Boeken / Non-fictie

De ridder op het witte blad

recensie: Frits van Oostrom – Nobel Streven. Het Onwaarschijnlijke maar Waargebeurde Verhaal van Ridder Jan van Brederode

Frits Van Oostrom waagt zich aan een ridder. Na de rits Middelnederlandse schrijvers in zijn vorige bestsellers een sexier onderwerp, dat hij evenwel aan hetzelfde rigoureuze onderzoek onderwerpt. Conclusie na lectuur? Waren er maar meer van die belezen, gedreven en literair begaafde historici als Van Oostrom.

Met Maerlants Wereld presteerde hoogleraar Frits van Oostrom iets unieks: een wetenschappelijk historisch werk dat niet alleen een heuse bestseller werd, maar ook nog eens de AKO Literatuurprijs in de wacht wist te slepen – du jamais vu. Zijn daaropvolgende doorwrochte werken moesten daar in kwaliteit en leesbaarheid niet voor onderdoen: zowel Stemmen op Schrift als Wereld in Woorden brachten de (late) Middeleeuwen in de Lage Landen op adembenemende wijze tot leven. En nu is er Nobel Streven, dat de tot nog toe avontuurlijkste insteek heeft: het levensverhaal van een ridder. Of, zoals de ondertitel van het boek haast ondeugend aangeeft: Het Onwaarschijnlijke maar Waargebeurde Verhaal van Ridder Jan van Brederode. Het had even goed de pitch van de legendarische jeugdserie Floris kunnen zijn.

Umberto Eco van de Lage Landen

Het verhaal van leenheer Jan van Brederode leest inderdaad als een roman of filmscenario: de man werd gevangengezet, hij trad in een klooster, hij ging op pelgrimstocht, trad uit en trok ten strijde tegen het klooster waar zijn vrouw gevangen zat, raakte verwikkeld in een erfeniskwestie en sneuvelde uiteindelijk als anonieme huurling in de 100-jarige oorlog, aan de zijde van de Fransen – wat Van Oostrom via een adembenemend staaltje historisch detectivewerk te weten komt, aangezien het even goed mogelijk was dat hij voor de Engelsen vocht. Bovendien was van Brederode de auteur van het werk Des Coninx Summe (eigenlijk een vertaling van een Frans werk), met daarin unieke Middelnederlandse woorden die we nergens anders in de literatuur vinden. En dat alles in een leven dat amper 44 jaar duurde.

Daarmee is Nobel Streven hét perfecte voorbeeld van hoe de werkelijkheid vaak de fictie overtreft: als iemand deze biografie als fictie had neergezet, was ongetwijfeld het verwijt ‘ongeloofwaardig’ of toch minstens ‘overdreven’ gevallen. Maar het is wel degelijk gebeurd, dat weten we zeker dankzij het (alweer) ongelooflijk secure opzoekingswerk van Van Oostrom, die zo langzaamaan de Tom Holland van de Lage Landen genoemd mag worden .

Tekstkritiek

De grote kracht van dit boek is de minutieuze manier waarop de auteur niet alleen het leven, maar ook de ganse omgeving van Jan van Brederode tot leven brengt – tot en met het uitzicht uit zijn raam toen hij gevangen zat! Maar ook het plezier dat de auteur beleeft met die unieke Middelnederlandse woorden die hij in zijn vertaling verwerkte levert kostelijke lectuur op. Leerrijke lectuur ook: zo gaat Van Oostrom dieper in op het woord niders, ofte ‘mensen die vreugde scheppen in andermans verdriet’. Een woord dat in het Nederlands niet meer bestaat, maar in deze Facebook-tijden perfect zijn plaats zou hebben …

En over Facebook gesproken: van Oostrom formuleert in zijn boek ook een – niet geheel onlogische – kritiek over onze hedendaagse samenleving van sociale media en big data. Daar waar hij uit handgeschreven manuscripten een relatief helder beeld van de persoon wist te distilleren, leven we vandaag in tijden van big data die zo veralgemenend zijn dat ze – zeker naar de toekomst toe – niet meer toelaten een individu te herkennen. Of hoe het verleden ook vandaag nog de toekomst een lesje kan leren.

Boeken / Fictie

Het nest bezemschoon

recensie: Charlotte Mutsaers– Harnas van Hansaplast

Als Charlotte Mutsaers het huis betreedt waar broer Barend is overleden, hangen de jassen van haar ouders nog aan de kapstok. Al twintig jaar lang. Samen met de omstandigheden van zijn dood – halfnaakt en omringd door porno – vormt dit het begin van een schrijnend portret.

Over de immense (en dubieuze) aangetroffen pornocollectie is inmiddels voldoende gezegd. De levens die Mutsaers in Harnas van Hansaplast blootlegt zijn interessanter. Het sterfhuis aan de Utrechtse Nieuwegracht is namelijk tevens het voormalig ouderlijk huis. Na de dood van beide ouders is Barend de twee immense verdiepingen vol gangetjes en krakende vloeren blijven bewonen. Hij legde simpelweg zijn bestaan als een laagje over dat, tot stilleven verworden, gedeelde verleden heen.

Fisherman’s Friend

Mutsaers en haar zus zijn er al jaren niet meer geweest. Hij schuwde de laatste jaren bezoek en al snel wordt duidelijk waarom. Het huis is één grote stille getuige van zijn intelligentie, maar ook van zijn maniakale verzamelwoede, zijn worsteling met zijn slechte gebit, zijn dwangneuroses en zijn angsten. En tot slot, zijn snijdende eenzaamheid. De honderden nagelaten zakjes Fisherman’s Friend – oh, wrange ironie – mochten niet baten.

Onder ferme druk van de huurbaas zetten ze zich aan de boedelruiming. In acht weken bezemschoon opleveren is de opdracht. Mutsaers besluit alles eerst op beeld vast te leggen. Het is 2001. Vijftien jaar duurt het daarna nog voordat Mutsaers de juiste vorm vindt om over haar broer te schrijven. Als in de gemaakte camcorder-opname neemt ze de lezer kamer voor kamer mee door het huis, als een literaire boedelruiming. Met open vizier, en het credo ‘van de doden niets dan goeds’ terzijde schoppend. Dus staat ze soms tierend op tussen de regels: ‘Liegbeest dat je was, weerzinwekkende rukker (…) rot op. Waarom zou ik me voor zo’n Kleingeist uit gaan sloven; ik houd toch van grandeur?’

Broodtrommel en zilveren lepel

Dan vindt ze een broodtrommel vol kattebelletjes. En kijkt recht in het hoofd van een man die is vastgelopen in het leven:

– Veel planten gaan dood omdat ik ze te veel water geef? Met mij iets soortgelijks aan de hand?
– Als er iemand belt, kan dat voorwendsel van inbreker zijn?
– Boeken over verliefdheid kopen?
– Zo gauw ik met iemand een ‘echt’ gesprek begin, gaat het mis?
– Overboord? Of ga ik dan dadelijk zwemmen?

Uit alle laden en kasten die worden opengetrokken gutsen herinneringen. Mutsaers voorziet ze van anekdotes, quotes en dwarsverbanden, dan weer dartelend dan weer zwaarmoedig. Mutsaers lezen betekent van fladderen over zijpaden houden. Er vloeit Frans, Latijn en Engels. Griekse mythologie en Vondel. Het is geen koketteren, het sluit slechts aan bij de grandeur van hun opvoeding. Want ze zijn allen ‘met een flinke zilveren lepel in de mond geboren’ stelt Mutsaers. Maar een goed nest is nog geen warm nest. Moederliefde ontbrak in huize Mutsaers. Wel was er het met fabels van La Fontaine gedecoreerde luxe servies. Bij iedere hap werd het Mutsaers-kroost wat moraal mee naar binnen geschoven.

Hansaplast

Ondanks de excentrieke opvoeding is het Mutsaers gelukt zich staande te houden in het leven. Barend liep uit de rails. ‘We stammen allebei uit hetzelfde buitenissige geslacht. Daardoor waren we niet in staat om het leven te slikken als zoete koek.’ Om met een Mutsaersiaanse kwinkslag vast te stellen dat zij daarom meer van kroketten hielden.

Je moest een dikke huid kweken als je anders was, had haar vader haar geleerd. Als Mutsaers op een van de zolderbalken een van pleisters geplakt mannetje aantreft, krimpt ze ineen. IK, had Barend eronder geschreven. Hansaplast is ongeschikt harnas-materiaal weet ze. Het dekt wonden af, het voorkomt ze niet.

Na 15 jaar en 306 pagina’s is het klaar. Mutsaers heeft het ouderlijk nest voor een tweede maal geruimd. Harnas van Hansaplast is een ontluisterend eerlijk en bij vlagen absurdistisch portret van een huis, een gezin en een niet gelukt leven. Ze heeft met dit prachtige document niet alleen het statige pand aan de Nieuwegracht, maar ook de herinnering aan haar broer bezemschoon weten op te leveren.

Theater / Theater / Theater / Voorstelling
recensie: De Theatertroep – Zonder Toestemming

Een ouderwets avondje goed vermaak

In Zonder Toestemming wordt er met taarten gesmeten, met messen geworpen en het servies klettert op de grond. De Theatertroep maakt er een feestelijke puinhoop van.

Zonder Toestemming is een ouderwets avondje goed vermaak. In de stijl van het vaudeville theater volgen verschillende sketches elkaar willekeurig op die vervolgens worden afgesloten met een kort toneelstuk. Het publiek wordt op het hart gedrukt de drang tot enige logica los te laten. Toch is er wel degelijk structuur: ‘In het eerste deel doen wij veel en zeggen wij niets, in het tweede deel zeggen wij veel en doen wij niets.’

Het publiek moet vooral niet de ‘waarom’ vraag stellen. De Theatertroep maakt het ons makkelijk: In traditie van Maatschappij Discordia wordt er drank uitgedeeld. Daarin ligt een gedeelde verantwoordelijkheid bij het publiek. ‘We gaan door tot de tap leeg is.’ De sfeer zit er dan in Nijmegen ook onmiddellijk goed in.

Een vol toneel

De Theatertroep is een collectief van tien performers uit allerhande disciplines. Met de aanwezigheid van negen daarvan op het toneel, ligt het gevaar van rommeligheid op de loer. Het is dan ook knap hoe De Theatertroep de focus van het publiek weet te houden. Nummers volgen elkaar in strak geregisseerde chaos op. Hoogtepunt is een steeds terugkerende scène, waarin performer Kyrian Esser met precisie een tafel kapot servies opdekt. De gebroken scherven van een kom worden nog net bij elkaar gehouden door het gewicht van de deksel, daar wordt voorzichtig het knopje boven opgelegd. Ik moet mijn hoofd haast afwenden als Esser met grof kabaal keer op keer het tafelkleed met servies en al van de tafel trekt.

De sketches zijn op het flauwe af: Jantje zag voor eens niet de pruimen hangen en Giuseppe Verdi wordt in het Theatertroepiaans ‘Jozef Groen’. De Theatertroep neemt zichzelf niet te serieus en zoekt graag de flauwte op. Hun Monty Python-achtige droogheid werkt echter aanstekelijk – en vooruit: het biertje helpt ook mee.

Gastvrouw Rosa Asbreuk bezit een natuurlijk gespeelde naïviteit en krijgt al snel de lachers op de hand. Zij vormt een goede match met Patrick Duijtshoff die haar brommerig tegenkleurt. Niet elke speler is even sterk, de gevatte teksten vallen daardoor soms net niet. Maar het plezier dat constant door het spel heen straalt, doet je ze dat vergeven.

Het deel na de pauze vormt een totaal contrast met het eerste deel. De acteurs spelen Magne van den Berg’s hilarische Mijn slappe komedie voor vier mensen, een handjevol personeel en een tafel die niet vrijkomt. De acteurs staan op een rij, er is vrijwel geen mise en scène. Weer kiest de Theatertroep voor een duidelijke focus. Daar klinkt de kracht van de tekst van Magne van den Berg’s slappe komedie, want de aandacht verslapt geen moment.

De Theatertroep doet je in Zonder Toestemming voor even geen waarom vragen en laat je ouderwets genieten. En dat alles met een biertje in je hand. Heerlijk.

 

Film / Films

De trotse vrouw en de projectontwikkelaar

recensie: Aquarius (dvd)

Hoe goed kun je iemand in tweeënhalf uur leren kennen? Best wel goed, denk je als kijker na het intieme Aquarius, dat zoveel meer is dan een portret van een trotse vrouw op leeftijd.

Clara (indrukwekkend gespeeld door de 67-jarige Sonia Braga) is geboren en getogen in de Noord-Braziliaanse stad Recife. In het begin van Aquarius zien we in sepiafoto’s hoe die stad er rond haar geboorte uit moet hebben gezien. Een vriendelijk provinciestadje aan een kilometerslang zandstrand.

Projectontwikkelaar

Aan dat strand woont anno nu de 65-plusser Clara in een van de weinige overgebleven oude appartementencomplexen. Recife is uitgegroeid tot miljoenenstad, zo is de boulevard is volgebouwd met hoogbouw. In haar woning vol oude langspeelplaten lijdt de voormalige muziekcritica een aangenaam leven. Ze zwemt iedere dag, ze gaat uit met vriendinnen, flirt met mannen en past op de kleinkinderen. Met plezier en weemoed denkt ze terug aan de mooie momenten in haar leven, totdat een glimlachende projectontwikkelaar op de deur bonst.

Ze willen haar appartement in het kleine wooncomplex Aquarius kopen voor een riant bedrag en op dezelfde plek de woontoren Aquarius 2 bouwen. Clara weigert echter haar woning van de hand te doen. Waarna er tussen de vastgoedbaas en de vrouw op leeftijd een psychologische oorlog losbarst. Werklieden beginnen de naburige appartementen met veel lawaai te verbouwen. Er worden feesten gegeven en er breken brandjes uit.

Sociale autopsie

Regisseur Kleber Mendonça Filho had een volbloed thriller kunnen maken, maar kiest voor het ongemak, zonder opzichtig effectbejag. Iets wat hij ook al deed in zijn unheimische debuut Neigbouring Sounds uit 2012. Clara’s verhaal illustreert hoe de Braziliaanse middenklasse worstelt met veranderingen en hoe een woonomgeving de identiteit bepaalt. Lange tijd leidde Clara een comfortabel leven – aan zee, met personeel – nu wordt ze met enig geweld weggedrukt door een nieuwe, corrupte elite van rijken.

Clara is sterk en principieel – een mooi voorbeeld van de moderne oudere die geniet van kunst, seks en eten – tegelijkertijd is ze hooghartig, onaardig tegen haar huishoudster en vindt ze het vanzelfsprekend om gelijk te krijgen. Een sociale autopsie blijft Clara niet bespaard. Dat tilt Aquarius uit boven het niveau van politiek pamflet. Clara is een mens van vlees en bloed die je in het strak gekaderde en meanderend vertelde Aquarius in 145 minuten graag leert kennen.

 

Boeken / Non-fictie

Bijzonder smakelijke lectuur

recensie: Charles Spence – Gastrofysica

Gastrofysica is een fantastische wetenschap: het verklaart bepaalde gastronomische fenomenen op basis van pure fysica. Op papier klinkt dat gortdroog, maar het doet bij momenten de mond openvallen omdat de verklaring zo evident/maf/grappig is. Gastrofysica van Charles Spence barst van dergelijke fantastische weetjes.

Gastrofysica is een boek waar je echt mee kan uitpakken – bij voorkeur aan de eettafel natuurlijk. Het barst immers van aan voeding gerelateerde weetjes. Zoals het feit dat mensen uit een rood bord minder gaan eten, omdat we die kleur associëren met verbod en stoplichten. Of dat klanten in een wijnhandel gemiddeld meer Duitse wijn kopen wanneer er Duitse muziek in de winkel speelt en meer Franse wijn bij Franse muziek. Producenten zorgen er ook voor dat de verpakking van chips en de chips zelf ongelooflijk sterke kraakgeluiden maken omdat we die associëren met versheid – terwijl dat per definitie helemaal niet het geval moet zijn, de smaak lijdt er in elk geval niet onder.

Ook de naam speelt een belangrijke rol: niemand zal wellicht op restaurant de ‘Patagonische tandvis’ bestellen, maar ‘Chileense zeebaars’ (exact dezelfde vis) is waanzinnig populair op de kaart.

Tomatensap in vliegtuig

Maar hoe komt dat allemaal? Charles Spencer, experimenteel psycholoog aan Oxford, legt het heel begrijpelijk uit en kruidt zijn betoog met flink wat humor. Je valt van de ene verbazing in de andere. Zo wees recent gastrofysich onderzoek uit dat de akoestiek een enorm belangrijke rol speelt bij de eetervaring. Anders gezegd: als het eten ook lawaai maakt, zullen mensen er meer van genieten. Wat meteen ook de verklaring is waarom soep lekkerder smaakt met croutons, of waarom een hamburger meer wordt geapprecieerd met knapperige sla of augurken ertussen.

Nog een akoestisch weetje: een kwart van de passagiers op een vliegtuig bestelt tomatensap omdat ze daar op dat moment enorm veel zin in hebben, hoewel ze het thuis of op café nooit of amper drinken. Een heel vreemde vaststelling, maar uit onderzoek bleek dat de akoestiek in een vliegtuig (80 à 85 decibel) het ons erg moeilijk maakt om ‘zoet’ te proeven, terwijl tomatensap over een proteïne beschikt die dan enorm goed tot zijn recht komt.

The Fat Duck

Aangezien gastrofysica vrij nieuw is en lange tijd stiefmoederlijk werd behandeld, zijn ook al deze bevindingen vrij onbekend en dus voor de gemiddelde lezer ongelooflijk interessant. Dat is grotendeels de verdienste van Spence (zoals ook Heston Blumenthal, de voormalige chef van het wereldberoemde restaurant The Fat Duck aangeeft in zijn voorwoord): er was een tijd dat wetenschappers hun neus ophaalden voor voedselonderzoek – koken was geen wetenschap, punt. Terwijl het natuurlijk niets anders is dan een opeenvolging van chemische processen. Met dit populair-wetenschappelijke boek haalt hij nu ook zijn grote gelijk bij de massa.

Uiteindelijk zouden we bij wijze van overtuigend argument deze hele recensie met dergelijke weetjes kunnen vullen. Maar het is veel interessanter die allemaal zelf te ontdekken. Hapklare literatuur waar je urenlang in kunt verdwalen, maar even goed snel een pagina van kunt consumeren. Ware het niet zo onsmakelijk, we zouden zeggen: de ideale toiletliteratuur!

PS. Toch één kleine valse noot: het kloeke boek telt 398 pagina’s, maar de tekst zelf houdt op pagina 277 op. Wat volgt zijn ruim 120 pagina’s noten en index – het menu is met andere woorden bedrieglijk copieus.

Theater / Voorstelling

Show yourself, baby!

recensie: NB Projects/Dox Theater – Role Model (12+)

Role Model is een swingend dance concert, waarin zes jonge vrouwen met dans, zang en (zelfgeschreven) teksten vieren wie ze zijn. Niet alleen meisjes, ook jongens (en misschien volwassen mannen en vrouwen) van alle soorten, kleuren en maten zien hoe mooi het is om trots te zijn op jezelf en je uniciteit. Al zijn er vermoedelijk kinderen die ook in deze diverse groep meiden geen herkenning vinden.

Voordat de voorstelling in De Krakeling begint wordt er in de foyer een hoop plezier gemaakt. De aanwezige kinderen en tieners hebben een formulier ingevuld met vragen als: denk je dat mensen kunnen zien waar je geboren bent? Van welk gedeelte van jezelf houd je? Durf je andere mensen een compliment te geven? Daarna worden ze door een enthousiaste host aangemoedigd zichzelf op een catwalk te tonen. Niet alleen wat heen en weer lopen, maar zo extreem mogelijk laten zien wat ze allemaal in huis hebben. Het is erg leuk om de deelnemers zo uit hun dak te zien gaan, jammer genoeg zijn er een paar kinderen die uit schaamte of verlegenheid niet durven.

Martial arts

Als we in de zaal zitten en het dance concert begint is dat in eerste instantie, zeker in vergelijking met de eerdere uitgelatenheid, nogal tam. De zes vrouwen bewegen synchroon en maken strakke martial arts moves. Ze zijn sterk en dragen mooie kleren, weliswaar verschillend van snit maar allemaal lichtgrijs van kleur.  Uiterlijke vorm en eenheid zijn het belangrijkst en als één van de vrouwen door de microfoon iets zegt als: ‘you and me, we are the same’ denk ik: wat? Hoe zit het dan met die eigenheid?

Gelukkig stopt het uniforme na enige tijd: er komt plaats voor rap en hiphop, er wordt prachtig gezongen, iemand beatboxt en langzamerhand laat iedereen het masker vallen en komt de individuele persoonlijkheid boven. Iedereen vertelt wat ze aan eigen uiterlijk niet mooi vinden, al vind je als publiek alle meiden, ieder op hun eigen manier, prachtig. Een paar zijn lang en superdun, sommigen hebben kleur, eentje is kaalgeschoren. Iemand heeft, naar eigen zeggen, dijen zo groot als Afrika en een kont die gemaakt is om mee te strippen. Een paar hebben Aziatische roots en een zwart meisje zegt: ‘ik zie mezelf als bruin’ en yes, ze heeft gelijk. Haar haar is zwart maar haar huid is bruin.

Kleurrijk

Nadat er een stapel kleurige kleding naar beneden is komen vallen krijgen we les in modieuze vindingrijkheid. T-shirts worden als broek gebruikt en rokken als hoofdbedekking. Het dunne verlegen meisje is met vooruitstekend bekken een ware mannequin, een paar anderen veranderen in jongens en het meisje met de forse dijen is een curvy topmodel. De grijze uniformiteit is weg, de vrouwen laten zien hoe veel verschillende gezichten ze hebben.  Als tot slot zowel kinderen als volwassenen worden uitgenodigd het podium op te komen en mee te dansen, is het feest compleet.

In een nagesprek wordt gevraagd wie de dansers zelf als hun rolmodel zien, iets wat ik mezelf ook heb gevraagd. Bij deze vrouwen hoeft een rolmodel niet per se een andere vrouw te zijn of zelfs een mens – Bruce Lee vond dat we ons moeten spiegelen aan water – het kan van dag tot dag verschillen.

Role Model is een verschrikkelijk leuke voorstelling waar ik enthousiast en opgeladen uitkom. In de hoop dat ook de kinderen die zich vandaag liever terugtrokken de nodige inspiratie en kracht hebben opgedaan voor de toekomst.

Theater / Voorstelling

Sodom en Suburbia

recensie: Double Bill: Trouble in Tahiti + Clemency

In het kader van het Opera Forward festival bij De Nationale Opera is een double bill geprogrammeerd. De term slaat op twee opera’s die qua thematiek, of chronologie, of plaats van handeling samenhangen. Of die samenhang krijgen door een regie-ingreep. Zoek de overeenkomsten en de verschillen…

De eenakters Trouble in Tahiti (Leonard Bernstein, 1918 – 1990) en Clemency (James MacMillan, 1959) die afgelopen 22 maart in première gingen vertonen op het eerste gezicht alleen een formele gelijkheid. Beide hebben een echtpaar in de hoofdrol, bijgestaan door een trio. Pas later vallen ook gelijke thema’s op: de rol van een kind binnen een huwelijk, het vergeefse zoeken naar communicatie van de echtelieden, en de leugenachtige wreedheden die mensen elkaar aandoen.

Loodzware presentatie van bijbelverhaal – Clemency (**)

In de regie is gekozen voor een contrast tussen de eerste en de tweede eenakter. Een leeg zwembad (bekroond decor van de Italiaanse designers Elena Zamparutti en Gisella Cappelli) is voor Trouble in Tahiti gevuld met de attributen van The American Dream. Een roze sofa, een luxe tourfiets, een pot met een kamerpalm, allerlei huishoudelijke snufjes uit de vijftiger jaren en een gele New Look -jurk voor mevrouw. Meubilair en aankleding zijn de tekens van welvaart-voor-iedereen. In Clemency – na de pauze – liggen op de bodem van het zwembad alleen dorre bladeren. De droom is uit; nu volgt de harde werkelijkheid.

Om met dat laatste te beginnen: MacMillan heeft in Clemency met librettist Michael Symmons Roberts het bijbelverhaal van de kinderloze Abraham en Sarah en de opmaat tot de vernietiging van Sodom en Gomorra uit Genesis gebruikt. Abraham bidt tot zijn god in een merkwaardige geheimtaal. Het lijkt soms op een rudimentair soort Hebreeuws maar er is geen vertaling onder de fonetisch uitgeschreven woorden in de boventitels – zou het zelfbedacht zijn? Dan verschijnen opeens drie vreemdelingen. Ze zingen hetzelfde heilige koeterwaals. Het echtpaar onthaalt ze op spijs en drank en de gasten beloven hen een zoon, waarop Sarah lacht: welnee, ze zijn al veel te oud. De gasten ergeren zich. Twijfelt ze soms aan de goddelijke macht?

Sarah wordt op de eettafel gehesen en daar ter plekke bevrucht met een special-effect van de belichting. Waarna de gasten, nu opeens voorzien van bomgordels, verklaren twee steden, waarvan de inwoners heel erg slecht zijn, te gaan vernietigen. De discussie die volgt – Abraham probeert de terroristen tot clementie om te praten – mag niet baten.

Dit alles is door MacMillan getoonzet in een loodzwaar muzikaal idioom van uitsluitend strijkers. Je hoort allerlei liturgische bronnen: Gregoriaans, Oosters-Orthodox, Joods en Islamitisch. Maar herkenning leidt niet vanzelf tot echt geraakt worden. Religieus commentaar op de realiteit, of dat nu kinderloosheid of zonde is, werkt niet wanneer de boodschap te eendimensionaal is, te dik er bovenop ligt en instrumentaal te zwaar is aangezet. De vijf zangers zingen hun moeilijke partijen voorbeeldig. Sopraan Jenny Stafford (Sarah) en bariton Frederik Bergman (Abraham) krijgen terecht een staande ovatie.

Vederlicht swingend contrast – Trouble in Tahiti (****)

Wat een verschil vormt MacMillans goddelijk ingrijpen met Leonard Bernsteins bijtende satire Trouble in Tahiti – voor de pauze – over het droevige leven in Suburbia. Onder deze noemer herbergt de Amerikaanse buitenwijk met zijn perfecte gazons en zijn witte villa’s de slechte huwelijken, drankverslavingen, en neuroses van haar bewoners. Drie clowns openen met een ironische lofzang op het griezelig volmaakte dagelijks bestaan, op de tonen van swingende jazz- en reclamedeuntjes.

Hun spottende lofzang komt de hele opera terug en naarmate het huwelijk van de twee echtelieden Dinah (Turiya Haudenhuyse) en Sam (Sebastià Peris i Marco) hopelozer wordt, is de werking van het vrolijke liedje bijtender. In de onderlinge ruzies maken jazz en swing plaats voor atonale passages, die met ogenschijnlijk gemak door deze jonge zangers vertolkt worden. Hun zoon Junior, een zwijgende rol van een drankzuchtige puber, kijkt toe. Vergeten en verwaarloosd door zijn ouders, die opgaan in hun narcistische verlangens en pijnlijke vergissingen, wordt hij een symbool van kinderellende.

De titel Trouble in Tahiti slaat op een clichématige kaskraker, een film die een soort spiegeling is van het onechte leven in Suburbia, waardoor een dubbele onwerkelijkheid ontstaat. Dinah gaat de film zien maar is niet bij machte om het bedrog in verband te brengen met haar zelfbedrog.

Bernstein, die zelf het geestige libretto schreef, heeft feilloos zijn kritiek op de leugen van de Amerikaanse droom getoonzet en onder woorden gebracht. Hiermee heeft hij, door de ‘zonde’ in haar eigen opgewekte vorm te gieten, een oneindig veel moderner werk geschapen dan MacMillan. Dat Clemency in 2010 in première ging en Trouble in Tahiti in 1952 is des te verbazingwekkender.

Kunst / Expo binnenland

Vier eeuwen portretkunst met een mierzoet sausje

recensie: High Society

De tentoonstelling High Society begint in een donkere zaal waar de expositie in een korte video wordt geïntroduceerd. De flitsende beelden en pompende muziek geven je het gevoel dat je op het punt staat de runway van een exclusieve modeshow te betreden, in plaats van een kunsthistorische expositie. Dat lijkt ook precies de bedoeling te zijn. Het Rijksmuseum heeft gekozen voor een duidelijke branding van deze tentoonstelling, die erop gericht is zoveel mogelijk hysterie creëren rondom 39 portretten van de zogenaamde rich and famous uit de zestiende tot en met begin twintigste eeuw. Hoewel dit bij serieuze kunsthistorici misschien niet goed valt, is deze insteek voor het trekken van de aandacht van een breed publiek een schot in de roos.

Rembrandt van Rijn, Portret van Oopjen Coppit, 1634. Aankoop van de Franse Republiek voor Musée du Louvre

Voelen zonder aan te raken

Toegegeven, de portretten zijn niet alleen vanwege hun gigantische proporties maar ook dankzij de uitzonderlijke kwaliteit behoorlijk indrukwekkend. Ze tonen verschillende vorsten, adellijke en succesvolle zakenlieden in hun meest luxueuze uitdossingen. Deze figuren worden gepresenteerd als de ‘genodigden op het feest van Marten en Oopjen’. Dit door Rembrandt geschilderde echtpaar vormt namelijk het middelpunt én de aanleiding voor de expositie. Na tientallen jaren in privébezit te zijn geweest, zijn de werken verkocht aan het Rijksmuseum en het Louvre. Aan het Rijks de eer om het in Rembrandts oeuvre unieke tweeluik na uitvoerige restauratie voor het eerst aan het publiek tonen. Het zijn schitterende schilderijen waarop Marten en Oopjen vlak na hun huwelijk poseren in kleding van een kostbare zwarte stof die zo knap door meester in verf is gevat dat je de stof bijna kunt voelen zonder deze aan te raken.

Foto: Rijksmuseum/David van Dam

Taco Dibbets met side-kicks

Om de vier eeuwen ‘catwalk’ kracht bij te zetten is via de nieuwe Rijks app een audiotour te beluisteren waarin museumdirecteur Taco Dibbets wordt bijgestaan door twee passende side-kicks: Cecile Narinx, hoofdredactrice van modeblad Harpers Bazaar, en Jort Kelder, etiquettekenner. In hun commentaar wordt getracht om zowel de fashionistas als de kunsthistoricus tevreden te stellen – een lastige klus. De gekozen kleur op de muren past perfect bij het marketingsausje dat zorgvuldig over deze tentoonstelling is uitgesmeerd: mierzoet roze.

De braguette van Karel V

In de eerste zaal hangt een enorm portret van Keizer Karel V, geschilderd door Johan Seisenegger. Nadat Dibbets een aantal wetenswaardigheden over Karel V vertelt, neemt Cecile Narinx het stokje over. Zij vertelt over een opvallend kledingstuk ter hoogte van het kruis direct de aandacht trekt: een eivormige tok van stof, versierd met borduursels in de stijl van de rest van de outfit. Het object blijkt braguette te heten, ‘niet te verwarren met het Franse woord voor stokbrood’, aldus een wat flauw grappende Narinx. Dit schaamkapsel was afgeleid van het harnas van middeleeuwse ridders en komt op een aantal andere portretten terug, allemaal even serieus versierd en een duidelijke verwijzing naar de viriliteit van de drager.

Lucas Cranach de Oudere, Catharina, Gravin van Mecklenburg, 1515. Gemäldegalerie Alte Meister, Staatliche Kunstsammlungen Dresden

Van huwelijksportret tot dokter Love

Imposant is het tweeluik door Lucas Cranach van Hendrik de Vrome en Catharina van Mechklenburg. Het stamt uit 1514 en is het alleroudste paar van top tot teen geschilderde huwelijksportretten. De kledij in scharlakenrood en goudgeel vlamt van het doek af en de details in kleding, sieraden en veren hoofdtooien zijn zo knap dat je naar de schilderijen toe wordt gezogen.
Een opvallend portret is dat van Giovanni Boldini, die de extravagante markiezin Luisa Casati vastlegde in 1908 (Particuliere collectie, zie afbeelding boven). Door de snelle penseelstreken heeft het portret een enorme vaart, wat de bijzondere details over de markiezin erg aannemelijk maakt. Deze paradijsvogel ging de straat op met een slang om haar nek of luipaarden aan een snoer afgezet met edelstenen. Haar met kohl omrande ogen kijken je indringend aan.
Het portret dat op al het promotiemateriaal van High Society prijkt mag ook niet ongenoemd blijven: de knappe dokter Pozzi, met bijnaam docteur amour, is geschilderd met de precisie van een fotocamera. John Singer Sargent bewijst met dit schilderij al anderhalve eeuw veel vrouwen een dienst.

John Singer Sargent, Dr Pozzi in zijn huis, 1881. The Armand Hammer Collection, Gift of the Armand Hammer Foundation. Hammer Museum, Los Angeles

Voor ieder wat wils

De collectie omvat verder unieke portretten van Frans Hals, Eduard Manet en Edvard Munch, en wordt aangevuld met twee zalen waarin schetsen en tekeningen te zien zijn van taferelen die zich buiten de schijnwerpers afspelen: drankbacchanalen, gokken, en de liefde bedrijven. De tekenaars van de werken die nogal pornografisch van aard zijn, bleven vaak anoniem. Jort Kelder voorziet dit gedeelte van de tentoonstelling in de audiotour opgewekt van commentaar. High Society heeft voor ieder wat wils, en ondanks de enigszins aanstellerige thematiek waarin de tentoonstelling is gegoten wordt de belofte wel waargemaakt: dit zijn portretten die verbluffen – of het je nou gaat om de modegrillen van die tijd of de fabuleuze schilderstechnieken en kunsthistorische achtergronden.

 

 

 

Eugène Brands Light in the eternal darkness; a mysterie. 1981
Kunst / Expo binnenland

De M van mysterie

recensie: Eugène Brands - Van huiskamer tot heelal
Eugène Brands Light in the eternal darkness; a mysterie. 1981

Wat bij de overzichtstentoonstelling van Eugène Brands (1913-2002) in het Cobra Museum voor Moderne Kunst in Amstelveen opvalt, is hoe consistent zijn oeuvre eigenlijk is. Hij heeft de naam verschillende stijlen te hebben doorlopen. Toch komt de thematiek – hier samengevat als ‘Van huiskamer tot heelal’ – overal terug.

Neem het feit dat Brands in 1938 in het Stedelijk Museum in Amsterdam de tentoonstelling Abstracte Kunst bezoekt en wordt geraakt door werk van onder anderen Paul Klee. Én het feit dat hij zo’n kleine kwart eeuw later, in 1952, nog een werk maakt dat zonder diezelfde Klee ondenkbaar is: de gouache Kleine vis. Brands zal ongetwijfeld ook Chagalls hebben gezien in hetzelfde Stedelijk. Het kan niet missen als je het olieverfschilderij De rode tafel uit 1953 ziet en enkele andere tentoongestelde werken met zwevende figuren.

Een kiertje licht en rode lijn

brands_cobra_museum

Eugène Brands – Rising Sun. Foto: Peter Tijhuis, Cobra Museum

Niet alleen de invloed van andere kunstenaars komt constant terug, maar ook schilderkunstige uitdrukkingen duiken later weer op. Op een laat werk als Magic Black (1988) is een kiertje licht te zien, dat niet alleen aan de late Armando doet denken, maar hetzelfde soort licht is dat al in begin jaren zestig van de vorige eeuw een grote rol speelde in het werk van Brands.

De tentoonstellingsmakers hebben listig op die overeenkomsten en rode lijnen ingespeeld. Zo hangen zij tegen het eind van de expositie Spring Moon uit ongeveer dezelfde tijd (1985) als Magic Black, nagenoeg tegenover Rising Sun van het begin; een prachtige tempera op doek (1964).
De buitenring van de expositie laat op die manier de ontwikkeling en de doorgaande thematiek mooi zien en omarmt bij wijze van spreken zelfs de meer thematisch samengestelde panelen in het middengedeelte van de halve bovenzaal, die geheel is gewijd aan het werk van Brands.

De wereld van het kind en het Mysterie

brands-cobra-museum

De CoBrA-kunstenaars voor het Stedelijk Museum Amsterdam, 1948. Foto: mw. E. Kokkoris-Syriër. Brands is degene met de witte hoed.

Een van de panelen in het midden is geheel ingeruimd voor negentien werken, onder de titel ‘De magische wereld van het kind’. Een thema dat de kunstenaar al vanaf de geboorte van zijn, en Toos Tiemeijers, dochter Eugènie (1947) bezighoudt. Na zijn vroege, figuratieve werk volgt zijn aandacht voor opeenvolgende stromingen, zoals abstractie en surrealisme. In 1948 neemt Brandts  deel aan een jaarlijkse tentoonstelling van de Deense tak van CoBrA in Kopenhagen. De samenwerking is slechts van korte duur, want in 1950 verlaat hij de groep alweer.

Ongeveer in dezelfde tijd waarin hij CoBrA weer verlaat, maakt hij zogenaamde lichttekeningen, die nog steeds heel modern overkomen. Hiervoor ‘be-tekende’ Brands foto’s van Frits Lemaire met een zaklamp, waarna ze met een lange sluitertijd werden afgedrukt. De abstractie in zijn werk komt in de jaren zestig van de vorige eeuw overigens ook weer terug. Net zoals de letter ‘M’, die hij in 1971 introduceerde, bijvoorbeeld weer opduikt in de gouache Mankind and Universe (1994). De M van mysterie; de geest waaraan volgens Brands alles ontspruit.

Gouaches en collages

brands-cobra-museum

Eugène Brands omstreeks 1946-1947. Fotograaf onbekend.

Wat opvalt, is dat enkele grote schilderijen die op deze tentoonstelling hangen, niet tot zijn sterkste werken behoren. De kunstenaar stopte overigens in 1993 met schilderen op doek, omdat dit te veel fysieke inspanning vereiste. Vanaf dat moment stapte hij over op gouaches en collages.

Brands had ondanks die letterlijke en figuurlijke beperking meer noten op zijn zang. Deze worden op de tentoonstelling wel genoemd, maar blijven helaas wat onderbelicht. Te denken valt bijvoorbeeld aan zijn gedichten. Een paar hadden er van mij best opgehangen mogen worden. Zo zou nog duidelijker zijn geworden hoe samenhangend zijn totale oeuvre eigenlijk is.
Alles bij elkaar zijn het opvallend toegankelijke kunstwerken voor museumbezoekers die misschien met alle afzonderlijke stijlen die Brands hanteerde wat minder vertrouwd zijn. Een aanbeveling!

 

Afbeelding bovenaan: JM, Light in the Eternal Darkness; A Mystery, 44×48,5 cm, gouache, 1981
Het Rotterdamse Boekenbal 2018
Boeken / Reportage
special: Het Rotterdamse Boekenbal
Het Rotterdamse Boekenbal 2018

Stadsnatuur en insectensnacks

Schrijvers, lezers en andere boekenvakkers verzamelen zich in de sfeervolle Arminiuskerk om de Boekenweek 2018 af te sluiten met het traditionele Rotterdamse Boekenbal. De ‘natuur’ is het grote thema, de feestelijke stemming is de bindende factor.

Het lijkt een vaste waarde te worden in de Rotterdamse literatuur: de derde editie van het boekenbal is weer beter gevuld en beter bezocht dan de vorige. Het programma houdt het midden tussen literaire levendigheid, poëtische diepgang en luchtig cafégekeuvel. Een ideale combinatie om de boekenmens in de benen te krijgen en een topavond te bezorgen. Gastheer Wilfried de Jong opent het bal met zijn gebruikelijke enthousiasme, om direct over te schakelen op de muzikale omlijsting van de avond.

Krekel en meelworm

Boekenbal_Wilfried_de_Jong

Wilfried de Jong – Foto: Arie Kers

Het duo Hausmagger, met als voorman ex-Rembo & Rembo vertolker Theo Wesselo, neemt het publiek voor zich in met een aantal ontwapenende liedjes. De onbeholpen machogevoeligheid en het directe woordgebruik zorgen voor een haast aandoenlijke performance. Improvisatie of bestudeerde arrangementen, dat laat Theo in het midden, zijn zingzeggende vertolking van de maatschappelijke underdog is van grote klasse: ‘Een echte loser loost z’n hele leven’.

Als Kees Moeliker, directeur van het Natuurhistorisch Museum, zijn door de natuur geïnspireerde bijdrage heeft geleverd – met een prima interpretatie van de Oostvoornse nachtegaal – kunnen de stoelen aan de kant. Terwijl dj Buurman zich installeert en de Bloesembar op volle toeren draait, worden de hapjes met krekel en meelworm aarzelend maar daarna toch met nieuwsgierige trek genuttigd. Het boekenvolk verspreidt zich door het kerkgebouw om de persoonlijke voordrachten van schrijvers en dichters aan te horen. Of neemt deel aan een van de nachtwandelingen van Bureau Stadsnatuur.

In de kelder heeft Wilfried de Jong zich inmiddels geïnstalleerd. Het groene schijnsel van de belichting zorgt voor een vervreemdende scifi-atmosfeer. Als een ruimtevaarder op een barkruk leest De Jong uit zijn debuutbundel Aal het verhaal over zijn overleden vader. Fraai contrast: hoe de man met de rappe tong en het brede gebaar opeens een kleine jongen wordt. Dan komt hij met een absurdistische tekst over een wielrenner die onderweg een meerkoet aanrijdt. De fietser denkt even na en besluit het gehavende dier uit zijn lijden te verlossen. Er volgt een bizarre passage waarin de arme vogel tot in detail wordt beschreven en uiteindelijk met grof – maar liefdevol – geweld naar de andere wereld wordt verwezen. Alles is natuur.

Bowen en Verbaan

Boekenbal_Dean_Bowen

Dean Bowen – Foto: Arie kers

De kleine torenkamer, boven in de kerk, is het domein van Dean Bowen. Onder de donkere dakspanten vertelt de dichter/performer hoe de poëzie op zijn pad kwam. Het resultaat is de bundel Bokman – ‘waar ik zeer trots op ben!’ – die met de onbevangenheid van een verse debutant omhoog wordt gehouden. Bowen draagt voor uit het boek en uit het hoofd, met een expressie die de ernst van zijn werk een bijzondere dimensie geeft. Een prachtig vers over de veelheid aan nationaliteiten in Rotterdam, door de dichter in een mix van talen gevangen. Gevolgd door een poëtische blik op het voorouderlijk slavernijverleden, gedragen door een bluesachtige onderlaag en eindigend in de luide hartekreet: ‘ik-ben-Dean-Andrew-Jake-Bowen-uit gelaagde-opmaak-geboren’.

Nog een verrassing: columniste, schrijfster en actrice Georgina Verbaan leest voor in de raadszaal van het kerkgebouw. Uit haar boek Loze ruimte komt een verhaal over een echtpaar – sullige man en bazige vrouw – dat zich geforceerd staande probeert te houden in de dagelijkse omgang. Met een enorme vaart en een geweldige expressie worden de woorden over het ademloos luisterende publiek uitgestrooid. Voorlezen is ook een kunst, zo blijkt maar weer.

Met de bijzondere bijdragen van o.a. Anne Vegter en Maartje Wortel is deze editie van het Rotterdamse Boekenbal goed samengesteld. Korte, hapklare brokken aangename literatuur afgewisseld met het struinen door de wandelgangen van de overvolle kerk. Om uiteindelijk te belanden op de dansvloer in de grote zaal, waar boekminnend Rotterdam zich weer op een andere manier uitleeft.