Boeken / Fictie

Een dag als geen andere

recensie: Ian McEwan - Zaterdag

Ian McEwan (1948) wordt gezien als een van de belangrijkste Britse schrijvers van het moment. Hij is ook in Nederland vrij bekend, onder andere omdat menig scholier zijn werk The Cement Garden op zijn leeslijst voor Engels had staan. Vaak zit het werk van McEwan op het randje van het thrillergenre zonder aan literaire kwaliteiten in te boeten. Ook zijn nieuwste werk Zaterdag valt binnen dit spectrum van spannende, maar uiterst literaire boeken.

~

Zaterdag vertelt een dag uit het leven van neurochirurg Henry Perowne, namelijk zaterdag 20 februari 2003, de dag waarop wereldwijd het grote protest tegen de Irak-oorlog plaatsvond. Midden in de nacht wordt Perowne wakker en als hij uit het raam kijkt ziet hij een brandend vliegtuig. Vanaf dat moment blijft hij wakker en ontvouwt zich de dag. Ondanks het neergestorte vliegtuig is er geen reden om aan te nemen dat deze zaterdag anders zal gaan verlopen dan andere zaterdagen. Een kleine botsing met de auto van de onderwereldfiguur Baxter zet echter een serie gebeurtenissen in gang die een hele andere draai aan deze zaterdag geven. In eerste instantie redt Perowne zich op slinkse wijze uit de precaire situatie die ontstaat. Hij gaat vervolgens gewoon zijn squashspelletje spelen, doet boodschappen, bezoekt zijn demente moeder en ontvangt zijn dochter en schoonvader thuis. Dan dringt Baxter echter onverwacht zijn huis binnen en krijgt de dag een onaangename wending.

Spanning gepaard aan alledaagsheid

Omdat Zaterdag zich in zijn geheel op een dag afspeelt is het een cyclisch boek geworden. De roman eindigt op dezelfde manier als waarop hij begonnen is, met een slapeloze Perowne die uit het raam kijkt. Deze Perowne is degene vanuit wiens perspectief het hele verhaal verteld wordt. Als lezer zie je dus alleen de dingen die hij ziet, waardoor je betrokkenheid met hem vergroot wordt. Dit zorgt er voor dat er de nodige spanning ontstaat, aangezien je als lezer net zomin weet wat er gaat gebeuren, als Perowne. Hierdoor leef je sterk met de hoofdpersoon mee, vooral in het hoofdstuk waarbij Baxter zijn huis is binnengedrongen. Aangezien de roman slechts een dag beslaat, wordt iedere handeling en zelfs bijna elke minuut door McEwan beschreven. Dit maakt het boek heel beeldend, maar het zorgt er ook voor dat het zo nu en dan ietwat saai wordt. Vooral de meer alledaagse scènes en de beschrijving van de squashpartij zijn niet heel enerverend.

Perowne of McEwan

McEwans minutieuze vertelwijze is een van de grootste kwaliteiten van Zaterdag, alhoewel het niet altijd even goed werkt, zoals bij de beschrijving van de eerder genoemde squashpartij. In de roman komen ook enkele metafictionele bespiegelingen voor, waarbij de weinig in literatuur geïnteresseerde Perowne zich afvraagt waarom je nog romans zou schrijven als het leven al zo veel aan verhalen te bieden heeft. Dit gefilosofeer is naar mijn idee, net als Perownes twijfels over de aankomende oorlog in Irak, meer een weergave van de twijfels van McEwan zelf, dan van Perowne. Het is de vraag of zoiets in een roman als deze thuishoort, of dat het beter in een essay past. Ondanks enkele minder prettig leesbare stukken is Zaterdag een uitstekend boek, waarin contemplatie, actie en spannende plotwendingen een interessante strijd met elkaar aangaan.

Muziek / Album

Jeugdliefde

recensie: The Posies - Every Kind of Light

.

~

The Posies zijn met Every Kind Of Light terug van nooit echt helemaal weggeweest. De Big Star van deze generatie bleef immers na de ontbinding van de band in 1998 sporadisch concerten geven. Op dit album worden Ken Stringfellow en John Auer in de ritmesectie bijgestaan door Matt Harris en Darius Minwalla. Naar eigen zeggen is deze plaat absoluut door alle vier gemaakt, maar wij weten natuurlijk heus wel dat alleen Auer en Stringfellow the Posies zíjn.

Evenwicht

Every Kind of Light is een evenwichtig album. De popsongs voeren de boventoon, met verhalen over liefde, drank en werk. Liefde zoals bij Second Time Around, wat bij vlagen doet denken aan de eerste periode van The Foo Fighters. Drank bij het wonderschone Last Crawl en All In A Day’s Work. En bij werk kunnen we wederom All In A Day’s Work opzetten. Trouwens, wie ooit een akoestische set van Auer en Stringfellow bijwoonde weet dat drank en werk goed samen gaat bij dees’ heren. Every Kind Of Light werd (ondanks of dankzij de genoemde drank) in slechts drie weken opgenomen tijdens de roerige verkiezingsstrijd tussen Bush en Kerry. Dit heeft weliswaar geleid tot af en toe een veeg uit de pan naar de snelheid van de Amerikaanse samenleving maar echt belerend wordt de plaat gelukkig nooit.

Lieflijk

Openingssong It’s Great To Be Here Again lijkt te verwijzen naar de terugkomst van de band, maar blijkt een aanklacht tegen de haastige honger naar behoeftenbevrediging van hun landgenoten. Het openingsnummer (mét orgel!) is precies waar ik op hoopte: hoe fijn kunnen The Posies cynische teksten toch lieflijk laten klinken. That Just Don’t Fly, één van de juweeltjes van deze plaat, doet buiten de karakteristieke samenzang haast on-Posies aan. De gitaarpartijen zijn rustig en piano voert de boventoon, met een tachtiger jaren gitaarsolo in de brug. Daarmee maakt single Conversations een mooie balans met juist een overheersende klassieke Posies-sound.

Geen traan of kippevel
Helaas een dieptepunt bij Could He Treat You Better? Moge het nou gaan over een slecht behandelde vrouw of over Vadertje Staat in huidig Amerika, het is een flinke klap naast de plank. Ongeloofwaardig in een bluesy uitvoering die de heren niet past en het eerste wat ik dacht was dat ze een grap maakten en misschien is dat ook wel zo. Julian Sass meets Gregg Dulli die Diana Ross covert, zoiets. En dat dan weer door The Posies gezongen. Laten we dit nummer maar gauw vergeten. Want op de keper beschouwd is dit een waardig Posies-album dat de stilte na 1998’s Success (dat volgens eigen zeggen hun zwanenzang had moet worden) doet vergeten. Het album klinkt niet geforceerd, er worden geen open deuren ingetrapt en het volgt consequent het karakter van de band. Maar gegroeid zijn The Posies niet, althans, Every Kind Of Light is niet meeslepender en dramatischer dan de voorgaande albums. Daarbij vind ik het album niet beter dan die ik al van hen in mijn platenkast heb staan. Misschien is het de hang naar het sentiment dat ik voel bij Frosting On The Beater. Wat dat betreft is mijn oordeel over deze plaat niet helemaal fair. Vervlogen tijden komen nu eenmaal niet terug en Ken en John zijn ook maar gewoon ouder geworden. Dat hoor je, al hebben ze het in hun voordeel gebruikt. Dit album klinkt rijp en evenwichtig, hoewel ik geen traan liet en mijn huid niemaals samentrok in kippenvel.

En zo zit ik hier, aan mijn boxen gekluisterd alsof ik mijn middelbare school liefde weer tegen ben gekomen. Zonder de vlinders van weleer, maar met een berustende glimlach dat het met hem toch allemaal goed gekomen is.

Muziek / Achtergrond
special: Dagelijks verslag van North Sea Jazz 2005

Dertig vette jaren

Voor de dertigste keer konden jazzliefhebbers hun helden van heel dichtbij bewonderen tijdens de 30e editie van het North Sea jazz Festival. Van 8 tot en met 10 juli waren bijvoorbeeld jazz- en soulgrootheden als Herbie Hancock, Jean ‘Toots’ Thielemans, Joe Zawinul, artist in residence Dave Holland, Bobby McFerrin, Al Green en Oscar Peterson te zien. Het festival heeft altijd veel ruimte geboden aan artiesten uit andere muziekstromingen die enige verwantschap hebben met de jazz. Ron Holman bezocht minstens 25 maal het festival en blikt voor 8WEEKLY terug op dit ‘grootste indoor jazzfestival’ van de wereld. En zag ook deze editie weer veel optredens. Met een beeldverslag van Angela Largaespada.

Al Green
Al Green

Dat het een bijzondere aflevering van het North Sea Jazz festival zou gaan worden, dat stond van te voren eigenlijk al vast. De 30e editie van het festival is tevens de laatste in het Congrescentrum in Den Haag. En dat brengt sentimenten naar boven. Dan ga je herinneringen ophalen en denk je met weemoed terug aan al die bijzondere concerten in de Prins Willem Alexander zaal en in al die andere zalen van het Congrescentrum. Miles Davis stond er, Count Basie, Sarah Vaughn, Art Blakey ach…iedereen die maar iets betekende in de jazz was er te zien. Na al die sterren volgde ook de ‘jonge’ garde en kwamen we tijdens sommige edities namen tegen als Jamiroquai, die overigens een zeer memorabel concert gaf in het toen nog bestaande Tuinpaviljoen, maar ook acts als Marcus Miller, Jamie Cullum, James Brown, Parliament, Larry Graham, Earth Wind & Fire en……..ach ook hier geldt, de lijst is bijna eindeloos. Maar moeten we echt rouwig zijn om de verhuizing naar de Ahoy in Rotterdam? Een korte inventarisatie onder de bezoekers leert dat natuurlijk de Hagenezen het een groot verlies voor de stad vinden, maar andere bezoekers hebben er veel minder moeite mee. En artiesten zitten er al helemaal niet mee. Sommige hebben niet eens door dat ze in Den Haag zitten en roepen steevast “Hello…Amsterdam!!!” Den Haag of Rotterdam, het maakt ze niet zo veel uit. Het is nog maar de vraag of de organisatie die vreselijke galmbak van een Ahoy-hal kunnen aanpakken, maar dat wordt ons nu al verzekerd. We zijn benieuwd.

Artist in Residence Dave Holland
‘Artist in Residence’ Dave Holland

Feit is dat het ook dit jaar bij een uitverkocht festival moeilijk verplaatsen is van de ene zaal naar de andere. En dat wordt na zoveel jaren toch echt bezwaarlijk. De afstand tussen bijvoorbeeld de Statenhal, waar de meer populaire artiesten staan geprogrammeerd naar het Paul Acket Paviljoen waar ook de wat grotere acts staan, is misschien nog geen honderd meter. Soms lijkt het wel eens of iedereen meedoet aan het wereldkampioenschap ‘langzaamste tijd’ op die honderd meter, want het is schuifelen geblazen, en dan kan het voorkomen dat je twintig minuten bezig bent om die afstand te overbruggen. En dan hebben we het niet eens over de vele keren dat je een rugzak in je gezicht krijgt geduwd, dat je hielen onder de blauwe plekken zitten door degene die achter je loopt en dat je tenen ook als gloeilampen kunnen dienen doordat je voorganger er voortdurend op gaat staan. Als dat allemaal tot het verleden gaat horen van het Congrescentrum, dan kunnen we -wat mij betreft- ook meteen verhuizen.

Vrijdag 8 juli

Superster

Bobby McFerrin
Bobby McFerrin

Wil je toch een paar concerten meemaken, dan zal je je toch moeten onderdompelen in de schuifelende massa, De beloning daarvan is wel dat je soms mooie momenten meemaakt. Ibrahim Ferrer bijvoorbeeld. Hij mocht donderdag op het Midsummer Jazz Gala al optreden en vrijdag beet hij de spits af in de PWA-zaal. Een indrukwekkende band had hij bij, inclusief strijkorkest en de geweldige pianist Roberto Fonseca, die in sommige solo’s wel heel veel noten op de vierkante millimeter kwijt wilde. Ferrer is na de doorbraak met de Buena Vista Socail Club een superster. Fotografen verdringen zich voor het podium voor het beste plaatje van de 77-jarige Cubaan die zich deze keer in een stijlvol zwart pak had gestoken, maar wel met zijn eeuwige pet op zijn hoofd. In het begin van het concert lag de nadruk op wat langzamere stukken en klonk het allemaal wel heel erg braaf en gezapig. Maar naarmate het concert vorderde kwam er meer pit in het gezelschap en vooral de eerder genoemde pianist Fonseca manifesteerde zich nadrukkelijk.

Violenbrij

Robert Cray
Robert Cray

Daarna snel even de kelders in gedoken. Die heten officieel natuurlijk niet zo. Dan hebben we het over de Jan Steen Zaal waar al jaren de akoustische en mainstream jazz wordt geprogrammeerd. Dat is te merken ook, want de gemiddelde leeftijd van het publiek ligt hier aanzienlijk hoger. Veel grijze middelbare mannen waarvan een groot deel ook nog in een vlotte fluweelrode broek is gestoken (wat is dat toch met die rode broeken?). Ze wachten op het concert van saxofonist Phil Woods die samen met studenten van het Haags Conservatorium onder leiding van Henk Meutgeert nummers van Charlie ‘Bird’ Parker ten gehore zal brengen. De techniek van Phil Woods en zijn geluid van zijn alt sax doet zeker niet onder van die van Bird, het is alleen jammer dat de strijkers door de geluidstechnicus in de mix om zeep worden geholpen en vervormen tot een amorfe geluidsbrij waar soms even wat violen in te herkennen zijn. Gelukkig wordt dat later wel weer rechtgetrokken.

Een zaal verder is muziek van een heel andere orde te horen. De zoetgevooisde klanken van de violen bij Phil Woods die nog in je oren nagalmen bij het verlaten van de Jan Steen Zaal worden ruw verdreven bij het betreden van de naastliggende Paulus Potter Zaal. Stuiterende breakbeats en een retestrakke maar wel keihard beukende drummer van de groep Silhouette Brown zorgen er voor dat je weer helemaal terug in de tijd bent. Silhouette Brown is een collectief opgericht door onder andere Dego van 4 Hero en Kaidi Thatham van Bugz in the Attic. Klinkt leuk, maar de nummer zijn iets te lang uitgesponnen en dan wordt al dat gestuiter toch iets te veel van het goede. Bovendien heeft zangeres Deborah Jordan een niet al te bijzondere stem en kan ze niet een concert lang blijven boeien. Ook al zijn de meerstemmige ‘chats’ indrukwekkend.

Brulboei

Chaka Khan
Chaka Khan

Iemand die al ruim 50 jaar een stem als een brulboei heeft is Chaka Khan. Ze geeft een verpletterend concert samen met het Metropole Orkest en ze laat ons onmiddellijk de bedroevende vertoning vergeten van een aantal jaren terug toen ze ook op het podium stond met het Metropole maar er niets van bakte, omdat ze waarschijnlijk onder invloed van een iets te grote hoeveelheid alcohol voortdurend haar tekst kwijt was en het ook niet zo nauw nam met de timing. Nu klonken classics als Ain’t Nobody en het door Prince geschreven I Feel for U een stuk beter. Op de eerste dag zagen we ook nog Robert Cray. Zijn met soul doorspekte bluesnummers klinker nog immer hetzelfde, alleen de man zelf is wat grijzer geworden. Helaas is het op zo’n avond onmogelijk om heel veel concerten te zien, de drukte en de nauwe gangen laten het niet toe om je snel naar een andere zaal te spoeden. Dus we hebben ook weer veel moeten missen. Maar die zien we dan een volgende keer wel. Bovendien komt er nog zo veel goeds op zaterdag en zondag.

Zaterdag 9 juli

Chaka Khan
Jean ‘Toots’ Thielemans

De zaterdag tijdens het North Sea Jazz Festival is meestal de drukst bezochte avond en ook altijd het eerst uitverkocht. Deze keer merk je daar in die zin minder van omdat alle avonden uitverkocht zijn. Het is dus elke avond file in de gangen. En dat betekent dat je de avond heel goed moet plannen, wil je iets van de concerten meemaken die je heel graag wilt zien. Als je een goede zichtplek wilt hebben dan is het van belang om ruim drie kwartier eerder aanwezig te zijn, dan kan je je bij het concert dat voorafgaat naar voren dringen. Pik je wellicht een artiest mee, waar je eigenlijk niets mee hebt, maar je kan ook aangenaam worden verrast. Het zo maar in en uit fladderen van zaal naar zaal is bijna niet meer te doen. Voordat je binnen bent, is het concert al zeker twintig minuten bezig en een goede zichtplek kan je zeker vergeten. Het Dakterras is inmiddels een bijna onneembare vesting geworden. Op last van de brandweer mag er maar een bepaald aantal mensen naar boven. Wie te laat is, moet wachten en hopen dat bezoekers eerder naar buiten komen. Maar dat wachten kan soms langer dan een half uur duren. Dan is het concert al weer bijna voorbij. Dus was het zaterdag onmogelijk om maar iets te zien van Lizz Wright, The David Sanborn Band en Kurt Rosenwinkel. Wat dat betreft hoop ik dat dat in Rotterdam tot het verleden behoort.

Tomatito
Tomatito

Wat we wel hebben kunnen zien is een glimp van de Billy Cobham Spectrum Band in een overladen Paul Acket Paviljoen. Drummer Billy Cobham maakte met Spectrum in 1973 een van de beste jazzrock-albums ooit. De muziek was rauw, funky en vooral virtuoos. “Kom”, zal Billy gedacht hebben “in een tijd waarin het wemelt van de reuninions kan ik er ook wel een schepje bovenop doen”, maar dat gaat alleen een beetje moeilijk wanneer de gitarist (Tommy Bolin ook bekend van Deep Purple) die zo’n bepalend figuur was van dat album al lange tijd is overleden. Geen nood, dan maar met de beste sessiemuzikanten van nu zoals Tom Coster op piano en Frank Gambale op gitaar. Het concert stond dus voor een groot deel in het teken van dit album en het publiek kon nostalgisch genieten van jazzrock-classics als Red Baron en Spectrum. Opvallend: powerdrummer Cobham stelde zich heel bescheiden op en vulde niet elke maat op met allerlei duizelingwekkende riffs. In hetzelfde Paul Acket Paviljoen was daarna Jan Akkerman te zien. Hij begon zijn set met een nummer van zijn laatste CD ‘CU’ waarop hij house-achtige beats combineert met zijn bekende stevige gitaarsound. De vierkwartsmaat komt wat hakkerig over in het begin, Maar het publiek kan ook hier genieten van enkele echte Akkerman-classics. Grappig is dat naarmate Akkerman ouder wordt hij er steeds meer als een Friese boer uit gaan zien. Geef hem in plaats van zijn gitaar een riek in handen en je hoort ‘m al roepen “Van mien erf af, kwajongens!”

Jamie Cullum
Jamie Cullum

“We got promoted”, riep Jamie Cullum de immens gevulde Statenhal in. Hij doelde op zijn concert van vorig jaar toen hij nog in het Paul Acket Paviljoen stond. Dat was een memorabel concert waar hij de zaal plat kreeg met zijn bravoure en humor. Het betekende zijn echte doorbraak in Nederland. De Statenhal is inderdaad net een maatje groter, en dat is voor Jamie Cullum andere koek. Het is dat hij zoveel charisma heeft en een ras-performer is met Robbie Williams-achtige trekjes. Daardoor kan hij het publiek toch bespelen. Maar er zijn momenten, wanneer er wat meer jazzy stukken worden gespeeld, dat het publiek een beetje afgeleid raakt en niet helemaal bij de les blijft. Merkwaardig eigenlijk voor een jazz-festival. En dat is het natuurlijk ook al jaren niet meer, maar dat klinkt voor geen meter; het North Sea Jazz- En Aanverwante Muziek-Festival.

De echte jazz is zeker te vinden in de kleinere zalen. In de Rembrandt-zaal zien we het trio met drummer Bobby Previte, saxofonist Greg Osby en gitarist Charlie Hunter. Hier horen we elementen terug uit de free jazz en de funk. Charlie Hunter staat bekend om zijn fabelachtige techniek waarbij hij op zijn zevensnarige gitaar zowel de baspartijen speelt als de melodielijnen. Het blijft fascinerend om te zien, terwijl Previte als vanouds zijn wat dwarse manier van drummen laat horen. Elke keer weer zet hij je op een verkeerd spoor en denk je even mee te kunnen tikken, maar dat is altijd maar van korte duur, want dan gaat-ie weer over op een ander drumpatroon.

De voorspelbaarheid is wat dat betreft sneller te zoeken bij soul-veteraan Solomon Burke. De afgelopen jaren is hij al verschillende keren op bezoek geweest in Nederland, maar zijn soul-revue blijft nog steeds enorme drommen mensen op de been helpen. De Statenhal puilt uit en de temperatuur binnen stijgt boven de 35 graden. Zijn concert is een herhaling van zetten. Als een soort pasha in een paars glitterpak zit-ie midden op het podium op zijn troon omgeven door rozen (en later door tientallen vrouwen uit het publiek). De classics uit de soul worden uit volle borst meegezongen. Zoals-ie daar zit op zijn troon zie ik een opvallende gelijkenis met Mini-Me uit de films van Austin Powers, maar dan zeg maar Maxi-Me.

Roy Hargrove
Roy Hargrove

Hans Dulfer toetert als een van de laatste acts op de zaterdag het vermoeide publiek weer helemaal wakker, de Nederlandse jongens van Relax trekken een heel jong publiek en George Duke heeft de eer om een twee uur durende 30-jaar jubileumsset te mogen geven in de Statenhal waarbij verschillende gast-artiesten zoals saxofonist Boney James, bassist Stanley Clarke en trompettist Roy Hargrove de sfeer mogen verhogen. En dat lukt ook. Met trillende benen van vermoeidheid verlaat ik het Congresscentrum. Nog een dag te gaan.

Zondag 10 juli

Oscar Peterson
Oscar Peterson

Elk jaar zit er tijdens het North Sea Jazz Festival wel een echte zomerse dag bij. Deze keer was dat de zondag. Aan de ene kant is dat prettig. Het verhoogt de sfeer en op het binnenpleintje naast de Statenhal is het goed toeven in de zon met een biertje en een plastic kuipje gebakken kibbeling. Minder aangenaam zijn de zure zweetluchten van bezoekers die mogelijk principieel tegenstander zijn van het gebruik van deodorant of zo, voor de omgeving is dat absoluut een naar moment. En dat mochten we al ervaren bij het concert van Amos Lee in de Paulus Potterzaal en in die zaal in het normaliter al benauwd. Amos Lee trad hier in mei nog op in Paradiso en in Tilburg. Ook met Amos Lee gaat het opeens heel snel. Zo sta je nog voor een klas in Philadelphia en opeens ben je de ‘Talk of the Town’ en sta je zomaar op het North Sea in Den Haag. Weliswaar nog in een naar verhouding kleine zaal, maar toch. De simpel in het gehoor liggende muziek van de singer-songwriter paste uitstekend bij de broeierige sfeer in de kelder. Maar liever hadden we hem in het Paul Acket Paviljoen willen zien.

Steps Ahead
Steps Ahead

Tegelijkertijd speelde in de Statenhal de groep Steps Ahead, nog zo’n icoon uit de wereld van de jazzrock en de fusion. Helaas moest saxofonist Michael Brecker afzeggen vanwege een aanhoudende spierontsteking en vibrafonist Mike Manieri vertelde dat-ie zelfs is opgenomen in het ziekenhuis. Bill Evans was een verdienstelijk vervanger en heeft bovendien ook eerder in Steps Ahead gespeeld. De groep bestond verder uit gitarist Mike Stern, de meesterlijke bassist Richard Bona en drummer Steve Smith. De mannen stonden heel relaxed op het podium en maakten regelmatig grapjes met elkaar. Ze kennen mekaar ook door en door en spelen regelmatig samen in wisselende formaties. Bill Evans en Steve Smith spelen bijvoorbeeld weer samen in de Soulbop band van Evans, Richard Bona speelt veel mee bij de Mike Stern Group en zo zijn er talloze kruisverbanden te maken. De achtduizend mensen in de Statenhal vonden het allemaal prima Steps Ahead maakte in de jaren tachtig al doordachte jazzrock, zonder dat het op gladde fusion ging lijken. In die tijd werden ze door de jazzpuristen weggehoond. Maar nu blijkt dat hun muziek wel degelijk bestaanswaarde heeft.

Van een heel andere orde is Roisin Murphy, U kent haar nog wel als zangeres van Moloko. Haar concert staat in het teken van haar laatste (solo)-cd,het publiek vindt het allemaal wel aardig, maar je voelt dat ze zitten te wachten op de krakers van Moloko. Murphy laat ze lekker lang wachten en verkleed zich ondertussen nog even om tot een soort voodoo-priesteres, ze blijft natuurlijk zo gek als een deur. Helaas was er nu geen Hammond-orgel waar ze in kon kruipen.

Candy Dulfer
Candy Dulfer

Candy Dulfer is vaste prik op het festival. Sinds ze zelf is gaan zingen, is de muziek wat gezapiger geworden. Op het podium gaat het er een stuk ruiger aan toe en blijft het een uitstekende party-band. Vooral drummer John Blackwell is een beest en zanger- en keyboardspeler Chance Howard heeft een dijk van een stem. Er worden alleen wel heel erg veel covers gespeeld, veel Prince, Average White Band en een overigens sublieme versie van Brown Sugar van D’ Angelo (wanneer horen we weer eens iets van hem?). Percussioniste Sheila E. trommelde ook nog even mee, maar het duurde wel heel erg lang voordat zij het podium opkwam en onder andere haar eigen hit The Glamourous Life meezong.

Dianne Reeves
Dianne Reeves

Met een heel timide klinkende “Thank You” bedankte Joss Stone het publiek na elk nummer dat ze zong. Ondanks haar leeftijd, ze is pas 18 geworden, staat ze als een ervaren entertainer op het podium van de Statenhal. Alle hits komen voorbij en ze eindigt de set met een funky versie van Some Kind of Wonderful. Een mooi moment is wanneer ze het publiek vraagt om hun aanstekers aan te doen. Dan merk je weer dat ze net de pubertijd is ontgroeid want met tranen in haar ogen van ontroering neemt ze een foto vanaf het podium. En Joss Stone was niet de enige van de jonge garde soul-zangeressen. In de Paulus Potterzaal waren zondagavond heel veel veelbelovende soul-artiesten te zien. Leela James bijvoorbeeld, niet alleen vanwege haar enorme afro een opvallende verschijning, ze kan ook heel goed zingen. Jaguar Wright is nog zo’n dame. Wat een stem! De nieuwe generatie soul-diva’s zit er aan te komen. En ze doen zeker niet onder voor dames als Angie Stone, Jill Scott en Erykah Baduh. Meer, meer, meer volgend jaar!

Jim Hall
Jim Hall

Nog snel even wezen kijken bij gitarist Joel Harrison die met zijn groep Free Country een merkwaardige mix maakt van country en jazz. Amerikaanse spirituals worden verdraaid, uit elkaar gerafeld, verbasterd tot free jazz-achtige composities om uiteindelijk weer als spiritual terug te keren. Avontuurlijk, maar niet voor iedereen weggelegd, want sommige mensen weten niet hoe snel ze de zaal moeten verlaten. Pianist Chick Corea speelt met zijn Touchstone in de PWA-zaal, de groep die zich vooral heeft verdiept in de latin- en spaanse ritmes. Bijzonder virtuoos en de groep is zeer hecht op elkaar ingespeeld, de meest ingewikkelde breaks en loopjes worden zonder schijnbaar enige moeite gespeeld. Alsof ze “Ienne Miene Mutte’ spelen, maar dan met een turbo er op. En bijna traditiegetrouw mag Maceo Parker het festival afronden. Ook hier geldt: voorspelbaar, maar het blijft wel lekker.

En zo eindigt de 30e en laatste editie van het North Sea Jazz festival in het Congres Centrum in Den Haag. De organisatie heeft de plannen voor de Ahoy al rond en die werden in een speciale stand tentoongesteld. Hoewel sommige mensen eerst keihard riepen dat ze zeker niet van plan waren om volgend jaar naar Rotterdam te komen, kregen de ‘standwerkers’ ze na enige uitleg wel om. De sfeer blijft namelijk hetzelfde en er wordt van alles gedaan om er een nog beter festival van te maken. “We moeten wel”, zo zei directeur Theo van den Hoek, want ze mogen absoluut niet ‘op hun bek’ gaan. Mijn zegen hebben ze.

Boeken / Fictie

Poëzie zonder opsmuk

recensie: Daniël Dee - Vierendeel

Daniël Dee (Empangeni, Zuid Afrika 1975) was in het seizoen 2000-2001 samen met Petra Else Jekel huisdichter van de Rijksuniversiteit Groningen. Hij is redacteur van het literaire tijdschrift Krakatau, draagt zijn werk regelmatig voor op poëziefestivals en -avonden en publiceert een deel van zijn werk op het internet. In 2001 stelde hij een bloemlezing samen van het werk van jonge dichters in de 21e eeuw, met de titel Vanuit de lucht. De eerste generatie dichters van de eenentwintigste eeuw. Uitgebracht door uitgeverij Passage, die in 2002 ook zijn debuutbundel 3D, schetsjes van onvermogen publiceerde. Samen met de dichter Tsead Bruinja stelde hij in 2004 de bundel Kutgedichten en in 2005 Klotengedichten samen. Zijn nieuwste dichtbundel heet Vierendeel en verscheen onlangs bij uitgeverij De Geus.

Een tweede publicatie na een succesvol debuut wordt vaak extra kritisch ontvangen. De grote vraag is of de hooggeschapen verwachtingen die het debuut teweeg heeft gebracht, nu ook ingelost worden. Dee heeft in elk geval de goedkeuring weten te oogsten van de dichter Jules Deelder, die in een citaat op de omslag laat weten dat “…er zijn genoeg meelopers en na-apers, maar alleen Daniël Dee beschouw ik als een waardig opvolger”.

Romantische rebellen

De gedichten in Vierendeel hebben inderdaad een aantal belangrijke raakvlakken met het werk van Jules Deelder. Beide dichters verzetten zich als romantische rebellen tegen de saaiheid en de sleur van het burgerlijke leven. Beiden doen dit vanuit een (post)modern, stedelijk perspectief. Met de gedichten in Vierendeel laat Dee zien dat hij overbekende thema’s zoals het verlies van onschuld, liefde, seks en dood, opnieuw weet te gebruiken zonder daarbij sentimenteel of gemakszuchtig te worden. Het gedicht Wie walst er met me mee is hier een voorbeeld van, hij schrijft daarin:

De dood is een oneindige woestijn
met lekker warme lippen
vleit ze me naar binnen
kom ze wachten al zo lang

Bekentenis

In sterke, helder geformuleerde dichtregels confronteert de dichter zijn lezer direct met zijn kritiek op het maatschappelijke leven, altijd geschreven vanuit een ik-persoon. Vaak kiest hij daarbij voor een vrij traditionele vorm, met een vertellende titel, in meerdere strofen en met een duidelijk en regelmatig ritme. In sommige van zijn gedichten laat hij deze vormelijkheden juist helemaal los. Deze gedichten lezen als een bekentenis die in één ademtocht wordt geuit, alsof de ik-figuur zijn gedachten snel wil verwoorden voordat het te laat is. Bijvoorbeeld in het korte gedicht Mijn lievelingsuitrusting:

geen herriejuwelen lippenstifttics maar ingesmeerde
dragende benen tot aan haar zoet taboetje het sleutelgat
in haar bolle buikje peeping hole dronkenmakende roemer
maar anders het zijn de woorden niet hoe verover ik je
hart en ja ja ja ook je onderbuik zing ik voor haar
een leven lang te weinig want er is nog zoveel meer
vogelvrij privé-terein

Een jaloersmakend krachtig, compact en raak gedicht. Zonder opsmuk, elk woord precies op de juiste plaats. Deze dichter weet zijn woorden zo naast elkaar te zetten dat het contrast optimaal is en elk woord maximaal effect heeft. Op die manier weet hij vaak onverwacht subtiele en fantasievolle beelden op te roepen. Zo schrijft Dee in de laatste regels van zijn gedicht Woorden van geliefden:

hoop dat jij niet boos of beledigd bent maar de tijd neemt om alles
te laten bezinken zal ik deze week nog langskomen om te praten
of te kletsen of allebei en tussendoor
buiten is het herfst daar waait het zo mooi blaadjes

Geen l’art pour l’art

Bij al zijn aandacht voor taal en woordkeuze zorgt Dee er steeds voor dat de inhoud niet overschaduwd wordt maar juist versterkt. Dit is geen l’art pour l’art. Dee is een dichter met een boodschap. Wie niet tegen een dergelijk ouderwets engagement kan zal zich waarschijnlijk ergeren aan het dwingende karakter van Dee’s gedichten. Voor wie zich daar wel in thuisvoelt of bereid is daar enige moeite voor te doen zal deze bundel een positieve verrassing zijn.

Kunst / Expo binnenland

Een nieuwe blik op Ed van der Elskens Amsterdam?

recensie: Ed van der Elsken - Mijn Amsterdam

.

<i>Amsterdam, de Dam 1966</i> © Ed van der Elsken / Nederlands Fotomuseum, courtesy Annet Gelink Gallery
Amsterdam, de Dam 1966 © Ed van der Elsken / Nederlands Fotomuseum, courtesy Annet Gelink Gallery

Met bovenstaande woorden begint Ed van der Elsken zijn in 1979 verschenen fotoboek Amsterdam! Oude foto’s 1947-1970. In de jaren tachtig voegde hij aan zijn Amsterdam-werk nog kleurenfoto’s en filmbeelden toe. Van der Elsken (1925-1990) begon zijn loopbaan in Amsterdam en heeft er zijn leven lang gefotografeerd en gefilmd. Wie kent niet zijn zwart-witfoto’s van meisjes met suikerspinkapsels, nozems op de Nieuwendijk, de twist dansende jongeren, demonstranten op de huwelijksdag van Beatrix en Claus en kleurenfoto’s van punkers op het Leidseplein; foto’s die prachtige tijdsdocumenten vormen. Tussendoor maakte Van der Elsken ‘uitstapjes’ naar ondermeer Parijs en Hong Kong. Om een nieuw licht te werpen op het vertrouwde Amsterdam van Ed van der Elsken vroeg FOAM aan de Britse fotograaf en curator Martin Parr – groot liefhebber van Van der Elskens werk – een selectie te maken uit het archief.

Hartstocht

Parr: “[…] Ik denk dat deze tentoonstelling vooral bedoeld is om meer te weten te komen over Van der Elskens leven, zijn overtuigingen en zijn blijvende hartstocht voor Amsterdam.” Parr heeft ervoor gekozen om met een kleine honderd zwart-wit- en kleurenfoto’s, enkele films, een paar citaten, brieven en andere documenten een beeld van Ed van der Elsken en van zijn geliefde Amsterdam te laten zien.

Vivaldi

Het is een goede doch ietwat voor de hand liggende keuze om de verschillende media die Van der Elsken hanteerde naast elkaar te tonen. Ook vele andere Van der Elsken-tentoonstellingen van de afgelopen jaren hadden die vorm. Met fotografie, film en persoonlijke tekst wilde Van der Elsken het leven vastleggen en becommentariëren. De op de tentoonstelling getoonde films als Fietsen (1965), Welkom in het leven lieve kleine (1963) en Een fotograaf filmt Amsterdam (1982) zijn juweeltjes. In Welkom in het leven lieve kleine staat de Amsterdamse Nieuwmarktbuurt (waar Van der Elsken met zijn gezin woonde) en de geboorte van zijn zoon Daan Dorus centraal. In Fietsen zijn Amsterdamse straatbeelden met fietsers te zien. Vele jaren later monteerde Van der Elsken de fraaie filmopnamen – begeleid door muziek van Vivaldi – als ‘pauzefilmpje’ in zijn afscheidsfilm Bye (1990).

Foto’s in boekvorm

De vrij kleine afdrukken die de wanden van de drie tentoonstellingszaaltjes sieren, lijken op een of andere manier niet goed tot hun recht te komen. De meeste foto’s zijn sterker in boekvorm – zoals bijvoorbeeld in het eerder genoemde boek Amsterdam! – waar je ze al bladerend relatief groot voor je ziet en ze nauwkeuriger kunt bekijken. Waar de foto’s rijmen met de naastgelegen beelden als in een film, en waar ze bovenal worden begeleid door door de directe persoonlijke
teksten van Ed van der Elsken. Een foto was voor hem zelden een op zichzelf staand gegeven, maar kreeg vooral betekenis in relatie tot andere fotografische beelden en teksten. Zowel in zijn fotografische als in zijn filmische werk vormen beeld en tekst een eenheid. Een enkel citaat, de (soms zeer hilarische) brieven en de vintage prints uit de jaren vijftig en zestig vol krasjes en handgeschreven krabbels van de fotograaf versterken het persoonlijke karakter van de tentoonstelling, maar het geheel heeft toch niet de impact van zijn persoonlijke fotoboeken, fotoromans of films. De aan Ed gerichte lieve briefjes van Bill Brandt, Emmy Andriesse, Majoor Boshardt en Toon Hermans ondersteunen de tentoonstelling nauwelijks, omdat er geen relatie is met de getoonde foto’s en films. Martin Parr is overigens verre van enthousiast over Amsterdam!: “Rommelig, slecht gedrukt en vooral slecht samengesteld; er staan te veel zwakke foto’s in,” vertelde hij Parool-journalist Peter van Brummelen.

Hoe dan ook blijft Mijn Amsterdam een vermakelijke, nostalgische zomerpresentatie en een feest der herkenning. Ook is er een handvol niet eerder getoonde afdrukken van kleurendia’s gemaakt op de kermis op de Nieuwmarkt te zien, en worden nieuw ontdekte filmopnamen (2 minuten) getoond. Voor de echte fans is er behalve het fotoboek Amsterdam! ook een nieuwe begeleidende publicatie en dvd verschenen en vertoont de VPRO zijn films.

Kunst / Expo binnenland

Een stumpertje uit het asiel

recensie: No Ghost just a Shell

Het van Abbe museum in Eindhoven heeft als eerste museum een gehele tentoonstelling opgekocht. Deze primeur in de kunstwereld roept natuurlijk de nodige vragen op.

Richard Phillips, <i>AnnLee</i>, 2002. Olieverf/doek, 198,5 x 249,5 cm
Richard Phillips, AnnLee, 2002. Olieverf/doek, 198,5 x 249,5 cm

Pierre Huyghe & Phillippe Parreno begonnen in 1997 samen het project Anna Sanders, l’histoire d’un sentiment, waarin ze een fictief personage gestalte gaven in de vorm van een magazine. Langzaam bladerend door het blad vormde je een idee van een personage. Het vervolg hierop was een project wat de kunstenaars omschrijven als: “Un film d’imaginaire”. Ze hadden gehoord dat er in Japan bedrijven waren die fictieve personages verkochten van het type dat wij hier in het westen al gauw als ‘manga’ zouden duiden. Deze bedrijven creëren dus karakters voor de manga-industrie, die ze op hun beurt inzet als strip/tekenfilmfiguur, inclusief de daaraan gelieerde merchandising.

Asielbezoek

De kunstenaars besloten om uit een catalogus van zo’n bedrijf een inhoudsloos, naamloos, tweedimensionaal karakter te kopen. Ze kozen voor een karakter zonder geschiedenis en zonder noemenswaardige kwaliteiten. Zoals sommige mensen ‘een nobel gebaar maken’ door uit het asiel een stumpertje aan te schaffen, in plaats van een mooie hond of kat. Parreno: “De figuur had een heel melancholische blik, alsof ze bewust was van het feit dat ze niet heel erg geschikt was waarvoor ze eigenlijk was gecreëerd”.

AnnLee

Zoals ook gebeurt wanneer een nieuw kind op de aarde komt, gaven de kunstenaars hun karakter een – in Azië veel voorkomende – naam: AnnLee. Zodat ze als een “gewoon persoon” in de realiteit kon staan. Phillippe Parreno en Pierre Huyghe maakten allebei een film over het karakter waar AnnLee zichzelf gelijktijdig in twee verschillende Parijse galeries voorstelde aan het publiek. Al gauw lieten ze ook andere kunstenaars toe om de persoon AnnLee leven in te blazen. Zo groeide de ‘persoonlijkheid’ van AnnLee en werd ze steeds reëler ervaren. Uiteindelijk oordeelden de aanvankelijke ‘eigenaars’ van AnnLee dat ze om een ‘echt persoon’ te worden ook daadwerkelijk ‘vrij’ diende te zijn. Ze zou daarom als elk ander individu zelfbeschikkingsrecht moeten hebben. De kunstenaars besloten om de rechten (via een omweg) aan haarzelf te verkopen. Ze kreeg alle rechten op de tot dan toen gemaakte werken en afbeeldingen die haar gestalte gaven. Een stichting zou er op toezien dat er behalve de al bestaande afbeeldingen geen nieuwe zouden worden gemaakt. Volgens Pierre Huyghe “om haar te bevrijden van representatie”.

Pensioen

Het Van Abbemuseum toont in haar kelder de complete serie afbeeldingen. Toch is de omvang van de tentoonstelling bescheiden. Wellicht iets te bescheiden voor een dergelijke primeur. Aan de andere kant past de vorm erg goed bij het fragiele karakter van AnnLee; in Japan kon ze immers ook al geen grote verhalen overleven.

Boeken / Fictie

Aan wiens zijde sta je?

recensie: Philibert Schogt - De vrouw van de filosoof

Jarenlang heb je je man gesteund. Op momenten dat hij het niet meer zag zitten stak je hem een hart onder de riem. Tijdens zijn vele depressies week je nooit van zijn zij. En dan gaat hij er opeens vandoor met een ander en brengt hij een boek uit waarin je met de grond gelijk gemaakt wordt. Dat overkomt Vera Samson in De vrouw van de filosoof.

In dit derde boek van Philibert Schogt betreden we het leven van Vera Samson op het moment dat de roman De pijngrens van haar ex-vriend Luuk gepubliceerd wordt. Een werk dat volgens Vera over de controversiële filosoof Malmédy handelt. Vera komt er echter al snel achter dat ze ook zelf met naam en toenaam in het boek wordt genoemd en dat ze, met behulp van allerlei pijnlijke details uit de privésfeer, wordt neergezet als ‘sirene van de middelmaat’. Vera’s omgeving roept haar op tot een tegenactie, maar Vera twijfelt.

Twijfel

Het lijkt allemaal vrij duidelijk: Vera is de arme bedrogen vrouw en Luuk is de gewetenloze foute man. Gezien de gepresenteerde feiten is dit ontegenzeggelijk waar. Maar gaandeweg het verhaal bekruipt je toch een lichte twijfel. Dit ondanks het gegeven dat de feiten over Luuks asociale gedrag tegenover zijn ex zich opstapelen en dat het steeds pijnlijker duidelijk wordt dat Vera zichzelf al jaren totaal wegcijferde voor de doelen en wensen van haar vriend. Als Luuk hun zoon ook nog eens van de een op de andere dag de rug toekeert lijkt het pleit helemaal beslecht: Luuk is in en in slecht. Maar toch, je twijfelt.

Ontwijken

Dat je blijft twijfelen aan de standaard slachtoffer- en daderrollen, komt voornamelijk door de aarzelingen van Vera.

Derde wapenfeit: ze pakte de telefoon om het met Angela uit te praten. Nee, toch maar niet. Eerst even afkoelen, desnoods een paar weken, desnoods een paar maanden. Zo was het in het verleden ook gegaan, de enkele keer dat ze ruzie hadden gehad. Toch mocht het neerleggen van de telefoon worden genoteerd als wapenfeit.

Dit is kenmerkend voor Vera’s gedrag. Ze gaat conflicten uit de weg, durft geen confrontaties aan te gaan. Sterker nog. Ze ziet dit ontwijkende gedrag als standvastigheid. Alsof de consequenties van haar besluiteloosheid een gevolg zijn van een bewuste keuze. Het enige waarin ze volhard is haar steun aan Luuk, zelfs nadat ze uiteen zijn gegaan en hij zijn boek uitgebracht heeft. Ook hier is echter eerder sprake van angst voor de confrontatie dan van edelmoedigheid.

Scheidslijn

Schogt weet de hulpeloze Vera zo te portretteren dat ze je geleidelijk aan steeds meer gaat irriteren. En dat is een grote verdienste. Alle feiten wijzen op een duidelijke zwart/wit verhouding. Ze zeggen maar één ding: Vera is goed, Luuk is fout. Schogt weet het echter zo te brengen dat er een heel scala aan grijstinten ontstaat tussen deze schijnbaar duidelijke scheidslijn.

Zelf

Doordat Schogt je in een positie weet te manoeuvreren waarin je Luuk bijna gelijk gaat geven krijg je langzamerhand ook een beetje een hekel aan jezelf. Je kunt het namelijk voor jezelf op geen enkele fatsoenlijke manier verdedigen dat je met Luuk sympathiseert. Hoewel dat volgens de filosoof Malmédy trouwens geen enkel probleem is. Je moet jezelf ten alle tijden als held blijven zien en een ander als de vijand. Vera is daarvoor een makkelijk doelwit. Daardoor rechtvaardig je niet alleen het gedrag van Luuk maar ook je eigen sympathieën voor hem. Dat is echter de visie van Malmédy. Een visie die de ‘slechte’ Luuk er nu juist toe heeft aangezet zijn vuilspuiende boek te schrijven. Een wereldbeschouwing die je jezelf misschien niet meteen moet toe-eigenen. Maar het is zo makkelijk. Je kan je geweten er lekker mee sussen, terwijl je de ‘sirene van de middelmaat’ onsympathiek vindt ondanks alle ongerechtigheid die haar overkomt.

Kracht

De vrouw van de filosoof is een korte, maar uitermate krachtige roman die het slechtste in je naar bovenhaalt. Een boek dat je vraagtekens laat zetten bij je eigen menslievendheid en de manier waarop je je slechte eigenschappen probeert te onderdrukken. Een boek dat je ook terdege doet beseffen dat je die slechte eigenschappen wel degelijk hebt. Ondanks alle narigheid die haar is overkomen durf ik het nu namelijk toch aan mezelf toe te geven: ik vind Vera uitermate irritant! Voor dit inzicht bedank ik Philibert Schogt. Zonder hem had ik deze donkere zijde nooit onder ogen durven zien.

Film / Films

Snijden in je eigen ziel

recensie: Vital

Hoeveel verschillende stijlen kan de Japanse cultfilmer Shinya Tsukamoto eigenlijk aan? Je vraagt het je af, na het zien van Vital. Na even verontrustende als vernieuwende cyberpunkfilms als Tetsuo (1989) en Tetsuo II: Body Hammer (1991), het Carnivale-achtige Gemini (1999) en het met blauwe kleurenfilters geschoten, soft-erotische Snake of June (2002) regisseerde Tsukamoto dit keer een film over autopsie en geheugenverlies. Al gaat Vital natuurlijk helemaal niet over het snijden in een lijk, maar over de karakterstudie die daarachter zit.

~

De hoofdrol wordt gespeeld door de in Japan hysterisch populaire acteur Tadanobu Asano. Met zijn engelenhaar en serene gezichtsuitdrukking is Asano geknipt voor de rol van Hiroshi, die zich na een auto-ongeluk niets herinnert over zijn leven. Van zijn ouders hoort hij dat z’n vriendinnetje bij het ongeluk om het leven kwam. En dat hij ooit medicijnen studeerde. Dus pakt Hiroshi zijn studie weer op, maar wordt ondertussen geplaagd door slapeloosheid en hallucinaties. Hij ziet waanbeelden van zijn vriendin Ryoko, verzamelt puzzelstukjes van zijn verleden en ontdekt uiteindelijk dat het lijk waarop hij oefent dat van zijn overleden meisje is.

Ontsporen

~

Dat klinkt gruwelijker dan het is. Tsukamoto laat het bloed weg in zijn cinematografische autopsie. In plaats daarvan legt hij de nadruk op de soundtrack. Pijnlijk precies zijn de krakerige en knisperende geluiden als Hiroshi zijn scalpeermes in het dode lichaam zet. Ook besteedde de regisseur buitensporig veel aandacht aan de kadrering van zijn shots. Het zijn stuk voor stuk prachtig gestileerde plaatjes, met veel koele kleuren als groen en blauw. Net zoals in Snake of June valt er visueel erg veel te genieten. Maar ook wat betreft verhaal is Vital op orde. Wilden Tsukamoto’s scenario’s in het verleden nog wel eens ontsporen als een goederentrein bij Amsterdam Centraal, dit keer blijft het puzzelen beperkt tot de ‘soul searching’ die Hiroshi op zichzelf verricht. Terwijl hij aan het snijden is, onderzoekt de student zijn eigen ziel. En komt erachter dat hij eigenlijk niet van het leven hield. Niet voor niets deden hij en Ryoko aan wurgseks. Zo komt ook de fatale autorit ineens in een ander daglicht te staan.

Morbide

Volgens Tsukamoto is Vital een ‘obake eiga’, een Japans genre dat zich het best laat vertalen als een spookverhaal. Toch is de kans klein dat Hollywood na Ringu (The Ring) en Ju-on (The Grudge) ook Vital zal bewerken voor de Amerikaanse markt. Daarvoor is de kern van de film veel te psychologisch en het onderwerp -openbare autopsie- te omstreden. Amerikanen gaan nu eenmaal heel anders om met de dood dan Aziaten. Hooguit een regisseur als David Cronenberg, met wie Tsukamoto de voorliefde voor het morbide deelt, zou zonder z’n vingers te branden een film als Vital tot een goed einde weten te brengen. Vital doet iets geks met je. Hij laat je huiveren en tegelijkertijd nadenken over de dood, over afscheid en over de pracht van het leven. Dat is knap, als een film dat voor elkaar krijgt.

Muziek / Achtergrond
special: Het Primitive Festival in Rotterdam

Sexy meiden, tequila en veel rock&roll

Wegens groot succes in 2004 geprolongeerd: het Primitive Festival in Rotterdam. Dit festival is een van de weinige in Europa die volledig in het teken staat van garagerock en ander moois uit de sixties. Het wordt bezocht door een zeer hechte, hondstrouwe, maar ook zeer toegankelijke scène van liefhebbers. De bands komen van over de hele wereld en daar zitten grote jongens tussen. Het kan zijn dat garage-leek nog nooit van bands als The Lyres of The Masonics gehoord heeft, aangezien ze niet echt bekenden zijn in het Nederlandse popcircuit. In het garage rock&roll circuit daarentegen, worden ze gevierd als halfgoden.

~

Een doorsnee Primitive bezoeker treint niet iedere dag heen en weer tussen Rotterdam en thuis. Nee, die boekt een hotel voor vier dagen om zich helemaal te verdrinken in de rock&roll, letterlijk en figuurlijk. Dat is ook het meest praktische, want het publiek van Primitive komt uit uiteenlopende landen van Europa en is gekleed in stijl. De meeste spelen zelf ook in een dergelijke band. Een goede gelegenheid om je idolen en inspiratoren eens te zien spelen dus.

Sleazy klanken

~

Primitive is meer dan alleen bandjes kijken en feesten tot vroeg in de morgen. Er wordt dit jaar van alles omheen georganiseerd, het is stukken breder opgezet dan vorig jaar. Zo kun je als bezoeker op zaterdag je buik vol eten bij ‘rock’n roll brunch’ in de Rotown, je kunt zelf meedoen in de ‘Nederbietels Garazie Karaoke’, je kunt je vergapen aan de dansjes van de Devildolls, je kunt platen, jurkjes en buttons kopen op de platenbeurs en lekker hangen op de Maasoever of in het Waterfront café dat 4 dagen lang is omgetoverd in een sleazy sixties nachtclub. De plaatjesdraaiers daar dragen namen als: Tony the Tyger, VIVA LOST VEGAS!, of Von Bubblegum. Drie keer raden hoe dat klinkt.

Strak en perfect

Op donderdag gaat het feest pas goed van start. De eerste band, Fury 161 (The Furies voor intimi) is van Nederlandse bodem. Een veelbelovend begin: stevig rockende sixties rock&roll die loopt als een trein. Gewoon een goeie, hardwerkende band van ervaren kerels, niks meer, niks minder. Dan The Unchayned. Dat staat voor vuige garagepunk, rock&roll en donkere surf. Ze komen een beetje moeilijk van start en het feestje wil maar niet echt op gang komen. Maar halverwege lukt het ze toch. De gitariste is leuk… De enige vrouw die dit weekend optreedt. Tsja, het blijft een mannenwereld. Dan is het tijd voor de band die al het langst rond gonst bij veel bezoekers: The Rapiers. Zij zijn met kop en schouders de mooiste band van het festival. Om te zien. Waar het bij dit cultuurtje de gewoonte is om je als een fonzie te kleden (jeans, leren jasje), of anders in ieder geval een beetje trashy (strak pak, maar op het ordinaire af), gaan de Rapiers voor strak en perfect, sixties style! Surf, Merseybeat en ze bewijzen dat muziek en dansjes van The Shadows helemaal niet cheesy zijn, maar cool. The Phantom Surfers sluiten af, compleet met veel flauwe Amerikaanse stand-up humor. Het gaat pas goed knallen als Russell Quan achter zijn drumstel vandaan komt en gaat zingen en springen. Gemaskerde gekte, deze gasten.

Wildemans garage

~

Na de gruisgarage van ET Explore me, speelt de grote ontdekking van de vrijdag: The Hara-kee-rees. Dit stel jonge Duitse kerels is een verademing om te zien tussen al die ervaren middelbare mannen. Ze ogen als losgeslagen ter dood veroordeelden die vrij letterlijk zijn ontsnapt aan de strop. Die hangt namelijk nog om hun nek. Ze spelen wilde punkgarage, maar doen dat met zoveel plezier, dat het aanstekelijk charmant is. In de avond vallen ook The Thanes op, maar dan in minder positieve zin. Ze klinken nogal saai, de zanger is ietwat vals en ze hebben ook geen geweldige podiumuitstraling. Na een heuse ballad is de sfeer zo goed als dood. Ze redden zich nog net met The Outsiders. The Masonics dan. Weer zo’n band met legendarische leden zoals Mickey Hampshire. Ze stralen een Britse zelfverzekerdheid uit en hun garage beat klinkt perfect. Tot slot, de meest soulvolle en meest gepassioneerde groep van het hele festival: King Khan & The Shrines uit Duitsland. King Khan zelf is een soort losgeslagen jonge James Brown. Hun funky wildemans garage brengt het publiek (en de exotische danseres op het podium in het bijzonder) in een soort voodoo trance. De ene helft van het publiek danst als een maniak. De andere helft laat het met stijf dichtgeknepen ogen over zich heen stromen. Wat een band. Wat een blazerssectie. De passie!

Van goed gezapig tot extreem wild

Na een nacht vol feest en drank, worden de eerste bezoekers die middag goed wakker geschud door de Stiletto’s, trefwoorden: jong en extreem wild. Voor het contrast is de aansluitende show een stuk gezapiger, maar zeer succesvol: Garazie Karaoke! Primitive opperhoofd Dave Andriese en zijn mede-Nederbietels kennen al de liedjes uit hun hoofd en er is iedere keer wel weer een andere malloot in voor een deuntje meezingen. Vaak blijkt de zanger beter dan de band zelf. Helaas geen hilarische flaters, maar wel veel lol en spontaniteit. Volgend jaar moet dit weer! ’s Avonds zien we weer een mooie selectie: The Dee Rangers, Cool Jerks, Black Lips en The Lyres. De Duitse Cool Jerks brengen freaky beat gekte. De show is lekker ongeremd, maar vooralsnog gebeurt er op het podium meer spannends dan in de zaal. De piepjonge Black Lips maken het nog veel bonter. Maar daar is hun reputatie dan ook naar. Deze Amerikanen zijn al zo hier en daar getipt als de nieuwe upcoming garagesensatie van de nieuwe generatie. Het klinkt kapot, sixties en bovenal punk. Instrumenten zijn vals en hun blote billen humor puberaal, maar was dit niet hoe rock&roll ooit bedoeld was? Het publiek vreet het rauw.De legende The Lyres leven! Iedereen heeft hier tenslotte al die tijd op zitten wachten en ja, ze zetten een kwaliteitshow neer, niet minder dan hun eerste en laatste Nederlandse optreden, zo’n 20 jaar geleden. Ook de jongere generatie is diep onder de indruk en het is vooral vanwege het legendarische aura wat deze rock&roll goden om zich heen hebben hangen dan vanwege de show zelf. Niet dat die zo verkeerd was, overigens. Meer richting perfect…

Al met al een geweldig Primitive festival. De bands waren puik, de meiden sexy, bier en tequila in overvloed, het publiek was multiculti, zeer sympathiek, maar boven alles totaal verslaafd aan rock&roll.

Boeken / Fictie

Tikje overbelicht

recensie: Job Creyghton - In tegenlicht

Oorlogen zijn er altijd geweest en zullen er waarschijnlijk altijd zijn. Er zijn al ontelbaar veel boeken over dit onderwerp geschreven en toch zijn er nog steeds schrijvers die hun eigen visie op de oorlog willen geven. Want ook nu nog teisteren oorlogen de wereld, en in het midden van het geweld probeert de mens alles vast te leggen. De nog vrijwel onbekende schrijver Job Creyghton probeert in zijn tweede roman, In tegenlicht, eveneens zijn eigen licht op de oorlog te werpen. Hiervoor kiest hij een oorlogsfotografe als hoofdpersoon.

Deze oorlogsfotografe, Anna Landman, maakt voor een krant fotoreportages in oorlogsgebieden. Ze woont in Amsterdam, de stad waar vijftig jaar geleden de belangrijkste prijs voor persfotografie – World Press Photo – werd ingesteld. Anna is goed in haar werk, maar op sociaal vlak gaat het minder – ze voelt zich niet altijd even goed bij haar vriend, heeft een stroef contact met haar zuster en haar moeder begint te dementeren. Anna reist veel voor haar werk. Aan de ene kant is daar het veilige Amsterdam, waar ze leeft tussen vrienden en familie. Aan de andere kant ligt de havenstad Charcuz, waar chaos heerst en verschillende groepen om de macht strijden. In Charcuz ziet ze haar minnaar veel, raakt ze bevriend met een klein jongetje, en ontmoet ze de gevangene Kalchas Chazzami, die haar nieuwsgierig maakt naar zijn verhaal.

Hannibal Lecter

De oorlog in Charcuz is de achtergrond waartegen de belangrijkste gebeurtenissen zich afspelen. Het is een anonieme oorlog, zoals er op ieder moment tientallen worden gevochten overal ter wereld. Centraal in het boek staan de fotografie en gebeurtenissen in Anna’s leven, en dat gaat ten koste van de personages. Want hoewel Anna het hele boek door wordt gevolgd, wordt ze niet erg uitgediept. Ook de andere personages blijven vrij oppervlakkig en zijn vooral belangrijk voor de interactie met Anna. Haar zus Saskia en vriend Erik completeren het beeld van haar sociale situatie, haar minnaar Rainer geeft veel van de informatie die noodzakelijk is voor het verhaal, uit hoofdredacteur Maarten blijkt de stand van haar werk en de gevangene Chazzami zorgt voor de nodige spanning. Deze laatste doet overigens in de verte denken aan Hannibal Lecter uit Silence of the Lambs. Er hangt eenzelfde mysterieuze waas om hem heen en hij lijkt aanvankelijk eenzelfde controle over zichzelf te bezitten, maar dan veel minder geraffineerd.

Afstandelijkheid

“U hebt, net zoals heel veel anderen die zijn vastgelopen in ambities, uw gevoel al lang geleden uitgeschakeld,” zegt Chazzami tegen Anna. Haar minnaar verklaart die houding al veel eerder in het boek: “Je doet iets omdat je meent dat het je plicht is om je nuttig te maken. Het doet er uiteindelijk niet toe of het juist is wat je doet.” Deze houding is typerend voor de fotografe, hoewel zij meer vastberaden dan ambitieus is, en bepaalt daarmee ook de sfeer van het boek. Aangezien Anna vrij koud en zakelijk is, is het moeilijk om sympathie voor haar op te brengen.

Gevoelloosheid

Creyghton schept afstand tussen de lezer en de oorlog door Anna en haar fototoestel als tussenpersoon te gebruiken. Hij toont daarmee de gevoelloosheid die nodig is om te overleven in een oorlogsgebied, een afstandelijkheid die ook bij Anna vaak te vinden is. Verwijzingen naar de oorlog zijn niet alleen aanwezig in de beschrijving van Anna’s verblijf in Charcuz. Zo ziet ze in Amsterdam “straten in een militaire slagorde, in de onafzienbare woestenij van de voorsteden.” Creyghton geeft de bekende uitdrukking weer: de mens gaat wel uit de oorlog, maar de oorlog gaat nooit uit de mens. Toch verlangt Anna terug naar Charcuz wanneer ze in Amsterdam verblijft, omwille van het levensgevoel en de spanning die ze in de havenstad ervaart.

Veel vaart

In tegenlicht is een roman die in een hoog tempo voortgaat, af en toe bruusk afgeremd door korte tussenzinnen. Een minpunt zijn de soms te lange en poëtische zinnen die niet in de roman lijken te passen, omdat ze buiten het ritme van de rest van het verhaal vallen. Ook schakelt Creyghton vaak net iets te opvallend over op een afleidende gebeurtenis om de spanning op te bouwen.

Ondanks de minpuntjes is In tegenlicht zeker geen slecht boek. Het verhaal roept nieuwsgierigheid op en loopt prettig. Om die reden is de roman bij uitstek geschikt om tussendoor te lezen. Verwacht echter geen hoogstaande literatuur, In tegenlicht laat geen diepe indruk achter. Tot slot nog een tip: lees niet de omslagtekst – het is tenslotte niet leuk om de tweede helft van het verhaal, op de clou na, al te kennen…