Boeken / Fictie

Gezichtsbedrog en lezersgenot

recensie: Pieter Waterdrinker - Duitse bruiloft

Nederland nog geen tien jaar na de Tweede Wereldoorlog. Mensen hebben hun leven weer opgepakt en een nieuw bestaan opgebouwd. Het is een tijd van nieuwe hoop en nieuwe kansen. Maar de oorlog is nog lang niet vergeten en een huwelijk tussen een Nederlandse jongen en een Duitse vrouw veroorzaakt dan ook al snel de nodige onrust.

In de roman Duitse bruiloft maken we kennis met de familie Bagman. Een redelijk welvarende familie die, onder leiding van vader Jacob, van het vervallen hotel Nieuw Lux een renderend toeristenverblijf heeft weten te maken. Alles lijkt zich prima te ontwikkelen voor de familie – zeker als zoon Ludo aankondigt te willen gaan trouwen. Aanstaande bruid is de Duitse Liza Bender, dochter van een rijke worstenmaker. Tot dusverre is er niets aan de hand. Maar niet iedereen blijkt even blij met het aanstaande huwelijk.

Tegenstand

~

Liza’s moeder Kati moet bijvoorbeeld helemaal niets hebben van dat walgelijke Nederlandse volkje in hun grijze, natte landje. Ze is dan ook helemaal niet blij als ze voor de bruiloft noodgedwongen met haar schoonfamilie opgezadeld zit. Maar ook de plaatselijke bevolking staat niet bepaald te juichen om deze nieuwe intocht van Duitsers in hun rustige badplaats. Als er dan ook nog compromitterende foto’s en documenten opduiken over beide families wordt het steeds onrustiger in het dorp.

Relaties

Duitse bruiloft is een verhaal over relaties. Een relaas over de drijfveren van degenen die deze relaties aangaan. Waarom wil men een leven met elkaar delen? En wat wil men dan met elkaar delen? En misschien belangrijker nog: wat wil men níet met elkaar delen? Duitse Bruiloft is ook een boek over geheime agenda’s. Men gaat relaties met elkaar aan en doet daarbij bepaalde aannames. Vaak zijn deze echter niet juist of onvolledig, en daardoor kan het nog wel eens misgaan. Zoals het onderhuids rommelt in het dorp, zo rommelt het ook in de relaties.

Pieter Waterdrinker heeft al die verborgen processen en gedachtegangen mooi in zijn roman verwerkt. Hij heeft de sfeer van de jaren vijftig van de vorige eeuw in een kleine badplaats uitstekend weten op te wekken. De kleinzieligheid en de afgunst, de haat en de nijd die er sluimeren in een kleine gemeenschap waarin sommigen succesvoller zijn dan anderen. Je leeft mee met de onterecht beschuldigden en windt je op over de arrogante blaaskaken; Waterdrinker weet uiteenlopende emoties bij je op te roepen.

Dimensies

Duitse bruiloft speelt zich dan misschien voornamelijk af aan het eind van de jaren vijftig, het verhaal loopt door tot in het huidige jaar en de vele jaren die nog gaan komen. En daarmee is het in meerdere opzichten een tijdloze roman geworden. Niet alleen de personen in het verhaal hebben verschillende (verborgen) kanten, ook de gebeurtenissen hebben een bepaalde gelaagdheid. Dingen zijn nu eenmaal niet altijd wat ze lijken te zijn. Meestal is er meer dan dat wat je ziet, en soms is ook dat alleen maar schijn.

Leren

Waar zijn vorige roman Een Hollandse romance uiteindelijk verzandde in het niets, heeft Waterdrinker deze keer een prima afgerond boek afgeleverd. Alle puntjes zijn op de i gezet, terwijl er toch genoeg vragen overblijven om nog even over na te mijmeren. In Een Hollandse romance ontweek hij de valkuilen van het boek dáárvoor, en ook nu lijkt hij weer wat bijgeleerd te hebben. Dat lijkt me bijna problematisch voor het volgende boek: in Duitse bruiloft doet Waterdrinker namelijk maar weinig ‘fout’.

Theater / Voorstelling

‘Jonge harten’ nemen kijkje in theater

recensie: Jonge Harten Festival

Jongeren kunnen het hele jaar door naar het theater, maar voor velen van hen is dat geen vanzelfsprekendheid. Daarom werd vorige week in Groningen voor de achtste keer het festival Jonge Harten georganiseerd, bedoeld om theater toegankelijker te maken voor deze doelgroep. Daarbij werden de pijlen niet alleen gericht op scholieren, maar ook op studenten. Op een eigentijdse manier maakten ze kennis met de wereld van toneel, theater en cultuur. Met voorstellingen waarin voornamelijk jonge acteurs en actrices de rollen vervulden. Naast diverse voorstellingen in de stad waren er dit jaar ook podia in Veendam, Leek en Delfzijl en organiseerde het festival diverse workshops en cursussen. Inmiddels is de rust weer teruggekeerd in de Groninger theaters na een week vol jeugdig enthousiasme. Ook 8WEEKLY was aanwezig en bezocht, net als twee jaar geleden, enkele voorstellingen.

Afgerost

~

In de voorstelling Afgerost van Rotterdams Lef staan de personages Jarrod, Bella, Paradijs, Mo, Queen B en Kevin centraal, die samen het fietskoeriersbedrijf Go Fast runnen. Iedereen binnen het bedrijfje heeft z’n eigen persoonlijkheid en is ergens goed in. Bovendien hebben ze op het moment dat ze op hun fiets zitten het gevoel onafhankelijk te zijn, in een land dat zoveel regeltjes kent. Toch is niet alles pais en vree. Er ontstaan spanningen, waardoor de onderlinge verschillen steeds duidelijker worden. In alle emotie wordt elkaar op sommige momenten flink de waarheid gezegd. Iets wat in het dagelijks leven ook altijd zou moeten kunnen, maar vaak niet gebeurt door gebrek aan lef… Thema’s als stoppen met school, mislukte relaties en vooroordelen over buitenlanders zijn onderwerpen die jongeren erg zullen herkennen.

Afgerost toert nog tot en met 20 december.

Rebound

Foto: Leo van Velzen
Foto: Leo van Velzen

Het gezelschap Conny Janssen Danst heeft in de loop der jaren een flinke reputatie op het gebied van dansvoorstellingen opgebouwd. Het nieuwste programma Rebound is een krachtige, fysieke voorstelling met zes mannelijke dansers. In een theaterbox met wanden van trampolines maken de dansers zelf live muziek en geluid via contactmicrofoons. Ingesloten door drie muren zijn de dansers veroordeeld tot elkaar, waarbij ontsnappen niet mogelijk is. Rebound is vooral een voorstelling over macht, competitie, kameraadschap en veerkracht, waarbij de sterkste niet vanzelfsprekend de winnaar is. Het was een bijzondere voorstelling. Maar ik vraag me af of een dergelijke voorstelling erg geschikt is voor een festival als dit, want ik denk dat veel van de bezoekers de werkelijke betekenis niet zullen hebben begrepen.

Rebound wordt nog tot en met 14 december opgevoerd.

Checkpoint!

Foto: Erik Hesmerg
Foto: Erik Hesmerg

Een verdorven wereld. Het slagveld van de 21e eeuw. Zonder liefde kan niets. Het zijn maar een paar opvattingen van de personages die centraal staan in Checkpoint! van theatergroep Com.Plot. Sinds de aanslagen in New York zijn begrippen als terrorisme en radicalisering in het collectieve bewustzijn geprent en niet meer weg te denken. De makers willen vooral dat in het publieke debat verder wordt gekeken dan onbegrip en bewapening. De fragmentarische voorstelling beschrijft de worsteling van de los van elkaar staande personages met hun eigen hooggespannen idealen, ongrijpbare angsten en radicale verlangens. Terwijl de één plannen maakt om Jan-Peter Balkenende te vermoorden, zoekt de ander steun om van zijn angsten en visioenen af te komen. Geen van hen weet precies wat hij of zij wil met het leven dat ze leiden en dromen ze van iets beters. Een echt antwoord krijg je als publiek niet, maar dat lijkt ook op de opzet van het stuk: nadenken over de actualiteit, hoe gaat het verder met deze wereld, wat is onze toekomst? Ik geloof niet dat het een voorstelling is waar jongeren snel uit zichzelf naartoe zouden gaan, maar in het kader van de veranderdende maatschappij – waarvan ook jongeren natuurlijk deel uitmaken – na een gebeurtenis als 11 september, is het niet verkeerd om ze over bepaalde zaken na te laten denken.

Checkpoint! wordt nog tot en met 17 december gespeeld.

Dat het festival de doelgroep bereikt, blijkt wel uit het feit dat het publiek grotendeels bestaat uit middelbare scholieren. Al leek het wel erg waarschijnlijk dat vanuit school een avondje uit was aangeboden. Een minpuntje aan een jongerenfestival: als ze iets niet echt leuk vinden, raken ze snel afgeleid en worden ze luidruchtiger. En een zaal vol jongeren zorgt automatisch voor een andere – rumoeriger – atmosfeer dan een zaal vol geoefende theaterbezoekers. Het programma was erg gevarieerd en dat lijkt ook de kracht van het festival te zijn. Door een uitgebreid aanbod is er altijd wel iets wat aanspreekt. Gezien de nog steeds stijgende bezoekersaantallen is Jonge Harten zeker een festival met toekomst.

Lees ook het interview dat 8WEEKLY hield met drie makers van theater voor jongeren.

Boeken / Fictie

Waar is de spontaniteit?

recensie: Khalid Boudou - De President

De President is de tweede roman van Khalid Boudou, de jonge Marokkaanse schrijver uit ‘Tiel Aviv’, die in 2001 debuteerde met Het Schnitzelparadijs. Met De President wijkt Boudou af van het veelbelovende pad dat hij insloeg met zijn eersteling, om zich aan te sluiten bij de traditie van de politieke satire. Bewonderenswaardig, maar levert het een boeiend boek op?
Mwah…

Het Schnitzelparadijs was het best verkopende debuut van 2002 en Boudou won er een Gouden Ezelsoor mee. Het succes kreeg dit jaar een staartje met de verfilming door Martin Koolhoven. Meedrijvend op het succes van Shouf shouf habibi trok de komedie onder het motto ‘100% halal’ volle zalen.

~

Intussen zuchtte Khalid Boudou onder de zware taak een tweede roman te schrijven, hetgeen in literaire kringen geldt als de meesterproef: een aardig debuut kan iedereen wel uitpoepen, maar bij het tweede boek onderscheiden de ware schrijvers zich van de eendagsvliegen. Als vlotgebekte, hippe, jonge Marokkaan kon Boudou lange tijd onderduiken in de wereld van de schnabbelende opiniemakers en podiumauteurs, maar ten langen leste kroop hij toch achter de schrijftafel, om er weer achter vandaan te komen met De President. Net als in Het Schnitzelparadijs jongleert Boudou dat het een lieve lust is met zijn wonderbaarlijke personages en de Nederlandse taal. Alleen: de spontaniteit is er af. Het lijkt erop dat Boudou goed heeft nagedacht over de volgende stap in zijn schrijverscarrière. Te goed.

Jeugdzonde

Het Schnitzelparadijs, dat was een gelukkig uitgevallen jeugdzonde,” moet de schrijver (1974) gedacht hebben, “Nu is het moment daar om mijn naam als serieus auteur te vestigen.” En dat doe je met een politieke satire met absurde trekjes. Met de keuze voor dat genre plaatst de jonge auteur zich in de traditie van Franz Kafka en Jerzy Kosinski (Being there), en met de vervreemdende stijl die hij in De President gebruikt, volgt hij de lijn van Arnon Grunberg en de vroege Harry Mulisch. Het is een bewonderenswaardig streven van Khalid Boudou om in de voetsporen te treden van dergelijke grote namen. Maar het lijkt erop dat hij zich wat ongemakkelijk voelt in het o zo volwassen pak dat hij heeft aangetrokken. De mouwen en broekspijpen zijn te lang, de schouders van het jasje steken uit.

Een oeuvre groeit mee met zijn auteur, en vaak zal een literair werk de auteur ook doen groeien, maar Boudou neemt met De President een te grote stap. Hierdoor komt het werk gemaakt en onoorspronkelijk over. Hetgeen niet betekent dat De President in de ramsj thuishoort; het is een doorwrocht en bij vlagen amusant boek. Het is alleen jammer dat Boudou zich er nu al aan gewaagd heeft: als lezer mis je de fun die van Het Schnitzelparadijs afspat en merk je bovendien dat De President geen boek is dat geschreven móest worden. Want Boudou lijkt met zijn satire alleen te willen amuseren en stelt geen maatschappelijke misstanden aan de kaak. Hier legt De President het af tegen Tom Lanoyes monumentale Monstertrilogie (1997-2003), waarmee de geëngageerde Antwerpse schrijver ageerde tegen de rotte plekken in de Vlaamse samenleving. Hoewel Boudou beschrijft hoe huisjesmelkers misbruik maken van hun illegale huurders en hij laat zien hoe weinig macht van doen heeft met kennis en kunde, toont hij zich alles behalve een angry young man met een missie. Wat wil Boudou dan wel? Onderzoeken hoe sociale processen zich voltrekken, vertelde de schrijver aan Trouw: “Ik creëer met een roman een soort klein laboratorium.”

Aspergesteker

~

De President is de bijnaam van de illegale ‘Lufiaanse’ aspergesteker Joesoef. En wat schetst zijn verbazing: door een bizarre persoonsverwisseling ontwaakt Joesoef op een dag als president van het welvarende Zapland. Het staatje is een variant op Nederland; zo vindt er aldaar een tv-verkiezing plaats voor de Grootste Zaplander, gepresenteerd door ‘Ruud Charel’.

De President benoemt zijn maatjes uit het aspergeveld tot ministers en begint vol goede moed te regeren over het Zaplandse volk dat hem op handen draagt. Met zijn aan de aspergeteelt ontleende metaforen windt De President zijn onderdanen om zijn vinger. Het verhaal schurkt hier heel dicht aan tegen Kosinski’s Being there, waarin een tuinman in een eveneens groen jargon onbewust briljante economische voorspellingen doet. Al snel ontwikkelt de Lufiaan demagogische trekjes en blijkt dat hij niet kijkt op een politieke moord meer of minder.

Khalid Boudous grootste talent ligt in het scheppen van levensechte personages die even hilarisch als overtuigend zijn, stuk voor stuk voorzien van een eigen rijke en originele stem. Verkende de auteur in Het Schnitzelparadijs alle hoeken van de jongerentaal, in De President stort hij zich op de uitwassen van het ambtelijk taalgebruik. Boudou leeft zich uit in de toespraken die de President door een van zijn ‘ministers’ laat opstellen en die hij bij het uitspreken uitentreuren onderbreekt met de frase “Dames en heren, ik neem even een slokje water.”
Helemaal los gaat Boudou met het bijpersonage J. Timmermans, gepassioneerd vogelaar en beambte van de Zaplandse Rijksvoorlichtingsdienst. Als biograaf van de President treedt Timmermans op als verteller van het verhaal, maar hij heeft duidelijk moeite met de vereiste objectiviteit:

Het waren net ploegmachines, echt, zo hard werkten die Polen op de velden. Er gingen zelfs geruchten dat een aantal onder hen zelfs het middel EPO tot zich nam om beter te kunnen steken, zo ziet u, honorabele burger, dat er mensen zijn die er alles voor overhebben om de vlag des vaderlands hoog te houden, een deugd die wij in Zapland allang niet meer bezitten, maar begrijp me goed, ik heb hier totaal geen mening over. Waar was ik gebleven?

Het boek kent vele amusante fragmenten, maar ze komen ‘bedacht’ over, in tegenstelling tot de geloofwaardige taal in zijn debuut. Khalid Boudou schreef Het Schnitzelparadijs omdat hij niet anders kon, De President omdat hij niet anders wilde. Laten we hopen dat Boudou zich door zijn derde roman weer bij de hand durft te laten nemen.

Boeken / Achtergrond
special: Een interview met striptekenaar Luc Cromheecke

Een absurdist in hart en nieren

Naar aanleiding van de binnenkort te verschijnen nieuwe Taco Zip-bundel Zuigen met de tenen bij uitgeverij BeeDee, een interview met de tekenaar die dit alles mogelijk maakte: Luc Cromheecke. Deze vrolijke Vlaming is alweer jaren actief in stripland – zo’n twintig jaar om precies te zijn – en is ook bekend van Tom Carbon en Roboboy. Nu wil het toeval dat óók Taco Zip zijn twintigste verjaardag viert, en daarom verschijnt er een speciale bundel van deze stripfiguur – zonder ook maar een strookje Taco Zip

~

De gemiddelde lezer zal nu misschien vreemd opkijken en zich afvragen waarom Taco Zip niet in dit album voorkomt, en zelfs voor de echte stripliefhebber is het even nadenken. Maar dan zal toch inderdaad blijken dat Vantilt al die tijd de hoofdrol heeft gespeeld, geflankeerd door kapitein Piep en bij vlagen door bijfiguren als Plunk, het ruimtewezen: “Waar het naartoe gaat heb je zelf meestal niet in de hand. Vantilt eiste nu eenmaal de hoofdrol op en met Plunk is iets soortgelijks gebeurd. Wij hadden helemaal niet gedacht dat hij er zo lang bij ging blijven, en je ziet… hij loopt er nog steeds rond”, zo verklaart Cromheecke. Hij vertelt dat hij tegenwoordig alleen nog maar in Spirou, de Franse versie van Robbedoes, Taco Zip-strips publiceert: “Robbedoes bestaat niet meer, in het Nederlands verschijnt Taco Zip alleen nog in De Gazet van Antwerpen en Het Belang van Limburg.”

Drie-eenheid

Cromheecke is ooit in de Robbedoes begonnen met Taco Zip, en iets later publiceerde hij er ook de avonturen van zijn andere held: Tom Carbon. Beide strips maakte hij samen met zijn studievrienden Letzer en Fritzgerald: “Zowel van Tom Carbon als van Taco Zip schreven we het scenario samen: samen brainstormen, maar ook samen tekenen. Van het eerste lange verhaal, De Lunatoys, hebben we naast het geïnkte verhaal drie getekende scenarioversies gemaakt: die van Fritzgerald, die van Letzer en die van mij. Uiteindelijk vormde dat dan samen één geheel.”

Het illustere drietal haalde zijn ideeën voornamelijk uit de klassieke hoek: “We hebben altijd geprobeerd om gewoon klassieke strips te maken. De eerste Taco Zip en Tom Carbon strips ontstonden toen we nog samen op de tekenschool zaten. Wat Tom Carbon betreft hadden we een klassieke Robbedoesstrip voor ogen. Het blad Robbedoes had twintig jaar geleden namelijk nog heel wat charme. Taco Zip daarentegen is geïnspireerd op de klassieke Amerikaanse krantenstrips BC en Peanuts. De slechtste strip ter wereld van Pévé was voor Taco Zip ook een groot voorbeeld, maar pas toen we de verhaaltjes van Windig en De Jong ontdekten wisten we precies in welke richting het zou gaan. Hun albums Fnirwak en Ouwe troep waren een openbaring voor ons, van Heinz [waarmee Windig en De Jong doorbraken – O.W.], was toen nog niet eens sprake.”

Jeugdzonde

Na een aantal korte verhalen van Tom Carbon probeerde Cromheecke het met langere verhalen, helaas lukte dat niet zo goed: “Na een achttal korte verhaaltjes hebben we De Lunatoys en het door Dupuis geweigerde Tannenbaum gemaakt, al was er in de eerste vijf jaar nog geen sprake van albums. Na het mislukte Tannenbaum ben ik opnieuw begonnen. Er werd een contract met Dupuis gemaakt voor de korte verhaaltjes, en nog later stuurde Dupuis ons in de richting van éénpagina-gags, omdat die toen beter in de markt lagen… dat was namelijk makkelijker te herpubliceren.”

~

Doordat de lange verhalen van Tom Carbon nooit echt succesvol waren geworden, vergat Cromheecke ze: “De Lunatoys en Tannenbaum, dat is voor mij erg oud materiaal. Het heeft jaren in mijn kast gelegen en ik was dat eigenlijk allemaal een beetje vergeten. Ik beschouw het als jeugdzonde; in mijn ogen heeft het veel tekentechnische fouten. Maar ik ben toch wel blij dat het uiteindelijk in boekvorm gebundeld is.” Tot die lange verhalen herontdekt werden door uitgeverij BeeDee bleven ze dus veilig in die kast liggen; ondertussen zijn ze in twee kleine boekjes uitgegeven.

De korte verhalen van Tom Carbon verschenen in albums bij Dupuis en werden voorgepubliceerd in de Robbedoes. Helaas verloederde dat weekblad langzaamaan, en rond 1997 zijn Cromheecke, Letzer en Fritzgerald dan ook gestopt bij Dupuis: “Toen ons Tom Carbon-contract werd opgezegd vanwege de slechte verkoop in Frankrijk, hebben we bewust eventjes een tijdje niet meer samengewerkt met Dupuis. Dat moet ergens in 1997 geweest zijn. Rond het jaar 2000 was alles echter weer koek en ei: toen ben ik weer begonnen als redactioneel tekenaar bij Spirou, Robbedoes was ondertussen namelijk echt heel slecht geworden. Ik tekende toen onder andere Roboboy, bekend uit de Taptoe, en cartoons voor de abonnementenwerving.” Roboboy ontstond vanuit een ander uitgangspunt dan Tom Carbon of Taco Zip: “Roboboy is meer op een jong publiek gericht, dat is bij Taco Zip en Tom Carbon niet het geval. Die series maakten we vooral voor onszelf, dat is ook duidelijk te merken aan de humor die in die series voorkomt, die is iets minder direct.”

Nieuwe ideeën

~

In de tussenliggende periode van drie jaar maakte Cromheecke samen met Letzer tien verhaaltjes van Ben de boswachter, en legde hij zich toe op het ontdekken van de nieuwe media, met een cd-romspel en de site www.cartoonbase.com als resultaat. Met Ben liep het iets minder goed af. Na twee verhaaltjes in het Franse blad Astrapi te hebben gepubliceerd, werden Cromheecke en Letzer op straat gezet. Ben verscheen daarna nog een tijdje in het Suske en Wiske weekblad. Binnenkort willen ze het weer proberen met een nieuwe serie: Plunk!. Zoals de naam al doet vermoeden is die serie gebaseerd op de figuur Plunk uit Taco Zip. Waar hij in het Nederlands gepubliceerd gaat worden is nog onduidelijk: “De reeks start eind januari 2006 in Spirou. Ze zal straks zeker ergens in het Nederlands te lezen zijn, maar op dit moment hebben we nog geen geschikte plaats gevonden.”

Naast gewone strips maakte Cromheecke ook wel eens een ansichtkaart voor Taco Zip; een aantal daarvan zal in de nieuwe bundel, die bij BeeDee uitkomt, worden gepubliceerd: “Er staat een heel pak nieuwe stroken in. Het boek telt 228 pagina’s, en ongeveer eenvijfde daarvan is niet in eerdere albums verschenen. Ook zullen er wat losse tekeningetjes in verschijnen die ik vroeger heb gemaakt. Oorspronkelijk waren dat ansichtkaarten, maar die zijn nooit uitgebracht.”

Er is eigenlijk maar een project dat Luc écht nog eens zou willen uitvoeren – strips heeft hij al genoeg getekend: “Ik zou me graag nog eens toeleggen op een verhaal dat ik zelf niet teken. Iets schrijven dus, een uitgewerkt scenario maken, voor een goeie tekenaar.” We zullen zien of dat er ooit nog van komt. Voorlopig kunnen we in ieder geval nog van zijn tekenkunsten genieten…

Muziek / Achtergrond
special: Deel XV: Audiotransparent

Het Nachtpodiumverhaal

In de periode van september tot en met december 2005 werkt 8WEEKLY samen met het VPRO televisieprogramma Nachtpodium. Iedere aflevering maken wij een item waarin we een jong en nieuw cultureel talent presenteren. Daaraan gekoppeld publiceren we iedere week een achtergrondartikel. Voor de laatste aflevering van aanstaande zondag 11 december spraken we in de bioscoop van het Oude Rooms Katholieke Ziekenhuis (Oude RKZ) in Groningen met de Groningse band Audiotransparent.

~

Naar aanleiding van de release van Audiotransparents tweede album Nevland ging 8WEEKLY eerder dit jaar al op bezoek bij toetsenist/violist/zanger Andreas Willemse en gitarist/zanger Gijs van Veldhuizen. Onder het mom van ‘de aanhouder wint’ zoeken we voor Nachtpodium nogmaals de confrontatie. Op deze plek een korte weergave van dit interview.

In de aanloop naar Nevland hebben jullie noodgedwongen afscheid moeten nemen van oud-gedienden Evert-Jan Luchies (drums), Wouter Touw (zang) en Jan-Willem Wools (gitaar), is er ooit een punt geweest dat je dacht dat het over was met Audiotransparent?

Bart: Na het opstappen van Wouter zaten we even in een moeilijke fase, maar uiteindelijk heeft het de huidige groep alleen maar goed gedaan. Aangezien de bulk van het creatieve proces toch al voor rekening kwam van de overgebleven leden, was het gemis uiteindelijk niet zo groot.

Toch zullen die bezettingswisselingen ongetwijfeld hun sporen hebben nagelaten.

Bart: In die zin dat het de huidige groep professioneler heeft gemaakt, en dus doelbewuster. Op muzikaal gebied is er eigenlijk vrij weinig veranderd. Hoogstens klinkt de band nu meer als een geheel.

~

Onlangs maakte het Groninger Audiovisueel Archief (GAVA) een clip bij het nummer Fire Engine Red. Waren jullie persoonlijk betrokken bij de selectie van het beeldmateriaal?

Chris: De beelden zijn in principe uitgezocht door Rene Duursma (van het GAVA-LD.). Uiteraard heeft hij ons vooraf een ruime selectie laten zien. Vooral Bart werd erg enthousiast van de beelden van een rode brandweerauto. Die bleken inderdaad goed aan te sluiten bij een niet uitgebracht nummer van de 2e plaat-sessie (Fire Engine Red-LD.). Rene heeft vervolgens de beelden onder het nummer ge-edit. (de clip is vanaf heden te zien op www.gava.nl en is tevens terug te vinden op de single The Friday Of Our Lives-LD.)

Ook worden tijdens concerten van Audiotransparent vaak oude filmfragmenten vertoond.

Chris: Klopt, eigenlijk heeft ook dat alles te maken met het feit dat de samenwerking met Rene ons zo goed is bevallen. Het oorspronkelijke idee om met hem de presentatie van GAVA in Images te doen (aanvankelijk zou Audiotransparent op 18 december in bioscoop Images in Groningen live-muziek ten gehore brengen bij beeldmateriaal van het Groninger Audiovisueel Archief. Kort voor dit interview bleek dat die sessie voorlopig is uitgesteld- LD.) werd daarom uitgebreid met het verzorgen van de beelden voor onze live-show. Het uiteindelijke product kun je zien als de uitkomst van een wederzijdse erkenning.

Van Audiotransparent is een nummer te vinden op de verzamel-cd Schaamte en Woede, een initiatief van Groninger muzikant Saro Paradiso. Paradiso ageert hiermee tegen het inhumane uitzettingsbeleid van minister Rita Verdonk en specifiek tegen de uitzetting van 50 uitgeprocedeerde Groninger asielzoekers. De opbrengst van de cd komt ten goede van de Werkgroep Vluchtelingen Vrij in Groningen. Is Audiotransparent zo maatschappelijk geëngageerd?

Gijs: Uiteindelijk blijven we natuurlijk gewoon een band, we zijn geen politici. Het project sprak ons als muzikanten erg aan. Als wij aan zoiets kunnen bijdragen, dan vind ik dat een goede zaak. Meer moet je er niet achter zoeken.

~

Tot slot legt 8WEEKLY Audiotransparent nog een tweetal stellingen voor.
Stelling I: Het heeft er alle schijn van dat Nederlandse bands als Audiotransparent, Lawn, Woost en We vs. Death bewust worden genegeerd door de grote Nederlandse festivals.

Gijs: Klopt, wat daarvan de reden is durf ik niet te zeggen. Uiteindelijk zal commercie wel een belangrijke factor zijn. Hoeveel festivals, programmeurs, radio en tv-stations durven hun nek nog uit te steken? Ik denk dat Nederland een vrij veilige mainstream muziekcultuur heeft. Dit betekent overigens niet dat er niks te halen valt. Integendeel, er gebeurt verschrikkelijk veel. Typerend voor de houding van de Nederlandse pers is dat er vaak gesproken wordt van een ‘on-nederlands’ goed bandje.

Stelling II: Naar aanleiding van nieuwe albums van o.a. Whipster, Propeller en Audiotransparent signaleerde het Dagblad van het Noorden onlangs al een 3e Groninger Popgolf. Flauwekul?

Gijs: Ik denk inderdaad dat de popgolf een mooie naam is voor een paar bands die toevallig een paar (hele) goede cd’s hebben gemaakt in dezelfde periode. Om te spreken van een fenomeen lijkt me wat overdreven. Dit neemt niet weg dat ik vind dat er zeker meer belangstelling voor de betreffende bands zou kunnen zijn. Alhoewel veel van deze bands de belangstelling ook wel krijgen of zelf opzoeken. Verder is het mij niet helemaal duidelijk hoe een band zich in de markt zou moeten ‘zetten’, wat niet wegneemt dat ik natuurlijk blij ben dat er mooie muziek uit Groningen komt. Wat de media daarmee doen blijft altijd de vraag.

~

Toekomst

In de planning staan onder andere een tour door Canada en optredens met bands van het Volkoren label (o.a. At The Close Of Every Day). Inmiddels is ook bekend dat Machinefabriek, waaraan we eerder in deze reeks aandacht besteedden, een remix heeft gemaakt van het nummer Draw Yourself A Tree. De wereld is klein, zo blijkt maar weer eens.

Einde oefening

Helaas zal Nachtpodium in het kader van de bezuinigingsronde vanaf januari niet meer worden gecontinueerd. “Een van de redenen voor het stoppen van Nachtpodium is het feit dat alleen programma’s die tussen 18:00 en 24:00 uur worden uitgezonden op de Nederlandse publieke netten meetellen voor het marktaandeel. Nachtpodium, dat qua uitzending buiten die tijdspanne valt, levert dus geen bijdrage aan het vergroten van het marktaandeel van Nederland 3.” Het mag duidelijk zijn dat 8WEEKLY dit beschouwt als een groot verlies. Op deze plaats willen we onze collegae van Nachtpodium in ieder geval bedanken voor de fijne samenwerking! Het ga jullie goed!

Film / Achtergrond
special: InDeMaak

Kindjes in de maak

Waar moet je als student aan een filmacademie met je films naar toe? Als je in het eindexamenjaar zit willen festivals ze nog wel eens vertonen. Maar voor eerderejaars blijven vertoningen vaak beperkt tot de inner circle van de academie zelf. In het Louis Hartlooper Complex in Utrecht worden deze films sinds oktober wel vertoond tijdens de InDeMaak avonden.

e-flyer-2.JPG

Deze maandelijkse avond draait om interactie: “Interactie tussen makers en publiek, makers en een professional uit het filmvak en interactie tussen makers zelf”, leggen initiatiefnemers Hasse van Nunen en Martijn de Jong uit. Ze peilden in hun omgeving (Hasse zit op de HKU en Martijn studeert theater-, film- en televisiewetenschappen) een behoefte aan een dergelijke avond. “Toen ik in mijn eerste jaar zat en zag wat voor moois mijn klasgenoten maakten dacht ik: dit moeten meer mensen zien dan alleen de klas zelf”, aldus Hasse.

Mirko Dreiling vertelt over zijn docu mascotte
Mirko Dreiling vertelt over zijn docu mascotte

Dat er inderdaad genoeg animo is voor studentenfilms wordt duidelijk door de goed gevulde zaal bij de tweede InDeMaak eind november. Een veelkleurig palet aan genres komt voorbij: van een animatie over klonende dieren, een drama in een vinex-buurt, een 1 minuut durende stop-motion tot een documentaire over een Belgisch dorpje. Na elke filmvertoning komt de maker naar voren en is er ruimte voor vragen en opmerkingen uit het publiek.

Tamara Bos interviewt makers
Tamara Bos interviewt makers

Een professional uit de filmwereld komt elke InDeMaak verrijken met zijn specifieke expertise uit de praktijk. “We proberen telkens mensen uit verschillende hoeken van het filmvak te laten komen. Deze keer hadden we scenarioschrijfster Tamara Bos en tijdens de eerste editie was regisseur Robert Jan Westdijk te gast.” Hij is blijkbaar fan geworden want hij zit er nu weer, dit keer tussen het publiek.

Het publiek
Het publiek

Op de academies door het hele land wordt genoeg materiaal geproduceerd. Toch zijn Hasse en Martijn nog op zoek naar inzendingen. “Voor veel studenten is het een drempel om iets te tonen wat voor hen soms slechts een oefening is. Vaak vinden ze het zelf nog niet goed genoeg. InDeMaak is er ook om te leren wat anderen buiten de academie vinden van je werk. Dat kan je als maker een ander perspectief geven op je eigen werk.”

InDeMaak is geen wedstrijd waarbij aan het einde van de avond een verkiezing van de beste inzending volgt. “Met zoveel verschillende genres uit verschillende schooljaren kun je geen vergelijking maken. We wilden het ook niet om het winnen laten gaan. Voor de makers is het al spannend genoeg om hun film te vertonen aan een nieuw publiek.”

Toch wordt niet elke inzending automatisch vertoond; twee studenten maken een voorselectie. Vervolgens gaat deze selectie richting de hoofdgast en deze maakt een uiteindelijke keuze. Toch een beetje een verkiezing dus? “Misschien dat we over een aantal maanden toch een soort van eindverkiezing gaan houden. Dan hebben we genoeg inzendingen om ze op genre in te delen. Maar dat is nog maar een ideetje hoor!”

Ook benieuwd naar wat jonge Nederlandse filmmakers te bieden hebben? Op 23 januari 2006 is er weer een volgende InDeMaak.

De foto’s zijn van Jasper Brouwer

Film / Films
recensie: Murderball

Murderball is voor elke sportliefhebber een must om te zien, en absoluut hilarisch. Want zonder uitzondering zijn alle sporters die het spel spelen kenners van misplaatst sentiment. Hun Jet-stoelen zijn dan ook niets anders dan een middel om het spel gepassioneerd te spelen. Omgeven door het staal spelen ze agressief en razendsnel in een moordende competitie om de bal. Razend geliefd bij het uitzinnige publiek (en vooral de vrouwen) zijn het helden op het veld en winnaars buiten de arena; aan handicap, clichés of vooroordelen hebben ze allemaal maling.

~

Quadrugby (voorheen ‘Murderball’) is een snelgroeiende tak van sport voor zwaar gehandicapten. Ontwikkeld in Canada en in 1981 geïntroduceerd in Amerika zijn er tegenwoordig wereldwijd 36 landenteams, waaronder een Nederlandse. In Amerika zijn inmiddels 45 teams en veel spelers zijn prof. Alle spelers zijn te zwaar gehandicapt – aan armen en benen (‘quad’) – om te kunnen spelen met bijvoorbeeld een basket. Daarom zijn de regels aangepast en bevat het spel elementen van volleybal, hockey, rugby en basketbal.

De kracht van deze film zit hem naast de meeslepende sport, flitsend en snel gesneden, vooral in het kijkje achter de schermen in het leven van de concurrenten Mark Zupan en Joe Soares. Mark Zupan, speler en woordvoerder van het Amerikaanse team, ziet er niet uit als een lieverdje. Met zijn ringbaardje en vele tatoeages is de dertigjarige civiel ingenieur het toonbeeld van een vechtersbaas. De gezonde kijker krijgt dat meteen voor de kiezen als we hem in de openingsscène zijn broek zien uittrekken. Het kost tijd, heel veel tijd en geduld. De toon van de film is gezet.

Landverrader

Zupan is open en zonder gêne en daarmee de tegenpool van de driftige Joe Soares. In 2000 werd de drieënveertigjarige Soares als speler uit het olympisch team van Amerika gezet en sindsdien is hij coach van Canada. Door de Amerikanen wordt hij gezien als een landverrader. Zupan en Soares zijn dan ook felle tegenstanders van elkaar en dat steken ze niet onder stoelen of banken. Als Soares in de competitie als eerste eindigt en de Canadezen favoriet maakt voor de Paralympics van 2004 schreeuwt de partij van Zupan dan ook om wraak. Met veel humor en zelfspot over hun eigen zwakheden, verpakt in goede porties seks, drugs en rock-‘n-roll, volgen we hoe het Amerikaanse team zich opmaakt voor revanche.

~

De persoonlijke drama’s en de geestelijke frustraties die komen kijken om afhankelijkheid te accepteren en te overwinnen weet deze film meesterlijk te verweven met sport. Daarbij is de prijs die elke speler betaalt hoog. Niet voor niets zegt een van de atleten: “Er komt een moment dat de geest een groter obstakel is dan de rolstoel.” De illustratie van de intieme kwetsbaarheid, de kracht en tijd die nodig zijn om dat te overwinnen maken de film tot een monument van menselijkheid.

Publieksprijs

De inspiratie voor Murderball was een krantenartikel over de sport dat filmmaker Dana Adam Shapiro toevallig las. Samen met Henry Alex Rubin schoten ze, in de periode van tweeëneenhalf jaar dat ze het team volgden, ruim tweehonderd uur aan materiaal en brachten ze veel tijd door met de spelers, die ze bezien als unieke vrienden. Het is volgens de makers dan ook vooral hún film. Murderball maakte dit jaar zijn debuut op het Sundance Festival. Het won de publieksprijs en een speciale juryprijs voor de montage van Geoffrey Richman.

Boeken / Fictie

Afsluiting van een oeuvre

recensie: Louis Ferron - Niemandsbruid

Drie dagen nadat hij zijn nieuwste boek in ontvangst nam, stierf Louis Ferron, op 63-jarige leeftijd, na een kort ziekbed. Dat maakt Niemandsbruid tot zijn laatste roman, de afsluiting van een omvangrijk oeuvre.

Centraal in het boek staat Adele Schopenhauer, de zuster van de filosoof Arthur Schopenhauer. Ze is vooral een slachtoffer, staat voortdurend in de schaduw van anderen: van haar zelfzuchtige broer, die veel aandacht opeist; van haar moeder, die zich na de dood van haar man een weg naar de adel probeert te kopen; van Ottilie, haar vriendin, de toekomstige schoondochter van Goethe. En dus leidt Adele een teruggetrokken leven, dat ze voor een groot deel vult met het knippen van silhouetten en door gesprekken te voeren met haar latere beschermvrouwe Sibylle, met Ottilie en heel af en toe met Goethe zelf.

Miskende buitenbeentjes

J.W. Goethe
J.W. Goethe

“Hij weet dat er achter de schone schijn dingen liggen die te gruwelijk en te huiveringwekkend zijn voor woorden, maar in de huiver vindt hij ook het sublieme”, was het jurycommentaar toen Ferron in 2001 de Constantijn Huygens-prijs ontving. Ferron kiest als hoofdpersonen van zijn boeken vaak mensen die op het eerste gezicht niet opvallen; mensen die opgaan in de massa, terwijl ook zij hun verhaal hebben dat het vertellen waard is. Adele Schopenhauer, verborgen in de schaduwen van de grootse figuren in haar omgeving, is typisch zo’n miskend buitenbeentje. Ze heeft nooit echt iets bereikt, krijgt teleurstelling na teleurstelling te verwerken. Een voordeel daarvan is dat Niemandsbruid een ontzettend verfrissende kijk geeft op het Weimar van Goethe, vanuit een geheel nieuw gezichtspunt. Goethe zelf wordt overigens geen enkele keer bij die naam genoemd; de auteur omschrijft hem stug als ‘de geheimraad’. Een nadeel van Ferrons benadering is dat Adele ongeveer net zo vaak steunend zit te klagen als haar slachtofferrol haar daar het recht toe geeft, misschien zelfs nog wel vaker. Leven is lijden, en Adele lijkt erop gebrand die boodschap aan de lezer mee te geven.

Duitsland

Een andere interesse van Ferron komt eveneens tot uiting in Niemandsbruid, namelijk zijn fascinatie voor de Duitse cultuur, die hij te danken heeft aan zijn eigen afstamming. In 1942 zag de auteur het levenslicht in Leiden, als zoon van een Nederlandse moeder en een Duitse vader. Vanaf het moment dat deze laatste werd opgeroepen voor zijn militaire dienst woonde Ferron in Bremen, bij de wettige echtgenote van zijn vader. Na de oorlog is hij teruggekeerd naar Nederland, waar al snel de eerste gedichten van zijn hand verschenen. Niemandsbruid is dan ook zeker niet Ferrons enige boek dat zich afspeelt in Duitsland; zo schreef hij ook de Teutoonse trilogie, waarin hij een aantal jaren uit de Duitse geschiedenis behandelt.

Literair

“Ik schrijf geen moeilijke boeken. Ik schrijf wel literatuur die tevens over literatuur gaat en verwacht van de lezer dat hij mijn kennis tot op zekere hoogte deelt”, beweert Louis Ferron op zijn website. Of zijn schrijfstijl nu verafschuwing of bewondering verdient, een ding staat vast: Louis Ferron heeft zijn huiswerk grondig gedaan. Zijn enigszins bombastische zinnen passen goed bij de tijd waarin Adele leefde. Voor het geval de bronvermelding achterin het boek nog twijfel mocht overlaten, de reeks historische personages en gebeurtenissen is voldoende om bewondering te krijgen voor de hoeveelheid informatie die Ferron heeft moeten opzoeken.

Boeken

Inventief monnikenwerk

recensie: Andy Lane & Paul Simpson - The Art of Wallace & Gromit: Curse of the Were-Rabbit

Het boeiende en tegelijk frustrerende aan een goede animatiefilm is dat je tijdens het kijken geen idee hebt van de enorme hoeveelheid werk die er in is gestoken. Of het nu gaat om computeranimatie, stop motion of een traditionele ’tekenfilm’, de tijd die je besteedt aan het kijken naar zo’n film is vele malen kleiner dan de manuren die de makers hebben besteed aan het tot leven wekken van hun creatie. Om toch een indruk te krijgen van alle details, zul je de pauzefunctie van je dvd-speler moeten gebruiken – of een goed boek aanschaffen.

~

Een paar weken geleden was het animatieduo Wallace & Gromit te zien in hun eerste bioscoopfilm Curse of the Were-Rabbit. Net als hun met prijzen overladen korte films is ook Were-Rabbit een aaneenschakeling van absurde situaties, inventieve ideeën en heel veel droge Britse humor. Het verhaal van de film (over een mysterieuze groentedief die vlak voor de grote jaarlijkse groentetentoonstelling in het dorpje van Wallace en Gromit toeslaat) wordt met grote vaart verteld, waardoor de vele details en verwijzingen je gemakkelijk ontgaan. Het boek The Art of Wallace & Gromit: Curse of the Were-Rabbit is daarom een uitkomst voor de liefhebber.

Bizarre uitvindingen

De auteurs Lane en Simpson beginnen met een kort overzicht van de eerdere filmpjes en duiken daarna meteen in de voorbereidende fase voor Were-Rabbit. De werktitel van de film was een tijd lang The Great Vegetable Plot en we zien massa’s schetsen, storyboards en geschilderde impressies van de vele ideeën die soms wel, en soms niet in de uiteindelijke film zijn terechtgekomen. Per hoofdstuk worden vervolgens de hoofdpersonen, de belangrijkste sets en de bizarre uitvindingen van Wallace besproken, zo nu en dan afgewisseld met een diepgaander kijk op de problemen en uitdagingen die de makers tegenkwamen bij bepaalde scènes.

Technische vernieuwingen

~

Zo gebruikten de animatoren voor het eerst in de Aardman-geschiedenis schuimrubber voor sommige poppen, in plaats van het oude en vertrouwde plasticine. Schuimrubber hoeft niet voor elk beeldje opnieuw te worden gemodelleerd en dat scheelt veel tijd bij massascènes van soms wel veertig poppen. Ook de computer werd ingezet voor sommige scènes: de konijnen die door Wallace’ Bun-Vac 6000 waren opgezogen, konden niet op de traditionele manier worden geanimeerd en werden daarom stuk voor stuk ingescand in de computer.

Horror als voorbeeld

Wat tijdens het zien van de film niet meteen opvalt, is de grote inspiratiebron die de Engelse horrorfilms uit de Hammer-studio’s voor de makers zijn geweest: in vrijwel elk hoofdstuk wordt verwezen naar een film of acteur uit de Hammer-stal. Zo moesten regisseurs Nick Park en Steve Box hartelijk lachen om de steeds terugkerende dorpsdominee die in de Hammer-films steevast een enorme kennis blijkt te hebben over het bovennatuurlijke. Uiteraard komt in Were-Rabbit zo’n zelfde dominee voor, maar dan uitvergroot naar de maatstaven van het Wallace & Gromit-universum.

~

Uit alle interviews en foto’s wordt duidelijk dat het Aardman-team bestaat uit een stel enthousiaste vakmensen die heel veel liefde en energie in hun creaties steken. Dit boek is dan ook de beste manier om hun monnikenwerk nog eens goed te bestuderen. Tot Curse of the Were-Rabbit op dvd verschijnt, natuurlijk. Voor de kinderen is er een soortgelijk boek verschenen: Wallace and Gromit – The Curse of the Were-Rabbit: The Essential Guide. Een kleurig boekje waarin op eenvoudige wijze wordt ingegaan op de achtergrond bij de film. Zo worden de belangrijkste uitvindingen van Wallace, de Bun-Vac 6000 en de Mind-Manipulation-o-matic, uitgebreid uitgelegd. Verder veel informatie over de personages en de locaties.

Boeken / Fictie

Lekker schieten

recensie: Edlef Köppen - Frontberichten

Oorlog, altijd een mooi onderwerp. Aan oorlogsboeken dan ook geen gebrek, ook niet in de literatuur. In Frontberichten van de Duitser Edlef Köppen staat de Eerste Wereldoorlog centraal; ditmaal net als bij Erich Maria Remarque (Im Westen nicht Neues, 1929) bezien vanuit het standpunt van de centrale mogendheden. Dankzij de literaire technieken wordt de roman opgetild tot een universeel verhaal over de zinledigheid van het menselijke bestaan.

Köppens held Adolf Reisiger is zo dom om zich aan het begin van de Groote Oorlog aan te melden als vrijwilliger. Vol goede moed en vaderlandsliefde begeeft hij zich naar het Franse front, waar hij deel gaat uitmaken van de veldartillerie. Zoals gebruikelijk in dit soort romans, is het met het patriottisme en de goede stemming gauw gedaan. De oorlog is verveling, vuil, dood, angst en verderf, in willekeurige volgorde. Al dat schieten leidt bovendien nauwelijks tot vooruitgang, het front beweegt amper. Dat biedt Köppen in ieder geval ampel gelegenheid tot een gedetailleerde en tegelijk poëtische beschrijving van het dagelijks leven van een frontsoldaat.

Luizenbestaan

~

En dat valt niet mee. Nog voor de eerste honderd bladzijden zijn omgeslagen wordt Reisiger al voor dood naar een van luizen vergeven veldlazaret gebracht. Ook daar de ene desillusie na de andere. Zijn Beierse wapenbroeders zien hem aan voor volbloed Pruis en negeren hem dientengevolge. Vergeleken bij de overvloedige hoeveelheid uiteengereten lichamen is dat natuurlijk klein bier, maar het past wel binnen het algehele stramien van klein en groot leed. Niets deugt kortom, en het blijft afzien. Zelfs een kort verlof in de Heimat krijgt een donkere tint, vanwege de barre omstandigheden waarin de burgerbevolking moet zien te overleven. Lang kan Reisiger niet van zijn verlof genieten, want de Duitse legers staan onder druk en kunnen geen man missen.

Van begin af aan is duidelijk dat de strijd een verloren zaak is, maar het duurt even voordat ook iedereen dat in de gaten krijgt. Alleen een korte periode aan het oostelijke front levert nog even verlichting. Dan keert Reisiger met zijn legioen weer terug naar Frankrijk, waar inmiddels tanks en een heuse luchtmacht zich aan de kant van de entente in de strijd werpen. Nog een laatste zinloos offensief, dan breekt eindelijk het mentale touwtje en belandt onze held in het gesticht – nota bene vlak voor de uiteindelijke wapenstilstand.

Ontwrichting

Köppen kon putten uit eigen ervaringen, ook hij vocht maar liefst vier jaar mee als oorlogsvrijwilliger. Na de oorlog ging hij bij de omroep aan de slag en werd hij schrijver, tot hij in 1933 overal werd uitgeknikkerd en met moeite de eindjes aan elkaar moest zien te knopen tot zijn dood in 1939.

Frontberichten verscheen in 1930 en werd drie jaar later alweer verboden. Het beeld dat Köppen schetst van de oorlog, en vooral ook van de propaganda, zal daar debet aan zijn geweest. Hij wisselt indrukwekkende beschrijvingen van de strijd, in een expressionistische stijl, af met readymades. Dat kan van alles zijn, van officiële dienstmededelingen over hoe een officier zich tijdens verlof dient te gedragen – nooit een wandelstok gebruiken, tenzij noodzakelijk wegens verwondingen – tot en met advertenties voor patriottische korsetten. Zij vervullen de functie van een absurdistisch Grieks koor, dat de belevenissen van Reisiger waar nodig in een breder kader plaatst en dat nog maar weer eens de totale waanzin benadrukt, want op een andere manier kun je het niet (be)noemen. En het werkt nog ook. Had hij gewoon de oorlogshandelingen beschreven, dan was dit een gedenkwaardig document geweest, maar de collagetechniek maakt er kunst van – een soort voorloper van Burroughs’ cut ups. De krankzinnige tegenstellingen in perceptie van wat gaande is bewerkstelligen een vervreemdend effect, een benadering van de ontwrichtende werking die de gebeurtenissen hebben op de ontvankelijke geest van veldartillerist Adolf Reisiger.