Boeken / Non-fictie

De naakte waarheid

recensie: Hans Dorrestijn en Martin van Dijk - Het naakte bestaan

Verdriet, treurnis, echtscheiding en zelfmoord. Perfecte onderwerpen voor een komische avond met Hans Dorrestijn en Martin van Dijk. Hoe meer leed, hoe meer vreugd. Zwartkijker Dorrestijn en pianist Van Dijk komen na Cirkels terug met hun tweede programma, Het naakte bestaan.

~

Deze voorstelling is nog tot 13 mei in de theaters te zien, maar je kunt het programma nu al op dubbel-cd beluisteren. Een mooie gelegenheid om eens vanuit je luie stoel te genieten van andermans leed. Kun je ongegeneerd lachen om de zelfmoordpoging van Frits van Doorn of meezingen met een liedje over klittenband. Zaken waar je in het theater tussen wildvreemden toch minder snel toe geneigd bent.

Illusie?

In Het naakte bestaan zijn Dorrestijn en Van Dijk opgenomen in dezelfde kliniek. Ze proberen er het beste van te maken samen in dit gekkenhuis. Het is niet duidelijk of deze theatershow alleen in het hoofd van deze twee gekken bestaat of dat we mee mogen genieten met de voorbereiding op de bonte avond in het gesticht. Het feit blijft echter dat we meer dan anderhalf uur mee mogen genieten met de hersenspinsels van de twee heren op gebied van proza, poëzie en muziek.

Visueel

~

Het nadeel van een cd is het gemis van de visuele elementen van een show. Gelukkig ligt de nadruk bij Het naakte bestaan op de teksten en de muziek. Je hebt zelden het gevoel dat je iets mist, doordat je niet ziet wat er op het podium gebeurt. De enkele keer dat dit wel optreedt, ontvouwt zich toch al snel een beeld van de waarschijnlijke situatie voor je geestesoog. Hierdoor blijft ook op de cd het programma overeind staan.

Samen

Beroepspessimist Dorrestijn en muzikant Van Dijk hebben onafhankelijk van elkaar al veel roem verworven. Dorrestijn staat al sinds 1973 op de planken, heeft menig boek gepubliceerd en verschijnt regelmatig met zijn hoofd op tv. Van Dijk was o.a. muzikaal leider van Adèle Bloemendaal, Jenny Arean en Purper. Hun samenwerking is precies wat je ervan zou verwachten. De typische pianoklanken van Martin van Dijk ondersteunen de bizarre, quasi-droevige teksten van Hans Dorrestijn op ideale wijze. Het geheel is beduidend meer dan de som van de delen. Tekst en muziek completeren elkaar en stuwen elkaar op naar nieuwe hoogten. Het is echter niet allemaal rozengeur en maneschijn wat ze hier presteren. Misschien ook wel logisch gezien de setting van het stuk.

Toon

Soms doet Martin van Dijk me denken aan Herman Finkers, maar dan voornamelijk door zijn Drents gekleurde uitspraak. Inhoudelijk halen sommige nummers het niet bij diezelfde Finkers. Het lied Panda is daar een goed voorbeeld van. Het klinkt heel erg Finkers, maar mist de absurditeit. Het is eigenlijk maar een flauw antipanda-liedje, dat niemand zou missen als het niet in het programma had gezeten. Ook de zeevaardersgedichten die her en der door de voorstelling worden voorgedragen slaan de plank geheel mis. Aan de reactie van het publiek is ook duidelijk te merken dat ik niet de enige ben die zich met deze teksten geen raad weet.

Leuk

Maar daar tussendoor is het toch voornamelijk leuk vermaak wat de klok slaat. Hoewel hier en daar behoorlijk flauw, zijn er genoeg momenten waarop de negatieve gevoelens van de twee gestoorden je een grote grijns op je gezicht opleveren. Het levensloze Ede, de chauffeuse en de stijlvolle danspasjes van Dorrestijn laten je je eigen zorgen snel vergeten. Niets is mooier dan het verdriet van een ander. En wie kan dat beter tot uiting brengen dan Dorrestijn? Plaats daar dan ook nog eens de muzikale escapades van Van Dijk naast en je hebt een prima stuk entertainment.

Film / Films

Zonnebrillen, Hummers en forensische wetenschap

recensie: CSI: Miami: Seizoen één

Crime Scene Investigation (CSI) begon in 2001. Niemand geloofde dat een serie over science-nerds die de plaats delict onderzoeken voor hoge kijkcijfers kon zorgen. Maar niets bleek minder waar. Binnen korte tijd was de serie met William Peterson en Marg Helgenberger een doorslaand succes en dat heeft tot nu toe geleid tot twee spin-offs: CSI: Miami en CSI: New York. Het eerste seizoen van Miami is sinds kort op dvd verkrijgbaar, maar het is de vraag of deze serie aan het origineel kan tippen.

~

Horatio Caine (David Caruso, ooit bekend uit NYPD Blue) is een CSI met een verbazingwekkend klein hoofd (letterlijk) en een verbazingwekkend grote auto. In zijn Hummer rijdt hij door Miami op zoek naar de bad guys. Breekt er plots brand uit in een nachtclub? Binnen twee minuten komt Caine aanscheuren. En wanneer een gebouw volledig ontploft, vindt Horatio in het puin de gitaarsnaar waarmee de bom werd gebouwd. Niets is de roodharige CSI te gek: wat hebben een Oost-Europeaan, een stripper en een aap met elkaar gemeen? Vraag het Horatio en hij komt erachter. Hierbij wordt hij bijgestaan door zijn team, bestaande uit een mooie blondine uit Louisiana, een vrouwenversierende Cubaan, een zwijgzame jongen genaamd Speedle en een tegen lijken pratende lijkschouwer. En aan het eind van elke aflevering waait de wind en zet ‘H’ zijn zonnebril maar weer op.

Oneliners

Alles aan Miami is overdreven. De zaken, de apparatuur en de oneliners: het is allemaal net iets te ‘cool’. Zijn de personages uit de originele CSI nog enigszins dorky en daardoor juist sympathiek en grappig, het team dat de straten van Miami veilig maakt bestaat uit een stel schietgrage supercops. Vooral teamleider Horatio Caine kan er wat van: met zijn eeuwige zonnebril, spontane helderziendheid (vaak weet hij binnen een minuut wat er is gebeurd op de plaats delict) en teksten die volledig bestaan uit oneliners (‘THIS is not a suicide… THIS is a murder’) is het moeilijk de man serieus te nemen.

Overdreven

~

Echt meeleven met de CSI’s in Miami doe je dan ook niet, en dat is jammer. De serie lijkt in zijn geheel te draaien om de zaken, en die hangen vrijwel altijd van totaal bizarre toevalligheden aan elkaar. Bovendien wordt er gebruik gemaakt van iets te overdreven futuristische apparatuur. Het lijkt wel alsof de makers van Miami zich hebben blindgestaard op wat volgens hen van de originele CSI zo’n succes maakte: de forensische wetenschap en het oplossen van misdaden. Ze zijn daarbij helaas vergeten dat de kern van een goede serie toch vooral leuke, geloofwaardige personages zijn. En die zijn in Miami ver te zoeken.

Vogelvlucht

De extra’s op de dvd-box bestaan uit twee audiocommentaren, een ‘production of handling evidence’ en een rondleiding door het ‘autopsy theatre’ en het wapenlab. De laatste twee beloven op het eerste gezicht veel, maar stellen in werkelijkheid niet veel voor. De rondleidingen worden verzorgd door actrices Khandi Alexander (lijkschouwer Alexx Woods) en Emily Procter (wapendeskundige Calleigh Duquesne) en zijn op zich best interessant. Helaas duren beide slechts zo’n twee minuten en is het meer een vogelvlucht over de set dan een informatieve rondleiding.

Commentaar

Hetzelfde geldt voor de ‘production of handling evidence’, waarin aan de hand van scènes uitleg wordt gegeven over het verzamelen van bewijs. Die uitleg van technisch adviseur John Haynes voegt echter zeer weinig toe, aangezien in de serie zelf al veel informatie wordt gegeven en Haynes vrijwel alleen maar dingen vertelt die de kijker al weet. Tot slot geven regisseur David Grossman, schrijfster/producent Elizabeth Devine en adviseur Haynes commentaar en uitleg bij afleveringen Dispo Day en Freaks and Tweaks. Vergeleken met de overige extra’s zijn dit de meest interessante bonussen.

Dubbel betalen

CSI: Miami is een serie over zonnebrillen, Hummers en forensische wetenschap. Af en toe een aflevering kan vermakelijk zijn, maar het is verstandiger de serie gedoseerd toe te dienen, om overmatige irritatie aan met name hoofdpersoon Horatio Caine te voorkomen. Ondertussen doet de distributeur van de series zijn best zo veel mogelijk aan het succes over te houden: na de twee spin-offs en diverse computergames is elk seizoen van CSI en CSI: Miami ook nog eens opgedeeld in twee delen: aflevering 1-12 en 13-24. Wanneer je dus het gehele seizoen wilt hebben, moet je dubbel betalen. De originele CSI is dat nog wel waard, maar Miami blijkt na het zien van seizoen één weinig meer te zijn dan een goedkope spin-off.

Muziek / Album

Weemoed en vuigheid

recensie: Boris - Akuma no uta

Geloofwaardig blijven terwijl je snoeiharde beukrock melancholiek maakt èn terloops met een hoescover Nick Drake eert (of belachelijk maakt), daarvoor moet je van goeden huize komen. Met hun zelfverzekerde laatste album slaagt het Japanse trio Boris er wonderwel in.

~

Boris heeft enkele lawaaialbums uitgebracht, maar mag op kracht van een voorganger met de veelzeggende titel Amplifier Worship als rockband serieus genomen worden. Ook Akuma no uta (‘liederen van de duivel’) biedt kwaliteit. Het album opent met een ellenlange instrumentale track waar Earth jaloers op zou zijn: een stoner-riff die zo traag is dat het lijkt alsof de band in slow-motion speelt. Maar dan gooien de Japanners met Ibitsu het roer om: er volgt een up-tempo schreeuwnummer met gierende gitaren, beukende drums en een vuige gitaarriff. Die is echter net als de zang (afgezien van yeaaaa-kreten geheel in het Japans) nauwelijks herkenbaar, dankzij een absurd gruizige garagemix.

In het rood

Net als landgenoten Mainliner lijkt Boris even te geloven in het adagium dat harder gelijk staat aan beter- ook al betekent dat dat alle meters in het rood slaan. Op het slotnummer, dat weer begint met een slepende, overdonderend zware riff, wordt dezelfde truc gebruikt. Met succes, afhankelijk van je waardering voor zulke praktijken. Maar het onvoorspelbare trio neemt net zo lief gas terug voor een prachtig weemoedig instrumentaaltje (Naki kyoku) dat uitmondt in een meeslepende jam van tien minuten.

Speelplezier

Zulke afwisselingen maken het album interessant, maar de hoofdmoot van Akuma no uta is knalharde, punk-achtige rock, met heftige riffs, een eeuwig gierende solo-gitaar (soms zijn het er zelfs twee) en luid gebrul. Zingen kan bassist/vocalist Takeshi niet echt, maar net als de zanger van Electric Eel Shock, die andere beestachtig rockende Japanners, zet hij het zeer enthousiast op een schreeuwen. Boris weet het uiterste te halen uit een degelijke riff en een sologitaar, en steekt daarmee bands als Natas en Acrimony in hun oudere dagen naar de kroon. Het gruizige geluid, het speelplezier, de energieke drums en de jam-sfeer doen denken aan de glorietijden van de stonerrock: Boris mag zich meten met het allerbeste uit dat vergane tijdperk, en voegt er nog eens een flinke dosis variatie en eigenzinnigheid aan toe. Een vloeiend geheel vormt Akuma no uta daarmee misschien niet, maar een eigengereide en verrassende rockplaat wèl.

Film / Films

Bandai-held van de neurotische zelfbeklagers

recensie: Zebraman

De misdaad tiert welig in het Tokio van 2010. Maar vanaf de Afrikaanse steppen betreedt een zwart-wit gestreepte held het strijdperk: ZEBRAMAN! Met die woorden kondigde de Japanse televisie eind jaren zeventig een nieuwe kinderserie aan. Wegens teleurstellende kijkcijfers wordt Zebraman, over een crossmotor rijdende superheld, reeds na dertien afleveringen stopgezet. De held in het zwart en wit blijkt te weinig overtuigend. Maar zijn legende leeft door in de fantasie van schoolmeester Shin’ichi Ichikawa (Sho Aikawa). Tussen de mislukte opvoeding van zijn kinderen, de verkilde relatie met zijn vrouw en het lesgeven aan een onwillige derde klas is het werken aan zijn eigen Zebraman-kostuum het enige dat het leven nog de moeite waard maakt. Alleen met een kleine aan zijn rolstoel gekluisterde leerling deelt Ichikawa zijn fascinatie.

~

Als altijd staat regisseur Takashi Miike ook in Zebraman garant voor avondvullende krankzinnigheid. De gestoorde Dead or Alive-cyclus, het ver-(héél ver)-strekkende sadomasochisme in Audition en Ichi the Killer: de man is onnavolgbaar. Zebraman is een stuk minder gewelddadig maar even gek. Archetypische ‘groen slijm’ plantinvasies, sukkels worden superhelden en toeval en noodlot zijn ondergeschikt aan voorspellingen in oude, teruggevonden televisiescripts. Alles kan en mag.

Maatschappijkritiek

~

Niet voor niets begint de film met een citaat van filosoof Paul Feyerabend: “Anything goes”. Maar dit is niet alleen een verklaring voor de soms wat flauwe gekte in Takashi’s film; daar heeft de goede man geen schriftelijke motivatie voor nodig. Het citaat is een statement over de democratisering in wetenschap, de kunsten en de samenleving. En zo is ook Zebraman meer dan alleen een ‘krankzinnige’ film over superhelden. Er zit een duidelijke maatschappijkritische noot in over intolerantie en ongelijkheid. In het op status en rang gerichte Japan is het verschijnen van Zebraman voor Ichikawa en zijn gehandicapte vriendje dan ook ten dele een persoonlijke redding: vanaf dan tellen zij ook mee, ondanks dat ze niet geslaagd, zelfverzekerd of zelfredzaam zijn.

Eindeloze gesprekken

Naast de melige hoofdfilm staan er op de dvd verder nog een making of en een stuk of vijf, zes trailers en televisietrailers. Ook staat er een voortkabbelende sfeerimpressie op van de première van Zebraman op het Filmfestival van Rotterdam. Een paar enthousiaste festivalbezoekers mogen aan de zeer instabiele camera zeggen wat ze van de vertoning verwachten. (Dus als je in Rotterdam was, en in de filmzaal ondervraagd werd door Japanse journalisten: wie weet sta je erop!) En verder nog eindeloze gesprekken met regisseur Miike Takashi, hoofdrolspeler Sho Aikawa en het liefje van de held, Kyouka Suzuki. De drie kletsen ieder afzonderlijk van elkaar maar door en door over hoe dit de honderdste film is voor Aikawa, en waarom dit de honderdste film is voor Aikawa, en dat dit de honderdste film is voor Aikawa enzovoort enzovoort enzovoort. Misschien iets voor de Aikawa-liefhebber, maar voor de Takashi-fans een beetje teleurstellend, omdat de film, althans in ons land, toch gepresenteerd werd als Takashi’s nieuwste film (ik deed het zelf ook, trouwens; had u het door?).

Power Rangers

Ten slotte bevat de dvd nog een trailer van de televisieserie van Zebraman. Het grandioos stompzinnige filmpje roept vooral connotaties op met de eindeloze Power Rangers-series: mannen in schuimrubberpakken die met de beheersing van een peuter martial arts-achtige armbewegingen maken. Grappig, maar ik vind de film beter.

Kunst / Expo binnenland

Het boek is beter

recensie: Van Kirchner tot Kandinsky: Duits expressionisme uit Nederlandse musea, 1919-1964

Expressionisme is hot. Het afgelopen jaar recenseerden we al een aantal groeps- en solotentoonstellingen van kunstenaars die tot deze kunststroming uit de eerste helft twintigste eeuw worden gerekend. Het expressionisme behoort tegenwoordig tot het vaste tentoonstellingsbeleid van het Groninger Museum, dat nu de tentoonstelling Van Kirchner tot Kandinsky brengt, een overzicht van expressionistisch werk uit de collecties van Nederlandse musea.

Ernst Ludwig Kirchner, Nacktes Mädchen hinter Vorhang (Fränzi), 1910/1926. Olieverf op doek, 120 x 90 cm. Stedelijk Museum Amsterdam

Het expressionisme probeerde de beleefde indruk van de werkelijkheid weer te geven. Dit leidde tot werken met een schetsmatig uiterlijk en vaak felle, niet per sé kloppende kleuren die zorgden voor een dynamisch geheel. Zowel in Frankrijk als in Duitsland was het expressionisme een belangrijke kunststroming. In de tentoonstelling in het Groninger Museum wordt alleen het Duitse expressionisme belicht. De expositie sluit daarmee aan op het in oktober 2004 verschenen boek Duitse kunst in Nederland van Gregor Langfeld (Waanders Uitgevers Zwolle, ISBN 90-400-8998-1), waarover verderop in de recensie meer. Het Duitse expressionisme is globaal in te delen in twee kunstenaarsgroepen; Der Blaue Reiter en Die Brücke. Deze twee groepen vormen tezamen met het werk van ‘onafhankelijke’ kunstenaars de spil van de tentoonstelling.

Die Brücke, Der Blaue Reiter en anderen

Fysiek is binnen de tentoonstelling een scheiding zichtbaar: aan de ene kant van de u-vormige tentoonstellingsruimte is werk te zien van Die Brücke-kunstenaars, aan de andere kant zijn Der Blaue Reiter-kunstenaars vertegenwoordigd. In de tussenliggende zaal hangt werk van kunstenaars die niet aan een groep verbonden zijn. Het meest opmerkelijke aan de tentoonstelling is dat er niet chronologisch wordt gepresenteerd, maar op kunstenaar. Zo kan het zijn dat aan een muur kunstwerken hangen van Brücke-kunstenaar Karl Schmidt-Rottluff uit 1910, 1914 en 1947. Alleen in de twee ‘grafiekzalen’ hangen de werken door elkaar. Aan de belangrijkste exponent van iedere groep, bij Die Brücke is dat Ernst Ludwig Kirchner en bij Der Blaue Reiter Wassily Kandinsky, is een complete zaal gewijd.

Overbekend

Wassily Kandinsky, Groβe Studie, 1914. Olieverf op doek,100,5 x 79 cm. Museum Boijmans van Beuningen, Rotterdam

Doordat het werk in bruikleen is van verschillende Nederlandse musea zullen de topstukken de museumbezoeker erg bekend voorkomen. Nacktes Mädchen hinter Vorhang (Fränzi) van Ernst Ludwig Kirchner (1910/1926) en Große Studie van Wassily Kandinsy (1914) zijn prachtige en krachtige werken, maar inmiddels zo bekend dat je haast blind moet zijn mochten deze werken je in hun normale context zijn ontgaan. De minder bekende schilderijen zijn vaak van wat mindere kwaliteit; de grafiek is interessant, maar niet wereldschokkend. Dat alles zorgt er voor dat de tentoonstelling de echte kunstkenner niet veel nieuws brengt. Bij mij zorgde het ervoor dat ik voornamelijk naar de aankoopdata op de bordjes ging kijken, wat me bij het boek van Gregor Langfeld brengt.

Antipathie en solidariteit

Wat namelijk opvalt aan de tentoonstelling, is dat de Duitse kunst uit het interbellum (1918-1940) in deze periode bijna niet werd aangekocht door Nederlandse musea. Dit is dan ook een belangrijk deel van de onderzoeksvraag van het boek van Gregor Langfeld. Vrijwel alleen het Haags Gemeentemuseum deed voor de oorlog aankopen van Duitse kunstenaars. Dit aankoopbeleid werd vooral ingegeven door de conservator Knuttel. Tussen 1933 en 1945 bevonden de relaties met de Duitse avant-garde zich door het nationaal-socialisme op laag vuur. Pas in de periode na de Tweede Wereldoorlog nam bij andere musea, ondanks de antipathie tegen Duitsland, de interesse voor deze kunst toe. Verklaringen ziet Langfeld in een soort verlate solidariteit en Wiedergutmachung met anti-nazistische kunstenaars en in de tijdsgeest die gericht was tegen orde en discipline en waarin expressief werk daardoor goed paste. Het was in deze periode vooral directeur Sandberg van het Stedelijk Museum in Amsterdam die veel werk aankocht.

Kunstwereld

Duitse kunst in Nederland behandelt niet alleen het aankoopbeleid van de musea, maar de gehele receptie van Duitse kunst tussen 1919 en 1964. Ook andere aspecten, zoals kunstkritiek, tentoonstellingen en contacten tussen kunstenaars onderling komen uitgebreid aan bod. Dit voegt veel toe, want vooral bij kunstenaarsgroepen zoals de Onafhankelijken en De Ploeg was, in tegenstelling tot de musea, veel interesse voor Duitse experimentele kunst. Door deze brede belichting van het onderwerp ontstaat een heel compleet beeld van de verhoudingen tussen de beide buurlanden op het gebied van avant-gardistische kunst. Langfeld beperkt zich namelijk niet tot de expressionisten, maar kijkt ook naar Dada en eerdere en latere Duitse kunst. Het boek is een interessante aanvulling op de recent op gang gekomen stroom van studies naar kunstreceptie in Nederland, zoals de boeken over Sandberg en Groninger Museum-directeur De Gruijter, en daarmee een aanrader voor iedereen die interesse heeft in kunstwereld en museumbeleid. De lezer krijgt een goed inzicht in de aanvankelijke bekrompenheid van de Nederlandse kunstwereld die nu totaal niet meer opvalt als je naar de evenwichtige en kwalitatief hoogwaardige samenstelling van collecties van Duitse kunst in de Nederlandse musea kijkt.

Boeken / Achtergrond
special: Marc Kregting over de ontwikkelingen in uitgeversland

Paleisrevoluties in een hypocriet bestel

“Voor eigen rekening en risico boeken uitgeven is het mooiste wat in ons vak haalbaar is”, zei Bert de Groot, directeur van uitgeversconcern Veen, Bosch en Keuning vorige maand in de Volkskrant. Dat moeten zijn eigen mensen ook gedacht hebben. Directieleden Marij Bertram en Hendrik de Leeuw en redacteur Marie-Anne van Wijnen verlieten vorige week uitgeverijen Amstel en L.J. Veen, beide aangesloten bij VBK, om samen met o.a. mediamagnaat Derk Sauer de uitgeverij Nieuw Amsterdam op te richten. Daarnaast nam redacteur Van Wijnen niet alleen haar expertise mee, maar ook de belangrijkste auteurs uit het fonds van Veen. Grote namen als Rascha Peper, Karel Glastra van Loon en Mart Smeets volgden haar naar Nieuw Amsterdam.

~

Ook maart was geen rustige maand voor de zakelijke kant van de literaire wereld. Heleen van Royen stapte op bij uitgeverij Vassallucci. Bij de Foreign Media Groep mag zij voortaan haar enerverende proza uit gaan brengen onder een imprint die haar eigen naam draagt. “Megalomaan” noemde Vassallucci directeur Oscar van Gelderen dit in de pers, wellicht ook lichtelijk gepikeerd omdat Abdelkader Benali kort daarvoor zijn uitgeverij verliet. Laconiek voegde hij er aan toe vast snel “een nieuwe cashcow te vinden.”

Cash cows

In december verscheen van de hand van ex-Meulenhoff redacteur Marc Kregting het boek Zij zijn niet van Jeremia, waarin hij het proces van tekst via uitgeverij tot boekhandel volgt. Hij doet letterlijk een boekje open over soms dubieuze praktijken en belangenverstrengeling. Hij signaleert een situatie waarin de aandacht van de redacteur zich verlegt van diens primaire bezigheid, het redigeren van een manuscript, naar het circus om het boek heen. En niet te vergeten de recepties waarop hij zich dient te vertonen om zijn netwerk te onderhouden, zodat hij zo snel en zo goed mogelijk een nieuwe cash cow op de markt kan zetten.

~

Onder druk van het concern moeten redacteuren zoveel boeken leveren, dat zij soms gedwongen zijn met de natte vinger een selectie uit hun auteurs te maken. Vervolgens maken zij hier catalogi van, waar de inkopers van boekhandels hun keuze weer op baseren. Kortom, de inhoud staat niet meer voorop. “In mijn boek verzet ik me tegen deze hypocrisie. Iedereen doet maar zo deftig maar eigenlijk is het maar een platte, onverschillige boel,” zegt Kregting.
Toch zou hij de concernuitgevers niet commercieel willen noemen. “Als je commercieel bent ken je je product en wil je het zo goed mogelijk maken, en dat doen zij niet. En al zouden ze het willen, dan gaat het niet vanwege de bizarre kwantiteit. Het gros verdwijnt in de verpulpingsmachine. Men is alle macht over zijn eigen fonds verloren.”
Kregting is van mening dat kwaliteit niet langer de boventoon voert. “Het gaat nu vooral om dat knuffelgedoe en het mediacircus er omheen. Eind jaren tachtig heerste de optimistische gedachte dat alles groter moest. De uitgeverijen gaven daar gehoor aan en gaven hun zelfstandigheid op door in concerns te treden, wat uiteindelijk hun weg naar de afgrond betekende.”

Auteur centraal

Een van de reacties op deze tendensen vanuit de uitgeverswereld zelf is het oprichten van nieuwe uitgeverijen waarin steevast de auteur centraal heette te staan. Er werden al gauw parallellen getrokken tussen de oprichting van Nieuw Amsterdam en die van uitgeverij Augustus drie jaar geleden. Redacteur Tilly Hermans ging weg bij Meulenhoff om Augustus op te richten en ook zij nam een sleep lucratieve auteurs mee, zoals Nelleke Noordervliet, Adriaan van Dis en Marcel Möring. Ook bij Meulenhoff heerste ontevredenheid over de opgevoerde druk vanuit de concern-top.

“Het lijkt tegenwoordig alleen nog maar om het wegpikken van auteurs achter de rug van anderen om te gaan,” stelt Kregting. “Je zou de investeringen in auteurs als bedrijfskapitaal kunnen zien en dat is dan plots verdwenen. In de uitgeefbranche is dat blijkbaar geen probleem. In mijn boek vergelijk ik het met transfers in het betaalde voetbal. Daar kunnen spelers toch ook niet zomaar weglopen!”
Een kwestie van fatsoen? “Tsja, fatsoen. Dat klinkt zo van ‘vroeger was alles beter’. Fatsoen heeft eigenlijk in dit vak zijn betekenis verloren, hoewel menigeen er wel de mond vol van heeft,” aldus Kregting.

Aandacht

De oprichting van uitgeverij Nieuw Amsterdam noemt hij een “paleisrevolutie”. “Het gaat bij deze revoluties meer om de aandacht en een beperkt aantal bekende auteurs dat overstapt, dan om iets anders. Indertijd bij dat Meulenhoff-gedoe berichtten de media louter over lui die ze zelf tot beroemdheid hadden gepromoveerd en bijvoorbeeld niet over een dichter als Frans Budé, die toch al zo’n twintig jaar een bijzonder, zij het weinig opgemerkt oeuvre aan het scheppen was. Nu, bij Nieuw Amsterdam, zijn het wederom notoire kleppers die aan het woord komen, terwijl ik me dan afvraag wat er met iemand als Van der Graft gaat gebeuren, die sinds de jaren vijftig bezig is met heel eigen werk.”

~


Afsplitsingen met het doel iets beters te maken juicht Kregting alleen maar toe. “Ik ben voor kleinschalige uitgeverijen. Hoe kleiner, hoe beter. Hoe kleiner immers de organisatie, hoe groter de kans dat werknemers van elkaar weten wat ze doen en in gezamenlijkheid een doel kunnen nastreven: een goed product. Nieuw Amsterdam lijkt qua kapitaal net een concern.” De nieuwe uitgeverij geeft het idee de pretentie te hebben de zaak structureel te verbeteren. Of dat ook zo is moet natuurlijk nog blijken.

Tekst

Kregting is benieuwd hoe Nieuw Amsterdam zich zal ontwikkelen. Wel merkt hij op wat hem bij de bekendmaking van het initiatief opviel. “Het woord tekst heb ik nog niet horen vallen en er is nog met geen woord gerept over eerste motivaties. Tot nu toe overheerst de beeldvorming van de overgelopen auteurs en plannen met nieuwe media, kortom, dat wat zich rondom het boek afspeelt.” En dat is inderdaad frappant. Kregting: “Weet je wat pas revolutionair zou zijn? Een uitgeverij die bij oprichting verklaart ècht aandacht aan de teksten te gaan besteden.”

Theater / Voorstelling

Wanhoop, frustratie en verloren dromen

recensie: Dood van een Handelsreiziger (De Wetten van Kepler)

Frustratie is wat ik voel als ik zie hoe Willy Loman zich krampachtig vasthoudt aan zijn leventje. Het liefst wil ik hem door elkaar schudden om hem zijn ogen te openen, maar Willy en zijn familie willen de waarheid niet zien en spelen uit angst een rol om koste wat het kost de goede vrede te bewaren. Maar eigenlijk zijn ze vreemden voor elkaar.

~

Willy is een lieve vader van twee zoons van eind twintig. Nog steeds heeft hij onrealistische wensen voor hen, met name van de oudste zoon Biff heeft hij hoge verwachtingen. Willy is zo’n ouder die zijn dromen probeert te verwezenlijken door het leven van zijn kinderen. Hij houdt vast aan valse fantasieën en dwingt zijn zoons ongewild voor een leven te kiezen dat zij niet willen of kunnen leven. Uit de mijmeringen van deze man op zijn retour blijkt dat hij zelf ook een moeizame relatie had met zijn vader. Hij worstelt nog altijd met spoken uit zijn verleden. Biff lijdt door alle druk aan een minderwaardigheidscomplex en komt in opstand tegen de toch wel goede bedoelingen van zijn vader. In de ogen van de vader faalt Biff als hij kiest voor een leven zonder carrière, een leven die de man zelf ook heeft moeten leven. Hij hield lang de schijn op dat hij een fantastisch en geliefd zakenman was, maar in werkelijkheid is hij uitgerangeerd en wordt na velen jaren hard werken zonder pardon aan de kant gezet. Willy verliest steeds meer de grip op zijn leven en op zijn verstand.

Universeel en tijdloos

~

Wouter van Lierde speelt de gedesillusioneerde Willy voortreffelijk, maar de acteurs die de twee zoons neerzetten spelen hun rollen nog ietwat ingestudeerd. Bij de discodanspasjes zie je één van hen zelfs de stappen tellen. De bijrollen uit Dood van een Handelsreiziger zijn geschrapt, waardoor het verhaal meer gedestilleerd wordt en hierdoor benauwder en intense. Het is jammer dat dit bekende stuk van Arthur Miller voornamelijk een ouder publiek trekt. Deze kortere versie van een kleine anderhalf uur kan zeker ook jonge mensen aanspreken en raken. Het is immers een universeel en tijdloos thema.

Impressionistische filmschimmen

De vormgeving is ook mooi en intens door soberheid. Op de kale luiken van de ramen zien we impressionistische filmschimmen van verbeeldingen, dromen en herinneringen uit de verwarde geest van de handelsreiziger. Een weidse soundtrack versterkt het gevoel van verwarring. De muziek varieert van een gezongen kinderliedje en discobeats tot breekbare klassieke klanken. Muziek en beeld zijn perfect op elkaar aangepast door de vaste componist van het gezelschap, Wiebe Gotink, in samenwerking met filmmaker Marcel Prins.

Schitterend!

Theatergezelschap De Wetten van Kepler brengt dit bekende verhaal op een aangrijpende en intrigerende manier. Je voelt echt de wanhoop en de frustratie van de personages op het podium. Mensen die hun wensen en dromen maar niet kunnen verwezenlijken. Het is soms pijnlijk en tragisch om naar te kijken, maar soms ook heel mooi. Een man die achter mij zit bevestigt dit als hij op het moment dat de vader zijn zoon omhelst tegen het einde van de voorstelling opeens “schitterend!” uitroept.

Dood van een Handelsreiziger speelt nog tot en met 28 mei 2005.

Theater / Voorstelling

Stap eens een tijdmachine in

recensie: Nationale Toneel - Een Vriendendienst

Een strenge meesteres, een oude man, een moord en een badkuip. Zomaar wat ingrediënten uit de voorstelling Een vriendendienst. Dit stuk, dat in 1994 geschreven werd door Alan Ayckbourn (Slippers en De Kruistochten), is een bizarre mengeling van komedie en thriller. Het Nationale Toneel weet met de juiste acteurs en regisseur hier een aparte, doch erg geslaagde voorstelling van te maken.

~

Een vriendendienst speelt zich in verschillende jaartallen af. We beginnen in 2024, gaan dan naar 2004 en komen ook nog in 1984 en 2044 terecht. Phoebe, een prostituee in een zwartleren pakje, komt door een bekentenis van een zieke man erachter dat hij zijn twee vrouwen heeft laten vermoorden door zijn zakenpartner. Als ze in paniek de bezemkast van de hotelkamer in vlucht, blijkt dit een soort tijdmachine te zijn. Als ze de deur weer opent, is ze twintig jaar terug in de tijd.

Deuren

Er staan nogal wat deuren op het podium, die allemaal erg functioneel zijn. Met in het bijzonder de deur naar de ’tijdmachine’. Niet voor niets gaf Ayckbourn deze voorstelling de titel Communicating Doors mee, wat helaas niet naar het Nederlands vertaald is. Als je de voorstelling gezien hebt, dan snap je ook de betekenis van de Nederlandse titel wel, maar toch, die deuren die zijn wel belangrijk.

Psycho

~

Opvallend zijn de geluidseffecten tijdens de voorstelling, die soms een beetje filmisch aandoen. Uitstekend gekozen om hiermee een thrillerachtig effect te creëren, in de soms komische sfeer die er heerst. Het is hier net als in een film. Kijk bijvoorbeeld Jaws maar eens zonder geluid, en je zult merken dat het enge effect weg is en het je weinig doet. Maar met het geluid aan wordt wel het juiste effect bereikt; je voelt het onheil naderen. Zo ook in deze voorstelling, waarin tijdens een badscène nog een vette knipoog zit naar Hitchcocks Psycho. Dat kan dan ook weer in een komedie als deze.

Terug in de tijd

De sprongen in de tijd doen denken aan Back to the Future, om maar even in de films te blijven. Het is wel wat deze voorstelling zo leuk maakt. Deurtje open, deurtje dicht, en voila weer een andere tijd. Doel van Phoebe is de vrouwen die op het lijstje staan vermoord te worden, te behoeden voor hun noodlot. Maar probeer dat maar eens geloofwaardig te maken. Hilariteit alom, maar toch ook met een serieuze noot, want bedenk maar eens wat jij anders zou willen doen als je terug in de tijd kon gaan. Hoe zou je leven er dan uit zien en wat voor gevolgen heeft dat voor de toekomst? Zou je ingrijpen of niet?

Goed gespeeld

Regelmatig is er angst en paniek af te lezen van het gezicht van Phoebe, soms zet Pauline Greidanus (The Shape of Things, Huis en Tuin) dat net iets te heftig aan, maar overtuigen doet ze. Ook de andere acteurs laten zich hier van hun goede kant zien. Ze zijn erg goed op elkaar ingespeeld en weten zichzelf goed te houden in soms bizarre situaties. Iedereen speelt het spel met verve. Peter Bolhuis (Poker, Huis en Tuin) als de moordenaar die soms onverwacht opduikt, weet je rillingen te bezorgen met zijn blikken en tegelijk heeft hij ook iets grappigs over zich wat dan weer heerlijk relativerend werkt.

Spannend en leuk

Regisseur Ivar van Urk (The Shape of Things, Penetrator en Hurly Burly) heeft hier de touwtjes goed in handen. De vaart zit er behoorlijk in en de voorstelling blijft spannend en leuk tegelijk tot het laatste moment. Het enige minpuntje is misschien dat de verschillende jaartallen niet heel duidelijk zijn uitgewerkt, maar toch is het goed te volgen welk jaar er wordt bedoeld. Het is in ieder geval niet storend. De aandacht voor het decor en de licht- en geluidseffecten heeft ervoor gezorgd dat de voorstelling echt af is. Een trip in deze tijdmachine die Een vriendendienst heet is zeker aan te raden als je een vermakelijke, niet al te moeilijk avond tegemoet wilt zien.

Een vriendendienst toert nog tot en met 28 mei 2005.

Muziek / DVD

Brels ultieme afscheid

recensie: Jacques Brel - Les adieux a l'Olympia

2003 was het Brel-herdenkingsjaar: massaal herdachten we de ongeëvenaarde Vlaamse zanger die 25 jaar eerder overleed. In Nederland werden toneelstukken gemaakt – Jeroen Willems was erg succesvol met zijn Brel, de zoete oorlog – en hommages gebracht (Filip Jordens). Uiteraard werden er ook dvd’s uitgebracht, zoals tegenwoordig overal dvd’s van worden uitgebracht. Niet alles wat er op de plank lag is toen echter in de markt gezet: het Franse afscheidsconcert uit 1966, Les adieux a l’Olympia, is vanaf nu verkrijgbaar.

~

De populariteit van Brel was toen hij aankondigde te stoppen met optreden zo groot dat een enkel afscheidsoptreden niet volstond. Ruim acht maanden maakte de zanger een rondreis door Franstalig gebied. Het begon allemaal met ruim een maand aan optredens in de Parijse Olympia. Daarna volgde een enkel optreden in Brussel, gevolgd door een Marokkaanse tournee begon. In 1967 tourde Brel nog een maand lang door Québec, waarna eindelijk het echte afscheidsconcert volgde: 16 mei 1967 in Roubaix.

Springend en fladderend

De nu uitgebrachte dvd is samengesteld uit Parijse beelden: de opnames zijn gemaakt op 28 en 29 oktober 1966 in de Olympia. Dat beelden van twee avonden zijn samengevoegd tot één geheel leidt bij het kijken soms tot kleine ergernissen. Zo valt het op als er aan het eind van een lied wordt overgegaan op beelden van de andere avond: het nummer stopt iets te abrupt en het massale applaus is er te haastig overheen geplakt. Afgezien van die kleine foutjes zijn zowel beeld als geluid van hoge kwaliteit: nummers klinken helder alsof ze uit een studio komen en de camera’s hebben veel aandacht voor detail.

Kleine aap

~

Ik wist al dat Brel een man was van mimiek, gebaren en articulatie, maar op deze film blijkt wel heel duidelijk dat Brels populariteit op meer stoelt dan de mooie liedjes alleen. De correct in donker pak en met stropdas geklede zanger stort zich vol passie in ieder nummer en haalt alle trucs uit de kast: hij springt als een kleine aap en fladdert als een vogeltje dat niet kan vliegen. Hij zwaait met zijn armen en grote handen, articuleert schijnbaar overdreven met zijn grote lippen, waarachter even zulke grote tanden schuil gaan, om van zijn oren nog maar te zwijgen. Knap is Brel niet, maar charisma en aantrekkingskracht heeft hij des te meer.

Zwart-witte romantiek

De film toont binnen een uur in vijftien nummers een authentiek Brel-concert. De zanger staat in pak op een plankenvloer, met achter hem een zwaar gordijn waardoor hij is opgekomen. Enkel een ronde spot is op hem gericht; de rest van het podium is duister. Op de film blijkt pas aan het einde dat er een groots orkest achter Brel staat: de muziek had evenzogoed van band kunnen komen. De opnames zijn in zwart-wit, wat de romantiek van een ouderwets concert nog verhevigt, al bestond de kleurenfilm al ruim dertig jaar.

Amsterdam

Ne me Quitte Pas wordt niet gespeeld, maar verder komen prachtige klassiekers langs: Le Plat Pays, Les Bogots, Les Bobbons 67 en Madeleine. Mijn persoonlijke favoriet is Amsterdam, dat Brel intens zingt met gesloten ogen. Twee camerastandpunten wisselen elkaar af, waardoor Brel afwisselend en face en en profile in beeld verschijnt. Richting het einde van het nummer balt Brel de vuisten, zwaait hij met zijn lange armen en perst hij alles eruit. De Dijk, Acda en de Munnik en zelfs David Bowie kunnen het nummer nog zo mooi zingen, maar Amsterdam hoort echt bij Jacques Brel.

Missende ondertiteling

Naast dit concert staan er nog twee extraatjes op het schijfje: de eerste is een audio-interview, maar een ieder die geen Frans spreekt zal er weinig van begrijpen. Frans is de voertaal van de dvd (ook in het menu), en ondertiteling ontbreekt. De tweede is leuker: beelden van voorafgaand aan, tijdens en na het concert, waarin afwisselend Brel, Olympia en het publiek figureren. Dit deel van de dvd is losser dan de concertregistratie die vooral op de zingende Brel is gericht, maar is ook niet meer dan een grappige extra. Het concert blijft de erg prettige hoofdmoot van het geheel.

Kunst / Expo binnenland

Wisselvallig

recensie: Retrospectief Egon Schiele

Vaak is de eerste indruk van een kunstwerk onuitwisbaar. Het werk imponeert, raakt je of brengt in verwarring. Die eerste kennismaking is vaak nog goed in herinnering te roepen met allerlei randzaken, zoals bijvoorbeeld datgene wat je in het museumcafé at. De Oostenrijkse kunstenaar Egon Schiele (1890-1918) kwam ik op zo’n manier tegen in het Leopold-museum in Wenen. Het bijzondere vierkante gebouw, met een hoge vierkante hal in het midden, verborg Schiele op de bovenste verdieping. In mijn opschrijfboekje voegde ik de naam toe aan een rijtje kunstenaars die me al eerder in het museum waren opgevallen.

Zittend paar (Egon en Edith Schiele), 1915. Gouache en potlood op papier, 51,9 x 41,0 cm. Albertina, Wenen

Hoe prettig of bijzonder die eerste indruk ook is; ze is eenmalig. Volgens die gedachte is de kennismaking met de tentoonstelling in het Van Gogh museum (het eerste retrospectief van Schiele in Nederland) een kleine teleurstelling. Dat wat ik waardeerde in Wenen – de kleine gedachten in schetsen, indringende portetten, de verwarring in zijn gezicht, zijn treurige leven dat me aangreep – zie ik aanvankelijk niet terug. De indeling lijkt wat rommelig, varierend tussen thematisch en chronologisch, er lijkt niet echt een keuze te zijn gemaakt tussen de twee. Ook is op ongeveer elk muurtekst te lezen dat Schiele zich bezig houdt met seks, het onderbewuste, zelfportretten maakt, en dan vooral naakten, waardoor er weinig ruimte is voor andere ideeen over zijn kunst, of eigen ingevingen over het expressionisme van Schiele.

Ontwikkeling

Zelfportret met hand aan de wang, 1910. Krijt, aquarel en gouache op papier, 44,3 x 30,5 cm. Albertina, Wenen

Het interessantere deel van de tentoonstelling begint chronologisch tijdens zijn gevangenis periode. De werken bezitten iets dat wringt, de persoonlijke expressie staat voorop, maar Schiele is minder zoekende zoals in zijn eerdere werk. Op de tweede verdieping van het museum vervolgt de tentoonstelling met werken uit latere periodes, als je daar in Schieles vrij korte leven al van kunt spreken. De ontwikkeling die hij doormaakt is daardoor misschien juist des te indrukwekkender. Eén van de bijzondere werken in dit deel van de tentoonstelling is Zittend paar (1915). Hierop is Schiele afgebeeld met zijn vrouw. Zij houdt hem vast zoals Maria het lichaam van Jezus vasthoudt (de piëta), maar de innige omhelzing is ook eigentijds, toepasbaar op hun eigen relatie. Deze relatie is er één van veel dieptepunten en moeilijkheden. Behalve verwarring over de postitie – af te lezen van de gezichten – waarin ze zich bevonden, spreekt uit het beeld ook de wens om zich aan elkaar vast te klampen. Krampachtig, haast tegennatuurlijk.

Bijzondere combinatie

Gradual and Persistent Loss of Control. Fotograaf: Maurice Boyer

De combinatie die de dansen, gemaakt door dansgroep Krisztina de Châtel en performances van de International Performance Group onder leiding van Marina Abramoviæ maken met de werken van Schiele zijn erg bijzonder. De dansers geven de schilderijen een andere diepte. De werken op papier zijn omringd door flat screens met performances, live performances en een videoscherm met verschillende dansen. Deze werken zijn niet slechts een aanvulling, maar geven juist een verdieping van het werk van Schiele. Zo bijvoorbeeld de dansvoorstelling Gradual and Persistent Loss of Control, die is ontstaan uit een samenwerking van Krisztina de Châtel en Marina Abramoviæ. In een soort huidskleurige pakken bewegen de dansers soms synchroon, dan weer tegengesteld. Op de vloer van het museum staan een aantal glazen waar de dansers in bewegen (tegen de wand aan geslagen, verstopt in een kooi, die geen ruimte geeft aan de beweging die ze willen maken). Hun expressie wordt beperkt. De in kimono gestoken danseres is achtergebleven op de metalen vloer, waar de magneten van haar slippers op blijven kleven, terwijl op de achtergrond het pianospel steeds heftiger wordt.

Onderschat

Daar waar de dansers zich op de overgebleven vierkante centimeter moeten bewegen en op die manier een – in de traditie van Schiele – zeer lijfelijke uitdrukking van werk vormen, geven de tentoonstellingsmakers de bezoeker maar weinig ruimte. In de teksten op de muren wordt veelvuldig gerefereerd aan het beeld van de onbegrepen kunstenaar die niet paste in het burgerlijke Wenen van het begin van de 20e eeuw. Bij een kunstenaar die zo autonoom te werk gaat, lijkt de context des te belangrijker. Ook wordt naar min idee de vergelijking met Van Gogh opgedrongen (zoals bij de zonnebloemen). Wellicht zijn de tentoonstellingsmakers bang dat het werk van Schiele te onbekend is bij de Nederlandse bezoeker zodat er veel toelichting nodig is. Mogelijk onderschatten ze de bezoeker daarmee.

Elke dag zijn er doorlopend performances van de leden van de International Performace Group. Tweemaal per dag is er een choreografie van dansgroep Krisztina de Châtel te zien. Op vrijdagavond, 20.15 uur en zondagmiddag, 16.00 uur, wordt de gezamenlijke productie Gradual and Persistent Loss of Control getoond.