Boeken / Achtergrond
special: Tom Sharpe’s kluchtige Wilt-reeks

Wilt keert terug

Tom Sharpe wordt gezien als een schrijver die de klucht tot in de puntjes beheerst. Als geen ander weet hij alledaagse gebeurtenissen op te blazen tot lachwekkende proporties. Ter ere van het verschijnen van het vierde deel van diens Wilt– reeks heeft uitgeverij Harmonie deze hele serie opnieuw uitgegeven in een Nederlandse vertaling door Wiebe Buddingh.

~

Henry Wilt is midden dertig en assistent- docent op de technische school in Ipford, waar hij lesgeeft aan klassen met verontrustende namen als ‘Gasfitters 3’ en ‘Vlees 1’. Professionele uitdaging is niet bepaald de belangrijkste component van zijn arbeidzame bestaan, dus Wilt fantaseert wel eens over een grootser en meeslepender leven. Helaas is hij ook nog getrouwd met de oerdegelijke maar weinig intellectuele Eva.

Vast stramien

Op dit punt begint de reeks. Hoewel de personages wat ouder worden en de carrière van de hoofdpersoon zich ontwikkelt, wordt er in de hele serie niet gemorreld aan deze basissituatie. In elk van de vier delen ontvouwt zich binnen dit kader een verhaal volgens een vast, kluchtig stramien. Wilt is ontevreden met zijn baan, zijn huwelijk, zijn kinderen, zijn leven. Hij fantaseert over de mogelijke manieren om deze sleur te doorbreken en voert deze fantasieën steeds net iets te ver door, waardoor hij zichzelf iedere keer weer ongelooflijk in de nesten werkt.

Wat volgt is een komisch bedoelde reeks van misverstanden, miscommunicaties, vermissingen en persoonsverwisselingen, waarbij altijd dezelfde politieman betrokken is. Aan het eind daarvan wacht, naast de ontknoping van de plot, een hereniging tussen man en vrouw. Steevast komen ze tot het besef dat het leven samen zo slecht nog niet is, en dat hij eigenlijk best een goede echtgenoot is en zij toch best een bijzondere vrouw. En natuurlijk volgt altijd een cliffhanger die vooruitwijst naar nog te schrijven avonturen. Zo eindigt deel twee met een scène in de chique wijk waar de Wilts gaan wonen nu Henry eindelijk promotie heeft gemaakt. De onheilspellende laatste zin is dan:

Terwijl hij naar de kroeg liep, kreeg Wilt plotseling medelijden met zijn nieuwe buren. Die hadden er geen idee van wat hen te wachten stond.

Onderbroekenlol

In het eerste deel werken de komische situaties waarin hoofdpersoon Wilt verzeild raakt nog behoorlijk op de lachspieren van de lezer. De grappen zijn grof en hard, de verwikkelingen zijn niet overdreven gecompliceerd en de misverstanden rond Wilts plannen om zijn vrouw te vermoorden zijn net geloofwaardig genoeg om de lezer te laten meeleven met het lot van de verwarde en gefrustreerde Henry Wilt.

Nadat zich op een feestje bij de buren een aantal genante scènes hebben afgespeeld tussen een dronken Wilt en een opblaaspop, besluit zijn vrouw Eva een adempauze te nemen en een paar dagen met de buren in kwestie te gaan varen. Henry broedt zijn moordplan ondertussen verder uit en besluit te oefenen met behulp van de gewraakte opblaaspop. Hij verkleedt haar met een pruik en een aantal van Eva’s kledingstukken en dumpt haar ’s nachts in een bouwput op het terrein van de technische school. Natuurlijk komt dit de volgende ochtend al uit en wordt Wilt al snel verdacht van de moord op zijn vrouw, die immers onvindbaar is omdat ze onopgemerkt samen met haar buren is vertrokken voor een boottochtje.

Sharpe maakt de belofte op de kaft zonder meer waar: hij maakt zijn lezers hardop aan het lachen. Regelmatig komen grappen voorbij als:

De boot dreef omlaag en de twee oude mannen op het bankje staarden naar Sally. Ze zette haar zonnebril af en keek hen nijdig aan. ‘He, ouwe lullen, scheur niet uit je broek’, zei ze. ‘Hebben jullie nooit eerder een vagina gezien?’
‘Ik heb een keer eerder zo eentje als de jouwe gezien.’ ‘Een keer? Dat geloof ik graag’, zei Sally. ‘Waar?’ ‘Bij een koe die pas gekalfd had’, zei de man en hij spuwde in een bed met geraniums.

Helaas blijft er na de aanvankelijke schaterlach weinig over; de belevenissen van Wilt ontstijgen zelden het niveau van deze nogal puberale onderbroekenlol.

Overdosis

De twee volgende delen zijn vooral meer van het zelfde. In deel twee, Wilts Alternatief, is Henry Wilt inmiddels bevorderd tot hoofd van de sectie kunst en cultuur van de technische hogeschool. Hij raakt ditmaal in de problemen door een Duitse onderhuurster die een communistische extremist blijkt te zijn. In deel drie, Wilt Zit Omhoog, worden zijn kinderen, een vierling, almaar irritanter en komt Wilt bovendien in de problemen doordat een van zijn leerlingen aan een overdosis van de sterk hallucinogene drug PCP overlijdt. Natuurlijk wordt Wilt er van verdacht het spul te verhandelen. Bij het lezen van meerdere delen achtereen wordt pijnlijk duidelijk dat het hier niet om een volwaardige serie gaat; de personages ontwikkelen zich niet wezenlijk en de verhalen kunnen heel goed los van elkaar gelezen worden.

Actualiteit

In deel vier, Wilt is nergens, lijkt Sharpe nieuwe inspiratie op te hebben gedaan. Het taalgebruik is wat vlotter, de verwikkelingen zijn net wat minder voorspelbaar. Er is zelfs sprake van een eenvoudig subplotje over een corrupte politicus en zijn overspelige vrouw.

De belangrijkste reden dat dit deel interessanter is dan de voorgaande zit hem echter in het feit dat de humor actueel is. De eerste twee Wilt boeken schreef Sharpe in 1976, deel drie schreef hij in 1984 en deel vier in 2004. In het eerste deel is heel Ipford in rep en roer omdat Eva Wilt een paar daagjes ertussenuit knijpt. Moeilijk om dan de gedachte te onderdrukken dat ze gewoon haar mobieltje aan zou kunnen zetten. Het idealisme dat mevrouw Wilt ten toon spreidt in de opvoeding van haar kinderen, haar fanatieke pogingen het huishouden te laten draaien op de gassen die opstijgen uit haar bio- organische toilet en haar acties met Moeders Tegen De Bom plaatsen de verhalen onherroepelijk in de context van de jaren zeventig van de twintigste eeuw. In deel vier heeft Eva haar idealisme heel toepasselijk ingeruild voor een puur materialistische doelstelling: een vette erfenis opstrijken om de toekomst van de vierling financieel veilig te stellen. De grappen verwijzen ook naar actuele onderwerpen zoals de acties van het Amerikaanse leger in Afghanistan en internationale drugssmokkel.

Vluchtig

Een klucht is door de simpele plotopbouw en de grote hoeveelheid eendimensionale bijfiguren bij uitstek geschikt als vehikel voor satirisch commentaar op de actualiteit. Dat maakt het echter ook tot een uiterst vluchtig genre. Als met het verstrijken van de tijd de grappen en de verwijzingen hun betekenis beginnen te verliezen, blijft er bar weinig over. Het lezen van de heruitgaven van de Wilt-reeks roept daarom dezelfde gedachte op als het kijken naar de zoveelste rerun van een oude comedyserie op televisie: dit is nergens voor nodig.

Wilt . 275 pagina’s . ISBN 906197514 (11e herziene druk),
Wilts alternatief . 265 pagina’s . ISBN 9061697530 (11e herziene druk),
Wilt zit omhoog . 293 pagina’s . ISBN 9061697522 (6e herziene druk),
Wilt is nergens . 237 pagina’s . ISBN 9061697182 (2e druk)

Tom Sharpe . Uitgeverij De Harmonie . vertaling: Wiebe Buddingh . prijs: €14,95 per stuk (paperback)

Boeken / Fictie

De meester van het verhaal

recensie: John Irving - Until I Find You

.

~

De hoofdpersoon van Until I Find You is Jack Burns. Zijn Canadese moeder is de “beetje vreemde” tatoeerster Alice die, toen ze zwanger van hem was, is verlaten door Jacks vader, de aan tatoeages verslaafde William Burns, een religieuze orgelspeler uit Edinburgh. Het verhaal begint met de reis naar Europa die de vierjarige Jack met zijn moeder Alice maakt om William te zoeken. Ze vinden hem niet en het einde van deze zoektocht is het begin van de odyssee van Jack. De lezer volgt hem gedurende zijn leven en reist met hem mee op zijn vele, vaak bizarre reizen, die telkens weer zoektochten blijken te zijn. Until I Find You gaat namelijk niet alléén over Jacks zoektocht naar zijn vader. Hij is ook op zoek naar liefde, naar een thuis, naar het verleden van zijn moeder en zelfs naar zijn eigen herinneringen. Halverwege het boek blijkt dat Alice Jack een niet geheel betrouwbare versie van haar (en dus ook zijn eigen!) leven verteld heeft.

Meester van het verhaal

Hieruit blijkt Irvings talent: hij is de meester van het verhaal. Until I Find You lijkt wel een epos, waarin dit keer echter geen held maar juist een anti-held centraal staat. Een epos dat bovenal een verzameling van lijnen en verhalen is, waarin de verhalen van en over personages vermengd worden met bijvoorbeeld de plots van de films waarin Jack speelt. Het is soms bijna niet bij te houden. De verhaalwereld wordt op zijn Irvings bevolkt door vaderloze kinderen, dominante vrouwen, beschermende worstelleraren en vaginistische vriendinnen. Een wonderlijk allegaartje dat via een geheel eigen logica met elkaar verbonden wordt. Je valt als lezer constant van de ene verbazing in de andere.

Hoewel het grote en zware Until I Find You soms een beetje langdradig is, volgt er op ieder inzakmoment onmiddellijk weer een boeiende vertelling. De vertelstem is melancholisch, maar bij lange na niet dramatisch. Want hoewel het leven triest en zwaar is, ligt de slapstick altijd op de loer, of andersom, en dat moeten we volgens Irving niet vergeten.

Roots

Niets is wat het lijkt, we kunnen het leven niet grijpen, maar alles komt goed zodra we onze roots vinden en kunnen liefhebben. Het lijkt Irving er om te gaan ons te leren het leven al zijn misselijke streken en onverwachte wendingen te kunnen vergeven. En dat is helaas waar het een klein beetje fout gaat. Until I Find You heeft namelijk een tamelijk zoetsappig gesloten einde waarin Jack eindelijk zijn vader én zijn halfzus vindt. Hier is niet langer sprake van ironie of slapstick, hier is sprake van bloedserieus sentiment. Het helpt niet dat Jacks vader in een inrichting zit en last heeft van ’triggers’ waardoor hij om de haverklap dichtslaat of zich helemaal uitkleedt. Hier staat een serieus triestige oude man met zijn serieus ontroerde zoon. Het verder zo prachtig volgehouden evenwicht tussen waanzin en echte emotie raakt Irving voor even kwijt.

Autobiografisch

Tijdens het schrijven van Until I Find You ontdekte Irving dat hij zelf meerdere halfbroers en –zussen had. Van hen hoorde hij dat hun vader, die hij nooit gekend heeft, enkele jaren eerder in een inrichting was overleden. Het is natuurlijk geen probleem als schrijvers autobiografische elementen in hun boeken gebruiken (hoewel ik me nu wel begin af te vragen of hij ook een ‘genital holding’ vriendin heeft…), maar het lijkt er op dat Irving niet genoeg afstand kon nemen van zijn emoties. Misschien is hij zelf de slapstick even uit het oog verloren?

Bizarre gedachtespinsels

Er zitten nog wat minder goede passages in het boek, maar uiteindelijk is Until I Find You een verhaal om van te genieten en over na te denken. Er zit zo veel in! De tegenstelling tussen het definitieve van een tatoeage, waarmee Jack al van jongs af aan geconfronteerd wordt, en de vluchtigheid van het leven is een originele vondst. De ‘soundtrack’ van Bob Dylan nummers blijft door je hoofd spelen. En het is gewoon prettig je te laten meeslepen door de bizarre gedachtespinsels van Jack en je te verbazen over het talent van Irving waarmee hij je kan laten geloven in volkomen ongeloofwaardige personages.

De Nederlandse vertaling van Until I Find You (Tot ik je vind) is vanaf 24 augustus verkrijgbaar.

Muziek / Album

Gewoon lekker

recensie: Tiefschwarz - Eat Books

Tiefschwarz’ debuutalbum Ral 9005 stamt inmiddels alweer uit 2002 en als je de dancescène niet heel goed volgt, zou je denken dat de twee Duitse producers inmiddels een kantoorbaan hebben gevonden of aan het huisvaderen zijn geslagen. Niets is minder waar! De heren hebben in de tussentijd allerminst stilgezeten. Ze draaiden om de haverklap op electrofeesten en dancefestivals en hadden hun handen vol aan het maken van remixes voor Kelis, The Rapture, DJ Hell en Spektrum. Eindelijk is het nieuwe album Eat Books af en gelukkig bleek deze het wachten waard.

~

Het begin van Eat Books is een beetje weifelend. Opener Warning Siren is qua boodschap misschien een goede aanvang, maar muzikaal gezien is dit punkfunkelectronummer (met de vocale bijdrage van The Rapture’s Matt Safer) allesbehalve bijzonder. Gelukkig vinden de broeders Ali en Basti Schwarz snel weer het vertrouwde pad: electrodance met veel peper in de kont. Gedurende de rest van de cd blijven de heren overwegend boeien met hun afwisselende tempo’s en klankpatronen. Het geheel klinkt grotendeels speels, vrolijk, niet altijd even dansbaar maar wel erg funky met syntherziserbasjes, afwisselende vocalisten en nummers die niet te leeg en niet te vol zijn.

Niet volgepropt

Troubled Man is een goed voorbeeld van wat de heren in huis hebben: electroclash die klinkt alsof hij rechtstreeks uit een oude spelcomputer voortkomt en die is voorzien van erg fijne syntherziserpartijen. Ook de minimalistische maar meeslepende nummers Far East, Fly en Benedict zijn prachtwerkjes. Heerlijke sfeervolle electroclash die erg luister- en droombaar is, doordat de nummers rustig blijven en niet volgepropt worden met overbodige bliepjes of lijp krijsende Duitse zangeressen. Less is soms echt more, zo bewijst Tiefschwarz.

Stuurloze mengelmoes

De broers hebben de boog echter niet de hele tijd gespannen staan. Artificial Chemicals is een wat sloom electronummer dat klinkt alsof het zich niet wil opdringen, maar genoegen neemt met een plekje in de middenmoot. Ook Original is niet echt bijzonder. Het begint nog lekker duister, maar verzandt in een stuurloze mengelmoes van stijlen en geluiden. Hierna volgt Damage, gezongen door Tracey Thorn (de zangeres van Everything but the Girl). Dit is een wat vreemde eend in de electrobijt, het nummer heeft namelijk meer weg van clubhouse. Het is niet eens zo’n slecht nummer, maar wel eentje die niet helemaal in de sfeer van Eat Books past. Dit commentaar is ook van toepassing op Wheels of Fortune. ‘What were they thinking?’ zullen velen met mij gedacht hebben.

Gelukkig zet Tiefschwarz tegen het einde van Eat Books een spetterende eindsprint in. Van de laatste vier nummers zijn er drie van topniveau, met de al genoemde Benedict en uitsmijter Issst als absolute hoogtepunten. Tiefschwarz’ tweede album mag dan geen ultiem geniale plaat zijn, een tweede luisterbeurt is hij zeker waard.

Kunst / Expo binnenland

Slaaf van de massa

recensie: Triomf

Momenteel toont museum Boijmans van Beuningen de expositie Triomf. Deze tentoonstelling is onderdeel van Project Rotterdam: een serie over verschillende Rotterdamse kunstenaars. Met Triomf presenteert Joep van Lieshout, oprichter van Atelier van Lieshout, eigen werk en werk uit de collectie van het Boijmans.

Mini Disciplinator 2004. Courtesy: galerie Beaumontpublic Luxembourg. Foto: Eric Chenal
Mini Disciplinator 2004. Courtesy: galerie Beaumontpublic Luxembourg. Foto: Eric Chenal

Van Lieshout toont met Triomf een groot aantal kunstenaars van vroeger en nu. Kunstenaars die pogingen ondernemen om universele gevoelens als angst, liefde en lijden, geloof, opoffering en schuld vorm te geven. Zowel in de klassieke als in de religieuze kunst wordt daarbij vaak gebruik gemaakt van symbolen en archetypes. Hedendaagse kunstenaars lanceerden andere en meer persoonlijke manieren om fundamentele emoties te verbeelden. Via visuele uitdrukkingsvormen (eigenzinnige symbolen, gebouwen, beelden) wordt de macht en autoriteit van een persoon, regime of ideologie zichtbaar gemaakt. Om deze verschillende benaderingswijzen van kunst te benadrukken heeft Van Lieshout onder meer katholieke beelden en propagandaprenten uit de collectie van het Boijmans gebruikt.

Vrijstaat

De kunstvoorwerpen van Atelier Van Lieshout (AVL) zijn vaak praktisch en ongecompliceerd. Het werk varieert van beeldhouwwerk en meubelen, badkamers en mobiele huizen tot complete architectonische inrichtingen. Recentelijk heeft AVL een stijl ontwikkeld die afwijkt van haar gebruikelijke design. AVL maakte eerder gebruik van ruwe industriële materialen als stalen buizen en onbehandeld hout. Dit staat in sterk contrast met de series van kleurrijke polyester beeldhouwwerken die ze nu hebben ontworpen.

AVL vertroebelt niet alleen de grens tussen kunst en gebruiksvoorwerpen, ontwerp en architectuur, maar blinkt ook uit in onconventionele werk- en woonruimten, met als meest radicaal voorbeeld AVL-ville. In 2001 vindt AVL-oprichter Joep van Lieshout in Rotterdam de perfecte plek om de vrijstaat AVL-ville op te richten. De vrijstaat heeft een eigen grondwet, eigen geld en een eigen vlag. AVL-ville is bedoeld als een zelfvoorzienend dorp voor Van Lieshout en zijn medewerkers. De vrijstaat moest echter onder druk van de gemeentelijke regelgeving sluiten. Van het dorp worden op de tentoonstelling enkele overzichtstekeningen getoond (waterverf op papier) met daarop huizen, een ziekenhuis, een afvalwaterzuivering en een alcoholstokerij.

Mini Feeder 2004. Foto: AVL
Mini Feeder 2004. Foto: AVL

Kooi

De nadruk op autarkie en zelfstandigheid is de laatste jaren enigszins verschoven. Tegenwoordig richt AVL zich meer op het blootleggen van maatschappelijke systemen. The Disciplinator is een kooi voor werknemers van een gestileerd werkkamp. Een werkkamp met allerlei onderdrukkingsmechanismen, waar men streeft naar een maximale efficiëntie en productiviteit. De spanning tussen collectiviteit en individuele vrijheid, genot en uitbuiting, goed en kwaad loopt als een rode draad door het oeuvre van Atelier van Lieshout. Dit object drukt ons met de neus op de gruwelijkheden van exploitatie.

Het idee van een autarkische gemeenschap ligt wel weer ten grondslag aan het nieuwste project Call Centre. Ook dit is een groot werkkamp, geheel volgens de hedendaagse opvattingen over techniek en management. Call Centre bestaat uit een tot in de puntjes uitgewerkt businessplan. Door middel van grafieken, tabellen en begrotingen wordt een winstgevend bedrijf gevisualiseerd. Dit betekent maximale winst door middel van onderdrukking, controle en efficiëntie. In het Call Centre is plaats voor 200.000 werknemers die zeven dagen per week, zeven uur per dag ICT- en helpdeskfuncties verrichten om vervolgens zeven uur te mogen slapen. Het werkkamp houdt geen rekening met arbowetgeving en geldende normen en waarden. De mens is hier slechts grondstof. Van Lieshout wil met dit object de kijker scherp houden.

Mensmachine

Verbindend element tussen de twee zalen waarin de presentatie plaatsvindt, zijn onderdelen uit de AVL-totaalinstallatie De Technocraat. Dit is een gesloten systeem waarbinnen de mens wordt ingezet om biogas te produceren. Deze vorm van energie wordt op zijn beurt weer gebruikt om voedsel en alcohol te fabriceren, substanties die ervoor zorgen dat de mensmachine optimaal blijft functioneren. Hiermee geeft Van Lieshout een ironisch commentaar op de moderne mens in een technische samenleving waarin vrijheid slechts schijn is. In het Boijmans is niet de gehele installatie te zien, maar slechts een klein onderdeel, de ‘Autocomposter’.

Van Lieshout heeft ook een reeks beelden van menselijke organen gemaakt. De mens is een ingenieus systeem en AVL probeert door het uitvergoten van menselijke organen de mens te doorgronden. Buiten bij de ingang van het museum zien we hiervan een voorbeeld, namelijk Bar Rectum. Dit is een mobiele unit van 1,60 bij 2,5 meter in de vorm van een endeldarm, compleet met een anus aan het einde. De darm fungeert als bar, waaraan bezoekers een drankje kunnen nuttigen.

Triomf?

De tentoonstelling Triomf is interessant en zet door de cynische en mensonvriendelijke benadering aan tot nadenken. Het toont de mens als machine, zonder vrijheid en zonder eigen wil, compleet bestuurd door een onmenselijk systeem. Het is wel jammer dat vaak slechts een klein onderdeel van de installaties van AVL wordt getoond. Waarschijnlijk heeft het te maken met ruimtegebrek. Naar mijn mening is het indrukwekkender om bijvoorbeeld De Technocraat in volle glorie te zien. Toch geeft Triomf wel degelijk een goed overzicht van de thematiek van het werk van AVL. Van Lieshout houdt ons met zijn werk een spiegel voor: de mens is een slaaf van massa-ideologieën, en we zijn daarmee in feite niet meer dan de radertjes van een grote machine.

Kunst / Expo binnenland

Portretten en landschappen: ontwikkelingen in China

recensie: De Chinezen. Actuele fotografie en video uit China

.

.

Liu Zheng, The Chinese (Serie) - Three Country Strippers, Houshentai, Henan Province, 2000
Liu Zheng, The Chinese (Serie) – Three Country Strippers, Houshentai, Henan Province, 2000

De openingstentoonstelling in SM’s is samengesteld door Gijs van Tuyl, de huidige directeur van het Amsterdamse Stedelijk Museum. De Bossche tentoonstelling omvat werk van achttien Chinese kunstenaars, veelal dertigers en veertigers, die werkzaam zijn in steden als Beijing, Shanghai en Guangzhou (voormalig Canton). In het ruime industriële onderkomen van SM’s wisselen spectaculair groot en intiem klein, zwart-wit en kleur, film en fotografie, documentair en geënsceneerd werk elkaar af. Steeds staan de Chinezen en hun stedelijke omgeving centraal.

Propagandakunst

Onder Mao Zedong moesten Chinese kunstenaars met hun beeldend werk de communistische zaak dienen. Grootse en meeslepende propagandabeelden en -schilderijen waren het resultaat. Maar wat willen kunstenaars in het moderne China met hun kunst vertellen? Of in dit specifieke geval: wat willen de achttien Chinese kunstenaars – door Europese curatoren waaronder Van Tuyl geselecteerd – uitdrukken met hun beeldend werk? Thema’s die in de getoonde foto’s en video’s aan bod komen zijn het Maoïstische verleden, het gezin, het individu, urbanisme, het contrast tussen het leven in de stad en op het platteland, en de kapitalistische wereld versus socialistische tradities.

Wang Jinsong, Standard Family (Series), 1996

Standard Family

Zo nam Hai Bo het fotoalbum van zijn ouders als uitgangspunt. De zwart-wit (groeps)portretten uit de jaren zestig en zeventig laten familieleden van de fotograaf en vrienden, partijgenoten en collega’s van zijn ouders zien. Hai Bo zocht contact met de mensen op de foto’s en portretteerde ze opnieuw in exact dezelfde positie, maar dan op glossy kleurenfilm. Onder de titel Recollections worden de portretten uit het heden en verleden in een tweeluik gepresenteerd. Op de wat verschoten zwart-wit portretten gemaakt ten tijde van Mao’s Culturele Revolutie, is de kleding en de haardracht van de vrouwen identiek. De aandacht wordt hierdoor vooral naar de gezichten getrokken. Op het eigentijdse portret dragen de vrouwen kleding en kapsel naar keuze. Het is frappant om te zien hoezeer de gezichtsuitdrukkingen ondanks het verstrijken van de tijd onveranderd zijn gebleven. Liu Zheng brengt weer een heel ander aspect van China’s heden en verleden voor de camera. Op enorme foto’s is een wereld van keizers, concubines, courtisanen en soldaten in scène gezet. Op deze manier laat Zheng de onder het communisme onderdrukte oude tradities herleven.

Voor de fotomontage Standard Family heeft Wang Jinson 200 één kind-gezinnen geportretteerd tegen een fel rode achtergrond. Ook vandaag de dag propageert de Chinese overheid het gezin met één kind. Net als in de groepsportretten van Hai Bo is er sprake van een spanningsveld tussen de massa en het individu. Men conformeert zich, maar onderscheidt zich tegelijkertijd als individu. Wie nauwkeurig kijkt, ontdekt in de Standard Families subtiele verschillen qua houding, pose, kleding en gezichtsuitdrukking, verschillen die blijk geven van de sociale situatie en misschien zelfs van ambities en verlangens van de geportretteerden. Song Yong Ping documenteerde zijn ouders, die hij de laatste twee jaar van hun leven verzorgde. Een leven vol ontberingen en gedwongen arbeid op het land heeft zichtbaar een stempel gedrukt op hun gezondheid. In een serie intieme zwart-wit foto’s legt hij onverhuld hun dagelijks leven, hun zwakheid en tenslotte hun dood vast.

Yang Yong, Cruel Diary Of Youth (Series), 2002 – 2003

Urbanisme

Voor de Beijing Tour Guide Serie maakte kunstenaar Hong Hao digitale foto’s op toeristische trekpleisters zoals Tian’anmen, het Plein van de hemelse vrede. Met behulp van digitaal knip- en plakwerk plaatst hij zichzelf als gids in een menigte van Westerse toeristen. Op de achtergrond zijn behalve de glorieuze overblijfselen van het communisme – waaronder Mao’s gigantische portret – ook postmoderne hoogbouw en Westerse reclames te zien. Yang Yong is gefascineerd door het leven van jongeren in de grote stad. Voor zijn serie Cruel Diary of Youth volgde hij tijdens lange nachten groepjes jongeren die de stad intrekken om uit te gaan. Het resultaat is een filmisch beeld van jonge vrouwen in het nachtelijke Shenzhen, waarin de veranderingen in de grote stad en de daaruit voortvloeiende verveling, vervlakking en eenzaamheid voelbaar zijn.

Onder de titel Urban Fiction fotografeert Xing Danwen architectonische modellen van moderne gebouwen. Ze benadrukt deze steriele wereld van beton, staal en glas nog extra door mensfiguren in haar digitale foto’s te plaatsen. Ou Ning en Cao Fei leggen met hun video San Yuan Li het eigentijdse leven van de gelijknamige stad in Zuid-China vast. Als een Chinese versie van Koyaanisquatsi tonen de makers in fraaie zwart-wit beelden – die deels versneld worden afgespeeld, vergezeld van ritmische technomuziek – het langzaam ontwaken van het leven in de stad en op de omringende rijstvelden, het op gang komen van de verkeersstromen, het werkende bestaan in de naai-ateliers en de kantoren, het eten in de straatkeukens, het winkelen en uitgaan, het invallen van de duisternis en ten slotte de slapende stad.

Schaduwzijde van het kapitalisme

Uit de tentoonstelling blijkt dat Chinese kunstenaars steeds vaker de foto- of videocamera hanteren om de snelle veranderingen in het land en de daaruit voortvloeiende (identiteits)-problemen en de schaduwzijden van het kapitalisme vast te leggen en te interpreteren. Van Tuyl en zijn mede-curatoren hebben een veelzijdig, fraai overzicht voor ons samengesteld, waaruit de sociale en maatschappelijke ontwikkelingen in het moderne China van afgelopen jaren zich goed laten aflezen. De geselecteerde kunstenaars geven rekenschap van hun eigen sociale omgeving en maken werk met een sterke eigen identiteit. Daar moet je in China zelf toch nog verdraaid goed naar zoeken tussen de landschapjes in pen en inkt en de geschilderde draken.

Boeken / Fictie

Absurdisme van een uitslover

recensie: Nelleke Zandwijk - Avonturen van een uitslover

De debuutroman van Nelleke Zandwijk, De dag van de jas, bestond uit een aaneenschakeling van absurde voorvallen en werd bevolkt door een groep al even excentrieke karakters. Zandwijks nieuwe roman, Avonturen van een uitslover, zou als een opvolger van haar debuut bestempeld kunnen worden. Niet alleen spelen ook in dit nieuwe boek absurditeiten een belangrijke rol, ook het verhaal uit De dag van de jas gaat in Avonturen van een uitslover verder. Waar het eerste boek eindigt als de hoofdpersoon naar de kunstacademie in Enschede gaat, begint Avonturen van een uitslover als de hoofdpersoon, Antonia Tinbergen, is afgestudeerd aan diezelfde kunstacademie.

~

Antonia vertrekt uit Amsterdam om haar oudere, getrouwde minnaar uit haar hoofd te zetten. In flashbacks wordt er over de relatie verteld, en ondertussen komt de lezer steeds meer te weten over de vreemde wereld waarin Antonia leeft. Ze wordt omgeven door excentrieke figuren als haar vriendin Semmy, die ervan overtuigd is dat ze regelmatig ontvoerd wordt door buitenaardse wezens en last heeft van ‘kruiskruipers’. Daarnaast is er de bouwvakker Grote Gerard, die in zijn vrije tijd wilde zwijnen slacht, en natuurlijk Antonia’s minnaar Maas Loberneck, die slecht zittende tweedehands pakken draagt en hun relatie vergelijkt met twee trams die achter elkaar rijden en elkaar nooit in kunnen halen. Maar ook Antonia zelf is niet helemaal normaal. Ze peutert in haar neus, waardoor haar neusgaten buitenproportioneel groot zijn geworden, heeft bijgevolg last van wormen en probeert als een huisdier iedereen te behagen – daarom noemt ze zichzelf een uitslover.

Halverwege

Het boek begint in een kledingzaak in Venlo, waar Antonia en Semmy een muurschildering zullen gaan maken. Via flashbacks komt de lezer meer te weten over Antonia’s relatie met Maas, de directeur van de kunstacademie waaraan ze studeerde. Het verhaal zit op een strakke manier in elkaar, met een heldere structuur. De aankomst in Venlo is chronologisch gezien halverwege het verhaal. Door in het midden te beginnen kunnen er twee verhalen door elkaar verteld worden: wat eraan ‘Venlo’ vooraf ging, en wat er sinds de aankomst daar gebeurde. Deze techniek wordt goed uitgevoerd en dat zorgt ervoor dat de spanning in de beide verhaallijnen oploopt.

Bizarre maar kille details

Ondanks deze sterke verteltechniek raakt het boek de lezer nergens werkelijk. Er schort iets: Zandwijk lijkt rare details toe te voegen, met geen andere reden dan dat ze raar zijn. Het gevoel ontbreekt. Ze maakt mooie, grappige zinnen en haar beeldspraak is origineel, bijvoorbeeld waar Antonia vertelt over de foto’s die Maas voor haar meeneemt van lezingen die hij gegeven heeft. Ze is jaloers dat ze daar als zijn minnares nooit bij zal zijn, maar ze durft niet te zeggen dat ze de foto’s niet op prijs stelt. Dus doet ze alsof ze er blij mee is:

[…] dan zakte ik van ellende zelfs door de grond tot ik er bijna aan de andere kant in China weer uitkwam. Mijn beleefdheid bracht me op de vreemdste plaatsen.

Ondanks dergelijke originele vondsten overtuigt het verhaal niet. De absurditeiten die ze invoegt, blijven bizarre maar kille details; zonder inhoud, zonder extra betekenis. De karakters blijven mede hierdoor plat en gevoelloos: het is duidelijk een bedachte laag aan de oppervlakte, eronder zit niets.

Karikatuur

Maas, de man waar Antonia’s vlucht uit de hoofdstad om begonnen is, blijft in het hele boek een gek mannetje. Nergens komt hij tot leven, nergens wordt hij meer dan de karikatuur van de warrige, artistieke kunstacademiedirecteur. Antonia wordt verliefd op hem omdat hij cassettebandjes met jazzmuziek voor haar maakt en ze gevleid is door de aandacht die hij haar schenkt – hier duikt het aloude thema op van het onzekere jonge meisje dat valt voor een machtige man die haar aandacht schenkt. Het boek maakt echter niet goed duidelijk waarom Antonia zo lang verliefd blijft op haar minnaar. Met Maas’ absurde, langdurige monologen en zijn zielige, desperate gedrag als Antonia de relatie verbreekt, schetst Zandwijk iemand die meer doet denken aan een psychiatrisch patiënt dan aan een minnaar. De onherkenbaarheid van de personages levert een leegte op waardoor het thema – jonge vrouw op zoek naar zichzelf en naar een uitweg uit een uitzichtloze relatie – niet de diepgang krijgt die het verdient.

Muziek / Album

Hit in wording

recensie: Diefenbach - Set&Drift

Begin dit jaar wisten ze op het Groningse Eurosonic festival al de nodige indruk te maken met hun mix van Californische jaren zestig vocalen, psychedelische jaren zeventig soundscapes en elektronische filmmuziek. De warme klanken hielden het aanwezige publiek stevig in de greep. De combinatie van melodieuze pop/rock en elektronica is vanzelfsprekend niet nieuw – we noemen het Duitse The Notwist -, maar Diefenbach heeft iets wat veel anderen niet hebben: commerciële potentie. Met als voorlopig hoogtepunt het onlangs uitgebrachte Set&Drift.

~

De uit Kopenhagen afkomstige zanger/bassist Allan Mattsson, zanger/gitarist Kenneth Sarup, gitarist Nicolaj Strøyer Christophersen, drummer Stefan Gejsing en Lasse Lyngbo op keyboards en electronica hebben hun band vernoemd naar het mysterieuze karakter Reiley Diefenbach uit Joel en Ethan Coen’s culthit Fargo (1996). Waar filmpersonages in de regel bestaan uit geluid èn beeld, is de irritante Diefenbach niet meer dan een ondefinieerbare stem die voortdurend opbelt met lastige vragen. Voor de vijf jonge Denen klaarblijkelijk een intrigerend gegeven.

Derde

Set&Drift werd in Engeland geproduceerd door Tom Elmhirst (Goldfrapp, Manic Street Preachers) en is alweer het derde studioalbum van de Denen. Blijkbaar zijn de eerste twee aan onze neus voorbij gegaan. Op het vorig jaar verschenen Run Trip Fall besloten ze af te stappen van de instrumentale benadering van hun debuut. Min of meer per toeval kwamen ze er toen achter dat Allan en Kenneth’s vocalen perfect op elkaar aansluiten. Als voornaamste inspiratiebronnen noemen ze zelf Simon & Garfunkel (On the Move) en The Byrds.

Groot publiek

Toch horen we op Set&Drift duidelijk ook invloeden uit de postrock hoek (Mogwai, Godspeed You Black Emperor) en af en toe wat Radiohead. Het album werd uitgebracht op het We Love you label van oa. I am Kloot en The Bees, een subdivisie van Wall of Sound (onder andere Royksopp). De sterke eerste single Favourite Friend klinkt als een Massive Attack danceremix van Kasabian die samen met New Order The Stone Roses covert, en is inmiddels opgepikt door MTV Scandinavia. Ook Mechanical, dat refereert aan de Belgenpop van dEUS en de experimentele elektronische composities van Oosterbuur The Notwist, en Glorious verdienen wat ons betreft een groot publiek.

Voor dynamiek en variatie moet je elders wezen, maar de liefhebber van sferische dromerige pop/rock met een jaren tachtig tic is hier aan het goede adres. Er gaan hardnekkige geruchten dat ze dit jaar te bewonderen zullen zijn op Lowlands, dus hou de popagenda in de gaten als je dit lekkere hapje niet aan je neus voorbij wilt laten gaan.

Muziek / Album

Een grote man blijft overeind

recensie: Pajo - PAJO

Grote jongens in de wereld van de muziek hebben vaak de neiging om een andere afslag te nemen dan je van ze gewend bent. Lovenswaardig? Jawel. Applaus? Soms. Vreemde paden hoeven immers niet altijd beter te zijn. Vaak hebben dergelijke onverwachte wendingen eerder iets pretentieus. Met Neil Young als vaandeldrager van de uitzonderingen blijkt het vaak dat solerende mannen van bands uit vervlogen tijden vroeger een stuk succesvoller waren. Ondanks de duizenden die faalden, blijft de verleiding prikkelen en proberen vele muzikanten het alleen. Hoe dat uit gaat pakken bij de soloplaten van Billy Corgan, Frank Black en Bob Mould moet we maar afwachten. Nu David Pajo in zijn eentje een plaat heeft gemaakt, halen de critici echter zonder twijfel de pluimen uit het vet. Maar of ze terecht gegeven worden is dan de vraag.

~

De naam Pajo klinkt in de underground als een sirene: bij deze naam let iedereen op. En niet voor niks, Pajo mag er immers wezen. Nadat hij in het begin van de jaren negentig met Slint een kleine muzikale aardverschuiving teweegbracht, verscheen hij steeds weer op eigenzinnige wijze aan het firmament. Zo schuwde hij het experiment niet met bands als Papa M, M en Aerial M, verstevigde bij tijd en wijle het geluid van onder andere Tortoise en Bonnie ‘Prince’ Billy, en werd hij ingehuurd door Billy Corgan om Zwan de nodige ‘underground-credibility’ te geven. Toch behield Pajo altijd zijn eigen smoel, bleef hij eerlijk tegenover zichzelf en deed hij wat hem goed leek. Hij is iemand waar critici het later over eens zullen zijn: “Die Pajo, dat was een hele grote.”

Knutselen met een laptop

Wie dacht dat alle kanten van Pajo waren belicht, wordt bij het beluisteren van PAJO voor de zoveelste keer verrast. Er worden opnieuw grenzen verlegd. Waarschijnlijk geïnspireerd door zijn samenspel met Will Oldham, test de man zijn singer/songwriters-kunsten, maar dan wel op een moderne manier. Met een akoestische gitaar onder zijn ene en een laptop onder zijn andere arm werd de zolder opgezocht; daar speelde hij de nummers van PAJO, die na vele jamsessies waren ontstaan, nagenoeg in een take op de laptop in. Zo hier en daar klinkt er wat ondersteuning van knisperende, soms compromisloze, elektronische beats of een drumcomputer, maar het is vooral de gitaar en ’s mans bedeesde stem die naar voren komen. Na de opnames is er wat gerommeld met alle mogelijkheden van het studioprogramma, waardoor het geluid meerdere dimensies heeft gekregen.

Spiderland

Pajo beweegt zich gedurende de plaat tussen wijlen Elliott Smith en Simon & Garfunkel, ten tijde van Bookends in, bijvoorbeeld in het schitterende Ten More Days en Manson Twins. De plaat kent over het algemeen rustige nummers en het tempo gaat eigenlijk alleen omhoog bij het fijne Baby, Please Come Home. Toch is dat kalme tempo niet storend. Nummers als Oh, No, No en Icicles zijn werkelijk pareltjes. Bijna de hele plaat houdt Pajo zijn moderne singer/songwriters-pet op, maar aan het einde blijkt het bloed te kruipen waar het niet gaan kan: het spannende Francie grijpt terug op Pajo’s beste dagen. Die dagen toen hij met Slint bezig was aan misschien wel de mooiste plaat van de jaren ’90; Spiderland. Is PAJO dan zo’n typisch ‘tussendoortje’? Neen, verre van. Werp de pluimen maar in de ring. Pajo heeft het weer eens geflikt.

Muziek / Album

Feelgood sensatie

recensie: The Cribs - The New Fellas

De eerder dit jaar uitgebrachte single Hey Scenesters! bracht de nog prille carrière van The Cribs in een stroomversnelling. Met als gevolg dat ze drie juli te bewonderen waren op het prestigieuze Metropolis festival in Rotterdam en reeds toerden met illustere namen als Bloc Party, The Datsuns, The Futureheads en Kaiser Chiefs. Tel daar bij op dat Kaiser-zanger Ricky Wilson volgens eigen zeggen hun grootste fan is en het zal iedereen duidelijk zijn dat we te maken hebben met de nieuwste Engelse sensatie. Voor wat dat waard is natuurlijk.

~

Een jaar na de release van het debuutalbum The Cribs – naar aanleiding waarvan het uit Wakefield afkomstige drietal tot vervelens toe werd vergeleken met The Strokes en The Libertines – blijken de heren genoeg materiaal voorhanden te hebben voor hun tweede. The New Fellas staat net als zijn voorganger wederom vol heerlijke zomerse feelgood garagerock/new wave. Deze lalalala-mentaliteit heeft The Cribs (bestaande uit gitarist/zanger Ryan Jarman, tweelingbroer Gary op bass/zang en broertje Ross achter de drumkit) gemeen met Kaiser Chiefs en diens grote voorbeeld Blur. Op The New Fellas horen we naast de jaren 70/80 rock/new wave van ondermeer The Velvet Underground, The Smiths en The Ramones ook wat Madness (met name in Things Aren’t Gonna Change) en de invloed van een hedendaagse band als The Strokes. Vooral de zang in It was Only Love vertoont af en toe opvallend veel gelijkenis met die van Strokes voorman Julian Casablancas. Ook The Libertines en Franz Ferdinand (Hey scenesters!) klinken door in deze tweede van The Cribs. Dit kan worden opgevat als een teken dat de jaren 80 new wave-revival nu de fase van retro-recycling in is gegaan.

Natuurlijk hebben we het allemaal al eens eerder gehoord. Toch vormt The Cribs een opvallende verschijning, voornamelijk dankzij de combinatie van jeugdig enthousiasme, de pakkende meezingrefreinen en zelfspot, die bij generatiegenoten vaak ontbreekt. We zijn zelfs geneigd ze de vreselijk misplaatste kampvuurballad Haunted– waarvan de onvaste vocalen een aanslag op de oren betekenen – te vergeven. Het nummer The Wrong Way to Be zou live wel eens hoge ogen kunnen gooien, terwijl ook The New Fellas ( te typeren als ‘The Strokes meets Weezer’) potentie heeft.

Grote afwezige

Producer Edwyn Collins blijkt kort na de opnames van The New Fellas te zijn getroffen door een hersenbloeding en verblijft als gevolg daarvan nog altijd in het ziekenhuis. Laten we hopen dat het succes van The Cribs bijdraagt aan zijn herstel! We moeten ons sterk vergissen wil dit niet de nieuwe sensatie worden. We hadden ze daarom graag op Pinkpop of Lowlands aan het werk gezien, maar beide festivals lieten het afweten. Tivoli biedt gelukkig een nieuwe kans: op zondag 25 september a.s. speelt The Cribs met Stephen Malkmus in Utrecht.

Film / Films

Intrigerende kindervriend

recensie: Charlie and the Chocolate Factory

Tim Burton is een eigenzinnig regisseur, die in de afgelopen twintig jaar een prachtig oeuvre heeft opgebouwd. Hij maakte onder andere een overtuigende vleermuis van Michael Keaton, zette een marsmannetjeshoofd op Pierce Brosnan in Mars Attacks!, tekende voor een hommage aan de mislukte regisseur Ed Wood, en nam met Sleepy Hollow de verfilming van Irvings beroemde korte verhaal voor zijn rekening. Nu komt hij met Roald Dahls Charlie and the Chocolate Factory, dat in 1971 al eens verfilmd werd door Mel Stuart. Waar Gene Wilder in Stuarts versie Willy Wonka speelde, vertolkt nu Johnny Depp deze excentrieke eigenaar van de snoepfabriek.

~

Willy Wonka nodigt na het uitschrijven van een wedstrijd vijf kinderen uit om kennis te maken met de nieuwste lekkernijen uit zijn chocoladefabriek. Charlie Bucket (Freddie Highmore) is een van de winnaars. Hij komt uit een merkwaardig nest. Zijn vader (Noah Taylor) werkt tegen een karig loon in een tandpastafabriek. Moeder (Helena Bonham Carter, Burtons echtgenote) kookt dagelijks koolsoep (“Met een blaadje minder blijft koolsoep koolsoep”). Zijn vier grootouders wonen bij het gezin in, maar liggen de hele dag in bed. De vier andere winnaars van de gouden toegangskaartjes zijn schoolvoorbeelden van een verkeerde opvoeding. Charlie gaat met een dikke Duitse snoeper, een aan televisiekijken verslaafd jongetje, een ambitieus meisje met volwassen ideeën en een verwend Engels dochtertje van een zakenman op bezoek in de fabriek. De door Wonka uitgeschreven wedstrijd krijgt uiteindelijk met Charlie een terechte winnaar. Hij blijkt niet voor de hoofdprijs te gaan, maar blijft trouw aan zijn ouders en grootouders.

Hoewel Burton alle elementen uit Dahls verhaal getrouw een plaats geeft, neemt Burton ook de vrijheid om een aantal zaken toe te voegen. Wonka’s vader (Christopher Lee) is in Burtons versie tandarts, en vader en zoon hebben al jaren geen contact. Ze ontmoeten elkaar in een van de laatste scènes en vallen elkaar op een knullige manier in de armen. Charlies grootouders krijgen meer reliëf dan bij Roald Dahl. Burton lijkt de oude besjes te gebruiken om waarden als hoop en vertrouwen in zijn film te vervlechten.

~

Kindervriend

Burton heeft een prachtige fabriek laten maken in een landschap met veel bruintinten, waar een rivier van chocoladewater doorheen stroomt. Johnny Depp zet daarbij een zonderlinge Willy Wonka neer. Zijn witte gezicht, hoge stem en barokke kostuum maken van hem een geslepen kindervriend, die zijn eigen voordeel najaagt en tevens diep in de kinderzielen van zijn bezoekers kan kijken.

Kinderen kunnen hun hart ophalen aan de goede Charlie en mogen de vier andere kinderen uitfoeteren en veroordelen. Ze kunnen zelfs nog wat leren van de egocentrische Willy Wonka. Voor volwassenen is het vooral een visueel aantrekkelijke film. Naast de prachtige enscenering heeft Burton in de film veel aandacht besteed aan talrijke kleine cinefiele knipogen (Kubrick!). Ook de muzikale intermezzo’s zijn van grote klasse: de Oempa-Loempa’s, de arbeiders in de fabriek, stappen net zo gemakkelijk in het robotpak van Kraftwerk als dat ze de lichten van Jeff Wayne en zijn Electric Light Orchestra volgen.

Er is de afgelopen dagen in de media veel gespeculeerd over de hoofdpersoon in deze verfilming. Een andere bekende kindervriend zou voor een gedeelte model hebben gestaan voor Willy Wonka. Volgens de regisseur en de acteur berust de gelijkenis met de eigenaar van Neverland echter op louter toeval. Het is voor de bezoeker van de film Charlie And The Chocolate Factory wel een aardige bijkomstigheid. Depp toont zich in ieder geval een goede gegadigde voor een verfilming van de avonturen met kinderen van dit verbouwde en gevallen voormalige Amerikaanse rolmodel.