Theater / Voorstelling

Verlepte Maagden

recensie: Bloeiende Maagden gaan vreemd (De Bloeiende Maagden)

Na optredens als Lust en
I.N.R.I.
zijn de verwachtingen hoog bij de nieuwe voorstelling van de Bloeiende Maagden, maar helaas maakt Bloeiende Maagden gaan vreemd daar niets van waar. De dames staan bekend als controversieel en grenzen verkennend, maar vanavond zijn ze alleen maar vervelend en langdradig. Zonde om te zien dat zulke getalenteerde actrices er zo’n potje van kunnen maken.

~

De voorstelling start al niet veelbelovend met een lange videofilm over mensen die praten over regels die zij handhaven. “Ik zit hier uit vrije wil, maar wil ik dit wel?” vraag ik me af. Een vraag die ‘de Maagden’ zich ook steeds hardop afvragen. Wat mij betreft maken ze van deze avond een vluggertje en breien ze er een bondig eind aan. Maar ook al duurt de voorstelling maar net vijf kwartier, ik heb het gevoel uren door te hebben gebracht in ergernis en verveling.

Slechte talkshow

Een thema dat in ieder stuk van de Bloeiende Maagden terugkomt is de zoektocht naar de waarheid en vrijheid. Deze vrijheid wordt in dit stuk wel erg letterlijk genomen: Minou Bosua en Ingrid Wender zijn zo vrij geweest inhoud en een rode draad achterwege te laten. Het gaat namelijk helemaal nergens over, blijft te lang steken bij de acte’s en er zit op geen enkel moment vaart of flow in.

De Maagden proberen in dialogen en monologen aan te tonen dat regels niet hard zijn en steeds veranderen, dat ze steeds anders geïnterpreteerd of gebroken worden. Het is met quasi-filosofische diepgang uitgewerkt, zodat het niet interessant of leuk is. De rest van de show bestaat uit ‘ja/nee’ en ‘normaal/gek’ vragenvuurtjes aan het publiek, een vage rede over kwantummechanica, een dialoog over vrije wil en een hoop druk gewauwel. Ik heb sterk het gevoel in een slechte talkshow beland te zijn.

Actief publiek

De Bloeiende Maagden proberen het publiek actief te betrekken bij de voorstelling. Aan het begin worden de regels voor de avond met het publiek doorgenomen. Deze zijn heel flauw: “Regel 1: Het publiek spreekt niet, tenzij het iets wordt gevraagd. Regel 8: U bent veilig. Regel 22: U komt het podium niet op en wij blijven op het podium”, enzovoorts. Deze laatste regel wordt trouwens al snel gebroken als één van de ‘Maagden’ gewapend met een camera het publiek in gaat en mensen vraagt naar de regels thuis. Op de antwoorden van de mensen wordt steeds hetzelfde gereageerd. Wanneer iemand antwoordt geen regels te hebben, is de standaardrepliek: “De buren mogen iedere avond bij u aanschuiven?” en zo gaat het nog een tijdje door.

Controversie

De Bloeiende Maagden staan bekend als controversieel, iets waar ik helemaal niets van terugzie of –hoor. De show brengt niets nieuws of spitsvondigs, het is allemaal vrij plat en makkelijk; daarbij zijn ook de teksten nooit echt snedig of prikkelend. Het is eerder een soort slapsticktheater met zogenaamde diepgang. Grapjes over zelfmoord, dieren nadoen: het is gewoon allemaal niet leuk of gevat. En natuurlijk kan ook het onderdeel ‘naakt op het toneel staan’ niet achterwege worden gelaten. Na tien minuten staat één van de vrouwen al bloot op het podium; de controverse!

Bloeiende Maagden gaan vreemd,: maak daar maar ‘de Bloeiende Maagden doen vreemd’ van. Het lijkt erop dat ze deze productie hebben afgeraffeld: ze kunnen zoveel beter, maar komen in deze voorstelling niet uit de verf. Het is rommelig, onsamenhangend, er wordt slecht geacteerd en er is geen touw aan vast te knopen. Energie en enthousiasme zijn er gelukkig nog wel in overvloed, maar deze worden niet gestuurd. De getalenteerde vrouwen hebben echt alle regels aan hun laars gelapt, en maken er een potje van. De dames eindigen met het lied Het gaat goed, helemaal goed. Maar met de Bloeiende Maagden gaat het helemaal niet zo goed. Ze kunnen beter een tijdje de rust nemen en zich flink bezinnen op nieuwe ideeën.

De voorstelling is nog te zien tot en met 2 juni 2006. Kijk hier voor een gedetailleerde speellijst.

Theater / Voorstelling

Literair vermaak met gekke twisten

recensie: Giphart en Chabot met Bril (Ronald Giphart, Bart Chabot en Martin Bril)

Het begon met schrijver Ronald Giphart die weer eens de theaters langs wilde. Maar niet in z’n eentje en dus werd collega Bart Chabot gebeld. Toen niet veel later auteur Martin Bril ook aan Chabot voorstelde om een theatervoorstelling met hem te maken, was een nieuw theatraal schrijverstrio een feit.

~

Tijdens de voorstelling Giphart en Chabot met Bril dragen de heren auteurs om beurten op het podium een eigen tekst voor. De overgangen van Bril naar Chabot naar Giphart worden versoepeld doordat iedere keer een woord of een onderwerp van de vorige spreker wordt meegenomen naar de volgende act. Zo vertelt Bril bijvoorbeeld over zuster Heidi die hem verzorgde en begint Giphart vervolgens een verhaal over ‘de Heidi van zijn moeder’, de Antilliaan Jan-Willem. Deze verpleger danste met Gipharts moeder met bed en al op de muziek van Travassi. Beetje jammer dat Giph hierbij zonder succes een Antilliaans accent imiteert wanneer hij ‘Zullen we maar weer een potje dansen’ zingt. Gelukkig wordt hij al snel bijgestaan door Bril en Chabot en zo wordt er dus zomaar een liedje gezongen in deze literaire voorstelling. Twee zelfs, omdat Bril en Giphart zo van zingen houden.

Aandoenlijk

Martin Bril lijkt zich niet zo thuis te voelen op het podium. Met veel handgebaren en een op- en neergaande voet leest hij voor uit eigen werk. Wie Bril alleen op papier kent, zou hem zonder overdrijven seksistisch kunnen noemen, maar door zijn kwetsbare optreden wordt hij op sommige ogenblikken haast aandoenlijk. De ‘geile’ stukken zitten er nog steeds in, maar voorgelezen door een schattige man van middelbare leeftijd komen ze in een heel ander perspectief te staan. Giphart begint met een fragment uit zijn jongste boek Troost, maar scoort pas met verhalen die hij uit het blote hoofd vertelt. Hij krijgt vooral de lachers op zijn hand met het relaas over zijn eigen naaktfoto in zijn fotoboek Heldinnen, waarvoor hij uit de kleren moest voor een groep bekende vrouwen. Het is goed te merken dat hij wel vaker voor een groot publiek heeft gesproken.

Zwak moment

Vlak voor de pauze luidt Giphart het grote interactieve onderdeel van de voorstelling in. Het is tijd voor het sponsormomentje van een grote telefoonprovider. Het publiek wordt opgeroepen vooral hun mobieltjes aan te zetten; de heren willen namelijk dat je je allerbeste openingszin smst. Na de pauze zullen de ingezonden pick-uplines worden besproken. Dit geïmproviseerde deel had leuk kunnen zijn, maar was het helaas niet. Misschien lag het aan het Purmerendse publiek dat niet veel en niet grappig smste en zal dit onderdeel in, pak ‘m beet, Utrecht, beter tot zijn recht komen. In de marktstad was het in ieder geval een aanfluiting en het werd hiermee dan ook het zwakste moment van de voorstelling.

Chapeau Chabot

Bühnebeest van de drie is Bart Chabot. Kunnen we niet ergens vastleggen dat deze man nooit meer op tv verschijnt en zich slechts nog op een podium vertoont? Daar is hij voor geboren! Waar de bebrilde tetter veel te theatraal is voor je kleine beeldbuis, is hij op het toneel weergaloos. Zijn grootse gebaren en zijn meeslependheid komen hier goed tot zijn recht. Hij is ook de enige die het (op enkele kleine momenten na) zonder ‘spiekbrief’ doet. Hij vertelt anekdotes uit de losse pols, wisselt heel natuurlijk gedichten af met een persoonlijke belevenis en gelukkig wordt stokpaardje Herman ook nog van stal gehaald. Vooral het verhaal over de aangifte van zijn zoontje is erg leuk: dat het jochie Splinter heet, zegt al genoeg over de consternatie die Chabot bij de burgerlijke stand veroorzaakte. Ook de manier waarop hij vertelt dat hij werd ontslagen als luchtmachtofficier is erg lachwekkend en zijn verontwaardiging hierover kent Youp van ’t Hek-achtige momenten.

PPP

De voorstelling wordt afgesloten met een Power Point Presentatie (“Al was het alleen al omdat het lekker allitereert”) waarin precies wordt uitgelegd hoe het publiek na afloop van de voorstelling dient te reageren. Had niet gehoeven, want het applaus waarom ze hierbij vragen, krijgen ze vanzelf wel. Giphart, Chabot en Bril zijn geen theatertijgers, maar ze kunnen zeker zorgen voor een avondje literair vermaak met af en toe een gekke twist.

De voorstelling Giphart en Chabot met Bril is nog tot en met 26 mei te zien. Een uitgebreide speellijst vind je hier.

Boeken / Fictie

Misdadig goed

recensie: Henning Mankell - De terugkeer van de dansleraar

Al jarenlang komen er met regelmaat goede detectiveromans vanuit de Scandinavische landen onze kant op. Auteurs als Sjöwall en Wahlöö, Alvtegen, Egeland en diverse Dahl’s voorzien ons regelmatig van nieuwe kwalitatief hoogstaande detectives. Ook Henning Mankell kunnen we gerust onder deze namen scharen.

Mankell brak in 1991 door met Moordenaar zonder gezicht, het eerste deel van zijn Inspecteur Wallander boeken. Inmiddels is hij één van de meest gelezen Zweedse auteurs. De Wallander-reeks heeft hem uitermate populair gemaakt: hij is al aan 33 landen verkocht. Vooral in Duitsland is Mankell zeer in trek, maar ook in Nederland weten we zijn boeken te waarderen. Vorig jaar nog heeft hij op verzoek van de Stichting Collectieve Propaganda van het Nederlandse Boek het geschenkboekje Het graf geschreven voor de maand van het spannende boek.

Nieuwe held

~

Met De terugkeer van de dansleraar introduceert Mankell een nieuwe hoofdpersoon: de 37-jarige inspecteur Stefan Lindman. Kort nadat hij te horen heeft gekregen dat hij geopereerd moet worden aan een kankergezwel in zijn tong, bereikt hem het bericht dat zijn oud-collega Herbert Molin vermoord is. Molin is afgeslacht op zijn afgelegen boerderij in het Noord-Zweedse Härjedalen. In de boerderij vindt de politie bloederige sporen op de vloer. Het zijn de basispassen van de tango. Tijdens het onderzoek komt Lindman met zijn plaatselijke collega Giuseppe Larsson erachter dat Molin niet alleen een fervent tangodanser was: Herbert Molin had zich in de oorlog ook aangesloten bij de nazi’s om onder Hitler te vechten tegen het bolsjewisme. Een verleden dat Molin, ondanks het feit dat hij er nog steeds achter stond, ontvlucht dacht te zijn op de afgelegen boerderij. Niets bleek echter minder waar.

Sterk

De terugkeer van de dansleraar is zo’n zeldzaam boek dat meer dan vijfhonderd pagina’s lang weet te boeien. Het verveelt geen enkel moment. Nooit verslapt het verhaal. Elk element doet ertoe, voegt iets toe aan het verhaal. Dat is de kracht van Mankell. Je leest niet alleen een goed geconstrueerde detective met een onderhoudende en geloofwaardige plot, je wordt daarbij ook nog eens meegenomen in de angsten van een man bij wie kanker is geconstateerd. Een man die zich geconfronteerd ziet met zijn eigen sterfelijkheid en de onzekerheid die dat met zich meebrengt.

Alsof dat nog niet genoeg is, geeft de schrijver ook inzicht in de huidige Zweedse maatschappij. Net als in Nederland lijkt ook hier de intolerantie ten opzichte van andere rassen en geloven toe te nemen. Onder de oppervlakte broeit het: oude Nazistische opvattingen lijken een nieuw leven te zijn ingeblazen. Een ondergronds netwerk van Nazi’s vertakt zich over heel Zweden. En dan hebben we het niet over die onschuldige skinheads met hun gewatteerde jasjes. Dit gaat dieper.

Literaire thriller?

Door deze gelaagdheid is De terugkeer van de dansleraar een complete roman geworden, een verhaal dat duidelijk boven de gemiddelde detective uitstijgt. De boeken van Mankell hoeven niet gepromoot te worden met het huidige modewoord ‘Literaire thriller’. Hoewel zijn boeken veel meer aanspraak maken op deze benaming dan het hele oeuvre van Nicci French en consorten bij elkaar, gooit uitgeverij De Geus ze gewoon in de categorie ‘spanning’. Gelukkig blijkt maar weer dat een goed boek zichzelf verkoopt en niet afhankelijk is van goedkope marketingtrucjes. De terugkeer van de dansleraar
is zo’n boek.

Misdadig

Inspecteur Wallander heeft er een waardige collega bijgekregen. Stefan Lindman maakt een geweldig debuut in deze nieuwe roman van Henning Mankell. In Duitsland won De terugkeer van de dansleraar de Deutsche Bücherpreis tijdens de Leipziger Buchmesse in 2003. Het is dan ook misdadig dat wij zo lang op de Nederlandse vertaling hebben moeten wachten.

Theater / Voorstelling

Van der Wal schudt je wakker

recensie: BSUR1 (Jan Jaap van der Wal )

Een tel lijkt het of cabaretier Jan Jaap van der Wal met stomheid geslagen is. Bij aanvang van de voorstelling begint het publiek spontaan ‘Lang zal ze leven’ te zingen voor zijn verjaardag. Maar na een moment stilte en een “Dat had u niet hoeven doen”, is Van der Wal weer bij zinnen en dendert hij erop los met een kritische en vooral cynische kijk op deze wereld. Meteen hangt het publiek aan zijn lippen om gedurende vijf kwartier niet meer los te laten. Met zijn derde soloprogramma BSUR schudt Van der Wal je wakker met zijn aanstekelijke humor en zijn cynisme. En hij heeft ook nog een boodschap in deze vroege oudejaarsconference: “Wees wie je bent.” Een opdracht die Van der Wal zelf van een dierbaar persoon kreeg bij de overhandiging van een schriftje met de letters bsur: be as you are.

~

Het is rap gegaan met de 26–jarige Van der Wal. Bij het grote publiek werd hij vooral bekend als panellid van Dit was het nieuws. Daarna was er geen stoppen meer aan. Twee solo-theaterprogramma’s (Out Now en Staat) volgden en verder is hij samen met Felix Meurders vaste presentator van het Radio2-programma Spijkers met Koppen. Afgelopen zomer maakte hij voor het Liliane Fonds een reis door zes ontwikkelingslanden, wat zijn weerslag kreeg in een zesdelige televisieserie. In BSUR speelt deze reis ook een essentiële rol. Het vormt het uitgangspunt voor Van der Wals kijk op de wereld in deze show. Daarbij blijft het niet bij aanvallen op de samenleving, maar maakt hij de voorstelling ook heel persoonlijk, door bijvoorbeeld te vertellen dat hij moeite heeft om zich kwetsbaar op te stellen. Voor Van der Wal lijkt het motto “Wees wie je bent” een belangrijke drijfveer in het leven te zijn.

Gewoon

Een megafoon en een glas water, en op de achtergrond een krantenfoto die de aandacht trekt: dat is alles wat Van der Wal nodig heeft voor zijn voorstelling. De foto laat een rouwende moslima zien, die de gebeurtenissen na de aanslagen in Londen overdenkt. Van der Wal ziet in haar een gewone vrouw, die niet kan bevatten wat er allemaal om haar heen gebeurt. Van der Wal wil de toeschouwer een boodschap meegeven met dit beeld: neem mensen zoals ze zijn en beoordeel ze niet op hun uiterlijk of geloof. Maak er geen hysterisch gedoe van. Verschillende malen laat hij dit thema terugkomen in zijn programma, waarin Van der Wal in korte tijd vele actuele onderwerpen de revue laat passeren. Daarbij is een schaterlach niet te onderdrukken. “Ik snap die Peter R de Vries niet. Bij de laatste verkiezingen waaraan hij meedeed verloor hij van Jan Smit.”

Het knappe van Van der Wal is dat zijn show geen aaneenschakeling van dergelijke moppen wordt, maar dat er bij hem meer achter zit. Hij heeft een mening en die wil hij verkondigen. Vooral als het om de acties voor goede doelen gaat, barst het venijn in hem los. Over het lied dat Nederlandse artiesten zongen na de tsunami: “Ik heb ’s geteld hoeveel keren het woord ik in dat lied voorkomt. Dan vraag je toch af: om wie gaat het nu eigenlijk?” De kracht waarmee de cabaretier dit verwoordt is zo groot, dat het schaamrood je op de kaken gaat staan als je het singletje hebt gekocht. En het blijft hier niet bij: Van der Wal hakt genadeloos in op mensen die volgens hem niet echt zijn of beter gezegd niet zichzelf zijn.

Ontroerend

Zijn gedrevenheid en oprechte verontwaardiging haalt Van der Wal vooral uit zijn ervaringen in ontwikkelingslanden, die hem duidelijk aan het denken hebben gezet. Het geeft een extra dimensie aan de voorstelling, die door de verhalen van de cabaretier soms een ontroerende lading krijgt. Bijvoorbeeld als hij vertelt over het meisje dat hij ontmoette in Burkina Faso. Zij vluchtte, omdat ze uitgehuwelijkt werd aan een man van in de zeventig. Van der Wal vraagt haar of ze niet bang was tijdens haar vlucht. Haar antwoord: “Wanneer moet je banger zijn? Alleen op de vlucht of als je samen leeft met een oude man, die al vier vrouwen heeft?” Aan de manier waarop Van der Wal dit tijdens de voorstelling vertelt, zie je dat het hem nog steeds ontroert. Door het inpassen van deze emoties, zijn oprechte verontwaardiging en zijn sterke grappen heeft deze cabaretier alles in zijn mars om je te raken. Aan het eind van de voorstelling vraag je jezelf af waarom we dit jaar op Oudejaarsavond nog naar Youp van ’t Hek kijken en niet naar Jan Jaap van der Wal.

BSUR1 van Jan Jaap van der Wal is nog tot en met 18 december te zien. Vanaf januari tot en met april is hij te zien in BSUR2. Een uitgebreide speellijst vind je hier.

Muziek / Album

Het beste van twee werelden

recensie: Roadrunner United - The All-Star Sessions

Het probleem van samenwerking binnen de muziek is vaak simpelweg de kwaliteit. Als luisteraar mag je al blij zijn als het niveau van één van de samenwerkende bands of artiesten gehaald wordt, terwijl je juist verwacht dat gebundelde krachten ook een dubbel zo goed geluid opleveren. Vandaar dat ik vantevoren ietwat sceptisch was over The All-Star Sessions van Roadrunner United: een samenwerkingsverband tussen maarliefst 55 artiesten van 42 bands uit de vijfentwintigjarige geschiedenis van het Roadrunner label.

~

Dat betekent dat we dus niet alleen hedendaagse metalheads als Corey Taylor van Slipknot en Howard Jones van Killswitch Engage voorbij horen komen, maar dat ook bijvoorbeeld Andreas Kisser van Sepultura en Jeff Waters van Annihalitor hun opwachting maken. Oldschool vs. newschool dus. Of eigenlijk: oldschool meets newschool!

Variatie

Om enige orde in deze chaos te scheppen stelde (het van oorsprong Nederlandse platenlabel) Roadrunner Records vier teamcaptains aan: Joey Jordison (Slipknot), Robert Flynn (Machine Head), Dino Cazares (voorheen Fear Factory, nu Brujeria) en Matthewy Heafy (Trivium). Niet voor niets tevens de belangrijkste songwriters van hun bands. Zij kregen de opdracht om uit de volledige Roadrunner-stal hun favoriete all-star bands samen te stellen en met hen in totaal 18 nieuwe nummers te schrijven.

Het resultaat mag op z’n minst verrassend genoemd worden. Een goed voorbeeld is The Dagger. Dit openingstrack klinkt, met een samenwerking tussen onder meer Robert Flynn en Howard Jones (Killswitch Engage), daadwerkelijk als het beste van twee werelden. Enerzijds de killerriffs die we gewend zijn van Machine Head, anderzijds de geweldige stem van Jones.

Niet alle nummers geschreven door Flynn klinken echter alsof ze door Machine Head worden voorgedragen. Nee, het door Max Cavalera ingezongen Independent (Voice Of The Voiceless) is weer echt een ouderwetse ragplaat in de lijn van Sepultura, terwijl The Rich Man met Corey Taylor zo op een album van Stonesour zou kunnen staan.

Jubileumcadeau

Zo staat The All-Star Sessions vol met dit soort verrassende producties en dat is een groot compliment waard. Iedere metalfan zal wel iets van zijn gading terug vinden in deze bijna 80 minuten durende jubileumuitgave. Hiermee komt echter ook gelijk het grootste minpunt van deze plaat aan het daglicht: onvervalste blackmetal in Dawn Of A Golden Age (met de zanger van Cradle Of Filth) wordt even gemakkelijk afgewisseld met een punkig nummer waarin zelfs ons aller Junkie XL zijn opwachting maakt (No Way Out). Het is een probleem dat onvermijdelijk is als je 25 jaar metal wilt samenbrengen op één plaat. Desondanks: een meer dan waardig jubileumcadeau waar, getuige de bijgevoegde DVD, de bandleden zelf ook nog eens heel wat lol aan hebben gehad. En dat is ook wat waard…

Boeken / Fictie

Mooie plekken

recensie: Joyce Roodnat - Sterrenschot

Nacht, veel nacht, soms alleen wat schemering. Sneeuw, veel sneeuw en koude wind. Wat zou hier te beleven zijn, in Angmagssalik, Groenland, in de jaren dertig van de vorige eeuw? Voldoende, volgens Joyce Roodnat (1958). Haar tweede roman Sterrenschot speelt zich af in dit kleine dorpje in Groenland, waar het dagelijkse leven van Denen en Eskimo’s opgeschrikt wordt door de komst van drie Hollandse jongens.

Na een succesvolle promotie gaat Jaap terug naar Rotterdam om er geld te verdienen voor zijn moeder en zusje. Nu zijn vader zelfmoord heeft gepleegd, vindt zijn bazige moeder dat hij terug moet komen en voor het gezin moet zorgen. Er doet zich echter een buitenkans voor: Jaap kan voor een jaar naar Groenland om onderzoek te doen in opdracht van de commissie voor het internationale pooljaar 1932-1933.

~

Samen met Tjeerd en André stort Jaap zich op het onderzoek naar het noorderlicht en aardmagnetisme. Gaandeweg het onderzoek gaat Jaaps voorkeur uit naar het noorderlicht en probeert hij dit niet alleen te vangen in de foto’s voor het onderzoek, maar ook in zijn schilderijen. De drie onderzoekers bivakkeren in het ‘kasteel’, dat zich al snel mag verheugen op veel bezoek van de plaatselijke bevolking, de Eskimo’s. Een van de vrouwen komt het huishouden doen en op haar wordt Jaap verliefd. Met haar wil hij trouwen, maar dat soort dingen zijn nu eenmaal geen optie in Angmagssalik.

Koude


Roodnat stelt zich afstandelijk op ten opzichte van haar personages, en ook voor de lezer blijven zij op niet afzienbare afstand. Ze blijven klein, met hun eendimensionale karakters, en worden haast neergezet als stereotiepe figuren: een stugge Fries, een uitbundige Hollander. Ook Jaap zelf blijft een vlak personage. De vragen waar hij mee worstelt – wil hij zich storten op de kunst of op de wetenschap – worden weinig inzichtelijk gemaakt. Hij is een zwijgzaam type.

Dit zwijgen doorbreekt Roodnat slechts een enkele keer, bijvoorbeeld in een emotionele scène waarin ze geen afstandelijke beschrijving gebruikt, maar een lange monoloog van Jaap om te verwoorden wat hij voelt. Maar ondanks de woorden die Roodnat Jaap laat uitspreken, lijkt er in zijn tekeningen en schilderijen meer gevoel te zitten:

Man, vrouw, jongen. Liggen, zitten, staan. Opnieuw. Potlood. Vrouw, man, jongen. Zitten liggen staan. Opnieuw. Kleurpotlood, bruin. Jongen vrouw man. Staan zitten liggen. Opnieuw, het krijt nat van het zweet in zijn handen, het el besmeurd met de druppels van zijn voorhoofd. Man vrouw jongen. Liggen staan zitten.

De koude die zo letterlijk aanwezig is, in de manier waarop Roodnat beschrijft dat de jongens met drie lagen kleren nog half bevroren in het kasteel komen, is ook figuurlijk aanwezig, in een vrijwel ontbreken van een uitwisseling van gevoelens tussen de karakters, of in de manier waarop vooral André met Jaap en Tjeerd omgaat. Die kilte is soms misschien ongeloofwaardig, of onbegrijpelijk. Waarom ontwikkelen de figuren zich zo weinig? Waarom lijken vreemde gebeurtenissen vooral stilzwijgend ontvangen te worden? Of blijven de personen misschien juist door hun oppervlakkigheid interessant?

Mooie saaiheid


Een antwoord zou kunnen zijn dat Roodnat een ‘ander soort verteller’ is. Ze gebruikt andere middelen om de lezer te blijven boeien: in plaats van voor een verhaal dat van de bladzijden spat, kiest ze voor een zekere verstildheid. Voor een kilte en een schijnbare oppervlakkigheid, en saaiheid: als het witte en schijnbaar lege landschap waarin de drie Hollanders zich bevinden. Maar in die saaiheid, in de ‘gewone’ gebeurtenissen of de regelmaat van het rapporteren, schuilt juist ook een schoonheid. Misschien is Roodnat helemaal niet geïnteresseerd in de gedachtes van haar figuren en plaatst ze hen liever in een mooi decor. Ze doet dit door mooi te formuleren, dingen prachtig uit te tekenen. Het verlangen naar andere plekken die ze zal beschrijven, wordt alleen maar groter.

Muziek / DVD

Grote makers van kleine filmpjes

recensie: Mark Romanek, Jonathan Glazer, Anton Corbijn en Stéphane Sednaoui - Directors Label serie II

De meeste platenmaatschappijen zien de muziekvideo slechts als een hulpmiddel bij het verkopen van platen. Er komen dan ook iedere week tientallen nieuwe inwisselbare video’s bij die snel achterhaald zijn. Maar gelukkig: er zijn ook uitzonderingen. Video’s die het lied niet alleen ondersteunen maar het ook naar een hoger plan tillen. Kunstwerkjes die na jaren nog steeds relevant en het bekijken waard zijn. In 2003 initieerde Palm Pictures de Directors Label serie. Een serie dvd’s met in ieder deel een uitzonderlijke videoclipregisseur in de hoofdrol. Voor de eerste serie werd gekozen voor Spike Jonze, Michel Gondry en Chris Cunningham. In september 2005 kwam de tweede serie uit met werk van Mark Romanek, Jonathan Glazer, Anton Corbijn en Stéphane Sednaoui.

~

Opvallend is dat videoregisseur niet de eerste beroepskeuze was van deze mannen. Romanek was een filmschoolstudent, Corbijn en Sednaoui zijn in de eerste instantie fotografen, Gondry was muzikant, Cunningham een specialeffects technicus en Jonze een skateboarder. Omdat ze zulke verschillende achtergronden hebben, benaderen ze het medium ook op uiteenlopende manieren, wat geleid heeft tot een aantal intrigerende kunstwerken. De regisseurs kozen zelf de video’s en waren actief betrokken bij het tot stand komen van de dvd’s. Hoe onvolmaakt sommige clips ook zijn, de fouten zijn persoonlijk en eigen en daarom ook juist interessant om te zien.

Anton Corbijn: foto’s in beweging

~

17 september. In de hippe Amsterdamse Club 11 viert Anton Corbijn het uitbrengen van de tweede serie Directors Label. Corbijn laat zien wat hij in huis heeft op VJ gebied. Hij laat beelden van zijn clips op speelse wijze in elkaar overlopen. Zo rennen figuren van het ene scherm naar de ander en worden clips op verrassende manieren met elkaar vermengd of soms op veel minder spitsvondige wijze eindeloos herhaald. De betreffende DJ houdt het echter voornamelijk bij zijn collectie houseplaten en laat de wave en art-pop voor wat het is. Zonde, want hierin ligt de oorsprong van het werk van Corbijn.

Fotograaf Anton Corbijn maakte video’s voor artiesten als Echo & the Bunnymen, Nirvana, Henry Rollins en Travis en was jarenlang de vaste fotograaf van Depeche Mode en U2. Op de dvd is zijn belangrijkste video werk te zien. Erg leuk is de documentaire waarin de artiesten met wie hij werkte praten over de mens Corbijn en hoe hij te werk gaat. Zijn collectie bestaat uit 29 videoclips uit de afgelopen 25 jaar (van zijn eerste clip voor Palais Schaumberg, Hockey, tot zijn laatste All These Things I’ve Done van The Killers).

Corbijn is het meest bekend geworden met zijn gebruik van grimmige zwart-wit beelden en het uitvergroten van de filmkorrel zodat de beelden er ruw, natuurlijk en echt uitzien. In de vroege jaren tachtig voegde zijn stijl een fijne kunstzinnigheid toe aan een over het geheel genomen fel en opzichtig medium. Zijn video’s lijken net foto’s die in beweging zijn gezet. Het was nooit de bedoeling dat Corbijn videoclips zou gaan regisseren, hij is er min of meer ingerold. Fotografie is intuïtief en videoclips moet je goed voorbereiden: een wereld van verschil. Zijn video’s zijn abstract en volgen niet letterlijk de muziek. Ze vertellen hun eigen verhaal. Corbijn is sterk beïnvloed door het theater (qua inhoud, kostuums, maar ook door camerastandpunt vanuit ‘het publiek’) en de mythologie.

Door middel van interviews en commentaren bij de clips leren we hoe hij te werk gaat en dat de stug overkomende man, eigenlijk een ontzettend vreemd gevoel voor humor heeft. Dit benadrukken alle artiesten als ze spreken over de lange Hollander. Hij gebruikt zijn humor als middel om artiesten te helpen ontspannen en om hun muren te doorbreken. Ook de cameraschuwe Corbijn zelf neemt plaats voor de camera en vertelt in Engels met een vet Nederlands accent over zijn werk als regisseur.

Jonathan Glazer: de blik en die ogen

~

Net als die van Corbijn vertellen de video’s van Jonathan Glazer een eigen verhaal. Nick Cave spreekt in een interview gereserveerd over de clip die Glazer bij het nummer Into My Arms maakte. Deze tot de tenen toe roerende video laat een scala aan mensen zien die je aankijken en intens huilen. Prachtig, maar veel te depressief voor dat ene zeldzame positieve liedje van Nick Cave & The Bad Seeds. Je kijkt alleen nog maar naar de clip en vergeet het liedje, aldus Cave. En daarmee heeft hij zeker een punt. Want wie huurt nou eigenlijk wie in?

Maar goed, gelukkig hebben wij als kijker niet zoveel te maken met de wens van de muzikant. En gelukkig heeft Jonathan Glazer geheel in de trend van zijn clip bij Into My Arms heeft hij een aantal korte films gemaakt die ook nog eens worden ondersteund door een prachtige soundtrack van de opdrachtgever. Neem nou de video bij UNKLE’s Rabbit In Your Headlights: misschien wel een van de meest intrigerende video’s aller tijden. We zien een man die onder de onheilspellende klanken van Thom Yorke en James Lavelle door een tunnel loopt en steeds weer wordt aangereden, om het op het eind toch op grootse wijze te winnen van de grotere krachten. De ogen en die indringende blik van de man in de tunnel maken deze video zo intrigerend.

Gezichtsuitdrukkingen spelen ook een grote rol in de rest van Glazers werk. Karma Police van Radiohead werd eveneens door hem gedaan; herinner je je die ogen vol wanhoop van de man die achterna werd gezeten door de auto? Of de ogen van Ben Kingsley als de ultiem agressieve Don in de film Sexy Beast, ook geregisseerd door Glazer. Zijn tegenspeler Ray Winstone vond het in eerste instantie vreemd om in elkaar te worden geslagen door Gandhi, maar kwam daarop terug toen hij zag wat Kingsley en Glazer voor elkaar kregen. Een briljante film van een op alle gebieden briljant regisseur. Verder maakte Glazer de film Birth met Nicole Kidman, allerlei commercials en onder meer clips voor Jamiroquai (Virtual Insanity) en Massive Attack (Karmacoma). De commercials, videoclips, interviews en enkele filmfragmenten komen allemaal terug op deze dvd.

Stéphane Sednaoui: video’s voor de vijf zintuigen

~

Sednaoui werkte met veel verschillende artiesten en maakte net zoveel totaal verschillende video’s. Clips van Sedanoui die iedere MTV-kijker zeker kent zijn Big Time Sensuality van Björk, Seven Seconds van Neneh Cherry en Youssou N’Dour, Mysterious Ways van U2 en Ironic van Alanis Morissette. Allemaal prachtige video’s die perfect aansluiten bij de artiest en de muziek.

Sednaoui brak in 1992 door als videoregisseur met de clip voor Give It Away van the Red Hot Chili Peppers. Hij ontving een MTV Award voor deze video die visueel zo perfect bij het gevoel en ritme van het nummer past. Sedanoui werkt niet met een vast beeldenidioom en heeft niet één look of stijl zoals bijvoorbeeld Anton Corbijn en Jonathan Glazer dat wel heel sterk hebben. De persoonlijkheid van de artiest staat voorop. De videoregisseur heeft de macht om de andere kant van een artiest laten zien of juist datgene wat hen in onze ogen zo aantrekkelijk maakt te benadrukken.

Deze videoregisseur weet precies wat hij wil en de artiesten waarmee hij werkt moeten hem voor de volle honderd procent vertrouwen. Tricky bijvoorbeeld staat er om bekend dat hij moeilijk is om mee samen te werken en dat hij bijzonder slecht met regisseurs door één deur kan. Maar Sednaoui vertrouwt hij wel. En niet zonder reden, de regisseur maakte drie prachtige clips voor de arrogante rapper (Pumpkin, Hell is Around The Corner en For Real).

De clips van Sednaoui zijn uniek, expressief, intens, emotioneel, direct en krachtig. Ze beroeren de vijf zintuigen; je kunt ze naast zien en horen ook bijna voelen, ruiken, proeven en aanraken, zo levend en driedimensionaal maakt hij de artiesten op het platte scherm. Hij werkt met sterke zwart-wit beelden of juist met sprekende brutale kleuren. De personages worden uit hun verband gerukt, ze worden vervormd en nemen onnatuurlijke poses aan. Sednoui is dan ook een bewonderaar van Francis Bacon, wat vooral goed is te zien in Mysterieus Ways van U2 en Lotus van R.E.M. Verder gebruikt hij regelmatig overvloeiende beelden, strepen, digitale effecten, dubbele belichting en speelt hij met contrast en schuine cameraplaatsing.

Mark Romanek: Romanekian

~

Romanek is een van de allergrootsten op het gebied van muziekvideo’s. ‘Romanekian’ noemt Ben Stiller zijn werk plagend. Hij werkte met Madonna, Michael en Janet Jackson, Beck, Mick Jagger, R.E.M., David Bowie, Jay-Z, Red Hot Chili Peppers en ga zo nog maar even door. Een regisseur die net als Sednaoui de video’s die hij maakt goed laat aansluiten bij de muziek. Zo laat hij de explosieve samensmelting van Chris Cornell en de leden van Rage Against The Machine tot Audioslave zien door deze mannen voor de video Cochise te filmen bovenop een grote installatie met op de achtergrond een groots vuurwerk. Heerlijk over the top en extreem doeltreffend.

Hij liet menig muziekliefhebber vol tranen achter na het zien van de video bij Hurt van Johnny Cash, met het beeld van de kwetsbare oude man op het eind van zijn leven. We zien hem tussen zijn rijkdommen en we zien zijn vlak na de opnames overleden vrouw June Carter, die naar hem kijkt met een blik die meer zegt dan duizend woorden. Trent Reznor van Nine Inch Nails schreef Hurt en stond aanvankelijk nogal ambivalent tegenover deze versie. Toen hij de clip zag, begreep hij echter dat Cash zich het nummer meester had gemaakt. ‘Mister one-liner’ Bono geeft de essentie weer wanneer hij zegt dat Reznor geboren was om het nummer te schrijven, Cash om het te spelen en Romanek om deze video te maken.

Romanek lanceerde de carrière van Eels met Novocaine For The Soul en die van Lenny Kravitz door de wereldberoemde video bij Are You Gonna Go My Way. Uit de verschillende commentaren en interviews blijkt dat hij buitengewoon veel vergt van de artiest en de crew (een rottend varkenshoofd op de set, brandwonden bij de drummer van Audioslave door het vuurwerk, een hangende Mark Everett van Eels die naar het toilet moest, Beck die werd aangereden in zijn eigen clip etc.). De voorbereiding is perfect, de opnamedagen zijn lang en de artiesten worden haast gedwongen mee te gaan in de wereld van deze perfectionistische grootmeester. Pas bij het zien van het resultaat weten ze dat hij gelijk had. Deze dvd bevat dik honderdvijftig minuten aan video’s, interviews en een bijzonder vermakelijke documentaire over het werk van Romanek.

Alle vier deze collecties bulken van de rijkdom. De Directors serie is een uitkomst voor iedereen die van de betere muziekvideo’s houdt, en geen zin heeft voortdurend het internet af te struinen voor versies die kwalitatief toch zwaar onder de maat zijn.

Boeken / Strip

De gruwelijke redeloosheid van het bestaan

recensie: Serge Baeken - The No Stories

Fascinerend, ondoorgrondelijk en oppervlakkig. Dat zijn de woorden die na lezing van The No Stories in je opkomen. De Antwerpse tekenaar Serge Baeken schotelt ons een aantal korte schetsen voor over het alledaagse leven.

Hoofdpersoon is de auteur zelf. Zo loopt hij in het eerste verhaal een zwerver tegen het lijf die hem om geld vraagt. Zonder nadenken grijpt de auteur naar zijn portemonnee. Als hij merkt alleen groot geld te hebben, stelt hij voor eerst boodschappen te doen. Op die manier kan hij het geld ‘klein maken’. In de volgende scenes zien we het tweetal door de winkel lopen. Nerveus kijkt de zwerver om zich heen en smeekt Serge Baeken om haast te maken. Op het moment dat laatstgenoemde de winkel verlaat, is de bedelaar verdwenen. Tijdens zijn wandeling naar huis ziet Baeken hem lopen. Na hem te hebben aangesproken, overhandigt hij dit kind van de straat alsnog het beloofde geld.

Met eindeloos geduld

~

Dit eerste verhaal uit de bundel is symptomatisch voor het hele album. De hoofdpersoon kan geen nee zeggen tegen andere mensen. Zo raakt hij in een andere passage verzeild in een zinloze discussie met een junkachtige puber, die hem vraagt of hij zijn mobiele telefoon mag gebruiken. Als de auteur naar waarheid zegt niet in het bezit te zijn van een telefoon, ontspint er zich een verbale strijd. Want waar is het vertrouwen in de mensheid gebleven? Met een schijnbaar eindeloos geduld staat Serge Baeken de jongen te woord, terwijl andere omstanders dezelfde jongen met een kernachtig ‘fuck off’ opzijzetten.

In No feelings, het meest aangrijpende verhaal, vindt midden op straat een heuse moord plaats. Een ogenschijnlijk gedrogeerde illegaal slacht een argeloze voorbijganger af. En dat onder het raam van onze sympathieke hoofdpersoon. Na de politie te hebben gebeld, weet hij niets anders te verzinnen dan foto’s te maken van de bloederige daad. Tijdens deze sessie herkent hij de dader van een eerdere ontmoeting. Omdat het sneeuwde had onze barmhartige auteur deze man zijn eigen muts geschonken. Onder het slaken van de mysterieuze kreet ‘Ik wil mijn ziel terug’, was de vreemdeling daarna zijns weegs gegaan.

Eenvoud

The No Stories bestaat uit elf verhalen van gemiddeld vier pagina’s lengte. Stuk voor stuk fascinerende schetsen van het alledaagse leven. Ondanks, of misschien wel dankzij, het gebrek aan een duidelijke clou. Ze tonen ons het leven van de straat in al zijn nietszeggende eenvoud. Alles is in een aantrekkelijk losse stijl vormgegeven en het gebrek aan kleur verhoogt de authenticiteit van de verschillende passages.

~

De vraag blijft echter, wat wil de auteur met dit alles? Volgens het persbericht verwijst de titel ook naar al hetgeen de opgevoerde figuranten niet hebben: geld, een ziel, gevoel en een visie. Maar welke positie neemt hoofdpersoon Serge Baeken dan zelf in? Wat doen al deze ontwikkelingen met hem? Dat wordt ons niet duidelijk. Stoïcijns neemt hij de dingen zoals ze zijn, legt ze vast en archiveert ze in zijn ondoorgrondelijke gedachten.

Hierdoor blijft het verhaal dat de auteur wil vertellen zeer oppervlakkig. We zijn getuige van de cyclus van het bestaan, maar dringen niet door tot de kern ervan. Net als de verteller zijn wij een speelbal van de elementen. Slechts een lichte bries volstaat om ons op te tillen en tot grote hoogten te stuwen. We kijken uit over de stad, bespieden de bewoners en vragen ons af wat de zin van dit alles is. Aan het eind van The No Stories blijven dit soort vragen echter onaangeroerd. Persoonlijk zou ik het album sterker hebben gevonden als de auteur een poging had ondernomen een statement te maken. Geen kitscherig antwoord op de vragen des levens, maar een afbakening van zijn eigen standpunten. Nu blijft het allemaal erg vrijblijvend.

Wel staat het buiten kijf dat Serge Baeken in staat blijkt te zijn de samenleving in al zijn gruwelijke redeloosheid in kaart te brengen. De afzonderlijke verhaaltjes getuigen van dit meesterschap. Maar wie daarnaast ook nog een diepzinnige en eigenzinnige boodschap verwacht, komt bedrogen uit. In de wereld van deze Antwerpenaar past geen verwondering of analyse, maar slechts berusting.

Kunst / Expo binnenland

Vito Acconci: van dichter tot architect

recensie: Vito Hannibal Acconci Studio - Word / Action / Architecture

Werk van Vito Acconci (1940) is momenteel in de overzichtstentoonstelling: Vito Hannibal Acconci Studio – Word / Action / Architecture in het Stedelijk Museum te Amsterdam te zien. Deze Amerikaanse kunstenaar werd gedurende de jaren zeventig vooral bekend door z’n confronterende performances, waarin hij haast obsessieve handelingen klinisch voor de camera uitvoert.

Na jarenlang dichter en schrijver te zijn geweest, trad Vito Acconci eind jaren zestig als leek de kunstwereld binnen. Zijn eerste kunstwerken waren voornamelijk gerelateerd aan het conceptualisme. In zijn vroege werken maakte hij vooralsnog alleen gebruik van teksten. Hij maakte bijvoorbeeld een boekje met velletjes op A4 formaat, waar alleen maar op te lezen was: ‘here’, ’there’, ’then’, ’thereto’. Deze teksten verwezen vooral naar de potentiële beweging die het papier in zich had. Op een gegeven moment was de ruimte die een velletje papier bood, gewoonweg niet meer genoeg. “Als ik dan zo geïnteresseerd ben in beweging, waarom was ik dan bezig met het bewegen van een A4 velletje? Daarbuiten is een vloer, er is de grond, er is de straat, er is een stad”, aldus Vito Acconci. Hij begon vervolgens geluidsopnames te maken van ‘performatieve’ handelingen. Zo gooide hij bijvoorbeeld gedurende lengte van een geluidsband, voortdurend een balletje weg. Wanneer deze weer terugrolde riep hij: “Got the ball”. Deze werken zijn bij binnenkomst in de expositie te zien in een speciaal hiervoor ontworpen audio unit.

Zelfonderzoek

~

Following Piece (1969) kan gezien worden als werk dat een omslagpunt betekende in het oeuvre van Vito Acconci. In dit werk achtervolgde hij mensen een tijdlang op straat totdat ze een privé-ruimte binnen traden. Deze performance is geregistreerd door middel van fotografie. “Het was een manier voor mij om achter de schrijftafel weg te komen, de stad in. Alsof ik die mensen smeekte me ergens mee naar toe te nemen. Ik wist niet hoe ik dat zelf moest doen”. Na dit werk nam hij vele performances op film en video op, waarin hij vooral de grenzen van zijn eigen lichaam onderzocht. Zo probeerde hij in het werk Trademarks zijn lichaam te claimen door zichzelf herhaaldelijk te bijten. Vervolgens smeerde hij de bijtafdrukken in met drukinkt om ze zo als een soort vingerafdrukken op papier af te drukken. In andere confronterende performances trachtte hij bijvoorbeeld zijn hand zo ver mogelijk in z’n keel te duwen, of zo lang aan de binnenkant van z’n arm te wrijven totdat er een wond ontstond. Telkens zocht hij weer de grens op van zijn lichaam. Acconci heeft deze onderzoeken naar de grenzen van zijn lichaam nooit vermakelijk of komisch bedoeld zoals bijvoorbeeld een aflevering van Jackass dat is; de opnames zijn in sober zwartwit en stralen eerder een bepaalde klinische verontrusting uit.

Van performance naar installatie


Geleidelijk aan kreeg Vito Acconci het idee dat zijn onderzoek naar zijn ‘zelf’ hem juist van het publiek vervreemde in plaats van hem er dichterbij bracht. Vanaf dat moment spitste hij zijn werken meer toe op de toeschouwer en de directe danwel indirecte omgeving van het werk. Deze zoektocht naar contact met het publiek vond zijn vorm in installaties waarin de toeschouwer zelf onderdeel werd van het werk. Een werk uit de overgang tussen deze twee fasen is Seedbed (1972) dat nog wel over de ‘existentialiteit’ van Vito Acconci zelf ging, maar waarin hij tegelijkertijd inspeelde op de afhankelijkheid van externe impulsen. In dit werk lag Vito Acconci onder een zelfgebouwde schuine vloer in een galerie, waar hij zich gedurende de gehele tentoonstelling masturbeerde met als enige ‘stimulans’ het geluid van de voetstappen die de bezoekers op die schuine vloer maakten.

Van klein naar groot

~

In Word / Action / Architecture is ook geheel ander werk van Vito Acconci te bewonderden, zoals architectuur die haast een symbiose aangaat met kunst. Hier past hij de noties tussen privé en publiek, die je ook in zijn performances tegenkomt, ook toe in architectonische plannen. Dit is waar de evolutie van beeldende en conceptuele kunst via installatiekunst hem uiteindelijk naartoe heeft geleid. Acconci presenteert zijn voorstellen voor parken en gebouwen door middel van video, begeleid door zijn Leonard Cohen – achtige stem. In deze werken probeert de kunstenaar de openbare ruimte een dusdanige invulling te geven dat mensen er enigszins van uit hun normale doen geraken. Zo realiseert hij samen met de kunstinstelling Stroom in Den Haag het project Park in the water (1997). Dit is een park met aan de rand ervan een eiland dat je alleen via losse stukjes land kan bereiken. Hierdoor lijkt het geheel op een stuk natuur in hooggecultiveerde vorm. Dat Vito Acconci een zekere poëtische stijlvastheid heeft zoals die ook aan wijlen Marcel Broodthaers – ook dichter en kunstenaar – wordt toegekend, blijkt uit deze architectuurpresentaties. Formeel, doch uiterst vermakelijk, weidt hij breed uit over zijn plannen en voorstellen. Zo is bijvoorbeeld zijn conceptvoorstel voor het ontwerp van het gebouw waar vroeger het World Trade Center in New York stond, in z’n geheel gebaseerd op een haast komische notie over camouflage. Het gebouw lijkt op een Zwitserse kaas vol met gaten. Zodat terroristen zullen denken dat ze dat gebouw niet hoeven te vernietigen, want: het is al kapot.

Missing link


Al met al geeft deze overzichtstentoonstelling een erg goed beeld van wat de kunstenaar heeft uitgevoerd gedurende afgelopen dertig jaar. Jammer is dat de nadruk niet zozeer ligt op hoe zijn werkprocessen zijn geëvolueerd van dichter tot architect. De stap van performance art tot architectuur via installatiekunst moet de bezoeker zelf zien uit te pluizen in de beschikbare literatuur. Dit komt voornamelijk door de afwezigheid van veel installaties uit de jaren tachtig en negentig. De scheiding tussen ‘oud’ en ‘nieuw’ werk lijkt hierdoor te hard en ongenuanceerd. De poëzie van Acconci komt echter wel weer terug in het summum van de tentoonstelling: de architectuurpresentaties. Hierin beschrijft hij dromerige, futuristische landschappen waarin mens en omgeving, publiek en privé op elkaar afgestemd wordt. Het is duidelijk dat van alle disciplines die deze kunstenaar heeft doorkruist, steeds wel iets is blijven kleven.

Boeken / Fictie

Spiritualiteit en andere trivia

recensie: Wei Hui - Trouwen met Boeddha

De eerste roman van de jonge Chinese schrijfster Wei Hui, Shanghai Baby (1999), werd onmiddellijk verboden in China. Zo’n 40.000 exemplaren belandden op de brandstapel en de uitgeverij moest zelfs haar deuren sluiten. Het conservatieve China was duidelijk niet klaar voor de onverbloemde wijze waarop Wei Hui schreef over de seksuele ontluiking van een Chinese vrouw die zich ook nog – en dat was misschien erger – hartstochtelijk overgaf aan hedonistische en materialistische uitspattingen.

Dankzij het verbod werd Shanghai Baby echter een enorm succès de scandale. Het leverde de schrijfster een cultstatus op: zij werd de woordvoerder van de jonge, verwesterde Chinese generatie. Inmiddels is haar nieuwste boek Trouwen met Boeddha uitgekomen, waarin de schrijfster een meer spirituele kant op wil gaan. Maar of dat ook lukt?

Bridget Jones

~

Shanghai Baby is wereldwijd nog steeds zo’n megasucces dat het tweede boek van Wei Hui, Trouwen met Boeddha, er een beetje door overschaduwd wordt. In feite gaat het verhaal van het eerste boek gewoon door in het tweede. Weer is er sprake van een jonge, verwesterde Chinese vrouw, Coco genaamd, die een zoektocht naar seksualiteit en volwassenheid onderneemt. Alleen heeft Wei Hui deze keer een poging gedaan om de roman wat meer diepgang te geven door Coco ook nog eens haar spirituele kant te laten ontdekken. Anders wordt Coco straks voor een soort oosterse Bridget Jones versleten, aldus de schrijfster. Het was een goedbedoelde poging, maar ik kan me toch niet aan de indruk onttrekken dat de zeer gehypte auteur niet meer heeft te vertellen dan een dagboekachtig verslag van ‘iets’ (wat het dan ook is) dat zwaar gebaseerd is op haar eigen dagelijkse beslommeringen.

Trivia

Er lopen veel autobiografische parallellen door de roman. Coco is net als Wei Hui een jonge controversiële schrijfster die pendelt tussen China en New York. De lezer wordt meegesleurd naar lezingen, interviewsessies, jetsetfeestjes, dure restaurants en nog duurdere winkelcentra. Het is duidelijk dat de Chinese auteur daarbij veel uit haar eigen leven put. Kortom, je loopt mee en ziet wat de schrijfster allemaal bezighoudt. Dat is het merendeel van de tijd behoorlijk banaal. Zo verblijft de ik-figuur regelmatig bij de schoonheidsspecialiste. Op een dag heeft ze net een heerlijke behandeling gehad, maar dan schrikt ze op van een enorme puist die bij haar mondhoek zit: een voorbode van de menstruatie. De schoonheidsspecialiste geeft haar een professioneel advies:

‘Je kunt beter hiernaartoe komen als je ovuleert; bij de volgende menstruatieperiode zouden dan alle giftige stoffen uit je lichaam worden verdreven.’ Ik vond dit een uitstekend idee. Alles wat hielp om de giftige stoffen uit mijn lichaam te verdrijven vond ik goed, ook al neigden de methodes af en toe veel naar new-agegedoe.

~

Wei Hui gaat verder niet in op dat ‘new-agegedoe’. Dat doet ze wel vaker, alleen een naam laten vallen. Bij de vele kledingstukken die Coco aanschaft wordt altijd het dure merk genoemd. De gerechten in het restaurant worden allemaal uitgespeld. Verder begint elk hoofdstuk met een aantal uitspraken van bekende mensen, variërend van tv-ster Candace Bergen tot wijsgeer Laozi. Omdat de roman ze verder niet in een zinvol verband plaatst, blijven al deze namen hangen als trivia. De hoofdpersoon wordt overspoeld door de trivia van het moderne leven.

Obsceen

Op een dag lijkt Coco’s bestaan plotseling meer diepgang te krijgen als ze een mysterieuze Japanner ontmoet, die luistert naar de naam Muju. Hij wordt haar minnaar. Muju is origineel – tijdens hun eerste afspraakje geeft hij Coco een luchtbevochtigingsapparaat – en de seks, die in de roman uitvoerig aan bod komt, is naar verluidt fantastisch. Ze experimenteren met een ei aan een koordje en ze hebben (natuurlijk) een triootje. De omschrijving van de scènes is vooral plat en de intrige zelf heeft een hoog Sex and the City-gehalte. Met enige weemoed denk ik aan de verfijnde Chinese erotische literatuur, die een lange traditie kent.

Niet zozeer de seksscènes zijn obsceen, al wilde de schrijfster daar waarschijnlijk wel mee provoceren, maar het feit dat de roman werkelijk helemaal nergens over gaat. Het leven in New York zoals zij dat omschrijft, met al dat ongebreidelde materialisme, lijkt eerder een karikatuur van de westerse maatschappij. Kan het zo zijn dat de hoofdpersoon in haar zoektocht naar een zinvol bestaan nog steeds geen raad weet met alles wat er te koop is in het Westen? Het semi-spirituele einde van Coco’s queeste, waarbij zij een nieuw evenwicht zegt te vinden, overtuigt in ieder geval niet. Ook na de gesprekken met de Boeddhistische Meester in de Tempel van de Deugdzame Regen blijft de spiritualiteit een modeaccessoire naast de Pradaschoenen.