Boeken / Non-fictie

Volk en verbeelding

recensie: René ten Bos - Het volk in de grot

Denker des Vaderlands René ten Bos schrijft met Het volk in de grot een actueel boek dat klassiek filosofische thema’s aansnijdt.

Ten Bos gebruikt graag metaforen om zijn denken uiteen te zetten. De grot blijkt een metafoor die vaker voorkomt in de geschiedenis van het denken. De metafoor van de grot duikt veelvuldig op, vanaf de eerste mensen die op haar muren tekenden tot de moderne ‘bubbels’ waarin wij nu schijnen te leven.

Verlichting

De bekendste grot uit de geschiedeis is natuurlijk die van Plato. In zijn grot-allegorie wordt duidelijk hoe de mens die denkt dat de schaduwen die hij ziet werkelijkheid zijn, zich vergist. Het blijken afspiegelingen van ‘echtere’ voorwerpen. De enkeling die naar de bron van het licht op zoek gaat en daar – na een pijnlijke verblinding – de werkelijkheid onder ogen komt, ziet hoe hij altijd in een schijnwereld heeft geleefd. Hier zou het verhaal kunnen stoppen. Maar dat doet het niet. Deze ‘wijze’ besluit om terug de grot in te gaan, om zijn medemensen te ‘verlichten’. Precies dit laatste staat centraal in Het volk in de grot.

Vormeloos geheel

Maar wie is dat volk waar zo vaak over gesproken wordt? Ten Bos begint zijn boek met een poging antwoord te geven op deze vraag. Aan de hand van bekende denkers als Judith Butler en Giorgio Agamben komt hij tot een benadering. Dit zou al snel een langdradige verhandeling kunnen worden, maar de Denker des Vaderlands neemt je in fijne bewoordingen en heldere taal mee. Het volk zweeft tussen ‘insluiting en uitsluiting’ en is vormloos. Het is niet een tegenovergestelde van ‘elite’ maar veeleer een niet afgebakende ruimte waar iedereen toe kan behoren. Ten Bos komt dus niet met een definitie, want als die er al is, dan is die wel dat het volk nooit gedefinieerd kan worden. Toch wordt voortdurend en van alle kanten gepoogd het volk wél af te bakenen. Het volk is dom, het volk, dat zijn de arbeiders, het volk wordt niet gehoord en zo verder.

Hoogmoed van de wetenschap

Sinds Plato is er eigenlijk niet veel veranderd in de manier waarop geleerden, denkers en wetenschappers zich geroepen voelen om het volk te verlichten. Maar zit dat volk daar eigenlijk wel op te wachten? Waarom mag het niet in de grot blijven, waar het zich zo prettig voelt? Ten Bos laat zien dat dit een terechte vraag is, en nog altijd actueel. In tijden van nepnieuws – waarin iedereen in zijn eigen ‘grot’ zit – is de waarheid weer een felbevochten recht dat door politici van links tot rechts geclaimd wordt. Maar die ene vraag blijft prangend. Waarom moeten we zo nodig die grot uit? Waarom moet het volk opgevoed worden, onderwezen, uit de schaduw komen en verlicht worden? Ten bos neemt ook de niet filosofisch ingewijde lezer mee in het denken over deze kwestie. Hij schrijft toegankelijk, persoonlijk, scherp en bij vlagen op een vermakelijke manier cynisch.

Geborgenheid

Ook Nietzsche, een door Ten Bos geliefde denker, bekritiseerde eind 19e eeuw al deze drang naar ratio en kennis. ‘Ook de verstandigste mens heeft van tijd tot tijd de natuur weer nodig, dat wil zeggen zijn onlogische grondhouding tegenover alle dingen.’ Zo bezien is het misschien wel menseigen om de schaduwrijke grot te verkiezen boven het kille licht van de werkelijkheid. Volgens de Duitse filosoof Peter Sloterdijk verlangen wij allemaal terug naar de geborgenheid van de baarmoeder. Wie heeft gegronde redenen om ons daaruit los te trekken? Ten Bos kiest geen kant, maar geeft een sterk pleidooi voor het stellen van deze vraag.

Het volk in de grot bevraagt juist die aanname die nooit aan een kritische overweging wordt blootgesteld. Wil het volk niet liever warmte, veiligheid en gezelschap in plaats van alleen die waarheid. De grondbeginselen van intellectuelen, wetenschappers en journalisten worden in een ander licht bekeken. Dat maakt Het volk in de grot als een spiegel voor al zijn lezers, want het zijn toch vooral de geleerden en intellectuelen die een filosofisch boek openslaan. Daarmee heeft Ten Bos meteen de aandacht van het juiste publiek te pakken.

Cristina Branco @ TivoliVredenburg
Muziek / Concert

De bijtijdse Fado van Cristina Branco

recensie: Cristiana Branco @ Tivoli Vredenburg te Utrecht
Cristina Branco @ TivoliVredenburg

Cristina Branco sluit haar Nederlandse tournee af met een topoptreden in Tivoli Vredenburg, Utrecht. Deze tour bracht haar vanaf 5 april in totaal naar elf zalen in ons land met een kleine onderbreking op 14 april voor een optreden in Antwerpen.

De Portugese zangeres beleefde haar hoogtijdagen toen ze haar album met teksten van Slauerhoff in 2000 uitbracht. Haar fanschare is haar ook achttien jaar later niet vergeten en heeft haar evenmin in de steek gelaten. Sommige zalen zijn wellicht wat kleiner geworden.

Uitleg

Cristina Branco 2

Fado is normaal gesproken een uiterst traditioneel genre waarin vaak oudere liederen vertolkt worden. Bij Cristina kunnen we op haar nieuwste album Branco  ook spreken van vernieuwing. Ze werkt op haar vijftiende album samen met songschrijvers die voor fado-begrippen jong zijn, maar hebben in Portugal wel hun sporen verdiend. Veel van deze nieuwe liedjes van het album worden tijdens het concert ten gehore gebracht. Het is een concert waar Branco in dezelfde bezetting speelt als op het album. Op Portugese gitaar horen we Bernardo Couto, op akoestische bas Bernardo Moreira en op toetsen Luis Figueiredo. Volgens de toelichting van Branco ademen deze drie mannen als het ware mee met de zang van de zangeres. Ze zijn een echt team, legt ze uit.

Het concert kent geen voorprogramma. Voordat het optreden om kwart over acht begint, wordt ons verteld dat het om half tien zal eindigen. Ons staat dus zo’n vijfenzeventig minuten kwaliteitsmuziek te wachten. Branco licht tijdens het concert een aantal liederen toe. Dat is fijn voor degenen die de taal niet machtig zijn. Ze vertelt dat de albumtitel Branco niet simpelweg haar achternaam is, maar dat het woord branco in het Portugees blank/wit betekent. In haar ogen is blank/wit licht een samensmelting van alle kleuren licht. Die samenstelling is daarmee ook een weergave van de diversiteit van haar fans die nu de zalen weer vult.

Niet alleen trieste liedjes

Het concert wordt geopend door de drie begeleiders die met voetgestamp, getik en getap – waarbij alleen de voeten begelicht worden – het eerste lied ‘Perto’ inzetten. Na de inzet van Branco wordt dit gevolgd door ‘Às vezes dou por mim’. Na deze eerste paar wat oudere liederen wordt het openingsnummer van het nieuwe album gespeeld. ‘Este corpo’ krijgt tijdens dit concert een schitterende uitvoering.

Cristina Branco 1Als Cristina Branco een ding helder maakt, is het wel dat Fado niet alleen uit trieste liedjes bestaat. Integendeel, het zijn soms zelfs vrolijke liedjes. Zoals veel nummers gaan ze vaak over de liefde. En in de liefde gaat het ook niet altijd goed, wat weergegeven wordt in Fado. Dit laat ze zien bij de uitleg van ‘Aula de nacaao’, waarbij ze speelgoedeendjes gebruikt om een verhaal te vertellen van aanvankelijk gelukkige eendjes die gaan scheiden, omdat er een ander in het spel is. Een speciaal moment is weggelegd voor een lied waarin een compleet spectrum van oerwoudgeluiden nagebootst wordt met kloppen, tikken en vogelgeluiden door haar begeleiders. Zo wordt een bijzondere sfeer geschapen.

Om één klassieker kan Branco niet heen en dat is een lied van Amalia Rodriguez. Ze vertolkt haar versie van ‘Agua e mel’ met verve. Op het moment dat ze haar toegift wil inzetten roept iemand uit het publiek om een heel oud liedje, het eerste liedje dat speciaal voor Branco werd geschreven. Ze geeft gehoor aan dit verzoek en breidt zo haar setlist uit met een extra lied. Na ruim negentig minuten zonder pauze komt er uiteindelijk toch een wervelend einde aan een fantastisch concert dat nog zeker blijft naklinken in je hoofd.

Boeken / Fictie

Een warrig koninkrijk

recensie: Hoda Barakat (vert. Djûke Poppinga) - Koninkrijk der aarde

Koninkrijk der aarde, de eerste roman van de Libanese schrijver Hoda Barakat die in het Nederlands verschijnt, is een boek waar je als lezer moeilijk vat op krijgt.

Tannoes en Salma, beiden op jonge leeftijd wees geworden, vertellen samen de geschiedenis van hun familie. Zij wonen in de bergen van Libanon, in een maronitisch-christelijk dorp ergens halverwege de twintigste eeuw. De bewoners van het dorp laten zich voorstaan op hun onafhankelijkheid en hun autonomie, hun afzijdigheid van het grote politieke gebeuren van de dag. De Franse invloeden, de verschillende groeperingen die verwikkeld zijn in een machtsstrijd die een bloedige climax beleefde ten tijde van de Libanese Burgeroorlog (1975-1990): ze hebben er niks mee en houden stug vol dat het met hun gemeenschap niks te maken heeft.

Complexe machtsrelaties

Van die illusie laat Barakat in Koninkrijk der aarde weinig heel: dat Tannoes en Salma op een berg wonen, betekent niet dat het gewoel in de dalen en aan de kust aan hen voorbijgaat. De spanningen tussen religieuze groepen staan niet los van de politiek, maar zijn daar juist mee verbonden. Salma somt de banden tussen politiek en religie op voor haar broer: ‘Naties, volkeren, religies, sekten; hoofdmannen, koningen, prinsen, gedeputeerden, ministers…’ Het persoonlijke en politieke, het kleine en het grote, de wens en de realiteit: Barakat weeft ze mooi door elkaar in deze roman. Overal spelen complexe machtsrelaties, waarvoor Barakat vaak mooie metaforen en beelden hanteert. Zo heeft Tannoes een mooie zangstem, maar zijn stilte weerspiegelt die van de maronieten.

Geen gemakkelijke roman

Koninkrijk der aarde is geen gemakkelijke roman. Hoewel voorkennis niet noodzakelijk is, zal voor de lezer die niet per se veel weet van de twisten in Libanon veel onduidelijk blijven. Daardoor verarmt het verhaal. Vervelender is echter de structuur van deze roman, waarin Tannoes en Salma het vertellersstokje soms per hoofdstuk van elkaar overnemen. Dit gebeurt echter op een wat warrige manier.

Ook Barakats schrijfstijl werpt drempels op. In de vele verhalen die broer en zus vertellen, figureren nog veel meer personages, die niet allemaal goed uit de verf komen of helder te onderscheiden zijn.  De verhalen en personages blijven komen, telkens in dezelfde vlakke stijl. De verwarring tussen vertellers komt deels ook hierdoor: hun stemmen zijn te weinig onderscheidend. Hierdoor komen de dramatiek en het tragische van de verhalen in deze roman nooit helemaal aan. Dat alles maakt van Koninkrijk der aarde een teleurstellende roman.

Boeken / Non-fictie

Oranjes als speelbal van de grote mogendheden

recensie: Jeroen Koch - Oranje in revolutie & oorlog. Een Europese geschiedenis.

Op 18 januari 1795 ontsnapte Willem V als een dief in de nacht aan de Franse revolutionaire legers. Zijn aftocht vanuit Scheveningen naar Engeland markeert de  roemloze afsluiting van twee eeuwen Oranjestadhouderschap.

Historicus Jeroen Koch beschrijft in zijn fantastisch geïllustreerde boek Oranje in revolutie & oorlog. Een Europese geschiedenis 1772-1890, dat de ‘onverbrekelijke band’ tussen Oranje en Nederland allerminst vanzelfsprekend was. Na de set Koningsbiografieën van Willem I (1772-1843), Willem II (1792-1849) en Willem III (1817-1890), komt Koch in zijn nieuwste boek met een toetje. Hierin ligt de nadruk op de belevenissen van de Oranjedynastie in Europees perspectief. Koch beschrijft helder hoezeer steeds wisselende coalities invloed hadden op hun pogingen tot rehabilitatie. Ook heeft hij dankbaar en handig gebruik gemaakt van de onderlinge correspondentie van de Oranjes, waardoor hij laat zien hoezeer ze speelbal waren van de grote mogendheden.

Compensatie

In de herfst van 1799 viel een Oranjeleger de Bataafse Republiek binnen. Onder leiding van erfprins Willem Frederik, hielden 40.000 Britse en Russische troepen zes weken lang een drassige landstrook tussen Texel en Alkmaar bezet. Dit bevrijdingsleger werd smadelijk door het Franse en Bataafse leger in de pan gehakt. Bovendien bleef de gehoopte orangistische revolte uit.

Vanaf dat moment zocht Willem Frederik naarstig naar territoriale compensatie. Aanvankelijk kregen de Oranjes die van Napoleon, die in 1799 aan de macht was gekomen. Frederik’s weigering om in 1806 toe te treden tot de Rijnbond (tegen Pruisen) werd door Napoleon zwaar bestraft. Hij pakte alle bezittingen weer af. Willem Frederik stuurde daarop een slijmerige brief waarin hij schaamteloos smeekte: ‘Van Uwe Keizerlijke Majesteit alleen hangt de positie van mijn Huis af.’ Napoleon antwoordde niet eens meer.

Oorlogsheld

Beroofd van hun landgoederen waren de Oranjes nu volledig afhankelijk van de grote mogendheden. Wat restte was het ‘project Willem’. Willem Frederik zette zijn zoon Willem in als potentiële huwelijkspartner voor de Britse erfprinses Charlotte. Willem veroorzaakte tijdens zijn verblijf in Engeland echter al snel een schandaal door een prostituée zwanger te maken.

In het leger zocht Willem naar eerherstel. Vanaf juni 1811 diende hij in Portugal en Spanje onder generaal Wellington. Op het slagveld bleek Willem over talent en heldenmoed te beschikken. Zijn finest hour beleefde hij bij Quatre-Bras. Daar hield Willem op 16 juni 1815 een Franse overmacht van Napoleon tegen. Napoleon noemde Willem achteraf een ‘génie de la guerre.’ Terecht zo meent Koch.

NapoleonRehabilitatie

Na Napoleon’s Waterloo nam het volk de Oranjes weer in genade aan. Door de inauguratie van Willem Frederik op 30 maart 1814 telden de Oranjes weer mee op het Europese toneel. De vorsten van de restauratie probeerden het koningschap anders in te vullen, zo betoogd Koch.

In West-Europa raakte het burgerkoningschap in zwang. Koningen streefden naar een betere band tussen vorst en natie. De nalatenschap van Willem I is echter ambivalent. Als koning-koopman was zijn welvaartspolitiek zeer modern. Maar zijn ideeën over de invloed van het parlement waren zeer conservatief. Verblind door zijn wens om de staatsschuld terug te dringen, luisterde Willem I onvoldoende naar zijn volk. Op basis van de kerkpolitiek, de taalstrijd en de omgang met de Zuidelijke Nederlanden, oordeelt Koch dan ook hard: ‘Willem I regeerde wel, maar reageerde niet.’ Daarnaast zagen de Oranjes niet in dat voor de grote mogendheden machtsevenwicht veel belangrijker was dan nationalisme.

Populair koningschap

Na het verlies van België hechtte Willem II juist veel waarde aan de verbondenheid met het volk. De vorst moest de massa bespelen. De door Koch gememoreerde passage, waarin Willem II midden in de nacht van 12 november 1840 in pyjama helpt een brand te blussen, is hier een mooi voorbeeld van.  Het is alleen jammer dat deze passage rechtstreeks is overgenomen uit de biografie van Van Zanten.

De ontkenning van de mythe, dat Willem II in de nacht van 14 op 15 maart 1848 onder invloed van revoluties elders in Europa ‘in 24 uur van zeer conservatief zeer liberaal’, zou zijn geworden, komt beter uit de verf. Willem II was nooit enkel reactionair en behoudzuchtig. Bovendien besefte hij in de zomer van 1847 al dat de ministeriële verantwoordelijkheid en dus de inperking van zijn macht onvermijdelijk was.

Familie op de troon

Willem III kon zich allerminst bij de grondwet van 1848 neerleggen. Koch schetst een ontluisterend beeld van een man, die in de loop van de jaren 1860 het politiek zwaartepunt zag verschuiven naar de Tweede Kamer. Volgens zijn echtgenote Sophie van Wurtemburg, hield hij slechts van eten, drinken en moorden (jagen). In de zomer van 1875 sloopte Willem III het interieur van een villa in Montreaux. Ook zijn verhouding met de courtisane Madame Musard berokkende de monarchie veel schade.

Na de dood van Sophie in 1877 wist Willem III toch aan zijn dynastieke verplichtingen te voldoen. Met zijn tweede vrouw Emma kreeg hij in 1880 Wilhelmina. Voortaan zat er in Nederland, net als in de rest van West-Europa,  een ‘familie op de troon.’ De voorloper van Koningsdag, Prinsessedag werd geïntroduceerd. Emma’s mateloze populariteit deed de rest. Zo bleef de onverbrekelijke mythe van Oranje en vaderland in tact.

Boeken / Non-fictie

Laat melancholie bestaan

recensie: Ben Schomakers - Het begin van de melancholie

In Het begin van de melancholie laat Ben Schomakers ons zien dat we niet somber gestemd moeten zijn over melancholie. Integendeel, ze helpt ons inzicht te geven in fundamentele aspecten van het menszijn. In een allesbehalve mistroostig essay neemt de schrijver ons mee in de wereld van verlies, verdriet en verlangen.

Ben Schomakers (1960) is filosoof en vertaler van verschillende werken uit de antieke wijsbegeerte. Van zijn hand verscheen onder meer een vertaling van Aristoteles’ Over de ziel. Het begin van de melancholie is een geestdriftig geschreven essay waarin Schomakers een pleidooi houdt om ons niet van het verdriet af te wenden. We dienen dit verschijnsel serieus te nemen. Volgens de schrijver kan een analyse van het verdriet ons veel leren over wat het is om mens te zijn.

Lastig onderwerp

In Het begin van de melancholie gaat de filosoof op zoek naar het beginpunt van melancholie in een mensenleven. De auteur geeft geen weergave van melancholie door de tijd heen of van een zoektocht naar een historisch beginpunt van het begrip, zoals de titel zou doen kunnen vermoeden.

Het besproken onderwerp is lastig. In het essay wordt de lezer geconfronteerd met moeilijke, onprettige gevoelens. Schomakers is zich bewust van dit feit maar hij neemt geen moment een blad voor de mond. Dat maakt het lezen van dit essay niet altijd makkelijk. Je moet ervoor gaan zitten. Het beladen thema vraagt om aandacht van de lezer.

Nieuwe ‘zijnsvorm’

In een helder opgebouwd essay worden de thema’s verlies, verdriet, verlangen en melancholie beschreven. In gesprek met onder andere Freud komt de filosoof tot de conclusie dat het verdriet dat we ervaren in feite het verlies van een ontoegankelijk geworden ‘zijnsvorm’ is. Een ‘zijnsvorm’ is een bepaald, uniek perspectief dat een individu op de werkelijkheid heeft. Het is een manier van kijken naar de wereld zodat deze voor hem of haar, in zekere mate, als begrijpelijk wordt ervaren.

Door verlies, bijvoorbeeld van een geliefde of een andere dierbare, verdwijnt deze vanzelfsprekende kijk op de wereld. De wereld wordt daardoor tijdelijk als onsamenhangend of betekenisloos beschouwd. Na het verlies zal het individu een nieuwe verhouding tot de werkelijkheid moeten vinden. Bij de verdrietige ontstaat het verlangen om de wereld opnieuw als begrijpelijk en betekenisvol te gaan zien. Een nieuwe ‘zijnsvorm’ zal langzaamaan ontstaan, het leven kan weer opgepakt worden. Melancholie wordt omschreven als de ervaring die optreedt wanneer op de verloren ‘zijnsvorm’, op het achtergelaten perspectief op de werkelijkheid wordt teruggekeken. Schomakers omschrijft het poëtisch:

‘Verdriet is somber en sinister, we hebben geen idee van de route die we gaan moeten om er een antwoord op te verzinnen, maar als we die route gegaan zijn, en naar beneden turen, in de diepte van de schacht waaruit we gekropen zijn, zien we haar daar glinsteren, in het licht uit de werkelijkheid dat erop moet vallen om haar zichtbaar te maken, de melancholie.’

 

Omgang met verdriet

Schomakers’ stijl is bij vlagen, zoals uit het bovenstaande citaat blijkt, dichterlijk te noemen. Dit is geen moment hinderlijk. Sterker nog, zijn taalgebruik maakt het mogelijk lastige gevoelens en ervaringen zeer accuraat uit te drukken. Het is mede deze vaardigheid die maakt dat het essay ook een troostende werking kan hebben. In de herkenbaarheid van deze omschreven ervaringen ligt de bij de lezer ondervonden troost.

Het essay geeft ons naast deze verhelderende analyse van het verdriet ook enkele handvatten hoe we met deze gevoelens, van onszelf en anderen, om moeten gaan. Zo waarschuwt de auteur ons er bijvoorbeeld voor om niet het verdrietig-zijn als identiteit aan te nemen. Maar ook stelt hij ons gerust over het feit dat een buitenstaander bij het verdriet van anderen nooit werkelijk troost kan bieden. Dat is niet erg, binnen de logica van het verdriet is het zeer begrijpelijk.

Daarnaast verliest de filosoof het huidige tijdsgewricht niet uit het oog. Op verschillende plekken in zijn essay komen we stevige maatschappijkritiek tegen. Schomakers zet zich af tegen een samenleving waarin verdriet en melancholie geen bestaansrecht lijken te hebben, gevreesd lijken te worden. Een correcte en terecht zorgelijke constatering.

Het begin van de melancholie biedt de lezer een verhelderende blik op lastige, in een mensenleven onontkoombare ervaringen en gevoelens van verlies en verdriet. Schomakers’ essay biedt ons inzicht, troost en hoop richting de toekomst. Een uitstekend essay, wel voor de enigszins geoefende lezer.

Boeken / Fictie

Oud portret opnieuw geschilderd

recensie: John Banville - Mevrouw Osmond

Een klassieke roman met een open einde kan voor hedendaagse auteurs een uitdaging zijn om een vervolg op te schrijven. John Banville, gefascineerd door het slot van The portrait of a lady (1881) van Henry James, vroeg zich af hoe het verder ging met de heldin Isabel Archer. Het resulteerde in een mooie roman waarin behalve Henry James ook de echo’s van Virginia Woolf en Jane Austen meeklinken.

Banville introduceert meerdere thema’s: Amerikanen die hunkeren naar Europa en de Europese cultuur, het klassenbewuste Engeland van honderd jaar geleden en het prille begin van de vrouwenemancipatie. Isabel Archer, getrouwd met Gilbert Osmond, bezint zich op haar huwelijk dat in een crisis is geraakt, en op haar toekomst. Haar leven tot nu toe – ze is als meisje uit de VS naar Europa gekomen – heeft haar langzamerhand bewust gemaakt van het web van intriges en bedrog waarin ze verstrikt is geraakt. Tegen de zin van haar echtgenoot, een kille snob die haar om haar geld heeft getrouwd, is ze op reis gegaan om afscheid te nemen van een stervende vriend. Zijn dood en de gesprekken met oude vriendinnen zetten haar aan het denken en roepen een verlangen naar onafhankelijkheid in haar op.

Zelfdefinitie en dreiging

De vertellersstem lijkt uit de 19e eeuw te komen. Banville kruipt in de huid van zijn protagoniste en laat zien hoe haar gedachten, emoties en indrukken haar langzaamaan een nieuwe richting doen inslaan. Met schilderachtige metaforen en een rustig, chronologisch tempo leert de lezer deze Isabel kennen. Het inzoomen op haar diepere lagen doet soms denken aan de stream of consciousness waarmee Virginia Woolf haar vrouwen portretteerde. Tegenhanger van deze vroeg-modernistische stijl is Banvilles beschrijving van de focus op huwelijk en geld, koppelaars-intriges en roddel – soms bijna in de trant van Jane Austen.

Te midden van ieders persoonlijke belangen en strevingen groeit Isabel Archer in haar zelfdefinitie als integer mens. Van het onbeschreven blad, het idealistische gansje dat in handen viel van een man die haar samen met zijn minnares tot een huwelijk heeft verleid, komt ze tot besef van de slechtheid van de medemens en gaat ze door haar vele angsten heen. Wie is opgevoed om te gehoorzamen en mannelijke wreedheid te ondergaan, heeft veel tijd nodig voordat inzicht en verzet doorbreken. In een sleutelscène met haar echtgenoot gaat ze bijna onderuit in een angstige jeugdherinnering. Ooit reed een zwarte koets met een mismaakte koetsier op de bok, die haar strak aankeek, rakelings langs haar heen. Het afschuwelijke gezicht van de man doemt opnieuw op in de beklemming die van haar machtsbeluste echtgenoot uitgaat:

‘En welke verschrikkelijke boodschap wilde hij haar overbrengen? Het was alsof een hoek van het weefsel waarvan de wereld was gemaakt was opgetild, zodat ze een glimp zou kunnen opvangen van de duisternis die zich daaronder bevond. De duisternis en de duistere dingen die daar altijd waren en wachtten tot ze naar boven konden kruipen en zich aan haar vast konden klampen, en waartegen al haar opgewekte zelfingenomenheid geen bescherming kon bieden.’

De sfeer van dreiging, die voortdurend op de loer ligt in het comfortabele societyleven, en af en toe door de kieren tussen de welgemanierde volzinnen glipt, is meesterlijk door Banville opgeroepen in deze wonderlijke, enigszins anachronistische pastiche. Het is alsof je een roman uit de 19e eeuw leest en toch ook weer niet… Net als zijn voorganger James laat Banville zijn protagoniste achter op de drempel van een nieuw bestaan. Ze neemt subtiel wraak op haar echtgenoot en vertrekt. Een ontmoeting met een idealistische journalist die haar voorstelt met hem mee te reizen naar de VS legt een mogelijke toekomst open.

Een subliem geschreven verhaal, dat misschien iets te veel leunt op het grote voorbeeld.

Boeken / Non-fictie

Met hart en ziel

recensie: Ole Martin Hoystad - De ziel

Cultuurhistoricus Ole Martin Hoystad ontrafelt in zijn nieuwste onderzoek een van de meest besproken begrippen uit de menselijke geschiedenis. De ziel laat de voortdurende veranderingen zien in de manier waarop de mens over zijn raadselachtige binnenste nadenkt.

De Noorse onderzoeker Hoystad verwierf bekendheid met zijn onderzoek naar het hart, een symbool dat niet weg te denken is uit ons taalgebruik, maar dat door zijn vele betekenissen tegelijkertijd niet makkelijk te definiëren valt. In De ziel doet hij iets soortgelijks. Tot een eenduidige definitie komt de historicus niet en precies het ontbreken daarvan zegt veel over de aard van onze ziel.

Dualisme

Wanneer we praten over de ziel denken we al snel aan zijn tegenstelling: het lichaam. Dit loskoppelen van ziel en lichaam in de geschiedenis van het denken wordt het begin van de moderniteit genoemd, die met Descartes werd ingeluid. Dat betekent dat mensen ver vóór die tijd ook al dachten over de ziel, maar dan niet in verhouding tot het lichaam. Het zielenverhaal van Hoystad begint bij Homerus, om via de presocratici bij Plato en Artistoteles te komen, en zo de verschillende verschijningsvormen van de ziel in de oudheid te laten zien. Zo waarschuwde Heraclitus voor een vochtige ziel, een aandoening die je kon oplopen bij het drinken van teveel alcohol. Voor deze presocraat waren lichaam en ziel dus duidelijk verbonden met elkaar. In de middeleeuwen speelt Augustinus een belangrijke rol, de kerkvader die heel wat zonden beging voordat hij gelovig werd. Die zonden schreef hij op in de hoop op die manier zijn ziel te kunnen reinigen. Het gangbare idee in die tijd was dat God uiteindelijk over de reinheid van de ziel zou oordelen.

Volledige historie

De ziel is zo ontzettend uitgebreid dat er weinig mensen zullen zijn die er niets van kunnen leren. Hoystad gaat op elke besproken denker zo diep in dat een volledig beeld gevormd kan worden van diens ideeën en de tijd waarin die ontstonden. Door deze overvloed aan achtergrondinformatie zou je De ziel bijna ook als naslagwerk kunnen gebruiken. Door die niet geringe omvang van het boek en de detaillering is het geen werk dat je binnen een paar dagen uit leest. Maar dat hoeft ook niet, de ziel is zo oud als de mensheid en haar leren kennen móet wel tijd kosten. Niet getreurd, Hoystad schrijft bijzonder helder, oppeppend en met humor. De grote hoeveelheid aan informatie blijft zo boeien.

Zielsopvattingen

De grote verscheidenheid aan zielsopvattingen door de tijd heen laat zien hoe belangrijk het begrip is voor de mens. We zijn nog altijd bezig met die ziel, ongeacht de invulling van dat begrip en ongeacht religie of cultuur. Dit is ook zo in de moderne geseculariseerde wereld, denk aan de zielloosheid van Adolf Eichman die Hannah Arendt heeft laten zien. Zonder gewetensbezwaren is hij verantwoordelijk voor het transport van duizenden joden naar de gaskamers, simpelweg omdat het hem werd opgedragen. Andere moderne denkers als psychoanalyticus Freud, taalfilosoof Wittgenstein en schrijver Franz Kafka blijken eveneens een beeld te hebben van dat ‘binnenste’ van de mens. Zo is de ziel kneedbaar en wordt ze gevormd door alles wat wij meemaken, voelen of vrezen. Voor iedereen met een brede historische- en filosofische interesse is De ziel zowel leerzaam als vermakelijk, Hoystad schrijft met hart en ziel.

Boeken / Fictie

Ze zijn meer dan hun kleur

recensie: Vamba Sherif & Ebissé Rouw (red.) - Zwart. Afro-Europese literatuur uit de Lage Landen

Een bundel met alleen zwarte auteurs: de universele lezer zal ervan walgen. Wie echter goed leest, ziet dat Zwart, samengesteld door Vamba Sherif en Ebissé Rouw, de Nederlandse literatuur verrijkt.

Zwart. Afro-Europese literatuur uit de Lage Landen is een interventie. Dat is een beschrijving van het boek en ook een interpretatiekader. Samenstellers Vamba Sherif en Ebissé Rouw hebben een twintigtal schrijvers verzameld, van wie sommigen bekend zijn, anderen minder, en die elk hun wortels hebben in het Afrika ten zuiden van de Sahara. Sherif, schrijver van een vijftal romans, en Rouw, redacteur bij Amsterdam University Press en medeoprichter van de podcast Dipsaus, zijn ambitieus: ‘Het is onze verwachting én onze hoop dat door deze bundel het Nederlandstalige literaire landschap voorgoed zal veranderen,’ besluiten zij hun inleiding tot de bundel.

In beeld brengen

Die verandering hebben ze al bewerkstelligd. Zwart zet een diverse en getalenteerde groep schrijvers op de kaart en erkent hun aanwezigheid en maakt ruimte voor ze in de Nederlandse literatuur. De in Zwart verzamelde auteurs hebben allemaal hun roots liggen in landen die geen koloniale geschiedenis met Nederland delen. Dat maakt hen anders dan Indische auteurs en schrijvers met een Antilliaanse of Surinaamse achtergrond. Sinds de jaren negentig is ook een aantal schrijvers met wortels in het Midden-Oosten en Noord-Afrika doorgebroken. Als laatste is er een grote groep witte Zuid-Afrikaanse auteurs die warme banden met het Nederlandse literaire veld onderhouden. Maar, stellen Rouw en Sherif terecht, zwart – dat overigens veeleer een politieke term is dan een accurate beschrijving van iemands huidskleur – Afrika is tot nog toe grotendeels buiten beeld gebleven.

Bijna geen enkele bloemlezing of samengestelde bundel ontkomt aan een niveauverschil tussen de verschillende bijdragen, ook Zwart niet. In dit geval komt het wellicht ook door de presentatie van de auteurs: Rouw en Sherif hebben namelijk gekozen voor een alfabetische volgorde, Simone Atangana Bekono als eerste, Chika Unigwe als laatste, waardoor allerlei genres en verschillende typen bijdragen door elkaar lopen. Bovendien staat alleen in de inhoudsopgave vermeld of de bijdrage een kortverhaal is, een essay of een beschouwing – bij de stukken zelf ontbreekt dergelijke informatie. Een genreaanduiding is niet alles, maar het helpt de lezer wel om zich te oriënteren.

Persoonlijke bijdragen

De meeste bijdragen aan Zwart zijn veelal persoonlijk getoonzet: de auteurs beschrijven hun ervaringen met racisme, discriminatie en uitsluiting, al dan niet in een fictionele vertaling. De beste bijdragen, zoals die van Kiza Magendane, laten zien hoe hun identiteit, wie zij zijn, een compromis is tussen hun eigen ideeën en wat anderen hen opleggen, en hoe die twee op elkaar reageren. Diezelfde Kiza Magendane schrijft over het belang van onderwijs en hoe hij consequent werd onderschat door mensen die hem moesten helpen. Als vluchteling uit Congo ondervond hij hoe docenten hem te laag inschatten en herhaaldelijk over psychiaters en psychische hulp begonnen.

‘Het einddoel,’ schrijft hij aan het einde van zijn essay, ‘is om een land te ontwikkelen dat de innerlijke wil van iedereen de ruimte geeft, zodat iedereen zich kan ontwikkelen tot een burger, een vriend of een ouder die zich buigt over andere zaken dan alleen maar kleur.’ Zwart doet een aanzet tot zo’n wereld, waarin minderheidsgroeperingen niet geacht worden telkens over hun eigen lichaam te beginnen, hun eigen kleur. Sherif en Rouw hebben een boek samengesteld dat van de lezer vraagt een binaire logica te verlaten: niet langer of/of, maar en/en. Zoals Magendane schrijft: ‘Wij zijn meer dan onze kleur.’

Theater / Voorstelling

Ontroerende raamvertelling

recensie: Bos Theaterproducties - Vele hemels boven de zevende

De titel Vele hemels boven de zevende zal je vast niet ontgaan zijn. Het is het debuut van de Vlaamse schrijfster Griet Op de Beeck. Het boek telt vijf protagonisten die met elkaar verbonden zijn en vertellen over het wel en wee in het leven. In de gelijknamige voorstelling van Bos Theaterproducties zijn de mooiste zinnen uit het boek gefilterd en samengebracht tot één ontroerende, mooie voorstelling.

Op het podium een karig decor: zwarte doeken op de achtergrond en op een verhoging een stoel en tafel, waarop enkele flessen staan. Het decor zal het gehele toneelstuk ondergeschikt blijven aan het spel van de zes acteurs. Vijf van de zes toneelspelers vormen één familie: vader Jos, moeder Jeanne, dochters Elsie en Eva en Lou, de dochter van Elsie. Eva (Hanne Arendzen) vormt het ‘vijfde wiel’ in de familie: ze is een tikkeltje aan de zware kant en – als ze al mannen aantrekt – trekt ze de verkeerde mannen aan die haar op botte wijze dumpen (‘Ik zal nooit van u een stijve kunnen krijgen.’). Dat is wel anders met haar knappe zus Elsie (Anne Lamsvelt), die in een ongelukkig huwelijk zit opgesloten en een affaire begint met de lange, knappe gestalte Casper (Stefan Rokebrand). Casper is een kunstenaar, die geobsedeerd lijkt te zijn door zijn liefde voor Elsie en beschouwt haar haast als een soort langverwachte muze. Terwijl de ene liefde opbloeit, bevriest het huwelijk van Elsie tot het nulpunt. Vader Jos (Peter Bolhuis) gaat ten onder aan de kwellende herinnering van een vroeger ongeluk en drinkt zich iedere dag ladderzat. Moeder Jeanne (Henriëtte Tol) kan het niet meer aan en vlucht telkens het huis uit om ‘schnitzels’ of taartjes te gaan eten buiten de deur. Dan is er ook nog de kleine 12-jarige Lou (Fee Swart), snakkend naar de aandacht van haar moeder Elsie, die Lou’s puberjaren – en alle problemen die daarbij komen – moet doorstaan. Ook Lou vertoont vluchtgedrag: het liefst gaat ze naar haar geliefde tante Eva, die haar goed kan troosten. Eva staat min of meer symbool voor een veilige haven voor haar familie: zij staat altijd klaar om hun klaagzangen, verwensingen en verlangens aan te horen. Op den duur gaat dit haar steeds meer wringen, want wie biedt de helpende hand aan Eva?

Gezwinde gesprekken

De voorstelling kent een aangenaam hoog tempo. De zes acteurs spreken hun korte tekstfragmenten na elkaar uit, waardoor de zinnen over de toneelvloer in rappe snelheid heen en weer kaatsen. De spelers zijn goed op elkaar ingespeeld en weten precies de goede timing aan te houden. In het oorspronkelijke boek waar dit toneelstuk op geënt is, wordt ook continu in ieder hoofdstuk gewisseld van vertelperspectief. De hoofdstukken uit het boek zijn gereduceerd tot enkele, prachtige zinnen. In het begin van het toneelstuk knaagt deze manier van vertellen: in één kortstondig moment vloeien alle verhaallijnen in elkaar over. De vraag is of het verhaal wel helder te volgen blijft als zoveel verschillende mensen aan het woord zijn. Het antwoord is ‘ja’: deze manier van vertellen geeft juist een boeiende vorm. De spelers vertellen niet alleen het verhaal vanuit hun eigen belevenis als personage, maar zijn ook om de beurt de vertellers. Middenin het uitspelen van een gebeurtenis, kan een personage zich omdraaien naar het publiek en extra toevoegen wat het moment voor betekenis heeft of had. Soms leidt dat tot humoristische ontknopingen, maar vaak leidt het ook tot situaties waarin je medelijden wordt opgewekt en je met meewarig hoofd meekijkt naar de steeds ongelukkiger wordende personages.

Hilarische vertolkt

Het toneelstuk heeft bovendien iets luchtigs om zich heen hangen. Ondanks het snelle tempo waarin de scènes elkaar opvolgen, komt het acteerwerk goed uit de verf door de rustige, beheerste manier van toneelspelen van de acteurs. Zo wordt Jeanne hilarisch vertolkt door Tol die haar neerzet als een herkenbare, zeurende vrouw die zwelgt in zelfmedelijden. Ook roept Bolhuis de lachers op zijn hand met zijn vaak herhaalde uitroep ‘proost!’, vaak nét op een moment waarop een andere speler klaar is mijn zijn/haar korte monoloog. Elsie en Casper, als dartelende tortelduifjes, blijven meer ‘oppervlakkige’ personages. Dit in tegenstelling tot de 12-jarige Lou, die haar schattige karakter zo nu en dan weet af te schudden. Arendzen zet een tamelijk bescheiden Eva neer, die in haar verfomfaaide outfit oogt als een gezellige vernederlandste ‘Bridget Jones’: op zoek naar de liefde, graaiend in haar goed gevulde koelkast (de mayonaise pot uitlikkend) en een toeverlaat voor haar naasten en – als psychologe – voor haar patiënten.

Het spel lijkt zich naar het einde van de voorstelling uit te vergroten: niet alleen in stemvolume en handelingen, maar ook in emotie. Als toeschouwer kruip je helemaal in het verhaal en ga je mee in de zee van gevoelens. Daardoor slaat het einde in als een bom en wellen de tranen op in de ooghoeken. Een ontroerende voorstelling over familieproblemen, waarbij de waarheid niet mooier wordt getoond dan deze is. Een voorstelling zoals je het leven moet nemen: met een lach én een traan.

Cristina Branco albumcover B
Muziek / Achtergrond
special: Fadomuziek in Nederland
Cristina Branco albumcover B

Fadomuziek van Cristina Branco in Nederland

Eind februari van dit jaar kwam het vijftiende album van fadozangeres Cristina Branco uit. Nu werd het album alleen in haar moederland uitgegeven. Wie Branco wil bemachtigen zal daarom een beroep moeten doen op de import. Wel is het album te beluisteren via o.a. Spotify, maar de harde fan zal toch gaan voor een echt plaatje.

Branco heeft er voor gekozen om niet te putten uit de klassieke Fadomuziek, maar deze keer heeft ze de handen ineengeslagen met aan aantal jonge en veelbelovende indie-songschrijvers. Wel heeft ze zelf de muziek volledig in Fadotraditie gehouden. Haar band bestaat uit Bernardo Couto op Portugese guitaar, Bernardo Moreira op contrabas, Luís Figueiredo op piano en toetsen. Uiteraard zingt ze zelf. De twaalf composities zijn van een elftal verschillende schrijvers. Alleen Kalaf Epalanga tekent voor twee bijdragen, maar wel steeds met een andere medeschrijver. De ene keer met Mário Laginha en ‘Casa’ samen met Toty Sa’med.

Het pallet aan liedjes past prima in de Fadotraditie, maar kent geen echte uitschieters. Alle songs hebben een hoge standaard die we van Branco mogen verwachten. Wellicht dat live een van deze nieuwe songs zal uitgroeien tot een favoriet. Wie wil horen hoe Cristina Branco deze nieuwe liedjes vervlecht met haar rijke discografie heeft de kans om haar eind april tot begin mei live in Nederland te bewonderen. 8WEEKLY zal verslag doen van het concert dat ze geeft in Tivoli Utrecht.

Live te bewonderen: 2 mei in Tivoli Vredenburg, Utrecht.