Boeken / Fictie

Ziek van literatuur

recensie: Enrique Vila-Matas - De waan van Montano

De onder de gewraakte term ‘het postmodernisme’ schuilgaande culturele en sociale ideeën hebben een belangrijke bijdrage geleverd aan de literatuur. Een van de mindere effecten ervan was echter dat de literatuur zich steeds minder ging bezighouden met het scheppen van concrete menselijke situaties en zich steeds meer ging wijden aan de reflectie op de eigen methoden en uitgangspunten, een fenomeen dat ook wel metafictionaliteit genoemd wordt. Hoewel velen deze ontwikkeling hebben toegejuicht en er ook zeker positieve kanten aan zitten, bewijst De waan van Montano van de Spaanse schrijver Enrique Vila-Matas maar weer eens dat een interessante verhandeling over literatuur nog niet per se een goede roman oplevert.

~

De waan van Montano, de titel zegt het al, gaat over een ziekte. Hoofdpersoon Girondo is op een dwangmatige wijze bezeten van literatuur. Hoewel hij in eerste instantie probeert zijn kwaal te genezen, aanvaardt hij haar op den duur met schuchter enthousiasme. Zo raadpleegt hij vlak na de fatale ramp van 11 september wat Kafka vele jaren eerder op die datum in zijn dagboek genoteerd heeft. Verder dwaalt hij door de sneeuw in een zwakke poging de dood/zelfmoord van Robert Walser te imiteren. Voor zijn geestesoog verschijnen dode schrijvers die met hem spreken of alleen maar in de verte langs komen. Hij begrijpt zichzelf en zijn omgeving slechts via vergelijkingen met literaire personages of reeds gestorven schrijvers.

Chaos

Vila-Matas situeert zich met zijn bespiegelende roman in de Borgesiaanse traditie van het spel met literaire vormen en conventies. Hij valt daarmee buiten die andere belangrijke Spaanstalige traditie: het magisch realisme van Gabriel Garcia Marquez, waarin het knap in elkaar gevlochten familieverhaal glorieert. Beide tradities delen een zekere liefde voor chaos met elkaar. In het magisch-realisme wordt de chaos gecreëerd door de over elkaar heen stuiterende verhaallijnen en de talloze personages die niet alleen op elkaar lijken, maar vaak ook nog eens dezelfde namen dragen. In de Borgesiaanse verliteratuurde wereld wordt de chaos op een meer conceptueel niveau tot stand gebracht: verhalen worden niet afgemaakt, slachtoffers blijken opeens daders te zijn, waarheid wordt leugen en andersom, etcetera. Bovendien barst het van de verwijzingen naar andere literaire werken.

Collage

De waan van Montano is dan ook vooral een caleidoscoop van literaire genres. Het is dagboek, encyclopedie, reisverslag en essay in één en vormt in zijn totaliteit een lange, fictionele verhandeling over de literatuur. Elke pagina van het boek is doordesemd met eerdere boeken en er gaat geen moment voorbij of er wordt wel over literatuur gesproken. Het geheel is bewust vormgegeven als een collage, zoals duidelijk wordt uit het volgende fragment:

Walter Benjamin zei dat in onze tijd – ook in kritisch opzicht – alleen een collage van citaten, fragmenten, echo’s van andere werken werkelijk betekenisvol zou zijn. Welnu, aan die collage heb ik op bepaalde momenten tamelijk originele zinnen en ideeën toegevoegd en zo construeerde ik geleidelijk een autonome wereld die paradoxaal genoeg nauw verbonden was aan de echo’s van andere werken.

Dit citaat laat zich lezen als een soort plan de campagne van de schrijver. Uit alles blijkt dat Vila-Matas inderdaad zo’n collage tot stand heeft willen brengen. Had Benjamin echter wel gelijk met zijn constatering? Is een dergelijke collage de enige manier om interessante literatuur te creëren? Of sterker nog: is het überhaupt wel geschikt voor het scheppen van een literaire werkelijkheid?

Intertekstualiteit

Wie denkt dat hij enkel met het citeren van meesterwerken een goed boek kan schrijven, heeft een tik van de molen gehad. Anderszins is het net zo idioot om te denken dat een boek zonder bewuste of onbewuste citaten tot de mogelijkheden behoort. In de geschiedenis van de roman is er veel geëxperimenteerd met de intertekstualiteit die elke tekst in meer of mindere mate eigen is. Dit heeft uitermate interessante literaire scheppingen opgeleverd, maar ook vele gedrochtelijke werken in het leven geroepen. De hierboven beschreven collagetechniek is een van de voortbrengselen van de wijdverspreide experimenteerzucht. Het heeft een taaltechnisch briljant, maar als kunstwerk mislukt boekwerk als Finnegans Wake opgeleverd, maar ook fantastische romans als die van Samuel Beckett. Het citeren van beroemde collega’s is in geen enkel geval garantie voor succes, integendeel. De collages waarover Benjamin sprak worden pas betekenisvol als de echo’s worden omgevormd tot een nieuw en soeverein kunstwerk dat meer is dan alleen een verzameling evocaties.

Archetype

Het hele boek door haalt Vila-Matas citaten aan van belangrijke voorgangers, maar hij slaagt er niet genoeg in om ze met zijn eigen werk te versmelten. In zijn hoofdpersonage echoën voortdurend belangrijke literaire archetypen als Don Quichot, monsieur Teste van Paul Valery, professor Kien van Ellias Canetti en de man zonder eigenschappen van Robert Musil. De literatuurzieke Girondo is gemodelleerd naar het voorbeeld van deze beroemde voorlopers. Alles wijst erop dat Vila-Matas een poging heeft gedaan een nieuwe archetype aan het arsenaal toe te voegen. Hoewel hij een heel eind gekomen is, is zijn opzet helaas niet helemaal geslaagd en steekt zijn hoofdpersoon schraal af bij de voornoemde archetypen.

Verliezen met stijl

Vila-Matas doet een memorabele poging om te concurreren met de door hem bewonderde schrijvers, maar heeft daarbij veel te hoog ingezet. De kaarten zijn geschud, het spel begint. Al snel valt Vila-Matas in het niet bij de andere spelers. Toch verliest hij met stijl, want laten we eerlijk wezen: verliezen van Pessoa, Kafka of Walser valt iemand nauwelijks aan te rekenen. Als Vila-Matas volgende keer wat minder iconische spelmakkers kiest en zijn essayistische neigingen wat meer weet te bedwingen, zal hij ongetwijfeld langer aan zet blijven. Nu is zijn boek teveel een verhandeling en te weinig een roman. Hoewel het boeiend is om te lezen, word je vrijwel nooit meegesleept of verrast.

Muziek / Album

De essentie van rock-’n-roll is om te dansen

recensie: The Bravery - The Bravery

Tussen alle Strokes-achtige bands en bands met jaren 80-invloeden die de afgelopen twee jaar een eerste cd uitbrachten, valt het New Yorkse The Bravery zeker op. Het geluid van de band is namelijk nog een stuk dansbaarder dan dat van de meeste vergelijkbare bands, zoals The Killers en Interpol, waarbij vaak al de voetjes van de vloer gaan.

~

Het dansbare van The Bravery zit meteen al in opener An Honest Mistake, dat er voor zorgt dat je gaat swingen. De dansbaarheid komt vooral voort uit het samenspel van de bassist en de drummer. De swingende, maar rammelende basloopjes ondersteunen het vrij technische en bijna elektronisch klinkende drumspel. Het zou me niet verbazen als er voor de opnames van deze cd zo nu en dan gebruik is gemaakt van een elektrisch drumstel. De hippe muziekstroming electroclash is voor deze band een grote invloed geweest. Zanger Sam Endicott stelde in het Engelse blad Q dat mensen laten dansen op muziek de essentie van rock-‘n-roll is en dat The Bravery dat als belangrijkste inspiratie gebruikt.

Orgels zijn de baas

De band is dus niet zo zeer een gitaarband, zoals The Strokes of Hot Hot Heat. In de meeste nummers zijn het orgeltjes die de melodielijn aangeven. Deze synthesizers en orgels weten het 80’s-geluid verder te perfectioneren. De gitaarriffs die zo nu en dan wel duidelijker aanwezig zijn, zijn een beetje fout. Ze zitten qua geluid en snelheid namelijk tegen de hardrock aan. Toch staat de gitaar voornamelijk in dienst van de andere instrumenten en de zang en dat is vrij bijzonder, want vaak hebben gitaristen een flink ego en dringen ze zich naar voren op. Swollen Summer bewijst echter dat gitaren niet helemaal vergeten zijn.

Grote jongens

De zang van Endicott houdt het midden tussen die van Julian Casablancas van The Strokes (kennelijk hebben ze beiden een typisch New Yorks accent) en Robert Smith van The Cure. Mede door dit typische stemgeluid, dat in het heel Cure-achtige Give In goed te horen is, heeft The Bravery een duidelijk new wave-geluid. De daarbij behorende look is natuurlijk door de band aangemeten, waarbij vooral Endicott de kroon spant door er uit te zien als een eclectische versie van een jonge Elvis uit de 80’s met zo’n uiterst hip Strokes-jasje aan. Dit imago is goed te zien in de sterk door de videokunstenaars Fischli en Weiss beïnvloedde videoclip van An Honest Mistake. Deze video zit bij de cd, net als die van het nummer Unconditional. Dat nummer lijkt heel erg veel op de oudere U2. Het lukt maar weinig bands om die superband op een goede wijze in hun eigen muziek te stoppen, maar het lukt The Bravery zeer overtuigend. Het gerucht gaat dan ook dat U2-zanger Bono een fan is van de band. Of The Bravery zelf ooit zo’n superact wordt, is moeilijk te zeggen, maar Bono heeft een uitstekende smaak. Dit debuut is zonder twijfel een van de leukste platen tot nog toe dit jaar.

Muziek / Album

Een belofte ingelost

recensie: Woost - Colour My Skin

De band stond al een tijdje te boek als een van de grootste beloftes van het Nederlandse clubcircuit. Met debuutalbum Colour My Skin lijkt Woost, geformeerd rond de van oorsprong uit Stadskanaal afkomstige zanger/gitarist Koen-Willem Toering (ex-Grote Prijs winnaar A Pin’s Fee) zijn belofte eindelijk in te lossen. Technicus Frans Hagenaars (Ceasar, Bettie Serveert, Evil Superstars) bood de helpende hand en stelde zijn studio twee weken ter beschikking. De productie deden ze uiteindelijk zelf. Uitgebracht op het eigen label In Goat We Trust, alles volgens het welbekende do it yourself-principe.

~

Woost werd in 2002 opgericht als toen nog tijdelijk project. Net zoals Krezip een product van de Tilburgse Rockacademie. In tegenstelling tot Govaert en co. gelukkig wel de moeite waard. Eerste wapenfeit: de zelfgeproduceerde EP Red (gemixt en gemastered door Pieter Kloos). Een ritmesectiewisseling betekent de start van een jongensboek. Inmiddels speelt Woost in de volgende bezetting: leadzanger/gitarist Koen-Willem Toering, gitaristen Gijs Coolen en Jesse Klaasse, bassist Erik Harbers en drummer Pieter Holkenborg. Een bezetting met drie gitaristen doet wat overdadig aan, maar het moet gezegd: een brij wordt het nooit.

Melancholieke sfeer

De referentiebronnen zijn divers. In de hardere passages klinkt vooral de grunge van Smashing Pumpkins (Restless), als er gas wordt teruggenomen Radiohead, Motorpsycho en de jazzrock van het uit Boston afkomstige Karate (Boywonder, This Mess, Words are Meaningless). In eigen regio zou je kunnen denken aan Lawns laatste album Backspace, het vorig jaar verschenen debuut van Noor (My Perfect Concubine) en in de rustigere gedeeltes bijvoorbeeld Audiotransparent: allemaal bands die het moeten hebben van het neerzetten van een melancholieke sfeer. In dit geval een combinatie van psychedelische jaren 70 pop en jaren 90 grunge die gelukkig nooit verveelt. Desondanks vaart de band muzikaal gezien een moeilijke koers. Het is beslist geen vrolijke muziek. Je kunt het jezelf gemakkelijker maken. Dat Woost daar niet voor kiest, tekent de eigenzinnigheid van de vijf jonge knapen.

Rudeboy

Dankzij de sterke teksten, de dromerige maar krachtige stem van Toering en het meeslepende gitaarwerk is Colour My Skin een aantrekkelijke cd geworden. De nummers zijn, in vergelijking met de laatste keer dat ik de band zag, een stuk rustiger. De rauwe rand is er wel een beetje af, hoewel Down The Drain bewijst dat men het rocken nog immer niet is verleerd. Met in Alcohol een gastbijdrage van Patrick Tilon, oftewel Rudeboy.

Aan de zoete kant

Op hun website hebben ze het over experiment en vernieuwingsdrang. Daarvan hoor je op Colour My Skin weinig terug, of het moet al de sample zijn in Life is Beautiful, maar reden tot klagen hebben we zeker niet. Toering moet wel oppassen dat hij niet doorslaat in dreinerige potsierlijke Keith Caputo-pop; hier en daar is het namelijk wat aan de zoete kant. Desondanks is Colour My Skin een ijzersterk debuut. Woost is beslist een band om in de gaten te houden! Als ik me niet vergis gaan we nog veel van ze horen. Wanneer Pinkpop-baas Jan Smeets volgend jaar een fiasco zoals dit jaar wil voorkomen, is het wellicht een idee om ook eens in eigen land te gaan grasduinen.

Muziek / Concert

Zweedse overgave in Utrecht

recensie: Kristofer Åström & Hidden Truck

Terwijl zijn band Fireside nog altijd op zijn gat ligt, profileert de Zweedse zanger Kristofer Åström zich steeds meer in een succesvolle solo-carrière. Inmiddels heeft hij vijf albums op zijn naam staan, waarvan drie met begeleidingsband Hidden Truck. Versterkt door die vierkoppige formatie en een bevriende zangeres betrad hij eindelijk weer een Nederlands podium.

~

Band en frontman kijken wat onwennig de zaal in. Het publiek bestaat uit een man of tachtig: een relatief grote opkomst, maar in Tivoli de Helling betekent het een klein groepje mensen in een bijna lege zaal. Åström toont zich echter blij verrast en bedankt ze voor hun komst. De Zweden zetten met opener Man of Steel de toon voor de rest van het concert: voornamelijk nummers van zijn laatste CD, So Much for Staying Alive. Het zijn vooral stevige, up-tempo songs, die vol overgave ten gehore worden gebracht. De speelse country-invloeden voeren de boventoon in het songapparaat, waarin de intieme melancholie van zijn oudere muziek een veel kleinere rol speelt. Uitschieters kent het concert niet, behalve een schitterende uitvoering van The Burn, die indringende, barokke pianocompositie van de hand van Peter Hermansson. Het is voor het eerst dat de toetsenist (af en toe grijpt hij naar een accordion) in de schijnwerpers staat, maar eigenlijk hij is de verborgen held van de avond. Of zijn virtuoze pianospel nu de basis van een song vormt, of er extra subtiliteiten aan meegeeft, Hermansson vormt een onmisbare schakel in de Hidden Truck.

Voldaan

~

Britta Persson (die meespeelde op Åström’s Loupita) verzorgde een voorprogramma vol miniem-intieme gitaarliedjes, en op het merendeel van de hoofdset de achtergrondvocalen. Haar stem is hier en daar onzuiver, maar voegt warmte toe. Een drietal nummers van Leaving Songs en wat verloren tracks van Loupita en de Dead End-EP passeren de revue, maar eigenlijk fungeert het concert als een visitekaartje voor het nieuwste album. Dat album kent ook weinig hoogtepunten of intense momenten, zodat het concert af en toe een wat matte indruk maakt. Åström en zijn band weten zich gelukkig te redden door zelfverzekerd en met overgave te spelen. Tot ontsteltenis van de toeschouwers laat Åström alle materiaal van zijn magnum opus Northern Blues links liggen- tot aan de allerlaatste toegift, waarin hij in zijn eentje op akoestische gitaar nog even All Lovers Hell speelt. Zodat het publiek van zijn enige Nederlandse concert na een uur voldaan naar huis kan.

Film / Films

Kinderen kun je niet regisseren

recensie: Les Choristes

Stel je een jongensinternaat voor vol opgroeiend tuig dat ondanks een fikse hoeveel kattenkwaad en een heel aantal rotgeintjes toch het hart op de goede plaats heeft zitten. Voeg hier een boosaardige en egocentrische directeur op aan toe die met harde hand regeert over zijn kleine koninkrijkje met als devies: actie-reactie. Laat tenslotte een bevlogen leraar opduiken die met zijn artistieke en tegendraadse lesmethoden de leerlingen weet te stimuleren en tot eenheid te smeden. Les Choristes, het debuut van Christophe Barratier, heeft het allemaal, met als resultaat een degelijke, maar artistiek weinig interessante familiefilm.

~

Door zijn muzikale insteek en zijn thematische opzet doet Les Choristes in alles denken aan films als Mr. Holland’s Opus of Music of the Heart, waarin muziek het bindmiddel vormt om een schijnbaar onhandelbare groep jongeren bij elkaar te brengen. In Les Choristes gebeurt dit door de formatie van een koor waarin alle leerlingen een bepaalde rol vervullen. Hetzij bas, tenor, muziekstandaard of assistent. Dit koor wordt tegen de zin van de directeur, die het als een subversief en ondermijnend element beschouwd, in stand gehouden totdat een groep sponsors er lucht van krijgt en de directeur met de eer gaat strijken.

Geloofwaardig

~

De muziek is ongetwijfeld het meest interessante aspect van Les Choristes. Die is van een behoorlijk hoog niveau en wordt op een boeiende manier met het verhaal verweven. Bruno Coulais, de componist, vertelt in een van de extra’s op de dvd dat het kinderkoor ter plekke geformeerd is uit de jonge acteurs die voor handen waren. Het leerproces dat het koor in de film doormaakt, wordt tijdens de opnamen op vrijwel dezelfde wijze door de kindacteurs meegemaakt. Coulais: “Als we de muziek door een professioneel koor hadden laten inzingen, dan zouden de personages niet meer geloofwaardig zijn geweest.” En inderdaad, het is in Les Choristes goed gelukt om de muzikale ontwikkeling van de leerlingen op een geloofwaardige wijze in beeld te brengen.

Kindacteurs

Het acteerwerk in Les Choristes is over het algemeen van een uitstekende kwaliteit. Vooral Gérard Jugnot, de bekende Franse komediant, weet de goedige leraar op een voortreffelijke wijze neer te zetten. Ook de zeventig, veelal niet-professionele kindacteurs zetten hun beste beentje voor. “Kinderen kun je niet regisseren,” vertelt Gérard Jugnot, “dat is het moeilijke eraan.” Hij voegt daar echter aan toe dat het voordeel hiervan is dat de kinderen vaak heel overtuigend hun rol spelen, aangezien het voor hen niet zozeer een rol als wel een spel is.

Snoodaard

Toch is het acteren niet voor iedereen even gemakkelijk. Zoals voor Gregory Gatignol die de snoodaard Mondain speelt en vooral is gecast vanwege zijn killersblik. Hij is echter te aardig voor zijn rol en het lukt hem slechts met veel moeite zijn personage overtuigend neer te zetten. Hij worstelt er zichtbaar mee en probeert zich, terwijl hij zenuwachtig aan een sigaret lurkt, tegenover de regisseur te rechtvaardigen. In de vele inkijkjes achter de schermen worden verder nog een heel aantal andere kindacteurs voor het voetlicht gebracht. Door hun eerlijkheid en naïviteit is het een stuk aangenamer om naar te luisteren, dan naar het slijmerige geleuter dat bij dit soort inkijkjes gebruikelijk is.

Fellini

In de korte documentaire Forbidden over age 13 zien we een scène (die de uiteindelijke film niet gehaald heeft) waarin een viertal opgeschoten jongen in een ouderwetse auto zit te rukken. Een duidelijke knipoog naar Fellini’s Amarcord, misschien wat al te duidelijk en wellicht om die reden ook weggelaten. Ook grappig is om te zien hoe de jongere acteurs op de opnames van deze scène reageren en niet helemaal in de gaten hebben wat nu precies de grap ervan is. Een koddige brillemans verklaart heel serieus: “Ik heb die scène gezien, maar niet alles begrepen.” Al met al heeft de dvd-versie van Les Choristes enkele charmante extra’s te bieden die vooral een aardig portret van de kindacteurs weten te schetsen.

Kunst / Expo binnenland

Onsamenhangend en onduidelijk

recensie: Antoni Gaudí

Het werk van architect Antoni Gaudí (1852-1926) wordt momenteel getoond in de Kunsthal in Rotterdam. Aan de hand van maquettes, schilderijen, originele bouwelementen, tekeningen en foto’s ontstaat een beeld van de beroemde architect die de invloed van Jugendstil verwerkte tot een geheel eigen stijl. Zijn beroemdste bouwwerken, Casa Milà, Park Güell en de Sagrada Familia (waar tot op de dag van vandaag aan wordt gewerkt) bepalen nog altijd het aanzien van Barcelona. Mozaïeken, meubels en andere voorwerpen tonen bovendien het belang van Gaudí als vormgever, die het gehele gebouw, inclusief interieur ontwierp.

~

Antoni Gaudí wordt op 25 juni 1852 geboren in Reus, als vijfde en jongste zoon van een koperslager. Hij wordt al vroeg aangetrokken door de vormen, kleuren en geometrie van de natuur. In 1868 besluit Gaudí om architectuur te gaan studeren in Barcelona. Zijn vader vergezelt hem en sluit daarvoor zijn werkplaats in Reus. Gaudí bezoekt ook colleges filosofie, geschiedenis, economie en esthetiek, omdat volgens hem de diverse architectonische stijlen net zozeer met ideeën over schoonheid dan wel met de sociale en politieke atmosfeer verbonden waren.

Belangrijkste projecten

~

Op 15 maart 1878 studeert Gaudí af als architect. Naast het ontwerpen, restaureren of ombouwen van diverse huizen (oa. Casa Calvet, Bellesguard, Casa Batllo en Casa Mila) ontwerpt hij vaak ook het meubilair. Het belangrijkste project uit deze periode is toch wel Parc Güell. Dit park ligt op de Pelada-berg op een oppervlakte van 15 hectares. Gaudí weigert het landschap aan te passen. In plaats daarvan implementeert hij de kunst in de bestaande natuur. Vanaf 1906 ging hij met zijn vader en nicht in het park wonen. Kort daarop overlijdt zijn vader. Momenteel zijn er in het park twee sprookjesachtige woningen te zien, maar oorspronkelijk was het de bedoeling dat er 60 zouden worden gebouwd. Om financiële redenen is het er niet van gekomen.

Aanrijding

Barcelona was in de tweede helft van de negentiende eeuw een stad in opkomst. Een ideale broedplaats en werkplek voor een architect. Gaudí schiep er bijna al zijn werken. De laatste twaalf jaar van zijn leven wijdde Gaudí zich volledig aan de bouw van de Sagrada Familia. Op 7 juni 1926 wordt Gaudí door een tram aangereden en vijf dagen later overlijdt hij. Bij zijn overlijden was de hele stad in rouw.

Gemiste kans

~

De tentoonstelling in de Kunsthal is erg klein. Na een half uur heb je het wel gezien. In het begin van de tentoonstelling wordt de wandelstok van Gaudí getoond, naar mijn mening toch niet één van de meest interessante aspecten van de beroemde architect. Er worden een aantal zaken geexposeerd waarvan het verband met Gaudí onduidelijk blijft. Zo zijn er bijvoorbeeld decorontwerpen te zien met als enige raakvlak met Gaudi dat ze ook uit Barcelona komen. Ook worden er een hoop losse gebouwelementen getoond. Bijvoorbeeld het paneel met een stuk of twintig deurknoppen. Zonder oorspronkelijke context blijken die elementen ineens een stuk minder interessant. 

Ingewikkeld

Een aantal tekeningen afkomstig van de TU Delft laat de Sagrada Familia zien. Erg leuk voor insiders, maar niet boeiend voor degenen die komen kennismaken met het werk van deze meesterarchitect. Er is in de Kunsthal ook geprobeerd iets van de zeer ingewikkelde constructies weer te geven die Gaudí in zijn ontwerpen gebruikt. Echt veel wijzer wordt men er helaas niet van.

De tentoonstelling komt erg goedkoop over, het lijkt alsof er snel allerlei fragmenten bij elkaar zijn gesprokkeld om de zalen te vullen. Het verhaal blijft onduidelijk. Als introductie op het oeuvre van Gaudi is de tentoonstelling misschien aardig, maar de diepgang ontbreekt.

Muziek / Album

Geen knipoog maar een glimlach

recensie: El Tattoo del Tigre - Chico Max

Mambo. Een combinatie van Cubaanse rumba-ritmes met Amerikaanse Big Band Swing-muziek, ‘uitgevonden’ door Perez Prado. Lekker zomers en dansbaar. De thuisbasis van een van de beroemdste mamboformaties is dan ook haast vanzelfsprekend het zonnige, zomerse… Antwerpen! Ja, El Tattoo del Tigre, het circa dertigkoppige mambocollectief dat onder meer op Lowlands en Werchter speelde, heeft haar thuisbasis vlak onder onze zuidgrens. Als je de muziek hoort, kan je dat haast niet geloven. Luister maar eens naar Chico Max, de derde cd van El Tattoo.

~

Al ruim vijf jaar maakt El Tattoo sprankelende, zomerse mambo met invloeden uit de salsa, bossanova en, met name, cha-cha-cha. Muziek voor cocktailparty’s van een halve eeuw geleden. De eerste reactie van de pers was dat het een persiflage zou kunnen zijn, kitscherige retro met een knipoog. Maar de Belgen (met voormannen uit beroemde groepen als Zita Swoon en Metal Molly) zien het maken van mambo niet als een geintje maar zijn bloedserieus. Chico Max is daar het ultieme bewijs van. De muziek is van het hoogste niveau, de ritmes authentiek, de vocalen heerlijk Zuid-Amerikaans. Rustige schuifelaars (If you Break my Heart, Bossa Rossa) wisselen up-tempo dansnummers (Mambo Neame, Maria Dolores Esperanza) af en brengen je in zo’n feestelijke stemming dat je besluit dat 37 minuten echt niet genoeg zijn en je met een glimlach nog om de lippen de repeatknop zoekt.

Authentiek

De muziek en zanglijnen zijn soms zo oubollig dat het inderdaad haast persiflerend overkomt (het beste voorbeeld is Come-on-a-my House), maar zo authentiek dat het de lolbroekerij voorbij gaat. Het is serieus gemaakt met liefde en respect voor de originele mamboklassiekers. De bezetting, en daarmee het geluid, van de band, is ook klassiek: veel blazers en percussionisten, contrabas en piano, net zoals vijftig jaar geleden. Er wordt geen gebruik gemaakt van computers, effecten of samples: alles is authentiek.

Cocktail

Voor diegenen die de vorige twee cd’s (El Tattoo del Tigre en Sensacional) al in de kast hebben staan, zal Chico Max misschien wat overbodig zijn. Het voegt muzikaal-inhoudelijk niet bijzonder veel toe aan het al bestaande repertoire maar een ieder die nog geen uitgebreide kennis heeft gemaakt met El Tattoo, zal deze plaat ervaren als een cocktail: zomers, om je lippen bij af te likken en verlangend naar meer. Wanneer de band deze zomer weer op festivaltournee gaat, zullen menige melige Lowlandsbezoekers met een cocktail in de klauwen hun billen er af kunnen dansen, terwijl hun thuisblijvende grootouders onder het genot van een goede sigaar Chico Max een luisterbeurt kunnen gunnen.

Kunst / Expo binnenland

Kunst om te dromen

recensie: Populism

De kritiek dat Nederlandse kunstinstellingen zich niet genoeg bezig zouden houden met engagement en maatschappelijke ontwikkelingen lijkt heden ten dage een holle frase. Op dit moment namelijk twee grote tentoonstellingen die handelen over begrippen als democratie, regeren en solidariteit. Behalve de tentoonstelling Be What You Want But Stay Where You Are in Witte de With, is in het Stedelijk Museum CS Populism te zien. Beide maken deel uit van een groter project om te benadrukken dat de internationale relevantie van de onderwerpen groot is.

Populism

is behalve in Amsterdam ook in Vilnius, Frankfurt en Oslo te zien.

Phil Collins, the world won’t listen, 2005, courtesy the artist & Kerlin Gallery

Het woord ‘populisme’ is de afgelopen jaren in zeer verschillende contexten gebruikt. Populisme gaat bijvoorbeeld over democratie. Populistische bewegingen in de politiek reageren op de huidige gang van zaken. Ze spelen in op zogenaamde onderbuikgevoelens, die ontbreken in het rationele aspect van de democratie. Daarnaast toveren ze voor complexe problemen eenvoudige oplossingen uit hun hoed. Door deze benaderingswijze geeft het populisme commentaar op de manier waarop op dat moment het land wordt bestuurd. Daarnaast buigen kunstenaars zich in genoemde tentoonstellingen over andere manieren van populisme, zoals hoe democratie in de kunstwereld werkt, de vraag of alles toegankelijk moet zijn en of iedereen kan zeggen wat hij denkt (als in het ideale democratische model). Verder ook vragen over hoe musea populair kunnen/mogen zijn. Moeten ze zich bijvoorbeeld aanpassen aan de heersende smaak? Uitgangspunten voldoende.

Fortuyn

De tentoonstelling is in verschillende steden tegelijkertijd te zien, waardoor niet overal dezelfde werken worden getoond: het is beslist geen reizende expositie. De meeste kunstenaars zijn echter wel in alle vier de steden vertegenwoordigd. Per land zijn er werken geselecteerd die ‘passen’ in de actuele situatie. In Amsterdam zou je dat kunnen zeggen van het werk Pim Fortuyn Diary (2002) van Erik Lieshout. Van Lieshout is geïnspireerd door uberpopulist Pim Fortuyn en diens moord door Volkert van der G. Op een kleine wand hangt een twintigtal houtskooltekeningen (2002). De schetsen zijn ruw en vol pornografische elementen, zoals bijvoorbeeld Fortuyn met borsten. Opvallend is de gewelddadigheid van de tekeningen. Het geeft weer hoe in ‘het linkse kamp’ op dat moment gedacht werd over Fortuyn. Het roept duidelijk de tijdsgeest in herinnering. Hoewel we slechts een aantal jaren verder zijn, worden Fortuyns uitspraken inmiddels vergoedelijkt/ als minder shockerend ervaren. De tekeningen zetten de eerste reacties in een compleet ander daglicht.

Anti-esthetiek

De werken zijn op een vaak krachtige manier aan een van de uitwerkingen van het thema populisme gelieerd, waarbij de verscheidene politieke vormen als belangrijk uitgangspunt gelden. Soms slaat een werk in zeggingskracht zo over naar de ‘bedoeling’ dat er sprake lijkt van anti-esthetiek. Een goed voorbeeld hiervan is de grote semi-wandschildering van het collectief Superflex, getiteld Superdanish (2004-2005). Het staat als een soort tapijt van Bayeaux in de ruimte, de verbeelding van een heldenverhaal vol teksten over democratie en samenwerking met Amerika. Het is een realistisch, doch lelijk geschilderd doek.

Ongehoord

Marc Bijl, The party is over, 2003

Door de esthetische ontkenning zijn het vooral de meer subtiele werken die opvallen, zoals de video Zilgit (2003) van Fatma Akinçi. Vrij vertaald betekent de titel ‘intensief tong-slaan’, een expressievorm die in de Arabische wereld uitsluitend voor vrouwen bedoeld is. In deze video zien we de kunstenares op de rug. Ze zit op een heuvel vol stenen en kijkt uit over een stad. Het uitzicht wordt bepaald door grote grijze en roodbruine flats. Na een aantal minuten met opgetrokken knieen te hebben gezeten, staat ze op en ze zet haar hand tegen haar mond. Doordat ze maar van één kant gefilmd wordt, is niet te zien of ze roept, schreeuwt of een kreet van ontzetting slaakt. Op het moment dat je je dat gaat afvragen, begint de film weer van voren af aan. De nutteloosheid van de actie, schreeuwen op een heuvel tegen een stad, lijkt te worden benadrukt door het zeer korte moment van opstand, of weerstand. De vrouw wordt niet gehoord, zelfs niet in de herhaling. Daarnaast is de traditionele klank weggehaald uit de emotionele context, waarmee Akinçi kritiek geeft op de rol van de vrouw in de Arabische samenleving, die vooral een figuur op de achtergrond is.

Een andere wereld

Populism geeft geen eenduidig antwoord op vragen over wat populisme is of hoe ze de samenleving beinvloedt, maar maakt deze vraagstukken juist complexer. Soms in een utopische karaoke zoals in Phil Collins’ El mundo no eschurará/the world won’t listen (2005) of in het woord ‘Terror’ in The party is over (2003) van Marc Bijl. Een tweede uitkomst van de tentoonstelling is de poging van kunstenaars om een andere wereld voor te stellen, zoals het Litouwse kunstenaarscollectief VILMA, Vilnius’ Interdisciplinary Laboratorium For Media Arts dat doet in Pro-Test. Kunstenaars geven in hun werken een visie op hoe de wereld er uit ziet, maar ook op hoe ze er uit zou kunnen zien. Het zijn de dromen over een betere wereld waardoor je je eigen omgeving met andere ogen gaat bekijken. Dat is nog de meest waardevolle kunst in deze tentoonstelling; de kunst die je dingen anders laat zien en die je laat dromen over een andere wereld.

Boeken / Fictie

Hij was maar een kloon

recensie: Kazuo Ishiguro - Laat me nooit alleen

Je bent kloon en je wilt wat. Een paar jaar samenleven met je geliefde bijvoorbeeld, in plaats van onmiddellijk na je dertigste levensjaar te eindigen als orgaandonor. Want dat zijn de hoofdpersonen uit Laat me nooit alleen, de nieuwe roman van in Japan geboren en in Engeland woonachtige Kazuo Ishiguro: mensen gekweekt om het leven van anderen te redden of te verlengen.

~

Kathy, net eenendertig geworden, werkt als verzorger in een revalidatiekliniek ergens op het Engelse platteland. Hier ontmoet ze haar oude vriendin Ruth en haar jeugdliefde Tommy weer. Met z’n drieën zijn ze opgegroeid in Hailsham, waarvan gaandeweg duidelijk wordt dat het niet zomaar een tehuis voor jonge klonen was. Bij andere klonen heerst het beeld dat Hailsham een soort hemel op aarde was en dat de Hailshamklonen bevoordeeld zijn boven henzelf. Hoe meer Kathy ontdekt over Hailsham en het bijzondere karakter van het tehuis, hoe meer ze zich verbonden voelt met haar oude vrienden. Dan gaat ze op zoek naar de waarheid achter de geruchten die over Hailshamklonen de ronde doen: zij zouden de mogelijkheid hebben om uitstel te krijgen van orgaandonatie, als ze kunnen aantonen dat ze echt van iemand houden.

Mensen of niet?

Hiermee legt Ishiguro impliciet de vinger op de zere plek: kunnen klonen liefhebben, kortom, zijn klonen mensen, of niet? De schrijver gaat niet expliciet op die vraag in, maar kapselt deze in het verhaal in. Hij heeft een grotendeels herkenbare wereld gecreëerd met een kleine ’twist’: het bestaan van menselijke klonen. Dit is het uitgangspunt van het boek, het wordt niet geproblematiseerd. Hierdoor is het geen bijdrage aan het debat over de (on)wenselijkheid van klonen, maar juist een heel bijzonder verhaal. We maken namelijk kennis met de belevingswereld van menselijke klonen.

Ingehouden vertelstijl

Kazuo Ishiguro staat bekend om zijn ingehouden vertelstijl, over de hele wereld bekend geworden door zijn roman The Remains of the Day, die succesvol verfilmd werd. Ook Laat me nooit alleen is geen verhaal van uitgesproken gevoelens. Maar juist deze afstand zorgt er voor dat het verhaal onderhuids doorsuddert en je niet loslaat.

Gevoelens en angsten

Ook het vertelperspectief draagt hieraan bij. Het verhaal wordt door Kathy aan ons verteld, als een soort brief. Ze spreekt de lezer, een veronderstelde kloon, regelmatig aan: “Ik weet niet hoe het was waar jij zat”, en dat maakt het makkelijker om het bestaan van klonen als een vanzelfsprekendheid te zien. Zo leer je Kathy kennen als een gewone jonge vrouw, die het verhaal vertelt van andere, gewone jonge mensen met levensverwachtingen, gevoelens en angsten.

Beschermde omgeving

De Hailshamklonen zijn ver van de wereld in een beschermde omgeving opgegroeid, met veel aandacht voor hun persoonlijke karakters. Zij zijn eigenlijk de Etonians onder de klonen. Ze horen pas laat dat zij een doel hebben in hun leven: “Jullie toekomst ligt vast.” Toch komt het niet echt als een schok, de buitenwereld is nog ver weg. Heel knap beschrijft Ishiguro hun vroegste leven, dat erg veel lijkt op dat van “gewone”, hedendaagse elitaire kostschoolkinderen met hun kuren en eigenwijsheden.

Monsters

Opvallend is de grote aandacht voor creativiteit op Hailsham, bedoeld voor de galerie van de mysterieuze “Madame”. Voor de lezer is het duidelijk: creativiteit is iets menselijks en door de klonen kunst te laten maken, kan de leiding de wereld laten zien dat de kinderen geen monsters zijn. Maar met de kinderen wordt nooit iets besproken. Het besef van dit alles dringt pas bij de volwassen Kathy door als zij terugdenkt aan haar Hailsham-tijd.

Vertaling

Met de beschrijving van Hailsham als een Engelse kostschool maakt Ishiguro zijn verhaal herkenbaar. Deze herkenbaarheid wordt echter deels teniet gedaan door de vertaling. Wie regelmatig Engels leest, ziet in Laat me nooit alleen de letterlijk in het Nederlands omgezette zinnen. En dat is soms jammer, bijvoorbeeld op de momenten dat Ishiguro bewust gebruik maakt van spreektaal en dit door de vertaling niet goed over komt.

Alleen

Maar de gebrekkige vertaling doet uiteindelijk niets af aan het prachtige verhaal. Kathy gaat namelijk nog op zoek naar de waarheid achter het gerucht over uitstel. Het gerucht geeft haar hoop voor de toekomst, en Tommy, die al twee orgaandonaties achter de rug heeft, nog meer. Maar het onderzoek leidt hen naar de oude leiding van Hailsham, dat inmiddels niet meer bestaat. “Madame” moet hen teleurstellen: het uitstel-verhaal blijkt een verzinsel. Bovendien is de bevoorrechte opleiding die zij gekregen hebben helaas opgeheven. Engeland heeft geen behoefte aan slimme, gevoelige klonen. En zo keert Kathy terug naar haar werk als verzorger en Tommy maakt zich klaar voor zijn derde donatie, alleen, zoals eigenlijk alle klonen dat zijn. Klonen zijn eigenlijk net mensen, die hun wensen niet kunnen vervullen en hun levenslot moeten aanvaarden.

Muziek / Album

De lounge voorbij

recensie: Tosca - J.A.C.

Het Berlijnse platenlabel !K7 heeft een wereldwijde faam wat betreft het uitbrengen van goede, originele loungemuziek en alles wat zich daarom heen bevindt. Een van de smaakmakers van het label is het Weense Tosca, bestaande uit Rupert Huber en Richard Dorfmeister (inderdaad, die van Kruder). Al jaren maken ze computerlounge van de bovenste plank en nu verschijnt het nieuwe album, J.A.C. Dit staat voor Joshua, Arthur, Conrad, de namen van de zonen van de twee Weense producers door wie de heren zich nu vader mogen noemen. Vaders of niet, Tosca is nog steeds heel relaxed.

~

Huber en Dorfmeister gaan dan wel gewoon door, het werk laat wel een evolutie zien. Het grote verschil met voorganger Delhi 9 is dat Tosca op J.A.C. als een echte band klinkt. De afgelopen twee jaar heeft Tosca tijdens liveshows gebruik gemaakt van een echte band met drummer en bassist in plaats van een dj-set. Tijdens het opnameproces van J.A.C. is deze lijn voortgezet door echt als een band ouderwets te gaan jammen en op deze manier nummers is gaan schrijven. Studio in plaats van laptop, gitaren in plaats van samples.

Zwetend, donker, sexy

De opener, Rondo Acapricio, is nog een echt Tosca-nummer zoals we die van het duo gewend zijn: relaxte laptoplounge met een funky basloopje en fijne samples. Daarna neemt het band-denken de overhand met het heerlijke Heidi Brühl, met vocale ondersteuning van de Egyptisch-Franse zangeres Samia Farah (die klinkt als Billie Holiday na een spoedcursus Frans). Dan volgen Superrob en John Lee Huber, twee nummers met onwaarschijnlijk zwetende, donkere, sexy zangpartijen. Maar niet alleen de zang geeft J.A.C. de sfeer van een echte band, ook qua muziek klinkt de plaat zo. Als je met je ogen dicht naar Pyama luistert, zou je zweren dat je in een modern jazz-café bij een live-sessie bent. Tosca is de lounge gepasseerd.

Witbier of rosé

Liefhebbers van de vorige platen hoeven niet bang te zijn dat de oude Tosca met een zomerse noorderzon vertrokken is. Qua sfeer blijft Tosca tappen uit hetzelfde vaatje. Meeslepende maar relaxte nummers die gemaakt lijken te zijn voor zonnige zomeravonden wanneer je met een lekker witbiertje of fijn glas rosé op het stoepje voor je huis zit na te genieten van een barbecue met een stel vrienden. Het is haast niet voor te stellen dat Tosca uit het Oostenrijkse Wenen komt. Barcelona lijkt een meer passende stad. Of Parijs voor mijn part. Het moge duidelijk zijn: J.A.C. is verplichte kost voor de avonden vanaf vandaag tot aan medio september.