Film / Films

Powervrouw tussen de alfamannetjes

recensie: Molly's Game (dvd)

Een topsportster die niet van verliezen houdt, groeit uit tot de spil van een groot illegaal pokernetwerk. Molly’s Game toont een sterke vrouw die met vallen en opstaan alfamannetjes te slim af is.

Aaron Sorkin is al decennialang een vaste kracht in de Amerikaanse televisie- en filmindustrie. Hij schreef het scenario voor het rechtbankdrama A few good men, zette de opkomst van de sociale media neer in The social network, en beschreef de rol van statistische wetenschap in de sport in Moneyball. Daarnaast schreef hij vele seizoenen van de politieke dramaserie The west wing.

Sorkin heeft de gave om onderwerpen die op het eerste gezicht niet heel sexy zijn toch opwindend te maken. Dat doet hij door zijn personages uit te rusten met de gave van het woord. De personages pingpongen de oneliners heen en weer, wat maakt dat de dialogen in Sorkins verhalen knetteren.

Olympische Spelen

Ook in Molly’s Game zitten veel van deze mitrailleurdialogen. Het is eigenlijk verbazingwekkend dat deze film het debuut is van scenarioschrijver Sorkin als filmregisseur. Tekstueel is het van het vertrouwde hoge niveau, maar ook op montage en spelregie valt weinig af te dingen. Het is alsof Sorkin al jarenlang op filmsets en in montagekamers vertoeft.

Molly’s Game speelt zich af in een wereld gedomineerd door mannen, waarin een vrouw de hoofdrol opeist. Molly Bloom heeft een verleden als skiester, maar een ongeval dwarsboomt haar optreden op de Olympische Spelen. Met haar vastberadenheid en discipline stort ze zich op een zakelijke carrière.

Pokerkoningin

Als managementassistente krijgt ze de taak om een wekelijks pokertoernooi voor Hollywoodsterren, topsporters en rijke zakenlieden te organiseren. Met haar zakelijkheid en onaantastbare charme groeit ze uit tot de ongekroonde pokerkoningin van de Amerikaanse Westkust. Wanneer ze later ook de Oostkust weet te interesseren voor haar kaarttoernooien, begeeft ze zich op een hellend vlak. De FBI doet een inval wegens verdenking van witwaspraktijken door de Russische maffia.

Onaantastbare powervrouw

Sorkin legt in Molly’s Game niet zozeer de nadruk op het verloop van spannende kaartwedstrijden. Het gaat hem om de psyche van Molly die als kind al tot topsportster werd gedrild. Dezelfde mentaliteit die nodig is op de apenrots. Molly speelt haar spel streng en eerlijk totdat ze in de problemen dreigt te komen door wanbetalers.

De rol van Molly is Jessica Chestain op het lijf geschreven. De actrice lijkt zich inmiddels te specialiseren in koele onaantastbare powervrouwen met wie niet te valt te spotten, zoals ze al eerder liet zien in het scherpe politieke drama Miss Sloane. Sorkin verpakt het verhaal in een slimme raamvertelling waarin haar principiële advocaat haar verhoort over haar verleden. Deze rol van Idris Elba geeft de film de hoognodige rust tussen de vlijmscherpe dialogen en hyperactieve pokerscènes vol testosteron. Het niveau van de Wolf of Wall Street haalt Sorkin niet helemaal, maar Molly’s Game is een aardige vrouwelijke tegenhanger.

Theater / Reportage
special: SPRING 2018

SPRING 2018: omgevallen kale mannen en veel, veel wolken.

Ik schijn iets gemist te hebben. In de trein hoor ik een lovende recensie van To come (extended) van Mette Ingvardsen. Verdorie, waarom heb ik die niet gezien? Dat kan natuurlijk niet nog een keer gebeuren, dus reis ik af naar Utrecht voor een dagje SPRING. Met vier installaties in de middag en in de avond de terugkeer van Chunky Move.

Ongemakkelijke oefening

Mijn SPRING-dag begint midden op straat. Op de Stadhuisbrug zien we een groep alledaags geklede mensen op een metronoom van positie wisselen. We kijken naar Collective Individual Excercises van Isaac Chong Wai. We zien hoe een groep alledaagse Utrechtenaren op de Stadhuisbrug een simpele choreografie uitvoert. Elke tik van een metronoom geeft aan dat ze een stap in een willekeurige richting moeten zetten. Een choreografie in de publieke ruimte, het doorbreken van dagelijkse routes: de doorgewinterde SPRING-bezoeker kent het inmiddels wel. De nietsvermoedende voorbijgangers konden het wat minder waarderen. Door van het plein een podium te maken zijn ze ineens hun anonimiteit kwijt en moeten ze hun looproute aanpassen. Die onwennigheid kan heel spannend zijn, maar daar moeten wel duidelijke kaders voor zijn. Die ontbreken nu. De deelnemers ogen zo ongemakkelijk, dat de insteek van de performance niet helder wordt. Een van hen zet een lach in, de anderen volgen, en dan herhaalt de sequens zich. Het lijkt op het begin van een lachtherapie, maar bereikt niet het niveau dat het echt spontaan wordt. Logisch ook, natuurlijk. Ga maar eens als vrijwilliger midden op een plein staan lachen. Ik zou het niet beter kunnen. Maar toch: wat wil Chong Wai hiermee? Puur en alleen de dagelijkse routine doorbreken? Moeten we de ongemakkelijkheid negeren, of is het juist de bedoeling? Ik weet het niet. Misschien was ik net bij de verkeerde oefening.

Pim of Dries?

Foto: Willem Popelier

‘Dries Verhoeven, die moet je zien’ hoor ik een SPRING-medewerker tegen een collega zeggen. Dries Verhoeven, dat kan ook bijna niet mis gaan. Die verzint elk jaar wel weer iets wat de gemoederen bezig houdt. Of het nu een Grindr-container, een spookhuis of een nepbegrafenis is, het is altijd de moeite waard. Voor Sic transit gloria mundi (letterlijk: ‘zo vergaat de wereldse grootheid’) wordt tijdens het festival een omgevallen standbeeld van een man gemaakt, als symbool voor de omvallende dominantie van de Westerse, witte man. De eerste controverse is inmiddels binnen. GeenStijl spreekt er schande van. Een viering van de moord op Fortuyn, kopt het artikel. En betaald van ons belastinggeld! Of het beeld echt Pim Fortuyn voorstelt of gewoon Dries Verhoeven is, moet nog blijken.

Als ik de installatie met eigen ogen zie, is er namelijk nog weinig gebouwd. De bovenkant van de installatie geeft uitzicht op de constructieplaats, maar daar zijn de werkzaamheden net begonnen. Veel interessanter is de expositieruimte, waar de Westerse hegemonie eveneens is omgekeerd. Bij binnenkomst is de informatie op ooghoogte in het Arabisch te lezen. Pas helemaal onderaan staat de Nederlandse en Engelse vertaling. Eenmaal in de ruimte zien we foto’s waarin het falen van de Europese en Amerikaanse macht onderstreept worden. In het midden zien we een maquette van het plein, en een schets van hoe het standbeeld er uiteindelijk uit zou moeten zien. Achteraf hoor ik dat er niet daadwerkelijk een (tijdelijk) standbeeld gebouwd wordt op het plein. Maar het statement is natuurlijk allang gemaakt. Trap een beetje tegen de dominantie van witte mannen, en er ontstaat direct commotie.

Wolken en VR

Na Verhoevens work in progress lopen we naar de Stadsschouwburg. Daar is gedurende de dag de The Cloud of Unknowing te zien, een video-installatie van Ho Tzu Nyen die als inspiratie heeft gediend voor ANTI-GRAVITY. In The Cloud of Unknowing zien we hoe verschillende bewoners van een vervallen flatgebouw bezocht worden door een wolk. Wat er nu precies gebeurt met ze gebeurt blijft schimmig, maar visueel blijft deze installatie boeien. Ho Tzu Nyen zoekt de schoonheid op in het verval. De kamers zijn oud, het behang bladdert af, de bewoners zien er somber en onverzorgd uit. Het straalt een troosteloosheid in die zo consequent is doorgevoerd dat het esthetisch wordt.

Een aangename verrassing dient zich aan wanneer we onverwacht naar een extra installatie gaan. Buiten de schouwburg biedt PIPS Lab een heuse virtual reality ervaring aan. In groepen van zes kunnen we naar binnen. We gaan tegenover elkaar zitten. Na wat geklungel van mijn kant met de apparatuur bevind ik me in een treincoupe. Links van me staat een conductrice, rechts een personage met een VR-bril op. Tegenover me zie ik twee personages met elkaar flirten, terwijl een derde wel erg dicht bij me komt. Dan realiseer ik me ineens dat ik ook een personage ben. Ik blijk een vrouw te zijn met een eigen virtueel lichaam. Dat is even wennen: als televisie- of filmkijker ben ik er aan gewend om zelf geen onderdeel te zijn van de fictieve wereld die ik zie. Als theaterkijker wel, maar dan niet in een ander lijf. Mijn eerste ervaring met VR voelt als iets dat weliswaar nog in de kinderschoenen staat, maar vol mogelijkheden zit. Dit smaakt naar meer.

Zwaarte en lichtheid

Foto: Pippa Samaya

Een aantal uur later is het tijd voor de afsluiter van mijn SPRING-dag: ANTI-GRAVITY, de nieuwe productie van Anouk van Dijk en, daar is hij weer, Ho Tzu Nyen. Zwaartekracht versus gewichtloosheid, geaardheid versus lichtheid, dat is het centrale conflict in deze performance. We zien aanvankelijk hoe verschillende dansers gebonden zijn aan de elementen. Een van hen stapelt rotsen op, terwijl een ander niet los lijkt te komen van een blok. Dit alles in een langzaam, contemplatief tempo. Het geheel voelt zwaar en traag aan. Dan komt er lucht in de voorstelling. Een rookmachine blaast een wolk de zaal in, de dansers komen samen en voeren een lichtvoetige choreografie uit. Zo wisselt de performance tussen momenten van zwaarte en lichte, ook in de ervaring van de toeschouwer. Om uiteindelijk te eindigen in een mooi tableau vivant waar een danser tot enorme hoogte is verheven, en een ander vredig in het water gaat liggen. ANTI-GRAVITY schopt niet tegen de grenzen van dans of performance, wat performances op SPRING doorgaans wel doen, maar blijft keurig binnen de lijntjes. Een degelijke dansvoorstelling die niet bijzonder verrassend is, maar wel aangenaam blijft. Al met al een goede afsluiter van mijn eerste volle dag op het SPRING Festival. Nu nog een keer terug voor het standbeeld.

Julian_Barnes_Enige_verhaal_Atlas_Contact
Boeken / Fictie

Het absolutisme van de liefde

recensie: Julian Barnes - Het enige verhaal
Julian_Barnes_Enige_verhaal_Atlas_Contact

Als er iemand is die de finesses in menselijke verhoudingen weet bloot te leggen, is het Julian Barnes. En dat in prachtige literatuur, waarmee hij keer op keer zijn lezerspubliek weet te overrompelen. In Het enige verhaal neemt Barnes ons mee in de onvoorwaardelijke liefde.

Een jonge man, negentien jaar oud, wordt verliefd op een dertig jaar oudere vrouw. Plaats van handeling: een slaperig gehucht onder de rook van Londen, in de jaren zestig van de vorige eeuw. Paul verliest zichzelf op de tennisbaan in de aantrekkelijke en vrijgevochten Susan. Hij leeft nog in de invloedssfeer van zijn zorgzame ouders, zij is vastgelopen in een gangbaar huwelijk met een overheersende man en twee puberende dochters.

Tot zover de feiten. Wat volgt is een uitvoerig relaas over een volstrekt authentieke liefdesgeschiedenis. Verteld door Paul, die op hoge leeftijd terugkijkt op deze bepalende periode uit zijn jonge leven. Julian Barnes doet zich voor als een eigentijdse archeoloog: laag voor laag neemt hij de aarde weg op zoek naar de beginselen én de overblijfselen van een oprechte liefde. En daar slaagt hij goed in, zijn vondsten zijn ontdekkingen die hij verwoordt in een proza dat zowel intens is als een zekere afstandelijkheid in zich heeft.

Drie vertelvormen

De geliefden vinden moeizaam hun weg in de bekrompenheid van het Engelse dorpsleven. Ze ontwikkelen een manier van omgang die voor buitenstaanders moet lijken op een zakelijke of vriendschappelijke verhouding. Susan is doortastend maar tegelijkertijd voorzichtig. Haar hevige gevoelens voor Paul worden wat afgevlakt door de vele ballen die ze in de lucht dient te houden als echtgenote en moeder. Paul is onbezonnen romantisch, heeft een glasheldere toekomst voor ogen en is vooral bezig zich te verzetten tegen het volwassen (lees: ouderlijke) establishment.

Barnes heeft een magistrale aanpak gehanteerd. Hij laat Paul het eerste gedeelte van Het enige verhaal, als de liefde in ontwikkeling is, geheel in de ik-vorm vertellen. Alsof we in Pauls hoofd zitten en zijn hartstochtelijke gedachtestroom vanaf het eerste moment mee kunnen voelen. Alles moet wijken voor de ultieme liefde, Paul neemt met minder geen genoegen. In het tweede deel zijn de geliefden samen gaan wonen in een huurhuis in Londen en begint de verhouding een andere vorm aan te nemen. De schrijver kiest hier gaandeweg voor de tweede persoon enkelvoud en laat Paul naar zichzelf kijken in de wat meer beschouwende jij-vorm. Het tekent de afstand die in de relatie sluipt, maar verwoordt tegelijkertijd de vasthoudendheid van Paul om nog steeds met Susan de hemel te bestormen. De optredende ruis wordt weggeredeneerd in de verwachting dat alles alleen maar beter zal worden.

Lijden en redden

Het derde en laatste deel van Het enige verhaal wordt hoofdzakelijk in de derde persoon geschreven. Barnes presenteert een uitgebreid retrospectief over de teloorgang van de verhouding. Niet van de liefde, die blijft voor Paul overeind staan. Als Susan steeds verder wegdrijft in de alcohol en haar overtuiging – én haar geheugen – langzamerhand verliest, probeert hij te redden wat er te redden valt. Dat is wat hijzelf het absolutisme van de liefde noemt: ondanks alles geen verwijdering, geen afsluiting. ‘De dood is de enige vorm van afsluiting waarin ik geloof, en de wond blijft open tot dat dichtslaan van de deur.’

Opvallend is dat de schrijver geen enkele gepassioneerdheid tussen de geliefden laat zien. Er wordt wat gezoend en omhelsd, met hier en daar een vage toespeling op seks, maar geen onstuimige scènes waar de vonken van af vliegen. Dat duwt de lezer al snel in de richting van het dramatische einde dat Barnes vanaf het begin voor ogen heeft. Het lijden van de jonge Paul wordt door hem op een doortimmerde, haast wetenschappelijke manier op papier gezet. De vaste overtuiging dat deze liefde tot in eeuwigheid zal duren wordt langzaam ondermijnd door de rauwe werkelijkheid van het bestaan. En dan is het maar de vraag of de terugblik van Paul werkelijk het enige verhaal is.

Boeken / Non-fictie

De waanzinnige leeservaring

recensie: Barbara Tuchman – De waanzinnige veertiende eeuw

Een non-fictiepil van meer dan 750 pagina’s die handelt over de middeleeuwen: je kunt je afvragen waarom De waanzinnige veertiende eeuw uit 1978 in godsnaam een everseller werd. Maar daar zijn verschillende argumenten voor aan te brengen.

Eind jaren 70, begin jaren 80 kende het Westen een (korte) fascinatie voor de middeleeuwen. Enerzijds kende in de wetenschap de mediëvistiek een grote bloei dankzij de nogal marxistische benadering van de periode door beroemde wetenschappers als Jacques Legoff en (vooral) Emmanuel LeRoy Ladurie, anderzijds bracht de literatuur bijna gelijktijdig drie bestsellers rond de middeleeuwen voort: Montaillou in 1975, De waanzinnige veertiende eeuw in 1978 en De naam van de roos in 1980. Die laatste werd de bekendste en meest tegenwoordige (het boek werd verfilmd en wordt momenteel tot serie herwerkt), maar ook het boek van Tuchman weerstond de tand des tijds goed – in tegenstelling tot bijvoorbeeld Herfsttij der middeleeuwen. Vooral om Barbara Tuchman heel wervend kon schrijven – ook al moest de historische waarheid zich daar soms naar buigen.

Bevooroord-eeuwd

De grootste kritiek die Tuchman (terecht) te slikken kreeg, is haar tunnelvisie die ook al uit de titel bleek: alle ontwikkelingen – zowel positief als negatief – zijn zorgvuldig geselecteerd om te kunnen bewijzen dat de veertiende eeuw écht waanzinnig was: de Zwarte Dood, de 100-jarige Oorlog, de cultuurrenaissance in Italië, het ontstaan van de moderne roman … Maar die tweedeling tussen edele cultuur en agressie gaat eigenlijk voor élke eeuw (in de middeleeuwen) op. Zo zou je voor de 11e eeuw de Kruistochten en millennium-godsdienstwaanzin perfect tegenover de opkomst van de steden kunnen plaatsen.

Positief aan die selectieve aanpak is dan weer dat het de lezer toelaat zich volledig onder te dompelen in een sensationele, onbekende wereld, bijna letterlijk aan de hand van de Franse ridder Enguerrand VII van Coucy. Een aanpak die Frits van Oostrom ook hanteerde in zijn Maerlants wereld en Nobel streven, en die werkt. Omdat het aantoont dat we hier niet spreken over een exotisch non-fictiedecor, maar over een tijdsgewricht dat ‘amper’ 600 jaar van ons verwijderd is maar eigenlijk niet verder van onze 21e eeuw kon staan, behalve dat het ook bevolkt werd door mensen van vlees en bloed. Je gelooft het, met andere woorden.

Aangename kennismaking

Als kennismaking met een heel boeiend tijdsgewricht is De waanzinnige veertiende eeuw uitermate geschikt. Maar het is daarnaast een heel persoonlijke kijk geworden, dus van echte objectiviteit is geen sprake. En misschien zal ook de omvang vele hedendaagse lezers afschrikken. Maar hey, toen we 12 waren deinsden we toch ook niet terug voor de klepper die Kruistocht in spijkerbroek was?

Boeken / Fictie

Een panter op een doodlopend spoor

recensie: Patrick Modiano - Slapende herinneringen

De aantekeningen van de Franse schrijver Patrick Modiano lijken onuitputtelijke bronnen voor zijn romans. Iedere keer duiken er weer nieuwe namen, adressen en telefoonnummers op en altijd weer komt hij verloren gewaande mensen tegen, soms in de straat waar hij ze ooit ontmoette. Modiano speelt een geraffineerd spel met het geheugen, dat niet onderdoet voor zijn grote voorganger Marcel Proust.

‘Ik probeer orde aan te brengen in mijn herinneringen. Elke herinnering is een stukje van een puzzel, maar er ontbreken er heel veel, zodat de meeste niet bij elkaar passen.’

De verteller kijkt terug op een periode in zijn leven waarin hij van kamer naar kamer zwierf, na een onrustige jeugd in kindertehuizen en op kostscholen. Zijn specialiteit was weglopen, en dat bleef hij tot ver in de volwassenheid doen. Hij memoreert de talloze keren dat hij afspreekt in een gebouw met twee uitgangen, zodat hij met de opmerking ‘ik ben zo terug’ via de andere uitgang kan verdwijnen. ‘Even sigaretten halen’ staat voor een diepgeworteld patroon van wantrouwen, benauwdheid in het gezelschap van anderen en soms regelrechte angst.

‘Er zijn plekken die op het eerste gezicht geen argwaan wekken omdat ze er zo gewoon uitzien, maar waarvan je al gauw de negatieve uitstraling begint te voelen. … Het gaat om een speciale gave die vergelijkbaar is met het zesde zintuig van truffelhonden en die ook wel doet denken aan bepaalde apparaten, zoals mijndetectors.’

 

Dode man

Zijn wantrouwen, een angstige nieuwsgierigheid die hem steeds weer op onderzoek doet gaan, blijkt niet zelden gegrond. Hij wordt bedreigd in een café door iemand die hij ooit een vals telefoonnummer gaf om van hem af te zijn. Hij kan nog net ontsnappen aan deze niet-deugende broer van een vriendinnetje.

In een volgend hoofdstuk belt een andere vriendin hem om hulp. Er is een ongeluk gebeurd, zegt ze. Als hij aankomt op haar adres, dat niet haar eigen woning is, vindt hij een dode man. De vriendin geeft hem een pistool. Met een ijzige kalmte loodst hij haar het gebouw uit, groet de conciërge, schrijft zich onder zijn eigen naam in een hotel in de buurt. Pas later komt de angst: worden ze gezocht?

Bagheera

De verteller heeft een lievelingsboek dat ‘De eeuwige wederkeer’ heet. Hij noemt het vaak in zijn relaas. Het lijkt een van de belangrijkste thema’s in de roman: ontmoetingen, gebeurtenissen, zelfs teksten herhalen zich. Modiano geeft een mooi voorbeeld van deze licht occulte theorie door de panter Bagheera uit Jungle Book van R. Kipling te introduceren en tegelijk te zinspelen op het beroemde gedicht Der Panther van Rainer Maria Rilke. De panter in zijn kooi in de Jardin des Plantes, die eindeloos rondjes loopt en langzaam gek wordt van de constante blik op zijn spijlen.

Patrick Modiano is, net als zijn protagonist, zelf wellicht zo’n panter die in eeuwige wederkeer rondjes loopt door zijn kooi genaamd Parijs. Geboren net na de oorlog, verwaarloosd door zijn getraumatiseerde joodse vader en zijn afwezige moeder, een actrice, is zijn werk een poging om orde aan te brengen in een wereld zonder samenhang. Zijn romans bestaan uit korte hoofdstukken, beginnend bij een aanwijzing, die langzamerhand tot een speurtocht uitgroeit. Maar altijd eindigt het onderzoek zonder dat het raadsel is opgelost. ‘La Passée’ heet een van de café’s waar hij een oude kennis tegenkomt. Het spoor. Modiano’s sporen lopen dood, maar zijn verhalen zijn springlevend.

Rineke Dijkstra - Vondelpark 2005
Kunst / Expo binnenland

Oog in oog met de tijd

recensie: Rineke Dijkstra - overzichtstentoonstelling
Rineke Dijkstra - Vondelpark 2005

Na een indrukwekkend 25-jarig jubileum in 2017 trekt De Pont opnieuw de aandacht met een retrospectief van de Nederlandse fotografe Rineke Dijkstra. Met deze overzichtstentoonstelling geeft het museum een gedegen, breed overzicht van haar werk.

Rineke Dijkstra is zo bekend dat ze bijna geen uitleg behoeft. Althans, dat is de insteek van het museum. Zoals we gewend zijn van De Pont zijn de zalen gevuld met kunst, maar blijft de bemiddeling beperkt tot enkele wandteksten. Bij binnenkomst is het daarom even zoeken naar het begin van de tentoonstelling, want deze deelt deels de ruimte met de eigen collectie. Het portret van een jong meisje net voorbij de kassa blijkt de start. Ze staat frontaal afgebeeld op een leeg strand, haar houding is afwachtend. Door de flits komt ze een beetje los van de achtergrond. Met indringende blik kijkt ze je aan. ‘Schiet eens op,’ lijkt ze te willen zeggen, ‘waar wachten jullie nog op?’ Het is een van de strandportretten waarmee de fotografe 20 jaar geleden internationaal doorbrak tijdens de Biënnale van Venetië.

Oog in oog

Rineke_Dijkstra-De-Pont_Tilburg

Rineke Dijkstra, Kolobrzeg, Poland, July 26, 1992.
Courtesy the Artist and Marian Goodman Gallery, New York, Paris and London; Galerie Max Hetzler, Berlin and Paris and Jan Mot, Bruxelles.

De eerste zaal van de tentoonstelling is gevuld met soortgelijke portretten, die ons net als het meisje van het begin bijna allemaal strak aankijken. Die specifieke, afwachtende blik zien we in deze zaal vaker terug, want Dijkstra werkt heel bewust met een trage, analoge, platencamera. Maar hoewel ze langzaam te werk gaat, weet ze toch altijd precies het juiste moment te vangen. Tijd is hier ook een meespelend element voor de kijker, want hoe langer je kijkt naar de schuchtere tieners, hoe meer vragen deze bij je oproepen. Wat is er hier eigenlijk precies te zien? Wat gaat er in de geportretteerde kinderen om?

De pubers zijn bewust vastgelegd met zo min mogelijk informatie om hen heen. Dankzij welbekende portretten uit de schilderkunst zijn we gewend om er allerlei tekens en attributen in tegen te komen die ons iets vertellen over de identiteit van de geportretteerde. Het ontbreken hiervan zorgt voor spanning: je zoekt naar herkenning, maar je weet te weinig. De betekenis van deze beelden ligt daarom helemaal bij de kijker: je bepaalt zelf wat je erin ziet.

Verderop draait Dijkstra dit concept om: in de portretten van broers en zussen die ze in hun eigen huis fotografeerde, is het juist de achtergrond die betekenis geeft aan de foto’s. Het zijn stuk voor stuk portretten van kinderen in volwassen ruimtes. In soms kille, decadente huiskamers laat de fotografe zien hoe de omgeving onze interpretatie van het beeld bepaalt, maar ook hoe bepalend ieders omgeving is voor diens ontwikkeling.

Tijd en transformatie

Rineke_Dijkstra_de_pont_Tilburg

Rineke Dijkstra, Sasha and Marianna, Kingisepp, Russia, November 2, 2014.
Courtesy the Artist and Marian Goodman Gallery, New York, Paris and London; Galerie Max Hetzler, Berlin and Paris and Jan Mot, Bruxelles.

De tentoonstelling gaat door in de nieuwbouw van het museum. Hier hangen bijvoorbeeld de recente drieluiken waarin de fotografe een drietal jonge vrouwen op verschillende momenten in hun leven heeft vastgelegd. Toch zijn het de vroege series die de meeste aandacht opeisen, want hierin zien we pas echt hoe de tijd het unieke vermogen heeft om ons te transformeren. In de lange serie over de uit Bosnië gevluchte Almerisa wordt zichtbaar hoe zij van klein meisje opgroeit tot zelfverzekerde vrouw en uiteindelijk ook zelf kinderen krijgt. Met deze reeks portretten laat Dijkstra iets zien dat normaal niet zichtbaar is: het verstrijken van de tijd.

Met deze tentoonstelling presenteert De Pont een volwaardig overzicht van de carrière van een fotografe met het unieke talent om je oog in oog met het vluchtige verstrijken van de tijd te laten staan. Haar portretten bevinden zich op de flinterdunne grens tussen het persoonlijke en het universele. De absolute focus die het museum op de kunstwerken legt en niet op de informatie eromheen, houdt misschien geen rekening met de behoeftes van verschillende soorten bezoekers, maar dit is bij deze tentoonstelling geen enkel probleem. De beelden spreken hierdoor wel echt voor zichzelf. Zo is er niets dat afleidt van de indringende foto’s in deze tentoonstelling.

Boeken / Non-fictie

Walter Isaacson: veni, vidi, Vi(n)ci

recensie: Walter Isaacson – Leonardo da Vinci: de Biografie

Met reeds spraakmakende biografieën over Einstein, Benjamin Franklin en Steve Jobs op zijn cv, weten we het wel zeker: Water Isaacson heeft een zwak voor genieën. Logisch dus dat hij voor zijn laatste worp het vizier richtte op wat ontegensprekelijk het grootste genie aller tijden is geweest: Leonardo da Vinci. En wat een boek is het geworden!

Soms is een onderwerp zo dankbaar dat het wel moét resulteren in een goed boek. Zoals Leonardo da Vinci. Eén van de beroemdste mensen uit de geschiedenis en hét toonbeeld van de uomo universalis die in werkelijk alles uitblonk: schilderkunst, beeldhouwkunst, architectuur, wiskunde en wetenschap in het algemeen – al zouden velen hem, met zijn ontwerpen van onder meer helikopters, duikapparatuur en duikboten, eerder een futurist of zelfs fantast noemen. En hem verwijten dat hij met talloze zijwegen waarin hij niet echt was getalenteerd (zoals militaire strategieën, anatomie en cartografie) heel wat kostbare tijd verspilde.

Maar wie was de mens achter dat genie? Daar hebben we, ondanks de ruim zevenduizend pagina’s notities die hij achterliet, het raden naar. Isaacson doet een erg verdienstelijke poging en geeft ons boeiende inzichten in de werkwijze, esthetische opvattingen en detailwerking van Da Vinci, maar de mens zelf blijft een enigma. Dat hoeft echter niet meteen een probleem te zijn.

Homoseksueel en vegetarisch

Isaacson schildert met zijn woorden een aarzelende (hij deed 15 jaar over de Mona Lisa), ongrijpbare, ongeduldige, opstandige, arrogante, flamboyante man, die altijd diep in gedachten was verzonken en daarom heel verwarrend kon overkomen. Maar dat was volgens Isaacson omdat hij voortdurend verbanden legde tussen alle mogelijke disciplines. Hij dacht niet in afgebakende domeinen, maar wilde het geheel zien. Ook zijn overtuigende levenswijze – homoseksueel en strikt vegetarisch – maakte hem tot een kolossale persoonlijkheid. Over seks had hij trouwens merkwaardige ideeën: zo was hij ervan overtuigd dat de penis een eigen leven leidde en zich daarbij niets aantrok van de man in kwestie. Het verklaart volgens Isaascon waarom hij vrouwen zo zacht en teder afbeeldde: hij had er niets mee in het echte leven, dus kon hij ze in schilderijen onvoorstelbaar vroom en breekbaar tonen.

De bron van het genie vindt Isaacson in de notitieboeken van Da Vinci, waar hij een grenzeloze nieuwsgierigheid ontwaart – of zoals Isaacson het verwoordt: “het grootste verslag van nieuwsgierigheid ooit opgetekend”. Da Vinci spoort (zichzelf) aan om de tong van de specht te onderzoeken, de poot van de gans, de manier waarop mensen in Vlaanderen over ijs bewegen, enzovoort. Dit is een man die met ogen open naar de wereld keek.

Sexy non-fictie

En als je nu nog niet overtuigd bent van het feit dat biografieën niet saai moeten zijn: niet alleen Isaacsons (vrij kritiekloze) Jobs-biografie werd de inzet van een hevige strijd om de filmrechten – wat resulteerde in het vrij aardige Jobs – maar ook om Leonardo da Vinci werd meteen stevig gevochten. Met gefluister in de wandelgangen of Leonardo DiCaprio (vernoemd naar het genie) de hoofdrol zou spelen. Om maar te zeggen hoe sexy non-fictie kan zijn! Zeker als het boek in een dergelijke prachtige uitgave, met wonderlijke illustraties, op ons afkomt. Aanrader!

Boeken / Non-fictie

Een niet zo perfecte biografie

recensie: Charles J. Shields – John Williams: de man die de perfecte roman schreef

Soms worden de meest opwindende meesterwerken gerealiseerd door weinig avontuurlijke of zelfs – vooruit dan maar – saaie mensen. Franz Kafka was ambtenaar, Fernando Pessoa had tijdens zijn leven geen enkele (seksuele) relatie en John Williams was zijn hele leven een academicus die vrijwel nooit in zijn ziel liet kijken. En toch is de biografie van deze laatste (enigszins) de moeite waard, hoewel de lezer niet veel wijzer wordt over de persoon Williams.

Opgelet: we hebben het hier niét over de befaamde filmmuziekcomponist die ons de wereldberoemde deuntjes schonk van onder meer Jaws, Indiana Jones en Star Wars. Deze John Williams was tot 2006, lang na zijn overlijden, een nobele onbekende die in 1965 een roman had geschreven die onder de radar bleef. In 2006 werd het boek – Stoner genaamd – heruitgegeven in de klassiekenreeks van de New York Review of Books en werd het een ongekend wereldsucces.

Ook in de Lage Landen, waar onder meer Arnon Grunberg zich fan uitte, werd het een regelrecht fenomeen met honderdduizenden verkochte exemplaren. Het was duidelijk dat het boek een gevoelige snaar raakte: het verhaal van een man die zijn leven lang kansen laat passeren in plaats van die te grijpen, paste perfect in de traditie van onder meer The Catcher in the Rye en De Avonden. Leegte, desillusie, de vruchteloze zoektocht naar geluk – what’s not to like?

Alcohol en sigaretten

Maar wie was de man achter dit fenomeen (en verder ook de prachtromans Butcher’s Crossing en Augustus)? Dat probeert deze biografie duidelijk te maken, met wisselend succes. Enerzijds zijn er enkele fascinerende details over Williams’ leven bekend – hij trouwde vier keer én had minnaressen, hij was verslaafd aan alcohol en sigaretten en op het einde van zijn leven gaf hij zijn studenten les terwijl hij zich van een zuurstofmasker bediende – maar anderzijds komen we weinig te weten over Williams zélf en diens privéleven: hij verstopte zijn ziel achter zijn academische en literaire ambities. In 1965 was hij ervan overtuigd dat hij met Stoner een meesterwerk had geschreven, maar daar leek niemand het echt mee eens te zijn. Dat leidde tot diepe wanhoop en vereenzaming, waardoor hij ironisch steeds meer op zijn hoofdpersonage ging lijken. Een boeiende evolutie, die helaas gortdroog en feitelijk wordt verteld – een echt wervende verteller is Charles J. Shields helaas niet, en al te vaak gaat hij in op details die er in het grotere plaatje weinig toe doen. Ook Stoner gaat in wezen nergens over, maar dat wordt wel op weergaloze wijze beschreven.

Verfilming

Poetic justice dus voor deze gefrustreerde auteur. Deze biografie werpt een klein licht op dat leven gemarineerd in wrok, alcohol en nicotine, maar wie John Williams écht wil leren kennen, kan dat wellicht op geen betere manier dan door Stoner (nogmaals) te lezen. Zeker omdat uit de biografie toch vooral een door en door egoïstische en norse man tevoorschijn komt, wat meteen weer de goede raad onderstreept dat je maar beter je helden nooit persoonlijk leert kennen.

Voor de geïnteresseerden: in 2019 verschijnt de verfilming, met Casey Affleck en Tommy Lee Jones in de hoofdrollen. De biografie zelf wordt beter niet verfilmd – het resultaat zou wellicht toch teveel van hetzelfde zijn.

Film / Films

Tobbende Teo en zijn drie vrouwen

recensie: Il colore nascosto delle cose (dvd)

Voor iedereen die op foute mannen valt, is Il colore nascosto delle cose een aanrader. Voor alle anderen neigt deze film meer naar een irritante cultuurbotsing met Italiaans machismo.

Veertiger Teo (Adriano Giannini) werkt in de reclame en is dol op mooie vrouwen. Hij brengt de meeste tijd door bij zijn vriendin en heeft daarnaast een minnares. Wanneer de bindingsangst hem te veel wordt, vlucht hij naar zijn vrijgezellenflatje.

Op een dag komt Teo de blinde Emma tegen. Zij werkt als osteopaat en kan zichzelf goed redden. Het gelukkige leven dat ze leidt, zal Teo de rest van de film flink overhoop gooien. Een relatie met een gehandicapte, bloedmooie vrouw ontbreekt nog in zijn verzameling veroveringen. Hij raakt bovendien gefascineerd door het feit dat de visuele beperking Emma helemaal niet in de weg zit. In het beperkte universum van Teo is zij de eerste die anderen niet op hun uiterlijk beoordeelt.

Narcist

Natuurlijk is die Teo een vervelende narcist, maar dat maakt van deze film nog niet meteen een totale mislukking. Regisseur Silvio Soldini (Pane e tulipani, Cosa voglio di più, Giorni e nuvole) weet wat hij doet. De vraag of Teo door een van zijn geliefden wordt betrapt op overspel, houdt de spanning er een beetje in. Maar, interessanter is eigenlijk de volstrekt harmonische manier waarop Emma omgaat met haar handicap. Soldini maakte eerder een documentaire over blinden en dat is te merken. Met veel aandacht voor detail, schetst hij het leven van deze vrouw, zonder in alle clichés over handicaps te vervallen.

Cultuurkloof

Emma is helaas niet de hoofdpersoon in deze film. We zijn gedwongen mee te leven met de tobbende Teo die tot het geniale inzicht moet komen dat uiterlijk schoon slechts schijn is en dat alleen innerlijke schoonheid telt. Gaap.

Hier wreekt zich de cultuurkloof echt. Soldini schetst Teo als een bewonderenswaardige macho die het lukt drie vriendinnen te runnen en echte liefde voelt voor een gehandicapte vrouw. Als stereotiep Italiaans moederskindje gaat hij ook nog eens uithuilen bij zijn mama. Voor Italiaanse begrippen misschien positieve eigenschappen, maar voor broodnuchtere, geëmancipeerde West-Europeanen blijft Teo vooral een beetje een sneu, zelfingenomen mannetje.

Kunst / Expo binnenland

Identiteit in lichaamstaal

recensie: Identity Unraveled

Alle menselijke waarden houden verband met identiteit. En identiteit is vervolgens weer gelinkt aan een allesbepalende lichamelijkheid. In de beeldende kunst wordt doorlopend gezocht naar uitdrukkingsvormen om die verbintenis te visualiseren. De mens is het meest dankbare onderwerp, maar blijkt niet voor één gat te vangen te zijn.

De jonge expositieruimte Salon Salon, in het Rotterdamse Industriegebouw, toont in haar tweede tentoonstelling – Identity Unraveled – een reeks kunstwerken die stuk voor stuk een bijzondere ‘condition humaine’ laten zien. De verstilde atmosfeer houdt het midden tussen een gemankeerde schoonheid en een macabere freakshow. In de perfectie van de geselecteerde werken, de uitgekiende composities én de totale inrichting van de tentoonstelling is duidelijk de vormgevende hand van de initiatiefnemers (ontwerpbureau Studio Beige) te herkennen. De som der delen draagt bij aan een kijkervaring die op zijn minst avontuurlijk is te noemen. Een avontuur in vervormde menselijkheid.

Zachtaardig en afschrikwekkend

Salon Salon - Schilte-Portielje-

Schilte & Portielje, 11-B1 (2011), courtesy of the artist & Kahmann Gallery Amsterdam

Een groot deel van de open galerieruimte wordt ingenomen door Nu Couché van Madeleine Berkhemer (foto boven). Een bizar spinnenweb, ter plekke geconstrueerd uit stukgetrokken panty’s, lijkt te zweven onder het plafond, maar is op veel plaatsen vastgeknoopt aan alle uitsteeksels die maar voorhanden waren. Het geheel is tot een letterlijk spanningsveld uiteengetrokken, in het centrum bijeengehouden door een aantal spiegelbollen. Zachtaardig en afschrikwekkend tegelijk: in de context van deze tentoonstelling is dit de verbeelding van een seksualiteit die bij vrijwel alle andere kunstwerken juist in het verborgene blijft. Materiaal, constructie en uitvoering vormen een prachtige metafoor voor het fragiele spel van aantrekken en afstoten in menselijke verhoudingen.

Dat verborgene is overal voelbaar in deze show. Onder Berkhemers transparante hemel ligt een wereld die de geslotenheid heeft omarmd. Schilte & Portielje tonen hun duistere samengestelde personages; gefragmenteerde vrouwfiguren die in onderdelen tot leven zijn gekomen in grote fotocomposities. Hier worden verhalen verteld die niet voor de openbaarheid zijn bestemd. De raadselachtige uitstraling heeft iets van een sprookje, ondersteund door de ijzige verstilling van het perfect gemonteerde beeld. Op de rug gezien missen deze ‘wezens’ een gezichtsuitdrukking, een herkenbare emotie, wat de wonderlijke sfeer alleen nog maar verhoogt.

Geknevelde geheimzinnigheid

salon salon - Van Beek

Ruth van Beek, Untitled #2 (de Moeders) (2014), courtesy of the artist & The Ravestijn Gallery Amsterdam

Ook de Duitse kunstenaar Frank Rheinboldt stelt zijn werken samen tot uiteindelijk een nieuwe creatie ontstaat. De gebruikte fotografie is slechts grondstof voor verdere verwerking; bestaande beelden worden in onderdelen gescheiden en op doordachte wijze opnieuw tot leven gewekt. Er wordt geschoven en gedraaid, gelijmd en met nietjes samengebracht. Rheinboldt is een virtuoos schepper van een geconstrueerde menselijkheid: op zoek naar de uiterste grenzen tussen abstractie en herkenbaarheid, maar altijd doordrongen van de kracht van de uiteindelijke compositie.

In de teruggetrokken wereld van Ruth van Beek is geen plaats voor een uitgebalanceerde vlakverdeling. De gelaagde beelden zijn centraal opgebouwd, met een kenmerkende stofuitdrukking maar verder als volledig onherkenbare vorm. Door de opvallende aaibaarheid en het subtiele kleurgebruik lijken de werken op het eerste gezicht toegankelijk te zijn. Toch is er sprake van een mysterieus achterliggend gebeuren, iets wat onzichtbaar dient te blijven. Hier en daar bevestigt de kunstenaar die verwachting door een klein detail in de kantlijn te tonen. Het is die simpele handreiking die de kunst van Ruth van Beek zo bijzonder maakt, eenvoud en fijngevoeligheid met de suspence van een verborgen achtergrond.

In tegenstelling tot wat de titel Identity Unraveled weergeeft, heeft deze opmerkelijke expositie niets van doen met het ontrafelen of onthullen van een verborgen identiteit. De werken tonen juist allemaal een gemaskeerde uitdrukking van de menselijke verschijning, die door vrijwel alle deelnemende kunstenaars wordt vertaald in een vervormde, haast geknevelde geheimzinnigheid. En niets is de mens vreemd: seksualiteit ligt dan vanzelfsprekend op de loer. Niet als lieflijke samensmelting van lichamen, maar juist als verontrustende beweging in het duister van onze rijke verbeelding.