Boeken / Fictie

Zedenschets in thrillerjasje

recensie: Schimmen van een verdronken meisje

Het zit diaken Hinkey van de pinkstergemeente Egg Rock niet mee: zijn ene dochter is een lilliputter, de andere videokunstenares. Als de laatste besluit zich te verdrinken, zijn de enige getuigen haar draaiende camera en Benny Poteat.

Tegenhouden kan de laatste haar niet, want Poteat, die van zijn hobby paalklimmen zijn beroep heeft gemaakt, bevindt zich op dat moment zestig meter boven de rivier, waar hij de verankering van een toren controleert. Het enige wat hij kan doen is de karige nalatenschap verzamelen, die behalve uit kleding voornamelijk uit videobanden bestaat. En er is een visitekaartje, dat Benny leidt naar Rebecca, de zus van de verdronken Jenna Hinkey. Becky is maar 1.20 meter groot, maar straalt veel vrouwelijkheid uit en Benny wordt verliefd op haar. Hij laat echter kans na kans voorbijgaan om Becky, die gek van bezorgdheid is om haar verdwenen zus, te vertellen wat er met Jenna is gebeurd.

~

Jenna heeft verrekte veel pech dat juist Benny Poteat de beschikking krijgt over haar spullen: niet alleen houdt hij haar zelfmoord achter voor de familie, hij begrijpt ook niets van haar kunst. Zijn enige waardering voor haar werk ligt hierin, dat hij zich er af en toe bij tracht te bevredigen. Intussen worstelt hij met het geheim, maar doet hij niets. Zo passief en onmachtig als Benny is, zozeer nam Jenna juist de touwtjes in handen: ze regisseerde haar leven, en door middel van plastische chirurgie ook haar lichaam en ten slotte zelfs haar dood. Toch zijn zij beiden buitenstaanders, die worstelen met de ongeschreven regels van hun leefgemeenschap. Benny beschouwt de wereld om hem heen letterlijk en figuurlijk vanaf grote afstand. Jenna kijkt door het oog van de camera: ze kan haar wereld wel zien, maar maakt er zelf geen deel van uit.

Egg Rock

Benny wordt omringd door tragikomische bijpersonages – deels eenvoudige, volkse lui, deels uitschot -, die cactussen kweken in een oude schoolbus, een vibrator trachten te installeren in de buddyseat van hun motor en te pas en te onpas hun shirt optillen om hun borsten te laten zien. En dit kleurrijke gezelschap woont in een Amerika dat allesbehalve het beloofde land is: het ranzige, troosteloze en linke Amerika van stof, hitte, krakkemikkige veranda’s, bible belt en trailer parks, dat we kennen uit de romans van Stephen King. Het Amerika waarvan Benny Poteat berustend weet: “In de wereld waarin hij leefde stak kwaadaardigheid geregeld zijn ontzaglijke kop op”. Waar de leden van de Pinkstergemeente Egg Rock geloven dat de eivormige rots die hun gemeenschap bedreigt, op de Dag des Oordeels zal kantelen en de zondigen zal verpletteren. Waar een tornado, “de grootste die Thankyalord in een eeuw heeft getroffen”, een amper twee weken oude Benny Poteat tot wees maakt. Zijn ouders, die uit hun caravan zijn gezogen, worden nooit teruggevonden, maar Benny wordt ongedeerd uit de top van een suikerahorn gehaald.

Het is Amerika op zijn Amerikaansigst, de streek die Sherrill beschrijft. Zo anders dat het verhaal je als bewoner van de Oude Wereld óf mateloos fascineert óf juist volledig koud laat, omdat je er geen aanknopingspunten in vindt.

Misleidend omhulsel

Bovendien is de kans sowieso groot dat de lezer het boek teleurgesteld terzijde schuift, omdat het zich in een nogal misleidend omhulsel bevindt. Hoewel Sherrill een zedenschets schreef, waarin de zelfmoord van Jenna Hinkey slechts dient als katalysator van, en kapstok voor, de gebeurtenissen, is het boekomslag dat van een literaire thriller à la Nicci French. De titel Schimmen van een verdronken meisje (origineel: Visits from the drowned girl) suggereert veeleer spanning en horror dan tragikomedie. Op de kaft stapt een deerne, gefotografeerd in dreigende blauwtinten, aan de waterkant uit haar slip. De flaptekst voert de verwachtingen nog wat op: “zal hij [Poteat] het grootste raadsel waar hij ooit voor heeft gestaan voor zichzelf houden?” En zo kan een niet onverdienstelijke zedenroman in de verkeerde handen vallen. Laten we ervoor pleiten om de strenge regels die gelden voor voedingsmiddelenleveranciers ook op te laten gaan voor uitgevers: vermeld de ingrediënten op de verpakking.

Film / Films
recensie: Underworld (director's cut)

“Dit is geen director’s cut“, is het eerste dat regisseur Len Wiseman zegt op het audiocommentaar van zijn eerste film Underworld. Gek dan toch, dat op deze double disc edition van de weerwolf-/vampierfilm heel groot ‘Director’s Cut’ staat geschreven… Hoe dan ook, in een serie steelbook uitgaven, waaronder White Noise en Saw, is nu ook Underworld uitgebracht met een hele reeks aan extra’s. En in tegenstelling tot die van White Noise zijn deze wel geslaagd.

Al duizend jaar zijn vampiers (Death Dealers) en weerwolven (Lycans) met elkaar in oorlog. In het hedendaagse Boedapest ontdekt de mooie vampier Selene (Kate Beckinsale) dat haar tegenstanders achter een mens aanzitten. Vastberaden om erachter te komen wat de Lycans van Michael Corvin (Scott Speedman) van plan zijn, zet ze de achtervolging in. Ze komt echter in de problemen en zet alles op het spel als er een onmogelijke liefde tussen de twee ontstaat.

Plezier

~

“Met deze exclusieve director’s cut zult u Underworld ervaren zoals u dat nog nooit heeft gedaan”, prijkt er achterop de dvd-hoes. Een overdreven ophemelend promotiepraatje, dat zeker, maar ik moet eerlijk bekennen dat er voor mij wel degelijk een kern van waarheid in schuilt. Toen ik begin 2004 immers een recensie schreef over de bioscoopversie van Underworld, was ik allesbehalve positief. En nog steeds vind ik de film kil, humorloos, tweedimensionaal en uiteindelijk zelfs saai. Maar de extra’s zijn dermate vermakelijk dat ik met veel plezier naar de director’s cut heb gekeken.

Featurettes

Op de eerste disc vinden we om te beginnen vier featurettes van tussen de vijf en twintig minuten, waarin de looks, personages, visual effects en het design van Underworld worden besproken. Interessante bronnen van achter de schermen komen aan het woord en we zien storyboards en stunts. Ook wordt uitgelegd waarom de film er qua kleur zo eentonig uitziet: het geheel is digitaal opgenomen, door de computer bewerkt en vervolgens pas op film gezet.

Poppen en snuiten

~

Naast wat outtakes, trailers en een videoclip staat op de eerste disc ook een audiocommentaar. Dit zal voor mensen die uit zijn op diepgaande analyses en technische informatie niet interessant zijn, maar zit je net als ik helemaal niet te wachten op dat vaak saaie geneuzel, dan zorgt Underworld ongetwijfeld voor wat vermaak. Regisseur Wiseman, vrouwlief Beckinsale en Speedman houden het bij luchtige, humoristische anekdotes en dat levert een aantal leuke momenten op. Zo weet Speedman niet eens naar welke film hij zit te kijken, speelt Wiseman volgens Beckinsale met poppen (“Het zijn action-figures!”) en maakt Kate zich zorgen over de grootte van haar ‘snuit’. Kortom, niet gedacht dat ik Underworld nog eens zou afkijken en er ook nog bij zou moeten lachen.

De vampiermythe

Waarom de tweede disc bij deze uitgave zit, is me niet helemaal duidelijk. Het audiocommentaar, de outtakes en de featurettes zorgen voor leuke extra’s, maar de twee documentaires die op de bonus-dvd staan zijn niet eens relevant. Om te beginnen is daar Extreme Sacrifice over mensen die zichzelf opofferen voor anderen. Wat precies het verband is met Underworld ontgaat me even. The Vampire Myth is wat meer op zijn plaats, maar ook dit blijkt niet meer te zijn dan een enigszins goedkope tv-reportage over mensen die denken dat ze vampier zijn. Het maakt de mythe eerder belachelijk dan dat het interessante informatie geeft.

Humor gezocht

Volgens Wiseman is deze versie van Underworld dus geen director’s cut, maar eerder een extended version waarbij de toegevoegde scènes wat meer achtergrondinformatie verschaffen over de personages. De film zelf blijft echter langdradig en kil, en het totale gebrek aan humor zorgt ervoor dat de kijker zich na een tijdje gaat vervelen. Gelukkig maken een aantal leuke extra’s en een vermakelijk audiocommentaar het één en ander goed, en je krijgt er ook nog eens een klein storybook bij met tekeningen en foto’s uit de film. Het zou echter leuk zijn als Wiseman leert van zijn fouten en iets meer humor en kleur aanbrengt in het vervolg op Underworld, Underworld: Evolution, die in 2006 in de bios verschijnt.

Film / Films

Zelfredzame verschoppelingen

recensie: My own private Idaho

Met My own private Idaho (1991) maakte Gus van Sant de belofte van Drugstore Cowboy (1989) en Mala Noche (1985) meer dan waar. De film is zonder meer een mijlpaal in de filmgeschiedenis die Van Sant pas met Elephant (2003) wist te evenaren.

Het verhaal van My own private Idaho is gedeeltelijk gebaseerd op Shakespeare’s Henry IV. Van Sant verplaatst het verhaal over Falstaff en Prins Hal naar het hedendaagse Portland en voegt vervolgens zijn eigen accenten toe. Centraal staan twee zichzelf prostituerende zwervers: Mike Waters (fantastisch gespeeld door River Phoenix, die twee jaar na de opnames overleed aan een overdosis en zo een aan James Dean herinnerende cultstatus verkreeg) en Scott Favor (Keanu Reeves). Mike is een gevoelige narcolepticus die op zoek is naar zijn moeder. Scott is een vrijgevochten dandy die in onmin leeft met zijn vader en zich tijdelijk ophoudt met Bob Pigeons (gebaseerd op Shakespeare’s Falstaff) bende van zwervers en drugsgebruikers om hen vervolgens de rug toe te keren.

Collage

~

My own private Idaho is geen film waarin het verhaal een grote rol speelt. Wie een mooie consistente verhaallijn verwacht waarin de betekenis van elke scène duidelijk vastligt, komt dan ook bedrogen uit. De film is eerder een collage van momenten die door een dun rood draadje bij elkaar worden gehouden. Van Sant probeert met zijn film een specifieke tijdgeest, een bepaalde stemming in beeld te brengen. Hij slaagt daar in door de conventies met de voeten te treden, enkele eigenzinnige stijlgrepen te gebruiken en zijn acteurs veel vrijheid te geven waardoor er ruimte ontstaat voor improvisatie.

Stijlgrepen

Van Sant gebruikt enkele interessante stijlgrepen die de film als geheel een gestileerde en theatrale uitstraling geven. De seksscènes worden bijvoorbeeld in beeld gebracht via een serie bewegingloze stills, een briljante ingeving die zeer goed uitpakt. Nog belangrijker is het gestileerde, aan Shakespeare’s Henry IV ontleende taalgebruik, dat slechts gebruikt wordt in de scènes waarin de door Bob Pigeon (William Richert) geleide zwervergemeenschap centraal staat. Dit zal niet iedereen bevallen, aangezien het ook een zekere afstand schept tussen de wereld van de film en die van de kijker. My own private Idaho is dan ook geen realistisch en emotioneel portret van het zwerversbestaan en is evenmin een aanklacht tegen de Amerikaanse maatschappij. Van Sant laat daarentegen zien dat de zwerverswereld net zo echt of onecht is als elke andere wereld, dat mensen niet wezenlijk van elkaar verschillen, ook al leven ze in verschillende sociale werelden. De mythe van de oorspronkelijkheid en authenticiteit van de zwerver wordt doorgeprikt, terwijl de beklagenswaardigheid van zijn lot tegelijkertijd op losse schroeven wordt gezet.

Op ouderwetse wijze

~

Deze dvd staat tjokvol met extra’s die bovendien vaak ook nog de moeite waard zijn. In de uitstekende documentaire Making of My own private Idaho komen verschillende betrokkenen aan het woord en krijgen we een interessante blik achter de schermen te zien. Zo leren we dat de film op een ouderwetse wijze is gemaakt, zonder het gebruik van special effects. Zo blijkt een standbeeld tot stand te zijn gebracht met behulp van een geverfde acteur en verder blijkt dat een rek met levende tijdschriftcovers gecreëerd kon worden door manshoge stellages te gebruiken. Daarnaast komen we te weten dat het merendeel van de zwervers die in de film voorkomen ook daadwerkelijk als zwerver in Portland leefde.

Kings of the road (ca. 44 minuten) is een video-interview met de zelfverzekerde filmwetenschapper en criticus Paul Arthur, waarin hij zeer gedetailleerd ingaat op Van Sants adaptatie van Shakespeare’s Henry IV en Orson Welles’ Chimes at Midnight. Ook komen de invloeden van de western en de road movie uitgebreid aan bod. Hoewel deze analyse voor veel mensen waarschijnlijk iets te diepgaand en uitgebreid is en soms ook wat al te stellig wordt geponeerd, geeft hij wel een interessant perspectief op de stijlgrepen van Van Sant.

De verschoppelingen een stem geven

Tenslotte is er een groot aantal conversaties opgenomen. Hoewel je hieruit veel interessante informatie verkrijgt, vergt het wel heel wat van je geduld om de soms wel erg lange en vaak beeldloze gesprekken te volgen. In het gesprek tussen Laurie Parker & Rain Phoenix (ca. 20 minuten, met beeld) staan River Phoenix en zijn toewijding aan de film centraal; volgens zijn zus Rain wilde River de verschoppelingen een stem geven. Het gesprek tussen Gus van Sant en Todd Haynes (regisseur van Far from Heaven) is zo lang (ca. 126 minuten, alleen audio) dat alleen de meest toegewijde luisteraar het uit zal zitten. Desondanks komt er wel veel interessants ter sprake, waaruit we vooral Van Sants eigen perspectief te horen krijgen.

Interessanter is dan het gesprek tussen J.T. Leroy (schrijver van het script van Elephant) en Jonathan Caouette (regisseur van Tarnation), die beiden een soortgelijk leven achter de rug hebben als de zwervers uit My own private Idaho. Het is een lang gesprek waar in onder andere de authenticiteit van de film aan bod komt. Tot slot zijn er nog zo’n 10 minuten aan verwijderde scènes opgenomen. Aangezien het vooral variaties zijn op enkele wel gebruikte scènes, zijn ze de moeite van het kijken nauwelijks waard.

Film / Films

Filmexperimenten op dvd

recensie: No Rest for the Brave // AKA // Reconstruction

Experimentele films houden het medium film levend, aangezien er een poging wordt gedaan om buiten de bestaande kaders iets geheel anders te doen. Hoewel deze pogingen zondermeer moeten worden toegejuicht, monden ze maar al te vaak uit in vreselijke resultaten.

In sommige gevallen komt dit doordat de regisseur zich teveel richt op de technische vernieuwing en daarbij vergeet dat een film meer is dan alleen techniek. In andere gevallen is de regisseur te veel bezig om zijn film op te leuken en interessant te maken, wat vaak ten koste gaat van de filmische zuiverheid. Onlangs zijn er drie films verschenen die zich alle presenteren als een experimentele film: No rest for the brave, AKA en Reconstruction. Geen van hen is echt totaal mislukt, maar alleen Reconstruction weet met verve stand te houden.

No Rest for the Brave (Pas de repos pour les braves)

Alain Guiraudie, 2003, Frankrijk • De Filmfreak

~

In veel experimentele films wordt er gegoocheld met de narratieve logica. Er wordt een verhaal verteld zonder dat duidelijk is waar dit verhaal begint, waar het eindigt en wat er feitelijk in gebeurt. No rest for the brave van de Franse regisseur Alain Guiraudie is zo’n film. Hij bestaat uit verschillende plots die allemaal draaien om een aantal terugkerende basiselementen. In de film staat een drietal karakters centraal: Basil, Igor (die later de naam Hector aanneemt) en een naamloze journalist die later Johnny Got wordt genoemd. In de kern draait de film om Basils obsessieve idee dat hij zal sterven zodra hij in slaap valt. Zijn gebrek aan slaap brengt hem tot bizarre daden, zoals het uitmoorden van een compleet dorp. De suggestie wordt gewekt dat de verschillende verhaallijnen in de film beschouwd moeten worden als hallucinaties van Basil, maar deze suggestie wordt nergens bevestigd. De film speelt zich in zijn geheel af in een surreële werkelijkheid waarin alle personages voortdurend in paradoxen spreken. Het doel van alle absurde en hilarische bedoelde scènes wordt echter nergens duidelijk. De film heeft wel degelijk iets, maar weet uiteindelijk toch niet helemaal te overtuigen doordat hij te gekunsteld en te oppervlakkig is.

AKA

Duncan Roy, 2002, Engeland • Homescreen

~

Dean Page is een gladjanus van hetzelfde slag als ’the talented Mr. Ripley’ uit de gelijknamige film. Nadat hij het huis is uitgegooid, geconfronteerd is met zijn eigen sociale minderwaardigheid en in feite nergens meer naartoe kan, begint hij de kluit te belazeren door te frauderen met creditcards. Hij vertrekt naar Parijs, neemt een andere identiteit aan en leeft er lekker op los. Maar in Parijs ontdekt hij ook dat hij zijn eigen demonen nog lang niet bezworen heeft, en zichzelf op den duur toch onder ogen zal moeten komen. De Engelse regisseur Duncan Roy vertelt met AKA in feite het verhaal van zijn eigen leven: net als zijn hoofdpersoon heeft hij in de gevangenis moeten boeten voor zijn bedrog. AKA presenteert zich als een experimentele film die een gewaagde stunt uithaalt met de nieuwe technieken die tegenwoordig voorhanden zijn. Door het gebruik van een splitscreen krijg je in de film een beeldentriptiek te zien: drie naast elkaar geplaatste filmbeelden die elk een eigen perspectief op de gebeurtenissen bieden. Het gebruik van een splitscreen kan heel verassend werken, mits het gedoseerd en op het juiste moment gebruikt wordt. In AKA wordt het echter de hele film door gebruikt, waardoor het eerder een vermoeiend dan een verrijkend effect heeft. Doordat het beeld voortdurend in drieën geknipt is, ga je er als kijker aan wennen en valt het nauwelijks meer op. Dit wordt nog eens versterkt doordat de geluidsband slechts een van de beelden volgt en chaos – gelukkig – vermeden wordt. Op de dvd kun je de film ook zonder splitscreen zien en om heel eerlijk te zijn levert dat toch een net iets interessantere film op.

Reconstruction

Christoffer Boe, 2003, Denemarken • Total Film

~

Aan het begin en het eind van Reconstruction, het speelfilmdebuut van de Deense regisseur Christoffer Boe, merkt de verteller op: “Het is allemaal film, het is allemaal een constructie. En toch doet het pijn.” De schijnbare verwantschap tussen deze opmerking en enkele frasen uit Lynch’s Mulholland Drive, heeft sommige critici ertoe verleid om Christoffer Boe neer te zetten als een nieuwe David Lynch. Hoewel beide regisseurs spelen met artificiële vormen, lijken hun films verder nauwelijks op elkaar. Reconstruction doet veel eerder denken aan The Perfect Human van de Deense meester Jørgen Leth (in Nederland vooral bekend van The Five Obstructions). Beide films zijn artificiële filmexperimenten die, hoewel ze vrij abstract zijn, toch wel degelijk menselijke gevoelens oproepen. Reconstruction is bovenal een prachtig gefilmd kunststukje dat doordrenkt is met een zachte melancholie. Centraal staat de verwoestende kracht van de liefde. We ontmoeten Alex (Nikolaj Lie Kaas), een jonge fotograaf, terwijl hij samen met zijn vriendin Simone (Maria Bonnevie) naar huis wandelt. Wanneer zijn blik die van Aimee (opnieuw gespeeld door Bonnevie) ontmoet, raakt hij door haar geïntrigeerd. Ze beleven een kortstondige nacht samen. Als Alex naar zijn appartement terug wil keren, blijkt dit echter te zijn verdwenen en geen van zijn kennissen lijkt hem nog te kennen. Hij is letterlijk verloren in een stad die niet langer de zijne is. Hij besluit samen met Aimee te vertrekken, maar komt te laat op hun afspraakje. Waarna de geschiedenis zich lijkt te herhalen, en Alex tezamen met de kijker verdwaalt in de tijd.

Qua experimentele films kun je het heel wat beroerder treffen dan met deze drie, maar toch kan alleen Reconstruction echt warm worden aanbevolen. Wie zat is van de geijkte filmverhalen en wel eens wat anders wil proberen, zal echter zondermeer plezier kunnen beleven aan No rest for the brave. AKA zal, mits de splitscreen wordt uitgeschakeld, de meeste kijkers wel aanspreken, maar is dan helaas nog nauwelijks experimenteel en verassend te noemen.

Theater / Voorstelling

Leuke slechte film

recensie: Actor’s Cut (Kassys)

Thuis op de bank weet je het altijd beter dan de regisseur van een film. Je praat tegen het beeldscherm en geeft aanwijzingen alsof je de Louis van Gaal van de filmwereld bent. O, als jij eens een vinger in de pap kon hebben, dan zou het er allemaal stukken beter uit zien. Theatergroep Kassys nam de drang om invloed uit te oefenen op een film als uitgangspunt voor de voorstelling Actor’s Cut. Leuk bedacht, goed uitgevoerd, maar een tikkeltje langdradig.

~

Actor’s Cut bestaat voor de helft uit film en voor de helft uit theater. Het verhaal start op het toneel. Zes acteurs worden door een presentatrice voorgesteld aan het publiek. Ze zitten klaar voor de première van hun film Love. Op het immense doek dat op het podium staat, wordt deze film vertoond. Al snel blijkt dat de acteurs vanaf de planken invloed kunnen uitoefen op het verhaal op het scherm. Door naar het scherm te lopen, verschijnen ze ineens ook in de film. Vanaf het moment dat ze dat ontdekken, komt hun ware aard naar boven. Ze zijn alleen nog maar uit op hun eigen appearence in de film. Ze verrichten heldendaden, maar er worden ook mensen worden doodgeschoten, alles om maar zoveel mogelijk in beeld te zijn.

Schmieren

Love is met opzet een hele slechte film; er wordt geschmierd dat het een lieve lust is. De clichés vliegen in het rond, het geluid is slecht en de dialogen zijn tenenkrommend. Ook het acteerwerk in de film is slecht, wat voor een groep professionele acteurs nog een hele klus moet zijn geweest. Op het podium acteren de acteurs wel erg goed. Vooral hun timing is knap: er zijn steeds maar een paar seconden van stilte in de film waarin ze iets kunnen zeggen en die weten ze goed te benutten. Bovendien weten de acteurs van Kassys overtuigend neer te zetten hoe ze met hun gedachten de karakters uit de film dingen laten doen. Niet alleen worden op die manier opzichtige figuranten verwijderd, ook ontstaan er spontane zwangerschappen en komen acteurs die dood waren weer terug in een andere rol.

Langdradig

~

Helaas duurt alles net even te lang in Actor’s Cut. De introductie van de acteurs is te uitgebreid en het moment dat er invloed wordt uitgeoefend op de film laat lang op zich wachten. Opmerkelijk is wel dat juist de lange scènes in de film het sterkst zijn. Wanneer Wendy haar zieke vader laat ombrengen om haar eigen huilsolo te krijgen bijvoorbeeld, is ze ruim vijf minuten aan het snikken en sniffen. Theatraal laat ze de tranen over haar witte wangen rollen en grient ze de ogen uit haar hoofd. Actrice Willemijn geniet op het podium met heel haar hart van dit moment en volgt de scène op een stoel met haar neus haast tegen het doek gedrukt. En ook wij kijken geboeid naar deze gespeelde emotie en het ongegeneerde egocentrisme dat er uit spreekt.

Hoogtepunten

Andere hoogtepunten uit de film vormen de gastrollen. René van ’t Hof speelt een sullige medewerker in een drukkerij, Duck Jetten is de garderobejuffrouw bij wie een van de acteurs zijn hart uitstort en John Leddy is hilarisch als vader van de bruid. Dit soort dingen maken Love tot een ontzettend leuke slechte film, gecombineerd met goed acteerwerk op het podium. Maar wanneer alles net wat korter was geweest, hadden de hoogtepunten elkaar sneller opgevolgd en had de verveling, die nu helaas soms de kop op steekt, geen kans gehad.

Actor’s Cut is nog te zien tot en met 16 december 2005. Meer informatie over speeldata vind je hier. Aanstaande zondag 16 oktober doet 8WEEKLY voor VPRO’s Nachtpodium verslag van een gesprek met Kassys-acteur Ton Heijligers.

Muziek / Album

De kracht van wonderschoon

recensie: Fence - The Woolf

Bijna geruisloos betraden de heren van Fence het grote podium der Belgenpop. Met de grens naar de noorderburen hadden ze destijds veel moeite. Maar nu de Nederlandse blik niet langer alleen op het artistieke Antwerpen is gericht, moet het lukken. Aan de muziek kan het in ieder geval niet liggen. Het viertal maakt aanstekelijke Pavement-achtige liedjes, waaraan voor dit nieuwe album een lading pop is toegevoegd. Het resultaat mag geprezen worden, zoveel is nu al duidelijk.

~

Fence viel op tijdens de welbekende Humo Rock Rally van 1998; het werd er tweede, net achter het bekendere Das Pop. Maar zoals vaker het geval is, blijken de jongens met zilver interessant genoeg. Destijds klonken ze al melodieus, rommelig en gruizig zoals hun Amerikaanse voorbeelden Sebadoh, Weezer en het hierboven aangehaalde Pavement. Met behulp van Frans Hagenaars namen ze de goed ontvangen eerste plaat The Return of Geronimo op, die een grote mate van speelplezier en gekte uitstraalde. De tweede plaat Angels on Your Body klonk ietwat steviger, maar nu is, opnieuw met hulp van Hagenaars, The Woolf uit en klinkt Fence weer vertrouwd.

Songschrijverschap

Vanaf de opener Explanation Song tonen de Belgen wat de kracht is van een wonderschoon popliedje. Met het songschrijverschap van The Beatles en The Beach Boys, met de klasse van het vroege Weezer en de gekte van Metal Molly in het achterhoofd, komen de nummers stuk voor stuk fris voor de dag. Daarbij klinkt het nergens moeilijk of depressief en zijn de teksten vooral een bonte verzameling van lekker in het gehoor liggende one-liners rondom een gek onderwerp. Plankton, over de waardevolle betekenis van plankton voor de zee, en Jonathan in the Area of Feelings, over de zieke Jonathan, kunnen hiervoor als voorbeelden worden aangedragen. Daarnaast leggen deze songs, zeker qua samenzang, automatisch connecties met Orange en PVC van Metal Molly. Toch huist er in de muziek van Fence minder drama.

Beatle-esque

Het album behoudt zijn niveau. Soms wordt dat overstegen met nummers als Hear them Goodbyes en Ladies Man, die beide zo op een sterke Beatles-plaat hadden kunnen staan. Naast sterke popmelodieën doen de ondertonen erg denken aan de muzikale en melodieuze lijnen die je veelal bij Air tegenkomt. The Woolf is een schitterende plaat voor een mooie nazomer en is zonder twijfel koren op de molen voor liefhebbers van The Shins of Death Cab for Cutie. Met die ene kanttekening dat de heren van Fence zichzelf minder serieus nemen. Gelukkig gaat dat niet ten koste van de muziek.

Theater / Voorstelling

Salieri als machteloze overwinnaar

recensie: Amadeus (Bos Theaterproducties )

Mozart staat in een feloranje pak op kousenvoeten bovenop een vleugel, een pianoforte. Jankend, gebroken, aan het einde van zijn Latijn. Tegenover hem, met vaste grond onder de voeten, de in grauwe kleuren gehulde rivaal Salieri. Mozart is verslagen, smeekt om hulp. Toch is hij superieur aan de oude vos. En Salieri weet het. Hij heeft alles in het werk gesteld om Mozart te gronde te richten, en toch is hij de verliezer. Macht, geld, aanzien: het verbleekt allemaal bij het goddelijke talent dat Mozart wel bezit, en hij niet. Bos Theaterproducties brengt een groots opgezette versie van Peter Shaffers Amadeus (1979). Met een sublieme Jeroen Krabbé in de rol van Salieri, en een onverwacht ontroerende Marc-Marie Huijbregts als Mozart.

~

Dankzij het toneelstuk en de film Amadeus denken wij precies te weten hoe het Wolfgang Amadeus Mozart is vergaan: als begenadigd Duits componist kwam hij terecht aan het keizerlijke Weense hof, maar daar kreeg hij vanwege de jaloersheid van hofcomponist Salieri te weinig kansen, en daardoor stierf hij berooid. Stukgemaakt door een ongetalenteerde rivaal. Zo ging het in werkelijkheid niet, maar dat is wat toneelschrijver Peter Shaffer van de historie heeft gemaakt. Shaffer heeft een ruwe schets van de figuur van Mozart gebruikt om een thriller te maken rond de feitelijk nogal kleurloze componist Salieri. Niet Mozart, maar Salieri is de hoofdpersoon in Shaffers stuk. En dus is het terecht dat regisseur Matthijs Rümke vooral Jeroen Krabbé in de rol van Salieri fors de ruimte geeft om uit te pakken in deze versie van Amadeus.

Gezellig

Het leek van te voren nogal een waagstuk: het doorgewinterde zwaargewicht Krabbé tegenover de nogal jankerige cabaretier Marc-Marie Huijbregts als Mozart. In het eerste deel mag Huijbregts dan ook nog vet aanzetten en een eigen act direct tegen het publiek beginnen. Dit belooft een prettig avondje variété te worden. Niet te diepgravend maar reuze gezellig, met muziek van vier violisten, een cellist, een pianist en een slagwerker. Huijbregts met zuurstokroze haar en knaloranje pak, Krabbé grauw, en met lange André Rieu-pruik: van dik hout zaagt men contrasterende personages.

Ontgoocheld

~

Maar in het tweede deel verandert Amadeus van toon en koers. De lolligheid maakt plaats voor tragiek, de onderbroekenlol voor ernst. De muziek wordt van een onderbreking van de plot tot een sfeervolle ondersteuning van het verhaal. Was Salieri eerst vooral slim en berekenend, naarmate hij Mozart meer in zijn macht krijgt glijdt de Salieri van Krabbé juist meer af naar onmacht en frustratie over zijn eigen gebrek aan talent. Huijbregts als wanhopige Mozart is overtuigend en zelfs ontroerend. De van nature wat geëxalteerde cabaretier past goed in de rol van de overemotionele componist. Als een ontgoocheld kind kruipt hij weg bij zijn vrouw Constanze (Tjitske Reidinga). En in plaats van variété, wordt dit een aangrijpende avond theater.

Amadeus is dit seizoen te zien t/m 8 december. Kijk hier
voor meer informatie.

Theater / Voorstelling

Een uitgedacht sprookje op z’n Kaandorps

recensie: Brigitte Kaandorp – 1000 en 1 dag

.

Foto: PIEK
Foto: PIEK

Wie de cabaretière kent, herinnert zich vast hoe ze in Badwater in haar blootje het toneel op komt lopen, wanhopig haar borsten met haar handen omklemmend. En wie herinnert zich niet de talloze keren dat ze een lied al kort na het begin onderbrak om snel nog even iets uit te leggen? Het had allemaal te maken – zo is nu haar verklaring – met startangst, met niet weten hoe je moet beginnen. Haar hele leven stond in teken van de voorlopigheid. Voorlopig huis, voorlopige man, voorlopig werk. Maar dat is nu voorbij. Sinds de aanschaf van een 36-delige bestekset heeft er een wending in Kaandorps leven plaatsgevonden. Ze kan helemaal los.

Sprookje

Zeer toepasselijk opent Kaandorp haar wedergeboorte met een stormachtig lied getiteld Hallo, waarna ze vervolgt met Ik ben begonnen. En mocht ze het publiek niet overdonderen met de nummers, dan zeker wel met haar roze majorettepakje. Even denk je dat ze daadwerkelijk een nieuw leven begonnen is. Maar niets is minder waar. In het vervolg duurt het – à la de oude Kaandorp – uiteraard eindeloos voordat ze daadwerkelijk begint aan het sprookje dat ons is beloofd. Een verhaal over een hekserige moeder, die haar dochter niets gunt en haar daarom maar in de torenkamer opsluit. Totdat de ogen van de dochter na 1000 en 1 dag door het torenraam turen de verleidelijke blikken van enkele muzikanten ontmoeten…

Kaandorp belooft veel met deze nieuwe aanpak, maar vanaf het begin weet het sprookje niet te boeien. Het verhaal is veel te uitgedacht en volgestopt met simpele motieven. Dat valt vooral op als de Kaandorps typetjes converseren met de bandleden, die fungeren als de mogelijke veroveringen voor de sprookjesdochter. Wanneer de hekserige moeder de bandleden opdraagt om muzikaal te strijden om de hand van haar dochter, zie je dat al van mijlenver aankomen. Het is een gewaagde stap van Kaandorp om een andere vorm voor 1000 en 1 dag te kiezen, maar de ware kracht van Kaandorp komt tijdens het sprookje niet boven drijven. Ook het spel van de viermansband en het prachtig met doeken weergegeven sprookjeskasteel kunnen aan de voorstelling geen andere draai
meer geven.

Eenvoud

Gelukkig is er tussen het sprookje door nog wel ruimte voor commentaar van de oude Koningin van de eenvoud. Daarin laat ze blijken in het sprookje veel elementen uit haar eigen leven te hebben verwerkt. En dat zijn nu juist de momenten waarop Kaandorp excelleert, als ze met veel zelfspot haar eigen leven bekritiseert. Als ze haar visie uit over de tanende belangstelling voor “het vroeg naar bed gaan” en de opkomst van kunststofkozijnen. Of als ze haar kinderen vergelijkt met twee bedrijven, die het moeten hebben van overheidssteun. Het zorgt voor een grote mate van herkenbaarheid en op die momenten hangt de zaal dan ook daadwerkelijk aan Kaandorps lippen. Het is misschien niet de toekomst die Kaandorp voor zichzelf voor ogen had toen ze de 36-delige bestekset kocht, maar in deze eenvoudige verpersoonlijking van het alledaagse leven ligt haar grote kracht. Meer heeft ze niet nodig…

1000 en 1 dag van Brigitte Kaandorp is in ieder geval nog tot en met juni 2006 te zien. Een uitgebreide speellijst vind je hier

Muziek / Album

Sterke-vrouwensoul

recensie: Alice Russell - My Favourite Letters

Ze wordt wel de nieuwe Aretha Franklin genoemd of de nieuwe koningin van de Britse soul. Na haar debuutalbum, Under the Munka Moon (2004) kan ze artiesten/bands als Groove Armada, DJ Vadim en Massive Attack tot haar fans rekenen. Met andere woorden: Alice Russell is de nieuwe soulsensatie.

Genoeg over de dame in kwestie, nu aandacht voor haar muziek. En My Favourite Letters verdient deze aandacht dubbel en dwars. De zangeres heeft namelijk een prima plaat gemaakt. Geen nummer lijkt op een ander qua sfeer of genre. Nummer na nummer weet Russell te verrassen en te betoveren met twee sterke wapens: mooie, diverse muziek en een prachtige soulstem.

Diverse muziek

~

Alice Russell’s muziek is zo uiteenlopend dat ze in haar eentje een hele line-up voor bijvoorbeeld Crossing Border zou kunnen vullen. Opener All Else Can Wait is een fraai staaltje a capella terwijl Humankind een aanstekelijke en hitgevoelige mix tussen latin, soul en hiphop laat horen. A Fly in the Hand klinkt dan weer alsof het nummer door Prince zelf geschreven is terwijl All Over Now uit de handen van Moloko lijkt te komen. Zo halverwege de cd bewijst Russell haar hand ook niet om te draaien voor heerlijke relax-jazz (To Know This en I’m Just Here) en uiteraard is er op de plaat een stevige dosis (Nu-)soul te horen in nummers als Munkaroo en Remember to Forget.

Prachtige soulstem

Naast het diverse maar harmonieuze muzikale palet heeft Alice Russell dus nog een sterk wapen: haar stem. Haar vader was organist en al op jonge leeftijd zong Alice met pa en het koor mee. Zo zit er naast soul ook gospel in haar stem. Afwisselend lieflijk en sterk, zoet en rauw weet ze je altijd bij de les te houden. Zij weet met haar stem hetzelfde op te roepen als Alicia Keys of Jill Scott. Oftewel: sterke-vrouwensoul. Haar naam is nog niet zo groot als Keys of Josh Stone, vocaal gezien kan ze zich zeker meten met de dames. Luister maar eens naar Mirror, Mirror on the Wolf! Het zou me dan ook niet verbazen als we nog veel van deze dame zullen horen. Ik gun het haar van harte.

Wil je wel eens horen of Alice Russell live net zo goed zingt als op de plaat? Ze staat op Maison Royale, dat gehouden wordt op 22 en 23 oktober in de oude Van Nelle-fabriek in Rotterdam.

Muziek / Album

A new definition in heavy music

recensie: Spider Goat Canyon - Shades of joy

.

Eerlijk is eerlijk, wij hadden er nog nooit van gehoord. Bijna hadden we de cd aan onze neus voorbij laten gaan, achteraf gezien natuurlijk een kapitale blunder. Gelukkig is het niet zover gekomen. Spider Goat Canyon blijkt afkomstig uit Melbourne, Australie, het land van The Vines, AC/DC en Heartbreak High. Elke week is er op de site www.spidergoatcanyon.com een nieuwe MP3 beschikbaar met groovy rock/metal. Vers uit de oefenruimte. Inmiddels zijn ze aanbeland bij week 114. Natuurlijk is niet alles even interessant, maar het blijft een leuk initiatief!

Van Tool tot Floyd

~

Het bijna geheel instrumentale debuutalbum Shades of Joy opent werkelijk fenomenaal met Day Break, een nummer waarvan het stuwende ritme en de melodieuze bass memoreren aan Tool. Slechts het Oosterse intermezzo – we noemen Tea Party – doet hier wat geforceerd aan. De gitaarriffs van Spider goat Canyon zijn duidelijk beinvloed door bands als Tool, Neurosis en het Schotse Mogwai. Dan kun je wat ons betreft al niet meer stuk. De jazzy drums en de samples doen de rest. Zanger Steve Brick lijkt in alles het duivelse tweelingbroertje van The Melvins-frontman Buzz Osborne (King Buzzo). Een stem van uitersten; of je houd ervan of je hebt er ontiegelijk de schurft aan, een tussenweg is er niet. Het gefreak in Circular saw en Return of the Jizz doet ons denken aan de jaren zeventig-psychedelica van Pink Floyd. De urgentie spat er werkelijk vanaf! Voor dynamiek ben je bij Spider Goat Canyon aan het verkeerde adres. Toch blijft het boeien. Niet voor niets wordt al gesproken van ‘a new definition in heavy music’. Één klein puntje dan: in de hardere passages had de bas af en toe iets harder gemogen!

Klaar voor het clubcircuit

Commercieel zijn bands als Spider goat Canyon natuurlijk totaal niet aantrekkelijk. Toch zouden we ze graag een keer in het Nederlandse clubcircuit aan het werk zien. Misschien als voorprogramma van het Japanse Mono? Of anders toch zeker als supportact van Tool (die schijnen immers bezig te zijn met een nieuwe cd). Welke programmeur durft het aan? Wat ons betreft één van de ontdekkingen van 2005! Aanschaffen die cd!