CurseOfLono_AsIFell
Muziek / Album

Gepolijste tweede

recensie: Curse of Lono – As I Fell
CurseOfLono_AsIFell

Het tweede album van Curse of Lono zal hogere ogen gaan gooien dan het debuut van vorig jaar juni. Het debuut Severed klonk heel spannend, misschien wel te spannend voor een grote groep luisteraars. As I Fell is daarentegen al album van de week geweest bij NPO Radio2.

Curse of Lono komt uit Londen en kreeg met het debuut goede recensies in de alternatieve muziekscene. Dat bracht hen inmiddels op het Isle Of White festival en ze stonden in het voorprogramma van Southside Johnny en Steve Earle in de Benelux.

Gepolijst geluid

Wat al snel opvalt bij beluistering van het nieuwe album As I Fell is dat de sound van de band gepolijst klinkt. De avontuurlijke randjes die we van het debuut kennen zijn gladder gestreken. Dat is winst voor de gemiddelde luisteraar, maar voor de alternatieve luisteraar geeft het iets minder spanning. De band koos voor producer Oli Bayston en nam met een mobiele studio op in Joshua Tree en in de Flesh & Bone Studios in Hackney. Ze hebben wat dat betreft niet veel aan het toeval overgelaten om een album te realiseren dat de nodige nationale en internationale aandacht zal opeisen. Ze willen duidelijk de vleugels uitslaan na de positieve recensies en aandacht van het debuut Severed. Dat daarbij een knieval gedaan moet worden richting een meer coherent geluid nemen de bandleden graag voor lief.

Lekkere muziek

Wie wat diepgang zoekt in de muziek moet vooral aandachtiger luisteren. Niet alleen naar de instrumentatie die in laagjes is opgebouwd maar ook naar de teksten. Felix Bechtolsheimer, Joe Hazell, Dani Ruiz Hernandez, Charis Anderson en Neil Findlay gaan de diepgaandere onderwerpen niet uit de weg in hun liedjes. Zo komen er onderwerpen voorbij als moorddadige jaloezie en de dood van geliefden. Duidelijk geen onderwerpen die alledaags zijn bij de talloze liedjes die de hitparades bestormen.

Het liedje ‘And It Shows’, dat Felix reeds schreef in 2000 toen hij zijn verslaving aan methadon had kunnen loslaten, heeft nu eindelijk een plaatsje gevonden. Het verhaalt over een moeilijke tijd waarin zijn beste vriend overleed en zijn lief hem in de steek liet, terwijl hijzelf wel tegen de muren kon opklimmen. Inhoudelijk is het dus geen al te vrolijk liedje, maar het is zeker de moeite waard om wat te investeren voor de beluistering. Voor wie dat niet doet, klinkt het album daarnaast nog steeds als lekkere muziek in de oren.

Wie weet gaat deze band net zo’n grote toekomst tegemoet als bijvoorbeeld U2 die na een charmant begin steeds hogere ogen gooide en tegenwoordig zonder scherpe kantjes heel succesvol zijn. Hoe dit uitpakt voor Curse of Lono, zal de toekomst ons leren.

 

Kunst / Expo binnenland

Hand in hand: natuurwetenschap en kunst

recensie: Irene Kopelman, een solotentoonstelling

De in Amsterdam gevestigde Argentijnse kunstenares Irene Kopelman (1974) maakt werk op het kruispunt van natuurwetenschap en kunst. In deze solotentoonstelling in Witte de With is werk te zien uit verscheidene wereldwijde projecten waaraan de kunstenares werkte tussen 2012 en 2016.

Wetenschap als basis

De bindende factor in Kopelmans werk is de manier waarop zij haar nieuwsgierigheid en creativiteit uit, namelijk in de vorm van natuurwetenschappelijk onderzoek. Voorafgaand aan het maken van kunst, doet zij intensief onderzoek naar de ecosystemen en landschappen van de gebieden waar zij zich door laat inspireren. En deze gebieden zijn uiteenlopend: ze deed onderzoek op de vulkanische eilanden van Hawaii, beproefde het bergachtige binnenland van Borneo en ze bestudeerde het Peruaanse regenwoud. Haar wetenschappelijk onderzoek bestaat voor een groot deel uit scherpe observatie en documentatie, soms samenwerkend met lokale wetenschappers.

Irene Kopelman: Puzzle Piece (2012) Foto Kristien Daem

Hawaii: observatie en registratie

In 2012 vervaardigde Kopelman het werk The Levy’s Puzzle piece #2, geïnspireerd op vulkanische lavagronden die zij mocht onderzoeken op Hawaii. Met dit werk bootste de kunstenares de patronen in zwarte vulkanische grond na, door de scheuren en aantasting te weergeven. In het eerste opzicht lijkt de sculptuur op een puzzel; de lavastukken lijken zorgvuldig bij elkaar gebracht te zijn in de juiste vorm. De kunstenares zelf linkte hieraan een symbolische waarde, namelijk haar verlangen om het landschap te kunnen traceren en het te kunnen doorgronden. De sculptuur neemt een centrale plek in, waaromheen haar schilder- en tekenwerk is geplaatst.

De schilderijenreeks Colors of a Volcanic Landscape (A) uit 2016 is ook gebaseerd op een expeditie naar Hawaii. In 2015 bezocht de kunstenares daar nogmaals het vulkaangebied, waar zij verschillende soorten steen verzamelde en meebracht naar haar atelier in Amsterdam. Hier onderzocht zij de verschillende gesteentes, aan de hand waarvan ze een kleurenschema opstelde. Deze index diende als startpunt voor het maken van Colors of a Volcanic Landscape. De vormentaal die Kopelman hanteert is eveneens afgeleid van de vormen die zij ontdekte in de stenen, die zij vastlegde in vele studies.

Irene Kopelman: Sampling Greens (2012) Foto Kristien Daem

Peru: elementen op papier

Naast sculptuur en schilderijen zijn er van Kopelman ook tekeningen te zien in haar solotentoonstelling. In 2012 reisde ze af naar Reserva Territorial Madre de Dios in Peru, een reservaat dat een grote variatie aan types regenwoud kent. Kopelman maakte ter plekke veel tekeningen, waarvan er een aantal te zien zijn in de tentoonstelling, maar ook werkte ze in haar atelier veel van haar observaties uit. Wat de kunstenares beschreef in een interview biedt een verklaring voor haar werk: wat haar het meest raakte tijdens de expeditie was de enorme dichtheid van het woud. Analyseren van een afstand was onmogelijk, de kunstenares stond er middenin.

Irene Kopelman: 77 Colors of a Volcanic Landscape A (2016) and Puzzle Piece (2012) Foto Kristien Daem

Empirie tot kunst

De vraag of (natuur)wetenschappelijk onderzoek kan dienen als inspiratiebron voor kunst, of in het geval van Kopelman als leidraad in een oeuvre, is een veel gestelde. Kunst en wetenschap lijken in hun grondprincipes niet overeen te stemmen, maar sluit dit coöperatie uit? Irene Kopelman bewijst met haar werk het tegendeel. Als observerende, onderzoekende kunstenaar verwerkt zij haar analyses in esthetisch beladen objecten. Natuurwetenschappelijk onderzoek dient als leidraad in haar werk, maar daarnaast spelen haar emotionele belevingen een grote rol in het proces van haar kunst. Vanaf haar expedities tot aan het maakproces gaan kunst en wetenschap hand in hand.

Boeken / Fictie

Érg vroege voorloper van Dada

recensie: Charles Cros, Kreek Daey Ouwens, Harry van Doveren, Theo Rikken, Ineke van Doorn - Mijnheer Cros

In Mijnheer Cros maken we kennis met een soort dadaïst in de 19e eeuw: Charles Cros (1842-1888). Die verwacht je niet zo vroeg al.

De aanspreking Mijnheer Cros, een eigennaam, doet denken aan verzonnen personages als Monsieur Plume van Henri Michaux en Meneer Cogito van Zbigniew Herbert. Al zijn die heren minder luchtig en meer traditioneel poëtisch neergezet dan Mijnheer Cros. Die wil van ernst namelijk niets weten aangezien het leven absurd is. Met een geheel eigen soort fantasie evoceert hij dat in bijna op zijn kop gezette taal. Of dit aparte ook van zijn leven is af te lezen, daarover ontbreekt alle uitsluitsel.

Absurdisme

Het boek opent met het gedicht ‘De bokking’ (Le Hareng Saur) van Cros zelf, gemaakt ‘Om de grote mensen boos te maken – ernstig, ernstig, ernstig,/ En de kinderen te vermaken – klein, klein, klein.’ Dat komt al een beetje in de buurt van Dada en heeft zeker ook iets weg van de latere Russische absurdist Daniil Charms.

Naast Cros drukken vier auteurs mede een stempel op de bundel met bijdragen die op Cros geïnspireerd zijn, maar niet stranden in imitatie. Het heet dat ze zelf ‘hun’ Mijnheer Cros uitvonden, al klinken die niet zo soeverein als de oorspronkelijke. Vanwaar die behoefte? Gaat ook nog eens een ‘eigen’ Shakespeare of Kloos uitgevonden worden?

Geen succes

In ‘Mijnheer Cros, een vivisectie’ wordt een met opzet malle poging ondernomen om in de buurt van de mens Cros te komen, maar dan wel met stilistische eigenaardigheden van Cros zelf. Vergelijkbaar gebeurt dat ook in ‘Uit het Parijse dagboek van mijnheer Cros’ en in ‘Mijnheer Cros in de spiegel’. De fijne illustraties van Ineke van Doorn dragen bij in dezelfde sfeer. Daaronder twee machines, zoals een hilarische worstmachine, die door Cros uitgevonden hadden kunnen zijn om er geen enkel succes mee te hebben – met de fonograaf was Edison net iets eerder.

In de liefde was het van hetzelfde laken een pak. Zijn geliefde dirkt zich voor de spiegel op om haar ‘overwinning nog sterker te laten schitteren’. ‘Als ze, haar geliefde beu, verveeld naar buiten staart’ weet hij dat ze ‘zich opsmukt voor een ander.’ Met zijn weinig veroverende verzen spot zij alleen maar.

Schoenen verkeerd om

Cros past omkeringen toe om de ongerijmdheden te laten zien waaruit voor hem de werkelijkheid opgebouwd lijkt. Doordat een man met zijn schoenen verkeerd om loopt, vraagt hij zich af waar hij is wanneer hij in tegenovergestelde richting naar kantoor is gegaan. ‘Weet u, als je zo lang omgekeerd bent geweest, dan brengt dat je in de war.’

Mijnheer Charles Cros zijn 46 jaar beschoren geweest om uitvindingen te doen, zijn bèta-kant, en literatuur te bedrijven, zijn alfa-kant. Pas in 1964 (na een herontdekking?) verscheen zijn Oeuvres complètes, zeshonderd pagina’s dik. De vertalers van Mijnheer Cros gebruikten de uitgave van 1970, die ook Tristan Corbière als auteur kent (hij had een boot in de huiskamer waarin hij sliep), tijdgenoot van Cros en ook voorloper van het surrealisme en aanverwante richtingen. Ze zullen elkaar gekend hebben. Beiden ontregelden laconiek de taalregels, bekommerden zich niet om hun leesbaarheid en vermeden iedere pretentie die naar de toen nog heersende romantiek kon ruiken.

Wie niet genoeg kan krijgen van Cros, vooral een literair curiosum, kan nog genieten van Liesbeth van Nes’ vertaling De fantastische machine. De machine in haar literaire vermomming (1997). Van Theo Rikken verscheen de vertaling Vroeger (2017).

Greta van Fleet
Muziek / Interview
special: In gesprek met rocksensatie Greta van Fleet
Greta van Fleet

Herboren rockmuziek uit de jaren zeventig

Al vier keer eerder dit jaar speelde de jonge rockband Greta van Fleet in Nederland. Na Melkweg, Paradiso, Doornroosje en Pinkpop is in oktober 013 aan de beurt. De recensies liegen er niet om: in korte tijd hebben de jongemannen een aardige reputatie opgebouwd. 8WEEKLY sprak met de jongste van de Kiszka broeders, bassist Sam.

Sam is nog maar 19 jaar oud, en zijn broers zijn vroege twintigers. Hij vertelt dat ze al bijna anderhalf jaar aan het toeren zijn. Gesprekken over wat het is om een ‘normaal’ leven te hebben, zijn aan de orde van de dag. “We hadden het hier gisteren nog over: het verschil tussen on the road zijn en een ‘gewone’ baan. Mensen met een reguliere job gaan altijd terug naar huis, maar wij hebben de bevoorrechte positie om veel mensen te ontmoeten en leuke dingen te doen. Voor ons is de tourbus ons thuis, dat is nu ons leven.”

De bassist mist wel sommige bezigheden van vroeger en verlangt zo nu en dan naar het rondhangen met zijn buddies. Maar van spijt is absoluut geen sprake: “We zijn verslaafd aan deze levensstijl en we willen nog lang niet stoppen. Wel zijn we soms moe, maar tegelijkertijd barsten we ook van de energie. Er komen zeker momenten dat we even niet meer door kunnen. Dan houden we een break van twee dagen. Het is volgens mij vooral een mentaal ding, vooral als je zo jong bent en zo lang van huis. Dit is een droom die uitkomt en ik mag niet klagen, al doe ik dat soms toch.”

Fun fact: de bandnaam is van Nederlandse afkomst! Binnen de gemeenschap van Frankenmuth (Michigan), waar de drie broers vandaan komen, leeft een gezin van Nederlandse afkomst. De moeder heet Gretna van Fleet en heeft zich decennia geleden in de VS gesetteld. “We vonden het gewoon een ongelooflijk mooie naam. Bovendien nemen we zo altijd een stuk van thuis mee als we onderweg zijn, iets wat ons altijd aan thuis doet denken.”

Rockrevival

Dat ze als drie broers, plus een drummer, samen optreden en liedjes schrijven, is een belangrijke factor. Het heeft veel invloed op de dynamiek van de band. “We zijn goed ingespeeld op elkaar en kennen elkaar binnenstebuiten. Dat is waar onze hele chemistry om draait. Tijdens het musiceren ontstaat er daardoor een soort mentale lijm die ons samenbrengt. We kunnen ook vanuit het niets gaan grooven; alsof we in elkaars hoofd kijken. Daar komt nog bij dat onze drummer een goed begrip heeft van melodielijnen, riffjes en akkoorden. Daarmee is hij in feite ons geheime wapen.”

Het geluid van de band doet denken aan rockbands uit de jaren zeventig. Je zou je kunnen afvragen of de muziek wel van deze tijd is en de jongens in de juiste tijd leven. Daar heeft Sam een duidelijke mening over: “Als ik rondkijk, weet ik zeker dat ik op de goede tijd en plaats ben. Veel mensen zijn het zat om steeds hetzelfde liedje op de radio te horen, van artiesten die alleen maar zoveel mogelijk geld proberen te verdienen. Geld is niet een drijfveer voor ons, wij willen gewoon muziek maken op onze manier. Ten opzichte van de muziek van vandaag lijkt de focus op de basis met simpele akkoorden en op songwriting wel uitgestorven.”

Het ligt voor de hand om vergelijkingen met andere bands te maken, maar volgens Sam zit daar een nadeel aan: “Soms is het een enorm compliment om met grootheden uit de rockmuziek vergeleken te worden, maar vaak hebben critici het dan vooral over hoe ze rockmuziek geuit willen zien worden.” Belangrijk is dat de jongens zelf weten wat ze willen zijn. Hun doel hebben ze duidelijk voor ogen. Als achtergrondmuziek gespeeld worden hoort daar niet bij. “Wij willen graag de verantwoordelijkheid nemen om als spreekbuis te dienen voor rock and roll in deze tijd, en opvallen. Het universum is onze grootste supporter en gids. We worden steeds volwassener, hebben veel respect voor elkaars mening en we pushen elkaar om nog beter te worden. Luister maar naar ons album dat dit jaar nog uitkomt!”

Dat belooft nog veel goeds voor deze jongemannen die nog lang niet uitgeraasd zijn.

Live in Nederland: maandag 29 oktober 2018, 013 Tilburg

 

 

 

Boeken / Fictie

Krabben aan korstjes

recensie: Laura van der Haar – Het wolfgetal

Kan tienervriendschap zo sterk zijn dat het de grenzen tart van passionele liefde? Wie het romandebuut van Laura van der Haar leest weet niet alleen dat het kan, maar weet vooral ook hoe dat voelt. Een pageturner in taal en gevoelens.

Vikki is de vriendin die je als tienermeisje droomt te hebben. Onvoorspelbaar, ongrijpbaar duister en vol lef. En daarmee onweerstaanbaar spannend en synoniem voor avontuur. De naamloze hoofdpersoon in Het wolfgetal wordt dan ook als een magneet door haar aangetrokken als ze haar op haar tiende leert kennen. Vikki is tegelijkertijd het meisje waarvan je als ouders hoopt dat je dochter haar nooit zal ontmoeten. Op een leeftijd waarop jonge meiden een natuurlijke hang naar experimenteren en ontdekken hebben, is Vikki duidelijk bad news. Op haar elfde rookt ze, heeft ze haar eerste jeneverroes al achter de rug en is ze met jongens een stuk verder dan de behandelde biologielessen op school. Toch lijft deze durfal de vertelster – die een beetje aandoet als dochter doorsnee – in als hartsvriendin.

Manipulatie en rafelrandjes

De vriendschap is vanaf het eerste moment intens stormachtig en mondt in de vier jaren die volgen uit in totale overgave. Niet in het minst door het manipulatieve karakter van Vikki, die onvoorwaardelijkheid eist en haar vriendin voortdurend op de proef stelt. De tijd die deze met haar verzorgingspaard Croky doorbrengt en de sporadische omgang met klasgenootje Margje zijn Vikki een doorn in het oog. Gaandeweg het verhaal wordt het rafelrandje van Vikki steeds rafeliger. Als dochter uit een ontwricht gezin, waarvan alleen haar moeder nog in beeld is – zij het grotendeels verschanst achter een fluwelen gordijn, wierrookdampen en alcoholwaas – lijkt zij haar verwaarlozingstrauma te vertalen in destructief gedrag, automutilatie en een morbide interesse in de dood. Eigen pijn maken om de andere pijn niet te voelen:

‘Ik denk toch niet dat het echt iets voor mij is,’ zegt ze.

‘Wat?’

‘Gewoon, altijd maar léven.’

Zinnelijk heimweeboek

Dat deze symbiotische vriendinnenliefde tot problemen moet leiden, staat al luid en duidelijk op pagina 1. Twee kille regels lopen vooruit op het naderend onheil: ‘ZAAKNUMMER 1997.09.01.1.06 LICHAAM IN BINNENWATER’. De volgende hoofdstukken worden afgewisseld met losse zinnen uit dit lijkschouwingsrapport, zodat het verhaal een whodunnit-swung krijgt. Dit element voert de spanning in het verhaal aanvankelijk op – wie gaat er dood, wie? – maar de lezer die een beetje knap in puzzelen is heeft dit al redelijk snel achterhaald. Van der Haars doel lijkt dan ook niet zozeer de ontknoping van het drama, die zij al op tweederde van het boek prijsgeeft en waarmee de spanning uit Het wolfgetal slechts deels blijkt te verdwijnen. De ware spanning verstopt ze in de lagen van haar taal. Het is zintuiglijke oertaal vol fascinerende metaforen en omschrijvingen. Bijna als een lijkschouwingsrapport van de taal. Minutieus beschrijft zij het met je nagel doormidden breken van pissebedden: ‘als een vers sperzieboontje’. De auteur, van origine archeologe, lijkt vertrouwd met de meedogenloosheid van de elementen. Wroeten in alle lagen van de natuur en de dingen bij hun naam noemen. ‘Er was sprake van loslaten van de huid en groene blaarvorming’, luidt het autopsieverslag. Het maakt op slag nieuwsgierig naar haar eerder verschenen dichtbundel Bodemdrang.

Daarnaast weet de schrijfster moeiteloos in het hoofd van een tiener te klimmen en daar uitdrukkingen en gedachten te plukken waarvan je vergeten was dat je ze vroeger ook had. Over schoolagenda’s, ouders, Flippo’s en spijbeluren bij de friettent. En daarmee is Het wolfgetal een ultiem en haast zinnelijk heimweeboek. Alsof je krabt aan de korstjes van de weemoed. Naar jeugd, hartsvriendschap en de jaren 90. Naar alles wat was: ”s Avonds laat telefoon en dat het Vikki is. Als je nooit meer terug kunt zou het geen heimwee mogen heten.’

shelter - catharijneconvent - 8WEEKLY
Kunst / Expo binnenland

Schuilen in het klooster

recensie: Shelter. A contemporary intervention
shelter - catharijneconvent - 8WEEKLY

De komende maanden biedt het Utrechtse Museum Catharijneconvent een schuilplaats aan hedendaagse kunstwerken van onder anderen Dan Vho, Sarah van Sonsbeeck en Marlene Dumas, afkomstig uit de collectie van het Centraal Museum. De tentoonstelling Shelter. A contemporary intervention is een prachtige tweespraak tussen modern en eeuwenoud die flink aan het denken zet.

Dialoog en interventie

shelter - Dumas - Jewish Girl

The Jewish Girl, Marlene Dumas, 1986. Collectie Centraal Museum, Utrecht.

Hoewel tentoonstellingsteksten en bordjes de bezoeker meteen naar de tentoonstellingsruimte op de bovenste verdieping leiden, is het beter om beneden te beginnen en langzaam de weg naar boven te volgen. Tussen de gebruikelijke Rembrandts en Pieter Saenredams duiken op die manier steeds meer en meer contrasterende hedendaagse werken op. Zo komt men tussen klassieke, starre portretten uit de Gouden Eeuw ineens de moderne, beweeglijke portretten van Robert Longo tegen – een kunstenaar die zijn modellen graag met spullen bekogelt terwijl hij ze fotografeert. Marlene Dumas’ Het Joodse meisje is geplaatst naast een 400 jaar ouder Joods meisje: Salomon de Brays Jaël uit 1635. De onverschrokken Jaël op dit schilderij heeft geen geheimen voor ons. Ze is een heldin, heeft zojuist haar volk gered door een vijandige legerleider te vermoorden. Het verhaal van Dumas’ meisje, geschilderd in mysterieus blauwe tonen, kennen we niet. Ze laat met haar doordringende blik een stuk meer aan de eigen interpretatie over en vormt een sterk contrast.

Het uitgangspunt van de tentoonstelling

shelter - Anti Drone Tent - Sarah van Sonsbeeck

Uitsnede affichebeeld Shelter. Anti Drone Tent, Sarah van Sonsbeeck, 2013 (Courtesy Annet Gelink Gallery, Amsterdam) in refter Museum Catharijneconvent. Ontwerp beeld: Fabrique. Foto: Daisy Komen.

Gastconservator Bart Rutten legt in de audiotour uit dat Derelict Woman van Duane Hanson een van de eerste werken was die hij in gedachten had voor Shelter, omdat het Catharijneconvent van oorsprong een klooster voor de allerarmsten was. Het is niet moeilijk om je in Ruttens beslissing te verplaatsen: het standbeeld van een ineengezakte, verwaarloosde vrouw is zo levensecht dat je haar een fractie van een seconde voor een echte, levende, ademende dakloze aanziet. Boven haar, aan de muur, hangt een houten beeld van een uitgemergelde Christus aan het kruis. Het contrast is ontstellend: we worden geconfronteerd met twee vormen van lijden, maar waar met de ene vorm dagelijks wordt meegeleden in kerken over de hele wereld, kijken we naar de andere vaak nauwelijks om.

Met je neus op de feiten gedrukt

shelter - Kerry James Marshall

Vignette, Kerry James Marshall, 2003. Defares Collectie.

Shelter omvat ontzettend actuele kunstwerken die ons regelmatig met de neus op de feiten drukken. Sarah van Sonsbeecks Anti Drone Tent bijvoorbeeld, een serie van zeven tenten gemaakt van isolatiedekens, roept meteen welbekende beelden op van angstige vluchtelingen gehuld in gouden dekens. Ook de schilderijen van Nola Hatterman en Kerry James, die religieuze figuren met een donkere huidskleur tonen, zetten aan het denken. Hattermans Pièta, waarop een zwarte Maria rouwt om haar gestorven zoon, stelt niet alleen het Nederlandse koloniale verleden aan de kaak, maar roept ook bijvoorbeeld de gedachte op aan recente discussies over raciaal gemotiveerd politiegeweld in de VS.

Shelter is een prachtige samenwerking tussen de collecties van Museum Catharijneconvent en het Centraal Museum, tussen oud en nieuw, tussen religieus en werelds. Hoewel men soms iets te gretig lijkt om een link te leggen tussen de religieuze context van het museum en de hedendaagse werken waar deze niet per se altijd voor de hand ligt, komt dit voor het merendeel goed uit de verf. Shelter is een tentoonstelling die vragen stelt, confronteert en aan het denken zet, maar vooral een prachtige dialoog laat zien tussen oud en nieuw.

St Tropez
Muziek / Interview
special: St. Tropez over muzikale visie
St Tropez

Pop-up Studio St. Tropez

Tijdens de maand mei was er op Amsterdam Centraal een merkwaardig winkeltje te vinden. Een pop-up store van de band St. Tropez, of wellicht beter, een pop-up studio. De band voerde hier als het ware performance art uit; muziek vanuit het niets, met het idee “waarom niet?”, tot de verbazing van menig voorbijganger die niet wist wat het hier mee aan moest. Of gewoon haast had. 8WEEKLY zocht de heren van de band op bij hun thuisbasis in Amsterdam om een praatje te maken over de laatste ontwikkelingen en ideeën van St. Tropez.

In een pand aan het IJ is een roestige deur de toegang tot een bijzonder hok. Direct naast de deur zijn alle effectpedalen en drumaccessoires uitgestald. De deur naar de studio verderop staat open, maar er wordt niet gespeeld. Bassist Lars zit daarentegen op de computer met een mixprogramma open en draait muziek van de band Spiritualized. Teun schenkt koffie in en komt erbij zitten. “Zo, dat was een heftig maandje vol met toffe dingen,” zegt hij, en daarmee begint een boeiend gesprek over muzikale inspiratie en de gebeurtenissen in de pop-up studio.

Pop-up Sudio, gedurfd experiment

Teun: “Het was ook wel een absurd idee, maar daardoor kwamen ook veel mensen kijken ook al wisten veel mensen het niet. Veel toeristen en voorbijgangers keken van: ‘waarom is hier een band?’ We stonden ook gewoon in een dezelfde hal waar bijvoorbeeld een fietsenwinkel zat en beddengoed verkocht werd. Overdag draaide het vooral om sessies koffie drinken en ouwehoeren, ’s avonds werd alles aan de kant geschoven, werd er herrie gemaakt en veranderde de locatie in een soort mini venue van de kleine zaal in Paradiso.”

Een groot deel van de tijd op Amsterdam Centraal stond in het teken van opnemen. Teun: “Na drie dagen ben je weer vergeten wat je daarvoor gedaan hebt. We hebben geprobeerd om alles bij te houden, maar zijn nu nog materiaal aan het bewerken.” Bovendien was het voor de heren interessant om te zien wat de werkwijze is van andere bands. Lars: “Leuk om te zien hoe de dynamiek in elke band anders werkt. En vooral om dat met mensen te delen, want iedereen kon het zien.”

In zekere zin is deze actie een groot gedurfd experiment van St Tropez, wat een natuurlijk vervolg is op de omschakeling die de band heeft gemaakt. Teun: “We hadden geen verwachtingen, dus dan kan het ook niet misgaan. Ik had niet verwacht dat het zo makkelijk zou gaan: vanuit het niets iets doen met rare dingen als resultaat die we zelf niet zouden maken.” En volgens Lars kon je alles doen wat je wilde, ook als voorbijganger. “Met Jungle By Night waren we bijvoorbeeld urenlang aan het spacen toen er opeens iemand langs kwam, vroeg of er een microfoon was en begon spontaan mee te zingen.”

Zinloos?

Volgens Lars past deze actie zeker wel bij de band. Het is niet te doordacht en niet echt zinvol, maar wel enorm leuk. “Bepaalde paden in het Nederlandse muzieklandschap hebben we natuurlijk al bewandeld [met Goo Back to the Zoo] en het is leuk dat we nu juist dit soort andere, gekke dingen kunnen doen. Zoals dus een maand lang op Centraal Station zitten en muziek maken. Een spannende uitweg zoeken, de uitdaging aan gaan.”

Die uitdaging zoeken de heren eveneens op met een ruw en ongepolijst geluid op het tweede album en de bijbehorende muziekvideo’s. Op een minimalistische manier zien we in elke video de band een gat graven op een strand, waarbij de video’s elkaar opvolgen. Lars: “Een zinloze handeling verheffen tot mythische proporties; daar kun je allerlei dingen bij denken. Dat vier mensen een gat graven, zegt voor mij meer dan sigaretten roken op het podium, crowdsurfen of feesten. Dat is niet waar het album om draait of het beeld wat je hoort te zien als je het album luistert. We willen iets maken wat iedereen aanspreekt op verschillende denkniveau’s, wat abstracter en op een andere manier betekenisvoller.”

Verwarring zaaien, maar iedereen is welkom

De keuze van de bandnaam en de benaming van het genre (zij noemen het yachtpunk) speelt een grote rol bij de beeldvorming en de conceptuele benadering van de muziek. Lars: “We beseffen ons dat muziek in een bepaalde context hoort, maar dat willen we eigenlijk ondermijnen en proberen te verbreden, we willen groter zijn dan dat. Garagerock en pop vinden we cool, maar we willen ook op stations spelen dus verzinnen we gewoon zelf iets wat nergens op slaat. Het mag best een beetje verwarrend zijn, dan biedt het veel ruimte om daar zelf iets van te vinden en over na te denken.”

De heren zijn nog steeds aan het zoeken wat werkt. Lars: “Het album is reflectief op de maatschappij, maar het is ook een persoonlijke plaat qua muziek en qua tekst. Sommige ideeën komen voort uit een soort creativiteit die gefrustreerd was. Als mens of artiest wordt je elke dag beter als je ervoor werkt, daar geloof ik in. Een soort noodzakelijke vooruitgang. En dan is altijd iemand anders die nog geïnspireerd is of iets tegen komt.“ Teun voegt tot slot nog toe: “We willen super graag voor mensen spelen en de mogelijkheid krijgen of creëren om ons eigen ding te kunnen doen. Daarbij willen we laten zien dat iedereen welkom is.”

22 juni was er een evenement gepland in het SkateCafe te Amsterdam, waarin veel artiesten en bands die langs zijn geweest in de pop-up studio gastoptredens verzorgden. In overleg met deze bands is besloten om materiaal van het project online uit te brengen. Via deze link kun je nog eens terug luisteren wat zich afgelopen mei heeft afgespeeld op Amsterdam Centraal: A Month at Amsterdam Central Station.

Livedata:
11 augustus – Planet Oedipus, Amsterdam
25 augustus – Poldergoud, Haarlem
1 september – Merleyn, Nijmegen
7 september – Mezz, Breda
8 september – VestiVolt, Hoorn
13 september – Nieuwe Nor, Heerlen
14 september – Zwarte Ruiter, Den Haag

Film / Films

Panische optimist in de woestijn

recensie: Katie says goodbye (dvd)

Een door en door goed mens, dat zijn meestal niet de interessantste filmkarakters. Maar debuterend regisseur Wayne Roberts omringt zijn engelachtige hoofdpersonage van Katie says goodbye met zoveel ellende en bedreigingen dat je haar gedurende de hele film steeds het beste wenst. Wegwezen meisje! En iets minder lief mag best.

Lief blijven, dat is wat een klant van Katie haar op het hart drukt. En lief is ze. Katie is zeventien en serveerster. Met haar moeder, een alcoholische nietsnut, woont ze in een caravanpark in Arizona. De tiener droomt van een nieuw leven in de grote stad San Francisco. Elk beetje geld gaat in een spaarpot met plakplaatjes. Waarin moeder dan weer geregeld een gulle graai doet wanneer er weer eens geen eten is, of drank.

Hoertje

Om de eindjes aan elkaar te knopen, verkoopt Katie ook haar lichaam. Voor de prijs van een dagschotel helpt ze passerende chauffeurs en lokale eenzamen aan hun gerief. Het interessante aan Katie says goodbye is dat de minderjarige serveerster daar volstrekt geen punt van maakt. Alsof seks een vast onderdeel is van de menukaart van de diner. Glimlachend ondergaat Katie het gehijg, gesteun en gepomp. Na afloop strijkt ze haar serveersterschort even glad en hup, terug naar de appeltaart.

Dat panische optimisme maakt Katie, sterk vertolkt door Olivia Cooke, een intrigerend personage. Ze is een hoertje met een gouden hart, ze is minderjarig en ze is bijna pathologisch positief. En dat geeft Katie says goodbye een scherp randje. Want ondertussen lukt het het meisje maar niet om weg te komen.

Amerikaanse droom

De film speelt zich aan de rand van de samenleving, letterlijk: de stoffige nederzetting in Arizona wordt bevolkt door types die elders zijn ontvlucht. Tegelijkertijd voorziet regisseur Roberts die ellende van een dromerig laagje vaseline. We bezien de ellende door de ogen van de altijd goedgeluimde Katie en dus zijn de wolkenluchten knalblauw en speelt het verhaal zich af in stoffige woestijnpanorama’s.

Het is de beeldtaal van de western en de road movie. Hier verwacht je pioniers die westwaarts trekken. Maar de meeste mensen in deze film zullen dat beloofde land nooit bereiken. Dat maakt Katie says goodbye ondanks een goedhartige hoofdpersoon juist zo tragisch. De Amerikaanse droom ligt in duigen, alleen naïeve meisjes geloven er nog heilig in.

Film / Films

Empathie in de Franse drek

recensie: Médecin de campagne (dvd)

Een huisarts op het platteland, dat riekt al snel naar oubollig vermaak als Dokter Deen, Dokter Tinus of Help, de dokter verzuipt. Gelukkig trapt Médecin de campagne niet in de valkuilen van de streekroman.

Médecin de campagne gaat over de Franse huisarts Jean-Pierre Werner, gespeeld door François Cluzet die na zijn rol als verlamde man in Intouchables nu eens aan de andere kant van het medische spectrum staat. Werner bedient als enige arts de bewoners van de Val d’Oise, een krimpregio in het noordwesten van Frankrijk. Dat betekent dat hij 24 uur per dag, zeven dagen per week voor zijn patiënten klaar moet staan. Een zwaar leven, maar ook een positie die status geeft. Werner is een man met aanzien en macht in de plattelandsgemeenschap.

Aan dat bestaan dreigt nu een einde te komen wanneer er een ernstige ziekte bij hem wordt geconstateerd. Het liefst zou de huisarts zijn eigen gezondheidsbeperkingen negeren om zich volledig in dienst te stellen van de hulpbehoevende bevolking Maar er wordt anders beslist. De zieke dokter krijgt hulp van Nathalie: een jongere, vrouwelijke arts uit de stad.

Stadse arts

Dat levert zoals te verwachten een botsing van stijlen op. De stadse arts is volledig geautomatiseerd. De oude huisdokter vertrouwt nog op zijn volledig ondoorgrondelijke papieren archief met patiëntendossiers. Ook moet de grootstedelijke Nathalie even wennen aan de excentrieke karakters op het platteland. De scènes waarin de nog enigszins afstandelijke arts het aan de stok krijgt met boze ganzen of haar mooie schoenen ziet wegzinken in de drek zijn niet het meest verrassend.

Het aardige is vooral hoe de artsen omgaan met de patiënten en daarbij protocollen laten varen en oog hebben voor het menselijke aspect. Hier zijn de artsen nog het bindweefsel in een sociaal netwerk dat door de rest van de overheid allang is vergeten. Nathalie pikt van Werner de empathische omgangsvormen op. Hij leert door haar op de kennis van anderen te vertrouwen en accepteert langzaamaan zijn eigen conditie, die hij eerst voor anderen verzweeg.

Menselijke portretjes

Zo’n verhaal had natuurlijk kunnen verzanden in gloedvolle plattelandsromantiek over la campagne waar de tijd stil heeft gestaan en de mensen nog echt om elkaar geven. Maar regisseur Thomas Lilti, die zelf als huisarts heeft gewerkt in een dergelijk gebied, gebruikt zijn expertise om de relatie tussen arts en patiënt net iets verder uit te diepen dan wat gebruikelijk is in dit soort drama. De toon blijft vederlicht, met dank aan Cluzet die van Werner een tragikomische dwarsligger maakt, maar ondertussen schets Lilti fraaie menselijke portretjes van de clientèle van de huisartsen. Zo geeft Médecin de campagne een warm gevoel zonder dat je meteen naar de Franse drek af wilt reizen.

Theater / Reportage
special: Julidans 2018

No Rules

Julidans is het International Festival for Contemporary Dance dat al jaren in de periode na het Holland Festival en voor de zomersluiting een aantal theaters in Amsterdam doet zinderen. Elk jaar is er een speciaal thema, dit jaar is dat ‘No Rules’. Emilia Nova doet voor 8WEEKLY verslag van drie voorstellingen.

21 pornographies – Mette Ingvartsen/Great Investment

Als op ongeveer een derde van de voorstelling Mette Ingvartsen, choreograaf en danser, het publiek uitnodigt onder de stoel te kijken omdat daar een stukje chocola ligt, wacht ik met dat op te eten. We hebben net een aantal versies van poepsex mogen aanhoren en ik ben erg opgelucht dat ik een lege maag heb.

De solovoorstelling 21 pornographies is de laatste voorstelling in een serie waarin Ingvartsen de rol van seksualiteit in onze maatschappij onderzoekt. Een drietal tl-buizen van verschillende lengte vormen, liggend op de grond, een brede trap. Een stem (die van Ingvartsen) vertelt ons dat we ons een groot huis moeten voorstellen met een fraai interieur. Het doet denken aan verhalende pornografie, zoals die van Marquis de Sade. Aanvankelijk ben ik geamuseerd door de manier waarop ze ons geconcentreerd laat kijken naar iets dat er niet is. Maar als ze de in het huis aanwezigen gaat beschrijven, machtige mannen en tieners, is dat geamuseerde gevoel voorbij. Het is haar belangrijkste punt: pornografie gaat vaak gepaard met geweld, wreedheid, pijn en macht. Ook met spanning en plezier overigens, maar vanavond komt dat niet aan bod.

Ze begint haar voorstelling volledig gekleed, maar is al snel naakt en blijft dat de rest van de voorstelling op een volkomen onbevangen manier volhouden. Ook bij het applaus trekt ze niet, zoals de meeste performers, snel iets aan. Het is een mooi contrast, die vrijheid en daarnaast de vaak afstotende porno die ze ons al bewegend en vooral verhalend voorschotelt. Soms is ze heel grappig, bijvoorbeeld wanneer een paar toeschouwers de zaal verlaten en daarbij de deur dichtslaan.

Aanvankelijk is de voorstelling een ver van mijn bed show: kijk nou eens hoe ziek mensen kunnen zijn. Langzamerhand verandert dat als ze laat zien hoe meisjes gedwongen worden zich op een bepaalde manier te bewegen voor een pornofilm of als ze het heeft over seks met dode mensen of militairen in oorlogssituaties die op doodgeschoten vijanden plassen. Dingen die we weliswaar schokkend vinden maar waar niemand verontwaardigde foto’s van op Facebook plaatst zoals bijvoorbeeld wel gebeurt als idioten poseren met door hen doodgeschoten wilde dieren.

Als Ingvartsen tot slot met een zwarte zak over haar hoofd en een tl-buis in haar handen rondspint doet dat me niet alleen denken aan de foto’s van Abu Ghraib, maar ook dat deze voorstelling ons vraagt naar onszelf te kijken. Niet vanuit een moralistisch oogpunt, verre van, maar op een eerlijke onderzoekende manier. Wat windt óns op? En wat staan wij toe dat er gebeurt? Met onszelf en met anderen?

Dark Field Analysis – Jefta van Dinther

Pas helemaal aan het eind van het stuk, als de ene man boven op de schouders van de andere man klimt, vraag ik mij af: wat doen ze eigenlijk in deze ruimte? Zitten ze gevangen? Zijn ze door wat ze net hebben gedaan uit een verlammende depressie geraakt en kijkt de bovenste man of er een ontsnappingsmogelijkheid is? Dan heb ik al bijna een uur naar Dark Field Analysis zitten kijken.

Twee jaar geleden was ik erg onder de indruk van Jefta van Dinthers Protagonist. Dat heb ik niet onmiddellijk bij dit stuk. In Studio 1 van de Stadsschouwburg Amsterdam zitten we op vier tribunes rond twee naakte mannen die op een kleed in het midden van de ruimte zitten. Boven hen hangt een rechthoekig lichtornament, bestaande uit witte tl-buizen, ontworpen door Minna Tiikkainen. Het werk van Tiikainen is op meerdere plekken te zien tijdens Julidans 2018. Niet alleen heeft ze het lichtbeeld van 21 pornographies ontworpen, drie installaties waaraan ze eveneens heeft meegewerkt staan her en der door het gebouw verspreid.

Behalve de lichtrechthoek zijn er ook rode en groene lampen die mooie tekeningen op de mannen schilderen. Ze praten met elkaar op een monotone, door de versterking metalig klinkende manier. Iemand zegt iets en de ander antwoordt vijf minuten later. Zij maken bewegingen met hun handen, wat daar mee bedoeld wordt is mij niet duidelijk. Dat is natuurlijk vaak bij dans, je moet je eigen verhaal maken, maar deze mannen interesseren me niet echt, ik vind het zelfs moeilijk om wakker te blijven.

Later wordt alleen het rode licht gebruikt en zitten we in het halfdonker te kijken naar indrukwekkende beelden. Eén van de twee staat lange tijd op zijn handen, de mannen trappen het kleed weg en bewegen op een manier die me aan dieren, aan insecten, doet denken en ook aan het einde van Protagonist. Het bijzondere van zo in het duister zitten kijken is dat het net is alsof je alleen bent. Ik merk dat ik de tekst steeds storender en nietszeggender vind. Zowel beelden als muziek zijn boeiend en ik ben opgelucht als de muziek zo luid wordt dat de tekst onhoorbaar wordt.

Toch is dit stuk te ontoegankelijk om mij echt te boeien. Wel vind ik het grappig dat de dansers in tegenstelling tot Mette Ingvartsen snel een broek aantrekken bij het in ontvangst nemen van het applaus. 1-0 voor de vrouwen.

The Jewish Connection Project – Lisi Estaràs & Ido Batash/les ballets C de la B

Lisi Estaràs is een Argentijnse danseres die al eerder voor Julidans een performance over identiteit heeft gemaakt. Samen met Ido Batash, net als zij Joods, wil ze weten wat een identiteit, en in dit geval speciaal de Joodse, definieert. En of het ook betekent dat je op slag ergens thuis hoort.

Het is de enige voorstelling die ik deze Julidans bezoek waarin ‘gewoon’ gedanst wordt. Twee vrouwen en drie mannen bewegen bijna constant op synchrone wijze. We zien een verhalende dans, waarin aanvankelijk mensen bang lijken te zijn en hun gezicht gedeeltelijk met hun hand verbergen. Dan horen we de zee en wordt er gespannen gekeken naar het beeld voor hen, de grond wordt gekust en meteen daarna klinken er geweerschoten die veranderen in vuurwerk waardoor iedereen blij wordt.

Zien we hier een letterlijk uitgebeeld verhaal van joden die wegvluchten uit Europa en Israël bereiken? Dat valt een beetje tegen eerlijk gezegd, maar de bewegingen, de mimiek en vooral de muziek lijken daar wel op te wijzen. Later wordt er ook gedanst op de geluidsband van een Israëlische film of televisieserie, waar jammer genoeg geen vertaling van komt.

In het programmaboek staat dat Estaràs en Batash met lichaamstaal de echte wortels van een identiteit proberen bloot te leggen, maar een taal die, zoals de dansers laten zien, voor iedereen hetzelfde is, is zeker in het geval van Israël, behoorlijk ongeloofwaardig. In één van zijn mooiste boeken beschrijft de bekende Israëlische schrijver Amos Oz hoe zijn moeder zelfmoord heeft gepleegd omdat zij zich daar juist absoluut niet thuis voelde. Om nog maar te zwijgen over alle binnenlandse politieke controverses.

Halverwege de voorstelling gaan de dansers de zaal in om een paar toeschouwers over te halen de vloer op te gaan, mogelijk zien we hier de ontvangst van Joodse immigranten. Ze worden omhelsd maar moeten om choreografische redenen natuurlijk weer naar hun plaats terug, wat een nogal onhandige indruk maakt.

Eén van de enthousiast ontvangen nieuwe immigranten komt aan het eind van de voorstelling terug en blijkt een prachtige zangeres te zijn. Ze zorgt voor een ontroerend einde, maar kan de avond in haar eentje niet echt redden. Wel wordt het duidelijk dat de Joodse identiteit veel met angst en oorlog te maken heeft, maar daarvan waren we al op de hoogte.