Theater / Reportage
special: Tweetakt 2018

Tweetakt: de enige goede reden om niet op een terrasje te zitten.

Na maanden Hollandse kou is de lente eindelijk begonnen. De terrasjes zitten vol, de zomerse jurkjes en shirtjes zijn terug, er wordt weer wat meer gelachen op straat. ‘Hè fijn, dit had ik even nodig,’ hoor ik een dame tegen haar vriendin zeggen. Je zou wel gek zijn als je met dit mooie weer een weekend lang het theater induikt, en toch zat ook de schouwburg vol. Tweetakt is in de stad, en is het enige excuus om niet in de zon te zitten. Twee dagen en een flinke portie jeugdtheater later bekroop me hetzelfde gevoel: fijn, dit had ik even nodig.

Theater Artemis – De onzichtbare man (4+)

Foto: Kurt Van der Elst

Want wat een eigenzinnige voorstellingen waren daar te zien, in het eerste Tweetakt-weekend. En wat een opluchting om weer eens in een zaal te zitten met kinderen die voluit reageren op een toneelstuk. De onzichtbare man, de nieuwste productie van Theater Artemis en regisseur Jetse Batelaan, speelt met de illusie van theater, en het geloven in die illusie. De titel zegt eigenlijk al genoeg: we maken kennis met theatertechnicus Johan (René van ’t Hof) en Rob, een acteur die door Johan wel gezien wordt, maar door ons niet. Om het allemaal nog ingewikkelder te maken, ziet Rob het publiek wel, maar Johan en acteurs Nimüe en Marijn blijven een lege zaal zien. Rob – ‘zittend’ bij de piano, aangegeven door een volgspot – vertelt ons wat we moeten doen om weer zichtbaar te worden. Er ontstaat een steeds complexer wordend spel tussen zichtbaar zijn en onzichtbaar zijn, waarin alles en iedereen wel ergens de dupe wordt: Johan, Nimüe, Marijn, een aantal spoken die het toneel betreden, en zelfs een zakje chips waar we alleen het gekraak van horen. Dat zakje wordt gehaald door een jongetje uit het publiek, die op verzoek van Rob schuchter het podium opkomt en de coulisse in wordt gestuurd. Ergens weten hij en de andere kinderen dat het allemaal nep is, en toch wordt er enthousiast gekletst met Johan en Rob. En dan betrap ik mezelf er ook op: ik zie geen volgspot bij de piano, maar stel me er een personage bij voor. De magie van theater in een notendop.

Ultima Vez & Seppe Baeyens – INVITED (10+)

Foto: Danny Willems

Seppe Baeyens doet met zijn voorstelling INVITED in principe hetzelfde als wat Jetse Batelaan met De Onzichtbare Man (en later met Voorstelling waarin hopelijk niets gebeurt) doet. Beide regisseurs grijpen terug naar de kern van wat theater kan betekenen. De Onzichtbare Man gaat over de ‘suspension of disbelief’ waar we in een voorstelling voor vallen. INVITED gaat nadrukkelijk over het publiek, en hoe dat publiek zich door theater even met elkaar verbonden kan voelen. We bevinden ons op het podium van de Douwe Egberts Zaal, en worden uitgenodigd om op een grote slang te zitten. De doorgewinterde theaterbezoeker voelt de bui al hangen: met die slang gaat iets gebeuren. Maar niet voordat de zaal donker wordt, en er een koorzang wordt ingezet. ‘Zijn mijn buren oprecht aan het meezingen, of horen ze bij de voorstelling?’ vraag ik me af. ‘En als ze zelf meezingen, mag ik dan ook?’ De koorzang laat het publiek voorzichtig deelnemen aan een groepsactiviteit, zonder dat ze door anderen gezien worden. Dan gaat het licht aan, en tillen we samen de slang op. Als we eenmaal de slang neerleggen, staan we in een kring en zien we hoe de performers – een groep met verschillende genders en etnische achtergronden, jong en minder jong, met of zonder verstandelijke beperking – één voor één mensen bij de hand nemen. Om ze te verplaatsen, maar uiteindelijk ook om met ze te dansen, te knuffelen of te rennen.

Ook ik ontsnap niet aan de dans en voor ik het weet ren ik fanatiek rondjes rond de zaal. Het duurt even voor ik doorkrijg dat INVITED net iets verder gaat dan gecontroleerde publieksparticipatie: uiteindelijk kunnen we ook zelf bepalen wat we in de cirkel doen. Dat vereist een strakke dramaturgie en performers die ondanks alle vrijheid de touwtjes in handen kunnen houden. En dat kan deze groep: met niet meer dan wat kleine handgebaren houden ze de performance op de rails. Een indrukwekkende prestatie van deze groep en van Baeyens, die het theater effectief aanwenden om een gevoel van saamhorigheid te smeden. INVITED is zo’n voorstelling waar je jezelf na afloop weer even op de aarde voor moet zetten. Je hebt iets beleefd dat je alleen in een theaterzaal kan beleven, en weer vervlogen is als je de zaal uitloopt.

Theater Artemis – Voorstelling waarin hopelijk niets gebeurt (8+)

Foto: Joep Lennarts

De zondag begint opnieuw met een voorstelling van Batelaan. Voorstelling waarin hopelijk niets gebeurt is een bekende titel – het origineel dateert uit 2005 – en richt zich op een andere basispremisse van theater: er moet iets zijn om naar te kijken. Net als De onzichtbare man zien we hier een fictief toneelstuk dat op het punt staat te beginnen, maar nooit begint. De acteur (René Geerlings) wordt namelijk van het podium geweerd door een beveiliger (Martin Hofstra), en moet verschillende trucjes verzinnen om toch zijn voorstelling aan te vangen. Eenmaal op het podium blijkt er een probleem te zijn met het ‘volgende moment’ (gespeeld door Hofstra): alleen het ‘vorige moment’ is beschikbaar, en zonder volgend moment geen voorstelling. Voor het jonge publiek om mij heen is deze voorstelling waarin niets en toch heel veel gebeurt, geen onverdeeld succes. Het jongetje achter mij kan niet wachten tot het voorbij is, terwijl de kinderen naast mij gefascineerd zitten te kijken. Best knap, hoe Batelaan een redelijk abstract en absurdistisch gegeven zo kan vertalen, dat het werkt als jeugdtheatervoorstelling. De voorstelling waarin niks gebeurt is natuurlijk een voorstelling waarin uiteindelijk heel veel gebeurt: van een schildpad aan een touwtje die maar niet op lijkt te komen, tot een herhalende speurtocht naar ‘het volgende moment’, tot een heuse processie van ‘momenten’ over het podium.

Abattoir Fermé & herpaleis – Bangerik (6+)

Foto: Kurt Van der Elst

Abattoir Fermé is met haar rauwe, groezelige esthetiek niet het meest voor de hand liggende gezelschap om een jeugdtheatervoorstelling te maken. Door horror als uitgangspunt te nemen, is er desondanks een interessante voorstelling ontstaan die trouw blijft aan de signatuur van het gezelschap. In Bangerik zien we hoe het gelijknamige hoofdpersonage omgaat met zijn angst voor de buitenwereld. Die buitenwereld is een grote horrorshow met griezelige varianten van volwassen figuren: een langbenige reuzenvader, twee hekserige tantes, een ‘rioolmeermin’ die zo uit het badputje getrokken wordt, en drie popachtige horrornonnen. En dan is er Annabellee, de love interest die er niet griezelig uitziet, maar toch het engst van allemaal is. De showsteler is Chiel van Berkel, die in de rol van Nonkel Vlees een muzikale waslijst van verschillende, onuitspreekbare, fobieën opsomt. Bangerik blijft vooral visueel een indrukwekkende voorstelling, maar wil niet echt landen. Een lange tijd bleef het me onduidelijk waar de voorstelling precies heen beweegt, waar de uitvergrote personages voor staan, en wat nu precies het grotere verhaal is dat verteld wordt. Zo blijft Bangerik meer een ritje door een spannend spookhuis, dan een helder verhaal.

Studio Orka – Inuk (7+)

Foto: Phile Deprez

Voor de laatste voorstelling van mijn Tweetaktavontuur verlaat ik de Stadsschouwburg en reis ik af naar Plan Einstein, een asielzoekerscentrum waar asielzoekers samenwonen- en werken met uit huis geplaatste jongeren. Studio Orka maakte hier de voorstelling Inuk, wat in de taal van de Inuits ‘echte mens’ betekent. We betreden een vervallen hotellobby, waar Carl, de eigenaar van het hotel, zit te schilderen en klusjesman Ivan met zijn charme en grapjes het publiek opwarmt. Even denk ik een nogal flauwe voorstelling te gaan zien, met karikaturale personages die weinig te maken hebben met de harde realiteit waar de kinderen van Plan Einstein mee te maken hebben. Al snel blijkt dat Inuk veel complexer en gelaagder is dan ik in de eerste minuten vermoedde. Carl en Ivan krijgen twee bezoekers te gast die beiden schuilen voor de storm. Het hotel is, net als het asielzoekerscentrum, een tijdelijke schuilplek. Als blijkt hoezeer de vier personages ontheemd zijn en verlangen naar een thuis, begint de voorstelling te schuren. Het pubermeisje Nina vertelt hoe ze van instituut naar instituut gaat, en niet meer bij haar moeder kan wonen. Als blijkt dat ook de hoteleigenaar haar niet wil hebben, en in de stromende regen buiten wil zetten, zet ze een dans in die zowel woede als hopeloosheid uitstraalt. Het komt binnen bij het publiek, die voor een deel uit de bewoners van het centrum bestaat. Naast me zitten twee jongetjes in een mij vreemde taal druk met elkaar te lachen en te gebaren over wat ze voor zich zagen gebeuren. Achter mij zie ik een groep meisjes gefascineerd kijken en filmpjes maken van de voorstelling. Echt ‘not done’, aldus een groep verontwaardigde theaterstudenten op weg naar huis. Het maakte me duidelijk dat er twee soorten toeschouwers in de zaal zat: de geoefende kijker die de ongeschreven regels van het theater kent, en kinderen voor wie theater nog een nieuwe ervaring is. De kinderen deden me denken aan de jongens en meisjes die de vorige dag nog met de onzichtbare man aan het kletsen waren. Leuker publiek kun je je eigenlijk niet wensen.

Tim Treffers in Japan
Muziek / Interview
special: Interview met Utrechtse muzikant Tim Treffers
Tim Treffers in Japan

Rijzende zon voor muzikanten: het verhaal van Tim Treffers

Van eigen beheer naar een groot platenlabel, op grote posters in platenzaken, volle zaaltjes met een divers publiek en een aanhang van fans die met elk optreden groeit. Geen Nederlandse perikelen, maar een avontuur dat de Utrechtse muzikant Tim Treffers overkwam. 8WEEKLY sprak met Tim over zijn muzikale reis door Japan.

De zogenaamde Blue-eyed Soul (ook wel White Soul) waarin Tim zich begeeft, heeft in Nederland geen groot platform om zich te profileren. Het nogal specifieke genre maakt hier weinig kans tegen de populariteit van de overheersende massamuziek uit de Top 40. Sommige muzikanten zoeken daarom hun heil in het buitenland.

“Ik heb me nooit echt gefocust op bekend worden in Japan, tot meerdere andere artiesten (onder andere Hans Dulfer en Wouter Hamel) vertelden dat het genre waarin wij muziek maken daar veel populairder is dan hier. Destijds had ik één Japanse volger die ik benaderd had en mij vervolgens een lijst van platenlabels stuurde. Ik heb ze allemaal gemaild en mijn eerste album meegestuurd. Eén nachtje slapen later had ik al een reactie van een label dat enthousiast was. Opeens was het een mogelijkheid en vanaf toen ging het allemaal heel snel.”

Het zou nog een tijdje duren voordat Tim de reis daadwerkelijk kon maken. Er moest nog gekeken worden of het album echt marktwaarde in Japan kon hebben. Een erg spannende periode van ruim een maand, maar toen was daar het verlossend antwoord: ze geloven in Tim! De reis naar Japan kon gepland worden.

Land vol verrassingen en mogelijkheden

Uiteindelijk vloog Tim januari jongstleden naar het land van de rijzende zon, maar niet voordat hier een jaar aan voorbereiding in Japan aan vooraf ging. Zijn album moest daar opnieuw uitgegeven worden bij het platenlabel en er moest goed promotie gemaakt worden. Eén van die voorbereidingen was het opnemen van een duet en videoclip in Utrecht met Mimlus Naito Akiko, een Japanse artiest waarmee hij samen een duotour zou gaan doen.

“Mijn eigen begeleidingsband uit Nederland meenemen was te duur, dus heb ik met haar band gespeeld, allemaal conservatoriumstudenten. Er was maar één moment om samen te oefenen. De dag erna begon de reeks optredens.” En dat terwijl de taal nog een behoorlijke barrière vormde. De band spreekt geen Engels en alles moest vertaald worden door Akiko of de Nederlandse tourmanager. Op muzikaal vlak was er wel direct een klik. “We hebben allebei steeds drie kwartier gespeeld, met ons duet als slotstuk. Opmerkelijk was dat het publiek erg divers was; we spreken beiden een andere doelgroep aan die bij onze optredens samenkwamen. De tienermeisjes die voornamelijk voor Akiko kwamen, heb ik ook voor mij gewonnen. Achteraf heb ik veel handen geschud en cadeautjes gekregen. Ik werd er verlegen van.”

 

Albums Tim Treffers

Grote zalen en taferelen met gillende fans bleven uit. Logisch volgens Tim, want Japanners zijn van nature heel nederig en beleefd. Hoewel de zalen iets kleiner waren dan verwacht, treden de grotere artiesten ook in dergelijke live-houses op. “Er is geen tussenmaat, waardoor de zalen snel vol zitten. Het is dat, of gelijk het Tokyo-dome voor zo’n 30.000 man.” Op straat werd Tim niet echt herkend, maar er was wel de artiestfactor. Bij een grote platenzaak hing hij groot op de posters, was er veel promotie van zijn muziek in de winkel en er werd een interview gedaan bij een radiozender in Tokyo. “Ik heb het gevoel dat ik belangrijk was en echt iets gedaan heb om daar aan bij te dragen. Daarbij heb ik veel nieuwe fans uit andere doelgroepen erbij. Zij kopen de platen en staan vooraan bij optredens.”

Geïnspireerd en gemotiveerd

Zijn reis naar Japan is een mooie springplank voor de toekomst. Er is nu een uitgewerkt verhaal, maar de muziek moet het gaan overnemen om het balletje te laten rollen. “Daar ben ik hard voor aan het werk. Er zijn regelmatig tegenslagen, maar je moet niet te snel opgeven. Dat zijn de momenten waarop je moet doorgaan. Elke muzikant loopt er tegenaan. Anderen zeggen: ‘Je hebt Japan, de rest heb je niet meer nodig’. Nederland wordt nu meer een uitdaging. Waarom niet?”

Het Japanse platenlabel gaat weer verder met promoten en Tim is in gesprek met contacten in Zuid-Korea voor een toekomstige tour in Azië. In Nederland gaat hij verder onder eigen beheer. “Mijn netwerk is nu groot genoeg om op door te bouwen en wordt steeds groter. Zolang er een stijgende lijn in zit, blijf ik er zelf in geloven en ga ik door!” Onlangs bracht Tim zijn tweede album Carnival of Life uit in zowel Nederland als Japan, opgenomen met top sessiemuzikanten. De recensies waren lovend. Toekomstplannen zijn er genoeg na het avontuur in Japan, ook voor nieuw materiaal. Tim is enorm gemotiveerd en ambitieus. Dat geeft nieuwe energie. Vanaf september gaat hij met zijn Nederlandse band touren. Houd deze blue-eyed boy in de gaten!

 

Boeken / Fictie

De wereld in scherven

recensie: Robert Musil - De man zonder eigenschappen

Een hoogtepunt in de wereldliteratuur: Robert Musils De man zonder eigenschappen, een vuistdik verslag van de ondergang van een keizerrijk en een vooroorlogse wereld. Nu opnieuw uitgegeven bij Meulenhoff.

Robert Musil had zijn tijd nodig: de laatste twintig jaar van zijn leven werkte hij aan De man zonder eigenschappen, schreef hij ruim dertienhonderd pagina’s vol en nog was de roman niet klaar. Tegen de tijd van zijn overlijden, in 1942, leefde Musil in armoede en was hij relatief onbekend. Wat een verschil met tegenwoordig: nu staat hij bekend als de auteur van misschien wel de beste roman over de ondergang van het Oostenrijks-Hongaarse rijk tijdens de Eerste Wereldoorlog.

Monomane schrijver

Musil heeft stevige concurrentie voor die titel, van onder meer Joseph Roths Radetzkymars, Stefan Zweigs De wereld van gisteren vanuit het Duitstalige deel van het oude keizerrijk, en Sándor Márais Gloed en Miklós Bánffy’s Transsylvanische trilogie vanuit het Hongaarse smaldeel. Musil is van deze auteurs ongetwijfeld de meest monomane. Zowel uit het schrijfproces als uit de roman zelf blijkt hij zich helemaal in de materie te hebben vastgebeten en dan vooral in de ideeën en de leefwereld van intellectuele mannen in de keizerlijke hoofdstad Wenen.

In de zomer van 1913 besluit Ulrich, de man zonder eigenschappen, zijn leven om te gooien. Hij neemt zitting in het comité dat het zeventigjarige jubileum van keizer Frans Jozef, in 1918, moet voorbereiden – een jubileum dat de keizer ook zonder de Eerste Wereldoorlog niet zou bereiken: hij overleed in 1916. Om Ulrich heen heeft Musil een grote verzameling aan opvallende personages geschapen, bijvoorbeeld de steenrijke en excentrieke magnaat Paul Arnheim. Daarnaast komt ook een keur aan echte figuren voorbij, zoals denkers, wetenschappers en filosofen.

Simpele vraag, ingewikkeld antwoord

Toch doet de plot er niet zozeer toe in De man zonder eigenschappen. Het is voornamelijk een roman vol ideeën, een filosofische roman. Hoewel er personages in voorkomen uit alle lagen van de bevolking, die het verhaal levendigheid geven, gaat het vooral om de discussies, de theorieën, de gesprekken. Wat is het leven? Dat is in feite de vraag waarop alles is terug te voeren.

Een simpele vraag, maar een ongelooflijk ingewikkeld antwoord. Of misschien is er niet eens een antwoord mogelijk. Musil kon zijn roman niet afmaken, en ergens klopt dat: Ulrich wikt en weegt, is niet het soort man dat snel een knoop doorhakt. Ook de modernistische inslag van de roman, die zich uit in dat fragmentarische, het onaffe, de scherpe randen, sluit mooi aan bij het onvoltooide karakter van de roman. Misschien is dat een erfenis van de Eerste Wereldoorlog: Europa lag in scherven, de literatuur volgde. Daarmee geeft De man zonder eigenschappen een prachtige blik op een verloren tijd.

Film / Films

Mens of superheldin

recensie: Thelma (dvd)

Een superheldenfilm voor een filmhuispubliek. Dat is Thelma, een Noors coming-of-age-drama over een meisje met bovennatuurlijke krachten.

Thelma begint met een huiveringwekkende flashback. Tijdens een jachtpartij richt een man de loop van zijn geweer niet op een hert in de verte maar op het hoofd van zijn dochtertje dat vlak bij hem staat. De trekker haalt hij niet over, maar het is meteen duidelijk dat het gelovige gezin waarin Thelma opgroeit maar moeilijk kan omgaan met haar onverklaarbare ‘duivelse’ krachten.

Epilepsie

We belanden in het nu. Thelma is het huis uit en studeert in de grote stad. Daar moet ze haar weg vinden op de universiteit en in het leven. Terwijl haar bezorgde ouders steeds bellen of het wel goed gaat, zet de onzekere Thelma de eerste stappen op het pad van zelfontplooing. Ze wordt verliefd op een medestudente.

En er gebeuren onverklaarbare dingen. Vogels vliegen in haar buurt spontaan tegen de ramen. In de bibliotheek krijgt ze een aanval die lijkt te wijzen op epilepsie. Een arts onderzoekt haar, maar kan geen afwijkingen vinden. Wel zijn er in haar medische dossier dingen te vinden die in het verleden zijn gebeurt en blijkbaar door haar zijn verdrongen.

Seks en geweld

Regisseur Jochim Trier gebruikt in Thelma een metafoor uit het horrorgenre; seks en liefde worden hier verbonden met ongecontroleerde krachten en geweld. Dat had makkelijk kunnen uitmonden in een Scandinavische versie van de Stephen King-film Carrie, maar Trier voert de spanning zo kalm en gesereerd op, dat Thelma verre blijft van de popcorngriezelfilm. Eerder is de film verwant aan Let the right one in, de Zweedse filmhuishit die een verhaal over groeipijnen combineerde met vampierhorror.

Helemaal geslaagd is Thelma niet. Daarvoor raakt het eerder aangezette mysterie in de tweede helft van de film te veel uit beeld. Wel boeiend blijft de poëtische toon en de zorgvuldig observerende, kale beeldvoering. Thelma blijft zo uiteindelijk toch meer mens dan superheldin.

De Drukte @ Paaspop 2018
Muziek / Reportage
special: Het festivalleven is goed in het Brabantse land!
De Drukte @ Paaspop 2018

Paaspop 2018: dé start van het festivalseizoen

Traditiegetrouw is Paaspop de opener van het Nederlandse festivalseizoen. Na de wintermaanden kunnen de festivalgangers, muziekliefhebbers en artiesten hun hart weer ophalen in de buitenlucht, ook al vinden alle optredens plaats in tenten. 8WEEKLY bezocht het festival op eerste paasdag. Een impressie van editie 2018 in een eierschalendop.

Na twee natte dagen is het omliggende terrein veranderd in een grote modderpoel. Auto’s zakken spontaan weg in het weiland van boer Anton en moeten met de trekker uit de modder getrokken worden. Gelukkig is de organisatie zoals gewoonlijk goed voorbereid. Juist omdat Paaspop vroeg in het jaar valt, wordt er rekening gehouden met de weersomstandigheden. De looppaden zijn verhard en alle tenten zijn voorzien van vlonders, waarmee de voeten gewoon droog blijven.

Brabantse gezelligheid

De organisatie heeft weer alles uit de kast getrokken voor een fantastische line-up. Zo waren op Goede Vrijdag headliners als BlØf, Kensington en DeWolff, gevolgd door Miss Montreal, The Wombats, Maan en Jett Rebel op de zaterdag. Vandaag zijn de tenten wederom afgeladen, met name voor volksheld Guus Meeuwis. Hoofdtent Apollo staat hier op een gegeven moment zo vol dat er van de organisatie niemand meer bij mag, terwijl de hele tent luidkeels mee lalt.Guus Meeuwis @ Paaspop 2018 Meer Brabantse gezelligheid is te vinden bij het podium Loco Royale met het Brabants Sterrenparade Gala later op de avond en de feestgangers worden nog gunstiger gestemd met Wipneus & Pim en de Vengaboys. Andere dikke headliners zijn Triggerfinger en Nothing But Thieves die hun eerste optredens van het festivalseizoen weer draaien en maar wat graag hun kunsten aan het publiek willen tonen.

Het festival biedt een gevarieerd programma, waarin de meeste tenten soortgelijke muziek gespeeld of gedraaid wordt. Colin Benders vinden we met zijn modulaire synthesizer tussen andere electro-acts in de Stardusttent, terwijl de coverbands van Guns ’N Roses, Led Zeppelin en Fleetwood Mac rocken bij Thunderbolt en de Thunder Alley. Tot slot biedt podium Phoenix een plek voor diverse acts met daarbij de afrobeat van Jungle By Night, Singer-songwriter James TW en heavy metal van Black Label Society.

Voor de hele familie

Even geen muziek naar jouw smaak? Geen probleem; op Paaspop zijn genoeg andere dingen te doen! Naast muziek is er een theater met stand-up comedy en cabaret, en is er op het terrein divers ander vermaak te vinden. Voor wie even iets ander wil, is er de rollerdisco of de minigolf. Op een draaiende plaat is er de gelegenheid om een uitdagend potje Twister te spelen (hoewel dat later op de dag wel onmogelijk gemaakt wordt door het vertier van kinderen en in de avond door aangeschoten lui met een slappe lach). Voor wat extra beweging is er een silent disco met opdrachten, wat een hilarisch aanzicht is. Bijtanken kan bij het café voor speciaal bier, de diverse eettenten en de vele foodtrucks die op het terrein gestald staan, zelfs indoor bij een aantal podia zoals de Restolounge waar nog verschillende coverbands spelen.

Fantastische start

Ondanks het onstuimige weer is de sfeer er niet minder om. Vanwege de opzet van het festival in behaaglijke tenten en de gevarieerde line-up is de gezelligheid niet weg te slaan van het terrein. Men rookt er ook op los in de tenten, hoewel overal staat aangegeven dat het niet mag. Vrij weinig mensen lijken zich daaraan te storen. De beruchte camping hebben we niet gecheckt, maar als zelfs mensen uit de omgeving er blijven slapen zal het feest ongetwijfeld net zo groot zijn geweest. Een fantastische start van het festivalseizoen.

 

Campert_recensie
Boeken / Poezie

De laatste worsteling

recensie: Open ogen - Remco Campert
Campert_recensie

De oude meester is gestopt met schrijven, zo werd onlangs bekendgemaakt. Remco Campert (1929) houdt het voor gezien. Met de bundel Open ogen levert hij zijn nieuwste gedichten af ‘voor het laatst en voorgoed’. Niet echt een glorieus afscheid.

Het expressieve beeld op de voorzijde van Open ogen is een nogal dramatisch zelfportret van de dichter. Alsof hij zijn eigen verwarring heeft willen vormgeven. Een verwarring die begrijpelijk is als je op je 88ste, nog geheel bij de pinken, een punt moet zetten achter je schrijversleven omdat het lichaam niet meer wil. Of de geest oververmoeid is. De broosheid van Campert is de laatste jaren meer en meer zichtbaar geworden, terwijl zijn pen als vanouds de boventoon bleef voeren. ‘Aan woorden geen gebrek’, schrijft hij nog optimistisch in deze bundel.

Morele aanklacht

Die woorden zijn in Open ogen een opvallende verbintenis aangegaan met de waan van de dag. Campert heeft besloten in zijn laatste gedichten de boze buitenwereld toe te laten. De bekende thema’s tijd, ouderdom, dood en schrijven worden wat ongemakkelijk afgewisseld door een vlaag achtuurjournaal-werkelijkheid die de lezer met een lichte schok in het heden doet belanden. Een effect dat de dichter bewust heeft opgezocht. De vraag is echter of zijn poëzie door deze in taal gevatte verontwaardiging niet aan kracht en schoonheid heeft moeten inleveren.

Notitie

Ik zag een jongetje zitten
verwezen op een stoeltje
bedekt met bloed
en asgrauw puinstof
onder een huis weggehaald
met bommen bestookt
door Assads moordenaarstroep

dit gedicht helpt hem niet
maar het is genoteerd

Het schrijnende beeld van dat gewonde jongetje is door iedereen gezien in de internationale media, de iconische waarde ervan is in het algemene geheugen opgeslagen. De boosdoener met naam benoemen is een opvallend zwaktebod, een voor Campert ongebruikelijke ingeving die de letterlijke beschrijving van de situatie alleen nog maar overbodiger maakt. ‘Show don’t tell’ is ook in de poëzie een belangrijk uitgangspunt, dat weet de dichter als geen ander. In zijn beschrijvende stijl, een met mijmeringen doorspekte gedachtewereld, was altijd plaats ingeruimd voor een dichterlijke werkelijkheid, maar het noemen van man en paard is zelfs voor Campert een ongewone actie.

Heeft de dichter zich voorgenomen om in zijn laatste gedichten de wereld te wijzen op de gruwelijkheden die we elkaar aandoen? Een opgeheven vingertje dat ons waarschuwend de les leest? Het leidt tot een vorm van theatraal effectbejag dat vrijwel nooit in Camperts oeuvre is opgedoken. Het tegenover elkaar plaatsen van feit en poëzie heeft altijd op een uiterst subtiele wijze zijn vormgeving bepaald, maar regels als ‘bommengordels aangegord/ bliezen de baarden zich rechtvaardig op/ puur en genadeloos in hun jacht op maagden’ lijken meer op een morele aanklacht dan op een poëtische weergave van een gedachtegang.

Zelfgekozen gevangenis

De gewelddadige actualiteit wordt gelukkig ook afgewisseld met de betrokken en speelse Campertiaanse ingetogenheid. De tijd wordt steeds beperkter en de dichter trekt zich terug in zijn persoonlijke wereld. Fraaie zinnen met een beeldende inhoud: ‘dans met de regels dikbuikig van woorden/ de oude foxtrot bezaai sterren met letters/ maar vergeet niet de vorm te vergeten/ zelfgekozen gevangenis/ open die kooi voor het laatst en voorgoed’. De vorm is zeker niet vergeten in Open ogen en de zelfgekozen gevangenis van de dichter wordt andermaal opengegooid. Zijn aandrang de realiteit te verwoorden staat in dienst van zijn eigen eindigheid (‘de dood is het uiteindelijke/ allesomvattende gedicht’) maar de liefde zal altijd overwinnen.

Mooie dag

Het is zo’n mooie dag
zon schildert de bomen in de straat
en door de ramen heen mijn gelaat
vogels tekenen de lucht
het vliegtuig zet wollige strepen
tovert de hemel tevoorschijn
mijn geliefde fluistert zoete woorden
op aarde zingt het gerucht
van beoogde vrede

De Nationale Opera
Muziek / Concert

Van Monteverdi tot Landi

recensie: Stefano Landi -‘La morte d'Orfeo’
De Nationale Opera

Stefano Landi, (1587 – 1639), Italiaanse kapelmeester en zanger, schreef  de opera La morte d’Orfeo als vervolg op Monteverdi’s opera L’Orfeo. Pierre Audi, die dertig jaar geleden als regisseur in Amsterdam begon met een Monteverdi-cyclus, zet zijn laatste regie op het programma van het Opera Forwards Festival. Zo maakt hij de cirkel van ‘de oertijd van de opera’ als directeur van De Nationale Opera rond.

Poging

Landi’s tragikomische stuk uit 1619 dat vandaag de dag als een schakel in de ontwikkeling van het genre gezien wordt, gaat net als het pionierswerk van Monteverdi over de lotgevallen van de mythische zanger Orpheus – maar Landi gaat door waar Monteverdi’s opera ophoudt. De muziek van Landi is vlak in het begin, er zitten weinig contrasten in en de spirituele context ontbreekt. De emoties van verdriet, liefde en genoegens zijn niet van elkaar te onderscheiden, vele vragen blijven open, maar dankzij Audi’s regie, die met  eerst een zwart, en dan zwart-wit decor (denk Escher) de pijn en het verlies een polariserende achtergrond geeft, wordt de luisteraar afgeleid en zit niet op de antwoorden te wachten. Audi’s ambitie om de vier decennia tussen toen en nu met zijn realistische muziektheater te overbruggen, blijft bij een poging.

Semideo

Landi’s Orfeo nodigt allemaal mannelijke gasten op zijn verjaardag uit, behalve de wijngod Bacco. Natuurlijk komt Bacco er snel achter, is woedend en zoekt wraak: hij stuurt zijn wilde wijven de Maenaden op Orfeo af. Ze spelen met hem en scheuren zijn lichaam in stukken. Dat de Maenaden niet door de zang van Orfeo te vermurwen waren en hoe woest ze hem gedood hebben, horen we van Fileno die het wrede ritueel aan Calliope, moeder van Orfeo, vertelt. In de volgende scene verschijnt Orfeo’s ziel in de onderwereld Hades. Hoopvol zoekt hij naar zijn geliefde Euridice en wil hij zich nog steeds met haar verenigen, maar ze lacht hem uit. Ze herkent hem niet meer nadat ze het water van de rivier der vergetelheid gedronken heeft. Zodra Orfeo ook van het rivierwater drinkt, is zijn smart op slag verdwenen. De goden ontfermen zich over hem, sturen Mercurio om hem naar de hemel te halen en benoemen  hem tot semideo (halfgod). De karikaturale Orfeo schittert nu in een zilveren pak als een discobal aan het eeuwige firmament. Als er een gouden doornenkroon op zijn hoofd wordt gelegd, ontkom je er niet aan te denken aan Jezus en zijn lijdensweg.

Personages

Negen zangers vertolkten eenentwintig rollen en wisselden voortdurend van kostuums en karakters, slechts Orfeo, tenor Juan Francisco Gatell, zong een enkele rol, waarmee hij een weinig genuanceerd personage neerzette. Renato Dolcini daarentegen overtuigde met zijn wendbare bariton als Fato en Fileno, evenals de heerlijk vileine countertenor Kacper Szelążek als Bacco en de wat meer ingetogen Mercurio. De schitterende Poolse alt Magdalena Pluta zong en acteerde met veel souplesse niet alleen een van de drie Maenaden, maar vertolkte ook  Calliope  – de rouwende moeder met een prachtige, ronde frasering in de donkere registers. Ook de zanglijnen van de bas Salvo Vitale amuseerden als hij Furore of de lallende veerman Caronte met veel dynamiek inkleurde.

Verwachting

De tekstexpressie wordt door enigszins monotone orkestmuziek begeleid. Onder leiding van Christophe Rousset , die tijdens de voorstelling ook nog klavecimbel speelt, hebben de dertien musici van Les Talens Lyriques, die het Amsterdamse publiek van vde Händel en Monteverdi opera’s bij DNO kent, soms moeite met de overdadige koorzang. Het ligt meer aan Landi zelf dan aan de kwaliteit van het ensemble.

Al met al een barok schouwspel zonder hoogtepunt en zonder diepere laag, dat zelfs Pierre Audi niet naar een hoger plan wist te tillen. De laatste productie van deze regisseur vervulde helaas niet de verwachtingen.

 

© Pixabay.com
Boeken / Non-fictie

Een tijdje zoet met dit boek

recensie: Simon Garfield – Tijdwachters
© Pixabay.com

Wat een boeiend fenomeen is tijd toch: voor de Oerknal bestond het niet eens, iets wat wij ons onmogelijk kunnen voorstellen. Hoog in de lucht en op de top van de Mount Everest loopt die iets trager dan op aarde. En in de Middeleeuwen stond men er niet bij stil – men leefde op het ritme van dag en nacht, klaar. Over het fenomeen ’tijd’ heeft Simon Garfield nu het bijzonder vermakelijke Tijdwachters geschreven.

Simon Garfield heeft een handje weg van boeiende onderwerpen. Hij schreef eerder al boeken over de verschillende lettertypes, over de kunst van het brieven schrijven en over de manier waarop de wereld door de geschiedenis heen in kaart werd gebracht. En nu gaat hij dus aan de slag met tijd: letterlijk een ongrijpbaar onderwerp, maar waar zoveel over te vertellen valt. Het feit dat Simon Garfield dat doet in de heerlijke traditie van vertellers als Bill Bryson en Tom Holland – luchtig, speels, maar nooit minder dan informatief – is een ongelooflijke troef. Dit boek speelt letterlijk met tijd.

Fastfood

Garfield vertrekt vanuit een intrigerende vaststelling: het feit dat wij moderne mensen mateloos gefascineerd zijn door tijd. Daar waar vroeger een akker moest worden gerooid (een vastomlijnde opdracht) denken we nu enkel in deadlines en tijdsdruk: voeding wordt in termen van tijd gelabeld (fastfood versus slow food), we checken constant het internet om te kijken of onze trein of ons vliegtuig vertraging zal hebben, we winden ons op wanneer onze sms na één minuut nog niet wordt beantwoord.
Kortom, ons leven staat in elk opzicht in functie van de tijd. Gelukkig trapt Garfield niet in de val om ons een – komt-ie – chronologisch overzicht te geven van hoe onze obsessie met tijd ontstond en evolueerde, maar serveert hij ons een amalgaam van persoonlijke herinneringen, historische anekdotes en merkwaardige vaststellingen. Zoals het feit dat uitvindingen als de trein en de lopende band onze kijk op tijd fundamenteel hebben gewijzigd, omdat het opeens iets tastbaars werd. Of dat een iets snellere uitvoering van de Negende van Beethoven een volstrekt ander effect heeft dan een iets tragere versie. En dat we niet weten hoe snel Beethoven ze precies heeft bedoeld.

Napalm

Heel frappant is de passage waarbij Garfield uitgebreid stilstaat bij de wereldberoemde foto van het napalm-meisje. Hoe één fractie van een seconde een tijdloos beeld opleverde. Hoe het inzenden van het beeld naar de kranten een race tegen de tijd was, aangezien het via radiogolven verzenden van foto’s in de jaren zestig een proces was dat urenlang kon duren.
Dat geeft het boek zijn grote meerwaarde: het draait niet alleen om tijd, aangezien het fenomeen wordt verweven met grotere verhalen. Bijvoorbeeld over sporters die een wereldrecord neerzetten, of hoe het horloge een product van massaconsumptie werd – iedereen draagt vandaag een horloge, maar waarom precies, daar staat niemand nog bij stil.

1 biljoen dollar

Met veel humor en anekdotiek leidt Garfield ons door de ongemeen boeiende wereld van de tijd. En net als in zoveel andere boeken die eindigen met een blik op de toekomst, oogt die weinig rooskleurig. Heel terecht stipt Garfield aan dat de uitspraak ‘tijd is geld’ van Benjamin Franklin nooit méér waar was, waarbij hij het voorbeeld aanhaalt van het beursmoment 14u40 (6 mei 2010), toen in één ogenblik 1 biljoen dollar verdampte. En omdat het niet anders kan, geeft hij de boodschap mee om toch af en toe uit die ellendige rat race te stappen en ons niet meer op te jagen over een trein met vertraging. We zijn hier maar een ogenblik, dus moeten we die tijd ten volle benutten. Bijvoorbeeld door Tijdwachters te lezen.

Boeken / Non-fictie

Een zwart gat voor de mensheid

recensie: Stephen Hawking – Zwarte Gaten

Op 14 maart 2018 verloor de mensheid één van de briljantste geesten die ze ooit heeft gekend. Des te indrukwekkender was dit alles omdat die briljante geest gekooid zat in een aftakelend lichaam. Maar dat weerhield Stephen Hawking er niet van om heel ver en diep in het universum te reizen – tot aan de zwarte gaten toe – en erover te schrijven.

Het zou oneerlijk zijn om het boekje Zwarte Gaten, dat in 2016 verscheen, te vergelijken met Hawkings wereldberoemde bestseller Een Korte Geschiedenis van de Tijd: dat was een populairwetenschappelijk werk waar de auteur jarenlang aan schaafde, om de complexe onderwerpen toch maar enigszins bevattelijk (én vermakelijk) te maken voor een breed publiek. Zwarte Gaten is de bundeling of bewerking van twee BBC Reith Lectures-lezingen die Stephen Hawking gaf omtrent dit onderwerp dat hem mateloos fascineerde. Echt prettig leesvoer is het dus niet, ook omdat het niet zo bedoeld was.

Waarnemingshorizon

Maar wat het uiteraard vooral tot een taaie brok maakt, is het onderwerp: zwarte gaten zijn zo buitengewoon complex en mysterieus – niet in het minst omdat ze door hun neiging alle licht op te slokken zo goed als niet te bestuderen zijn – dat het de wetenschappelijke terminologie eromheen ongelooflijk hermetisch maakt. Dat maakt van dit, met zijn 69 pagina’s en paarse kaft heel onschuldig ogende boekje,  een kolossaal zware leeservaring – toiletlectuur it ain’t. Ook de verschillende, heldere illustraties die in het boekje werden verwerkt, helpen niet echt: als leek weet je gewoon niet naar wat je aan het kijken bent. Wellicht is Zwarte Gaten voor een student fysica of een amateurastronoom aangename en ontspannen lectuur, maar voor een alpha-mannetje als ondergetekende duizelt het bij termen als ‘quantumzwaartekracht’, ‘ruimte- en tijdvertalingen’, ‘naakte singulariteiten’, ‘waarnemingshorizon’ en ‘snaartheorie’. Er is weliswaar Hawkings kenmerkende humor – “Wanneer je je in een zwart gat bevindt, panikeer dan niet, want er is wel degelijk een uitweg” – maar dat is magere troost wanneer je er voor de rest weinig van begrijpt.

Happy few

De eerste conclusie is dan ook frustrerend: Stephen Hawking gaat ervan uit dat, als we erin slagen om zwarte gaten te begrijpen, we meteen ook de sleutel in handen hebben om alle geheimen van het heelal te kunnen ontrafelen. Helaas is het, na lectuur van dit boekje, maar al te duidelijk dat we dat ontrafelen maar beter aan de happy few kunnen overlaten. De tweede conclusie is er één van rabiate bewondering. Stephen Hawking had in zijn hele lichaam nog maar controle over één (kaak)spier, die hij onvermoeibaar inzet om zijn geniale theorieën op papier te zetten. Daar kan je alleen maar heel diep voor buigen – zeker als je weet dat hij tot tien minuten nodig had om één zin te formuleren – en vervolgens even stilstaan bij de vraag: doe ik eigenlijk wel genoeg met de tijd die mij gegeven is? En zo stemt Zwarte Gaten alsnog tot nadenken. Rust in vrede, meneer Hawking, je was een echte ster.

Boeken / Poezie

Zwart-zijn als canvas

recensie: Simone Atangana Bekono - hoe de eerste vonken zichtbaar waren

In 2016 studeerde Simone Atangana Bekono af aan de Arnhemse hogeschool ArtEZ. Haar afstudeerproject is nu bij Lebowski uitgegeven als een onevenwichtige, hoopvol stemmende dichtbundel.

‘Je mag niets zwarts denken, die afslag niet nemen met je brein / ik denk duizend keer per dag aan zwart en probeer het woord / uit mij te trekken,’ begint het zesde gedicht in Simone Atangana Bekono’s debuutbundel hoe de eerste vonken zichtbaar waren. Denk ergens niet aan en geen enkel ander beeld zal je geestesoog vullen. Zwart-zijn is een van de thema’s van deze bundel of misschien moet je zeggen: het canvas waartegen andere thema’s betekenis en diepte krijgen, ‘een deur die nergens toe leidt maar wel, werkelijk, constant, opengaat’.

Sterke beelden

Deze bundel, die bestaat uit een serie van negen gedichten, onderbroken door twee brieven aan ‘Kipje’, gaat over empathie en verantwoordelijkheid, apathie en door-willen-gaan. ‘Het kon me heel veel schelen dat me reduceerde tot een stereotype,’ schrijf ze in een brief over een jongen die haar het n-woord noemde, ‘maar het kon me ook heel veel schelen dat er regenwater van het afdakje in mijn wijn viel, en met dat laatste kon ik een stuk beter omgaan.’ Over het water wordt ze onmiddellijk kwaad; pas ’s avonds in bed voelt ze woede over het racisme en fantaseert ze over het gooien van een steen naar de auto waarin de jongen zat.

Sterke beelden en een zelfverzekerde stem kenmerken de eerste zes gedichten in hoe de eerste vonken zichtbaar waren. ‘elke vorm van zelfhaat is complex en individueel / alle zwarte mensen bestaan niet,’ staat er in het vierde gedicht. Die laatste zin keert als een refrein telkens terug, als een pleidooi voor het individuele en de aandachtige blik. Deze gedichten zijn complex, scherp en suggestief in de positieve zin van het woord. Gelaagd.

Logge brieven

Vergeleken met deze eerste afdeling hebben de brieven en de drie laatste gedichten veel woorden nodig, terwijl de beelden tegelijkertijd moeite hebben om van de grond te komen. In de gedichten staan verwijzingen naar Rumi, James Baldwin en Circe en ze bevatten ook veel (water)spiegels. Wat er gebeurt, is zowel te duidelijk als niet duidelijk genoeg.

De brieven, die beide gaan over leed en meevoelen met andermans leed, lijden ook onder het teveel aan woorden. Ze zijn daardoor niet zo elegant, juist wat log en bijgevolg in een literaire context minder interessant. Over een kunstopdracht van een vriend: ‘Het ging om het “falen”, het accepteren van je eigen onbekwaamheden, zoiets.’ Zoiets: niet het meest poëtische woord van de Nederlandse taal. Maar als deze bundel Bekono’s vonken zijn, wacht ik graag op het vuur.