Film / Films

Ieder medeleven wordt onmogelijk

recensie: L'enfant

We kijken naar mensen in films zoals we naar mensen om ons heen kijken. Op basis van hun uiterlijk en gedrag vormen we oordelen, waarop we verwachtingen omtrent hun toekomstige gedrag baseren. Meestal komen die uit, niet in de laatste plaats omdat we onszelf graag gelijk geven. Maar soms is het onmogelijk om het gedrag van een persoon in te bedden in het plaatje dat je van diegene hebt; reden om het beeld bij te stellen.

~

In L’enfant, Gouden Palm-winnaar op het laatste filmfestival van Cannes, spelen de filmmakende broertjes Jean-Pierre en Luc Dardenne met dit gegeven. Hoofdpersoon Bruno laat ons achter de feiten aanlopen, door steeds weer iets te doen wat we niet kunnen voorspellen. Zijn vriendin Sonia komt uit de bevallingskliniek en hij toont geen enkele belangstelling voor hun baby. Toch laat hij zich braaf registreren als de verantwoordelijke vader. Maar als hij even een blokje om gaat met het kind, verkoopt hij het – zonder te overleggen – aan kinderhandelaars. Zijn uitleg aan Sonia: “We maken toch gewoon een nieuwe!” Om vervolgens, als zij als reactie een toeval krijgt, er alles aan te doen om de baby weer terug te krijgen.

Verklaring

Bruno, briljant gespeeld door Jérémie Renier, heeft een ondoorgrondelijk karakter. Hoewel de camera hem constant op de huid zit, leren we hem eigenlijk niet kennen. Dat komt door zijn onvoorspelbare gedrag, maar ook doordat de Dardennes geen verklaringen aandragen. Waarom doet deze jongvolwassene zo? Zijn het de naweëen van de puberteit? Of is het een uiting van extreme impulsiviteit? De personages krijgen geen context mee. Wat is hun achtergrond? Waar komen ze vandaan? Is hun baby gewild of een ongelukje? We komen het niet te weten.

~

Het is daarom moeilijk om de film te duiden. Je kunt L’enfant, net als de vorige films van de Dardennes La Promesse en Rosetta, een sociaal drama noemen, omdat het verhaal speelt tegen de achtergrond van een asgrauw Wallonië, de hoofdpersonen arm en werkloos zijn en het camerawerk realistisch is. Maar verdient deze Bruno ons medeleven wel, zoals de personages in zulke films?

Afstandelijk

Die vraag blijft na afloop door je hoofd spoken. De Dardennes dagen de kijker uit: bij hoeveel onvoorspelbaar gedrag en bij hoeveel afwisseling tussen ‘goed’ en ‘slecht’ kun je nog net met een filmpersonage meeleven? Zo verkennen ze tevens de grenzen van hun genre, waarin – zie de films van de Brit Ken Loach – dit meeleven erg belangrijk is. Hoe interessant het uitgangspunt ook mag zijn, in de praktijk werkt het niet. L’enfant wordt er alleen maar afstandelijk door. De constructie gaat in de loop van de film zo sterk door het verhaal heen schemeren dat het realisme volledig te niet wordt gedaan. Het gevolg: ieder medeleven wordt onmogelijk. Uiteindelijk rest enkel het gevoel dat de broers Dardenne je manipuleren.

Muziek / Concert

langzaam inpakken

recensie: The Dandy Warhols

Oogcontact met het publiek is er nauwelijks, laat staan dat er woorden worden gesproken. Drummer Brent deBoer en keybordvrouw Zia McCabe lachen zo nu en dan nog wel, maar gitarist Peter Holmstrom staart door zijn Ramones-gordijntje slechts naar de grond, terwijl ook frontman Courtney Taylor-Taylor zich geen moment om het publiek lijkt te bekommeren. Gespeeld moet er worden, en niet het gemakkelijkste werk. The Dandy Warhols zijn in de Amsterdamse Melkweg en verliezen zichzelf meteen na opkomst in repeterende psychedelica.

~

Een opkomst die naar de smaak van velen toch al te lang op zich liet wachten. De ruimte van het voorprogramma was ingeruimd voor de – naar het schijnt – hype-in-wording Serena Maneesh. Deze vreemd aandoende Noren pakten het publiek met hun sympathieke verschijning en rommelige rock efficiënt in. Zeker als aan het eind van de set Not if you were the last junkie on earth – de doorbraakhit van de hoofdact – wordt ingezet, en ook nog Dandy-dansmarieke McCabe met tamboerijn meehupst, omarmt het publiek de band. Iedereen is dan helemaal klaar voor The Dandy Warhols, maar eerst moet het podium worden omgebouwd – en daarna is het lange wachten schijnbaar zonder reden.

Trance

De nogal afstandelijke opkomst van de band helpt dan niet mee. Zoals ook zo vaak op plaat gebeurt, maken de Dandy’s het het publiek niet makkelijk. Eerst het zuur en dan het zoet, in de bewoordingen van rentmeester Zalm – met dat verschil dat het zuur van de Dandy’s wel erg lekker is. Uitgesponnen en zich steeds herhalende muziekstukken worden nog opgewaardeerd met achter het podium geprojecteerde kleurenpaletten. Verderop in het optreden krijgen we hier tekenfilms, fragmenten uit A midsummernight’s dream en in elkaar overvloeiende steden voorgeschoteld. Deze hebben allemaal hetzelfde repeterende karakter als de muziek. Je zou er bijna van in een prettige trance raken, ware het niet dat een groot deel van het publiek weigert mee te gaan. “Ik kan net zo goed een plaat opzetten”, hoor ik in de vriendengroep waar ik in de barstensvolle zaal tussen ben beland. Ikzelf sluit zo nu en dan mijn ogen om me af te sluiten van het zeurderige publiek – maar een half uur lang met de ogen dicht staan is ook geen optie.

Pakkende nummers

~

Later in het optreden vinden band en publiek elkaar wel. De Dandy’s spelen dan makkelijker toegankelijk werk en Courtney zegt zo nu en dan wat in de microfoon. De eerste pogingen blijven weliswaar onverstaanbaar, maar ook dat wordt gaandeweg de avond beter. Flauw is wel dat hij op den duur het optreden stil legt en om een joint uit het publiek vraagt, zeker ook omdat hij datzelfde jaren geleden al op Lowlands deed. Aardig is het dan weer wel dat meteen daarna de energieke Odditorium or Warlords of Mars-hit Smoke It wordt gespeeld. In dit deel van het optreden volgen ook de andere bekende nummers, met als feestelijk hoogtepunt de Vodafone-hit Bohemian Like You. Vanzelfsprekend doet in de Melkweg ook Country Leaver het met de openingszin “Well I’m going to see you soon in Amsterdam” erg goed.

Opvallend is verder, dat vooral nummers van de uit 1997 stammende plaat …The Dandy Warhols Come Down tot de hoogtepunten van de avond behoren. Bekende songs als Minnesoter en Boys Better worden in fijne experimentele versies gepresenteerd. Duidelijk is dat de Dandy’s zowel live als op plaat hun eigen plan trekken, en ook daarmee het publiek uiteindelijk voor zich weten te winnen.

Muziek / Album

Reise, Reise, vol. 2

recensie: Rosenrot - Rammstein

Waar ooit Henk Westbroek Sinterklaas, wie kent hem niet zong, zou je voor de naam Sinterklaas eigenlijk ook Rammstein kunnen invullen. Wie kent immers heden ten dage niet deze vermaarde Duitse rockers? Is het niet vanwege de verschillende hits die de band ondertussen gescoord heeft, of door de extravagante podiumacts, dan misschien wel dankzij het feit dat de band nogal eens in opspraak geraakt is wegens de teksten. Mein Teil (zinspelend op de kannibaal Armin Meiwes) van het voorgaande album Reise, Reise is een goed voorbeeld van de vaak controversiële teksten die de band ten gehore brengt.

Rosenrot is alweer het vijfde studio-album van deze Duitsers en ligt behoorlijk in het verlengde van het genoemde Reise, Reise. Met als werktitel Reise Reise Vol. 2 en vier nummers die geschreven zijn voor zijn voorganger is dit wellicht ook niet heel vreemd. Was het bij Reise, Reise echter een vliegtuig dat de mist in ging, nu is er een schip gestrand op de albumcover.

Gestrand in de mainstream…?

~

Wat houdt dit vergelijk nu eigenlijk in voor de muziek? In het kort kun je zeggen dat Rammstein met dit album duidelijk vasthoudt aan de toch wat meer toegankelijke weg die ze op de voorganger zijn ingeslagen. De staccato gitaarriffs en de pompende drumritmes van weleer zijn grotendeels overboord gezet en het schip lijkt zich steeds meer voort te bewegen over een zee van slepende gitaarlijnen, doorspekt met verschillende melodieën of andere sfeermakers uit het keyboard. Slechts Zerstören en Te Quiero Puta bewegen zich nog redelijk uptempo voort, maar de single Benzin, die nu de nodige airplay krijgt, schetst een beter beeld van dit album. Het nummer is behoorlijk toegankelijk en ligt samen met de titelsong ook het dichtst tegen stevige rockmuziek aan. Absoluut nummers die het goed zullen doen bij het grote publiek, maar het klinkt niet meer zo gedurfd.

Tekstueel herkenbaar

Ongeacht het feit dat de muziek steeds toegankelijker is geworden, blijft toch ook dit album ten voeten uit Rammstein. En dat komt niet in de laatste plaats door de teksten en vocalen van Till Lindemann. Het is niet alleen zijn kenmerkende stemgeluid (natuurlijk speelt de Duitse taal hier ook een rolletje), maar tekstueel zitten de songs ook zeker weer mooi in elkaar. Lindemann snijdt bijvoorbeeld weer onderwerpen als homofilie (Mann gegen Mann) en de drang om overal tegenin te gaan (Zerstören) op zijn eigen wijze aan. Soms recht voor zijn raap en soms in prachtige metaforen verpakt. Een nummer dat er voor mij duidelijk uitspringt op deze plaat is Spring. Het klinkt wat zwaarder en duisterder dan de overige nummers en schetst het relaas van een fataal misverstand. Het neigt wat meer naar het materiaal zoals dat op Mutter – naar mijn mening de plaat die het beste van de beide werelden ‘industrial’ en ‘melodie’ bevatte – gespeeld werd.

Met Rosenrot levert Rammstein zeker geen vernieuwende hoogvlieger af, maar houdt juist vast aan een vertrouwde formule. Vervelend? Absoluut niet, maar ik hoop dat het ijs rond het schip ontdooit en men de koers weer wat durft bij te stellen.

Theater / Voorstelling

Vreemde plotwendingen op landgoed Laerhoven

recensie: De barones (Joop van den Ende Theaterproducties)

Het komt niet vaak voor dat je bij een voorstelling zeker weet dat het een leuke avond gaat worden, vanaf het moment dat het doek opgaat. Maar Kitty Courbois, als hoofdpersoon in De barones, slaagt er in meteen de aandacht te trekken en vast te houden. Hoog in haar stoel tussen de bomen begint ze te zingen over twee reebruine ogen die haar aankijken. Een nummer dat de helft van het publiek spontaan meezingt. Zingend over het hertje waar ze op wacht en gekleed in een ruitjesbroek, groene zuidwester en kaplaarzen, een heupfles met drank en een groot geweer in haar hand, brengt ze je meteen in de juiste stemming.

~

Ton Vortenbosch schreef de tekst van De barones speciaal voor Kitty Courbois. Barones Aleid is een wereldvreemde en strijdbare vrouw die koste wat het kost haar landgoed Laerhoven wil behouden. Ze moet niks hebben van de mensen die haar landgoed bezoeken als attractie en is het liefst op zichzelf. Vanaf het moment dat ze tijdens het wachten op het reehertje onverwacht wordt geconfronteerd met drie fanatieke milieuactivisten, geeft ze aan alle gebeurtenissen haar eigen draai. Zo nodigt ze het trio dat strijd voor het behoud van het vogeltje de kierewaal uit om in het slot te komen praten. Ondanks de protesten van freule Jet en butler Victor drijft ze haar eigen zin door. Activist Phillip mag haar kostbare schilderijen in het afgesloten gedeelte te bekijken, en plaats nemen achter een piano. Wanneer ze ook nog eens verliefd wordt op deze intellectuele activist verloopt alles net even iets anders dan iedereen had verwacht.

Op het randje

~

De onverwachte wendingen zijn een gevolg van de verborgen onderlinge relaties tussen de verschillende personages. Langzaam onthullen de karakters aan elkaar wat er in het verleden heeft afgespeeld tussen hen en wederzijdse kennissen. Barones Aleid geeft duidelijkheid over deze zaken. Haar uitspraken over het verleden en de dagelijkse dingen hebben een knipoog naar de actualiteit en zijn net als de uitspraken van de andere personages soms op het randje. “Misschien moet ik maar een Pool inhuren. Ik hoorde dat ze goedkoop zijn. Of een Serviër, die weten hoe ze moeten schieten…”, zegt ze als ze nadenkt over het nemen van een jachtopzichter. Maar het is vooral Victor de butler die zich onsterfelijk maakt met snibbige oneliners als: “Blauw bloed en rood bloed gaan niet samen. Dat wordt paars. En kijk waar het paarse kabinet ons heeft gebracht; aan de afgrond.” En als hij het landgoed te vol vindt worden met milieuactivisten, sneert hij: “Nederland is niet vol. Laerhoven is vol. Ik denk dat ik Wilders maar ga bellen.”

Rolverdeling

~

De snedige en venijnige opmerkingen van barones Aleid en butler Victor tegen elkaar en de andere personages houden de snelheid in het stuk. Geen lange dialogen, maar korte scènes die elkaar razendsnel opvolgen. Hierbij is de rol van Caról van Herwijnen (onder andere bekend van Hemelen) als Victor onmisbaar. Doordat zowel hij als Kitty Courbois een krachtige uitstraling bezitten, zijn hun personages aan elkaar gewaagd en vullen ze elkaar aan. Hun sterke rollen staan in contrast met de kleine, weinig opmerkelijke rol van Georgina Verbaan. Hoewel er veel publiciteit rond haar bijdrage is geweest, beperkt die zich tot een bijrol. Na de dialoog Oogverblindend, die slechts een paar keer in het kleine productiehuis Frascati speelde, maakt ze met De barones haar échte theaterdebuut bij het grote publiek.

Rijkelijk gevuld

De barones is op sommige punten een voorstelling van grote stappen, snel thuis. Wanneer de barones haar jonge minnaar in een scène de deur wijst en verdrietig achterblijft, blijkt ze na een decorwisseling alweer met hem verloofd te zijn. Maar dit stoort niet: de verhaallijn is snel weer opgepakt. Vanaf het moment dat de gordijnen opengaan worden je lachspieren aan het werk gezet, en dat blijft gedurende de hele voorstelling zo. De combinatie van verschillende verhaallijnen, een verrassend plot, gewaagde uitspraken en humor zorgt juist voor een rijkelijk gevulde voorstelling.

De barones speelt in ieder geval tot 22 januari 2006. Kijk hier voor meer informatie over speeldata.

Theater / Voorstelling

Dansen tussen hemel en aarde

recensie: Vuelos Aires (Brenda Angiel Aerial Dance Company)

Met ruim 60 voorstellingen en bijna 100 workshops laat het Holland Dance Festival wederom zien waarom het tot de top van de werelddansfestivals behoort. Dance Approved heet de tiende editie van het festival, waar je de crème de la crème van de internationale dans tegenkomt. Een bijzondere voorstelling is Vuelos Aires (Vliegende lucht) van Brenda Angiel Aerial Dance Company.

~

De elastische koorden langs het plafond van het Theater aan het Spui in Den Haag laten het al zien: Vuelos Aires is geen gewone voorstelling. De dansers bewegen niet over de vloer, maar ze bungelen in de lucht. Voeten, benen en armen: allemaal zijn ze door een lus gestoken. Gevaarlijk? Alleen als een danser zich niet goed vastmaakt en dat gebeurt uiteraard niet. De dansers houden hun hoofd er goed bij en lijken hun verantwoordelijkheden goed te kennen. Het gaat hier niet om circusartiesten die de kijker betoveren met hun gevaarlijke kunsten, maar om een dansgezelschap dat de mogelijkheden van moderne dans in de lucht verkent.

In 1994 introduceerde choreografe Brenda Angiel de aerial dance als moderne dansvorm in Buenos Aires, Argentinië. Angiel kwam op het idee omdat deze manier van dansen in de lucht naar eigen zeggen extra mogelijkheden biedt. In plaats van een deel van het toneel wordt de gehele ruimte gebruikt; de achterwand kan bijvoorbeeld dienen als ondervloer, waardoor het perspectief kantelt. Er wordt in deze voorstelling dus optimaal gebruik gemaakt van ruimte rondom het podium.

~

Als je naar boven kijkt, lijken de dansers vrij, maar is dat wel zo? Die twijfel krijg je vooral wanneer ze een deel van de dans, vast aan het touw, op de grond uitvoeren. Het touw dat de dansers laat zweven blijkt dan in plaats van vrijheid te bieden opeens een beperking te zijn. Vuelos Aires is geen simpel sprookje in de lucht.

Ook de muzikale begeleiding van deze voorstelling is erg bijzonder. In het halfdonker zie je aan beide kanten van het toneel twee muzikanten die voor de intieme live-begeleiding zorgen. Ze verzorgen de muziek bij de verschillende dansstukken die langzaam in elkaar overgaan.

Heel hoog komen de dansers niet, blijkt. Ze zweven een klein stukje boven de vloer, want het gaat hier niet om spektakel maar om de kunst van de dans. Indruk maken deed het in ieder geval, want het publiek sloeg muisstil de bijzondere voorstelling gade. Deze luchtdans was spannend van het begin tot het einde.

Kijk hier voor meer informatie over deze voorstelling en andere optredens tijdens het Holland Dance Festival.

Muziek / Album

Onverwacht, maar o zo schoon

recensie: Gitbox! - Songs for Shiftless Days

.

~

Met behulp van Our Lady of the Highway uit 1995 wist het duo van Gitbox! destijds de nodige aandacht te verkrijgen. Maar de werkelijke doorbraak kwam met het al even aangehaalde Soulsharks. In 1998 stonden ze ter promotie daarvan op het grote Lowlands-festival. Met bijrollen voor Carol van Dijk en de grote Belgische songwriter Pascal Deweze en een hoofdrol voor Van Niele, werd het een memorabel optreden. Vooral vanwege de kartonnen doos, die meerdere malen als drumstel werd gebruikt. Tot aan de sampler van Livingroom, But you don’t really care for music, do you? was het voor ondergetekende stil rondom Gitbox!. Maar getuige een optreden met labelgenoten Audiotransparent in het Groningse Vera bleken ze nog altijd hun mannetje te kunnen staan.

Dramatiek en melodie

Met Songs for Shiftless Days bewijst Gitbox! opnieuw dat ze het songschrijven niet hebben verleerd. Nog altijd klinkt de reeds vierkoppige band als in zijn begindagen, maar nergens wordt het flauw. Daar hebben ze de opener Something on Your Mind, een nummer van Dino Valenti, niet voor nodig. Toch past het prima op de plaat die met Back of the Room één van de hoogtepunten kent. Ondanks de hier en daar wat ongeïnspireerde drums van Peter Palermo komt de bluesy sologitaar van Martin Verdwaald prominent naar voren. En dat maakt het nummer heel fijn. En ook het dramatische, met een melodische mondharmonica ingekleurde All the Shit we put up with over herinneringen aan een jeugd, maakt de plaat het luisteren waard.

Beklemmend

Toch komt het allermooiste vlak voor het einde, met het indrukwekkende Motel Life. Met teksten als Who are you now, my sister, with you’re brother lying cold in the ground gaat de tekst door merg en been. En dankzij de ondersteuning, door een gitaar en een keyboard, komt Van Niele van uiterst beklemmend naar voren. Deze, net als de andere nummers in één take opgenomen song, maakt de plaat tot een hele mooie. Mensen met een kaartje voor Crossing Border moeten beslist naar deze band gaan kijken, want Gitbox! plaatst zich met Songs for Shiftless Days op de welverdiende voorgrond. Een warm applaus, opnieuw.

Boeken / Fictie

Een schrijver in ballingschap

recensie: Moris Farhi - Jonge Turk

Moris Farhi ontvluchtte op negentienjarige leeftijd Turkije en is nu Brits staatsburger. Hij beschrijft in zijn boek de Turkse cultuur van een halve eeuw geleden. Turkije blijkt verrassend tolerant: joden, moslims, Armenen en Roma’s leven allemaal in vrede naast elkaar. Een lyrische bewondering op afstand.

Jonge Turk is een erotische roman, zo staat op de achterkaft. Waarschijnlijk vindt Novib, de Nederlandse Organisatie voor Internationale Bijstand die de roman van Moris Farhi ondersteunt, het heel wat als er twee pagina’s lang zeer plastisch over schaamhaar wordt uitgewijd. Maar dat maakt dit boek nog geen Turks Turks Fruit. Al worden wel meer schaamdelen nauwkeurig beschreven, de classificatie erotisch gaat te ver. Wel is Jonge Turk een lofzang op tolerantie en humanisme. En dat voor iemand die zelf het land ontvluchtte.

Het moderne Turkije

Atatürk
Atatürk

Jonge Turk is opgedeeld in dertien verhalen, waarin onder anderen een joodse Turk, een communistische leraar en een moslimmeisje een bepaalde periode of situatie beschrijven. Het begint met het verhaal van een moslimjongen halverwege de jaren dertig, en eindigt uiteindelijk met het relaas van een oude man, een aantal jaar na de Tweede Wereldoorlog. De verhalen geven een beeld van de beginperiode van het moderne Turkije, dat wil zeggen Turkije sinds de komst van Atatürk. Deze vader der Turken richtte de republiek op, schafte de sharia af, gaf vrouwen meer rechten en verving het Arabische alfabet door het Latijnse. De plaats die Armenen en Koerden innemen in de Turkse geschiedenis komt weinig aan bod. Farhi heeft het soms wat te druk met te benadrukken dat Turkije heel tolerant en multi-etnisch is. De bewondering voor de rijke cultuur die deze tolerantie oplevert druipt van de pagina’s.

Angst voor woorden

De reden van Moris Farhi om zelf op negentienjarige leeftijd Turkije te ontvluchten, is vergelijkbaar met die van Davut. Het verhaal van Davut is een jonge joodse Turk die in het Engeland van na de Tweede Wereldoorlog bezig is met een promotieonderzoek naar de tegenstellingen in de Turkse volksaard. De vrijheid van meningsuiting is beperkt, en ook als student met vernieuwende ideeën loopt Davut risico. Drukwerk wordt gezien als een gevaar als het niet door wakkere geesten weerlegd zou kunnen worden, en de vrijheid van meningsuiting wordt gezien als een ondermijning van de fundamenten van de staat. De Turkse staat lijdt aan angst voor woorden.

Davuts oude literatuurdocent Âçik Ahmet, vervolgd wegens het verspreiden van gedichten van de vrijzinnige en kritische dichter Nâzim Hikmet, waarschuwt hem nog. Maar het is al te laat. Davut, gedurende de zomervakantie even terug in Turkije om bij zijn geliefde te zijn, wordt verzocht zich op het politiebureau te melden. De geheime politie heeft zijn onderzoeksopzet in beslag genomen, en is naar hem op zoek.

Âçik Ahmet raadt hem aan snel terug te gaan naar Londen tot de situatie is verbeterd, en helpt hem te vluchten. Als Davut zou blijven zou hij een balling in eigen land zijn, en tevens niet kunnen schrijven. Davut vertrekt om nooit meer terug te komen, maar schaamt zich verschrikkelijk: hij vlucht om zijn eigen huid te redden. Ook Farhi vlucht weg wegens de beperkte vrijheid van meningsuiting. Dat het verhaal van Davut, een personage van begin twintig, een van de sterkere verhalen is, heeft daar wellicht mee te maken. De tweestrijd waar Davut mee kampt – vluchten en in alle vrijheid kunnen schrijven, of blijven in zijn geboorteland, bij zijn geliefde – wordt goed neergezet. Farhi koos net als Davut voor ballingschap.

Van 1997 tot 2000 was Fahri voorzitter van het PEN’s Writers in Prison Committee, en dit jaar is hij op het Crossing Border festival om de Novib/PEN Awards bij te wonen. Deze prijs is bestemd voor schrijvers die vanwege hun werk worden vervolgd.

Mooie tegenstellingen, gekunstelde personages

De stijl van het boek wisselt, soms voelt het als een zegening als er een nieuw personage aan het woord komt. Het dagelijkse leven van Turkije komt echter altijd goed uit de verf. Ook de tegenstellingen die de samenleving beheersen beschrijft Farhi met veel overgave. Zo is er de tweestrijd tussen het occulte en het moderne leven. Een voorbeeld daarvan zijn de badhuizen. Van oudsher een plek om te bezinnen, maar in het moderne Turkije vinden veel mensen ze ouderwets en de badhuizen raken in verval. Een tegenstelling op politiek niveau is de vrijheid en tolerantie van de republiek onder Atatürk enerzijds en de beperking van censuur en antisemitisme na de oorlog anderzijds.

De uitwerking van de personages is vaak gekunsteld en soms ronduit ongeloofwaardig. Zo wordt een negenjarige jongen allerlei volwassen gedachten toegedicht over de liefde, en ook de dertienjarige Yusuf kan een veel oudere, getraumatiseerde vrouw wel erg goed begrijpen. Maar het gaat Farhi ook niet zozeer om zijn personages. Zij dienen slechts om de rijkdom van de Turkse cultuur aan te tonen. Opvallend is dat hij deze beschrijft met Europese metaforen en vergelijkingen, die soms wat vergezocht zijn en daardoor niet tot de verbeelding spreken. Een Apollinische lichtinval in een badhuis in Ankara, en stenen krukjes in datzelfde badhuis die veel weg hebben van Brancusi’s Tafel van stilte.. Stel je dat maar eens voor.

Kunst / Expo binnenland

Paradise Lost

recensie: Tinus van Doorn. Schilder van het verloren paradijs

Tinus van Doorn, aan wie Museum Belvédère nabij Heerenveen een overzichtstentoonstelling wijdt, was wat de Engelsen noemen a minor painter – een schilder met een bescheiden talent die zich onderscheidt door één sterk gecultiveerde vaardigheid. In het geval van Van Doorn (1905-1940) was dat zijn gevoel voor kleur: door harde tinten tegen een donkere achtergrond te plaatsen, maakte hij schilderijen die van binnenuit verlicht lijken als een lampion.

Rode stier, 1934, olieverf op doek 180-180 cm, Collectie Museum Belvédère
Rode stier, 1934, olieverf op doek 180-180 cm, Collectie Museum Belvédère

Andere vaardigheden beheerste hij zichtbaar minder goed; zo zijn zijn composities nogal primitief en hebben de plattelandslui en boerderijdieren waar hij zijn doeken mee vulde vaak iets onbeholpens. Het gebrek aan techniek manifesteert zich vooral in de gezichten: groteske feestwinkeltronies a la James Ensor, die het beoogde gevoel van bevreemding oproepen, maar die ook doen vermoeden dat Van Doorn het portrettekenen niet machtig was – een vermoeden dat nog wordt versterkt door het feit dat hij voortijdig de academie verliet.

Erg storend zijn deze gebreken niet. Ze sluiten goed aan bij Van Doorns belevingswereld, die door zijn vriend, de dichter Jan van Nijlen, eens werd gekarakteriseerd als ‘buitengewoon eenvoudig, soms op het kinderlijke af’. Van Doorn bekeek de buitenwereld met bevreemding, maar ook met verwondering. Beide zijn in deze tentoonstelling, die naast schilderijen ook litho’s, illustraties en beeldhouwwerk bevat, ruimschoots terug te vinden. Bevreemding zien we in de carnavalstaferelen en bijbelillustraties, waar de decadentie en menselijke hoogmoed ons toegrijnst – vaak tandloos maar ook wel met een dikke sigaar tussen de lippen. Verwondering zien we in de nachtelijke landschappen met hun zwartfluwelen hemels en stieren die opgloeien uit het duister als kolen in een kachel. Verwondering, of beter gezegd: Bewondering, is er ook, in de naakten, waarvoor Van Doorns vrouw Akkie vaak model stond, en die hij iets gracieus en sensueels probeerde mee te geven. Tevergeefs, als je het mij vraagt, zijn stijl was te hoekig en te weinig verfijnd: sensualiteit en bouwvakkersarmen gaan maar moeilijk samen.

Onschuldig paradijs

Het Paradijs, 1933, olieverf op doek 75-75 cm
Het Paradijs, 1933, olieverf op doek 75-75 cm

Net als Henri Rousseau, met wie hij wel wordt vergeleken, was Van Doorn geen schilder van de psychologische nuance. Integendeel: zijn werk is geladen met emotie. Wanneer hij een lijdende Christus schilderde, dan schilderde hij hem lijdend: met wallen onder de ogen waarmee je een stad kunt verdedigen en mondhoeken die van treurigheid op zijn borst hangen. Diezelfde ondubbelzinnigheid zien we ook in Van Doorns voorstellingen van het Paradijs. Bij hem geen sensuele Tahitiaanse meisjes zoals bij Gauguin of euforische danspartijen als bij Matisse. Zijn paradijs is veel onschuldiger. Het is een paradijs waar mens en dier gebroederlijk samenleven; waar bergbeekjes kabbelen, aapjes in appelbomen klauteren en naakte vrouwen op ruggen van panters rijden. Kinderlijk naïef, inderdaad. En nostalgisch. Maar nu zo veel kunst ironische distantie en vervreemding als norm hanteert, ook prettig onmodieus.

Theater / Voorstelling

Tasten in het duister

recensie: Bloedbad (Theater EA)

De afgelopen tijd is de roep om politiek en maatschappelijk geëngageerd theater steeds sterker geworden. Doordat theater alleen in het hier en nu plaatsvindt, is het volgens velen bij uitstek een geschikt medium om kritiek te leveren op de actualiteit. Veel (jonge) makers zijn nu dan ook bezig met het onderzoeken en verdiepen van hun engagement. Zo ook de jonge regisseur Tarkan Köroğlu. Hij maakte met zijn groep Theater EA een bewerking van Peter Weiss’ toneelstuk Marat/Sade uit 1964, onder de titel Bloedbad. Bloedbad is voor hem een poging tot reflectie op het huidige tijdsgewricht, maar ook een openlijke vertwijfeling. Hoewel hij aan de ene kant kritisch wil zijn, geeft hij aan de andere kant toe geen pasklare antwoorden te hebben. En dat dualisme overheerst de voorstelling.

Revolutie

~

Een immense rood-wit-blauwe Franse vlag deelt de witte speelvloer doormidden. Erachter zien we schimmen staan en zitten. De eerste die onder het doek door naar voren komt is de Markies de Sade. Hij stelt zich voor als de schrijver en regisseur van een voorstelling getiteld De vervolging van en de moord op Jean Paul Marat opgevoerd door de verpleegden van het krankzinnigengesticht van Charenton. Hierin wordt Jean Paul Marat, één van de voorvechters van de Franse Revolutie, vermoord door zijn tegenstandster Charlotte Corday. Vijftien jaar na deze moord blikt De Sade terug op de Franse Revolutie en probeert hij in zijn stuk de ideologie van Marat te ontmaskeren. Alle personages worden vertolkt door de bewoners van het gesticht Charenton, waar de Markies De Sade op dat moment verblijft. Hij is dan ook de enige in het stuk die nog bij zijn volle verstand is.

De Sade houdt als regisseur geen afstand maar levert constant commentaar op de voorstelling. Dit mondt uit in een discussie tussen de idealist Marat en de individualist De Sade. Marat wil de maatschappij veranderen en vindt de chaos en bloedige afslachtingen die daarmee gepaard gaan onvermijdelijk, De Sade vindt de maatschappij juist onveranderbaar en ziet alleen maar een uitkomst in wellustig individualisme. Hij noemt zichzelf een voorvechter van de verbeelding, hoe gruwelijk die soms ook is.

Actualiteit

~

Köroðlu plaatste Bloedbad in een vrij klinische enscenering. Met witte meubels, veel rode handdoeken en blauw licht blijven constant de kleuren van de Franse (en Nederlandse) vlag zichtbaar. Maar daarmee maak je natuurlijk nog geen politiek geëngageerd theater. Ook in de tekst en het spel moet je de link met de actualiteit weten te leggen. Helaas ontbreekt het daar in Bloedbad te vaak aan. Slechts op een paar korte momenten wordt de toeschouwer geraakt. Bij de beschrijving van toentertijd populair kinderspeelgoed – guillotines met poppetjes die bij onthoofding ‘echt’ bloeden – dringen zich vergelijkingen op met actuele discussies over de invloed van gewelddadig speelgoed. Ook de monoloog over het feit dat de huidige generatie mensen leeft op de met lijken van generaties voor hen verzadigde aarde, “een krankzinnig dier is de mens”, is indringend door haar verwijzing naar de massamoorden die ook nu nog voorkomen. Jammergenoeg zijn dit maar korte momenten.

Gelijkwaardige discussie

Datgene waar het volgens Köroğlu echt om gaat, namelijk de confrontatie tussen de denkwijzen van Marat en De Sade, wordt niet helder uitgewerkt. Met name Willem Schouten als De Sade weet in spel en tekstbehandeling nauwelijks te overtuigen. Geen moment is er bij hem ook maar een spoortje van waanzin zichtbaar. Dit maakt hem op een vervelende manier superieur aan Marat, die immers gespeeld wordt door een gek. Tot een gelijkwaardige discussie tussen beide denkers komt het niet, en de toeschouwer krijgt zo geen inzicht in de actualiteit van deze confrontatie. Je zou kunnen concluderen dat Köroðlu de visie van De Sade deelt, en uiteindelijk alleen in het individualisme een uitweg vindt. Maar deze interpretatie is niet wat de regisseur voor ogen heeft, gezien het feit dat Köroğlu de voorstelling nadrukkelijk als een zoektocht presenteert, als “een vraagteken over hoe te leven”.

Voor een zoektocht biedt Bloedbad te weinig mogelijke interpretaties, historische context of heldere standpunten, waardoor je uiteindelijk met een onbevredigd gevoel de zaal uit komt. De zoektocht van Theater EA gaat niet verder dan een tasten in het duister. Maar de oprechtheid waarmee dit gebeurt, overtuigt je er wel van dat zo’n zoektocht ondernomen moet worden.

Bloedbad is nog in november te zien in Amsterdam, Rotterdam en Utrecht.

Boeken / Fictie

Eén werkelijkheid is niet genoeg

recensie: Droomwereld in boekvorm

Hij kan zijn partner Peter, uitgesproken als ‘Pietah’, niet meer bereiken. Pietah bouwt virtual realities op zijn computer. Als hij niet aan het ontwerpen is loopt hij met zo’n achterlijke helm op zijn kop en een pak vol elektroden aan door de oude fabriek waar ze wonen. Dwars door zijn zelfgecreëerde wereld. Hij mag dan in zijn magische tweede werkelijkheid de mooiste steden naar Italiaans voorbeeld betreden, zijn vriend van vlees en bloed raakt hij kwijt. Dat is de keerzijde van fantasiewerelden.

In de korte verhalen van Arthur Japin hebben de meeste personages behoefte aan zo’n fantasiewereld. Het verhaal Pietah komt uit de verhalenbundel Magonische verhalen, waar Japin in 1996 mee debuteerde. De Arbeiderspers bracht onlangs Alle verhalen uit, waarin naast Magonische verhalen ook De vierde wand is opgenomen, die in 1998 verscheen. Ook zijn er zeven verhalen in de bundel opgenomen die al eerder in tijdschriften zijn verschenen.

Een zwart schip met rode zeilen

Illustratie: Siegfried Woldhek
Illustratie: Siegfried Woldhek

In de raamvertelling Magonische verhalen geven de personages hun fantasie op verschillende manieren vorm. In hun hoofd, op zolderkamertjes of met een zelfgebouwde auto waarmee ze over de wereld reizen. Maar ook in De vierde wand speelt het zoeken naar een andere wereld een rol. In deze vertellingen doen Japins personages dat door middel van reizen – in het theater of voor de camera. Die vierde wand is de afscherming die een acteur op het podium mist, de drie wanden van zijn decor laten een kant open. De vierde wand moet beletten dat de fantasie van de acteur er vandoor gaat en zich laat beïnvloeden door de wereld van zijn publiek.

Het creëren van fantasiewerelden is een terugkerend element in de verhalen van Japin, en is daarnaast prachtig in beeld gebracht op de kaft van Alle verhalen. Een dun lijntje trekt een zwart schip voort door de wolken. De rode zeilen zijn gehesen. Het schip draagt de titel Magonia, net als het openingsverhaal van de bundel. Hierin vertelt een zwaar depressieve vader op zondagmiddagen in de kliniek in Wassenaar zijn zoon over het fantasieland Magonia. Daar varen ridders in boten. Ze dalen wel eens af naar onze wereld om een pruim te stelen, maar hier aarden kunnen ze niet. De vader zelf kan überhaupt nergens aarden en pleegt zelfmoord.

Wat de verhalen van Japin ook aan elkaar bindt, zijn de vele autobiografische gegevens: zijn reizen naar Afrika, zijn zoektocht in Rome naar een plaatsje in de stal van filmmaker Fellini, acteer- en operawerk, en de herinneringen aan zijn depressieve en suïcidale vader. Maar er zijn ook minder in het oog springende terugkerende motieven. Zo beschrijft Japin in meerdere verhalen de betaalde liefde, maar zet hij dit nooit als iets vulgairs neer. Zijn prostituees zijn geen simpele hoertjes, maar sterke vrouwen die willen overleven. En die achterlijke kerels voor vijf minuten in een andere wereld laten zijn.

Hoppa!

Illustratie: Siegfried Woldhek
Illustratie: Siegfried Woldhek

Je kunt niet even snel door een verhaal van Japin heenracen. Het zou zonde zijn als je de kleine details mist die later weer worden opgepikt en die zo de verhalen met elkaar verbinden. “Hoppa!” roept Krista Kossmayer tegen haar verlamde man. Vroeger hadden ze samen een circusnummer, maar in zijn dromen geeft zij hem nog altijd dat zetje en laat ze hem door de lucht vliegen. “Hoppa!” roept een Afrikaans meisje een tiental verhalen verderop tegen haar blanke overheerser. Samen studeren ze een circusnummer in. Ook speelt Japin met namen. Een vader vult het leven van zijn dochter met fantasieverhalen, maar dan ook met niets meer dan dat. Ze heeft geen idee van de werkelijkheid. Hij heet Arseen. En de immer afwezige Pietah, bepaald geen lieverdje in dit verhaal, doet door zijn naam toch ook denken aan een vrome Pietà.

Japin kan prachtig vertellen. De details die hij nodig heeft om zijn verhaal te doen zijn nooit loos of saai. Zo wordt voorzanger Abdel niet simpelweg oud: “Maar nee, het leven haalde Abdel in. Hij vermagerde en zijn neus groeide naar de aarde, zijn heupen en knieën begaven het en als hij tegen je sprak keek hij op het laatst zo indringend in je ziel als alleen een blinde dat kan.” De beelden die Japin oproept zijn prangend. Je kunt je de mismaakte man die bij Pietah en zijn vriend op het terrein woont, een mormel dat zo kromgegroeid is dat hij zichzelf kan pijpen, levendig voorstellen. Japins beelden zijn welhaast filmisch, en als lezer zie je ze elkaar bijna voor je ogen afwisselen:

Op dat moment ving het blik, waar de verf was afgesleten, waarschijnlijk ergens de straal van een schijnwerper, want korte tijd lichtte haar gezicht op. Alsof de inhoud van de trommel de inval duizendvoudig spiegelde en weerkaatste kneep Eef, verblind, haar wimpers tegen elkaar.
Ana deed met een klap het deksel van haar koffer dicht. Even bleek ze gehurkt voor haar bed zitten. Ze zoog haar lippen naar binnen en beet erop zolang ze nadacht.

Daartussen rust de visser

De zeven laatste verhalen zijn onderling erg verschillend en staan op zichzelf. Deze derde sectie van het boek lijkt minder sterk dan de eerste twee. Verhalen als Alla prima en Enter blijven hangen in onduidelijkheid. Er wordt zo weinig losgelaten dat het raadselachtige niet leuk meer is. De overige vier verhalen zijn de moeite waard, maar steken toch af bij de twee eerste delen. Als lezer mis je ineens de samenhang die de eerste twee series vertellingen wel hadden.
Het sluitstuk van de bundel, A hand-bag, is het sterkst. Hierin vertelt Japin over Rome, waar zijn ouders hebben gewoond en waarnaar hij samen met Rosita Steenbeek is teruggegaan met een koffer vol foto’s. Ze struinden castingbureaus af en probeerden de studio’s van Fellini te enteren om zo voor de camera’s van de filmmaker te komen. Het is niet de protserige zuil van Trajanus die Japin van Rome doet houden, maar een onooglijke klont baksteen in het Pantheon. Dat is het Rome van Japin:

Dit zijn de plaatsen waar ik vaak te vinden ben. Hier raak ik op mijn beperkte wijze aan de eeuwigheid. Ik vind iets terug en voel me tegelijk verloren. Tussen de nieuwbouw en het puin van het verleden kan een stuk lood van een antieke waterleiding me onverwacht diep raken, alsof het antwoordt op een vraag die ik nog niet ken.

De compilatie van Alle verhalen doet niet echt logisch aan. Het enige nieuwe aan de bundel zijn de zeven verhalen. Deel een en twee bestaan gewoon compleet uit twee eerder verschenen boeken. Misschien wilde De Arbeiderspers de korte verhalen van Japin onder de aandacht brengen van het publiek dat hij verwierf met Een schitterend gebrek, waarvoor hij de Librisprijs kreeg. Toch doen een commerciële overweging hier en een wat minder goed verhaal daar niets af aan Alle verhalen. Zij blijven boeien door hun plot, personages en stijl.

In het verhaal Pietah gaat de hoofdpersoon bij de moeder van Pietah op bezoek om een stukje van zijn partner terug te vinden. Zij geeft hem het volgende citaat van Lucebert: “Onder de golven vliegen vissen, onder wolken vogels varen, maar daartussen rust de visser”. Die visser is Japin. Met zijn net vist hij uit beide werelden, tekent het op en stuurt het naar De Arbeiderspers. Die binden een boek van zijn verhalen en zetten een mooi plaatje op de voorkant. Zodat wij ervan kunnen genieten.