Theater / Voorstelling

Paupervoorstelling voor culturele rijkaards

recensie: Stichting Het Pauperparadijs - Het Pauperparadijs

Eindelijk heeft Nederland er na Soldaat van Oranje weer een voorstelling bij om de nationalistische gevoelens – of zijn het stiekem alleen de Amsterdamse? – aan te laten wakkeren. De taferelen in het Drentse bedelaarsgesticht in Veenhuizen omstreeks 1823 tot 1900 zijn zo doordrenkt van misère, dat zij tezamen de Hollandse Les Misérables vormen. Wie op de hoogte is van de roman van Victor Hugo, verwacht uiteraard een samenkomst van heftige emoties en ziet romantische vrijscènes in het maanlicht worden opgevolgd door bloedige onthoofdingsscènes. Zoveel bloed vloeit er niet in Suzanna Janssens’ Het Pauperparadijs en ook het credo ‘Vrijheid, gelijkheid, broederschap’ zal niet eensgezind klinken tijdens opstanden, maar het is wél totaaltheater. Hoewel het plaatje zowel visueel als auditief klopt, knaagt het voortreffelijke spel: de emoties zijn zo extreem uitvergroot, dat het lastig is om je te herkennen én in te leven in de personages.

Parallel met het heden

In Het Pauperparadijs zien we het schrijnende verhaal van de Amsterdamse familie Gijben die – zoals vele families na de Franse invasie in Nederland – gedoemd is tot armoede en leed. Aangezien hun ouders niet meer voor hen kunnen zorgen, worden de jonge Teunis, Aagje en Japie Gijben ondergebracht in een Aalmoezeniersweeshuis aan de Prinsengracht. Op hardhandige wijze worden ze van daaruit vervoerd naar het bedelaarsgesticht in het Drentse Veenhuizen, sinds het jaartal 1823 het nieuwe thuis voor bedelaars, landlopers en wezen. Namens De Maatschappij van Weldadigheid, stichtte Johannes van den Berg aldaar drie grote gestichten met als doel de povere bevolking her op te voeden en hard te laten ploegen op het onontgonnen gebied. In de voorstelling wordt daar concreet naar verwezen met de leuzen ‘Tucht en orde’, ‘Bid en werk’, ‘Kennis is macht’ en ‘Discipline’, die de bewoners worden ingeprent. Zowaar ontdekken we hierin het harde, militair-getinte beleid dat de Amerikaanse geschiedenisleraar Ron Jones in 1967 opzette om het nazisme te verduidelijken (beter bekend als: The Wave).

Het is niet gek dat regisseur Tom de Ket een parallel trekt naar de toekomst: hij laat zijn verteller (Paul R. Kooij) namelijk telkens vraagstukken over hedendaagse armoede opwerpen en laat daarmee het publiek bewust worden van onze houding versus de kansarmen in de bevolking. Begin 19e eeuw werd er dus bewust voor gezorgd dat de arme stakkers niet zichtbaar werden in de samenleving, maar hoe staat het daar anno 2018 mee gesteld?

Overdosis drama

De toevoeging van de verteller geeft de voorstelling niet alleen een geëngageerd karakter, maar het energieke spel van Paul R. Kooij zorgt er ook voor dat deze voorstelling een aangenaam hoog tempo kent. Bovendien zorgt de aanvulling van een dansgroep en een ‘pauperband’ (onder leiding van zangeres Lavalu) ervoor dat het een dynamische voorstelling wordt waarin allerlei kunstdisciplines samenkomen. De dansers en muzikanten verweven zich op soepele en verfijnde manier in het spel en completeren de voorstelling. De spelers worden echter niet overtroffen door deze aanvullende elementen: alleen al de ijzersterke acteur Dragan Bakema (in de rol van Van den Bosch) zou deze voorstelling kunnen dragen. Ook Steyn de Leeuwe verrast als de innemende kwajongen Teunis en zowel Peter Drost (directeur Schepenaar) en Rosa da Silva (Aagje) weten gemakkelijk om te springen in hun diverse rollen.

Alle acteurs spelen geloofwaardig hun rol en lijken de huid te dragen van de historische figuren die ze spelen. Toch is er iets in hun spel – voornamelijk in het eerste en tweede deel van de voorstelling – waarvan je nekharen overeind gaan staan. Dat het een grauwe, sobere voorstelling wordt, is al snel duidelijk. Daar leent het verhaal zich immers voor. Waar de drang vandaan komt om iedere emotie zo beladen van grief en drama te tonen, is echter een raadsel. De toeschouwer wordt geen adempauze gegund; de ene diepe, verbitterde zucht volgt de andere angstaanjagende schreeuw op en je kijkt even op of om en er ligt een speler te creperen op het podium. Ondanks alle vlieg-en-kunstwerk die is toegevoegd, raak je als toeschouwer je concentratie en interesse zo nu en dan kwijt. Dat komt doordat de emoties zo gedramatiseerd worden, dat je niet meer kunt meegaan in de getoonde gevoelens. Deze voorstelling lijdt in akte één en twee aan een grote overdosis drama.

Gelukkig zwakt dit in de derde akte af; een akte waarin de regie weer tot in de puntjes strak is neergezet en het decor én de kostuums weer op een lijn liggen. Bovendien waant men zich in het begin van deel drie in een spectaculair concert als Lavalu met haar band het publiek omverblaast met de prachtige liedteksten van De Ket. Ondanks een stroef, haast onwennig begin, stevent de voorstelling af op een knallend eindslot.

De vraag is of zo’n maatschappijkritisch toneelstuk over het verschil tussen arm en rijk moet worden opgevoerd in de rijk aangeklede, klassieke theaterzaal van het Koninklijk Theater Carré. Waarschijnlijk gedijt dit toneelstuk beter op het brakke land van Veenhuizen, waar het in 2016 werd opgevoerd voor de poorten van het gevangenismuseum Veenhuizen. Wellicht zou een directe, zichtbare link met die historische plek ervoor zorgen dat de emoties beter doorvoeld kunnen worden. In reprise? Zeker goed idee, maar de familie Gijben – en met hen de andere 19e eeuwse personages – terugverhuizen van Veenhuizen naar Amsterdam komt de vertelling over hun verleden niet ten goede. Het is uitzien naar een reprise op de kille plek waar zoveel arme sloebers voor hun leven vochten.

Boeken / Fictie

Lang zal hij leven

recensie: Matt Haig – Het eeuwige leven

Op verjaardagen zingen we met z’n allen ‘Lang zal hij leven.’ In de nieuwe roman van Matt Haig wordt dit letterlijk opgevat: hoofdpersoon Tom Hazard heeft schijnbaar het eeuwige leven. Hij wordt wel ouder, alleen veel langzamer dan normale mensen. Een prima roman, maar niet eentje die de tand des tijds zal doorstaan.

Matt Haig schrijft opnieuw een beschouwing over het menselijk leven met Het eeuwige leven. Waar hij in zijn vorige roman De wezens koos voor het perspectief van een alien, heeft hij deze keer een hoofdpersoon gecreëerd die een andere tijdsbeleving heeft dan de rest. Vanuit deze outsider-rol reflecteert hij op de vraag wat mensen menselijk maakt.

Van Shakespeare tot Tsjaikovski

Hoofdpersoon Tom Hazard is geboren in 1581. Hij groeit op in de tijd van heksenvervolgingen en de legendarische voorstellingen van Shakespeare in The Globe in Londen. Rond zijn achttiende merkt hij dat hij niet ouder wordt. Een gevaarlijke eigenschap waardoor hij door velen gewantrouwd wordt. Zijn belangrijkste drijfveer om te blijven leven is zijn dochter, die vermoedelijk aan dezelfde ‘aandoening’ lijdt. Hij is haar uit het oog verloren en is niet zeker of ze nog steeds leeft.

Nu, in de 21ste eeuw, blikt Tom terug op zijn leven. Na 500 jaar heeft hij zo’n beetje alles wel gezien en meegemaakt. Hij speelde op het toneel met Shakespeare, zag Tsjaikovski optreden in New York en aanschouwde vele oorlogen. Als je al zo lang leeft, valt je ook iets op aan de mensheid: ze leren niet van hun fouten. Tom reflecteert hier regelmatig op met poëtische gedachten:

“Andere dieren kennen geen vooruitgang, wordt gezegd. Maar de menselijke geest gaat niet vooruit. We blijven dezelfde opgeheven chimpansees, alleen met steeds grotere wapens.”

Met andere woorden: de geschiedenis verloopt eerder circulair dan lineair. Qua thematiek doet Het eeuwige leven daardoor denken aan David Mitchells Cloud Atlas, waarin de geschiedenis continu wordt herhaald in verschillende tijdsperioden, slim verbonden door terugkerende elementen (in de gelijknamige film vertaald naar acteurs die verschillende rollen vertolken).

De zin van het leven

Tom is een vrij gedeprimeerd persoon. Al op jonge leeftijd is hij zowel zijn ouders als zijn grote liefde kwijtgeraakt en daarbij is hij dus zijn dochter uit het oog verloren. Het is een verlies dat hij al 500 jaar als een last met zich meedraagt. Het lijkt alsof hij alles al heeft meegemaakt in de eerste 50 jaar van zijn leven en de rest van de tijd maar wat voortsukkelt. Wat een sombere visie van iemand die eeuwig leeft. Hij lijkt wel een Ent uit Tolkiens wereld: een boom die langzaam oud wordt en de kortlevende wezens om zich heen aanschouwt. Tom concludeert:

“Menselijke wezens werden niet ouder dan 100 omdat ze er simpelweg niet voor waren toegerust (…). Je raakt verveeld van je eigen geest. Van de manier waarop het leven zich steeds herhaalt.”

Het geeft natuurlijk wel te denken, in een maatschappij waarin er al sinds mensenheugenis allerlei oplossingen worden gezocht om het leven op te rekken. Met dit verhaal laat Haig zien dat eeuwig leven helemaal niet zo leuk is. Je kunt je nergens settelen, want na een jaar of tien begint het wel op te vallen dat je er niet ouder uit gaat zien. Je kunt je aan niemand hechten, want iedereen gaat eerder dood dan jij. Toms leven is eigenlijk al lang geleden ‘voltooid’, alleen heeft hij de pech dat hij 10 keer langer leeft dan de gemiddelde mens. Hiermee stipt Haig een paradox in de samenleving aan. Enerzijds willen we eeuwig jong blijven en zo lang mogelijk leven. Anderzijds is er een steeds duidelijker geluid van mensen die het leven wel voltooid achten en euthanasie om deze reden willen legaliseren.

Eeuwig leven is saai

Hoewel zijn vorige boek De wezens en deze nieuwe roman allebei reflecteren op het menszijn, is er een groot verschil in de toon. Waar De wezens wordt gekenmerkt door verwondering en optimisme, is Het eeuwige leven somberder van toon en komt ook het verhaal minder goed uit de verf. Het idee van een hoofdpersoon die extreem lang leeft is een leuk uitgangspunt, maar het verhaal blijft wat aan de oppervlakte. De verloren dochter lijdt tot een vrij voorspelbare ontknoping en de tijdspanne is te groot. Het boek bevat wel filosofische gedachten over de zin van het bestaan, over tijdsbeleving en het besef dat mensen zich niet wezenlijk ontwikkelen door de tijd heen, maar Haig doet dit niet zo prikkelend als zijn collega-auteur Mitchell. Haig vertelt de thematiek, terwijl Mitchell het laat zien.

Maar als deze roman een ding duidelijk maakt, dan is dat dat mensen niet per se wijzer worden met de jaren. En dat eeuwig leven best wel saai is.

Boeken / Boeken / Boeken / Non-fictie
recensie: Arjen van Veelen - Amerikanen lopen niet

Het beloofde land

Schrijver en journalist Arjen van Veelen geeft met Amerikanen lopen niet een onthutsend beeld van de actuele situatie in het hart van de Verenigde Staten.

Hij zou een boek gaan schrijven over de oude Grieken. Omdat zijn vrouw een zeldzame bacterie moest onderzoeken zou dat niet in Nederland zijn, maar in St. Louis, in de Verenigde Staten. Daar huurden ze een huis en dat zou zijn spreekwoordelijke hutje op de hei worden. Terwijl zijn vrouw op de universiteit aan het werk zou zijn, zou hij alle tijd en ruimte hebben voor het schrijven. Dit liep net even wat anders.

Stad van uitersten

St. Louis blijkt niet zomaar een stad te zijn. Het blijkt de stad met de meeste moorden per inwoner per jaar van de hele Verenigde Staten (meer dan steden als Detroit en Chicago). Ook blijkt het de stad met de grootste scheiding tussen arm en rijk en, met name, tussen zwart en wit. Het blijkt de stad waar je zo vaak knallen hoort dat het een spelletje wordt: raden of die afkomstig zijn van vuurwerk of geweerschoten. Een stad waar je je niet of nauwelijks te voet kunt voortbewegen. Waar de getto’s letterlijk om de hoek van de villawijken te vinden zijn.

Dit is geen hutje op de hei, dat moge duidelijk zijn. Van Veelen beschrijft hoe bang hij is in zijn eigen huis. Hoe hij binnen blijft. Niet meer wandelt. En ook niet schrijft over de oude Grieken. Tot hij daar genoeg van heeft en tóch gaat lopen – iets dat zeer ongebruikelijk is (en soms ook onmogelijk, dankzij de slechte staat van de stoepen of het ontbreken daarvan). Later koopt hij een fiets en leert die stad van uitersten steeds beter kennen.

Roadtrip door kapotte straten

In Amerikanen lopen niet neemt Van Veelen je mee op die ontdekkingsreis die hij heeft gemaakt. Vanaf zin één wil je doorlezen en zijn verhaal horen. Hij vertelt de verhalen van de mensen die hij ontmoet, van de vrienden die hij maakt, van plekken die hij bezoekt en van de dingen die hij ziet. Zo ziet hij zwangere vrouwen bij drugspanden drugs gebruiken. Ziet hij de kogelhulzen op straat ‘alsof het achteloos weggeworpen peuken zijn’. En vertelt hij het verhaal van de achttienjarige Latonya Williams die iedere dag drie kilometer moet lopen naar haar werk bij de Burger King, en daarbij tal van obstakels (vaak letterlijk, in de vorm van betonblokken of opengescheurde wegdelen) moet overbruggen. Op een dag is zij doodgereden tijdens zo’n tocht naar haar werk, doordat een auto uit de bocht vloog.

Dominee in de vallei des doods

Ook intrigerend is het verhaal van dominee Kenneth McKoy, een zwarte man met lange dreadlocks die als dominee elk weekend met een klein groepje mensen door de gevaarlijkste stukken van St Louis loopt. Hij vraagt de jongens die elkaar vermoorden ermee te stoppen, of geeft ze alleen een knuffel. Hij is hiermee begonnen nadat zijn eigen zoon was neergeschoten en het wonder boven wonder had overleefd. Van Veelen loopt een keer met hem mee. De manier waarop hij dit beschrijft is zo beklemmend dat het voelt alsof je daar zelf loopt en er elk moment iemand een pistool kan trekken.

Oorzaken

Van Veelen onderzoekt niet alleen hoe de zwarte en witte bevolking in St Louis in totaal gescheiden werelden leven die op nog geen steenworp afstand van elkaar liggen. Hij gaat ook op zoek naar de onderliggende redenen voor deze situatie, die op zijn zachtst gezegd hopeloos genoemd mag worden. Hij geeft een haarscherpe analyse die zowel het historische aspect en het ontstaan van de staat Missouri (en de Verenigde Staten überhaupt) omvat, maar eveneens de manier waarop het bestuurlijke- en rechterlijke systeem vandaag de dag is ingericht.

Hoe de zwarte mensen vanaf dat ze geboren worden al niet meer uit die situatie kunnen ontsnappen. Elke wijk van de stad heeft zijn eigen bestuur en eigen politie. De witte mensen die in het bestuur zitten verzinnen totaal surrealistische wetten. Zo mag iemand die ‘vreemd loopt’ staande worden gehouden. Zo ook Michael Brown, de achttienjarige zwarte jongen die over straat liep en werd doodgeschoten door agenten. De rellen waren wereldnieuws, maar de dagelijkse situatie in deze stad die hier de aanleiding voor was bleef onbesproken.

Volledig beeld

In Amerikanen lopen niet hang je van begin tot eind aan de lippen van de auteur, die zo mooi en weloverwogen vertelt wat hij heeft gezien en je een beeld geeft van het de hedendaagse Verenigde Staten dat weinig mensen kennen. De slavernij, de impact van het neoliberalisme en de vastgeroeste denkbeelden worden haarfijn vervlochten en verklaren veel van de situatie zoals die nu is. Het verslag van een campagnebijeenkomst van de toen nog presidentskandidaat Donald Trump geeft je kippenvel. Een zwarte toehoorder wordt de zaal uitgewerkt door security onder luid gejuich van de rest van het publiek. Tegelijkertijd weet Van Veelen ook die gebeurtenissen en Trumps populariteit in het hart van Amerika te verklaren.

Van Veelen geeft op een prachtige manier een diagnose over de gesteldheid van de huidige Verenigde Staten die triest stemt. Na het lezen van dit boek kijk je anders naar dit land dat wereldwijd nog steeds symbool staat voor vrijheid. De ‘nieuwe wereld’ die de middeleeuwers ontdekten en een land was van nieuwe kansen, blijft hopeloos achter.

Boeken / Non-fictie

Dwalen met Descartes

recensie: Hans Dooremalen - Descartes in Amsterdam

Hans Dooremalen schrijft met Descartes in Amsterdam een filosofische detective, die zowel leerzaam als spannend is – maar toch vooral dat eerste.

Dooremalen schreef nog niet eerder een filosofische detective, en weinigen gingen hem voor in dit genre. Er wordt nauwelijks op deze manier over filosofie geschreven, dus dat maakt dat Descartes in Amsterdam al direct opvalt.

De Gouden eeuw

De grote wijsgeer – alom bekend door zijn uitspraak cogito ergo sum (ik denk dus ik ben) – leefde enkele jaren in het zeventiende-eeuwse Amsterdam. Een Amsterdam waar de schout, benoemd door de stadhouder, veel macht had. Een Amsterdam waar meerdere burgemeesters waren, waar katholieken hun missen in schuilkerken hielden en waar één ding belangrijker was dan alle godsdiensttwisten bij elkaar: de handel. In dit Amsterdam kon Descartes ongestoord werken aan zijn methode (die hij later uiteen zou zetten in zijn Meditaties in 1641).

Vanuit deze waargebeurde setting schrijft Dooremalen zijn filosofische detective. Het verhaal beslaat elke dag van de oktobermaand van 1634. Op dag één wordt – hoe kan het ook anders – een lijk gevonden. De man is naakt en ligt op een vreemd symbool. Meerdere slachtoffers volgen. Descartes is direct geïnteresseerd en assisteert de onderschout die met het onderzoek opgezadeld is en niet weet waar te beginnen. De onderliggende motivatie van Descartes om te helpen bij het onderzoek, is te kunnen bewijzen dat zijn methode werkt. Want: ‘Een metselaar gebruikt zijn gereedschap om gebouwen te maken en een wetenschapper zijn methode om de wereld beter te maken, door uit te zoeken hoe die wereld werkt.’

Klassieke detective

Dat hem dat uiteindelijk zal lukken zal niemand verbazen. Wat dat betreft is deze filosofische detective niet veel anders dan niet-filosofische detectives, behalve dan die ene hoofdpersoon. Uiteindelijk wordt het mysterie ontrafeld. Maar, het gaat natuurlijk om het verhaal dat daarheen leidt. Dat is bij vlagen uitermate spannend.

Toch zijn er ook veel momenten waarop Dooremalen zo veel informatie en weetjes over de geschiedenis van Amsterdam en zijn inwoners in de dialogen stopt dat ze stroef gaan lopen en wat passief worden. Aan de ene kant is het reuze interessant om te weten wat er gebeurde in het oude Amsterdam, om bekende straatnamen te horen en je in te beelden hoe het er toen uit gezien moet hebben. Maar aan de andere kant werkt een te grote hoeveelheid van die informatie wel verlammend voor de tekst. Dit is zeker niet overal het geval, maar hier en daar had het wat minder gemogen.

Methode

Er staan ook grappige weetjes in over Descartes, bijvoorbeeld dat hij een relatie had met Helena, de dienstmeid en dat hij ’s ochtends (net als iedereen in die tijd trouwens) bij het ontbijt een beker bier dronk. Dooremalen schrijft op een prettige manier. Wanneer er niet te veel wordt opgesomd verlopen de gesprekken soepel en zijn de beschrijvingen geloofwaardig.

Het personage van de beroemde filosoof wordt goed uitgediept, zodat je als lezer een duidelijk beeld krijgt van wat voor man het nu eigenlijk was. Ook zijn beroemde methode wordt herhaaldelijk (ook dit soms weer té vaak) uitgelegd en toegepast. In feite komt deze erop neer dat – totdat heldere en duidelijke kennis is vergaard – alles betwijfeld wordt en niets voor waar aangenomen wordt. Zo gaat Descartes ook te werk tijdens het onderzoek. Door deze radicale twijfel poogt hij vooroordelen en tunnelvisie te voorkomen. Onderdeel daarvan is een herhaaldelijk hardop opnoemen wat al wel zeker is, om zo niks over het hoofd te zien.

Descartes in Amsterdam is een vermakelijke detective die extra interessant is door de bijzondere hoofdpersoon. Het boek is leerzaam en biedt bovendien een leuk inkijkje in het Amsterdam van de Gouden eeuw. Liefhebbers van ingewikkelde plots en grote spanning zullen hier echter niet aan hun trekken komen.

Muziek / Concert

Goed maar niet grandioos

recensie: Passenger op mini-festival

Woodstock 69 te Bloemendaal biedt vanavond het podium voor Mike Rosenberg, beter bekend als Passenger. Voor de weinigen die deze naam niet zullen herkennen: de singer-songwriter achter “Let Her Go”, de ultieme grijsgedraaide radioballad. Maar de Brit heeft behalve dat maar liefst acht albums op zijn naam staan.

Wat dit optreden bijzonder maakt is de locatie: een podium op het strand. Het voelt door de tenten aan als een mini-festival dat plaats biedt aan zo’n duizend man. Met mooi weer zou het een perfecte setting zijn: lekker met de voetjes in het zand naar mooie liedjes luisteren. Helaas werken de weergoden niet mee vandaag en wordt er meer warme chocolademelk gedronken dan koude biertjes.

Gitaarliedjes in de kou

In deze barre omstandigheden is het aan Stu Larsen om het publiek op te warmen. Dit lukt hem redelijk, met zijn dromerige gitaarliedjes over zijn reizen en zijn liefdes, aangevuld met mondharmonica en andere effecten. Helaas staat het geluid ook zo afgesteld als op een festival, waardoor het net niet helemaal overkomt en het publiek rustig verder kletst tijdens zijn optreden.

Stipt op tijd klinken dan de eerste noten van Passenger, die vanavond de hele show in zijn eentje met alleen een gitaar doet. Al in de eerste minuten is de toon van de avond gezet. Zelfspot is iets dat heel vaak terugkomt, meteen al aan het begin door te vragen of het publiek al spijt heeft van zijn komst voor ‘A long night with depressive music in the fucking cold’.

Vrolijke show

Van die depressieve muziek komt echter weinig terecht vanavond. Zijn repertoire gaat alle kanten op, maar voor dit optreden ligt de nadruk op de vrolijke nummers. Passenger maakt er een opgewekte show van, en vraagt het publiek herhaaldelijk om mee te zingen en te klappen. Tijdens zijn klaagzang “I Hate” wordt het haast een stukje stand-up comedy en hij krijgt herhaaldelijk de lachers op de zijn hand. Leuk detail is dat de set twee knappe covers bevat van Springsteens “Dancing The Dark” en Simon and Garfunkels “Sound of Silence”. Ook “Let Her Go” ontbreekt uiteraard niet (‘Can you bear to hear this song one more time?’).

Hier staat duidelijk een doorgewinterde muzikant op het podium; alle noten en uithalen zijn raak, en deze man weet hoe je het publiek moet bespelen. De keerzijde is dat het allemaal nét iets te popiejopie is. Ongetwijfeld ook gericht op de setting wat vraagt om iemand die de toeschouwers weet te overtuigen. Wie kwam om geraakt te worden door Passengers gevoelige songs komt bedrogen uit, maar de artiest slaagt er zeker in om het verkleumde publiek voor anderhalf uur te vermaken.

Theater / Voorstelling

Liefde als symbool van de macht

recensie: De Nationale Opera - Lessons in Love and Violence

Liefde en geweld zijn in Lessons in Love and Violence van De Nationale Opera abstracte filosofische concepten die meer het hoofd dan het hart aanspreken. De muziek van George Benjamin kruipt echter onder de huid.

De verwachtingen zijn hooggespannen: het artistieke team dat in 2012 Written on Skin bracht, unaniem bestempeld als hoogtepunt van het hedendaagse operarepertoire, komt bijeen voor een nieuwe productie. Niet alleen componist George Benjamin en librettist Martin Crimp bundelen opnieuw de krachten, ook regisseur Katie Mitchell, vermaard zangeres Barbara Hannigan en vele andere eerder betrokkenen zijn weer van de partij. De vrucht van hun nieuwe samenwerking heet Lessons in Love and Violence. Anders dan de titel doet vermoeden is het geen expliciet moralistisch stuk, maar een bezinning op politiek handelen in tijden van crisis.

Kunst als escapisme

De Koning (Stéphane Degout) houdt van de schone dingen des levens: kunst, liefde en zijn minnaar Gaveston (Gyula Orendt). Dit tot ongenoegen van zijn vrouw Isabel (Barbara Hannigan), die zich onder invloed van Mortimer (Peter Hoare), de koninklijke adviseur en op zijn beurt weer minnaar van de koningin, tegen de Koning keert. De honger van het volk wringt immers met de dure smaak van het koninklijk huis. Isabel en Mortimer laten Gaveston verdwijnen en ontvoeren de prins (Samuel Boden) en voeden hem op naar Mortimers kille en machiavellistische idealen, in plaats van de zachte politiek van zijn vader.

Het libretto van Crimp is geïnspireerd op een zestiende-eeuws koningsdrama met de welluidende titel The Troublesome Reign and Lamentable Death of Edward the Second, King of England, with the Tragical Fall of Proud Mortimer van Shakespeares tijdgenoot Christopher Marlowe. Crimp mijdt echter de naam Edward en Katie Mitchell plaatst het verhaal over de Middeleeuwse koning in een niet nader gespecificeerd hier en nu. De zeven scènes vinden allemaal plaats in dezelfde paleiszaal met aquarium, kunstschatten en luxe snuisterijen, maar elke keer staan de meubels weer tegen een andere muur. Ook gaat het geheel er steeds armoediger uitzien: de kasten raken leegt, de schilderijen worden van de muren gehaald. Het paleis wordt van een levend museum tot een verstikkend politiek slagveld waar geen uitweg uit mogelijk lijkt.

Vreemde aanraking

De componist dirigeert zelf zijn muziek en dat werkt geweldig: het Radio Filharmonisch Orkest klinkt als een organisch, onberekenbaar wezen uit de diepte. Benjamins compositie bestaat vaak uit trage, sluimerende noten die onder de huid gaan zitten. De oosters aandoende intervallen en het gebruik van uitheems slagwerk geven de muziek nog meer onderhuidse broeierigheid mee. Hannigan steekt bijna vanzelfsprekend met kop en schouders boven de andere – overigens ook fantastische – solisten uit. Ze grijpt met haar gecontroleerde dynamiek de macht over het klankveld, alsof het orkest enkel speelt om haar te behagen.

Benjamin en Crimp zinspelen op actuele spanningen tussen de elite en het populisme, tussen idealisme en pragmatisme, tussen ingrijpen en laissez-fairepolitiek, maar dienen geen pasklaar antwoord op. De kunstminnende koning is geen held, hij is decadent en spilziek. Mortimer is een berekenende bloeddorsteling, maar heeft geen ongelijk als hij zegt dat de exquise kunstsmaak van de koning het volk in armoede laat. Door die gelaagdheid wordt het libretto echter ook wat cerebraal. De muziek zorgt voor het gevoel, al is het niet zozeer emotie, maar iets dat dieper aan de oppervlakte ligt. Benjamins klanken zijn als aanrakingen die weliswaar zacht, maar niet teder of behaaglijk zijn, alsof je gestreeld wordt door een onbekende, wiens intenties duister blijven.

Theater / Reportage
special: Oerol 2018 deel 2

De verbinding

Het jaarlijkse Oerol-festival is sinds 1982 uitgegroeid tot een internationaal fenomeen, dat jaarlijks populairder lijkt te worden. Tien dagen lang verwelkomt Terschelling tienduizenden toeschouwers voor (locatie) theater en dans, straattheater, beeldende landschapskunst en muziek. Dit vijfde jaar op rij zag ik wederom bijzondere voorstellingen, maar miste ik de ‘sense of place’ die ik voorgaande jaren zo sterk heb ervaren. De wisselwerking tussen de omgeving en de voorstellingen, maakte voor mij eerdere edities van het festival zo waardevol. Het grote aanbod dwingt daarbij om keuzes te maken bij de samenstelling van je persoonlijke programma, waardoor ik een beperkt beeld heb kunnen vormen van deze gehele editie. In twee delen, het ware en de verbinding, beschrijf ik mijn theaterervaringen op het eiland.

Johannes Bellinkx – Reverse

Achteruit lopend door West-Terschelling, achtereenvolgens met uitzicht over de Noordsvaarder, de duinen, het dorp en het zeeaquarium, neem ik de wereld geheel anders waar. Ik word gedwongen om achteruit te kijken in plaats van vooruit, waardoor de omgeving van mij weg gaat in plaats van tegemoet komt. Met mijn voeten als verkenners verplaats ik me stapje voor stapje langs de route, die als een witte lijn door het landschap loopt en mij leidt. Al mijn zintuigen staan wijdopen om eventuele hindernissen te ontwaren, die zich achter mijn blikveld bevinden. Toch kan ik de neiging niet onderdrukken om mijn hoofd enkele keren even te draaien om te zien wat er zich op mijn pad gaat bevinden.

Met het opzetten van een koptelefoon kijk ik anders om me heen, doordat ik gestuurd wordt via mijn gehoor. Geregeld vraag ik me af wat er uit mijn koptelefoon komt en wat uit mijn omgeving, vaag gehuil in de verte klinkt wat later helder door. Ik vang flarden van keukentafelgesprekken op en mag ongegeneerd door de ruiten gluren. Huizen waarin niemand thuis lijkt te zijn. Langs een geparkeerde vrachtwagen, waar een kar met verse vracht even met me meerijdt. Veel lijkt geënsceneerd in het straatbeeld, maar is het niet. Of toch? Op mijn route word ik een keer gefotografeerd aan het begin en gefilmd aan het einde. Ben ikzelf even een bezienswaardigheid in plaats van het straatbeeld, maar voel ik me tegelijkertijd beschermd door mijn koptelefoon.

Hoe langer ik loop, hoe makkelijker het gaat en gaandeweg vergeet ik zelfs even dat ik achterwaarts wandel. Ik vertraag door meer om me heen te kijken, naar mijn omgeving die als referentiepunt dient. Een wondere onderzeewereld treed ik binnen, met steeds weer een verrassing in de opvolgende aquaria doordat ik niet kan zien waar ik heen ga. Tot slot ga ik een gang binnen die ik niet aan had zien komen. Zo komt ook de laatste fase onverwacht, eindigend in totale desoriëntatie.

Collectief Walden e.a. – HET VERBAND VAN ALLES MET ALLES

De verbinding van Terschelling met het vaste land, via een elektriciteitsverbinding, is er nog maar relatief kort. Hiervoor dienden twee dieselgeneratoren het gehele eiland. Via één van de twee wordt de toeschouwer de wondere wereld van Walden ingeleid, die je in deze nieuwe samenstelling (hun eigen interpretatie van een voorstelling) van alles over warmte leren. Vertrekkend vanuit één thema, ditmaal veel concreter dan in hun eerdere voorstelling Windstilleven. Vol overtuiging tonen de spelers het inzicht dat uit hun onderzoek naar warmte voortkwam, waarin de filosoof Henry Thoreau wederom een grote rol speelt, namelijk dat alles hiermee begint en eindigt. Een verteller, twee muzikanten en twee spelers in een modieus boswachters kostuum, nemen je mee op hun reis naar het begin van het begin. Vertrokken wordt vanuit een gloeiendheet punt van waaruit alles is ontstaan. ‘De dag zonder gisteren’ wordt inzichtelijk gemaakt via een lichamelijke metafoor voor het oeratoom, waarna ruimte en tijd ontstonden. ‘Alsof iemand heel langzaam zijn armen opende’, beschrijft heel begrijpelijk het uitdijen van het heelal.

Anders naar de wereld kijken is kenmerkend voor de werkwijze van Walden, waarbij benzine terug te leiden is tot fossiele plantenresten en zo de grootste natuurlijke energievorm is. Alle vormen komen voort uit de zon, waarbij warmte weer centraal staat. Een warmte-experiment met het publiek, dat zich weerspiegeld ziet in een grote spiegelende bal, is gedoemd te mislukken omdat warmte zich niet eenvoudig laat transporteren. Verspilling van energie wordt in de groep gegooid met de vraag hoeveel een mens nodig heeft, omdat we vandaag de dag over een veelvoud van het benodigde kunnen beschikken. Het wezen van het leven wordt gezocht en gevonden in vier levensbehoeftes, namelijk voedsel, kleding, beschutting en brandstof, die allen weer verbonden zijn met warmte.

Hoe alles verband heeft met alles, wijst een korte geschiedenisles uit over het ontstaan van de bossen op Terschelling. Beginnend bij bomen uit Corsica en eindigend bij de Google-server in Eemshaven, wordt via energie de verbinding met de gehele wereld gelegd. Waarbij in ruim 100 jaar onze opvatting van de natuur met bijbehorend wereldbeeld een aantal keren drastisch gedraaid is. Wederom bieden de kaders van de vier levensbehoeftes inzicht, om hiermee in te zoomen op de concrete veranderingen. Dit mond uit in een machteloze, wanhopige woede over de huidige wereldellende die als te groot wordt ervaren om op te lossen. Een verlangen om uit het verband gezet te willen worden welt op, gevoed door Thoreau die zich in een hutje terugtrok. Op de achtergrond opent het opgetrokken bouwwerk zich verder en wordt van een schuilkelder een kantoorruimte, met vloerbedekking en een systeemplafond voorzien van tl-licht. Tegelijkertijd wordt de machteloosheid omgebogen naar invloed die je onvermijdelijk uitoefent enkel door te bestaan. Een pleidooi van de verteller voor meer verbondenheid, in de vormen van aandacht, liefde, ruimte en warmte, eindigt in een scherp contrast met het dagelijkse kantoorleven waaruit veel bezoekers van Oerol even ontsnapt zijn. Maar ook Thoreau keerde weer terug naar de stad. Gevoed door de warme, inspirerende samenstelling van dit bijzondere collectief kan de toeschouwer zich gaan verbinden met hun gedachten, die van zichzelf en de andere bezoekers.

Het Houten Huis / De Noorderlingen – Valavond

 Als de avond invalt tussen de sparren, start de voorstelling met een collectief ‘sjjjjjjt’. In de verte dreunen de bassen van een andere voorstelling nog door, tot je aandacht verlegd wordt naar het toneel vlak voor je doordat het kunstlicht aan gaat. Angst voor de duisternis die dreigt te vallen wordt poëtisch verbeeld met spookschaduwen. Dolende mensen in het bos lijken in hun gedateerde kostuums schimmen uit het verleden te vormen. Een korte, terugkerende rave-beweging in hedendaagse sportkledij vermengt het toen met het nu.

Overal in het bos is beweging waar te nemen, afkomstig van een grote groep spelers. Een dragqueen in zilverkleurige glitterjurk steelt de show als een schitterende maan. Er wordt gevochten tegen de slaap die zich aandient als een gewelddadige geluidsgolf. Een operazangers mengt zich als buitenstaander in de groep, waarna er muziek wordt gebaard plus een kind. Na een transformatie in monsterlijke klanken wordt het kind weer losgelaten, in deze onlogische opvolging van fragmenten wordt een droomtoestand nagebootst. Als slaapwandelende zombies komen er spelers uit het bos tevoorschijn, onduidelijk in welke bewustzijnstoestand zij zich bevinden. Constant wordt gespeeld met de grens tussen waken en slapen, in een wereld waarin slapen slechts beperkt toegestaan is onder specifieke voorwaarden. Gevolg is overmatig medicijngebruik, voor elke kwaal is er een oplossing en voor welke bijwerking een ander geneesmiddel.

Een abstracte ‘keuze’ keert steeds weer terug in Valavond, die soms te moralistisch voelt en je uit de dromerige trip haalt van deze associatieve theaterreis. Het aanwijzen van een zondebok bijvoorbeeld, enerzijds een logisch element in een nachtmerrie maar anderzijds verstoren deze handelingen de eerder gecreëerde mystieke sfeer. Prachtig wordt het bos belicht en dwalen mysterieuze lichteffecten rond die de muziek versterken. Een bijzonder samengesteld snaarinstrument brengt buitenaardse klanken. Soms utopisch, dan weer dystopisch. Dit versterkt het droomgevoel, waarin het ene plotsklaps op het andere kan volgen. Met een alternatief scheppingsverhaal aan het einde, waarin over het ontstaan van de wakkere staat verhaald wordt, valt de gehele voorstelling op zijn plek. Na bijna 2,5 uur wel wat laat. Maar de muzikant en speler Martin Franke, die als schepper het licht tot slot weer uitdoet, maakt veel goed.

Tomoko Mukaiyama – GAKA

Aan het einde van Oost-Terschelling, met zicht op de weide, daarachter de Waddenzee en in de verte contouren van het vaste land, speelt deze Japanse performance. Rechts een verlaten speeltuin, voor een kampeerboerderij, links gras zover je kijken kunt. Omrand door enerzijds bos en anderzijds zee, tot deze verdwijnt achter het land. Tikkende geluiden komen op uit het gras. Even is alleen de natuur in beeld, daarna volgt pas de mens in de gedaantes van acht spelers. Fluiten klinken als mondharmonica’s, associaties voorbrengend van verkeersgeluiden in een drukke stad met loeiende sirenes.

Witte broeken dansen in de wind, een hypnotiserende herhaling van bevreemdende klanken die onderling en met het publiek lijken te communiceren. In verschillende choreografieën houden de klanken in variaties stand. Elkaar steeds sneller opvolgend, tot een korte stilte volgt waar al snel gongslagen doorheen galmen. Even is er stilstand, enkel de wapperende stof beweegt nog. In de bewegingen die volgen wordt klassieker ballet met modernere dans gecombineerd, Japanse vechttechnieken en eerbiedige gebaren vormen een geheel.

Een volgende stilte wordt doorbroken door het geruis van de harde wind, het hierna klinkende belgerinkel gaat bijna op in het geraas. Helaas zijn de gespannen witte doeken, prachtig opbollend door de wind als een golvende zee, niet bestand tegen dit hevige geweld. Als de vrouwelijke spelers verdwijnen in de natuur, waaruit zij ook voortkwamen, is het publiek in de veronderstelling dat de voorstelling afgelopen is en begint het applaus. Dit verstomt snel als de mannelijke speler zijn weg vervolgt. Helaas is het geduld van een aantal toeschouwers dusdanig op de proef gesteld door het zeer trage tempo van deze rituele voorstelling, dat zij ofwel weglopen of op de tribune beginnen te praten. Tot slot gaat ook de laatste speler op in de zee, waarna een lauw tweede applaus volgt, maar niet meer onthaald wordt.

Silbersee / Gouden Haas / Slagwerk Den Haag – Aardappelvreters: Deel II in de oer-opera trilogie

 Als opgefokt vee wordt het publiek voorafgaand aan de voorstelling door een tunnel langs de koeienstallen naar het weideterrein geleidt. Met de lucht van paardendekens in mijn neus en de wind door mijn haren kijk ik vanaf de tribune uit over een boerenerf op de voorgrond, waar hooibalen als achterwand dienen en waarachter weer een volgende boerderij te zien is. In de eerste scène wordt de overgang van leven naar dood door klankschalen indringend hoorbaar gemaakt. Het harde boerenleven waarin doorgaan het credo is, wordt in de volgende scène invoelbaar gemaakt met de woorden dat ‘het land ook geen tijd heeft om te rouwen’. In de speciaal voor deze voorstelling ontwikkelde boerse oertaal, het bijzondere ‘Bauerlans’ door Jibbe Willems, worden de contrasten tussen ‘de stad’ en ‘het platteland’ sterk uitvergroot. Grappig wordt de draak gestoken met verengelsing van de Nederlandse taal, door het vocabulaire van het stadse personage Max (de man van de zus) met Engelse woorden te doorspekken. Af en toe is het lastig om de Bauerlanse woorden te duiden en was een vertaling prettig geweest, maar dit is niet onoverkomelijk doordat de klanken al veel zeggen. De uitdrukkingen van de wit-geschminkte gezichten spreken ook voor zich.

In een indrukwekkende scène wordt een rituele uitvaart verbeeld, waarbij het lichaam teruggeven wordt aan de aarde. Een imposante stoet, met trekker voorop, verplaatst zich door het weidse decor. Tegelijkertijd dient de locatie niet enkel als beeld, maar scherpt deze ook de discussie aan over de regelgeving die de boerenvrijheid in steeds grotere mate beperkt. De onwetendheid van burgers over het boerenbestaan wordt de toeschouwers speels maar raak verweten. Herkenbaar is de tweestrijd die weergegeven wordt tussen stadslandbouw en boerderij-landbouw. Het eerste wordt verdedigd door zwager Max (en het duurzame, biologische en diervriendelijke zal ook veel toeschouwers aanspreken), het tweede door hoofdpersonage Brot voor wie grootschaligheid een voorwaarde is om te kunnen overleven. Tegelijkertijd maken de vele benodigde vergunningen, opgelegde quota en boetes zijn werk niet eenvoudiger. Dat groeien eindig is, blijkt uit de volgende scène waarin een schuldenlast veroorzaakt wordt door een ongezonde bedrijfsvoering. Schuldeisers reppen over investeren, intensiveren, globaliseren, moderniseren en automatiseren, vereisten om voort te kunnen bestaan. Een dramatische, opera-waardige ontknoping aan het einde toont vervolgens de onbreekbare familieband en de roeping van het platteland. Het boerenleven galmt nog lang na.

Theater / Voorstelling

Over de vitale en soms fatale liefde

recensie: Het Nationale Theater / Toneelgroep Oostpool - Ondine

Ondine, de feestelijke zomerproductie van Het Nationale Theater in samenwerking met Toneelgroep Oostpool, ziet er prachtig uit en spettert letterlijk het theater uit, maar stroomt qua inhoud een stuk minder vloeiend. Na een langdradig begin komt er gelukkig een flitsend en erg geestig middengedeelte. Het laatste bedrijf is dan weer, op een paar grappige momenten na, nogal vlak maar het einde van het stuk is bloedmooi en erg ontroerend.

Het toneelstuk Ondine van Jean Giraudoux gaat over de waternimf Ondine die verliefd wordt op een mens – Ridder Hans, een leuke Joris Smit – met hem meegaat naar het hof maar het uiteindelijk niet redt in de mensenwereld. Ze is te puur en te eerlijk én ze is geen mens.

Orkestbak vol water

Ondine is de eerste grote zaal productie van Jeroen De Man. Hij heeft voor dit stuk werkelijk alles uit de kast getrokken qua aankleding en vormgeving. De orkestbak van de Koninklijke Schouwburg is gevuld met water, er zijn schitterende achterdoeken, een storm woedt, er is een majestueus paleis en de normaal zo plechtige voorgevel van de schouwburg is getransformeerd tot een terras met allerlei trappen, doorkijkjes en intieme zitjes.

Qua inhoud is de voorstelling een stuk minder indrukwekkend. Het is nauwelijks te geloven als je te maken hebt met acteurs als Jaap Spijkers en Sylvia Poorta, maar het begin is houterig en saai. Dat komt  vooral door de van clichés en flauwe grappen bol staande tekst. Dat Ridder Hans een makkelijk beïnvloedbare ijdeltuit is en Ondine wel heel erg naïef helpt ook niet. Maar gelukkig komt Mark Rietman, in een glinsterend schubbenkostuum, uit het water kruipen om de voorstelling te redden. Hij is Ondines gemene oom, de Koning der Watergeesten.

Het tweede bedrijf is totaal over de top en buitengewoon leuk. We zijn aan het hof, de kostuums inclusief overdadige pruiken zijn schitterend, het barst van de gemeneriken en er zijn veel grappen, soms alleen leuk voor theaterinsiders, maar meestal voor iedereen te vatten en erg geestig. Ook nu heeft Rietman een fijne rol: hij doet zich voor als illusionist met als doel de liefde tussen Hans en Ondine te torpederen.

Sprookje

Evgenia Brendes heeft het perfecte gezicht om een waternimf te spelen. Haar Ondine is kinderlijk, gaat haar eigen gang en is af en toe behoorlijk irritant. (Mij doet ze een beetje denken aan Saga uit The Bridge, zij het jonger en veel vrolijker.) Gedurende de loop van het stuk verandert haar houding, ze groeit als het ware op. Ze past zich niet aan, ze blijft haar eigen weg gaan, maar ze zoekt manieren om te redden wat er te redden valt. Haar grote moment komt aan het einde als ze laat zien hoe diep haar liefde voor Hans is en hoe ze zich zonder meer op wil offeren om hem te redden. Op dat moment kun je niet anders dan van haar houden.

Ondine is soms een feest om mee te maken, soms een bezoeking maar met drie uur absoluut minstens drie kwartier te lang. Geweldig dat De Man zoveel lef en fantasie heeft, maar voor de genietbaarheid van het stuk zou het hebben geholpen als hij wat darlings had gekilld, zoals het bijna een verplichting lijkende item over de plastic troep in onze oceanen dat in de hier gevonden vorm geen enkele impact heeft, integendeel. En wat meer diepgang zou ook fijn zijn geweest. After all, het gaat hier om een sprookje, het soort verhaal dat door psychoanalytici wordt gebruikt om hun cliënten het een en ander bij te brengen.

Desalniettemin maakt het ontroerende zeer sprookjesachtige einde heel veel goed.

Theater / Reportage
special: Oerol 2018 deel 1

Het ware

Het jaarlijkse Oerol-festival is sinds 1982 uitgegroeid tot een internationaal fenomeen, dat jaarlijks populairder lijkt te worden. Tien dagen lang verwelkomt Terschelling tienduizenden toeschouwers voor (locatie) theater en dans, straattheater, beeldende landschapskunst en muziek. Dit vijfde jaar op rij zag ik wederom bijzondere voorstellingen, maar miste ik de ‘sense of place’ die ik voorgaande jaren zo sterk heb ervaren. De wisselwerking tussen de omgeving en de voorstellingen, maakte voor mij eerdere edities van het festival zo waardevol. Het grote aanbod dwingt daarbij om keuzes te maken bij de samenstelling van je persoonlijke programma, waardoor ik een beperkt beeld heb kunnen vormen van deze gehele editie. In twee delen, het ware en de verbinding, beschrijf ik mijn theaterervaringen op het eiland.

YoungGangsters – DisasterLicious

In een oer-Hollands decor, zo knallend van kleuren dat ik me even in de Efteling waan, neemt het publiek plaats als ramptoeristen. Maar niet voordat er eerst gezamenlijk opgewarmd is: enkele oefeningen in overleven vormen een voorbereiding op de flauwheid die komen gaat. Toeschouwend vanaf de tribune voltrekt zich een rampenplan in de pittoreske setting van een vissersplaats met dijk, molen en heel veel water. Er is tweedimensionaal water, dat als afscheiding dient van de arena waarin het spektakel zich plaatsvindt, en driedimensionaal dat door de lucht vliegt richting publiek. In afwisselend Engels en Nederlands met een vet Amerikaans accent, wordt de Hollandse cultuur met musical-elementen, volksliederen en veel slapstick op de hak genomen. Mijn smaak is het niet, maar van mijn buurvrouw hoor ik dat ze al jaren terugkomt voor dit spektakeltheater dat volgens haar ‘heel speciaal’ is. Dit belevingstheater steekt naar mijn idee weer de draak met theater dat steeds meer een ‘beleving’ moet worden om publiek te trekken, zoals ‘ervaringstheater’.

Tussen al het komische door, wordt de kern waarop onze samenleving letterlijk is gebouwd geraakt: ‘God created the world, we created the Netherlands.’ In een land waarin alles maakbaar lijkt te zijn, is de vraag wie verantwoordelijk is voor het onderhoud van het gemaakte. Met een herhaaldelijk scanderen van ‘it’s up to you’, met bijpassende beweging, is het uiteindelijk aan de burgers om de gaten te dichten. De vluchtende burgemeester, al wegrennende nog wat roepend over onderzoeken en stenen die naar boven gehaald worden, verbeeldt de overheid die het af laat weten op dit gebied. Allerhande korte termijnproblemen vragen aandacht, waardoor de rest op de lange baan geschoven wordt en er geen ruimte meer is voor investering in de dijken. In een groots gevecht met het doorbrekende water is het aan Hansje Brinker om zijn lijf te offeren aan de dijk. Maar na het vele bloed en zweet zijn de gangsters nog niet klaar. Bij de dood van Hansjes geheime liefde, want ‘de zee geeft en neemt’, komen de krokodillentranen. De ware vraag die Lotte Bos en Annechien de Vocht oproepen over individuele of collectieve verantwoordelijkheid, wordt door drie publieke helden die plaatsnemen op het toneel aan het einde beantwoord.

Nineties Productions / Touki Delphine – Billy the Kid: a post-truth concert in court

Met het uiten van het dwingende ‘rise’, wordt het publiek van Billy the Kid uitgenodigd door de rechter om als jury plaats te nemen op de tribune en van daaruit te oordelen over zijn leven.

Vanaf de dag dat hij wordt vermoord, 14 juli 1881, wordt zijn verhaal verteld door musicerende spelers en spelende musici. Een verteller laat met gedetailleerde beschrijvingen van delen uit Billy’s leven een film afspelen in je verbeelding. Tegelijkertijd worden deze door de anderen voorzien van een meeslepende soundtrack. Ingenieus gevormde klanken, zoals kletterende paardenhoeven en knerpende voetstappen nemen je mee naar de cruciale momenten voor, tijdens en na Billy’s dood. Krachtige country laat de Amerikaanse vrijheid klinken die zo hard bevochten is en nog steeds wordt. Een grappig intermezzo van twee voormalig bende-leden, vertaald als ‘bla bla bla’ in de boventiteling, zorgt voor de benodigde lucht die dit andere perspectief op Billy brengt. De moord vanuit de kogel gezien, met als bestemming Billy, is een verrassende invalshoek en de snelle afwisseling van vertelperspectieven houden het spannend. Heerlijk aanstekelijk is Sallie, naar eigen zeggen Billy’s eerste liefde, die als r&b zangeres met veel bling bling haar geliefde eert.

Gespeeld wordt met echt en onecht, met het spelen van het spel dat theater is. Het script moet het ontgelden, in een meta-theatrale tekststrijd. Vlak voordat ik afhaak komt er weer een lekker nummer, wederom met teksten die tot overdenken stemmen. Snel wordt er geschakeld tussen toen en nu, met een humoristische beschrijving land ik in 2018 op Terschelling, kijkend naar hetgeen er nu op de vloer gebeurt. Gestuurd word ik door de betoverende stem van de verteller, die met zijn tekst het theater even onttovert. En de onwetendheid van het publiek aankaart, want waarom zijn wij Billy the Kid als een belangwekkend figuur gaan zien?

Een absurd gesprek tussen een hooibaal en het paard van Billy, vertelt een groter verhaal over het vertellen van verhalen en de waarde die er (al dan niet) aan toegekend wordt. Weer staat het ware tegenover het onware en worden de uiteenlopende kanten van Billy’s menszijn op verschillende manieren belicht. Broodnodig binnen de discussies over alternatieve feiten. De performers verhouden zich elk op eigen wijze tot de Amerikaanse landverovering, van culturele invloed die overgaat in culturele toe-eigening binnen de eigen kledingkast tot aan het rustige dagelijkse Amerikaanse leven tegenover de hevige krantenkoppen.

Dat de cowboyhoed van de rechter witte veren draagt en al vanaf de start de rivaliserende partijen in zijn hoofddeksel verenigde, concludeer ik pas na afloop van deze gelaagde meeslepende rechtszaak. In bijna 80 minuten is de tijd voorbij gevlogen en hebben de verschillende waarheden die ten tonele zijn gebracht, mij in hun greep gehouden. Wie of wat Billy the Kid was, is aan de toeschouwer die in het donker achterblijft.

Veenfabriek / La Compagnie du Tire-Laine – Pinokkio

Grenzend aan het bos en de duinen is een mediterraan zanderig dorpsplein gecreëerd, met parasols en slim gespannen zonne-/regenschermen boven de tribunes. De muzikanten van het Franse muziekensemble zorgen voor een feestelijke, uitbundige sfeer en blijven het verhaal gedurende de gehele voorstelling ondersteunen en onderbreken. Pinokkio danst, springt en zwiert terwijl het publiek plaatsneemt, tot hij op is en in een boot gaat slapen. Deze bevindt zich midden in een ballenbak, bestaande uit grote en kleine ballen.

Deze eigen versie van de Veenfabriek start klassiek vanuit het personage Gepetto, maar al snel wordt Pinokkio’s lotsbestemming bevraagd in gevatte, lekker klinkende en regelmatig rijmende teksten. Draaiend rondom het ware en de waarheid die Pinokkio zal gaan verkondigen om een echte jongen te worden. Zijn helper Japie is getransformeerd naar mevrouw Krekel van Bureau Jeugdzorg. Alcoholgebruik, kindermisbruik, kleur en afkomst worden terloops humoristisch aangestipt maar vervliegen snel in de opvolgende woordenstromen. Terwijl de vertelling aan het begin in traag, mediterraan tempo door de hoofdstukken heen leidt. Door de opeenvolging van grote thema’s als beïnvloeding, rechtvaardigheid, vertrouwen en waarheid zijn de verhaallijnen soms lastig te volgen. Hoogtepunt in traagheid is de monoloog van (uils)kuiken, waarin zij op karikaturale wijze tot de anti-climax komt dat je takken beter in een boom kunt laten hangen. Tot in het absurde wordt dit uitgereikt, tenslotte gaat de tak praten en wil deze Pinokkio spreken.

Even later is Pinokkio geketend en wordt hij in het keurslijf van een robotachtig skelet gedwongen, als een beugel waarmee hij volwassen dient te worden. Een vierstemmig lied over opgroeien, verpakt in een carnavalskraker, brengt een ironische lamlendigheid in het spel bij de grote levensvragen over het waarom en waartoe. Eindigend in een poetry slam over het leven van de toeschouwers en Pinokkio. Na de antwoorden komen de vragen, worden luchtbellen geblazen en ijsjes als zoethoudertjes uitgedeeld. Dan worden de toeschouwers de vloer opgetrokken door de spelers, om samen te dansen als op een dorpsfestijn. Alle houten klazen zijn verzameld.

De Utvalgte – The Ship – vol.4

Na buitenlocaties in Frankrijk, Noorwegen en Groenland is de Noorse theatergroep in een Nederlandse duinpan geland. Een gravende langharige man, type Viking, vormt minutenlang het beginbeeld. Tot hij onderbroken wordt door één van zijn medespelers, die een relaas afsteekt over een vulkaan die deels onder Terschelling zou liggen. Hier wordt een apocalyptisch verhaal gestart dat begint (en eindigt) met lava. Hij interacteert als een ware mc met zijn tegenspeler en het publiek. Maar hoe hij zijn best ook doet, geloven doe ik hem niet. De gasboringen worden kort even aangestipt, omdat deze als oorzaak worden gezien van de toekomstige vulkaanuitbarsting. Heel even ga ik mee in zijn idee over de stupiditeit van boren aan de rand van een tektonische plaat, maar in het geharrewar van de rest van de voorstelling vergeet ik dit al snel.

Vage personages trachten een te grote scope aan menselijke wezenlijkheid te vangen, waardoor de flarden die zij weergeven opgaan in de prachtige avondhemel boven de zee. Aan het begin verkondigde de mc nog dat hij dacht dat het een avond om nooit te vergeten werd en zich vereerd voelde om op zo’n mooie locatie te spelen. De locatie beklijft inderdaad, maar zelfs deze kan de mensheid vanavond niet redden. Ik voel me als toeschouwer verloren tussen de vijf personages die mij niet kunnen overtuigen. De drone die even mee komt spelen is een leuke gimmick, de geit die het toneel op wordt gedwongen, had beter met rust gelaten kunnen worden. De indrukwekkende live muziek (afkomstig van slechts één gitaar) en bijzonder tastbare visuals op het duinzand vallen helaas weg in het chaotische geheel.

Bambie / Eef van Breen Group – Bambie is Back!

Bambie leidt je het Hoornse bos in, naar een open plek waar een huiselijk decor is gevormd. Hierin  wordt de toon aan het begin meteen gezet in een slaapkamer met scheef romantisch vergezicht, dat direct recht gehangen wordt. Even later loopt een speler het bos in, om daarna met de deur in huis te vallen. Een tweede, derde, vierde, vijfde en zesde volgen, tot er in een kring achter elkaar aan gelopen wordt en de spelers uiteindelijk weer samen komen. Gedurende de voorstelling wordt er voortdurend uit elkaar bewogen en toenadering gezocht, veelal uitmondend in anticlimaxen. Een mooie verbeelding van het menselijke leven, op humoristische wijze heel herkenbaar gebracht.

Vol verrassingen houdt Bambie je scherp, van een schaatsbeweging in een mini pas de deux tot aan het vallen van een tak uit een nabije boom. Samen maken de spelers theater van korte toneelstukjes met ironische verwijzingen die de vierde wand doorbreken, zoals ‘ik ben dood, ja’. Ook de voorbereidende handelingen worden benadrukt door deze enorm uit te rekken. Zo duurt het tijden voordat er uiteindelijk samen gemusiceerd kan worden, wat vervolgens weer van korte duur is. De spanning in de handelingen wordt bereikt door de geconcentreerde vertraging vooraf. Ook de aankondiging van een theaterkus via trompetgeschal volgt ditzelfde stramien, net voor de climax wordt deze onderbroken door ademtekort en een rood aangelopen hoofd. De snelle opeenvolging van verschillende scènes blijft boeien, de samenhang wordt behouden door gelijksoortige opbouw.

De relaties tussen beweging en geluid zijn dankzij een zeer strakke timing fenomenaal, net als het spel dat constant gespeeld wordt met de wetten van theater. Constante verwijzingen naar het ‘nu’ duiden op de live-kwaliteit van toneelspel, maar vormen ook een sarcastische verwijzing naar mindfulness. Bijzonder grappig verbeeld in het opzetten van een boompje, één wordend met de natuur op zen-muziek. Soms in vertraging, dan weer in versnelling wordt het ware leven getoond in al zijn absurditeit. Door de magnifieke speelstijl blijft de subtiliteit behouden en blijft het bijna 1,5 uur lang heerlijk om naar te kijken. ‘Het gaat maar door’ verzucht een toeschouwer grinnikend achter me. Bambie is terug met haar ware mime-theater.

Theater / Achtergrond
special: Holland Festival 2018 week 2

Holland Festival: de tweede week

Deze week keek Emilia haar ogen uit bij het gigantisch decor van JR dat te hoog was voor de Westergasfabriek en uit had moeten wijken naar de Centrale Markthallen. Ze liep over de vloer van de Rabozaal tussen de dansers van Arno Schuitemaker. En bij een ode aan sterke vrouwen zat ze onder een hemel van beha’s.

16 juni: FC Bergman – JR

Foto: Kurt Van der Elst

Als het na tweeëneenhalf uur eindelijk pauze is ben ik opgelucht. Is JR zo slecht dan? Nee, maar wel erg vermoeiend. Je ziet, terwijl je tussen andere toeschouwers ingeklemd zit en bijna constant omhoog kijkt, erg veel personages op veel verschillende plekken onduidelijke dingen doen. JR is gebaseerd op het gelijknamige cultboek van William Gaddis. Een elfjarige jongen, JR, blijkt het fantastisch te doen op de beurs. Terwijl hij rijk en machtig wordt, richt hij veel anderen, zowel bedrijven als individuen, te gronde.

FC Bergman heeft een, uitstekend bij het stuk passend, megalomaan decor gebouwd met een veertien meter hoge toren vol met allerlei verschillende ruimtes, waaronder niet de meest voor de hand liggende zoals een museumzaal en een metrocoupé. Er omheen staan vier publiekstribunes, de toeschouwers zien qua plot hetzelfde, maar niet qua beeld. Soms kan je ter plekke volgen wat er gebeurt, vaker zie je dat op een scherm. Geestig is dat je op film iemand papieren uit het raam ziet gooien en ze in het echt aan de zijkant naar beneden ziet fladderen. We zien echter niet alles, vanaf de tribune waar ik zit hebben we zicht op een bioscoopzaal waar Taxi Driver wordt vertoond, de andere drie tribunes zien dat niet, ook niet later op film. Volgens Gaddis is dat de kern van het kapitalisme: niet iedereen op de wereld heeft hetzelfde overzicht. Overigens is noch voor Gaddis noch voor FC Bergman kapitalisme een monster, wel een gegeven waar we om mee moeten leren gaan.

De belangrijkste personages in JR zijn de dolende componist Edward Bast die zich door iedereen, vooral JR, laat misbruiken -prachtig gespeeld door Oscar Van Rompay- en Jack Gibbs, een fantastische Jan Bijvoet. Aanvankelijk is Gibbs een vervelende dronkenlap, maar in feite is hij een gevoelige intelligente schrijver, die er evenmin in slaagt te krijgen wat hij wil.

Ik heb gemengde gevoelens over JR. Het is buitengewoon knap hoe FC Bergman dit stuk heeft gerealiseerd en de acteurs zijn goed tot weergaloos. De gekozen vorm waarbij er live wordt gespeeld en we tegelijkertijd elke gezichts- en lichaamsuitdrukking uitvergroot kunnen zien op film werkt geweldig, zeker bij een acteur met zoveel nuances als Bijvoet. De inhoud van JR is echter minder interessant. Een aantal scènes, vooral na de pauze, zijn soms met behulp van muziek boeiend en meeslepend, maar over het algemeen blijft het verhaal te oppervlakkig en duurt het allemaal erg lang. De momenten met Bast en Gibbs echter, hun worsteling met leven en liefde, zijn prachtig, soms geestig en uiteindelijk ontroerend.

17 juni: Arno Schuitemaker  – The Way You Sound Tonight

Foto: Sanne Peper

Gedurende de inleiding wordt gezegd dat tijdens de dansvoorstelling The Way You Sound Tonight alles mag: we mogen staan, zitten, heen en weer lopen, alles. Het is ónze ervaring. Daarom staat het publiek samen met de dansers op het podium van de Rabozaal, choreograaf Arno Schuitemaker wil dat toeschouwers een andere ervaring krijgen dan gebruikelijk. Maar het publiek denkt er anders over: iedereen gaat meteen op de tribunes zitten die aan weerskanten zijn geplaatst. De enigen die staan zijn mensen die qua zitplaats achter het net visten, een aantal daarvan gaan op de grond zitten. Bewogen wordt er nauwelijks, behalve door de dansers.

Voor Schuitemaker was de zintuigelijke beleving van beweging het vertrekpunt bij zijn eerste werk. Later werden licht en geluid in de verhouding tot het bewegen steeds belangrijker. Voor The Way You Sound Tonight wilde hij ook de ruimte erbij betrekken.

Een danser maakt kleine langzame bewegingen. Ik ga de vloer op en sta hem vanaf een afstandje te bekijken. Het is een speciale ervaring, zeker als hij me een tijdlang aankijkt. Er gebeurt iets, het is een beetje eng zo alleen met hem, maar wel heel bijzonder. Als de belichting verandert ontdek ik dat er nog twee dansers zijn; om dan als enige toeschouwer in het midden van de zaal tussen hen in te staan vind ik te opdringerig, dus ik loop naar de kant. Het is jammer om uit het energieveld van de dansers weg te zijn, de ervaring is nu meer een gewoon toekijken. Later verandert dat als er opnieuw twee dansers bijkomen en de afstand vanzelf vermindert.

De dansers, Schuitemaker noemt ze liever performers, maken steeds dezelfde golvende beweging vanuit rug en buik, de schouders gaan mee, de heupen. Er komen lichte variaties en als de muziek verandert zie je de dans ook veranderen, afhankelijk van het ritme dat ze volgen, wat niet bij iedereen hetzelfde is.

Het is heerlijk daar te staan, ik heb het gevoel dat ik zintuiglijk ervaar wat er met de dansers gebeurt meer dan wanneer ik op mijn stoel in de zaal zit. Het licht verandert steeds en daardoor verander ik een beetje. Ik ontdek dat er live gitaar wordt gespeeld (door Aart Strootman), ik besef dat je als publiek ook onderdeel van de voorstelling bent. Te gek dat Arno Schuitemaker ons de kans geeft dit heel rustig op zo’n mooie plek te mogen ervaren.

20 juni: Nadia Beugré – Legacy

Foto: Dylan Piaser

Een groep vrouwen loopt hard op een manier die ik herken van Afrikaanse filmbeelden, een soort dansend joggen. Het is een gemengde groep: zwart en ook wat wit, allen verschillend in leeftijd en lichaamsvorm. Je een tijdlang op zo’n
manier voortbewegen is behoorlijk vermoeiend en dat is te zien. Een paar van de vrouwen hebben nergens last van, ze maken sprongen of rennen gebogen langs het publiek. Legacy is gemaakt door de uit Ivoorkust afkomstige Nadia Beugré,
het is haar ode aan vrouwen die vechten en vochten voor de rechten, vrijheid en waardigheid van hun volk en van henzelf. Iets waarvoor ze doorzettingsvermogen nodig hadden en risico’s namen.

Tijdens de inleiding is uitgelegd dat het hier om het werk van een zwarte vrouw gaat en dat feminisme voor haar iets anders kan betekenen dan voor blanke vrouwen. En dat het enige decorstuk, een grote berg beha’s, vermoedelijk weinig te maken heeft met de westerse acties in de jaren zestig waarbij vrouwen demonstratief hun beha’s uittrokken en soms verbrandden. Wat de betekenis dan wel is kun je zelf bedenken als halverwege de voorstelling alle beha’s opgehesen worden en als een kleurrijke lichtfilter boven ons komen te hangen en Beugré, gehuld in een jurk van beha’s, een indrukwekkende rituele dans uitvoert. Misschien vertegenwoordigen de beha’s de niet-aanwezige vrouwen? Mogelijk ook is er een nog diepere betekenis die ik vanwege het cultuurverschil niet ken. Aan het eind van de voorstelling worden er op ontroerende wijze trotse verhalen verteld over voormoeders; soms blijkt dat het licht schijnend door de beha’s een bepaald belangrijk gezicht op een naakte rug vormt.

Al kijkend naar de groep rennende vrouwen groeien mijn bewondering en ontroering. Zij hijgen en zweten en moeten ondersteund worden of ondersteunen zelf, maar ze stoppen niet, ze blijven doorgaan. Ze trekken hun kleren uit, ook hun beha’s en blijven rennen, terwijl ze ons aan blijven kijken. Het is prachtig, zij zijn prachtig. De tranen rollen over mijn wangen.

Later volgt er een fascinerend, intiem en rauw dansduet tussen Beugré en een andere danser, Hanna Hedman, beiden nog steeds met ontbloot bovenlijf. Vroeger werden zwarte vrouwen altijd zo getoond, voor hen was dat normaal, voor ons, kolonialen, een bewijs van hun inferioriteit. Het is adembenemend dat Beugré juist deze vorm kiest voor haar stuk. Deze vrouwen zijn niet bezig met slachtofferschap en miskenning, dat staat alleen maar in de weg. Ze gebruiken hun kracht die daar nog meer van groeit. Schitterend.