Muziek / Album

Major Tom fucked up, maar Beef is geslaagd

recensie: Beef - Last Rudy Standing

Veel gebeurt er in Nederland niet op het gebied van roots en reggae. Vorig jaar kwam het Friese Luie Hond met het aardige maar erg Doe Maar-esque Hier is… en vervolgens was het weer een jaar lang wachten. Wachten op Beef, zo bleek: het derde echte album van de Eindhovense formatie zou eigenlijk al afgelopen herfst bij de platenboer liggen, maar herhaalde uitstel volgde.

~

In augustus 2004 zei de band al de laatste hand aan het album te leggen; er werd zelfs een optreden op Lowlands voor afgezegd. In plaats van het verwachte nieuwe album lag er eind afgelopen jaar echter opeens een oude bekende in de schappen: de EP Babylon by Beef (1999) beleefde een heruitgave. Klaarblijkelijk viel het resultaat van de nieuwe opnames tegen, want maanden van schaven volgden. Het eindproduct mag er desalniettemin wezen: Last Rudy Standing prikkelt meer dan verwacht.

Stuiterend

Onder de bezielende (bij)sturing van producer Michel Schoots, als drummer van de Urban Dance Squad gewend aan het produceren van vet geluid, klinkt Beef rauwer en puntiger dan voorheen. Last Rudy Standing nadert door de opvallende stem van zanger Pieter Both en de (soms weliswaar iets te vette en harde) bas zelfs het live-geluid, iets waar reggae- en skabands op plaat nogal eens moeite mee hebben. Toegegeven: ik ging niet stuiterend door de woonkamer, maar Beef dwingt met deze plaat wel de aandacht af.

Playstation to ground control

De uitgebrachte single Cashin’ the Money is daar jammer genoeg niet het beste voorbeeld van. Alle instrumenten blijven op de vlakte, en het nummer krijgt nergens een eigen gezicht. Maar ach, misschien moet je dat ook niet verwachten van singles. Leuker en interessanter is in ieder geval het nummer erna: Station to Station. Het intro klinkt alsof er een rocknummer volgt, maar de rootsinvloeden hebben al snel weer de overhand. Het zijn het vooral het opzwepend-swingende refrein en de bizarre tekst die dit nummer zo leuk maken. Station to Station is een vrolijke legalize-song, met wonderlijke verwijzingen:

Playstation to ground control
Major Tom fucked up
Smokey signals, no reply

De laatste rebel

De snellere nummers zijn de leukste en opwindendste van de plaat. Run da Dance bijvoorbeeld is een sensationele crossover tussen dancehall, hiphop, rocksteady en ouderwetse rock. Hier is van lome reggae geen sprake: Run da Dance is het energieke hoogtepunt. Jammer is alleen dat het volgende nummer wel weer erg rustig is. Dat tempo had best even voortgezet mogen worden, hoe mooi het ingetogen het liedje ook is. Prettiger is dan de titelsong. Op het voor het genre zo typerende tsjak-tsjak ritme gebeurt in drie minuten van alles: er wordt gewoon gezongen, geschreeuwd, gitaargesoleerd, getingeld en in alle drukte roept de band om meer rebellen: Last Rudy Standing, de laatste rebel. De gedachte kwam bij Both op na de laatste sprong van Herman Brood. In Boths ogen was Brood de laatste echte rebel van Nederland. Hij vlakt zijn eigen band echter ook niet uit: in de door commercie geteisterde muziekwereld doet Beef als een van de weinigen zijn eigen ding, aldus Both. Hoewel daarover valt te discussiëren heeft de band in ieder geval een erg mooie plaat met een herkenbaar en eigen geluid afgeleverd. Het was het wachten wel waard, en de nieuwe Luie Hond lijkt er trouwens ook al weer aan te komen. Het is een goed rootsjaar.

Film / Films

Videotapes op een schijfje

recensie: April 2005

.

A Snake of June (Rokugatsu no hebi)

(Shinya Tsukamoto, 2002 • De Filmfreak)

~

De door lichamelijke destructie geobsedeerde regisseur Tsukamoto (Tetsuo, Tokyo Fist) heeft in zijn voorlaatste film een bizar drama gecreëerd rond seksueel gefrustreerde kankerpatiënten. Een telefoniste en haar vervreemde echtgenoot krijgen te kampen met een zieke man (gespeeld door Tsukamoto zelf) die bezeten raakt door de onderdrukte lusten van de vrouw, met alle gevolgen van dien. Machtsspelletjes, seksuele agressie en zinderende erotiek vormen een moeilijke, maar fascinerende spanningsboog in een blauw-monochrome realiteit waarin het continu regent. A Snake of June vergt met zijn onwerkelijke sfeer en opzettelijk vervreemdende vorm net zo veel van de kijker als al Tsukamoto’s andere films, maar biedt opnieuw aan een select publiek een spannend en intrigerend kunstwerkje. (Paul Caspers)

Stille nacht

(Ineke Houtman, 2005 • Dutch Filmworks)

~

Al jaren zaait een serieverkrachter angst onder jonge vrouwen in Utrecht. Om de zoveel tijd vindt er weer een aantal verkrachtingen plaats. Stille nacht is op dit afschuwelijke waargebeurde verhaal gebaseerd. Helaas blijft van dit in potentie boeiende verhaal te weinig over. Het valt ook niet mee om vijf belangrijke personages die elk een geheel eigen ontwikkeling doormaken, goed neer te zetten in tachtig minuten. Het was veel sterker geweest als er een karakter meer uitgelicht was, in plaats van de wat gezochte raamvertelling die Stille nacht nu geworden is. Dit maakt het verhaal nodeloos ontoegankelijk. Desondanks is de climax van het verhaal boeiend en het laatste half uur is Stille nacht daarom ook een echte spannende thriller. Daarnaast valt tijdens het kijken van de film op hoe mooi het verhaal in beeld is gebracht. Er zijn een groot aantal erg originele, soms bijna abstracte scènes te zien. De scène waarin Victoria Koblenko spaghetti kookt is een korte film op zich. Dit soort momenten maken dat de film in ieder geval visueel de hele tijd aantrekkelijk is. Op de dvd zijn een aantal leuke extra’s opgenomen, waarvan een korte reportage achter de schermen en een aantal interviews het interessantst zijn. (Joost van Hoek)

Shall We Dance?

(Masayuki Suo, 1996 • RCV)

~

De Japanse romantische komedie Shall We Dance? was in Amerika een van de meest populaire buitenlandse films uit de geschiedenis. In Nederland sloeg hij niet echt aan, maar ter gelegenheid van de recente Jenifer Lopez-remake mogen we nu op dvd genieten van deze schitterende film, een zeer welkom alternatief voor de Hollywoodversie. In de originele Shall We Dance? ontsnapt de accountant Sugiyama (topacteur Koji Yakusho uit The Eel) uit de dagelijkse sleur van zijn werk- en gezinsleven door in het geheim danslessen te nemen. De romantische en dramatische verwikkeling en de hilarische momenten die daarop volgen, zijn in langzaam tempo bijna twee uur lang geloofwaardig en innemend. Yakusho’s bijzondere rol, de ingetogen menselijkheid en intieme, fysieke humor maken van Shall We Dance? een meesterlijke en zeer toegankelijke film. Door RCV tegen bodemprijs maar helaas in een verkorte, beeldvullende versie uitgebracht. (Paul Caspers)

Heremakono

(Abderrahmane Sissako, 2002 • De Filmfreak)

~

Abdallah is een Mauretanische jongen die zijn heil gaat zoeken in Europa. Voordat hij vertrekt, reist hij naar zijn moeder om afscheid te nemen. Zij woont in een klein dorpje en Abdallah is geheel niet bekend met of geïnteresseerd in de locale cultuur, hij spreekt niet eens de taal. Gaandeweg ontdekt hij dat die locale cultuur toch veel vriendelijkheid en schoonheid te bieden heeft. Langzamerhand gaat hij steeds meer houden van de mensen en de omgeving. Deze film van Abderrahmane Sissako won veel prijzen in de internationale festivalwereld en dat is terecht. Heremakono is een film van poëtische schoonheid. Elk shot is prachtig qua mise-en-scène en het kleurgebruik is sprookjesachtig mooi. Het doet denken aan schilderijen van Gaugin. Het acteerwerk is heerlijk naturel en het verhaal doeltreffend simpel. Een prachtig stukje Afrikaanse wereldcinema. (Harrie de Vries)

Ma Mère

(Christophe Honoré, 2004 • De Filmfreak)

~

Een Franse puber bezoekt zijn moeder op de Canarische eilanden en ondergaat daar een bizarre seksuele opvoeding. Deze verfilming van een roman van schandaalschrijver Georges Bataille is een gewaagde dvd-release: het is een lange, ontoegankelijke film vol abstracte, filosofische dialogen en thema’s als incest, sadomasochisme en blasfemie. Er wordt zelfs naast een lijk gemasturbeerd, maar een sensatiefilm is Ma Mère allerminst. Batailles sobere proza wordt door de jonge regisseur/auteur Honoré vertaald naar een serieus, sensatieloos en daarmee geloofwaardig, maar te abstract filmvacuum. De vorm is noodzakelijk ontoegankelijk, en Bataille’s thematiek is inmiddels niet meer provocerend of relevant, zodat het resultaat de aandacht niet vast te houden- ondanks een uitstekende rol van topactrice Isabelle Huppert als de verdorven moeder. (Paul Caspers)

When Night is Falling

(Patricia Rozema, 2004 • Homescreen)

~

De derde film van de Canadese regisseuse Patricia Rozema is een ode aan de liefde in het algemeen, en de liefde tussen twee vrouwen in het bijzonder. Door de visuele overdaad en de ritmische muziek ontstaat een broeierige sfeer, die de kijker bijna actief bij het liefdesspel betrekt. Camille is docente mythologie op een protestantse academie, ze is verloofd met de geslaagde theoloog Martin. Haar wereld komt op de kop te staan als ze op een dag kennismaakt met de flamboyante circusartieste Petra, die haar al snel het hof begint te maken. Camille ontdekt onbekende, lesbische verlangens in zichzelf en gaat op de avances van Petra in. Je zou verwachten dat de film zich vanaf dat moment vooral zou richten op de worsteling tussen Camille en het traditionele milieu waaruit ze stamt, dat gebeurt echter nauwelijks. De film concentreert zich daarentegen op de passionele relatie tussen Camille en Petra. Als Petra’s circus door financiële nood gedwongen wordt om te vertrekken, komen de geliefden echter voor een keuze te staan. Hoe moet het nu verder. Is er sprake van echte liefde? Is Camille bereid om alles in de steek te laten voor Petra? Ondanks de wat schematische en clichématige tegenstelling tussen het christelijke, theologische milieu en het vrijgevochten milieu van het circus, maakt de sensuele sfeer deze film toch tot een aangename ervaring. (Martijn Boven)

Dukes of Hazzard: Season 1

(1979 • Warner)

~

De televisieserie Dukes of Hazzard uit 1979 laat zich eigenlijk het beste vergelijken met die andere serie uit de seventies: Starsky and Hutch. Het verschil is echter wel dat bij Dukes of Hazzard een mooie vrouw (Catherine Bach) van de partij is. Maar ook in deze serie staan een blonde man (John Schneider) en een donkere knappe man (Tom Wopat) centraal als duo dat misdaad te lijf gaat. De serie is echter heel erg cliché en gedateerd en ik vraag me werkelijk af waarom hij op dvd is gezet. Misschien dat het in de conservatieve delen van de Verenigde Staten een succes is, maar ik word er niet warm of koud van. Ook van deze serie is overigens een film in ontwikkeling. Johnny Knoxville (Jackass) en Jessica Simpson zijn inmiddels aangetrokken voor de hoofdrollen. (Joost van Hoek)

Take My Eyes (Te doy mis ojos)

(Iciar Bollain, 2003 • A-Film)

~

De geliefden Pilar en Antonio speelden in de gelukkige beginjaren van hun liefde een vertederend liefdesspel waarin ze elkaar zeer persoonlijk cadeautjes gaven. Antonio: ‘Neem mijn voeten’, Pilar: ‘Neem mijn ogen.’ Dit liefdespel krijgt een hele andere lading als blijkt dat Antonio zijn vrouw werkelijk als bezit beschouwd en zijn jaloezie dwangmatige vormen aanneemt. Take my Eyes zoomt in op deze latere, moeilijke periode van hun liefde. Antonio houdt zijn vrouw kort en slaat haar, zonder dat vreemd te vinden. Pilar heeft echter haar buik vol van het huiselijke geweld en vlucht met haar zoontje het huis uit. Ze vindt onderdak bij haar zuster. Vanaf dat moment begint Antonio te beseffen dat er iets mis is, hij neemt therapie en maakt zijn vrouw opnieuw het hof. Voor even lijken vroegere tijden te herleven. Ondertussen heeft Pilar een baantje gekregen als gids in een museum. Pilar trekt uiteindelijk weer bij haar man in, maar het blijft de vraag of haar man wel in staat is haar genoeg vrijheid te geven. De kracht van deze film is gelegen in de diepgang van de personages. De problematiek van het huiselijk geweld wordt in al zijn complexe aspecten getoond en niet gereduceerd tot een simpel zwart/wit probleem, waarbij de man fout en de vrouw goed is. De Spaanse regisseur Iciar Bollain is er in geslaagd een overtuigend portret te tekenen van de hel waarin een huwelijk kan veranderen. (Martijn Boven)

Theater / Voorstelling

Door liefde gepakt

recensie: Iets over de liefde (Theater Malpertuis)

.

~

De voorstelling Iets over de liefde van theatergroep Malpertuis is mooi. In gesprekken over kunst wordt wel een onderscheid gemaakt tussen de ‘vorm’ en de ‘inhoud’ van een kunstwerk, en al geloof ik niet dat die twee echt te scheiden zijn, vorm en inhoud zijn hier zo één, dat het geheel meer is dan goed. Er wordt gelachen om de vindingrijke tekst, het publiek wordt verrast door regie-ingrepen en de acteurs slepen iedereen tot aan hun lippen met hun sterk en ontroerend spel. Iets over de liefde brengt veel.

Oerknal

Een botsing is het begin, als ware het een oerknal. Man en vrouw botsen en er moet worden onderhandeld over de schade. Ndriek (een verbastering van Hendrik), een warrig figuur en schrijver van technische handleidingen, barst uit in een verstrooiend verhaal met allerlei dwarsverbanden. Anna reageert geamuseerd en retourneert zijn opmerkingen gevat. Ze intrigeren elkaar. Wat volgt is een over en weer van telefoontjes en bezoekjes, heel voorzichtig. Deze mensen zijn gevoelig en kwetsbaar, ze willen de ander niet afschrikken. Maar liefde voor elkaar heeft hen beetgepakt en groeit.

Telefoon, telefoon

Peter de Graef, de regisseur die tevens Ndriek speelt, laat prachtig zien hoe de toenadering verloopt. We zien de twee in hun eenzaamheid roepen om de ander, via de telefoon. Steeds wordt er wel een originele reden gevonden om de ander te bereiken, bijvoorbeeld met het voorstel om de verzekeringspapieren in de fik te steken. De Graef speelt een spel met het publiek door zelfs op een moment waarop de twee bij elkaar zijn, de telefoon te laten overgaan. Zo wordt de samenkomst doorgeschakeld naar een volgende ontmoeting. Het toont hoe de ketting van afzonderlijke ontmoetingen twee mensen aaneenrijgt.

The play goes on

~

Ook op andere momenten wordt buiten het toneel getreden. Ikzelf krijg van Anna (Katelijne Verbeke) de plant in handen gedrukt die haar aan tafel gezelschap houdt. In een vreugdedans met Ndriek grist ze de plant van tafel hun omarming in, maar als zij willen gaan liggen moet ze hem toch weer kwijt. Wanneer ze een ontmoeting later na een confrontatie in huilen uitbarst vraagt ze het publiek om een zakdoek.

Een ‘vormaspect’ van heel andere aard is de projectie op de achterwand van het toneel. Gedurende de hele voorstelling zien we het gelaat van een tere jongeman, zwart-wit en engelachtig, met vleugels. Zijn rustig ogenknipperen verraadt zijn aanwezigheid, maar wat doet hij daar? Pas tegen het eind komt zijn rol tot leven. De ingrepen pakken goed uit en lijken te zeggen: liefde gaat verder dan één relatie.

Meer

Theatergroep Malpertuis laat je alle kanten zien van de liefde. Hoe diep het stuk gaat, hoe goed het gezelschap is, hoe interessant de dialogen zijn, en waar hun verliefdheid allemaal toe leidt, kan ik niet navertellen. Daarom, in liefdesnaam, zoek ze op!

Iets over de liefde is tot en met 19 mei te zien door heel Nederland.

Muziek / Achtergrond
special:

In memoriam: Wally Tax

De woorden op de teletekstpagina staan er koud en kil, en toch slaan ze in als een bom. Net als destijds zijn muziek. Niet dat ik dat heb meegemaakt, maar sinds ik van ’s mans bestaan afweet, intrigeert hij me. De ‘ontdekking’ werd gedaan op het moment dat ik hem met Supersub op het VPRO-podium op Lowlands ’97 zag optreden. De jonge honden speelden samen met de ‘oude’ Tax zijn schitterende Miss Wonderful: misschien wel het mooiste liedje in de Nederlandse popgeschiedenis. Maar de grootheid is overleden, opnieuw een verlies voor ons land.

~

Wladimir Tax werd in 1948 geboren en groeide, tussen de schuinsmarcherende zeelieden, op aan de Laagte Kadijk. Als een jonge gids wees hij de matrozen de weg naar de geneugten van het Amsterdamse leven aan de Zeedijk. Wladimir werd al snel Wally genoemd, omdat zijn leeftijdsgenoten moeite hadden met zijn naam. Wally verslond in die tijd de Rhythm & Blues platen van zijn pa en leerde via zijn zeemansvrienden muziek van ‘buitenaf’ te kennen. Toen Tax voor zijn elfde verjaardag zijn elektrische gitaar kreeg en een versterker jatte, formeerde hij de eerste versie van The Outsiders. Tax zag zichzelf als de van te voren kansloos geachte kandidaat die er tegen alle verwachtingen in er met de prijs vandoor ging.

Wally was al vroeg gedreven bezig met zijn nieuwe band. Daarover zei hij zelf: “Begaafde kinderen kunnen niet anders dan zich fanatiek richten op hun talent, of het nu voetbal is muziek betreft.” Hij was in die tijd ook een talentvolle voetballer, maar liet na wat kleine tegenslagen en wat bankzitten zijn voetbaltoekomst links liggen. Zijn toekomst was de muziek. Hij vergeleek zichzelf zonder blikken of blozen met een ander talentvol persoon: Johan Cruyff. “Voor hem stond vanaf het begin vast dat hij een goeie voetballer zou worden, zoals voor mij vaststond dat ik een goed musicus zou worden.”

The Stones

~

Tot aan de eerste single You Mistreat Me (1965) wisselde de bezetting van The Outsiders, omdat niet iedereen zo toegewijd was als Tax het zou willen. Toen Tom Krabbendam de band in 1965 versterkte, bestond de band naast Krabbendam en Tax uit Ron Splinter, Leendert Busch en Appie Rammers. Door het succes van de eerste single en diens vervolg Felt Like I Wanted To Cry treden ze veel op in kroegen in Amsterdam, waaronder het destijds goed aangeschreven Las Vegas en Rembrandtpleintheater. Ook mochten ze in het voorprogramma spelen van the Rolling Stones. “Bijna alle Nederlandse beatgroepen waren op die avond in Den Bosch vertegenwoordigd, dus ik vond het helemaal niet zo’n enorme eer dat wij met de Rolling Stones in hetzelfde programma optraden.”

Mede door het succes van het nummer Lying All The Time, speelden ze die avond The Stones van het podium. Hysterische taferelen vonden er tijdens het optreden van Tax en de zijnen plaats. Meisjes vielen en masse flauw. “Ik keek niet op tegen de Rolling Stones – degene tegen wie ik opkijk moet nog geboren worden. Ik had respect voor hun werk.” Mick Jagger was volgens Tax een slechte verliezer, hij negeerde The Outsiders die avond, omdat hij er de pest in had. “Keith Richards was anders. Hij kwam bij ons in de kleedkamer om ons te complimenteren met ons optreden. […] Met Keith kan ik goed opschieten. Als hij in Amsterdam is belt hij me altijd op om een afspraak te maken.”

Meneer ‘voor de vuist weg’, u heeft het fout

~

Door het succes in Den Bosch vindt de band een serieus onderdak bij het Relax-label van Willem Duys. Maar vanaf het begin loopt deze relatie behoorlijk stroef. Duys produceerde Lying All The Time. “Zijn bijdrage aan die productie bestond overigens niet veel meer dan het uitdelen van broodjes en het inschenken van sherry. Hij had absoluut geen vertrouwen in de plaat die de Outsiders maakten.” Duys richtte zijn pijlen liever op de formatie Short 66, maar deze band stierf een vroege dood, terwijl the Outsiders goud verkochten en overal in het land speelden.

The Outsiders waren hot en Wally Tax was een ster. De meeste optredens werden complete happenings die vaak al ver voor de aanvang van een concert begonnen. Terwijl de band voor het optreden in een restaurant zaten te dineren, drukten fans hun neuzen tegen de ramen plat. De fanschare was vaak zo groot dat het verkeer werd geblokkeerd en trams konden er soms niet door. De acties waren meestal op Tax gericht, omdat hij de zanger was. “Ik was het boegbeeld, de duidelijkst aanwezige en de mooie jongen.” Tijdens het concert werd er aan een stuk door gegild door het vrouwelijke publiek en speelden er zich Beatles-achtige taferelen af.

Succes: drank, drugs en feest

Het succes bleef niet beperkt tot Nederland. Door heel Europa toerden de jonge Amsterdammers en hadden overal succes. De eerste elpee Outsiders kreeg allerlei prijzen en wordt nog steeds beschouwd als een klassieker die iedereen in huis moet hebben die geïnteresseerd is in serieuze popmuziek. Tax’ heldenstatus brengt hem tot grote hoogten. Hij verdiende destijds veel geld, maar smeet datzelfde geld met bakken tegelijk over de balk. Hij woonde aan het Rokin, kocht dure kleding, investeerde veel in kunst van bevriende kunstenaars en gaf veel feestjes waar vrienden als Simon Vinkenoog en Gert Jan Dröge vaste gast waren. De grootste kostenpost was de drugs. Je kon het soort of type zo gek niet bedenken; Tax had moeite het te weerstaan.

Het succes en de drugs gingen parten spelen. Vanwege meningsverschillen viel de band uiteen en Wally ging samen met drummer Busch verder als Tax Free. De rest van de bandleden doken op in verschillende bandjes die nooit veel verder kwamen. Tax bevond zich op dat moment tussen de grote mensen van de wereld. De geruchten gingen dat hij een verhouding had met Brigitte Bardot, hij kwam thuis bij Bob Dylan en Elvis Presley, hij speelde met Tim Buckley en trok heel veel op met Tim Hardin. De eerste en gelijknamige plaat van Tax Free werd in de door Jimi Hendrix beroemd gemaakte Electric Ladyland studio’s in New York opgenomen en scoort in de hitlijst van Billboard.

Seattle

Na de periode van Tax Free wist Tax, op het starten van Lee Towers’ carriere na, dat succes nauwelijks te continueren. Net als de belastingdienst werd de drugs in die periode een groot financieel probleem. Ook had Wally Tax moeite om van de drank af te blijven, wat resulteerde in ’s nachts de ruiten van de slijter ingooien en de drank te stelen. Toen zijn vriendin stierf was de misère compleet en kwam er weinig positiefs meer uit Tax’ handen. Tot aan de jaren ’80 ging het slecht, maar daarna ging het licht weer even branden. In 1986 werd The Outsiders nieuw leven ingeblazen en Tax trad weer op met het enige andere originele lid, Leendert Busch. Voor de vierde keer reisde Wally af naar de andere kant van de Atlantische Oceaan en speelde aan het einde van de jaren ’80 op met allerlei veelbelovende bandjes in Seattle.

In de tijd dat ik hem met zag spelen met Supersub had hij een nieuwe soloplaat af, die maar niet uitgebracht kon worden, omdat platenmaatschappijen het ‘niet zagen zitten’. De man die zo’n stempel op de Nederlandse muziekgeschiedenis heeft gedrukt, werd mistrouwd. Men zag geen heil in degene die de kinderschoenen van Paradiso heeft gestrikt, met The Outsiders aan de wieg van de Punk stond, Kurt Cobain naar de Amsterdamse hoeren leidde en die verantwoordelijk is voor een paar van de meest geïnspireerde rocksongs uit de jaren ’60. Harrie Jekkers zei ooit eens: “Je beste recensie staat in je overlijdensadvertentie.” Jammer genoeg voor Wally heeft Harrie opnieuw gelijk.

Voor de geïnteresseerden: lees Wally Tax. Tot hier, en dan verder van Ettie Huizing voor nog meer van die schitterende citaten, zoals hier in de tekst.

Theater / Voorstelling

Ritmisch als de druppels van de douche

recensie: Eiland (Orkater)

.

~

Orkater brengt met Eiland bewegings- en muziektheater, niet in de traditionele zin van het woord, maar met een duidelijke ‘Orkater-signatuur’. Dus hedendaags, nieuw geschreven en nieuw gecomponeerd. In deze voorstelling worden alledaagse herkenbare handelingen door herhaling uitvergroot en zo absurd gemaakt. Het ritme van het spel en de combinatie van beeld en geluid maken het een opvallend en bijzonder toneelstuk. Al direct bij aanvang wordt het ritme aangegeven door kantoorpersoneel met aktetassen die op de maat heen en weer lopen over het toneel. Een kakofonie aan geluiden vult de zaal. Componist Michel Banabila maakte voor de voorstelling een filmische, urban soundtrack voor de grote stad. Vol met samples van stadsgeluiden zoals drukke voetstappen, ronkende auto’s, schreeuwende mensen, huilende kinderen en irritante ringtones. De muziek varieert van industrial tot kinderliedjes en klassiek tot atonale jazz. Soms is er plotseling absolute stilte die dan na alle geluidsvervuiling van de stad dan juist zo intens aanvoelt.

Ontastbaar sprookje

~

Het woord speelt een ondergeschikte rol in deze betoverende voorstelling. Het voelt als een sprookje, ontastbaar maar toch zo herkenbaar. De internationale cast (vier vrouwen en vijf mannen van uiteenlopende leeftijden) spreekt sporadisch wat in Engels, Spaans en een Slavische taal. Twee van de acteurs, Ria Marks en Titus Tiel Groenestege (eerder te zien in Valse wals / Bankstel / Zucht), zijn als theatermakers aan Orkater verbonden. Zij kwamen met het idee voor de voorstelling en werkte dit samen met de jonge acteurs uit tot deze voorstelling. Woorden zijn voor hen niet nodig als de bewegingen zo beeldend zijn. Wat Eiland met name zo indrukwekkend maakt is de choreografie. Deze is zo exact uitgevoerd. De acteurs hebben een perfecte timing en bewegen gelijk aan de soundtrack en vaak met de hele groep tegelijk. De fysieke grappen en overdreven handelingen voeren je mee op het ritme van het geluid en de bewegingen van de acteurs. De spelers zetten kleurrijke typetjes neer met een eigen identiteit. Denk aan een man in glimmend pak en rare wintermuts op een fiets, een travestiet die de hoer speelt, een man met een bewegende bochel, dronken serveersters, hangjongeren, gefrustreerde regenjasverkopers, criminelen met messen, een naakt vrijend stel en snelle kantooryuppen. Naar mate de avond vordert worden de typetjes steeds absurder en de sfeer steeds duisterder en dreigender. Er zijn momenten van plezier, van verdriet, van dreiging, van slapstickachtige grappen en van ontroering.

Warme douche

Eiland is een gevoel dat je moet ondergaan zonder er echt bij na te denken. Je hebt geen idee waar het uiteindelijk heenleidt, er zit namelijk geen echt duidelijke verhaallijn in het spel. Eiland voelt als een warme douche die af en toe plotseling koud wordt en je wakker doet schrikken. Eiland is ritmisch als de druppels van de douche. Bovenal is het onweerstaanbaar. Een genot voor oog en oor en eigenlijk zou je de voorstelling twee keer moeten zien om alles wat op het podium gebeurt te kunnen bekijken. Ik heb de voorstelling als een prettige droom ervaren, één die nog lang blijft hangen.

Eiland is nog te bezoeken tot en met 4 juni 2005.

Film / Films

Tommy is jarig

recensie: Tommy

Het is alweer vijfendertig jaar geleden dat The Who de muziekwereld kennis liet maken met het begrip ‘rock opera’. De dubbel-lp Tommy vertelde het verhaal van de jongen Tommy, die door een traumatische ervaring in zijn jeugd jarenlang niet kan horen, zien of spreken. Hij wordt het idool van velen door zijn optreden als flipperkampioen en valt uiteindelijk van zijn voetstuk. Het verhaal was op de plaat soms moeilijk te volgen, wat ertoe leidde dat iedereen zijn eigen interpretatie van Tommy had. In 1974 – vorig jaar dertig jaar geleden – legde de Engelse regisseur Ken Russell zijn eigen visie van het verhaal voorgoed vast op celluloid. Reden genoeg voor een speciale jubileumeditie van de film op dvd.

“Listen to Tommy with a candle burning and you will see your entire future…”

Ongemakkelijk

~

Wie – zoals ik – alleen bekend is met het album en de film nog niet eerder heeft gezien, zal het eerste half uur ongemakkelijk op zijn stoel zitten. Who-meesterbrein Pete Townshend schreef speciaal voor de film een nieuwe ouverture vol synthesizerklanken die weinig gemeen heeft met de klassieke opener van de lp. Alle nummers werden opnieuw opgenomen en ingezongen door de acteurs, wat de herkenbaarheid op sommige punten ook niet ten goede komt. Maar als je eenmaal over de eerste schrik heen bent, krijg je gaandeweg meer waardering voor de artiesten die de nummers vertolken en de nieuwe arrangementen van die overbekende songs.

Voodoo

~

Russell had nog een onverkoopbaar scenario liggen over de commercialisering van religie en zag in Tommy een ideaal vehikel om zijn denkbeelden in vorm te geven. Het resultaat is een zeer Britse (en op plaatsen sterk gedateerde) film. De beelden die Russell bij de muziek bedacht zijn zonder uitzondering sterk. Hij kon niet alleen zijn religieuze overtuigingen kwijt in de vormgeving van de film, ook gebruikte hij zijn ervaringen uit de Tweede Wereldoorlog voor de gestileerde oorlogsbeelden in het begin van het verhaal. De acteurs kunnen niet allemaal goed zingen (de nummers van Oliver Reed moesten letterlijk woord voor woord worden opgenomen voor een degelijk resultaat), maar zijn stuk voor stuk geknipt voor hun rol. Who-zanger Roger Daltrey geeft een overtuigende performance als de volwassen Tommy en na het zien van Tina Turner als stijf van de drugs staande voodookoningin zul je het nummer Acid Queen nooit meer kunnen horen zonder haar wilde blik op je netvlies te zien.

Quintafonisch

~

Een dertigste verjaardag moet op gepaste wijze gevierd worden, en de makers van Tommy hebben dan ook een sloot aan extra’s toegevoegd aan de film. Er is veel aandacht voor het gerestaureerde geluid, dat indertijd quintafonisch (dus vijfkanaals) werd opgenomen en afgespeeld. Via een antieke geluidsdecoder uit Amerika is het oorspronkelijke geluid van de film omgezet naar het tegenwoordig standaardformaat Dolby Digital. Het resultaat is verbluffend: de muziek komt van alle kanten zodat je volledig wordt opgeslokt door de liedjes en het verhaal. In een lang interview (waarschijnlijk te lang voor de gemiddelde filmkijker, maar smullen voor de liefhebber) geven de oorspronkelijke technici tekst en uitleg bij het opname- en restauratieproces.

Inzicht

~

Ook de twee belangrijkste figuren van de film Tommy, schrijver Pete Townshend en regisseur Ken Russell, komen uitgebreid aan het woord. Russell wordt gedurende de speelduur van de film geïnterviewd door de Engelse filmjournalist Mark Kermode, wat een geweldig inzicht oplevert in het maken van en de thematiek achter Tommy de film. Townshend komt in een apart interview van bijna een uur over als een welbespraakte, intelligente man die in zijn jeugd heel wat heeft moeten doorstaan en in de loop der jaren steeds meer autobiografische elementen heeft ontdekt in Tommy. Hij heeft het verhaal ook nooit echt los kunnen laten, wat recentelijk heeft geleid tot de musical The Who’s Tommy.

De filmversie van Tommy is een kunstwerk dat volledig losstaat van en toch onlosmakelijk is verbonden met het klassieke album van The Who. De welbekende muziek is opnieuw gearrangeerd en ingezongen door de acteurs uit de film. Dit levert bij een eerste kennismaking met de film een paar ongemakkelijke momenten op, maar bij een tweede kijkbeurt zal dat gevoel plaatsmaken voor herkenning en waardering. Deze uistekende jubileumuitgave is daarvoor bijzonder goed geschikt.

Muziek / Album

De grote ‘net niet’-plaat

recensie: LPG - I Fear No Foe

.

~

LPG is typisch een bandje uit de stal van het Amsterdamse platenlabel Excelsior. De muziek is melodisch, rammelt een beetje en is eigenlijk net iets te braaf. Hoewel je zou kunnen zeggen dat LPG werd beïnvloed door oude grote namen zoals de Beach Boys en Simon & Garfunkel (zonder overigens dat niveau te bereiken), heeft de groep eerder Excelsior-bands als Daryll-Ann en Johan als voorbeeld gehad. Really Tired is bijvoorbeeld een regelrechte Johan rip-off en Consume me Free lijkt heel erg op Daryll-Ann.

Leentjebuur

Dergelijk jatwerk is een van de grootste kritiekpunten op LPG. Bij bijna ieder liedje kun je wel zeggen dat het sprekend lijkt op muziek van een andere band. Bijvoorbeeld op Belle & Sebastian (Belly Rollercoaster), op de Super Furry Animals (Fire), op Sebadoh en Folk Implosion ( I.A.R.A.C. en Obscure Details) of op Elliott Smith (Cushy Sickness). Het resultaat is dat deze liedjes absoluut lekker in het gehoor liggen, ik betrapte mezelf zelfs op meeneuriën. Maar het is zo makkelijk! Want als je de nummers neemt die niet duidelijk ‘gejat’ zijn, is LPG een stuk minder interessant. Door al dat leentjebuur spelen krijgt de band niet echt een eigen sound en is het enige waar je een echt LPG-nummer aan zou herkennen de stem van de zanger, die eerlijk gezegd niet echt om over naar huis te schrijven is. Ik luister liever naar de gezangen bij de uitvaart van de paus.

Puberale lolligheid

Qua spelkwaliteit is er echt niets mis met LPG. Jammer is wel dat ze in hun liedjes proberen lollig te zijn. Dat lukt echter niet zo, zoals in Fire, waarin expres mislukte samenzang zit. Aan het lachsampletje dat in het nummer is gemonteerd te horen, vinden ze zichzelf wel grappig. Waar ik persoonlijk ook niet tegen kan, zijn liedjes met het woord ‘masturbate’ er in. Ook al gaat het in Multicolour Words erom dat niet te doen met woorden (ze zingen “Don’t masturbate with words”), toch vind ik dat vreselijk puberaal. Mijn lof gaat wel uit naar het artwork van de cd en het schattige clipje bij de single Sparrow (niet op de cd!).

Meer leuke bandjes

Na een stuk of zeven luisterbeurten is I Fear No Foe nog weinig leuker geworden dan na de eerste keer luisteren. Het blijft een beetje een ‘net niet’-plaat, waarvan de reden voor alle aandacht en lof mij een beetje ontgaat. Er zijn nog zat andere leuke bandjes in Nederland die net zo goed een kans verdienen om door een maatschappij als Excelsior te worden uitgegeven. Maar ja, het beleid van deze platenmaatschappij is mij de laatste jaren toch al niet zo bevallen. In mijn platenkast staan Excelsior-platen tot en met nummer 96051. Dat is de eerste cd van Spinvis, LPG’s I Fear No Foe heeft nummer 96079.

8WEEKLY

In memoriam: Anton Heyboer

Artikel: De dood van een markant levenskunstenaar

.

Anton Heyboer werd op 9 februari 1924 geboren op het Indonesische eiland Java. Gedurende de eerste maanden van zijn leven werd hij opgevoed door de Hindoestaanse familiehulp Jami, die zoals Anton zelf verklaarde later ‘een belangrijke rol’ zou gaan spelen in zijn leven. Een jaar na zijn geboorte verhuisde Anton met zijn ouders en oudere zus naar Haarlem.
Er zouden nog vele verhuizingen volgen; in 1925 naar Delft, in 1929 naar Voorburg en in 1933 vertrok de familie Heyboer uiteindelijk naar Curacao waar Anton’s vader een baan had aangeboden gekregen bij olieraffinaderij Shell. School bleek aan Anton niet besteedt; hij weigerde dingen aan te nemen van iemand die geen karakter toonde.
Later zou Heyboer over deze periode verklaren: ‘Ik heb een prima jeugd gehad. Niet, vergeleken met normaal, wat men een gezellige jeugd noemt. Maar een vrij wilde jeugd. Op onbewoonde eilanden enzo. Wat wil je als kind nog meer?’

~

In 1943 werd Anton Heyboer opgepakt door de Duitse bezetters en gedurende 7 maanden in kamp Prenz Lauerber te werk gesteld. Heyboer laat weinig over die periode los, doch zijn website geeft een aardige indruk van het mensonterende bestaan: “Je komt in Berlijn terecht en je moet werken bij de Karl Jung fabrieken, waar je vanuit het voddenpakhuis, wat je lager was, en bewaakt door één Gestapo man – Aardige man, oorlogsinvalide, dacht na drie keer ons naar de fabriek brengen verder zoeken jullie het zelf maar uit, zat alsmaar te schrijven, misschien naar zijn vrouw die ergens ver weg in Duitsland woonde. De man had meer verdriet dan ik, ik had niets achtergelaten, en Berlijn werd mijn leven.Vier jaar was ik er. Omdat je door de bombardementen nooit slaap kreeg werd je uitgeput. Ik kreeg roodvonk en difterie, kreeg een spuit van een Duitse arts, een vrouw, die zei “Wann hast du deine letzte Braut gehabt”. Ik antwoordde “ich habe niemals eine Braut gehabt”, ik kreeg een tros druiven en moest vlug naar het voddenpakhuis lopen want door de spuit zou ik van de wereld raken. Dat gebeurde. ‘S nachts bonden ze me op een brancard en lieten me aan een lang touw van vierhoog naar beneden zakken in een ambulance auto naar een enorm gebouwen complex, Prenz Lauerberg heette het. Het is nu een bierbrouwerij, en toen een verzamelplaats voor alles wat besmettelijk ziek was en wat veelal daar dood ging.”

De oorlog heeft in menig opzicht een diepe indruk op hem achtergelaten: “Ik ging naar het huis van de man waaronder ik werkte op de fabriek, het bleek een communist en hij gaf mij een pak brood-kaarten voor allen die net als ik waren. Acht Mark per kaart bracht ik hem steeds. Ik was lang onder de communisten en voelde mij thuis in de mentaliteit ‘als het avond wordt ga je gewoon liggen waar je bent en slapen of niet”. Die dierlijke mentaliteit heeft hem nadien nooit meer los gelaten.

~

Na de oorlog vestigde Anton Heyboer zich in het Drentse dorpje Borger waar hij begon te tekenen in een toen nog traditionele stijl. Veelvuldig terugkerende elementen in zijn over het algemeen expressionistisch aandoende ‘onbeholpen’ werk zijn vrouwen, vogels, kippen en boten. Qua kleurgebruik leek hij een lichte voorkeur te hebben voor felle kleuren. Karakteristiek voor Heyboer is daarnaast het tekstelement.

In de jaren vijftig groeide hij in korte tijd uit tot een icoon in landen als de Verenigde Staten, Italie en Japan. In 1983 brak hij met de gevestigde kunstorde en vanaf dat moment verkocht zijn vrouw Petra zijn kunst in hun galerie aan huis.

Heyboer had een duidelijke afkeer van de kunstwereld: “Ik wil niet bij de kunstenaars horen. Zij maken kunst, maar ze leven geen kunst. Ze hebben nog een eigen leven en maken kunst, en dat is waardoor ik eigenlijk niets met dat soort mensen te maken heb. Mijn leven is kunst en ik maak geen kunst. In dat leven raak ik dingen aan en die zijn dan ook kunst. Omdat mijn leven kunst is, is dat ook met mijn vrouwen, de vrouwen met wie ik leef. Met een vrouw leven, dat is geen kunst. Dat is een normaalheid, dat hoort bij de burgerlijkheid. Dat hoort creatief gezien bij het dood zijn”.

Ondanks zijn afkeer van de kunstwereld en zijn zelf verkozen teruggetrokken bestaan, doe je Heyboer te kort door hem als de ‘schilder met de 5 bruiden’ te kenschetsen. Heyboer: “The magazines, the newspapers, the television, I have 20 years told them this story and 20 years they have written “The man with 4 wives”, because that sells, that makes money and a company of 4 women, what is much more news, is less sensation.”

En zo is het maar net. Laten we dus niet vergeten dat Heyboer als graficus zijn sporen ruimschoots heeft verdiend. Een kleurrijk persoon is niet meer.

Film / Films

Een narcotische zeepbel

recensie: Ivans xtc

Licht. Bewegende schaduwen. Aanzwellende muziek. Hollywood. De droomfabriek van de wereld, waar volgens kant en klare recepten zoete, gewelddadige, melige en komische films in elkaar worden gedraaid. In Hollywood is het leven een zeepbel die op knappen komt te staan als de realiteit van de gewone mens zich opeens weer opdringt met de onaangekondigde komst van de dood. De sinistere aanraking van de drievingerige aangevreten hand van de man met de zeis die over roemruchte schouders schuurt. Hij die harten vervangt door een steeds kouder wordende steen. Ivans xtc van Bernard Rose laat zien hoe de dromerige zeepbel op knappen kan komen te staan. De film is een niet geheel geslaagd pamflet tegen Hollywood dat met een flinke dosis toegevoegde naïviteit echter behoorlijk verdraaglijk is.

~

De film begint met enkele achter elkaar gemonteerde beelden van luxe gebouwen en huizen. Hiermee is de toon direct gezet. Deze film gaat over de rijken der aarde die zich voortbewegen in glimmende auto’s en zich uitleven op wilde feesten. Kort daarna krijgen we een vergadering te zien waar enkele hevig geagiteerde mensen wachten op een zekere Ivan Beckman die voor de geplande vergadering kennelijk essentieel is. Enkele roddels gaan van mond tot mond, waaruit duidelijk wordt dat Ivan zijn werk de laatste paar dagen om onbegrijpelijke redenen heeft laten verslonzen. Dan bereikt het bericht van Ivans dood de vergadering en de geagiteerdheid slaat om in ongeloof die uitmondt in ergernis en rusteloze activiteit. De boodschap is duidelijk: Ivans dood is voor zijn zogenaamde vrienden en collega’s weinig meer dan een lastige en ergerniswekkende gebeurtenis die hun toch al niet gemakkelijke leven in de war schopt. De rest van de film brengt in beeld wat er aan de dood van Ivan voorafging.

Narcotische roes

Tijdens zijn leven was Ivan een oppervlakkige, maar goed gebekte filmimpresario (sterk spel van Danny Huston) die zich overgeeft aan overmatig drugsgebruik en vele losse seksuele contacten onderhoudt met verschillende dames, waaronder zijn eigen vriendin die zelf ook graag buiten de deur neukt. Als Ivan te horen krijgt dat hij kanker heeft en niet lang meer zal leven, stort hij zich nog dieper in de narcotische roes. Nadat hij zijn kanker heeft ‘opgebiecht’ aan twee hoerige meiden die vervolgens verschrikt afdruipen, neemt hij een overdosis en sterft. Al met al ontstaat er een weinig flatteus inkijkje in het leven van de ‘world of dreams’. Hoe waar dit portret wellicht ook moge wezen, de kijker wordt toch vooral bevestigd in de bestaande clichés over Hollywood en krijgt nauwelijks iets te zien over de drijfveren of de tragiek van de gesjeesde filmgiganten.

Vertwijfeling

~

Ivans xtc probeert in feite twee dingen te verwezenlijken. Aan de ene kant wil het de hypocrisie en leegte van de filmbusiness in Hollywood aan de kaak stellen, aan de andere kant wil het iets zeggen over de vertwijfeling die de mens overvalt in het licht van zijn eigen, naderende dood. Beide aspecten mislukken; het eerste vanwege het feit dat de film teveel in bekende karikaturen en clichés blijft hangen, het tweede omdat de film te oppervlakkig blijft om de vertwijfeling van Ivan echt op te kunnen oproepen.

Gelijkmaker

De menselijke vertwijfeling en doodsangst wordt in Ivans xtc bovendien op een ietwat tendentieuze manier gekoppeld aan het oppervlakkige leven van degene die op sterven ligt (dit gebeurt op een veel minder storende manier in Tolstojs verhaal De dood van Ivan Ilyich, waarop de film losjes is gebaseerd). Alsof iemand die een alleszins zinvol leven heeft geleefd (wat dat ook moge wezen) niet vertwijfeld zou raken bij het bericht dat hij kanker heeft. Iedereen gaat dood. Of je nu een leven geleid hebt vol drugs, roddel en andere wantoestanden, een doodgewoon leven als bescheiden burger in een groot land of een leven dat mens weet te inspireren en doortrokken is van iets groots, de dood is de grote gelijkmaker.

Krater

Het zou om die reden veel interessanter zijn om te laten zien hoe een doodgewoon mens die zijn leven zo goed en zo kwaad als dat ging heeft geleefd, omgaat met de naderende dood. Dan wordt de vraag naar de zin van het bestaan pas echt prangend. De dreigende afgrond van de zinloosheid kan dan niet worden afgewend op het feit dat de stervende een betekenisloos leven heeft geleid. De diepe krater die doodsangst slaat, zou in dat geval werkelijk worden betreden. In Ivans xtc blijven we er slechts boven zweven.

Muziek / Album

Gefreak voor de liefhebber

recensie: The Mars Volta - Frances the Mute

.

~

Live is al die experimenteerdrift voor een keer best aardig, maar het op de plaat zetten is iets anders. Weinig mensen zullen vrolijk worden van dit soort muzikale egotripperij. Wat dat betreft is het geen makkelijk plaat. Niet dat Rodriquez en Bixler er wakker van zullen liggen. ‘Als je wilt luisteren dan luister je en anders maar niet’.

Frances The Mute zou een conceptalbum zijn, maar daar willen Rodiquez en Bixler niets van weten. Een greep uit de muzikale referenties dan maar: King Crimson, Pink Floyd, Led Zeppelin, Frank Zappa, Primus, Fantomas (band van voormalig Faith No More voorman Mike Patton) en Steve Albini’s Shellac (staccato riffs), al blijft het lastig. Voeg wat jazz, ambient, salsa en veel bombast toe, plak er een ‘progrock’ sticker op en je komt een heel eind in de goede richting. Bixler Zavala’s maniakale stemgeluid vertoont in de rustigere passages soms overeenkomsten met die van Muse voorman Matthew Bellamy, al blijft diens zeurderige toontje hier gelukkig achterwege. Hoewel ook beslist niet iedereen Bixler’s stem zal trekken.

Het intro van Miranda That Ghost Just Isn’t Holy Anymore doet nog het meest denken aan Godspeed You Black Emperor ft. Ad Visser. Esoterisch vogelgetsjilp voorzien van surrealistisch opzwellende Lynchiaanse bliepjes. Vrolijk worden we er eerlijk gezegd niet van. Voor 2 a 3 minuten best aardig, maar that’s it.

Best lekker

Als Rodriquez en Bixler ergens niet van houden is het stilte. Vakkundig wordt de muzikale muur dicht geplamuurd met alles wat voorhanden is; koortjes, gitaarsolo’s, pulserende synthesizer tonen, vervormde stemmen, voorbijrazende auto’s, gesamplede gesprekken, je kunt het zo gek niet bedenken. Technisch valt er niets op aan te merken. En als je er eenmaal ‘in zit’ is de plaat eigenlijk ook best lekker. Zo mondt Cassandra’s Geminniuit in een geniale jazz-jam en horen we in L’via L’viaquez duidelijk de invloed van numero uno latinrocker Carlos Santana. De huidige single The widow is daarmee wel meteen het meest toegankelijke nummer van de plaat.

Op Frances The Mute gastbijdrages van John Frusciante en Flea (op trompet) van The Red Hot Chili Peppers. Er werd al gesuggereerd dat Universal van The Mars Volta geen drol zou verkopen. Ik kan het me levendig voorstellen. Voor de experimentele zielen onder ons zullen we maar zeggen.