Theater / Voorstelling

Show yourself, baby!

recensie: NB Projects/Dox Theater – Role Model (12+)

Role Model is een swingend dance concert, waarin zes jonge vrouwen met dans, zang en (zelfgeschreven) teksten vieren wie ze zijn. Niet alleen meisjes, ook jongens (en misschien volwassen mannen en vrouwen) van alle soorten, kleuren en maten zien hoe mooi het is om trots te zijn op jezelf en je uniciteit. Al zijn er vermoedelijk kinderen die ook in deze diverse groep meiden geen herkenning vinden.

Voordat de voorstelling in De Krakeling begint wordt er in de foyer een hoop plezier gemaakt. De aanwezige kinderen en tieners hebben een formulier ingevuld met vragen als: denk je dat mensen kunnen zien waar je geboren bent? Van welk gedeelte van jezelf houd je? Durf je andere mensen een compliment te geven? Daarna worden ze door een enthousiaste host aangemoedigd zichzelf op een catwalk te tonen. Niet alleen wat heen en weer lopen, maar zo extreem mogelijk laten zien wat ze allemaal in huis hebben. Het is erg leuk om de deelnemers zo uit hun dak te zien gaan, jammer genoeg zijn er een paar kinderen die uit schaamte of verlegenheid niet durven.

Martial arts

Als we in de zaal zitten en het dance concert begint is dat in eerste instantie, zeker in vergelijking met de eerdere uitgelatenheid, nogal tam. De zes vrouwen bewegen synchroon en maken strakke martial arts moves. Ze zijn sterk en dragen mooie kleren, weliswaar verschillend van snit maar allemaal lichtgrijs van kleur.  Uiterlijke vorm en eenheid zijn het belangrijkst en als één van de vrouwen door de microfoon iets zegt als: ‘you and me, we are the same’ denk ik: wat? Hoe zit het dan met die eigenheid?

Gelukkig stopt het uniforme na enige tijd: er komt plaats voor rap en hiphop, er wordt prachtig gezongen, iemand beatboxt en langzamerhand laat iedereen het masker vallen en komt de individuele persoonlijkheid boven. Iedereen vertelt wat ze aan eigen uiterlijk niet mooi vinden, al vind je als publiek alle meiden, ieder op hun eigen manier, prachtig. Een paar zijn lang en superdun, sommigen hebben kleur, eentje is kaalgeschoren. Iemand heeft, naar eigen zeggen, dijen zo groot als Afrika en een kont die gemaakt is om mee te strippen. Een paar hebben Aziatische roots en een zwart meisje zegt: ‘ik zie mezelf als bruin’ en yes, ze heeft gelijk. Haar haar is zwart maar haar huid is bruin.

Kleurrijk

Nadat er een stapel kleurige kleding naar beneden is komen vallen krijgen we les in modieuze vindingrijkheid. T-shirts worden als broek gebruikt en rokken als hoofdbedekking. Het dunne verlegen meisje is met vooruitstekend bekken een ware mannequin, een paar anderen veranderen in jongens en het meisje met de forse dijen is een curvy topmodel. De grijze uniformiteit is weg, de vrouwen laten zien hoe veel verschillende gezichten ze hebben.  Als tot slot zowel kinderen als volwassenen worden uitgenodigd het podium op te komen en mee te dansen, is het feest compleet.

In een nagesprek wordt gevraagd wie de dansers zelf als hun rolmodel zien, iets wat ik mezelf ook heb gevraagd. Bij deze vrouwen hoeft een rolmodel niet per se een andere vrouw te zijn of zelfs een mens – Bruce Lee vond dat we ons moeten spiegelen aan water – het kan van dag tot dag verschillen.

Role Model is een verschrikkelijk leuke voorstelling waar ik enthousiast en opgeladen uitkom. In de hoop dat ook de kinderen die zich vandaag liever terugtrokken de nodige inspiratie en kracht hebben opgedaan voor de toekomst.

Theater / Voorstelling

Sodom en Suburbia

recensie: Double Bill: Trouble in Tahiti + Clemency

In het kader van het Opera Forward festival bij De Nationale Opera is een double bill geprogrammeerd. De term slaat op twee opera’s die qua thematiek, of chronologie, of plaats van handeling samenhangen. Of die samenhang krijgen door een regie-ingreep. Zoek de overeenkomsten en de verschillen…

De eenakters Trouble in Tahiti (Leonard Bernstein, 1918 – 1990) en Clemency (James MacMillan, 1959) die afgelopen 22 maart in première gingen vertonen op het eerste gezicht alleen een formele gelijkheid. Beide hebben een echtpaar in de hoofdrol, bijgestaan door een trio. Pas later vallen ook gelijke thema’s op: de rol van een kind binnen een huwelijk, het vergeefse zoeken naar communicatie van de echtelieden, en de leugenachtige wreedheden die mensen elkaar aandoen.

Loodzware presentatie van bijbelverhaal – Clemency (**)

In de regie is gekozen voor een contrast tussen de eerste en de tweede eenakter. Een leeg zwembad (bekroond decor van de Italiaanse designers Elena Zamparutti en Gisella Cappelli) is voor Trouble in Tahiti gevuld met de attributen van The American Dream. Een roze sofa, een luxe tourfiets, een pot met een kamerpalm, allerlei huishoudelijke snufjes uit de vijftiger jaren en een gele New Look -jurk voor mevrouw. Meubilair en aankleding zijn de tekens van welvaart-voor-iedereen. In Clemency – na de pauze – liggen op de bodem van het zwembad alleen dorre bladeren. De droom is uit; nu volgt de harde werkelijkheid.

Om met dat laatste te beginnen: MacMillan heeft in Clemency met librettist Michael Symmons Roberts het bijbelverhaal van de kinderloze Abraham en Sarah en de opmaat tot de vernietiging van Sodom en Gomorra uit Genesis gebruikt. Abraham bidt tot zijn god in een merkwaardige geheimtaal. Het lijkt soms op een rudimentair soort Hebreeuws maar er is geen vertaling onder de fonetisch uitgeschreven woorden in de boventitels – zou het zelfbedacht zijn? Dan verschijnen opeens drie vreemdelingen. Ze zingen hetzelfde heilige koeterwaals. Het echtpaar onthaalt ze op spijs en drank en de gasten beloven hen een zoon, waarop Sarah lacht: welnee, ze zijn al veel te oud. De gasten ergeren zich. Twijfelt ze soms aan de goddelijke macht?

Sarah wordt op de eettafel gehesen en daar ter plekke bevrucht met een special-effect van de belichting. Waarna de gasten, nu opeens voorzien van bomgordels, verklaren twee steden, waarvan de inwoners heel erg slecht zijn, te gaan vernietigen. De discussie die volgt – Abraham probeert de terroristen tot clementie om te praten – mag niet baten.

Dit alles is door MacMillan getoonzet in een loodzwaar muzikaal idioom van uitsluitend strijkers. Je hoort allerlei liturgische bronnen: Gregoriaans, Oosters-Orthodox, Joods en Islamitisch. Maar herkenning leidt niet vanzelf tot echt geraakt worden. Religieus commentaar op de realiteit, of dat nu kinderloosheid of zonde is, werkt niet wanneer de boodschap te eendimensionaal is, te dik er bovenop ligt en instrumentaal te zwaar is aangezet. De vijf zangers zingen hun moeilijke partijen voorbeeldig. Sopraan Jenny Stafford (Sarah) en bariton Frederik Bergman (Abraham) krijgen terecht een staande ovatie.

Vederlicht swingend contrast – Trouble in Tahiti (****)

Wat een verschil vormt MacMillans goddelijk ingrijpen met Leonard Bernsteins bijtende satire Trouble in Tahiti – voor de pauze – over het droevige leven in Suburbia. Onder deze noemer herbergt de Amerikaanse buitenwijk met zijn perfecte gazons en zijn witte villa’s de slechte huwelijken, drankverslavingen, en neuroses van haar bewoners. Drie clowns openen met een ironische lofzang op het griezelig volmaakte dagelijks bestaan, op de tonen van swingende jazz- en reclamedeuntjes.

Hun spottende lofzang komt de hele opera terug en naarmate het huwelijk van de twee echtelieden Dinah (Turiya Haudenhuyse) en Sam (Sebastià Peris i Marco) hopelozer wordt, is de werking van het vrolijke liedje bijtender. In de onderlinge ruzies maken jazz en swing plaats voor atonale passages, die met ogenschijnlijk gemak door deze jonge zangers vertolkt worden. Hun zoon Junior, een zwijgende rol van een drankzuchtige puber, kijkt toe. Vergeten en verwaarloosd door zijn ouders, die opgaan in hun narcistische verlangens en pijnlijke vergissingen, wordt hij een symbool van kinderellende.

De titel Trouble in Tahiti slaat op een clichématige kaskraker, een film die een soort spiegeling is van het onechte leven in Suburbia, waardoor een dubbele onwerkelijkheid ontstaat. Dinah gaat de film zien maar is niet bij machte om het bedrog in verband te brengen met haar zelfbedrog.

Bernstein, die zelf het geestige libretto schreef, heeft feilloos zijn kritiek op de leugen van de Amerikaanse droom getoonzet en onder woorden gebracht. Hiermee heeft hij, door de ‘zonde’ in haar eigen opgewekte vorm te gieten, een oneindig veel moderner werk geschapen dan MacMillan. Dat Clemency in 2010 in première ging en Trouble in Tahiti in 1952 is des te verbazingwekkender.

Kunst / Expo binnenland

Vier eeuwen portretkunst met een mierzoet sausje

recensie: High Society

De tentoonstelling High Society begint in een donkere zaal waar de expositie in een korte video wordt geïntroduceerd. De flitsende beelden en pompende muziek geven je het gevoel dat je op het punt staat de runway van een exclusieve modeshow te betreden, in plaats van een kunsthistorische expositie. Dat lijkt ook precies de bedoeling te zijn. Het Rijksmuseum heeft gekozen voor een duidelijke branding van deze tentoonstelling, die erop gericht is zoveel mogelijk hysterie creëren rondom 39 portretten van de zogenaamde rich and famous uit de zestiende tot en met begin twintigste eeuw. Hoewel dit bij serieuze kunsthistorici misschien niet goed valt, is deze insteek voor het trekken van de aandacht van een breed publiek een schot in de roos.

Rembrandt van Rijn, Portret van Oopjen Coppit, 1634. Aankoop van de Franse Republiek voor Musée du Louvre

Voelen zonder aan te raken

Toegegeven, de portretten zijn niet alleen vanwege hun gigantische proporties maar ook dankzij de uitzonderlijke kwaliteit behoorlijk indrukwekkend. Ze tonen verschillende vorsten, adellijke en succesvolle zakenlieden in hun meest luxueuze uitdossingen. Deze figuren worden gepresenteerd als de ‘genodigden op het feest van Marten en Oopjen’. Dit door Rembrandt geschilderde echtpaar vormt namelijk het middelpunt én de aanleiding voor de expositie. Na tientallen jaren in privébezit te zijn geweest, zijn de werken verkocht aan het Rijksmuseum en het Louvre. Aan het Rijks de eer om het in Rembrandts oeuvre unieke tweeluik na uitvoerige restauratie voor het eerst aan het publiek tonen. Het zijn schitterende schilderijen waarop Marten en Oopjen vlak na hun huwelijk poseren in kleding van een kostbare zwarte stof die zo knap door meester in verf is gevat dat je de stof bijna kunt voelen zonder deze aan te raken.

Foto: Rijksmuseum/David van Dam

Taco Dibbets met side-kicks

Om de vier eeuwen ‘catwalk’ kracht bij te zetten is via de nieuwe Rijks app een audiotour te beluisteren waarin museumdirecteur Taco Dibbets wordt bijgestaan door twee passende side-kicks: Cecile Narinx, hoofdredactrice van modeblad Harpers Bazaar, en Jort Kelder, etiquettekenner. In hun commentaar wordt getracht om zowel de fashionistas als de kunsthistoricus tevreden te stellen – een lastige klus. De gekozen kleur op de muren past perfect bij het marketingsausje dat zorgvuldig over deze tentoonstelling is uitgesmeerd: mierzoet roze.

De braguette van Karel V

In de eerste zaal hangt een enorm portret van Keizer Karel V, geschilderd door Johan Seisenegger. Nadat Dibbets een aantal wetenswaardigheden over Karel V vertelt, neemt Cecile Narinx het stokje over. Zij vertelt over een opvallend kledingstuk ter hoogte van het kruis direct de aandacht trekt: een eivormige tok van stof, versierd met borduursels in de stijl van de rest van de outfit. Het object blijkt braguette te heten, ‘niet te verwarren met het Franse woord voor stokbrood’, aldus een wat flauw grappende Narinx. Dit schaamkapsel was afgeleid van het harnas van middeleeuwse ridders en komt op een aantal andere portretten terug, allemaal even serieus versierd en een duidelijke verwijzing naar de viriliteit van de drager.

Lucas Cranach de Oudere, Catharina, Gravin van Mecklenburg, 1515. Gemäldegalerie Alte Meister, Staatliche Kunstsammlungen Dresden

Van huwelijksportret tot dokter Love

Imposant is het tweeluik door Lucas Cranach van Hendrik de Vrome en Catharina van Mechklenburg. Het stamt uit 1514 en is het alleroudste paar van top tot teen geschilderde huwelijksportretten. De kledij in scharlakenrood en goudgeel vlamt van het doek af en de details in kleding, sieraden en veren hoofdtooien zijn zo knap dat je naar de schilderijen toe wordt gezogen.
Een opvallend portret is dat van Giovanni Boldini, die de extravagante markiezin Luisa Casati vastlegde in 1908 (Particuliere collectie, zie afbeelding boven). Door de snelle penseelstreken heeft het portret een enorme vaart, wat de bijzondere details over de markiezin erg aannemelijk maakt. Deze paradijsvogel ging de straat op met een slang om haar nek of luipaarden aan een snoer afgezet met edelstenen. Haar met kohl omrande ogen kijken je indringend aan.
Het portret dat op al het promotiemateriaal van High Society prijkt mag ook niet ongenoemd blijven: de knappe dokter Pozzi, met bijnaam docteur amour, is geschilderd met de precisie van een fotocamera. John Singer Sargent bewijst met dit schilderij al anderhalve eeuw veel vrouwen een dienst.

John Singer Sargent, Dr Pozzi in zijn huis, 1881. The Armand Hammer Collection, Gift of the Armand Hammer Foundation. Hammer Museum, Los Angeles

Voor ieder wat wils

De collectie omvat verder unieke portretten van Frans Hals, Eduard Manet en Edvard Munch, en wordt aangevuld met twee zalen waarin schetsen en tekeningen te zien zijn van taferelen die zich buiten de schijnwerpers afspelen: drankbacchanalen, gokken, en de liefde bedrijven. De tekenaars van de werken die nogal pornografisch van aard zijn, bleven vaak anoniem. Jort Kelder voorziet dit gedeelte van de tentoonstelling in de audiotour opgewekt van commentaar. High Society heeft voor ieder wat wils, en ondanks de enigszins aanstellerige thematiek waarin de tentoonstelling is gegoten wordt de belofte wel waargemaakt: dit zijn portretten die verbluffen – of het je nou gaat om de modegrillen van die tijd of de fabuleuze schilderstechnieken en kunsthistorische achtergronden.

 

 

 

Eugène Brands Light in the eternal darkness; a mysterie. 1981
Kunst / Expo binnenland

De M van mysterie

recensie: Eugène Brands - Van huiskamer tot heelal
Eugène Brands Light in the eternal darkness; a mysterie. 1981

Wat bij de overzichtstentoonstelling van Eugène Brands (1913-2002) in het Cobra Museum voor Moderne Kunst in Amstelveen opvalt, is hoe consistent zijn oeuvre eigenlijk is. Hij heeft de naam verschillende stijlen te hebben doorlopen. Toch komt de thematiek – hier samengevat als ‘Van huiskamer tot heelal’ – overal terug.

Neem het feit dat Brands in 1938 in het Stedelijk Museum in Amsterdam de tentoonstelling Abstracte Kunst bezoekt en wordt geraakt door werk van onder anderen Paul Klee. Én het feit dat hij zo’n kleine kwart eeuw later, in 1952, nog een werk maakt dat zonder diezelfde Klee ondenkbaar is: de gouache Kleine vis. Brands zal ongetwijfeld ook Chagalls hebben gezien in hetzelfde Stedelijk. Het kan niet missen als je het olieverfschilderij De rode tafel uit 1953 ziet en enkele andere tentoongestelde werken met zwevende figuren.

Een kiertje licht en rode lijn

brands_cobra_museum

Eugène Brands – Rising Sun. Foto: Peter Tijhuis, Cobra Museum

Niet alleen de invloed van andere kunstenaars komt constant terug, maar ook schilderkunstige uitdrukkingen duiken later weer op. Op een laat werk als Magic Black (1988) is een kiertje licht te zien, dat niet alleen aan de late Armando doet denken, maar hetzelfde soort licht is dat al in begin jaren zestig van de vorige eeuw een grote rol speelde in het werk van Brands.

De tentoonstellingsmakers hebben listig op die overeenkomsten en rode lijnen ingespeeld. Zo hangen zij tegen het eind van de expositie Spring Moon uit ongeveer dezelfde tijd (1985) als Magic Black, nagenoeg tegenover Rising Sun van het begin; een prachtige tempera op doek (1964).
De buitenring van de expositie laat op die manier de ontwikkeling en de doorgaande thematiek mooi zien en omarmt bij wijze van spreken zelfs de meer thematisch samengestelde panelen in het middengedeelte van de halve bovenzaal, die geheel is gewijd aan het werk van Brands.

De wereld van het kind en het Mysterie

brands-cobra-museum

De CoBrA-kunstenaars voor het Stedelijk Museum Amsterdam, 1948. Foto: mw. E. Kokkoris-Syriër. Brands is degene met de witte hoed.

Een van de panelen in het midden is geheel ingeruimd voor negentien werken, onder de titel ‘De magische wereld van het kind’. Een thema dat de kunstenaar al vanaf de geboorte van zijn, en Toos Tiemeijers, dochter Eugènie (1947) bezighoudt. Na zijn vroege, figuratieve werk volgt zijn aandacht voor opeenvolgende stromingen, zoals abstractie en surrealisme. In 1948 neemt Brandts  deel aan een jaarlijkse tentoonstelling van de Deense tak van CoBrA in Kopenhagen. De samenwerking is slechts van korte duur, want in 1950 verlaat hij de groep alweer.

Ongeveer in dezelfde tijd waarin hij CoBrA weer verlaat, maakt hij zogenaamde lichttekeningen, die nog steeds heel modern overkomen. Hiervoor ‘be-tekende’ Brands foto’s van Frits Lemaire met een zaklamp, waarna ze met een lange sluitertijd werden afgedrukt. De abstractie in zijn werk komt in de jaren zestig van de vorige eeuw overigens ook weer terug. Net zoals de letter ‘M’, die hij in 1971 introduceerde, bijvoorbeeld weer opduikt in de gouache Mankind and Universe (1994). De M van mysterie; de geest waaraan volgens Brands alles ontspruit.

Gouaches en collages

brands-cobra-museum

Eugène Brands omstreeks 1946-1947. Fotograaf onbekend.

Wat opvalt, is dat enkele grote schilderijen die op deze tentoonstelling hangen, niet tot zijn sterkste werken behoren. De kunstenaar stopte overigens in 1993 met schilderen op doek, omdat dit te veel fysieke inspanning vereiste. Vanaf dat moment stapte hij over op gouaches en collages.

Brands had ondanks die letterlijke en figuurlijke beperking meer noten op zijn zang. Deze worden op de tentoonstelling wel genoemd, maar blijven helaas wat onderbelicht. Te denken valt bijvoorbeeld aan zijn gedichten. Een paar hadden er van mij best opgehangen mogen worden. Zo zou nog duidelijker zijn geworden hoe samenhangend zijn totale oeuvre eigenlijk is.
Alles bij elkaar zijn het opvallend toegankelijke kunstwerken voor museumbezoekers die misschien met alle afzonderlijke stijlen die Brands hanteerde wat minder vertrouwd zijn. Een aanbeveling!

 

Afbeelding bovenaan: JM, Light in the Eternal Darkness; A Mystery, 44×48,5 cm, gouache, 1981
Het Rotterdamse Boekenbal 2018
Boeken / Reportage
special: Het Rotterdamse Boekenbal
Het Rotterdamse Boekenbal 2018

Stadsnatuur en insectensnacks

Schrijvers, lezers en andere boekenvakkers verzamelen zich in de sfeervolle Arminiuskerk om de Boekenweek 2018 af te sluiten met het traditionele Rotterdamse Boekenbal. De ‘natuur’ is het grote thema, de feestelijke stemming is de bindende factor.

Het lijkt een vaste waarde te worden in de Rotterdamse literatuur: de derde editie van het boekenbal is weer beter gevuld en beter bezocht dan de vorige. Het programma houdt het midden tussen literaire levendigheid, poëtische diepgang en luchtig cafégekeuvel. Een ideale combinatie om de boekenmens in de benen te krijgen en een topavond te bezorgen. Gastheer Wilfried de Jong opent het bal met zijn gebruikelijke enthousiasme, om direct over te schakelen op de muzikale omlijsting van de avond.

Krekel en meelworm

Boekenbal_Wilfried_de_Jong

Wilfried de Jong – Foto: Arie Kers

Het duo Hausmagger, met als voorman ex-Rembo & Rembo vertolker Theo Wesselo, neemt het publiek voor zich in met een aantal ontwapenende liedjes. De onbeholpen machogevoeligheid en het directe woordgebruik zorgen voor een haast aandoenlijke performance. Improvisatie of bestudeerde arrangementen, dat laat Theo in het midden, zijn zingzeggende vertolking van de maatschappelijke underdog is van grote klasse: ‘Een echte loser loost z’n hele leven’.

Als Kees Moeliker, directeur van het Natuurhistorisch Museum, zijn door de natuur geïnspireerde bijdrage heeft geleverd – met een prima interpretatie van de Oostvoornse nachtegaal – kunnen de stoelen aan de kant. Terwijl dj Buurman zich installeert en de Bloesembar op volle toeren draait, worden de hapjes met krekel en meelworm aarzelend maar daarna toch met nieuwsgierige trek genuttigd. Het boekenvolk verspreidt zich door het kerkgebouw om de persoonlijke voordrachten van schrijvers en dichters aan te horen. Of neemt deel aan een van de nachtwandelingen van Bureau Stadsnatuur.

In de kelder heeft Wilfried de Jong zich inmiddels geïnstalleerd. Het groene schijnsel van de belichting zorgt voor een vervreemdende scifi-atmosfeer. Als een ruimtevaarder op een barkruk leest De Jong uit zijn debuutbundel Aal het verhaal over zijn overleden vader. Fraai contrast: hoe de man met de rappe tong en het brede gebaar opeens een kleine jongen wordt. Dan komt hij met een absurdistische tekst over een wielrenner die onderweg een meerkoet aanrijdt. De fietser denkt even na en besluit het gehavende dier uit zijn lijden te verlossen. Er volgt een bizarre passage waarin de arme vogel tot in detail wordt beschreven en uiteindelijk met grof – maar liefdevol – geweld naar de andere wereld wordt verwezen. Alles is natuur.

Bowen en Verbaan

Boekenbal_Dean_Bowen

Dean Bowen – Foto: Arie kers

De kleine torenkamer, boven in de kerk, is het domein van Dean Bowen. Onder de donkere dakspanten vertelt de dichter/performer hoe de poëzie op zijn pad kwam. Het resultaat is de bundel Bokman – ‘waar ik zeer trots op ben!’ – die met de onbevangenheid van een verse debutant omhoog wordt gehouden. Bowen draagt voor uit het boek en uit het hoofd, met een expressie die de ernst van zijn werk een bijzondere dimensie geeft. Een prachtig vers over de veelheid aan nationaliteiten in Rotterdam, door de dichter in een mix van talen gevangen. Gevolgd door een poëtische blik op het voorouderlijk slavernijverleden, gedragen door een bluesachtige onderlaag en eindigend in de luide hartekreet: ‘ik-ben-Dean-Andrew-Jake-Bowen-uit gelaagde-opmaak-geboren’.

Nog een verrassing: columniste, schrijfster en actrice Georgina Verbaan leest voor in de raadszaal van het kerkgebouw. Uit haar boek Loze ruimte komt een verhaal over een echtpaar – sullige man en bazige vrouw – dat zich geforceerd staande probeert te houden in de dagelijkse omgang. Met een enorme vaart en een geweldige expressie worden de woorden over het ademloos luisterende publiek uitgestrooid. Voorlezen is ook een kunst, zo blijkt maar weer.

Met de bijzondere bijdragen van o.a. Anne Vegter en Maartje Wortel is deze editie van het Rotterdamse Boekenbal goed samengesteld. Korte, hapklare brokken aangename literatuur afgewisseld met het struinen door de wandelgangen van de overvolle kerk. Om uiteindelijk te belanden op de dansvloer in de grote zaal, waar boekminnend Rotterdam zich weer op een andere manier uitleeft.

Ôtez-moi d’un doute
Film / Films

Veel toeval, toch geen klucht

recensie: Ôtez-moi d’un doute (dvd/vod)
Ôtez-moi d’un doute

Ôtez-moi d’un doute had zomaar een zouteloze klucht kunnen zijn. En hoewel toevalligheden in deze Franse komedie een wel erg grote rol spelen, is het aan de voortreffelijke acteurs te danken dat de film naar het niveau van bitterzoete tragikomedie wordt gepromoveerd.

De altijd ijzersterke Waalse acteur Francois Damiens speelt de goedzak Erwan Gourmelon. Wanneer de weduwnaar bij een medisch onderzoek in het kader van de zwangerschap van zijn dochter te horen krijgt dat de man die hem heeft grootgebracht niet zijn vader is, wordt hij gedwongen zijn routineuze bestaan op te geven. Hij schakelt een privé-detective in die zijn echte vader opspoort.

Incest

Voorzichtig bouwt hij een band op met de oude man en zijn hond Pinochet. Deze eerste stap richting een nieuw leven maakt de tobbende weduwnaar ook ontvankelijk voor nieuwe relaties. Een auto-ongeval lijdt tot een ontmoeting met de aantrekkelijke arts Anna en een eerste date. Maar o jee, Anna blijkt de dochter van zijn nieuwe vader. Als dat maar niet tot incest leidt.

Tegelijkertijd worstelt Erwan met de zwangerschap van zijn dochter Juliette. Wie de vader van haar kind is, is onbekend. Het enige dat ze kan vertellen, is dat de verwekker een Zorro-kostuum aan had. En dan ontdekt Erwan in de kofferbak van de sullige stagiair een Zorro-masker.

Kwetsbare karakters

Zo vertelt lijkt Ôtez-moi d’un doute ideaal materiaal voor de Franse collega’s van John Lanting en Jon van Eerd. Leugentjes, misverstanden, ‘o la la’-grapjes, slapstick en zelfs een scène waarin een deur en precieze timing samenkomen. Tegelijkertijd laten regisseur Carine Tardieu en hoofdrolspelers François Damiens en Cécile De France (als Anna) zien dat je zo’n verhaal ook heel ingetogen kunt spelen en vertellen, waardoor de emoties nooit ontsporen in vals sentiment of de grappen in vette grollen. Erwan en Anna blijven ondanks alle komische verwikkelingen kwetsbare karakters waarvan je als kijker makkelijk gaat houden.

Ook de beeldvoering getuigt van smaak. De Bretonse kust bij Vannes vormt een aantrekkelijk decor voor alle verwikkelingen rondom hervonden familiebanden en ontluikende verliefdheid. De soundtrack met opera en Franse chansons zou niet misstaan in een zwaarder arthousedrama. Ook fijn: hoofdpersoon Erwan heeft nu eens een beroep dat je zelden ziet in de bioscoop. Zo zorgt de laconieke bomexpert bij de explosievenopruimingsdient zelfs nog voor wat spannende momenten in deze sympathieke film.

PopRockUpdate_Volume1
Muziek / Album

Pop en rock kunnen ver uit elkaar liggen

recensie: Pop/rock update volume 1: Marlon Williams, Penny Leen & Dési Ducrot
PopRockUpdate_Volume1

Het genre pop/rock kan een palet aan muziek bevatten dat enorm in de breedte en diepte gaat. In deze eerste editie komen drie albums aan bod; twee van Nederlandse bodem en één van internationale makelij.

Het kiezen van releases uit het pop/rock-genre is best lastig. In deze editie is er aandacht voor de tweede plaat van Marlon Williams, die hiermee duidelijk afwijkt van zijn debuut. Verder bespreken we een crowdfunding album van PennyLeen en het debuut van een Zeeuws talent: Dési Ducrot.

Een heel consistente tweedeMarlonWilliams_MakeWayForLove

Het debuutalbum van Marlon Williams gooide al heel hoge ogen, maar met zijn tweede album Make Way For Love overtreft hij zichzelf. Het songmateriaal is heel consistent met heeft een erg sterke referentie naar Chris Isaak, en nog veel sterker is de nalatenschap van Roy Orbison. Dat is terug te horen in de stem van Williams, maar er is zeker ook een sterke inhoudelijke vergelijking. De liedjes op dit tweede album van Williams ademen een sfeer van liefdesverdriet uit, die we ook kennen van The Big “O”: Roy Orbison.

Al vanaf de eerste noten van ‘Come To Me’ is er geen ontkomen meer aan dat je de vergelijking trekt tussen Williams en Orbison. Daar waar Williams op zijn debuutalbum nog af en toe de rock opzocht, weet hij op zijn tweede album juist de rustige kant vast te houden. Dat leidt allerminst tot verveling. Het album heeft door deze benadering juist een heel aangenaam en consistent geluid dat je behoorlijk in zijn greep houdt. In elf prachtige liedjes spreidt Williams zijn fraaiste en zoetgevooisde kant ten toon.

Wie zich verdiept in het persoonlijke leven van Marlon Williams komt er al snel achter dat dit album geschreven is om zijn gebroken hart te helen na de breuk met Aldous Harding. Harding horen we overigens wel op een van de composities meezingen: in ‘Nobody Gets What They Want Anymore’, waarmee de vergelijking met Roy Orbison nauwelijks treffende kan zijn. Als zielenpijn zo mooi kan klinken dan kunnen we als muziekliefhebber wel medelijden hebben, maar we kunnen ons tevens gelukkig prijzen met het prachtige product dat dit opgeleverd heeft. Make Way For Love is een album om te zoenen en om je bij te troosten.

Een stem uit het verledenPennyLeen_StillWaterSavageWaves

De stem van PennyLeen doet bij tijd en wijle denken aan die van Margriet Eshuijs. Af en toe doet ze zeker ook denken aan Anouk. De sterke gevoelens van Eshuijs hoor je terug in ‘Without Remorse’; een liedje dat gaat over afscheid nemen. Je voelt het verdriet en de pijn in de manier van zingen, maar zeker ook in de aangrijpende tekst. Naast een rustpunt op het album is het ook een moment van bezinning.

Het is maar goed dat de pijn van ‘Without Remorse’ niet blijft aanhouden, zodat je nog net niet in tranen uitbarst. Het volgende nummer, ‘Free Fall’, klinkt alweer een stuk lichtvoetiger, maar houdt de vergelijking met voornoemde zangeres in stand.

In andere liedjes kan PennyLeen onstuimiger klinken, meer als ‘de rockster’ Anouk, maar nergens gaat zij als de rockbitch klinken die Anouk wel kan zijn. Ze blijft altijd aan de rustige zijde van Anouks stemgeluid. Beide kanten van de artiest zijn zeker niet te versmaden. Het komt de afwisseling van het album Still Waters / Savage Waves alleen maar ten goede.

Het album ademt een grote volwassenheid uit. Het is des te verwonderlijker dat er crowdfunding nodig was om dit album te laten verschijnen op het eigen label van platenzaak Kroese uit Nijmegen. Hopelijk kan de kwaliteit van het album eraan bijdragen dat een volgend album van PennyLeen gewoon bij een platenlabel kan uitkomen zonder het publiek eerst te laten betalen.

Internationale nationale klasseDesiDucrot_InTooDeep

Dési Ducrot heeft met In Too Deep een album gemaakt dat zweeft tussen de pop en americana, maar wat het dichtst tegen pop aanschuurt. Het heeft Ducrot zo’n vier jaar gekost om het dozijn liedjes hun uiteindelijke vorm te geven. In die vier jaar werkte ze nauw samen met Marg van Eenbergen.

Het album opent klein met gitaar- en/of pianobegeleiding. Bij de tweede helft van het album horen we bij ‘Don’t Tell Me You’re a Poet’ een aangename en volle, orkestrale begeleiding bij de liedjes van Ducrot. Het resulteert hierdoor in een album dat twee gezichten draagt. In het verloop van de cd ga je wennen aan de afwisseling tussen kleine liedjes en bredere inzet van begeleiding. Wat blijft is de fijne zang van Ducrot en de hoogstaande kwaliteit van de composities.

Van dit album zijn inmiddels vier nummers als single verschenen: ‘Heart On Your Arm’, ‘Don’t Tell Me You’re a Poet’, ‘In Too Deep’ en ‘To Gold’. Deze werden geen van allen een hit, maar trokken wel de aandacht van programma’s op diverse lokale en landelijke radiostations. Ze stond zelfs live in de kwartfinale van de Grote Prijs 2017/2018.

Het album In Too Deep is van Nederlandse bodem, maar van een internationale klasse die gehoord mag worden door zowel popliefhebbers als fans van het americana/roots-genre.

 

ik ben een geboren buitenlander, stedelijk museum amsterdam, recensie
Kunst / Expo binnenland

Als het maar iets met migratie te maken heeft

recensie: “Ik ben een geboren buitenlander”
ik ben een geboren buitenlander, stedelijk museum amsterdam, recensie

Voor de tentoonstelling “Ik ben een geboren buitenlander” zijn kunstwerken uit het eigen archief van het Stedelijk Museum tevoorschijn gehaald. Of het nou over vluchtelingenproblematiek of over batikken gaat, als het woord ‘migratie’ erin voorkomt, krijgt de kunst een plekje in de tentoonstellingsruimte.

Het jaar 2017-2018 staat voor het Stedelijk Museum in het teken van migratie. Al eerder toonde de Indiase kunstenaar Nalini Malani de rauwe realiteit van vluchtelingen en onderdrukte vrouwen, en haalde het Stedelijk het werk van de Zuid-Afrikaanse fotograaf Zanele Muholi naar Amsterdam. Maar voor deze tentoonstelling werd er diep gegraven in het eigen archief en stelde Stedelijk-conservator Leontine Coelewij “Ik ben een geboren buitenlander” samen.

Nooit ergens thuis

De naam van de tentoonstelling ontleent zich aan een uitspraak van de conceptuele kunstenaar Ulises Carrión (1941-1989). Als geboren Mexicaan vestigde Carrión zich in 1972 in onze hoofdstad, waar hij drie jaar later de boekwinkel Other Books and So opende. Hoewel Amsterdam hem de omgeving bood om zijn creatieve ideeën te verwezenlijken, omschreef Carrión zijn positie als kunstenaar als die van iemand die zich altijd aan de buitenkant bevindt en nooit ergens 100% thuis is. Het internationale netwerk dat hij opbouwde, speelde een grote rol in zijn ‘mail art’. Carrión bundelde kaarten, stempels en andere documenten die hij binnenkreeg tot het kunstenaarstijdschrift Ephemera. Uitgestald en genummerd in een glazen bak, zijn de twaalf uitgaves te zien in deze tentoonstelling, net als zijn eigen boekwerken zoals Love Stories en zijn documentatie van een Engelse familie in het boekje The Muxlows.

ik ben een geboren buitenlander, stedelijk museum amsterdam, recensie

Barbara Visser, zaalopname ”Ik ben een geboren buitenlander”, 2017, Stedelijk Museum Amsterdam. Foto: Gert Jan van Rooij.

Bushokjeskunst

Terwijl Carrión met zijn werk een romantische en bijna idyllische vorm van migratie documenteert, waarbij mensen van over de hele wereld elkaar kunst sturen, is dit zeker niet bij elk kunstwerk van “Ik ben een geboren buitenlander” het geval. Zo zijn ook de spraakmakende posters uit Barbara Vissers (1966) serie De wereld behoort aan hen die vroeg opstaan te zien, die oorspronkelijk in de bushokjes van Nice hingen in 2002. Met deze posters wilde Visser laten zien dat de context van een foto cruciaal kan zijn. Door een foto te kaderen, zette zij de kijker op het verkeerde been. Zo leek een aangespoelde vluchteling van dichtbij net een man die model stond op een reclamebord. Met deze foto’s wilde de fotograaf de vluchtelingenproblematiek aankaarten.

ik ben een geboren buitenlander, stedelijk museum amsterdam, recensie

Remy Jungerman, Zonder titel, 1997. Collectie Stedelijk Museum Amsterdam.

Vrijwillig en gedwongen

Ondanks het feit dat Coelewij drie eisen stelde om de kunstwerken te selecteren – kunstenaars die het migratieproces documenteerden, kunstenaars die zelf migrant zijn en kunstenaars die op een conceptuele manier reflecteren op migratie – is een verdere connectie tussen de hoeveelheid werken soms vergezocht. In iedere kamer die de bezoeker doorloopt, wordt een andere emotie opgewekt. Zo gebruikt de in Suriname geboren kunstenaar Remy Jungerman (1959) een platgereden pad als metafoor voor iemand die vrijwillig uit zijn natuurlijke woonomgeving stapt; de pad weet dat hij het risico loopt om platgereden te worden, maar weet ook dat hij kan ontsnappen. Deze beredenering van migratie staat haaks op de video van Aslan Gaisumov (1991). Deze kunstenaar maakte een zogenaamde ‘re-enactment’ (een uitbeelding van een historische gebeurtenis) van de dramatische vlucht uit Tsjetsjenië die hij en zijn familie maakten toen hun woonplaats onder vuur lag. En dat was verre van vrijwillig.

ik ben een geboren buitenlander, stedelijk museum amsterdam, recensie

Michiel Schuurman, zaalopname ”Ik ben een geboren buitenlander”, 2017, Stedelijk Museum Amsterdam. Foto: Gert Jan van Rooij.

Of het nou de bedoeling was of niet, deze tentoonstelling bevestigt nogmaals dat geen migratieproces hetzelfde is. Als bezoeker moet je je daarom voorbereiden op uiteenlopende verhalen. En al kun je nog zulke mooie, felgekleurde doeken maken als Michiel Schuurman (1974) met de batiktechniek, alleen de meest ingrijpende verhalen zullen blijven hangen.

Afbeelding bovenaan recensie: Bertien van Manen, Turkse meisjes tijdens feest Schiedam, 1977, ontwikkelgelatinedruk. Collectie Stedelijk Museum Amsterdam.
Theater / Voorstelling

Aquarium is niet Vechts beste stuk

recensie: Hummelinck Stuurman – Aquarium

Het bericht dat er een nieuw stuk van Nathan Vecht komt waarin Pierre Bokma speelt, samen met onder anderen Guy Clemens, maakt dat je je verheugt op iets moois. Aquarium valt echter, ondanks een aantal geestige en interessante momenten, behoorlijk tegen.

Het begin is veelbelovend: op een met houten dozen volgepakt toneel zijn Birgit (Jacqueline Blom) en Walter (Clemens, Vechts vaste acteur) bezig zich in hun nieuwe huis te installeren. Dan krijgen ze onverwacht bezoek van buren Rudi en Doris, die koffie komen drinken en onmiddellijk nogal overheersend zijn. Rudi wordt gespeeld door Bokma die hier aanvankelijk enigszins aan Dustin Hoffman uit Rain Man doet denken, alleen ouder en iets minder neurotisch. Hij is constant weetjes en adviezen rond aan het strooien en helpt Walter, zeer tegen diens zin, een probleem met het aquarium op te lossen.

Inlichtingendienst

Birgit is een televisie-presentatrice die haar beste tijd heeft gehad en gevleid raakt omdat Doris (Annick Boer) zo van haar onder de indruk is. Als dan blijkt dat Rudi iets geheimzinnigs doet bij de inlichtingendienst, raakt zij op haar beurt geïntrigeerd. Als Doris zich laat ontvallen dat er bij die dienst een dossier over Walter bestaat, schrikt Birgit aanvankelijk en wordt vervolgens kwaad. Over Walter, haar jongere vriend, die iets saais doet bij een uitgeverij bestaat een dossier en over haar met haar interessante leven en kennissenkring niet? Dat kan niet kloppen!

Aquarium is absurdistisch, kluchtig en thrillerachtig met af en toe momenten, zoals bovenstaande, die doen denken: worden hier nou belangrijke statements gemaakt over ons verlies aan privacy en hoe we daar mee omgaan? De tekst is vaak geestig maar vooral in het begin is het tempo te traag, waardoor grappen niet aankomen. Bokma is natuurlijk erg goed – een éénregelige welkomstspeech die hij ten beste geeft is briljant – maar ook hij is afhankelijk van regie en materiaal.

Ondervragingsscène

De verhouding tussen Doris en Rudi roept vragen op: wie is er eigenlijk de baas? Een spannende ondervragingsscène toont Bokma op zijn best, maar duurt te kort om echt te beklijven.

Van alle personages is Walter het meest uitgewerkt. De andere drie zijn meer eendimensionaal. Het gegeven dat alles wat Rudi doet geheim is, is aanvankelijk intrigerend, maar als Doris steeds dezelfde antwoorden blijft geven op de vragen van Birgit en Walter wordt het wel erg flauw. Birgit is zo doorzichtig als glas, wat gezien de plot noodzakelijk is en wat Blom heel goed doet, maar ze is ook erg voorspelbaar en irritant.

Helemaal aan het, uiteindelijk toch verrassende, einde snap je dat het stuk qua tekst best knap in elkaar zit, maar dat komt tijdens de voorstelling niet over. Het tempo is te laag, het toneelbeeld is te benauwend en te saai en de personages zijn te weinig interessant.

Het kan je niets schelen wat er met ze gebeurt. Dat is, als je met zulke goede acteurs werkt en een belangrijk actueel onderwerp te pakken hebt, erg jammer.

Boeken / Fictie

Een klein ogenblik in een groots oeuvre

recensie: Hella S. Haasse - Ogenblikken in Valois

In Ogenblikken in Valois, heruitgegeven ter ere van Hella S. Haasses honderdste geboortedag, schrijft de auteur over het Franse dorp waar ze bijna een decennium gewoond heeft. Het is een mooi, kleiner werk in haar imposante oeuvre.

In januari 1979 bezochten Haasse en haar man Jan van Lelyveld voor het eerst het huisje waar ze tweeënhalf jaar later permanent gingen wonen, tot ze zich in augustus 1990 weer in Nederland vestigden. Al vrij snel nadat ze naar Valois verhuisden, in 1982, verscheen Ogenblikken in Valois, een serie met hoofdzakelijk historische schetsen van het gebied dat Haasse zo goed kende: haar eerste grote roman Het woud der verwachting (1949) speelt zich deels ook in deze streek af.

De verpietering verbeelden

Valois, net boven Parijs gelegen, is in de twintigste eeuw een arm, wat verpieterd gebied: het kreeg een flinke tik tijdens de Eerste Wereldoorlog. Het is een lange tijd geleden dat Senlis, de belangrijkste stad in het gebied, haar hoogtijdagen kende. Haasse woont er in een saai prefabhuis. Haasse-biograaf Aleid Truijens schrijft in haar nawoord over de teleurstelling die haar overviel toen ze voor het huis stond: ‘Wat had ik dan verwacht? Toch een iets romantischer, sfeervoller behuizing. […] Dit standaardhuis paste niet bij haar.’

Haasses huis mocht dan niet passen bij haar oeuvre, dat zo vol van geheimen en verleden is, de streek Valois past er wel perfect bij. ‘Laat het maar aan Haasse over om een half verlaten en verarmde Franse streek met haar verbeelding opnieuw te bezielen,’ beweert Truijens. Daar slaagt de schrijfster inderdaad in. Vanaf de eerste pagina’s bevinden we ons in Haasse-gebied: mysterieus, eeuwenoud, met ondergrondse gewelven, oude kastelen en markante personages.

Miniatuur-Haasse

Ogenblikken in Valois is niet alleen qua thematiek een miniatuurversie van de typische Haasse-roman. Ook wat betreft stijl blijft dit boekje dicht bij de rest van haar werk: de beschrijvingen zijn geraffineerd, de taal verzorgd, het verhaal leerzaam. De Middeleeuwen staan centraal en ook voor de achttiende eeuw heeft Haasse veel aandacht. Opvallend genoeg blijft de twintigste eeuw, zeker de jaren na de Tweede Wereldoorlog en haar eigen heden, grotendeels buiten beeld, alsof de stad Senlis en de streek eromheen vastzitten in een vergaan verleden.

Hierdoor kennen de schetsen minder een spanningsboog, wat jammer is. Er is geen duidelijke tocht door de geschiedenis noch wordt er thematisch een helder pad gebaand. Het boekje gaat uiteindelijk niet echt ergens heen. Dat maakt van Ogenblikken in Valois een mooi, maar uiteindelijk ook klein werk in het zo indrukwekkende oeuvre van een van de grootste schrijvers van de moderne Nederlandse letteren.