden voor de lezers die wat minder van prins Bernard hielden.

~

De meeste mensen kennen Raoul Heertje wel van Comedytrain, Toomler, Dit was het nieuws en Vrienden van Van Swieten. Daarnaast schreef hij ook drie maal per week (maar ’s zondags niet) een column in Het Parool. Deze columns zijn nu bijeengebracht in de bundel En Heertje zag dat het goed was.

Kort

Allereerst valt op hoe kort zijn columns zijn. Elke pagina in het boek bevat één column. Zelden overschrijdt hij deze omvang, vaak zijn het zelfs een paar regels minder. Dat is uiteraard geen probleem voor een column, maar zo gebundeld in een boek is het even wennen. Normaliter pak je een boek om langere stukken aaneen in een verhaal weg te kunnen zinken. Maar dat is een persoonlijke opvatting. Het gaat tenslotte om de inhoud van de columns en niet persé de vorm waarin deze gepresenteerd worden.

Mysterie

Hoewel daar nog een tweede aspect komt kijken. Een column verwijst vaak naar de op dat moment actuele gebeurtenissen. Gezien de datum van verschijnen van de column is ook eigenlijk direct bekend over welke gebeurtenissen die column gaat. Dat stond namelijk waarschijnlijk de vorige dag nog in de krant. Of zelfs nog op dezelfde dag. In een bundel heb je dat dus niet. Niet bij elke column is meteen duidelijk welke gebeurtenis die column adresseert. Dat maakt sommige stukjes in het boek geheel onduidelijk. Soms kom je gedurende de column wel achter de bedoelde gebeurtenis, maar soms blijft het ook een totaal mysterie. En dat maakt dat stuk ook meteen minder interessant, terwijl het misschien toentertijd een geniale reactie was.

Vuurwerk

Dit laatste wordt ook door de schrijfstijl versterkt. Heertje gebruikt korte, fragmentarische zinnen, die zelden rechtstreeks het onderwerp benaderen. Zijn verankering in de standup-comedy lijkt zich te manifesteren in zijn schriftelijke uitingen. De staccato zinnen, de verankering van de verhaaltjes in het dagelijkse leven riekt allemaal een beetje naar standup-comedy, vooral ook vanwege de vaak luchtige toon. En dat is nu juist zo jammer. De columns worden nooit fel, nooit echt uitgesproken. Alleen over zijn mening over het koningshuis kun je je aan het eind van het boek wel een duidelijk beeld vormen. Maar dit komt eerder door de vele herhalingen dan door zijn snoeiharde uitspraken. En hoewel Raoul mij best een aardige man lijkt en zijn stukjes ook precies dat zijn – aardig dus – had ik op iets meer vuurwerk gehoopt.

Vlammend en snerend

Laat het duidelijk zijn dat het allemaal prettig lezende stukjes tekst zijn, met de nodige humor en spitsvondigheid. Maar voor dat vuurwerk heb je dus meer nodig dan een leuke tekst. Dan verwacht ik vlammende betogen en snerende vervloekingen. Zeker als je column op de voorpagina van een krant verschijnt mag je wat mij betreft flink van leer trekken. En juist dat verzuimt Raoul Heertje.

En Erik zag dat het niet goed was

Zelf geen Paroollezer was ik vooraf niet bekend met zijn columns, maar na het lezen van deze bundels kan ik niet zeggen dat ik veel gemist heb. Het zijn leuke stukjes, die vlot lezen, maar ze doen de aarde niet op haar grondvesten schudden. Raoul moet gewoon doen waar hij goed in is: comedy. Dan kunnen de columns verder door anderen geschreven worden. Anderen die misschien niet zo grappig zijn, maar wel een stevig stukje neer kunnen zetten.

Film / Films

De poëtica van het nomadendom

recensie: Sansa

“Elke reiziger is eigenlijk op zoek naar zichzelf.” “Wie vindt, heeft niet goed gezocht.” “Het is makkelijk de weg kwijt te raken, maar goed te verdwalen is een kunst.” Zo maar een greep spreuken uit de grabbelton der zwerverswijsheden. Alle zijn van toepassing op de film Sansa, die dit jaar draait op het CinéPremières-festival. Het is echter maar de vraag of dit ‘essay’, zoals regisseur Siegfried zijn werk noemt, hiermee daadwerkelijk uitstijgt boven het niveau van het filmische en filosofische cliché.

~

Zoals het een moedwillig labyrintisch verhaal over een dolende ziel – het personage Sansa, gespeeld door Roschdy Zem – betaamt, kent de film geen duidelijk afgebakend begin of eind. Sansa is een opeenstapeling van impressies, belevenissen en vluchtige ontmoetingen die de hoofdpersoon op zijn wereldreis opdoet. Sansa is een ritselaar, een tekenaar, een babbelaar met een verwaterd paspoort, die zich met zijn charmes en humor overal doorheen slaat.

Vrouwen

~

Natuurlijk kent Sansa zijn moeilijke momenten: in de Siberische koude, in de anonimiteit van Tokyo, in de Afrikaanse woestenij. Dan zien we onze nomade peinzend naar de horizon staren, waarachter zijn niet-bestaande thuisland ligt. Vindt hij dan nooit rust? Vrouwen, daar is Sansa gek op. Russische, Japanse, Hongaarse, Franse, Italiaanse: steeds wordt zijn verlangen aangewakkerd. Sansa is een romanticus en dan weet je het wel: zijn begeerte is niet te bevredigen. Hierop drijft zijn levenslust: tragisch! En dan zijn er nog van die vervelende douaniers, jaloerse echtgenoten, ambtenaren van de vreemdelingenpolitie, Russische clans en agenten die een kunstenaar, die zijn geld eerlijk op straat verdient, zijn schaarse bezittingen afnemen. Regelmatig moet hij hollen voor de autoriteiten, en dan springt Sansa achterop willekeurige scooters, valt hij onbekende kamers binnen, alwaar nieuwe avonturen op hem wachten.

Ogen

Maar misschien moeten we dit cynisme even laten varen, en kijken hoe het anders – lees: erger – had gekund. De aankondigen voor Sansa, en de openingsscènes, doen vrezen dat we een lesje in wereldburgerschap voorgeschoteld krijgen, dat we te maken hebben met een film over ‘globalisering’. In zekere zin is dit zo, maar gelukkig garandeert zijn stijl dat Siegfried geen ideologische visie op het werelddorp geeft, maar een poëtische. Natuurlijk is de armoede zichtbaar, is er eenzaamheid, en zijn alle grenzen kunstmatig en inhumaan. Een goedmoedige Afrikaanse douanier neemt zelfs het misselijkmakende cliché “We zijn allemaal wereldburgers” in de mond – en hup, Sansa grijnst, want hij heeft wederom een barrière overwonnen. Maar helaas slaat Siegfried gruwelijk door in zijn poëtica van het nomadendom. Trage nachtelijke beelden met uitwaaierende neonlichten, en treinen, treinen en nog eens treinen. En dan zijn er de talloze voorbijgangers, anonieme medemensen die een gezicht krijgen doordat hen een blik van dichtbij in de lens wordt gegund. Talloze ogen in alle kleuren van de regenboog staren de kijker vluchtig aan, maar bij het honderdste paar spleetogen ben je geneigd toch maar eens achter je te kijken of daar niet toevallig iets te zien is dat hun aandacht trekt – om vervolgens aangestaard te worden door je verveelde achterbuurman.

Monsieur Click

In een dromerige film als Sansa is een grote rol weggelegd voor muziek, een mogelijkheid die hier ten volle benut wordt. De soundtrack is prachtig en deels gecomponeerd door Siegfried zelf, de Franse multi-kunstenaar die ook muzikant is. Hippe techno-abstracties worden afgewisseld met klassieke meesterwerken. De klassieke muziek wordt ingebracht via het prachtpersonage Monsieur Click (Ivry Gitlis), een brompot eersteklas en wereldwijd gerespecteerd violist. Hij is naast Sansa het enige min of meer bestendige personage. De twee vinden elkaar in alle uithoeken van de wereld steeds weer terug. Samen verdrijven zij hun Weltschmerz met het lastigvallen van vrouwen. Eigenlijk is Click een cynische ouwe smeerlap die geen heil meer ziet in zijn muzikale roem, en wie hierin een afschaduwing wil zien van het karakter dat de frisse Sansa zal aannemen op latere leeftijd, kan zowaar nog enige diepte in deze film ontwaren. Een opzichtige poging tot diepgang doet Siegfried door Click neer te zetten als overlevende van de Holocaust. Dit blijft echter beperkt tot een enkele scène, waarvan de functie in de rest van de film ongewis blijft. De regisseur gaat zich hier te buiten aan een flirt met beladen thema’s en pretendeert meer dan hij kan waarmaken.

Thuis

Zoals gezegd eindigt Sansa zoals hij begon: op een doorgangsplaats. Sansa komt nooit thuis. Laat hem maar begaan, najagend en nagejaagd. Maar na deze overdaad aan kosmopolitisme ben ik blij na het laatste korrelige, bewegelijke shot terug naar huis te keren. Oost west, thuis best – ook dat is een zwerverswijsheid.

Muziek / Album

Knokken met noten

recensie: Frederique Spigt - Mans genoeg

Velen zullen Frederique Spigt enkel kennen van de televisie-uitzendingen van De heeren van Amstel Live, waar ze met diva Manuela Kemp regelmatig te zien is. Toch is zij al jaren een vast onderdeel van het Nederlandse muzieklandschap, hetgeen ze wederom bewijst met haar vijfde studioalbum. Dit album met duetten wordt bovendien vergezeld door een intieme documentaire van Sonja Herman Dolz.

~

De van oorsprong grafisch ontwerper Frederique Spigt was midden jaren tachtig succesvol in het clubcircuit als leadzanger van de rockband I’ve Got The Bullets. In 1990 werd deze band opgeheven en sinds die tijd neemt Spigt deel in bands als Girls Wanna Have Fun en A Girl Called Johnny. In 1996 maakt ze haar eerste solo-plaat en dit leidt er in 2001 toe dat haar album Droom wordt beloond met een Edison. Het is opvallend om te zien hoe relatief onbekend Spigt bij het grote publiek desondanks is gebleven en hoe bekend ze is binnen de Nederlandse muziekwereld. Voor Mans genoeg wist ze zeventien musici te strikken om samen met haar een lied op te plaat te zetten.

Villa in Kralingen

~

Spigt nodigt elke dag iemand anders uit in een tot studio verbouwde villa aan de Prinses Julianalaan in het Rotterdamse Kralingen. Samen met haar gast schrijft ze een nummer en neemt dit ook dezelfde dag op. Ze weet hier onder andere Huub van de Lubbe, Sarah Bettens, Barry Hay, Katja Schuurman, Daniel Lohues, Liesbeth List en Bennie Jolink voor te strikken. Intrigerend is het nummer She Came To Win met wijlen Herman Brood. Je ziet tijdens de documentaire hoeveel moeite Spigt heeft om, terwijl Brood er niet meer bij is, haar partij goed in te vullen. Ze zingt postuum samen met haar held.

Intiem beeld

Naast het album Mans genoeg is dus ook een documentaire van de opnames uitgebracht op dvd. Sonja Herman Dolz filmde de opnamen in de villa en geeft zo een intens beeld van de zoektocht naar het mooie lied. Als je geïnteresseerd bent in muziek is deze zwart-wit film eigenlijk een onmisbaar document. Je hebt het privilege om aanwezig te zijn terwijl zeventien songs worden geschapen. Je ziet Spigt en haar gasten knokken met noten, met gevoelens, met perfectie. De documentaire, die tijdens het Nederlands Filmfestival in première ging, geeft een intiem beeld van wat dat nu eigenlijk is, muziek maken. Dat is fantastisch om te zien.

Boeiend dossier

De combinatie van de cd en uitgebreide dvd van Mans genoeg levert een boeiend beeld van de creatie van een album op. Voor de liefhebber van Spigts muziek zal dit een leuke nieuwe plaat zijn. Persoonlijk heb ik niet bijzonder veel met de platen van Spigt, maar toch maakt de documentaire dat de cd een soort meerwaarde krijgt. Wat mij betreft is dit een must voor elke muziekliefhebber.

Theater

Zelden verrassend

recensie: Sjaak Bral - Op ware grootte

.

~

Sjaak Bral is bekend geworden vanwege zijn Haagsche accent. Toch brak hij al in 1992 landelijk door, via een optreden in het programma RUR van Jan Lenferink. Daarna richtte hij het komediegezelschap A night of comedy op, waarmee hij in het hele land optrad. Deze groep organiseerde ook de jaarlijkse Big night of comedy in Den Haag. Bovendien is Bral aan het eind van dit jaar te zien in Den Haag met zijn eigen eindejaarconference.

Bij de les blijven

~

Wat allereerst opvalt is dat Bral optimaal gebruik maakt van belichting, decor en rekwisieten. Ook heeft hij een drietal ijzersterke muzikanten achter zich staan en maakt gebruik van projecties om zijn rode draad van ‘de gehaktstaaf’ kracht bij te zetten. Hiermee weet hij een weloverwogen contrast te maken tussen de delen waar hij op het podium staat te vertellen en onderdelen van het programma waar hij bijvoorbeeld in een stoel zit voor te lezen. Dit zorgt er voor dat je redelijk goed bij de les blijft tijdens het programma.

Aardige grappen

Bral heeft echter een groot probleem en dat is zijn verschijning. Hij heeft nauwelijks interessante uitdrukkingen in zijn gezicht en hij weet zelden zijn grappen met sterke gebaren kracht bij te zetten. Hij moet het dus vooral van zijn teksten hebben. De grappen zijn best aardig, maar dat is het dan ook. Het is jammer dat zijn fysieke aanwezigheid zijn verhaal nauwelijks ondersteunt.

Grappen zie je mijlenver aankomen

Met sterke grappen kun je dit alles natuurlijk prima opvangen. Maar deze zijn helaas niet van een dusdanig kaliber dat ik er steil van achterover sla. Ze zijn zelden verrassend en klinken vaak alsof je ze ergens anders al een keer gehoord hebt. Dit komt misschien ook deels door het vrij slome tempo van de show, maar ook zie je de clou van veel verhalen vaak mijlenver aankomen. Als je een keer per jaar een cabaretvoorstelling ziet, dan ga je vast wel uit je dak, maar als cabaretfanaat zul je niet veel plezier aan Bral beleven.

Volledig en ongekuisd

Waar ik zeer veel respect voor heb is de manier waarop Sjaak Bral samen met CNR zijn show op dvd heeft gezet. Het is een stuk beter dan de veelgeziene tv-rip van de VARA, waar grote stukken uit zijn geknipt. Sjaak Bral heeft zijn show volledig en ongekuisd op dvd gezet. Het beeld is top, het geluid strak en de schijf is voorzien van een degelijke ‘making of’. Voor de liefhebber is er tevens een extra cd met popliedjes van Bral bijgevoegd. Het is jammer dat het veel top-cabaretiers op dvd-gebied niet lukt wat Bral met zijn middelmatige show wel voor elkaar weet te krijgen.

Boeken / Kunstboek

Exotisch, toverachtig en introvert

recensie: W. Jos. De Gruyter - Zelfportret als zeepaardje: Memoires

Als er iemand de term ‘cultuurvreter’ verdiende, dan was het wel W.Jos. de Gruyter, voormalig directeur van het Groninger Museum, voormalig kunstcriticus en voormalig hoofdconservator Moderne Kunst van het Gemeentemuseum in Den Haag. Hij blijkt zich niet alleen te hebben geïnteresseerd voor de beeldende kunst, maar ook voor architectuur, niet-westerse kunst, ballet en fotografie en is daarmee te beschouwen als een klassiek voorbeeld van een culturele omnivoor.

~

W. Jos. de Gruyter schreef vanaf de jaren twintig over moderne kunst. In zijn kritieken in onder andere het Haagse dagblad Het Vaderland gaf hij helder aan hoe deze kunst te begrijpen is. Als een van de eersten bewonderde hij het werk van Mondriaan. Bekend werd hij om zijn kritiek op de machtige kunstpedagoog H.P. Bremmer, die hij een verstarrende invloed op Charley Toorop en Bart van der leck verweet.

Veelvuldig publiceerde De Gruyter ook over Vincent van Gogh, waarover hij later verklaarde: “Natuurlijk bewonderde ik Van Gogh, maar ik schreef te vaak over hem, kon hem op het laatst soms niet meer uitstaan”. Soms is het inderdaad beter om een bepaald onderwerp even aan de kant te leggen, hoe zeer je er ook aan verknocht bent.

Bevlogenheid

In het voorwoord verklaart Allied Ottevanger (redactie Rijksbureau Kunsthistorische Documentatie):

Bij het noteren van zijn herinneringen stelde De Gruyter zich zonder enige terughoudendheid op. Met een soms tot blozen aanzettende mededeelzaamheid vertelt hij hoe hij de mens is geworden die hij was en waarom hij het werk heeft gedaan dat hij deed. Hij had, op late leeftijd terugblikkend op zijn leven, blijkbaar niet de behoefte om daar al te geheimzinnig over te doen. Hij schetst zichzelf als een zowel lichamelijk als geestelijk niet sterke persoonlijkheid.

Met dat laatste lijkt hij zich ernstig te kort te doen, want het beeld dat na het lezen naar voren komt is dat van een man die weet wat hij wil, een man die handelt uit een zekere bevlogenheid, uit passie voor zijn onderwerp.

Aanvankelijk leek De Gruyter trouwens niets te moeten hebben van het schrijven van zijn memoires (valse bescheidenheid?), maar na aandringen van zowel Lambert Tegenbosch – de toenmalige kunstcriticus van de Volkskrant – als Kees van Dongen (jeugdig bewonderaar van de Gruyter: na hun eerste contact was een intensieve vriendschap ontstaan) ging hij uiteindelijk overstag. De vruchten daarvan kunnen we nu eindelijk plukken.

Langdradig

De inleidingen voorafgaand aan de twee delen van de memoires (waarin het leven en werk van De Gruyter en de aard en het belang van diens levensherinneringen in een historische context worden geplaatst) zijn geschreven door kunsthistoricus Peter de Ruiter, als docent verbonden aan de Rijksuniversiteit van Groningen. Een kleine kanttekening: ik begrijp niet helemaal waarom De Ruiter op pag. 29 t/m 35 in beknopte vorm het verhaal uit de doeken doet dat De Gruyter ons in de daaropvolgende delen zelf ook zal vertellen. Maar over het algemeen biedt de meer beschouwende tekst van Peter de Ruiter een mooi tegenwicht aan de soms wat langdradige De Gruyter.

Multatuli

Het schrijversschap had Jos niet van een vreemde (al duurde het lang voordat hij een definitieve keuze had gemaakt en het etsen en schilderen liet voor wat het was), vader Jan speelde al in 1909 met de gedachte om een zelfstandig bestaan als schrijver op te bouwen. Een selectie van zijn artikelen (ondermeer verschenen in de Schoonhovensche Courant) werd in 1884 gebundeld in In Memoriam en in 1920 verscheen van diens hand een biografie over Eduard Douwes Dekker. Jan de Gruyters twee grote liefdes waren literatuur en politiek.

Azijnpisserij

W. Jos. de Gruyter vestigde zijn naam met het in 1954 verschenen boek De Europese schilderkunst na 1850. De vraag waarom de memoires pas 25 jaar na De Gruyters dood in boekvorm verschijnen, wordt door Peter de Ruiter in de inleiding terecht aan de orde gesteld. Zijn verklaring is echter niet helemaal bevredigend, want al heeft De Ruiter natuurlijk gelijk als hij stelt dat het een “uniek document betreft, dat de levensherinneringen bevat van een man die een prominente positie in de Nederlandse kunstwereld heeft ingenomen,” het verklaart nog niet waarom dat idee blijkbaar pas na 25 jaar op waarde wordt geschat. Maar genoeg azijnpisserij: beter laat dan nooit.

Twee gedachten

De Ruiter blikt in de inleiding vooral terug op De Gruyters leven als kunstcriticus/museumdirecteur en stelt dat het doel van de memoires is om “een beeld van zichzelf te geven en van de tijd waarin hij leefde en werkte.” Daarbij zorgt de afwisseling van feitelijke informatie over personen, politieke of artistieke gebeurtenissen er volgens De Ruiter voor dat de lezer de ene keer “op afstand wordt gehouden van De Gruyters leven, om vervolgens te worden uitgenodigd zo ongeveer in zijn huid te kruipen.” De schrijver lijkt inderdaad menigmaal te hinken op twee gedachten, wordt als het ware heen en were geslingerd tussen zijn persoonlijke en zakelijke beslommeringen, al zijn die twee in De Gruyter’s geval onlosmakelijk met elkaar verbonden. Gelukkig levert het voor de lezer in de praktijk weinig problemen op.

Genot

Wie verwacht dat De Gruyter in Zelfportret als zeepaardje uitsluitend ingaat op zijn werkzaamheden in de kunstsector, heeft het bij het verkeerde eind. Het zijn namelijk juist de beschrijvingen van de gezinssituatie, van de omgeving (hij gaat uitvoerig in op de vijf jaar die hij tijdens zijn jeugd in Oost-Indië woonde), van de oorlogen en van langdurige vriendschappen die het boek een genot maken om te lezen, ondanks zijn omvang van bijna 500 bladzijden. Dat vriend Kees van der Velden tenslotte wel erg veel ruimte gebruikt voor het plaatsen van zijn eigen tekeningen, doet daar niets aan af. Hoogstens hadden we graag iets meer willen lezen over De Gruyters periode als directeur van het Groninger Museum en stiekem waren we ook wel benieuwd naar hoe De Gruyter Sandberg zag, maar ja, je kunt niet alles hebben.

Muziek / Album

Niet zo’n zoet ventje als verwacht

recensie: Brian McFadden - Irish Son

Toen Brian McFadden begin maart dit jaar aankondigde de Ierse boyband Westlife te verlaten en solo verder te gaan, veroorzaakte dit vooral veel verdriet bij tienermeisjes. Westlife ging verder als kwartet en Brian dook de studio in. Nu, bijna een jaar later, is zijn eerste album Irish Son een feit.

~

Een vergelijking tussen Brian McFadden en Robbie Williams is snel gemaakt. Beide zaten in een populaire boyband en beide kozen ervoor om hun individu uiteindelijk belangrijker te vinden dan het uitputtende groepsplaatje dat de platenmaatschappijen zo graag zien. In beide gevallen gingen de resterende bandleden onder dezelfde naam verder. Ook wat betreft de muziek kunnen gemakkelijk allerlei links tussen Brian en Robbie gelegd worden. Zeven van de elf nummers op Irish Son zijn geschreven in samenwerking met Guy Chambers, de vaste co-writer van Robbie Williams. Dit klinkt sterk door in het eindresultaat.

Ideale schoonzoon

Net als bij Robbie weet Chambers van alle nummers door zijn arrangementen de meest spectaculaire levensdrama’s te maken. En daarbij maakt Brian, net als Robbie deed met de cover Freedom, korte metten met zijn boyband-verleden. Brian doet dit met de single Real To Me. Het eerste couplet “Bullshit dinners and the free champagne / Men is suits who think they know it all / No one knows me but they know my name / That’s not real to me” laat meteen duidelijk horen dat zijn vertrek niet zo zeer met de andere leden van Westlife te maken heeft, maar meer met de heisa er omheen. Het is de vraag of deze heisa tijdens Brian’s solocarrière ook maar enigszins anders zal zijn. Als de vergelijking met Robbie opgaat, zal het juk van stardom alleen nog maar zwaarder worden. In één ding verschilt Brian wel sterk van Robbie: hij mist diens sarcasme en eindeloze energie. Brian is milder, softer, misschien wat meer de ideale schoonzoon.

McFadden als individu

Brian is gelukkig niet zomaar een commerciële pion. Bij alle elf nummers staat hij als eerste bij de credits. Samen met de al eerder genoemde Guy Chambers, Paul Barry (werkte onder andere met Enrique Iglesias) en Mark Taylor heeft hij een aantal nummers gemaakt waarin best heftige onderwerpen naar voren komen. Voorbeelden zijn huiselijk geweld (Walking Into Walls), alcoholisme (He’s No Hero) en slapeloosheid door constante nachtmerries (Demons). Ook haalt Brian, net als vele Ieren voor hem, flink uit naar zijn streng katholieke opvoeding in de titeltrack Irish Son. Ondanks deze over het algemeen intense teksten blijft het muzikaal allemaal wat braaf. De arrangementen passen bij de boodschap, maar blijven herkenbaar Engels-boyband-ballad-achtig.

Wie weet wat nog komen gaat…

Nu de eerste soloplaat er ligt, is het enkel wachten op wat er nog komen gaat. De ervaring leert dat de plaat sowieso een succes zal worden. Daar zullen vele trouwe tienermeisjes wel voor zorgen. Interessant is echter wat er daarna zal gebeuren: wat meer experimenteren en zijn eigen weg in de muziekwereld vinden, of de bekende paden bewandelen en langzaam uitgaan als een nachtkaars? Brian McFadden lijkt genoeg drive te hebben voor de eerste optie.