Kunst / Expo binnenland

Soll Lewitt-Fotowerken

recensie: Sol LeWitt’s fotowerken en de weg naar conceptualisme

.

~

De band tussen het Haags Gemeentemuseum en Sol Lewitt is hecht. Het museum bezit een aantal van Lewitt’s sculpturen en tevens heeft Lewitt op de muren in een hal wandschilderingen aangebracht. De kunstenaar schonk veel van genoemde werken aan het museum omdat in Den Haag in Europees verband voor het eerst aandacht werd geschonken aan minimalistische kunst en Lewitt er zijn eerste solotentoonstelling had.

Het einde van de beeldhouw- en schilderkunst

Veel van Lewitt’s werken zijn minimalistische sculpturen, tekeningen en schilderijen. De meeste sculpturen zijn witte kubussen, bevestigd aan de wand of al dan niet gestapeld op de vloer. Deze sculpturen betekenden voor de kunst het ultieme nulpunt van de sculptuur, verder kon zij niet worden gereduceerd. De beeldhouwkunst was terug gebracht tot haar essentie, de drie dimensionaliteit. Ook Lewitt’s schilderijen en tekeningen bezitten een sterk gereduceerd karakter. Vaak betreft het werken met vlakke kleuren en lijnen waar het enkel nog handelt om het vormenspel. Lewitt lijkt als het ware onderzoek te doen naar de mogelijkheden van het tweedimensionale vlak.

Het eerste gebruik van de fotografie

~

In 1964 maakte Lewitt Muybridge I en Muybridge II. De twee werken werden vernoemd naar de fotograaf Edward Muybridge. Deze slaagde er als eerste in om de bewegingen van mens en dier in fases vast te leggen. Hij deed dit door twaalf fotocamera’s naast elkaar te plaatsen en die snel achter elkaar een foto te laten maken.

~

De twee sculptuurgroepen worden bijgestaan door foto’s waarbij steeds verder wordt ingezoomd op het naakte lichaam van een vrouw. Daarbij gaat het Lewitt om het suggereren van beweging. De kunstenaar is met andere woorden nog erg formalistisch bezig.

Autobiography

~

Lewitt heeft in het verleden tevens nog een heel andere manier van fotografie gebezigd. Een van de eerste keren dat Lewitt gebruik maakte van fotografie, was bij de performance Buried Cube Containing an Object of Importance but Little Value in 1968. Deze performance legde Lewitt vast in negen foto’s die hij presenteerde in een raster. Dit werk is het eerste dat in de tentoonstelling is te zien. Een ander werk dat in Den Haag wordt getoond is Autobiography uit 1980. Hier toont Sol Lewitt in 1011 foto’s voorwerpen uit zijn omgeving. Zoals de kunstenaar zelf al zei, bood de fotografie hem:

[…] a means of getting away from formalism: to get away from the idea of form as an end and rather to use it as a means […]

Het werk de bedoeling dat het werk in boekvorm zou worden uitgegeven. Het was een manier om een meer vertellende stijl in zijn kunst te brengen. Hiermee effende Lewitt een baan voor zijn latere conceptuele en seriële kunst.

Klein maar fijn

De tentoonstelling laat het omslagpunt zien van een minimalistische naar een meer vertellende stijl. Tot nu toe niet is nog niet veel aandacht besteed aan dit element van Lewitt’s kunst. Zijn fotografisch oeuvre mag dan klein zijn, daarmee is het nog niet minder interessant.

Film / Achtergrond
special: Een glimp van revolutie

De opmars van de Zuid-Koreaanse cinema

Van een succes kun je niet spreken, maar het afgelopen jaar kwamen er in Nederland wel enkele opvallende Zuid-Koreaanse films uit. Chan-wook Park’s Cannes-hit Oldboy deed enig stof opwaaien en verschijnt deze maand op dvd, terwijl regisseur Ki-duk Kim veel lof oogstte voor zijn ingetogen Spring, Summer, Fall, Winter… and Spring. Zulke films zijn kenmerkend voor de wonderbaarlijke filmcultuur van Zuid-Korea, het land met de op vier na grootste filmindustrie ter wereld. Die heeft in het laatste decennium een wonderbaarlijke revolutie ondergaan, waar we in Nederland sporadisch een glimp van op mogen vangen.

~


Een film als Oldboy geeft blijk van een technisch vernuft, spraakmakende thematiek, intelligentie en durf: er is in Zuid-Korea binnen het kader van commerciële cinema duidelijk ruimte voor experimenteerdrift, creativiteit en auteursfilms. De oorzaak daarvan ligt in politieke ontwikkelingen: de democratische hervormingen eind jaren 80 en de overgang naar een burgerlijke president en regering in 1992. Toen kwam er een einde aan de rigide overheidscensuur en restricties die in de tijd van militaire regering heersten. Bovendien is er sinds 1993 sprake van een actieve stimulering van de eigen filmcultuur. Werd in dat jaar nog 16% van de winstcijfers in bioscoopbezoek behaald door films van eigen bodem, tien jaar later was dat bijna 50%. Dat succes komt ook door het gevecht dat Zuid-Korea altijd gehad heeft tegen de cinema-wereldmacht van Hollywood. Import van Amerikaanse films werd pas in 1988 geliberaliseerd, en is tot zeer recentelijk, net als Frankrijk, gebonden geweest aan een strikt quotasysteem, waarin bepaald is dat 40% van de vertoningen inheemse films moeten zijn. Zuid-Korea is inmiddels gezwicht voor Amerika, dat hierom handelsverdragen met het land frustreerde: het quotasysteem is onlangs sterk ingeperkt. De invloed van het systeem op succes van eigen bodem lijkt echter onomkeerbaar.

~


Van de filmindustrie in Seoel van voor de liberaliseringen was niets meer over: de filmcultuur moest weer volledig opgebouwd worden. Een door de nieuwe overheid gefinancierde commissie zorgde voor een immense stimulans voor de eigen cinema, waardoor een voedingsbodem met ruime mogelijkheden ontstond. Plotseling leken de kansen onbeperkt, en gingen filmmakers, niet langer gehinderd door de vroegere beperkingen, hard aan het werk. Projecten schoten als paddestoelen uit de grond, en nadat er in 1999 met de actiethriller Shiri voor het eerst in de geschiedenis een inheems kassucces naar voren kwam, was het hek van de dam. Investeringen in filmprojecten leverden gigantische successen op, waardoor Koreaanse films voor recordaantallen bioscoopbezoekers zorgden, maar ook mislukkingen: verschillende peperdure projecten gingen de mist in. De hausse heeft een stortvloed aan eigenzinnige films opgeleverd. Willekeurige voorbeelden zijn een grote reeks sfeervolle horrorfilms (A Tale of Two Sisters, Memento Mori), bizarre komedies (Save the Green Planet), controversiële drama’s (Lies), gewaagde auteursfilms als die van Ki-duk Kim, intelligente thrillers als JSA– voor elke creatie lijkt een plekje weggelegd. Toen de rest van Azië en ook het westen lucht kreeg van de opmerkelijke opmars, voornamelijk door het internationale succes van Oldboy, dat vorig jaar de juryprijs in Cannes won, stegen ook de winstcijfers in filmexport enorm.

Nederland

~

In Nederland loopt men echter nog niet echt warm voor wat het land te bieden heeft. Afgezien van een handjevol zeer kleinschalige releases is er hier naast Kim’s laatste twee films en Oldboy nauwelijks een Zuid-Koreaanse film in de bioscopen verschenen- het filmhuissucces van Sopyonje dateert alweer uit 1995. De dvd-markt heeft gelukkig meer te bieden: met name distributeur A-Film heeft de laatste jaren een lans gebroken voor Zuid-Korea. Formulaire actiefilms als Natural City, Volcano High en Tube verschenen er, terwijl dochterlabel Total Film ruimte geeft aan meer kunstzinnige titels, zodat drama’s als Oasis, Kim’s Bad Guy en Park’s Sympathy for Mr. Vengeance een weg naar het publiek konden vinden. Horrorfilms als Phone en Memento Mori liggen ook in de schappen, en de fervente liefhebber kan een zelfs aantal zwaardvechtfilms vinden.

Hoop

~

Het zijn echter sporadische uitgaves die vaak onder de noemer van Aziatische cinema vallen. Veel films horen daar ook thuis, de moderne Koreaanse cinema is tenslotte beïnvloed door Hong Kong en Japan, voornamelijk in het grote-publieksvermaak. Slechts hier en daar tref je tussen de titels een kwaliteitsfilm aan. We krijgen bovendien een vertekend en onvolledig beeld van de Koreaanse filmwereld: de eerste van de talloze Koreaanse komedies en romantische drama’s moet hier nog verschijnen. De bij ons zo geliefde films van Ki-duk Kim, die in eigen land zelfs geen financiering voor nieuwe projecten rondkrijgt, trokken in Korea bijna zonder uitzondering nauwelijks bezoekers. De grotere successen als de oorlogsfilm Silmido en het genoemde JSA (net als Shiri gaan beide over de spanningen tussen Noord- en Zuid-Korea) zijn in geen velden of wegen te bekennen- om van de onafhankelijke en experimentele films maar te zwijgen. Maar er is hoop: de volgende Koreaanse film die in Nederland verschijnt is Memories of Murder, een wonderbaarlijke misdaadfilm die op intelligente wijze met genreconventies speelt. Ook Taegukgi, opnieuw een mateloos populaire oorlogsfilm over het Noorden en Zuiden, is inmiddels aangekocht.

Schraal aanbod

In een commerciële filmcultuur die overheerst wordt door Hollywood mogen we dan blij zijn met de aandacht die er de laatste jaren in ons land voor Zuid-Korea is, maar het blijft pareltjes plukken uit een schraal aanbod. Wie zijn blikveld wil verruimen is aangewezen op filmfestivals (Rotterdam heeft al jaren een Korea-vriendelijk programma) en dvd’s uit Azië. Boze tongen voorzien een vroegtijdige dood van de hausse, volgens deskundigen zijn er in het land inmiddels alweer nieuwe stromingen en genres gevormd en gesneuveld. Het blijft afwachten hoe het de filmliefhebbende Koreanen vergaat, maar dat het land een unieke bijdrage aan de internationale filmwereld heeft geleverd, is al lang bewezen.

Boeken / Fictie

Schaduw van gedichten

recensie: Ingmar Heytze - Schaduwboekhouding, gedichten en miniaturen

.

Hoewel het persbericht anders wil doen geloven, lijkt er niet veel veranderd in de bundel van Heytze. De thematiek, maar ook motieven lijken veelal hetzelfde gebleven. Het gros van de gedichten gaat nog over liefde of over verlaten worden. Het light verse is vooral ook geschikt voor deze verhalen. Grotere onderwerpen verdrinken in deze nuchtere, observerende stijl. De gedachte komt misschien wel over, maar de emotie maakt geen indruk, zet niet aan tot nadenken. Sommige liefdesgedichten laten echter de blik soms wel langer op de bladzijde rusten, zoals Nova Zembla. In dit gedicht speelt Heytze met klanken en het beeld van ijs en koude.

De radio voorspelt rampen.
Ver weg, boven de keukentafel
slingerde nog een baken als lamp.

Dit bed is geen behouden huis.
Wij stikken onder eeuwig ijs.

Zeer persoonlijke schaduw

~

Soms probeert Heytze een kleine variatie in te bouwen door op een semi-postmoderne manier in het gedicht in te breken, of te benadrukken dat het een gedicht is en de gebeurtenissen alleen in het gedicht plaats kunnen vinden. Daar duidt de titel Schaduwboekhouding misschien ook wel op: de gedichten zijn afkomstig van de notities van Heytze. In zijn zwarte notitieboekje schrijft hij zijn observaties op en geeft hij zijn weergave van de werkelijkheid. Het is een schaduw van wat er om hem heen gebeurd is.

Schaduwboekhouding is wel een hele persoonlijke visie op wat er gebeurt. Zo komt de vrouw M. vaak voor. Ze is waarschijnlijk de liefde van Heytze op moment van schrijven. Soms lijken deze gedichten verschillende autobiografische momenten te bevatten, zoals dat de moeder van M. overleden lijkt te zijn en in sommige gedichten aanwezig is. Dit geeft een vervelend voyeuristisch gevoel: je weet iets intiems en emotioneels van iemand die je helemaal niet kent.

Geen kristal

Behalve gedichten bevat de bundel ‘miniaturen’. Heytze heeft het niet over de kleine beeldjes van Swarovski-kristal die je in een glazen kastje kunt zetten. Toch lijken het een soort te koesteren verhaaltjes. Dit zijn niet zomaar waarnemingen of momenten, lijkt Heytze te zeggen, maar waarom zijn dit geen gedichten geworden? Wat is er zo bijzonder aan deze momenten, deze dagboekfragmenten dat ze voor de lezer herhaald moeten worden? Heyzte schotelt soms ‘wijze’ lessen voor, over dat je niet te vaak ‘ik hou van je’ moet zeggen. Andere miniaturen zijn ronduit flauw, zoals de letterlijke interpretatie van ‘jezelf tegenkomen’. Heytze was al wat bekend met dit genre van pseudo-literaire stamtafelpraat, waar misschien eerstejaars studenten Nederlands zich in kunnen verliezen, maar eigenlijk is het gewoon vervelend.

‘Op een dag kwam ik mezelf tegen. De mensen hadden al verteld dat dat een keer zou gebeuren. ‘Wacht maar,’ hadden ze gezegd, ‘jij komt jezelf nog wel eens tegen.’oen ik het wachten zat was, vroeg ik aan de mensen: ‘Weten jullie misschien ook wanneer ik mezelf tegenkom?Ik heb namelijk meer te doen.’ ‘Op een dag,’zeiden de mensen grimmig,’op een dag kom jij jezelf tegen…’En nu was het dan eindelijk zover. Een dubbele hoeveelheid eigenliefde stroomde door mij heen. Ik wilde al met open armen op mezelf aflopen, toen ik me herinnerde wat de mensen nog meer hadden gezegd:’Berg je dan maar!’
En ik borg mij.’

Blijft de vraag wat de miniaturen nu bijdragen aan deze bundel. Eigenlijk is dat niet zoveel. Ze missen rijm, maar hebben wel een bepaalde cadans. Het is een leuk gegeven, maar Heytze heeft nu niet het ei uitgevonden door er wat verhaaltjes bij te maken. Misschien was het handiger om de bundel zo vol te krijgen. Een aanleiding of gedachtenspinsel is genoeg voor deze verhaaltjes; ze hebben geen bijzonder mooie taal, rijm of een mooi beeld nodig, dat verder uitgewerkt kan worden. Maar dagboeknotities zijn nog geen gedichten. Niet alles wat een dichter aanraakt verandert blijkbaar in goud.

Volgende keer vernieuwing?


Heytze is zichzelf niet te buiten gegaan in deze bundel. Het is een wat bekend recept dat hij herhaalt. Wat miniaturen die hij al oefende in Ik ben er voor niemand en de poezie we al kennen uit vorige bundel. ‘Het merk Heytze’ is ook doorgevoerd in de voorkant van de bundel die opnieuw door Dolf Zwerver is gemaakt. Never change a winning team zeggen ze dan, maar vernieuwing heeft ook prettige kanten.

Theater / Voorstelling

Intrigerend fotoboek zonder duidelijk verhaal

recensie: Lapidarium (Theatergroep Carver)

Op weg naar het theater denk ik aan de woordenboekvertaling van het woord Lapidarium: boek over eigenschappen en krachten van edelstenen. Wat voor draai zou toneelgroep Carver hier in godsnaam aan gegeven hebben? Carver staat bekend om een creatieve werkwijze en het verbaasd me niets als er een hele aparte wending wordt gegeven aan de inhoud van hun voorstelling Lapidarium.

~

De voorstelling blijkt vooral uit flarden en fragmenten te bestaan. Verleden en heden worden aangestipt en besproken door vier personen, van wie het niet helemaal duidelijk is hoe de verhoudingen liggen. Duidelijk is dat ze elkaar wel kennen. Alle vier (gespeeld door Beppie Melissen, Joke Tjalsma, Helmert Woudenberg en Jim van der Woude) vertellen hun eigen verhaal of proberen iets duidelijk te maken.

Ouderwetse accenten

Lapidarium begint alsof je een prachtig oud fotoboek hebt open geslagen. Het decor, de acteurs, de kleding hebben precies de juiste ouderwetse accenten en weten je nieuwsgierigheid direct te prikkelen. Wat is hier aan de hand? Wie zijn die mensen? Welke verhalen dragen ze met zich mee? Je hunkert naar meer uitleg, je wilt weten wat er in de mensen omgaat, waarom ze doen zoals ze doen en wie ze zijn. Maar een bevredigend antwoord krijg je niet.

Edelstenen en eigenschap

~

Je krijgt interessante monologen en soms saaie gesprekken voorgeschoteld, die nergens toe leiden. Lapidarium kent zeker zwakke en sterke momenten. Het zijn vooral de goede toneelspelers die het leuk en intrigerend weten te maken met hun manier van acteren. Maar om nog even terug te grijpen op het woordenboek; elk bijzonder personage (edelstenen) laat in deze voorstelling (boek) een deel van zichzelf zien (eigenschap). Alleen blijft dat wel erg aan de oppervlakte. Hoe krachtig of zwak hij is blijkt uit wat hij het publiek toont. Toch krijg je je vinger er niet helemaal achter. Vooral Van der Woude is een raadselachtige verschijning. Hij is de ‘clown’ van het stel, hij snuffelt en ligt te slapen in een stoel met een vinger in een wijnfles. Zijn mimiek is wonderbaarlijk, maar wat hij precies wil vertellen is totaal onduidelijk.

Inhoud

En dat is zo jammer van Carver; deze groep weet iets heel moois neer te zetten, waar duidelijk over na is gedacht. In deze voorstelling valt bijvoorbeeld steeds de goed gekozen posities op het toneel en het gebruik van het decor op, maar aan de inhoud van de voorstelling valt nog zoveel te sleutelen. Het eindresultaat is ook hier, net als eerder bij de voorstelling Zuur, zo vaag dat je er niet veel mee kan. Je hebt je geamuseerd, maar dat is het dan.

Duidelijkere keuzes

~

Carver laat in deze wonderlijke voorstelling weer teveel aan de verbeelding over. Soms is dat fijn en dat houdt een voorstelling ook spannend, maar het zou prettig zijn als deze theatergroep het lef zou hebben om duidelijkere keuzes te maken, zodat ze niet alleen door de rasechte Carverfans begrepen en bejubeld worden. Deze voorstelling voelt in ieder geval aan alsof je stiekem hebt gesnuffeld in een fotoboek van je grootouders. Je hebt genoten van de plaatjes, maar het verhaal erachter is je niet duidelijk geworden.

Lapidarium is nog tot en met 4 september 2005 in de theaters te zien.

Muziek / Album

Het klinkt als, maar toch heel fijn.

recensie: Hollywood Porn Stars - Year of the Tiger

De Belgische lucht die halverwege de jaren ’90 werd gevuld met champagne en artisticiteit, behoort al lang tot de vervlogen tijden. Het enige wat over is gebleven zijn de incidenteel opborrelende, en dan ook behoorlijk bruisende snoepjes met de smaak van het verleden. Zo deed Mintzkov Luna in het vorige jaar plots stof opwaaien en onlangs deden The Love Substitutes een goede poging die jammerlijk nog niet verder kwam dan de marge. Nu is het de beurt aan Hollywood Porn Stars om het vuur van de Belgenpop weer wat op te laten laaien. En ondanks de vervelende naam, doen ze het verrassend goed. Met Year of the Tiger leveren ze namelijk twaalf onvervalste rocksongs af, die stuk voor stuk een sterke houdbaarheidsfactor kennen. Wie dacht dat de Belgen aan hun vervlogen succes ten onder zijn gegaan heeft het mis.

~

Anders dan het gebruikelijke patroon, komen de heren van Hollywood Porn Stars uit het zuiden van België, ofwel Wallonië. Daarvoor was de enige noemenswaardige Waalse band in Sharko te herkennen, nu hebben de Hollywood Porn Stars dat aantal met 100% laten toenemen. Toch klinken de Hollywood Porn Stars als hun Vlaamse tegenhangers. Het gevoel voor rock in combinatie met melodie moeten de Walen geërfd hebben van Metal Molly, maar vooral de link naar Evil Superstars, Millionaire en Zita Swoon (ten tijde van Moondog Jr.) is behoorlijk snel gelegd. Zelfs het knip- en plakwerk in de binnenkant van de hoes kent overeenkomsten met het artwork van Millionaire’s Outside the Simian Flock.

James Brown

Het eclectische Actarus trekt meteen de kar en deze blijft, met hier en daar een tempoverschilletje, tot aan Marylin rollen. De toon van Mauro Pawlowski en de geest van de Mercy-beat waard rond in het nummer Fonzie en het is net zo cool als de persoon waaraan wordt gerefereerd. Het enige jammer is dat ze awesome, cool en good bijna in een adem uitspreken met die man van thehardest losse handjes in showbizz: James Brown. De als Evil Superstars klinkende en pompende bas in Hollybolly wordt gecombineerd met een Snow Patrol-achtige sound, die ook in de volgende nummers wordt doorgezet waardoor het allemaal goed in het gehoor komt te liggen. Mede door die onvermoeibare energie die de laatste plaat van Voicst ook zo geweldig maakte.

Porn Stars feat. Stef

Bij Mintzkov Luna werd wel eens gezegd dat Tom Barman daar de zang voor zijn rekening had genomen, bij het voor bezinning zorgende Starwest klinkt het alsof Stef Kamil Carlens zijn kunsten heeft geleend aan Hollywood Porn Stars. Om nog een stapje verder te gaan, zou je kunnen beweren dat het fijn dansbare Love Idol perfect op een Zita Swoon-album had kunnen staan. Hoewel de Hollywood Porn Stars als in een flipperkast rondbotsen tegen allerlei vergelijkingen, blijft Year of the Tiger een plaat die zoals gezegd meerdere keren kan worden opgezet. Die dekselse Belgen flikken het toch maar weer.

Muziek / Album

Een heerlijk tussendoortje

recensie: Karate - In the Fishtank 12

.

~

Oorspronkelijk stond de opnamesessie gepland voor eind 2003, maar op de dag dat het allemaal moest gebeuren, bleek voorman Geoff Farina plots te ziek. Ongeveer een jaar na dato is het dan toch zover. Karate heeft gekozen voor covers die stuk voor stuk een kritisch geluid laten horen waar het Amerika betreft. Ongetwijfeld ingegeven door het huidige politieke klimaat aldaar. Het schijfje bevat de Billy Holiday-classic Strange Fruit, Bob Dylan’s Tears of Rage, Mark Hollis’ A New Jerusalem en vier Minutemen covers. Het moet gezegd, op de één of andere manier kan Karate er uitstekend mee uit de voeten (al lijkt A New Jerusalem in goede bedoelingen te blijven steken). Vooral Strange Fruit zit als gegoten. Toch is het album een stuk minder jazzy dan ik vooraf had vermoed. Blijkbaar voelde de band in de E-Sound studio’s in Weesp meer voor het strakke keurslijf. Daarmee staat dit tussendoortje dichter bij Karate’s vroege werk, dat toch iets meer rock georiënteerd is.

Intiem

Uw recensent heeft Karate een aantal jaar geleden eens live mogen aanschouwen in Groningen’s trots VERA-Club for the International Pop Underground. Het was vlak na het verschijnen van het indrukwekkende The bed is in The Ocean (1998) die ik op aandringen van een aantal toenmalige collegae toch maar meende te moeten aanschaffen. Een prachtplaat was het, het geld dubbel en dwars waard. De verwachtingen voor het optreden waren hoog gespannen. Gelukkig stelden Farina en zijn mannen niet teleur (ondanks het gebrek aan charisma- L); de soulvolle stem van zanger/gitarist Farina, de jazzy drums van Gavin McCarthy, de walking bass van Jeff Goddard, alles viel op zijn plaats, al bleek eens te meer dat dit soort muziek vooral gedijd in een intieme omgeving. Een festivalband zal het nooit worden. Niet dat dat erg is, laat ze maar lekker underground blijven. Wat ook opviel was dat ondanks dat Karate technisch veel in haar mars heeft, ze de structuur graag simpel houdt. Farina:

“If I’m going to play something simple, it’s because I choose to play it, not because it’s the only thing that I’m capable of doing.”

Daarmee is geen woord te veel gezegd.

Groten van het genre

Wellicht was een samenwerking spannender geweest, maar al met al hebben we hier te maken met een lekker tussendoortje van een der groten van het genre. Tevens een mooie sparringpartner voor het eveneens onlangs verschenen nieuwe Karate album Pockets. De liefhebber kan ze beide blindelings aanschaffen.

Theater / Voorstelling

Broers leven eenzaam in verschillende universums

recensie: Nationale Toneel - Elementaire Deeltjes

.

~

Met zijn Elementaire deeltjes verwijst Houellebecq naar een gedachtenexperiment uit de jaren dertig, dat samenhangt met de quantumtheorie van Einstein. De gedachte: als twee direct samenhangende deeltjes van elkaar worden gescheiden en kilometers van elkaar verwijderd raken, houden ze desondanks een soort telepathisch contact met elkaar. Zoals tweelingen verbonden schijnen te blijven, zelfs als ze in verschillende werelddelen gaan wonen. Voor de halfbroers in het toneelstuk Elementaire deeltjes gaat dat niet helemaal op. Als kinderen van dezelfde moeder maar van verschillende vaders, groeien ze niet alleen ver van elkaar op, maar vormen ze ook elkaars tegenpolen.

Ratio en emotie

Michel (Bob Schwarze) staat symbool voor de ratio. Emotioneel wordt hij zelfs niet als hij verliefd is en zijn geliefde aan zich moet zien te binden. Uit Michels koker komen hoogbevlogen wetenschappelijke gedachten over relativiteit en genetica. Voor de niet-natuurkundig aangelegde toeschouwer: gewoon over je heen laten gaan en je concentreren op de relaties tussen de mensen. Bruno (Pieter van der Sman) symboliseert de emotie. Voor Houellebecq betekent emotioneel-zijn voor een man blijkbaar dat hij vooral zijn pik achterna loopt, Bruno is feitelijk alleen maar in seks geinteresseerd. Daarmee zijn ze allebei gemankeerde persoonlijkheden, het evenwicht tussen gevoel en verstand ontbreekt volledig.

Late liefde

Door hun verhalen heen wandelen een aantal vrouwen, die tegelijkertijd dienen als observator en commentator van de twee mannen. De bot-egoistische moeder ( Nelleke Zitman), Michels verlegen vriendin Annabelle (Gonny Gaakeer) en Bruno’s late liefde Christiane (een cynisch- humoristische Harriët Stroet). Annabelle kan haar verstandelijke Michel emotioneel niet bereiken. Christiane spreekt net als Bruno voornamelijk de taal van de seks, maar haar is geen lang leven beschoren.

Neergang

~

Dat deze voorstelling ondanks het natuurkundige getheoretiseer heel sterk is, komt mede door de muziek en de dominante vormgeving. Musicus Harry de Wit bouwt op de speelvloer een geluidsdecor met alles van een heavy ritmebox tot ijle klankschaaltjes. Maar bepalend zijn vooral de camera’s. Die kruipen op de huid van de acteurs en bieden zowel spelers als publiek geen ontsnapping aan een gedetailleerde registratie van al wat er gebeurt. Regisseur Johan Doesburg gaat ongeveer over lijken, hij perst het onderste uit zijn acteurs. Halfnaakt en vaak onflatteus worden ze levensgroot op schermen geprojecteerd. Kwetsbaar en onontkoombaar wordt hun onvermijdelijke neergang in beeld gebracht.

Op schoot

Gek toch, dat het Nationale Toneel alsmaar het imago houdt van een brave Haagse toneelclub die bezadigde stukken brengt ten behoeve van een keurig en hoogbejaard publiek. Want ze bewijzen nu twee keer achter elkaar dat ze juist heel confronterende, actuele voorstellingen maken, die als een mokerslag aankomen in het hart van de toeschouwer. Eerst de sterke, spirituele De Meiden, geregisseerd door Franz Marijnen, waarin drie vrouwen met hun ellende bij de toeschouwer op schoot kruipen. En nu een enerverende en confronterende Elementaire deeltjes. Geen gezellige en comfortabele voorstellingen, maar een avondje graven in de duistere krochten van de menselijke ziel.

Elementaire deeltjes, te zien tot en met 21 mei 2005.

Muziek / Album

Troubadours van het Ierse levenslied

recensie: The Pogues - The Ultimate Collection / Live at the Brixton Acadamy

.

~

Direct vanaf het begin van de jaren 80, toen de groep naam begon te maken onder de naam Pogue Ma Hone (kus m’n reet!), ontwikkelden The Pogues een hele eigen stijl. Traditionele Ierse muziek met punkinvloeden. Anarchistisch, romantisch en chaotisch. Tegen het einde van de jaren 80 was hun succes ongekend. Ze scoorden monsterhits als Streams of Whiskey, The Irish Rover en If I Should Fall From Grace With God en hun cd’s verkochten als een trein. Dit succes was niet in de minste mate toe te schrijven aan de legendarische live-optredens waarbij ‘feest’ het sleutelwoord was. Maar ook schreven ze prachtige ballads waaronder A Pair of Brown Eyes en Fairytale of New York, het mooiste kerstliedje allertijden.

Shane MacGowan

De muziek van The Pogues is doorspekt met verschillende muzikale invloeden: Grieks (Hell’s Ditch), Zuid-Amerikaans (Fiësta) en zelfs country (Dirty Old Town) passeren de revue, maar de nummers blijven altijd onmiskenbaar Iers. Al deze nummers en de al genoemde hits staan uiteraard op The Ultimate Collection. Rond 1990 verschoof de traditionele Ierse muziek, tot groot ongenoegen van frontman en zanger Shane MacGowan, naar de achtergrond. Toen de groep in 1991 uit elkaar viel, droeg MacGowan dit aan als reden voor de breuk. De overige bandleden weten het aan de het gedrag van de blikvanger die zeker in de top tien staat van mensen met de meest destructieve levensstijl allertijden. Onder invloed van heroïne en een hoeveelheid alcohol waarmee de Ierse zee met gemak mee gevuld kan worden, vielen de live-shows regelmatig in het water (of bier, of whiskey). Zijn haast tandenloze mond bracht alleen maar vals gebrabbel voort. Als hij de tekst tenminste kende, en als hij überhaupt op kwam dagen…

Reünie

The Pogues gingen door zonder Shane MacGowan, die in The Popes een nieuwe begeleidingsband vond. Zowel het niveau als de populariteit van beide groepen viel erg tegen en langzamerhand bloedde een legende dood. Vier jaar geleden kwamen ze met kerst weer bij elkaar voor een reeks reünieconcerten waarvan een selectie van de toen gespeelde nummers op de tweede cd is te vinden. Naast veel van de grote hits staan er ook zes nummers op die niet op The Ultimate Collection staan. Dit liveconcert klinkt verrassend goed en zelfs de zang is te pruimen. Op enkele ballads na zingt MacGowan verrassend zuiver.

Een halve liter Murphy’s

Ondanks het feit dat de band al zo’n 15 jaar uit elkaar is, zijn The Pogues nog mateloos populair; niet alleen in Ierse ouwelullen-pubs, maar ook bij de punkjeugd. Door het succes van bands als Dropkick Murphys en Flogging Molly, die feitelijk niets meer zijn dan The Pogues met distortion, worden The Pogues door de jonge punkertjes herontdekt. Deze dubbelaar is dus niet alleen voor oude mannen bij wie een overmatige alcoholconsumptie dagelijkse routine is, maar ook voor hun pinkpopzonen en lowlandsdochters. Een fles Glenfiddich (voor pa) of een halve liter Murphy’s (voor hun nazaten) verhogen de toch al enorme pret die het luisteren van deze collectie met zich mee brengt.

Theater / Voorstelling

Zweetvoeten stampen het leven vrolijkheid in

recensie: Gumboots

Een voor een komen de dansers voor op het podium staan. Ze maken ieder een ander geluid, en met elkaar klinken ze als een ouderwetse stoomtrein. Dan ‘stappen’ ze stuk voor stuk ‘uit de trein’: de nieuwe mijnwerkers zijn aangekomen bij de mijnschacht. Hen staat een zwaar lot te wachten. Een zwarte in Zuid-Afrika was al niks waard, maar een zwarte mijnwerker was wel het laagste van het laagste.

~

De mijnwerkers in negentiende-eeuws Zuid-Afrika liggen ten grondslag aan Gumboots, een zang- en dansvoorstelling waarnaar je op twee manieren kunt kijken. Als gezellig vermaak van een stelletje stampende negers. En als een in vrolijkheid verpakte aanklacht tegen de mensonterende omstandigheden waaronder die mijnwerkers moesten leven.

IJzersterk

De afgelopen tien jaar duiken in het theatercircuit in binnen- en buitenland groepen op die allemaal min of meer vanuit hetzelfde principe werken: ze gebruiken alles -van hun borstkas en hun schoenzolen tot decorstukken- om er ritmes en muziek uit te timmeren. Bekende voorbeelden: Stomp, Tapdogs en Mayumana. Groepen die met gelikte shows de wereld rondreizen, en zo een avondje pretentieloos vermaak bieden. In die sfeer hoort ook Gumboots, sinds 1999 op reis. Toch overstijgt Gumboots het niveau van alleen maar gezellig, en wel om twee redenen. Hun muziek is ijzersterk, en de grondslag voor hun voorstelling is een bitter historisch gegeven.

Rottende voeten

~

Zuid-Afrika staat bekend om zijn begerenswaardige grondstoffen, zoals diamant, goud en koper. Om die op de diepen, gebruikten de blanken uiteraard zwarten. Hoe dat ging, leggen de mannen van Gumboots in korte flardjes Engelse tekst uit. Door heimwee verteerd, moesten de mijnwerkers honderden kilometers van hun familie verwijderd werken in duistere tunnels die langzaam volsijpelden met water. Dat water werd niet weggepompt: veel te duur! In plaats daarvan kregen de aan kettingen vastliggende mijnwerkers goedkope rubber laarzen aan, waarin de wonden aan hun voeten rotten. Bovendien mochten ze tijdens het werk niet praten. Daarom ontwikkelden ze een ‘stamp’-taal, een soort morsecode, waarbij ze door met hun rubber laarzen te stampen communiceerden. De twaalf mannen van Gumboots vertellen met liedjes en dansen het verhaal van deze mijnwerkers. De mannen tapdansen, en drummen door met hun handen op de schachten van de laarzen te slaan. Sterk is het beeld van de mijnwerker in de schaars verlichte schacht die spetterend in het water danst.

Volksdansen

Het praten met laarzen is in Zuid-Afrika eind negentiende eeuw verwaterd van een serieus communicatiemiddel tot een soort volksdansen op straat. Uit die streetdance-traditie komt Gumboots voort. Voor wie houdt van de African Beat, is dit smullen geblazen. Het meerstemmige gezang, begeleid door drums en nu en dan keyboard, doet denken aan King Sunny Ade en Ladysmith Black Mambazo. Daarmee is het behalve een dansvoorstelling een meeslepende muziekvoorstelling. Een minpuntje is de wat kinderachtige humor: de dansers zoeken zogenaamd elk een vrouw in het publiek om tegenaan te geilen. Tongen rollen over de lippen, dansjes ontaarden in neukbewegingen. Flauw, nep en overdreven.

Serieuze boodschap

Aan de reacties van het publiek te horen, kun je Gumboots op verschillende manieren bekijken. Als je naar de Engelse tussenteksten luistert, haal je het verhaal van de geknechte, van zonlicht en hun geliefden verstoken mijnwerkers eruit. Er blijken echter ook toeschouwers te zijn die alleen maar de dans zien en het onverstaanbare Zuid-Afrikaanse gezang horen, en dat allemaal erg oppervlakkig vinden. En dan heb je altijd nog de heel platte variant: een groepje mensen bespreekt in de pauze de lichamen van de dansers en vindt dat het allemaal wel wat strakker had gekund. Maar voor wie er oog en oor voor heeft, brengt Gumboots een serieuze boodschap in een sterke muzikale verpakking.

Gumboots is tot en met 17 april 2005 te zien in de Theaterfabriek in Amsterdam.

Muziek / Album

Plezier tijdens het speelkwartier

recensie: John Wayne Shot Me - The Purple Hearted Youth Club

.

~

Nu is er dus The Purple Hearted Youth Club, het tweede volwaardige album, nadat de band ook nog als tussendoortje een cd met covers heeft gemaakt. Het is een duidelijk vervolg op Fortan Catapult dat al flink wat jaartjes geleden uitkwam. De nieuwe cd staat net als de vorige vol met poppy liedjes afgewisseld met meer melancholieke songs die allemaal een relatief eenvoudige compositie hebben. Door het enorm Nederlandse accent van de verschillende zangers is alles nog net even lulliger. Dat is helemaal niet erg, het is een soort lulligheid die ook voorkomt bij Meindert Talma en Spinvis en die er juist voor zorgt dat het geheel heel ontwapenend is.

Alle trucjes uit de kast

John Wayne Shot Me weet in alle nummers iets bijzonders te stoppen waardoor je als je de cd meer op de achtergrond luistert je steeds even opkijkt om aandachtig te luisteren. Alle nummers zijn gevuld met lullige orgeltjes, trompetjes, gekke geluidjes, computerstemmetjes en -geluidjes (uit de Atari?) en koortjes. Hoewel The Purple Hearted Youth Club op zichzelf staand een heel interessant werkje is, galmt de echo van Fortan Catapult wel erg door. De nieuwe plaat lijkt hard te proberen vernieuwend en bijzonder te zijn, wat als je deze muziek voor het eerst hoort zeker zo is, maar als je de eerste plaat kent, is het opeens allemaal wat minder speciaal en heb je alle ’trucjes’ al een keertje gehoord.

Een sterke staart

De band is de afgelopen jaren wel wat rustiger geworden en de nummers zijn meer uitgebalanceerd en breken minder abrupt af. Behalve opener Intercontinental Machines dat zomaar wordt afgekapt, waardoor je met een gevoel blijft zitten dat je meer wilt. Gelukkig komt dat, want je hebt nog een hele cd te gaan met maar liefst 99 nummers, waarvan er overigens 80 stil zijn en steeds 4 seconden duren als aanloop voor het op de hoes al aangekondigde bonusnummer. Toppers zijn To Watch The Vultures And Think Of Komarov en Autopilot Collisions (JWSM is erg goed in het bedenken van lange songtitels), dat beide lekker “catchy”nummers zijn met een leuk orgeltje. Opvallend is dat de tweede helft van het album iets beter is dan het begin. In ieder geval is Purple Hearted Youth Club een lekker vrolijk album waar je lekker de lente mee in kan en dat een regenachtige dag goed kan opvrolijken.