Boeken / Achtergrond
special: 1. Het Trage Vuur

Tijdschriften over literatuur

De komende maanden kun je bij 8WEEKLY een serie artikelen verwachten waarin een dwarsdoorsnede wordt gegeven van de Nederlandstalige tijdschriften over literatuur. In dit eerste artikel staat Het Trage Vuur, tijdschrift voor Chinese literatuur centraal.

Het Vlaams-Nederlandse Chinese-literatuurblad Het Trage Vuur bestaat inmiddels tien jaar. Het boekje begon als een zesmaandelijks tijdschrift waarin enthousiaste sinologen de rest van de wereld met hun geliefde auteurs kennis lieten maken. Inmiddels verschijnt het viermaal per jaar en is het uitgegroeid tot een belangrijk forum voor belangwekkende Chinese auteurs. Maar daarnaast biedt Het Trage Vuur nog veel meer.

Meerwaarde

~

Het Trage Vuur (de naam schijnt iets met een culinaire bereidingswijze te maken te hebben) wordt door academici van de universiteiten in Leiden en Gent geredigeerd. Inmiddels wordt het op A6-formaat met zo’n tachtig bladzijden gedrukt, voorzien van een fraaie geïllustreerde kaft. Het tijdschrijft is prijzig, maar de lezer krijgt meer dan waar voor zijn geld. Want de liefhebber van Chinese literatuur mag dan met de vele Nederlandse vertalingen de laatste decennia al op zijn wenken worden bediend, Het Trage Vuur heeft een zekere meerwaarde: de gehele inhoud is namelijk exclusief in vertaling opgenomen, en beslaat zowel de nieuwste ontwikkelingen op het vakgebied als historisch materiaal.

Toegankelijk

Naast het feit dat Het Trage Vuur een selectie uit de klassieke en moderne literatuur in vertaling geeft, vormt het ook een platform voor interessante ideeën en analyses die worden uitgewerkt in essays of artikelen. Gelukkig zijn deze stukken vrijwel altijd toegankelijk geschreven, zodat ook de minder onderlegde lezer kennis kan nemen van wat er in China gaande is. Dat de Chinese literatuur op deze manier voor het grote publiek toegankelijk wordt, is wellicht de grootste verdienste van het blad.

~

De laatste drie nummers van Het Trage Vuur (oude nummers zijn online via www.tragevuur.com te bestellen, een klein deel van de inhoud is op de site beschikbaar) geven een uitstekende weergave van wat het tijdschrift te bieden heeft. De hoogtepunten uit nummer 27 worden gevormd door een reeks gedichten die een Chinese (Yang Lian) en een Nederlandse (Arjen Duinker) poëet onlangs in reactie op elkaar schreven, en een vertaalde selectie van China’s eerste wereldatlas, vergezeld van schitterende illustraties. Hier kom je een wonderbaarlijke uitleg (met afbeeldingen) tegen over de bewoners van Langarmland en het Rijk Kruisscheen, waar de mensen gekruiste scheenbenen hebben. Het stuk wordt bovendien voorafgegaan door een verhelderende inleiding door de vertaler. Ook wordt de geschiedenis van de Chinese versie van Roodkapje uit de doeken gedaan.

Han Shaogong

~

Nummer 28 bestaat uit de afstandelijk vertelde novelle Schoenenobsessie van de hand van Han Shaogong, die eerder van zich liet spreken met de roman Het woordenboek van Maqiao en de verhalenbundel Pa pa pa // Vrouw vrouw vrouw. Het autobiografische verhaal gaat over een jonge man wiens vader tijdens de Culturele Revolutie is verdwenen, en is voorzien van fraaie klassieke illustraties van de streek waar het verhaal zich afspeelt. Met nummer 29 wordt het tienjarig jubileum van het tijdschrift gevierd: het luidt een iets groter formaat en een nieuwe vormgeving in. Het is ook een themanummer over de streek Dunhuang. Wilt Idema, de professor wiens bundel Spiegel van de klassieke Chinese poezie nog altijd als standaardwerk geldt, schetst de geschiedenis van het gebied en vertaalt voor de gelegenheid een reeks ellenlange, antieke prozagedichten. Het nummer introduceert tenslotte een literair-filosofische invalshoek met een interessant artikel van Jan de Meyer over de kluizenaar in de klassieke Chinese wijsbegeertegeschriften.

Dit zijn een paar voorbeelden van wat het blad te bieden heeft – meer dan genoeg fascinerende stof voor de liefhebber van Chinese cultuur en literatuur. Het enige wat op Het Trage Vuur valt aan te merken, is dat de herkomst van de vertaalde werken doorgaans onduidelijk blijft.

Het Trage Vuur, tijdschrift voor Chinese literatuur:
– Losse nummers: € 8.00 (speciale nummers: € 12.00)
– Proefnummer (oud nummer, eenmalige aanbieding): € 5.00
– Jaarabonnement (vier nummers): € 25.00 (studenten € 22.50)
– Abonnement buiten België en Nederland: € 31.00 (studenten € 28.50)
Contact: info@tragevuur.com

Zie ook in deze reeks: 2. Passionate Magazine, 3. Tzum, 4. De Revisor, 5. Armada, 6. Bunker Hill, 7. Raster, 8. De Gids, 9. Hollands maandblad, 10. Hard gras, 11. Parmentier, 12. Deus ex Machina, 13. Het liegend konijn, 14. Lava en 15. Yang.

Boeken / Fictie

‘Ik ben een soort katholiek milieudier’ – kanttekeningen bij Reve

recensie: Gerard Reve & Geert van Oorschot - Briefwisseling 1951-1987

Dat het ooit nog goed zal komen tussen Gerard (Kornelis Markies van het) Reve en Geert van Oorschot is onwaarschijnlijk. De Volksschrijver slijt zijn ouderdom in geestesvaagheid en de uitgever ligt alweer vele jaren in zijn graf. Een plan dat al in 1974 werd geopperd wordt nu dan eindelijk verwezenlijkt: de uitgave van de brieven die Reve aan Van Oorschot schreef. Aangevuld ook nog met de tegenbrieven van Van Oorschot. Hierdoor ontstaat een fraai beeld van een langdurige en vaak stormachtige verhouding, die eindigde met een rechtszaak en de dood. Anders dan bij de briefwisseling tussen dezelfde Van Oorschot en Hermans staan de brieven bij elkaar in één band en zijn ze voorzien van uitputtende uitleg door Revespecialist Nop Maas.

Over de uitgave van de brieven was Reve al vroeg duidelijk: “Er is veel waardeloos ge-urm bij, maar ik ben zo langzamerhand reeds zo oud, dat ik één stuk literatuurgeschiedenis ben geworden.” Ondanks deze relativerende woorden is de briefwisseling alles bij elkaar een interessante en zeer uitgebreide kanttekening bij het oeuvre van de Blanke Dichter van Stad en Land, met zijn uitgever als aangever. Het is echter niet, zoals sommigen beweren, de allerlaatste briefwisseling van belang. Het wachten blijft op de brieven, kaarten en telegrammen aan (en liefst ook van) Tijger en Woelrat, die in 1997 nog werden geveild, net als de brieven aan de jonge Indische Nederlander R. Van beide mochten we glimpen inzien, en die doen alleen maar verlangen naar meer.

Besmettelijk proza

Ook aan mengelwerk is nog voldoende op voorraad, en het is allemaal boeiend en uitgeefwaardig. Zelfs de punten en komma’s van Reve zijn per stuk superieur aan het complete oeuvre van A.F.Th. van der Heijden in luxe editie met leeslint, of het broddelwerk van nog mindere goden. Vervelend alleen, dat het zo besmettelijk is. De ontvankelijke ziel kan geen Reve lezen zonder veel van diens stijlkenmerken over te nemen, en vaak gaat dat zo sluipenderwijs, dat je het Zelve niet eens in de gaten hebt.

De correspondentie die nu vers in de winkels ligt is in de eerste plaats van belang voor de mensen met literaire smaak. Veel van wat Reve en Oorschot melden kennen we al uit andere uitgaven, maar dat is nou juist de kracht van dit werk. Hoe vaak Reve een anekdote of observatie ook vertelt, het blijft fascinerend. Op de voet volgen we zijn vele aarzelingen in de jaren vijftig, toen hij hevig op zoek was naar de vorm waarin hij zijn particuliere levens- en maatschappijvisie kon gieten, de worstelingen in de jaren zestig, het succes dat daarna kwam, de prachtboeken en de strijd die leven heet.

Pleegvader

~

Van Oorschot toont zich daarbij vanaf het begin de pleegvader die hij uiteindelijk ook zou worden, en geeft ons niet alleen inkijkjes in de rest van de Nederlandse letteren, maar gunt ons ook een blik in de keuken en woonkamer van zijn eigen leven, waar het ook niet altijd vreugde en pret was. Wat opvalt is dat de relatie uiteraard zijn moeilijkheden kent, vooral op het zakelijke vlak, maar dan toch veel en veel minder dan die tussen de uitgever en Hermans. De meeste brieven kennen de aanhef ‘Lieve’, en als Reve een keer met ‘Beste’ begint is Van Oorschot per omgaande aangedaan. Dat het in tranen eindigt komt waarschijnlijk vooral toch door zijn overlijden, anders was het vast nog goed gekomen, zoveel is zeker. Ondanks de steeds grotere rol die Vos zich toebedeelt:

Matroos heeft zo goed als al mijn relaatsies ter dood veroordeeld, en van elk ook het gratieverzoek afgewezen, maar op jou is hij merkwaardigerwijze erg gesteld.

De inhoud schenkt ons weer nieuwe nuances aangaande werk en biografie. Reve zet zijn religieuze gedachten een aantal malen op heldere wijze uiteen en maakt ons ook deelgenoot van zijn opvattingen over literatuur, en dan niet alleen de zijne. Bijzonder aangrijpend, maar het is vooral de manier waarop hij het opschrijft die hem helemaal tot op de hoogste toppen van de zangberg tilt. Daarvan in dit kloeke deel meer dan genoeg voorbeelden. Koop dat boek en zoek je eigen favoriete passages.

Kunst / Expo binnenland

De Huiskamer van de Toekomst

recensie: NU BINNEN - De Nederlandse huiskamer herontworpen

Als je dit leest zit je hoogstwaarschijnlijk achter je computer en ben je vanuit je huiskamer, studeerkamer of computerhok verbonden met het wereldwijde netwerk dat zich internet laat noemen. En dat is nu net waar de expositie Nu Binnen zich op richt: de toekomst van de Nederlandse huiskamer met het oog op moderne communicatiemiddelen en de oprukkende globalisering. Tien Nederlandse ontwerpers en interieurarchitecten geven in een ontwerp hun visie op de Nederlandse huiskamer van de toekomst.

Ramin Visch, 'Between curtains'
Ramin Visch, ‘Between curtains’

Op welke plek kan de mens zich in ons huidige tijdperk nog prettig thuisvoelen? Dat is eigenlijk de grote vraag waar deze expositie om draait.
Je kunt tegenwoordig steeds meer vanuit je huiskamer doen; voor steeds minder hoef je naar buiten. Je kunt als je zou willen zelfs ’24-7′ thuis zitten en lekker vanuit je luie stoel al je zaken regelen, je contacten onderhouden, je eten bestellen en je werk doen. In de filosofie worden deze veranderingen aangeduid als space-time compression, een kenmerk van globalisering waarbij afstanden steeds kleiner worden. Door deze veranderingen in onze leefwijze komt de nadruk te liggen op onze leefomgeving – daar zijn we straks immers niet meer weg te slaan. Hoe gaan we om met deze veranderingen in onze levensstijl?

Vandaag de dag word je doodgegooid met stylistische tv-woonprogramma’s waarin mensen een nieuw ‘stijlvol’ interieur krijgen aangemeten. Of programma’s waarin je, onder het mom van ‘interieur-design’, het interieur van de buren eens flink naar de filestijnen mag helpen. We willen ons steeds meer profileren. Onze woning voorzien we van een persoonlijke stijl; of dat nou met behulp van de duurste design-meubels is of dat de halve kringloopwinkel in huis wordt gestald. We willen laten zien wie we zijn.

Visie op de toekomst

Het Nederlands Architectuurinstituut (NAI) heeft in dit licht tien Nederlandse ontwerpers en interieur-architecten uitgenodigd om in een ontwerp hun visie te geven op de Nederlandse huiskamer van de toekomst: Jan des Bouvrie, Ramin Visch, Studio Tjep, Bertjan Pot, Concrete Architectural associates, Fransje Killaars, EventArchitectuur, BAR architecten, Studio Jurgen Bey en Maarten Baas. Ze kregen allemaal een ruimte die volgens Nederlandse eisen staat voor de minimale afmetingen van een huidige huiskamer: 3,2 x 6,0 x 2,7 meter. Daarin mochten zij hun visie geven op de toekomstige huiskamer, die uiteindelijk verder gaat dan alleen het ontwerpen van een gezellige huiskamer.

Van conservatief tot conceptueel

Tjep, 'House of textures'
Tjep, ‘House of textures’

Zo koos ‘de ontwerper voor de gewone man’, Jan des Bouvrie, voor een rigoreus en conservatief plan. De huiskamer van vroeger moet weer terugkomen en een vaste plek in onze woning krijgen. Des Bouvrie ziet de huiskamer als een plek met een grote gemeenschappelijke tafel waaraan de sociale gesprekken gevoerd moeten worden. Een plek waar alle moderne technieken en communicatiemiddelen uit wordt verbannen. Zo wordt het een soort klassieke oase in de moderne chaos. Alle moderne apparatuur dient elders in een spierwitte symmetrische kamer te worden ondergebracht. Sommige ontwerpers komen met puur conceptionele ontwerpen aanzetten, zoals het spot-interieur van Jurgen Bey’s Stofhuis, een grote plastic zak met niks erin. Ironisch wordt hier de nadruk gelegd op ‘het hebben van niets’. Andere ontwerpers zoals Bertjan Pot moeten het meer van het design hebben.

Negen van deze stijlkamers staan in het NAI, de tiende vind je tot en met november in de etalage van de Bijenkorf in Rotterdam. Verwacht a.u.b. geen geweldig grote tentoonstelling in het NAi, (negen kamers van 3,2 x 6,0 maakt ongeveer 170 m2). De tentoonstelling geeft echter wel een leuk beeld van hoe deze professionele interieur-ontwerpers kijken naar het interieur van onze toekomstige huiskamer. Bij elke huiskamer staat een beschrijving van de ontwerper en het ontwerp, maar een aantal van de kamers werpt zoveel vraagtekens op dat je er stiekem toch wel wat meer achtergrondinformatie voor nodig hebt om er vat op te krijgen.

Film / Films

Kale box met prachtfilms

recensie:

Yasujiro Ozu (1903-1963) was een van de grootste regisseurs uit de geschiedenis van de cinema. Total Film brengt een fraaie, maar kale collectie van een aantal van ’s mans films, die stuk voor stuk een halve eeuw na dato nog niets aan zeggingskracht verloren hebben.

~

Het zijn vaak de films waarvan je niet kunt verklaren waarom ze zo goed zijn, die de meeste indruk op je maken. En wat is het moeilijk om iemand die nog nooit een Ozu-film gezien heeft, duidelijk te maken dat de films van de Japanner zo schitterend zijn. Geen van Ozu’s grote films heeft een plot, ze gaan eigenlijk alleen maar over families, en zijn steevast vanuit dezelfde lage positie gefilmd met een camera die nooit beweegt. Er zijn boeken vol geschreven over Ozu’s bewuste techniek, met de strakke kadrering, het vaste lage tempo en de statische interieurbeelden, maar je moet de films gewoon gezien hebben om te kunnen bevatten hoe goed het werkt. En dan nog lijkt het onbegrijpelijk hoezeer je bij de films betrokken raakt. Het meest recente boek is een nieuwe vertaling van het scenario van Tokyo Story, Ozu’s meest gevierde film. Die is alleen interessant voor wie de film (herhaaldelijk) gezien heeft, want zonder de beelden zeggen de dialogen weinig. Japan-kenner bij uitstek Donald Richie heeft het boekje gelukkig voorzien van een uitstekend voorwoord, waarin hij een kort overzicht geeft van Ozu’s carrière, plus een complexe maar zeer verhelderende uitleg over de werking van zijn scenario’s, met hun uitgekiende en extreem functionele dialogen.

Oudjes

De boxset die Total Film in Nederland uitbrengt lijkt meer dan hij is: de selectie van vijf sleutelfilms uit Ozu’s oeuvre is namelijk vorig jaar al eerder uitgebracht, maar dan zonder de begeleidende extra schijf. Die blijkt teleurstellend: het enige dat je erop aantreft is een collectie antieke trailers, een zinloze registratie van een ceremonie voor een heel andere boxset (de volledige Ozu-collectie, die alleen in Japan uitkwam), en een gesprek met drie naaste medewerkers van de regisseur. Dat laatste is een bijzonder innemend filmpje, waarin de oudjes uitgebreid en vol lof en respect over hun oude vriend spreken. Een zeer waardevol document, maar als enige extra bij deze prijzige verzameling een erg karige aanvulling. De vele documentaires die over Ozu gemaakt zijn en de commentaarsporen van critici, die je bij buitenlandse uitgaves aantreft, waren even welkom geweest.

Intiem

Scène uit Tokyo Story
Scène uit Tokyo Story

De films zijn ook zeker niet in optimale beeldkwaliteit weergegeven, maar dat is geen schande, want betere versies zijn vooralsnog nergens anders beschikbaar. Gelukkig spreken de films voor zich. De selectie vormt een fraai representatief geheel: het genoemde Tokyo Story (1953, volgens velen de beste film ooit gemaakt), Late Spring (1949), Early Summer (1951), de komedie Good Morning (1959) en The End of Summer (1961). Voor alle films geldt dat de sobere vormgeving – vreemd genoeg – een buitengewoon ontroerend en intiem portret van eenvoudige mensen maakt. In hun humanisme zijn ze onvergetelijk: na het kijken van een Ozu-film heb je als het ware kennisgemaakt met een familie, en is het bijna jammer als de aftiteling in beeld verschijnt en de mensen verdwijnen. Voor verzamelaars niets nieuws onder de zon, wel een prima introductie op het werk van de meester, en wellicht een fraai cadeau voor die mensen die je niet kunt uitleggen waarom de films zo mooi zijn.

Tokyo Story: The Ozu/Noda Screenplay • Yasujiro Ozu & Kogo Noda • Vertaald door Donald Richie en Eric Klestadt • Uitgever: Stone Bridge Press • Prijs: $12.95 • 144 bladzijden • ISBN: 1-8800656-80-9

Boeken

De scandinavische cinema

recensie: Peter Cowie - Cool and Crazy // Tytti Soila (ed.) - The Cinema of Scandinavia

Ook buiten Scandinavië is de opmars van de Scandinavische cinema niet onopgemerkt gebleven: zelden of nooit waren er internationaal zoveel producties uit het uiterste noorden te zien. De meer toegankelijke films van de laatste jaren vormen de bron voor Cool and Crazy, een boek over nieuwe Noorse films, terwijl een groot aantal obscure Scandinavische films geanalyseerd wordt in de ietwat academische essaybundel The Cinema of Scandinavia.

Peter Cowie – Cool and Crazy

Hawaii, Oslo
Hawaii, Oslo

Peter Cowie was een van de eerste internationale critici die een vinger op de pols van de Scandinavische cinema legde. Inmiddels is de Brit al zo’n veertig jaar een autoriteit op dit gebied (en trouwens ook wat betreft de rest van de wereldcinema). Dat Cowie voor het Noorse Filminstituut een boek over (zeer) moderne Noorse films mocht uitbrengen, is dan ook niet verwonderlijk. Hij maakte van Cool and Crazy een alomvattend, maar ietwat oppervlakkige catalogus. Het fraai vormgegeven boekje (het bevat zo’n 75 bladzijden tekst) beschrijft vrijwel alle films die de afgelopen 15 jaar in Noorwegen geproduceerd zijn. In de inleiding schetst Cowie een beeld van de rappe ontwikkelingen die de Noorse cinema de laatste jaren heeft doorgemaakt, om daarna aan de hand van een aantal thema’s en opvallende elementen de afzonderlijke films te behandelen. Het is een grote verdienste van het boek dat zowel de internationale successen (Junk Mail, Elling, Hawaii, Oslo) als de minder bekende films omschreven worden. ‘Omschreven’, want Cowie kiest nergens voor een echt kritische of analyserende blik: de meeste films moeten het doen met het noemen van een thema, een aantal acteurs en een paar achtergrondfeitjes. Dat gebrek aan diepgang is enerzijds jammer, maar Cowies benadering levert wel een uitstekend en compleet overzicht van de moderne Noorse cinema op, dat op een toegankelijke, heldere en enthousiaste manier is geschreven.

Tytti Soila (ed.) – The Cinema of Scandinavia

Op de set van The Idiots
Op de set van The Idiots

Een ander recent boek op het gebied van Scandinavische films is het nieuwste deel van de prestigieuze reeks 24 Frames, een serie boeken waarin verschillende academici de veelzijdigheid van nationale cinema’s behandelen. Al in het voorwoord van The Cinema of Scandinavia loop je echter tegen een aantal typfouten, onjuiste vertalingen en gebrekkige informatie aan. Bovendien ontbreekt een appendix met de originele filmtitels, die gezien de onbekendheid van het behandelde materiaal onmisbaar lijkt. De scepsis die door zulke slordigheden teweeg wordt gebracht, blijkt uiteindelijk onterecht: het boek is een degelijke verzameling academische analyses van maar liefst vierentwintig Scandinavische films. De verhandelingen (door verschillende auteurs) zijn nogal uiteenlopend en beslaan opvallend genoeg behoorlijk obscure films, die variëren van de allereerste Noorse film tot tv-reclames, softporno en zelfs een kunstprojectie. De samenstellers hebben er bewust voor gekozen de Scandinavische canon buiten beschouwing te laten (de enige film die een leek zal herkennen is Lars von Triers The Idiots). Die keuze is een interessante, maar ook een die het publiek aanmerkelijk zal beperken.

Zeep

Na een interessante inleiding over de overeenkomsten en verschillen van de behoorlijk veelzijdige Scandinavische cinema volgen de vierentwintig aparte analyses. Het probleem van het boek is dat daarin nergens wordt teruggekoppeld naar die inleiding. Het zijn stuk voor stuk degelijke artikelen waarin de films in verschillende contexten geplaatst worden, maar het onderlinge verband ontbreekt. De selectie roept vraagtekens op: waarom biedt het boek een herinterpretatie van een zeepreclame van Bergman? Waarom wordt een groot aantal Finse films behandeld (de redacteur van het boek is Fins, maar je kunt je afvragen of Finland bij Scandinavië hoort), en geen enkele IJslandse?

Waardevol

Wat The Cinema of Scandinavia biedt, is een collectie van op zichzelf staande analyses van een aantal zeer uiteenlopende films. Van een boek met een dergelijke titel mag je meer verwachten dan een losse verzameling essays, maar als zodanig is het een zeer waardevol boekwerk. Cool and Crazy blijft juist aan de oppervlakte, maar is daarin evenzeer welkom: een nauwelijks kritisch, prettig leesbaar overzicht.

Peter Cowie • Cool and Crazy : Modern Norwegian Cinema 1990-2005 • Uitgever: Norwegian Film Institute • Prijs: 150 NOK • 87 bladzijden • ISBN 82-8025-017-4

Tytti Soila (ed.) • The Cinema of Scandinavia • Uitgever: Wallflower Press • Prijs: $24.50 • 288 bladzijden • ISBN 1–904764–22–3

Boeken / Achtergrond
special: Een interview met Gerrit Komrij

Het schrijversdagboek van een onuitstaanbaar type

.

Eendagsvliegen begint met de notities die een 13-jarige Komrij op een dag in 1957 maakte in zijn agenda. Het betreft een rijtje scheldwoorden: plebs, gepeupel, janhagel, geboefte, gespuis, rapalje, uitschot, uitvaagsel, en zo verder tot zeurpiet, kletskous, oud wijf, haaibaai. Achtenveertig jaar later merkt een 61-jarige Komrij, gezeten in de bibliotheek van schrijversverblijf Hotel Ambassade, op: “Als dichter wil je zo’n groot mogelijk reservoir aan woorden tot je beschikking hebben.” En vuilbekkerij hoort daar ook bij. De auteur zou door de jaren heen nog vele woordenrijtjes opschrijven. “Je zit met je kont op een ongelooflijk rijke taal. Er zijn zoveel woorden die slapen en je alleen maar wakker hoeft te kussen om te merken hoe ze eruit zien.”

Commonplace book

~

De rijtjes vormen samen met neergepende citaten uit andermans werk, vlug genoteerde gedachtengangen, talloze titels van gelezen boeken, onafgemaakte gedichten en dagboekaantekeningen van het leven in Portugal (waarheen Komrij in 1984 met levensgezel Charles Hofman emigreerde) de eendagsvliegen van de boektitel. Het gaat hier om een zogenaamd commonplace book. Een boekgenre dat volgens Komrij te weinig wordt beoefend in Nederland. Eendagsvliegen is een verzameling aantekeningen uit oude klad- en knoeiboeken. De uitgave ervan gunt de lezer een blik op de werkwijze van schrijver Gerrit Komrij: “Je probeert een portret van jezelf te geven.”

Dat portret begint zoals gezegd met de jonge Komrij, die vlakbij de Duitse grens, in het plaatsje Winterswijk woonde. Faust kende hij op zijn 14e uit zijn hoofd. Duits was zijn tweede moedertaal en Goethe zijn jeugdidool. “Ik kocht toen alles wat ik van Goethe vond. Ik had nog geen idee dat er wel een half miljoen boeken over die man was geschreven.” Faust wisselde hij af met Donald Duck en Okkie Pepernoot. “Als je verder wilde komen in de wereld kwam je bij boeken uit. Als je niks wilde en eeuwig in dat gat wilde blijven wonen waar je geboren was en van plan was je hele leven achter een een kinderwagen aan te hollen met een vrouw met pijpekrullen, dan ging je niet lezen natuurlijk.”

De man met één boek

Portret van Gerrit Komrij door Theo Daamen
Portret van Gerrit Komrij door Theo Daamen

Een bepaalde belezenheid vindt Komrij noodzakelijk. “De man met één boek is het gevaarlijkst. Dan bedoel ik natuurlijk de bijbel, de koran, Mein Kampf. Je moet wel weten wat er leeft in de wereld.” En ook: “De iets minder blinden en lammen zullen de blinden en lammen verder helpen.” Maar een boekenverzamelaar van zijn eigen kaliber vervalt weer in het andere extreem. “Eigenlijk zou je een oormerk moeten hebben. Een tattoo op het voorhoofd, waaraan je kan zien hoeveel boeken iemand heeft. Dan gaat het van: ‘Kijk, daar heb je de man met drie boeken.’ En mensen die meer dan duizend boeken bezitten, worden standrechtelijk geëxecuteerd. Dat komt nog eens.” Lezen is tegenwoordig louter een tijdverdrijf geworden, concludeert Komrij. “Literatuur is natuurlijk niet bedoeld voor het doodslaan van de tijd. Je moet er vooral niet een beter mens, maar een ander mens van worden. Op betere mensen heb ik het niet zo begrepen.” Maar van een ontlezing die in deze tijd zou plaatsvinden wil hij niet horen. “Als jongetje zag ik om me heen al nooit mensen lezen.”

Poëzie is zwendel

Komrij lukte het inderdaad weg te komen uit Winterswijk. Als inwoner van Amsterdam debuteerde hij in 1987 met Maagdenburgse halve bollen en andere gedichten bij Martin Ros en zijn Arbeiderspers, voor wie hij eveneens veel vertaalwerk deed. De dichter Komrij had zo zijn eigen opvatting van de dichtkunst en verkondigde dat poëzie ‘zwendel’ is. “De poëzie draaide in die tijd voor een deel om de diepe zieleroerselen van de dichter. De zogenaamde bekentenispoëzie. Daar had ik het niet zo op. Ik heb poëzie altijd gezien als goochelarij, een constructie waarmee je mensen iets voor de ogen tovert dat nieuw voor ze is. Ik zie poëzie als maakwerk, niet als gevoelsuiting. Je bent een jongleur die effecten bereikt door te bedriegen.”

“Taal is in feite veel meer een middel om te manipuleren dan mensen willen toegeven”, luidt Komrijs theorie. “Je presenteert jezelf ermee, je bouwt jezelf ermee op. Taal is een kwestie van bedriegers en bedrogenen. Een schrijver voert dat op tot grote hoogten. Hij wil een topgoochelaar zijn. Iedereen goochelt wel eens tussen de schuifdeuren. Maar bij een goede schrijver heb je het niet door dat hij je bedriegt.” De onsamenhangende berg notities waaruit Eendagsvliegen bestaat, biedt dan ook weinig meer dan een glimp van de mens Komrij. Het onderwerp van het boek is de schrijver, die zijn woordenschat uitbreidt, inspiratie haalt uit andermans boeken en de ingevingen die hij heeft zo snel mogelijk op een papiertje krabbelt.

De schaamte voorbij

Hij kijkt niet graag terug, zegt Komrij. Uit eigen beweging kwam deze notitiebundel er dan ook niet. Voor de vorig jaar aan Komrij gewijde tentoonstelling van het Letterkundig Museum in Den Haag werd zijn zolder overhoop gehaald. Toen hij de schaamte voorbij was, ging Komrij toch maar tot publicatie over. “Ik heb een zwak voor alle figuren die ik was. Maar het is wel alsof je een zerk op je eigen graf plaatst.” Tegelijkertijd heeft de uitgave van de decennia aan aantekeningen juist een louterend effect op de schrijver. “Het is als een bad ezelinnenmelk waaruit je vernieuwd tevoorschijn komt. Anders draag je het als een bochel op je rug mee. Nu ben je het kwijt. Het ligt vervolgens wel bij mensen thuis die heel veel van je weten, van wat je zelf allemaal vergeten wilt. Maar het is de deur uit. Je hebt de troep op andermans stoep geveegd. Hoewel het edele, heerlijk ruikende troep is.”

~

Bij dit schrijversdagboek blijft het niet, merkt Komrij vilein op. “Dagboeken als die van Hans Warren komen nog wel. Maar die zijn zo gemeen en zo smerig; die verschijnen pas na mijn dood. Ik prakkizeer er niet over om ze nu uit te brengen. Anders kan ik net zo goed een jutezak over mijn hoofd trekken. Ik wil nog een paar mensen overhouden.” Maar ook in Eendagsvliegen kan Komrij venijnig uit de hoek komen. “Het lijkt me een hondser taak dan het tellen van de sterren aan de hemel, de zandkorrels in de woestijn of de mislukte gedichten in het oeuvre van J. Bernlef”, schrijft hij bij voorbeeld ergens. Is hij niet bang op deze manier nieuwe vijanden te maken? “Het zijn typeringen van mensen die je ooit te binnen schoten. Zo komt ook menigmaal iets dierbaars over collega’s naar boven. Waarom zou je dat weglaten? Mensen horen dat graag. Het lijkt me daarbij moeilijk meer vijanden te creëren. Ik heb weinig vrienden in de literaire wereld. Dat is ook de reden dat ik geen register in het boek heb opgenomen: anders gaan die mensen in de winkel hun naam opzoeken. Ze moeten het boek wel eerst mee naar huis nemen en daar tot de schrikwekkende conclusie komen dat ze er niet in staan. Maar dan zijn ze al wel langs de kassa geweest.”

Een ambtenaarsuitvinding

Een echte zuurpruim is Komrij niet. Zo viel hem, net terug in zijn vaderland en rijdend over de snelweg, de overheidscampagne voor verkeersregels op: I love afstandhouden. “Een ambtenaarsuitvinding”, noemt hij het. Taalvervuiling. Maar hij heeft weinig trek eeuwig over dat soort dingen te blijven mekkeren. “Ik heb geen zin in een maagzweer.” En zo is Komrij opvallend mild. Slechts met de pen in de hand komt het venijn om de hoek kijken, zo lijkt het. Hij vertelt met tevredenheid over de opnames voor Een gelukkige schizo: de NPS-documentaire over hem die op 20 september uitgezonden wordt. Zichzelf noemt hij daarbij ‘een onuitstaanbaar type’, die overal zijn mening over klaar heeft. “Dat werkt wel op de televisie, daar hebben ze geluid nodig.” Ook iets wat hij met veel plezier doet: zinnen rondstrooien die de toehoorder in verwarring achterlaten. “Ik zeg graag de waarheid, op voorwaarde dat de mensen niet alles geloven”, beschrijft hij zijn optredens in praatprogramma’s. Zo is het meest tekenende aan Komrij dat hij de lezer met veel genoegen een rad voor ogen blijft draaien.

De documentaire De gelukkige Schizo over Gerrit Komrij wordt op 20 september 2005 uitgezonden in een uitzending van Het uur van de Wolf om 23.00 uur op Ned. 3. De documentaire is ook op dvd te verkrijgen bij Moskwood Media voor € 19.90.

Gerrit Komrij • Eendagsvliegen • Uitgeverij: De Bezige Bij • 303 bladzijden (paperback) • prijs: € 19.90 • ISBN 90 234 1768 2

Boeken / Strip

Geheimzinnig koffie drinken in het hiernamaals

recensie: Eric Liberge - De Heer Vastenavond Van As: Het Opstandingsvaccin

Al in 1996 begon Eric Liberge als beginnend stripmaker aan de reeks De Heer Vastenavond Van As, en in het Frans verschenen al snel de eerste drie delen. Helaas liet het vierde deel lange tijd op zich wachten, zo lang zelfs dat sommigen zich afvroegen of dit niet weer zo’n onafgemaakte serie was. Gelukkig tekende Eric Liberge het laatste deel uiteindelijk toch nog en verschenen alle vier de delen opnieuw bij Dupuis, wat inhoudt dat ze nu ook de Nederlandse markt hebben bereikt.

Het verhaal is onmogelijk te volgen als je in deel vier start, maar ook voor de mensen die de serie al kennen blijft het moeilijk. De serie draait om Victor Tortelduif, die als geraamte in “het Purgatorium” terechtkomt, het nogal onaangename vagevuur. Er leven miljarden andere skeletten waarvan geen één weet wat hij daar nou precies doet; het enige dat ze wel weten is dat ze terug verlangen naar de aarde. Victor Tortelduif ontdekt in de loop van de albums wat er nou precies aan de hand is en in het vierde deel wordt alles duidelijk verklaard. In het eerste album wordt hij in de vreemde wereld geïntroduceerd door een postbode die blijft hem bijstaan tot in het laatste deel. Liberge past hier een bekend trucje toe, de postbode legt namelijk niet alleen Victor maar ook de lezer uit wat er nou precies aan de hand is.

Uitzonderlijk goed

De tekeningen zijn van zeer hoge kwaliteit, uitzonderlijk goed haast als je je bedenkt dat dit de debuut-serie is van Liberge. Niet alleen worden de skeletten zeer overtuigend neergezet, ook de omgevingen worden op ongelooflijke wijze gepresenteerd. Ondanks de donkere sfeer is het voortdurend genieten van grafische hoogstandjes die maar niet gaan vervelen: zelfs de skeletten weten zich van elkaar te onderscheiden door allerlei reparaties die op hun lijven (of eigenlijk botten) verricht zijn. Wat er aan architectuur voorbijkomt ziet er zeer goed uit, dit draagt bij aan de geloofwaardigheid van een wereld als “het Purgatorium”.

Een dappere poging

Helaas is het verhaal nogal warrig, vooral in de eerste delen is het voortdurend een raadsel wat er nou precies aan de hand is. Door de vele filosofische discussies die niet echt een bepaalde richting opgaan, wordt de algemene verhaallijn nog moeilijker te doorgronden. Wat er uiteindelijk te doorgronden is, is bovendien niet altijd even logisch. Liberge doet in deel vier een dappere poging om alles te verklaren maar het komt niet allemaal over. De redenen die hij aanvoert voor het bestaan van “het Purgatorium” kloppen weliswaar, maar daarmee geeft hij geen bevredigende verklaring voor de mysteriën die de vorige delen creëerden. Een van de grote charmes van de eerdere delen waren namelijk de vele vreemde zaken, zoals het vreemde gedrag van de koffie drinkende skeletten, of de spullen die iemand meekrijgt als hij gestorven is.

Een aanrader voor de liefhebbers

Het is aan te raden gewoon bij deel een te beginnen, want de delen van De Heer Vastenavond Van As zijn absoluut geen one-shots. Het algemene verhaal is leuk maar had eigenlijk niet over vier delen verspreid hoeven te worden, vooral als je je bedenkt dat de delen een stuk dikker zijn dan de gemiddelde strip. Twee delen waren hoogstwaarschijnlijk meer dan voldoende geweest, en het verhaal was dan wellicht ook beter te verteren dan nu het geval is. In deze vorm is het namelijk nogal langdradig. De tekeningen zijn subliem te noemen, zelden laat een tekenaar zoveel laten zien aan grafische vernieuwing en voortdurende kwaliteitstekeningen. De combinatie van de tekeningen en het verhaal maakt De Heer Vastenavond Van As een aanrader voor de liefhebbers van de wat moeilijkere strips, maar maakt het ook een lastig te volgen werk voor de gemiddelde striplezer. Dit laatste deel vormt daarmee op zich een mooie afsluiting van een serie die beter had gekund.

Muziek / Achtergrond
special: Een verslag van Bazar Curieux in Nighttown, Rotterdam.

Het vrouwelijkste popfestival

Het thema van Bazar Curieux anno 2005 is ‘gekte’. Daar was echter weinig van te merken in de Rotterdamse Nighttown. Eerder was er sprake van een heel ander thema: vrouwelijkheid. En gelukkig niet van het strijdbaar feministische soort, maar eerder harmonieus en lieflijk. Er staan opvallend veel vrouwelijke artiesten op het podium, er is gekkigheid rond de vrouwelijke geslachtsorganen in de kelder en dj’s die liefde verspreiden over het publiek. Bazar Curieux doet haar uiterste best om het bloemenkind naar boven te halen in Rotterdam anno 2005.

Op Motel Mozaïque, ook wel bekend als ‘de grote broer’ van Bazar Curieux, deed de hippie zijn intrede. Daar stonden afgelopen voorjaar heel wat nieuwe folkbands en singer/songwriters op het menu. Programmeur Harrie Hamelink was daarmee kennelijk in zijn schik, want deze ‘zachte’ muziekgenres overheersen op het programma van Bazar Curieux.

Houten kont

Syd Matters en zijn jonge band uit Parijs vermaken het eerste publiek met mooie luisterliedjes. Ze leggen hun ziel en zaligheid in hun afwisselende muziek. Akoestisch getokkelde melodieën ontaarden in elektrische gitaarlandschappen. Luchtig slaat om in zwaar-op-de-hand, aangezet door de vertrokken gezichten van de band. Het is hun eerste optreden in Nederland en het lijkt er op dat dat ze parten speelt. Ze laten grove steken vallen en de Engelse teksten komen soms wat knullig over.

Martha Wainwright
Martha Wainwright

Deze problemen zijn allemaal niet van toepassing op een andere singersongwriter, Martha Wainwright. Als zus van de beroemde Rufus en dochter van Loudon bewijst ze dat professionaliteit en de kunst van het ontroeren in de familie zit. Een prettige stem, een sympathiek voorkomen en teksten die je raken maken het een uitermate plezante voorstelling. Minpunt is dat veel mensen last krijgen van een houten kont van het zitten op de vloer. Dus is het een komen en gaan van publiek, wat de intimiteit een beetje verstoort.

Simon en Garfunkel in één

Datzelfde gaat helaas ook op voor singer/songwriter José González. Deze Zweedse Argentijn neemt je mee naar de hoogtijdagen van de folk in de jaren ’60 en ’70. Zeer introvert en onverstoorbaar zingt hij met akoestische gitaar en gesloten ogen zijn ballades. Deze man is Simon en Garfunkel in één. Zelfs in zijn gitaarspel lijkt het alsof je twee gitaristen hoort. Ook The Shortwave Set refereert direct aan het folktijdperk met kleding, instrumenten en harmonieuze liedjes. De samenzang van zanger en zangeres is hecht, lieflijk en leuk gedurende één liedje, maar als je er langer naar luistert, komt ook die vervelende kant naar boven: geitenwollensokken! De meeste mensen hebben daar anno nu niet meer het geduld voor en willen liever een feestje vieren, nu ze toch hier zijn.

The Go! Team
The Go! Team

Niet nadenken maar dansen

Nou, dat kan gelukkig ook. The Go! Team uit Engeland trekt een grote mix aan stijlen uit de verkleedkist van de popmuziek. Er komt een complete blazersectie uit een doosje en twee drummers zorgen dat het geheel stompt en schopt. Stuiterende bandleden halen er soms een banjo en een felgroene blokfluit bij en temidden van deze muzikale goocheldoos staat zangeres Ninja als spetterend middelpunt. Met deze feestelijke funk- soul- rock- pop- en dansmuziek hebben ze de poppetjes goed aan het dansen. Op het oog vertoont Arsenal veel overeenkomsten met The Go! Team, maar deze publieksopzwepers doen vooral denken aan het Nederlandse Zuco 103. De sexy zangeres flirt erop los met de voorste rijen in de grote zaal, maar het mag niet baten. Ze doen hun best om het kleurrijk te brengen, maar het is kleurloos: Soul zonder soul. Misschien is het beter om niet na te denken over deze band, maar gewoon lekker onbezorgd te dansen, wat velen dan ook lustig doen na zoveel verstilde bands eerder in het programma.

The Chap
The Chap

Zinderend

De grootste verrassing van het festival is The Chap! Eindelijk het gevoel dat er iets aan het zinderen is op het podium vanavond, in plaats van sudderen. The Chap brengt experimentele elektronische punkfunk. Ze verwonderen door hun onnavolgbare ritmes. Soms komen ze onverwacht scherp en hard uit de hoek. Je wilt wel dansen, maar ze maken het je wel heel moeilijk. Respect voor The Chap! Nu maar wachten tot hun eerste clubhitje over de betere dansvloeren schalt.

Lief

Wat is Bazar Curieux zonder Curiosa? In de kelder van de Nighttown kunnen bezoekers zich weer kind voelen in het Poesjes Speelgoed Paradijs. Nou ja, kind… Je moet wel boven de achttien zijn om de luchtige humor van alle vrouwelijke geslachtsorganen hier in te kunnen zien. Nieuwsgierige bezoekers overwinnen hun schroom met allerlei creatieve spelletjes met bizarre namen, zoals de Spleetjes Spirograaf, Muschi Memory of Klitje Kleuren. Ook een simpel toiletbezoek op dit festival is geen noodzakelijk kwaad meer, maar een feestje. Rare toiletnichten lokken je het kleinste kamertje binnen met bloemenkransen en vers fruit. De toiletten zelf blijken complete tuintjes te zijn. Als je je nu nog steeds niet helemaal senang voelt in dit hippieparadijs, zijn de dj’s van het Mouse Tiger DJ Team je graag van dienst met het draaien van liefdesliedjes en gedichten. Daarnaast sporen ze de mensen door boodschappen te verspreiden aan om aardig tegen elkaar te zijn. Ze delen suikerhartjes uit en het wemelt van de ballonnen, met daarop opdrachten om bijvoorbeeld gezellig een praatje te maken met je buurman. Lief is dat. Ja, lief lijkt wel het sleutelwoord voor Bazar Curieux 2005. Een lief, leuk feestje.

Muziek / Voorstelling

Jeugdwerken van Puccini in goede handen bij de Nationale Reisopera

recensie: Giacomo Puccini: Le Villi / Messa di Gloria

Niet alleen artsen hebben een onleesbaar handschrift. Ook de Italiaanse componist Giacomo Puccini (1858-1924) had een handschrift dat menig kopiist hoofdpijn bezorgde. ‘Scusi!’ schreef hij dan ook veelvuldig in de kantlijn, maar leesbaarder werden zijn partituren er niet door. Als gevierd operacomponist kon hij zich natuurlijk wel wat veroorloven, maar aan het begin van zijn carrière, toen hij nog aan compositiewedstrijden meedeed, resulteerde dat meerdere malen in afwijzing.

~

Of het aan zijn handschrift gelegen heeft, zullen we wel nooit te weten komen, vast staat dat zijn eerste opera Le Villi niet bij prijswinnaars behoorde van de in 1883 door het tijdschrift Il Theatro Illustrato georganiseerde wedstrijd. Van de winnaars (Zuelli en Mapelli) is nooit meer iets vernomen, maar Arrigo Boito (zelf componist en vooral beroemd geworden als librettist van Verdi) was enkele weken later dusdanig onder de indruk van Puccini’s werk, dat hij het Teatro dal Verne overhaalde de eenakter op te voeren. En met succes, want critici en publiek waren laaiend enthousiast. “Overweldigend succes”, telegrafeerde Puccini zijn moeder na de première; “overtrof alle hoop, achttien open doekjes, eerste finale drie keer herhaald.”

Heksendans

Onbegrijpelijk is dat zeker niet, want hoewel het Puccini’s eerste poging in het genre betreft, klinkt Le Villi al opvallend volwassen. Meerdere passages doen sterk denken aan delen uit latere succesopera’s als La bohème en Tosca en in het eenvoudige verhaaltje zitten alle elementen voor een kaskraker: een onbetrouwbare tenor, een sopraan die sterft aan een gebroken hart, een boze vader en een koor van geesten dat wraak neemt door de overspelige letterlijk het graf in te dansen. En dat alles in een klein uurtje…

Vooral de heksendans werd voortreffelijk gespeeld door het Orkest van het Oosten, dat zichtbaar plezier beleefde aan de concertante uitvoering van Le Villi waarmee de Nationale Reisopera het nieuwe seizoen aftrapt. Jammer alleen dat het een concertante uitvoering betrof, want de beurtelings opzwepende en hoogstdramatische muziek van de jonge Puccini verdient een eerste (!) Nederlandse enscenering.

Messa di Gloria

Waar invloeden van Verdi opvallend afwezig zijn in Le Villi, zo aanwezig zijn ze in het andere jeugdwerk van Puccini, dat voor de pauze door het orkest werd uitgevoerd: de Messa di gloria uit 1880. Zeker geen onverdienstelijk werk, maar wel een compositie die duidelijk maakt dat Puccini geboren werd voor het operahuis en niet voor de kerk. Het is dan ook niet toevallig dat de meest dramatische delen van de mis, het Gloria en het Credo samen viermaal zo lang zijn als de overige delen en de solisten alle ruimte laten om te schitteren.

Dat deden Peter Auty en Claudio Otelli maar ten dele; ook zij bleken zich meer thuis te voelen in de opera na de pauze. Beiden werden echter overvleugeld door Janny Zomer, die de vlak voor het huwelijk in de steek gelaten Anna vol overgave neerzette.

~

Maar het meeste applaus verdiende de nog jonge Russische dirigent Vasily Petrenko die onlangs een contract tekende bij het befaamde Royal Liverpool Philharmonic. Dankzij zijn snelle tempo’s en gevoel voor dynamiek sprankelden de noten van Puccini alsof ze zojuist door hem neergeschreven waren. Maar dan leesbaar.

Le Villi/Messa di Gloria is nog op tournee tot 29 september.

Film / Achtergrond
special: Film by the Sea

Verscheidenheid en primeurs

.

20 september: Winnaars

Publieksprijs

~

De publieksprijs ging uiteindelijk naar Sometimes in April, een televisiefilm uit het Afrika-programma over de Rwandese genocide. Opvallend was dat deze film van Raoul Peck in de publieksenquete vlak achter die andere Rwanda-film eindigde, Shooting Dogs, en vlak voor een andere Afrika-film, Forgiveness. Het feit dat deze films er esthetisch gezien niet uitsprongen, was voor het publiek blijkbaar van minder belang dan de sociale urgentie van deze verhalen. (NB)

Film en literatuur

~

Het belangrijkste programma van Film by the Sea, de Film- en Literatuurcompetitie, werd gewonnen door The Ax (Le Couperet) van Constantin Costa-Gravas, een film die zowel filmtechnisch interessant als maatschappelijk urgent is. De grimmige politieke thriller, over een werkloze man die besluit zijn potentiële concurrenten voor een nieuwe baan uit de weg te ruimen, versloeg acht andere genomineerden. Hieronder waren de Shakespeare-verfilming Merchant of Venice, het Tweede Wereldoorlog-drama Fateless, de psychologische horrorfilm Dark Water en een Oliver Twist-bewerking van regisseur Tim Greene, Boy Called Twist. De jury schreef in haar rapport dat de keuze uiteindelijk was tussen deze laatste film en die van Costa-Gravas. Doorslag gaf het feit dat The Ax gewoon de beste boekverfilming was, terwijl de prijs in het geval van Greene meer ter aanmoediging van een jonge filmmaker bedoeld zou zijn. (NB)

Life Time Achievement

~

Dit jaar werd er op Film by the Sea een retrospectief gewijd aan István Szabó, die tijdens het festival de Life Time Achievement Award kreeg uitgereikt. Van de Hongaarse regisseur waren onder meer de klassiekers Mephisto (1981), Oberst Redl (1985) en Hanussen (1988) te zien, maar ook minder bekende titels als het ingetogen Dear Emma, Sweet Böbe (1992), zijn debuut The Age of Daydreaming (1964) en zijn laatste film, Being Julia (2004).

Over dit laatste kostuumdrama, dat vlak voor de Tweede Wereldoorlog speelt, is beweerd dat het niet politiek genoeg zou zijn voor een Szabó-film. De regisseur zelf weerlegde dit echter door het hoofdpersonage, de actrice Julia Lambert, te vergelijken met de acteur Höfken in Mephisto. De laatste zag zich geconfronteerd met de keuze voor of tegen een politiek systeem (het nazisme), terwijl de eerste rustig door kon gaan met acteren. De politieke tint is alleen zichtbaar voor wie Mephisto kent; zo niet, dan is Being Julia niet veel meer dan een vakkundig gemaakte film met een uiterst stijlvol muzikaal thema.

De titelrol wordt voortreffelijk gespeeld door Annette Bening, die, afhankelijk van het moment, heel mooi of heel lelijk is. Julia wordt oud, maar weigert zich er bij neer te leggen dat ze daardoor ook verlopen zou zijn. Ondanks dat je met haar meevoelt, heb je toch het idee dat je Julia niet helemaal leert kennen. In dat opzicht is ze een echt Szabó-karakter; de regisseur die vindt dat ieder mens acteert om zijn omgeving te vriend te houden. Hij tovert dan ook een personage op het doek dat actrice is en eigenlijk nooit ophoudt met acteren. (NB)

15 september 2005: Film by the Sea Publieksprijskandidaten

Voor de publieksprijs van Film by the Sea komen dit jaar, net als voorgaande jaren, alleen films in aanmerking die niet officieel in Nederland in première zullen gaan. Waarschijnlijk wordt de winnende film wel vertoond in Nederlandse bioscopen. De onderstaande films maken alle kans op die prijs. Maar sommige verdienen het meer dan andere.

A Way of Life (2004) – Amma Asante

De rassenrellen in Oldham, Bradford en Burnley in 2001 vormden de directe aanleiding voor dit debuut van Amma Asante, die het script schreef en de film regisseerde. Als kind uit een gemengd huwelijk vroeg ze zich af welk standpunt zij moest innemen en óf ze een standpunt moest innemen in de rassenkwestie.

Haar onbegrip vertaalde zich in een hoofdrol voor de 17-jarige tienermoeder Leigh-Anne Williams (Stephanie James) die zelf ook één grote brok onbegrip is. Door haar kortzichtige kijk op het leven kan ze haar problemen niet in het juiste licht zien. Ze moet de eindjes aan elkaar knopen en woont in een krot. Voor haar is het duidelijk hoe dat komt: door de buitenlanders, de Paki’s.

Leigh-Anne’s haat richt zich vooral op haar Turkse overbuurman en zijn dochter. Wanneer ze het vermoeden krijgt dat hij samenspant met de sociale dienst en ervoor wil zorgen dat haar kind uit huis wordt geplaatst, draait ze langzaamaan steeds verder door en sleept ze haar vrienden mee in een geweldsspiraal. (SB)

Boy Called Twist (2004) – Tim Greene

~

De Dickens-verfilming Boy Called Twist verplaatst het verhaal van negentiende-eeuws Londen naar het Kaapstad van nu. Greene volgt de roman zo nauw dat het verhaal in grote lijnen als bekend mag worden verondersteld: knaapje Twist wordt doorverkocht, tot een straatbende hem om zelfzuchtige redenen onder haar hoede neemt.

Waar andere regisseurs Oliver Twist zouden gebruiken om een grote schep Zuid-Afrikaans realisme op het bord van de kijker te kieperen, stelt Greene de sociale context geheel in dienst van het verhaal. De voor Dickens zo karakteristieke, gezagsondermijnende ironie ontbreekt dan ook.

Ook qua cinematografische stijl blijft Boy Called Twist in gebreke: de vreemde kadrering en camerastandpunten zijn geen onderstrepingen van de sociale ellende, want die staat in dienst van Greenes verhaal. Tegelijkertijd is het beeldmateriaal te weinig ‘filmisch’ om Boy Called Twist visueel te ondersteunen. Wat in andere films een ‘documentaireachtige’ stijl zou heten, is hier simpelweg amateurisme. En dat is jammer, want door dat gebrek aan cinematografische stilering krijgt Greenes hoopvolle film een wat naïeve ondertoon. (PB)

Forgiveness (2004) – Ian Gabriel

~

Ian Gabriel, regisseur van Forgiveness, thematiseert Zuid-Afrika’s complexe recente historie door oude tegenstanders opnieuw tegenover elkaar te zetten. Tertius Coetzee (een rol van The Mummy’s Arnold Vosloo) was politieagent tijdens het Apartheidregime en vraagt aan de familie van één van zijn slachtoffers, Daniël Grootboom, vergiffenis voor zijn daden.

Als Coetzee zijn misdaden opbiecht, en Grootbooms jongere broertje van woede een theepot op zijn hoofd kapotslaat, roept Coetzee direct dat er niets aan de hand is. Hij weet uit ervaring hoe iemand zichzelf kan kastijden met de schuld aan andermans lijden. Maar door die vergevingsgezindheid wordt Coetzee ook direct het minst interessante personage in de film.

Gabriel maakt dat gemis aan een boeiend hoofdpersonage goed, door de nadruk te verleggen naar Grootbooms ouderlijk huis en zijn oude makkers uit het verzet. Zowel Grootbooms broer en zus als de verzetstrijders willen wraak, maar ze raken verstrikt in hetzelfde web van schuld en boete, dat Coetzee in eerste instantie naar Grootbooms ouders bracht.

Meest prangende voorbeeld daarvan is de scène waarin Daniëls oude vrienden inderdaad wraak nemen, en zij de geweldsspiraal dus niet doorbreken maar voortzetten. Niet voor niets sluit de film af met een citaat van aartsbisschop Tutu, prominent lid van de Zuid-Afrikaanse Waarheidscommissie: “Laten we, nu we het beest van het verleden in de ogen hebben gekeken (…) de deur naar het verleden sluiten – niet om te vergeten – maar opdat we er niet door worden ingesloten.” Gabriel roept op tot vergeven, niet tot vergeten. (PB)

La Moustache (2005) – Emmanuel Carrère

~

Emmanuel Carrère bewerkte zijn roman Op drift zelf tot La Moustache, een film die trekjes heeft van de thriller en de zwarte komedie, maar die zich eigenlijk aan te weinig genrewetten conformeert om zomaar in die hokjes gestopt te kunnen worden. Het verhaal wordt daarvoor, zeker in de loop van de film, te dubbelzinnig. La Moustache stelt de waarneming van de kijker op de proef. Is het echt wat ik zie of niet?

Een man scheert aan het begin van de film zijn snor af, maar als zijn vriendin hem ziet merkt ze niets op, wat ook geldt voor de andere mensen in zijn omgeving. Sterker nog, iedereen ontkent dat de man ooit een snor gehad heeft. Maar wij zagen hem zich toch echt scheren. En op die foto’s staat hij toch ook met snor? Later in de film zien we een douanebeambte naar zijn paspoort kijken. Ziet hij de man met een snor op de foto of zonder?

La Moustache is om paranoïde van te worden; in dat opzicht trekt Carrère de kijker dezelfde gemoedstoestand in als de hoofdpersoon. Prachtig zijn de scènes in Hongkong. Geen plaats ter wereld waar een mens zich zo ontheemd kan voelen als daar. Als je zoals de man niets en niemand meer kunt vertrouwen – zelfs je eigen herinneringen niet – en je je van de wereld voelt gegooid, is die stad the place to be. (NB)

Imaginary Heroes (2004) – Dan Harris

~

Imaginary Heroes begint met de zelfmoord van de oudste zoon van het gezin Travis. Het gezin blijft achter met de onmogelijke waaromvraag.

Voor vader Ben (Jeff Daniels) is het duidelijk. Het is zijn schuld. Hij spoorde zijn zoon aan tot grote sportprestaties, maar toonde hem nooit hoe trots hij op hem was. De eigenzinnige moeder Sandy (Sigourney Weaver) lijkt niet al te erg geraakt te zijn door de zelfmoord. Ze is eerst wat bedroefd en gaat dan iets rebelser leven.

Jongste zoon Tim (Emile Hirsch) betrekt de situatie op zichzelf en gaat twijfelen aan de zin van zijn eigen leven. Hij heeft niet zulke duidelijke talenten als zijn broer, dus wat moet hij in godsnaam doen? Die vertwijfeling uit zich in ongelukkige pogingen tot destructief gedrag.

Doordat iedereen in het gezin op zijn eigen vreemde manier met de zelfmoord omgaat, leeft men langs elkaar heen en valt uiteen. Om het gezin weer op de rails te krijgen, moeten geheimen boven tafel komen die al jaren voor de zelfmoord de sfeer verpestten. (SB)

11 september 2005: voorbeschouwing Film by the Sea

Met een grootse gala-opening in bioscopencomplex CineCity en een vertoning van Wim Wenders’ Don’t Come Knocking kon filmminnend Nederland (en prominent Vlissingen) spreken van een warme ontvangst. De kern van het festival, traditiegetrouw de Film & Literatuur Competitie, blijft ongewijzigd ten opzichte van voorgaande jaren: de boekverfilming krijgt dus opnieuw een belangrijke plek. Genomineerden zijn onder meer Michael Radfords Merchant of Venice, de Zuid-Afrikaanse Dickens-verfilming Boy Called Twist en de Belgisch-Franse coproductie The Ax (Le Couperet). Maandag 12 september is de competitie begonnen, met een vertoning van de nieuwe Pride & Prejudice, met Keira Knightley. Om de Publieksprijs strijden ook dit jaar weer films die in Nederland (vooralsnog) geen distributeur gevonden hebben. Film by the Sea duurt nog tot en met zondag 18 september.

Kleifiguurtjes in première

~

Het festival mag zich erop laten voorstaan dit jaar een aantal primeurs te kunnen presenteren. De eerste avondvullende film van Wallace & Gromit (Wallace & Gromit: The Curse of the Were-Rabbit) ging zaterdag 10 september op Film by the Sea in wereldpremière. Als voorfilmpje voegde distributeur UIP The Madgascar Penguins in a Christmas Caper toe, dat aldus ook een wereldpremière beleeft op Film by the Sea.

Afrikaanse film

Veel aandacht is er dit jaar voor Afrika. Film by the Sea heeft op dinsdag 12 en woensdag 13 september een heus Afrika-programma samengesteld, met driemaal daags een vertoning, en lezingen er tussendoor. Hotel Rwanda van Terry George wordt gedraaid en ‘die andere nieuwe film over Rwanda’, Shooting Dogs, van regisseur Michael Caton-Jones kan, mede dankzij een samenwerkingsverband met Amnesty International, op de dinsdag in première gaan. Na de vertoning spreken onder anderen Ruud Lubbers en producent David Belton, onder auspiciën van Jeltje van Nieuwenhoven, over de vluchtelingenproblematiek in Afrika. Verder zijn er onder meer vertoningen van de Georges Bizet-interpretatie U-Carmen e-Khayelitsha en van de Angolese wederopbouwfilm The Hero.

De jury

De jury bestaat dit jaar uit schrijvers Mensje van Keulen, Martin Bril (die overigens ook een filmopleiding heeft gevolgd), Helga Ruebsamen, Poolse Bruid-regisseur Karim Traïdia en Shouf Shouf Habibi-realisator Mimoun Oaissa, en staat onder leiding van de ongekroonde misdaadthrillerkoning Rinus Ferdinandusse. Tijdens de vorige editie was er even sprake van dat Herman Brusselmans dit jaar jurylid zou zijn, maar de Vlaamse schrijver schittert door afwezigheid op de zevende editie van Film by the Sea.