Boeken

Een schateiland

recensie: Emilie Yueh-yu Yeh & Darrell Davis - Taiwan Film Directors: A Treasure Island

Zo’n tien jaar geleden stond de Taiwanese cinema aan de top van de Europese arthousecultuur: The Wedding Banquet, The Puppetmaster (1993), Eat Drink Man Woman en Vive l’amour (1994) waren successen aan de kassa’s van de filmhuizen en bij de critici. Sindsdien zijn de Taiwanese importfilms sporadischer, maar niet minder opzienbarend: bij de pers scoorden The River (1997), The Hole (1998) en Yi Yi (2000) vaak het hoogst in de jaarlijstjes. Dat al deze films door dezelfde regisseurs zijn gemaakt is geen toeval: Ang Lee, Hsiao-Hsien Hou, Ming-Liang Tsai en Edward Yang waren de grote namen van de Taiwanese filmwereld.

En afgezien van Lee, die al gauw naar Hollywood overstapte, zijn ze dat nog steeds. De vier mannen zijn kopstukken van de ‘Taiwan New Cinema’, de benaming voor een stroming zeer persoonlijke films die het land in de jaren tachtig begon te produceren. De nieuwe films hadden een duidelijk auteursstempel en weken af van wat gangbaar was: politieke films die in opdracht van de Nationalistische Partij van China gemaakt werden. Hoe deze regisseurs naam maakten en wat hun verhouding tot de locale en internationale filmcultuur is wordt uitvoerig uit de doeken gedaan in Taiwan Film Directors, een welkome studie naar de nieuwe cinema van Taiwan.

<i>Yi Yi</i>
Yi Yi

De auteurs doen dat aan de hand van de turbulente culturele en politieke geschiedenis van het eiland, maar ook van de achtergrond van de regisseurs in de filmindustrie, en bovendien van uitvoerige analyses van hun films. Het resultaat is een zeer grondig boekwerk dat een rijk geschakeerd beeld geeft van de na-oorlogse Taiwanese filmwereld. Het werk gaat bovendien in op een grote hoeveelheid films van andere regisseurs. Ye en Davis noemen Taiwan een schateiland, doelend op de aantrekkingskracht dat het exotische eiland, dat nooit een duidelijke eigen identiteit gehad heeft, altijd uitoefende op zijn overheersers (het werd in de zeventiende eeuw immers door Nederlanders bezet). De implicatie is echter duidelijk: de huidige rijkdom van Taiwan is te vinden in de inheemse cinema.

Confucianisme

Aangezien het Liang, Lee (hoewel deze zich expliciet op de internationale markt richtte), Tsai en Yang zijn die het land cultureel op de wereldkaart hebben gezet, is het terecht dat dit viertal de kern van de boek beslaat. Maar de auteurs gaan nog een stapje verder en weiden een heel hoofdstuk aan de interessante assumptie dat Ang Lee zijn Taiwanese (Chinese) esthetica meegenomen heeft naar Hollywood, waar hij op het oog genrefilms maakt, terwijl hij een Amerikaanse (en wereldwijde) hit scoorde met Crouching Tiger, Hidden Dragon. Hierin haalt Davis (die dit hoofdstuk schreef) het veel gehoorde commentaar dat het een veredelde Hollywoodfilm zou zijn onderuit, en toont met succes aan hoe de thematiek en structuur van de film herleid kan worden tot het confucianisme.

Puzzelen

<i>Eat Drink Man Woman</i>
Eat Drink Man Woman

Taiwan Film Directors is helder van opzet en toegankelijk geschreven: de auteurs stellen letterlijk een aantal vragen en beantwoorden die in detail. Het boek eindigt met de interessante vraag of Taiwan zijn rijke filmcultuur kan behouden, of dat de filmkunst in de nabije toekomst wordt opgeslokt door Hollywood of China. Het boek is zeer fraai vormgegeven: het is erg overzichtelijk gezet (de hoofdstukken zijn in de marges gedrukt) en voorzien van veel bijzondere ‘stills’, portret- en setfoto’s. Er ontbreekt evenwel een aantal belangrijke formele zaken: aangezien betrouwbare informatie op dit gebied schaars is, waren filmografieën van de regisseurs en originele titels zeer welkom geweest. Verantwoording voor de manier van transcriptie van Taiwanese namen zou ook geen overbodige luxe zijn; die wijkt namelijk vaak af van het gangbare, zodat het soms puzzelen is om bekende namen op te zoeken en te herkennen.

Droevig

Gezien de steevaste Nederlandse populariteit van Taiwanese filmhuisfilms is het des te frappanter hoe droevig het aanbod voor de thuiskijker is: er zijn bij ons tot op heden welgeteld vijf Taiwanese films op dvd verschenen. Slechts één daarvan is van de hand van de genoemde auteurs: Hou’s Millennium Mambo (2001), die niet meer geperst wordt. De overige zijn onderdelen van een reeks commerciëlere Aziatische films die hun release aan een Amerikaanse maatschappij te danken hebben en/of daardoor gefinancierd zijn (20:30:40 en Double Vision), en obscure romantische drama’s (Blue Gate Crossing en het overwegend Chinese Fleeing by Night), die in het boek niet eens genoemd worden. Homescreen, de distributeur die in het tijperk van de vhs Tsai’s films uitbracht, heeft geen dvd-versies op het programma staan.

Boeken / Fictie

Victoriaans Londen in geuren

recensie: Clare Clark - De geur van de rivier

De debuutroman van Clare Clark bewijst dat vochtige, ondergrondse plaatsen zeker niet alleen ratten aantrekken. Het riolenstelsel van het Victoriaans Londen is het toneel van De geur van de rivier. Een interessante, maar bovenal smerige en stinkende plek voor een roman.

~

Een van de hoofdpersonen, Wiliam May, komt beschadigd uit de Krimoorlog. Geplaagd door nachtmerries die hem blijven achtervolgen en die hem soms het leven onmogelijk maken, probeert hij na de oorlog zijn leven weer op te pakken. Terug in Londen krijgt hij een baan aangeboden bij de Dienst Publieke Werken, waar hij belast wordt met de herziening van het riolenstelsel van de stad. Hij trouwt met Polly en ze krijgen een zoon. Hoewel zijn werk hem zeer boeit en hij gelukkig lijkt met zijn gezin, zijn Williams gedachten vaak ergens anders. Zoals bij het mes, waarmee hij zich in de stinkende riolen snijdt. Het snijden is voor hem een manier om de zwarte demonen te bestrijden, die hem sinds de oorlog achtervolgen, een manier ook om te voelen dat hij leeft.

Hij balde zijn vuisten en dreef zijn knokkels in het vlees van zijn dijen terwijl het zwart hem begon te overstelpen, eerst langzaam, dwarrelend als roet, en toen in een onstuitbare vloed die zo heftig was dat die de organen in zijn borst verpletterde en het merg in zijn botten vergiftigde. Het drong zijn ogen binnen tot hij niets dan zwart kon zien; het vulde zijn hoofd met een soort onophoudelijk gegil.

William May is niet de enige bewoner van Londen die zich graag in de riolen van de stad begeeft. Ook de arme rioolstruiner Tom houdt zich geregeld op onder de grond. Hij vangt ratten om ze vervolgens door te verkopen aan een louche kroegeigenaar, die ze inzet bij illegale hondengevechten. De levens van Tom en William raken op een vreemde manier met elkaar verstrengeld na de moord op een Londense steenhandelaar.

Onevenwichtig

~

Driekwart van roman wordt in beslag genomen door uitgebreide beschrijvingen. Clark neemt veel tijd om in te gaan op de riolen en geur van de stad, en op de zwarte geesten en demonen die William uitdagen zichzelf te snijden en die hem tot waanzin drijven. Herhaling speelt daarbij een grote rol. Op het moment dat William verdacht wordt van de moord op steenhandelaar England, verandert de roman echter in een ware pageturner. De beschrijvingen nemen af en de nadruk komt juist op de actie te liggen, zoals op de pogingen die de advocaat Rose onderneemt om de moord te onderzoeken met als doel William vrij te krijgen. Hoewel dit mysterie natuurlijk opgelost moet worden, lijkt de verdeling tussen actie en beschrijving onevenwichtig en komt het detective-element een beetje uit de lucht vallen.

Chaotisch?

De Publishers Weekly heeft gelijk als ze schrijft dat De geur van de rivier doet denken aan Das parfum van Patrick Süskind, aangezien Clark even “indrukwekkend in geuren en kleuren een sfeer weet op te roepen”. De sfeer in de rioolgangen is voelbaar, en de stank van de stad gaat haast in je neus zitten. Clark weet een treffend beeld op te wekken van Londen als een groot, duister en stinkend hol. “De stank die vanonder hem opsteeg, was nu al ondraaglijk. Die stroomde zijn neus binnen toe Rose zich in de schacht liet zakken, zo overweldigend dat zijn maaginhoud omhoogkwam en zijn mond volliep met zuur speeksel.”

Maar soms lijken deze beschrijvingen hun eigen leven te gaan leiden en zelfs het onderwerp van de roman te worden – zeker in het begin van het verhaal. Wat dat betreft is Clark iets te ijverig geweest. De uitgebreide sfeerbeschrijvingen, het schetsen van een compleet beeld van een man die waanzinnig wordt, het vertellen van het dagelijks leven van een rioolstruiner – en dat alles in het teken van een onopgeloste moord: het maakt dat ruimte, onderwerp en thematiek uit balans raken. De geur van de rivier is een ambitieuze, maar onevenwichtige roman.

Film / Films

Zwarte magie in het buitenhuis

recensie: The Skeleton Key

Horrorfilms zonder rondvliegende ledematen, nare kleine meisjes of muren waar het bloed vanaf gutst waren het afgelopen jaar schaars. De deze maand op dvd verschenen The Skeleton Key van de Britse regisseur Iain Softley (K-Pax) is dan ook geen doorsnee horrorfilm. Hij heeft meer gemeen met de onderhuidse spanning van films als Angel Heart en The Others dan met het druipende bloed in The Ring, Dark Water of The Grudge.

~

Met drie hoofdrolspelers en een handvol figuranten is de cast lekker overzichtelijk. Ook het decor is beperkt. Het grootste deel van The Skeleton Key speelt zich af in een oud landhuis in de broeierige moerassen van Louisiana. Als hoofdrolspeler koos Softley opvallend genoeg voor Kate Hudson, die tot dan vooral in mierzoete romantische komedies als Raising Helen en How To Lose A Guy in 10 Days rondhuppelde. Hudson blijkt meer in haar mars te hebben. In Softleys film speelt ze een dappere, betrokken en daadkrachtige verpleegster die in het landhuis terecht komt om de stervende Ben (John Hurt in een ondankbare, vrijwel tekstloze rol) bij te staan. Ben kan na een beroerte nauwelijks nog lopen en praten. Zijn vrouw is maar matig blij met de komst van Caroline (Hudson), die tenslotte niet uit het zuiden komt en daarom onmogelijk ‘het huis aan kan voelen’.

Schouder

Het huis speelt een sleutelrol in de film. De titel is geen verwijzing naar skeletten maar slaat op de moedersleutel die Caroline (Hudson) krijgt van vrouw des huizes Violet Devereaux (Gena Rowlands in een heerlijk vileine rol). Die sleutel pas op alle kamers in het enorme landhuis, maar natuurlijk niet op de rammelende deur van die ene geheimzinnige zolderkamer. Ja, wat dat betreft schuwt de regisseur de clichés niet. Bliksem en onweer, schimmen op de gang, krakend houtwerk – het zit er allemaal in. Maar Softley – die veel vanaf de schouder filmt – vertelt zijn verhaal in de Bayou met verve en neemt bovendien alle tijd om de spanning op te bouwen. Meestal begint dit soort films met spektakel, om daarna als een nachtkaars uit te gaan. Bij The Skeleton Key is het eerder andersom, met een matige opening en een daverende en verrassende slotscène, waarin zwarte magie, bijgeloof en karaktermoord hand in hand gaan.

~

De dvd telt enorm veel extra’s, maar lang niet alles is de moeite. Zo is er 21 minuten extra aan ‘Deleted scenes’, maar de meeste scènes voegen weinig toe en zijn dus terecht gesneuveld. Leuker is ‘Blues in the Bayou’, een korte showcase van een aantal bluesbands uit de (prima) soundtrack. Ook ‘Exploring Voodoo / Hoodoo’ (een voodoo-priesteres legt hierin het verschil uit tussen Voodoo en Hoodoo) en ‘Plantation Life’ (een aantal
plantage-eigenaren vertelen over de vervlogen tijden en het harde leven op de plantage) zijn interessant. Jammer is wel dat alle features aan de korte kant zijn.

Minder het aanzien waard zijn het commentaar van regisseur Softey en het ‘persoonlijke spookverhaal’ van actrice Kate Hudson. Ook de documentaire over het spookhuis krijgt de fast-forward-behandeling. Niettemin, vanwege de karrenvracht aan extra’s, is The Skeleton Key een prima aanschaf.

Film / Films

Charlize Theron schittert als moordenaar

recensie: Monster (Special Edition)

Het had niet veel gescheeld of Monster was geruisloos aan de wereld voorbijgegaan. De waargebeurde geschiedenis van Aileen Wuornos was aanvankelijk bedoeld voor een videoreeks over seriemoordenaars. Maar het verhaal van de lesbische prostituee die zeven mannen vermoordde en daarvoor de doodstraf kreeg, prikkelde de nieuwsgierigheid van regisseuse Patty Jenkins. Ze begon te corresponderen met Wuornos in haar dodencel, verliet haar oorspronkelijke opdracht en schreef een script wat minder gericht was op sensatie.

~

Toch is het resultaat op z’n minst spraakmakend te noemen. De film staat bol van geweld, prostitutie, drank en scheldpartijen. Boven dit alles verrijst het personage van Aileen, op een voortreffelijke wijze gespeeld door Charlize Theron. Het is maar moeilijk te geloven dat achter de façade van make-up en asociaal gedrag een actrice schuilgaat die tot voor kort leek voorbestemd voor de ‘lichtere’ rollen. Volkomen terecht kreeg ze een Oscar voor deze fenomenale gedaanteverandering.

Sympathie

Een van de grootste prestaties van Theron is dat ze een interessante mix van walging en sympathie weet op te roepen. Hoewel het gedrag en uiterlijk van Aileen werkelijk afstotend zijn, gun je haar toch een gelukkig leven met haar nieuwe vriendin (gespeeld door Christina Ricci), een van de weinige personen die iets om haar lijkt te geven. De spaarzame momenten in de film die de kijker een enigszins goed gevoel bezorgen, zijn de scènes waarin de twee vrouwen troost zoeken bij elkaar. De gepleegde moorden en het onvermijdelijke lot waar Aileen op afstevent, zijn dan even onzichtbaar.

~

Een sterk drama als Monster laat de meegeleverde extra’s op de tweede dvd met gemak in zijn schaduw staan. Blijkbaar was er gebrek aan materiaal, of er moet een andere reden zijn waarom de maker van de (oninteressante) soundtrack zo veel ruimte krijgt. In de ‘Making of’ wordt maar weer eens fijntjes uitgelegd hoeveel moeite en research de regisseuse heeft moeten doen om zo dicht mogelijk bij de waarheid te blijven. En natuurlijk is er veel met bekenden van vroeger gepraat. De daaropvolgende docu gaat er nog eens gedetailleerd op in. Veel van hetzelfde kortom, al had de uitstekende rol van Ricci als verwend lesbisch meisje wel iets uitvoeriger behandeld kunnen worden.

Dame des Doods

Eigenlijk is alleen de documentaire Aileen Wuornos: Damsel of Death het bekijken waard. Hierin wordt de voorgeschiedenis van de echte Aileen verteld, en die is nog een graadje erger dan wat we in de film te zien krijgen. Het tragische verhaal wat uit de doeken wordt gedaan was voor Theron (die eveneens een traumatische jeugd heeft gehad) de aanleiding om zowel de hoofdrol als de productie voor haar rekening te nemen. Wat het meeste opvalt is echter de uiterlijke gelijkenis tussen Wuornos en de (opgemaakte) Theron.

De extra’s als geheel bieden veel inzicht in het tragische leven van ‘Amerika’s eerste vrouwelijke seriemoordenaar’, maar wie Monster bekijkt heeft eigenlijk geen toelichting meer nodig. Het verhaal en de beelden zeggen genoeg, en dat kan niet van elke film gezegd worden.

Boeken / Fictie

Poetry Slam op papier

recensie: Erik Jan Harmens - Underperformer

Glashalfvolvariant, zaadsproeifantast, zeepopraper, lathooglegger, lipopstukbekentenissen en bruidsschateliminator. Het vocabulaire van Erik Jan Harmens barst in Underperformer van dit soort woordcombinaties, die op het eerste gezicht wat ‘gemaakt’ overkomen. Pas wanneer je de gedichten na een aantal strofes – als vanzelf – hardop gaat lezen, krijgen deze woorden de grimmige natuurlijkheid die ze op het papier ontberen. De rauwe gedichten van Harmens lijken sowieso gehoord te moeten worden, wil je ze op waarde kunnen schatten.

~

Harmens (1970), die in 1985 begon met het schrijven van liedjes en gedichten, schept er al vanaf jonge leeftijd genoegen in zijn pennenvruchten wereldkundig te maken. Hij treedt veelvuldig op, en stond onder meer al op het Crossing Border Festival, op Lowlands, Poetry International, de Nacht van de Poëzie en zelfs in het Nuyorican Poets Cafe (in – jawel – New York). In 2001 won hij de finale van de Poetry Slam Festina Lente Poëzieslag in Amsterdam en een jaar later werd hij de winnaar van zowel de Nijmeegse als de landelijke Poetry Slam. Pas in 2003 debuteerde hij ‘officieel’ met In Menigten bij Nijgh & Van Ditmar. Underperformer kwam in 2005 uit bij dezelfde uitgeverij en is zijn tweede bundel.

Wie van poëzie mooischrijverij en een troostende werking verwacht, is bij Harmens aan het verkeerde adres. Underperformer, een bundel waarin hij – buiten de al eerder genoemde woordcombinaties – een opmerkelijk directe en heldere (spreek)taal gebruikt, wordt getekend door onmacht en woede. De titel ademt een onzekerheid over het eigen kunnen uit, die als een rode draad in alle gedichten terug te vinden is.

Is dit houdbaar
Dit regel op regel een denkbeeldig u in de mik gesplitst
Beklijft dit straks na de gangbang
Mieke melkt mike de dag door

Bid dat het standhoudt
[…]

Vrij geïnterpreteerd betekent underperformer ‘iemand die onder de maat presteert’, maar je zou het ook kunnen duiden als iemand die zich minder zeker voordoet dan hij in werkelijkheid is. De tweede uitleg is wellicht minder voor de hand liggend, maar net zo toepasselijk als de eerste. Door zich onkundig en onmachtig voor te doen, bedelt hij (de getormenteerde doch uiterst creatieve dichter) als het ware om complimenten en zoekt hij naar een bevestiging van het feit dat hij wel degelijk talenten heeft. Dit doet men doorgaans alleen wanneer men vermoedt dat hier ook daadwerkelijk sprake van is.

~

In soms platte bewoordingen maakt Harmens duidelijk dat hij het leven als een worsteling ervaart en dat daar niets aan te doen valt. Zelfs medicijnen als Midazolam, Morfine en Rucuronium helpen hem niet. Harmens, die de herhaling sowieso niet schuwt, benut verschillende momenten in zijn gedichtenbundel om dit rijtje medicamenten op te sommen. Elke keer wanneer hij dit doet, benadrukt hij zijn eigen zwakte en onkunde (en vraagt hij zijn publiek tegelijkertijd om een ontkrachting hiervan).

Als een mantra prent hij, die alle controle volledig verloren lijkt te zijn, zichzelf steeds opnieuw het volgende in:

Deel wat je ziet in vakken op tracht ieder vak afzonderlijk te duiden.

Alles wat hij meemaakt, probeert hij op ziekelijke wijze los te weken van de andere gebeurtenissen in zijn leven. Geluk en liefde lijken hierdoor afwezig in Harmens’ zwarte universum. Dit wordt onder andere geïllustreerd door de verscheidene gevoelloze seksscènes waarin hij zijn partners hardvochtig portretteert.

Klak nog eens met de tong
juryvoorzitster
Maak woorden rood regels oeuvres
Trekpop met de marker rond de klit
Als we doppen tast mijn hand tussen je schouderbladen
Tevergeefs naar een offknop
Doe iets aan je gebit

De neiging om de bundel direct naast je neer te leggen, wanneer je geconfronteerd wordt met Harmens’ woordcombinaties, wordt, zoals eerder benadrukt, ondervangen door de spontane drang de gedichten hardop voor te lezen. Het ritme en de klanken maken deze zelfverzonnen woorden vloeiend. Het hardop voorlezen van de staccato zinnen, die af en toe afgewisseld worden door een vloed aan achter elkaar geplaatste woorden, zorgt er daarnaast voor dat de kille en verwarde sfeer steeds beter voelbaar wordt. Als lezer krijg je hierdoor bijna nogmaals de behoefte het lezen te staken. Maar net als altijd wanneer men oog in oog staat met de keiharde werkelijkheid, is het onmogelijk de blik af te wenden. Toegegeven, de kwaliteit in deze bundel is pas te vinden door een omweg te bewandelen. Als men deze moeite echter neemt, wordt men zeker beloond. Wanneer de zin ontbreekt deze stap te zetten, kan men Erik Jan Harmens ook altijd gaan bekijken, tijdens een ‘poetry slam’, want daar komt hij als dichter waarschijnlijk het best tot zijn recht.

Momenteel werkt Erik Jan Harmens aan zijn roman Kleine doorschijnende man, die naar alle waarschijnlijkheid eind 2006, begin 2007 uitkomt.

Kunst / Expo binnenland

Vervreemdend mensbeeld

recensie: Kunst van persoonlijkheden

De mens en bespiegelingen op het mens-zijn zijn altijd belangrijke onderwerpen geweest in de beeldende kunst. Het Frisia Museum in het Noord-Hollandse Spanbroek laat met de tentoonstelling Vervreemdend Mensbeeld zien hoe de mens als onderwerp fascineert en hoe juist de vervreemding indringend kan zijn. De tentoonstelling is het eerste resultaat van de samenwerking tussen het Frisia Museum het Griekse Frissiras Museum. Ze is in Nederland nog te zien tot 19 maart en zal daarna afreizen naar Athene, de thuisbasis van de Frissiras collectie. Vervreemdend Mensbeeld toont een doorsnede van Frissiras’ verzameling figuratieve werken van na 1981 en werken uit de collectie naoorlogse figuratie van het Frisia Museum zelf.

Dirk en Baukje Scheringa zijn zo gehecht aan de provincie waar ze vandaan komen dat ze hun financieringsbedrijf Frisia en het in 1997 door hen opgerichte museum ernaar hebben vernoemd. De Frisia Collectie is ontstaan uit Scheringa’s liefde voor het werk van magisch realist Carel Willink, maar bevat ondertussen honderden werken, onder meer van de vijf magisch realisten Dick Ket, Pyke Koch, Wim Schuhmacher, Raoul Hynckes en natuurlijk Willink zelf. Later is het Frisia Museum zich gaan toeleggen op het werven van hedendaagse figuratieve kunst.

Vlassis Frissiras
Vlassis Frissiras

Het toeval wil dat in Athene een andere particuliere collectie van realisten voor het publiek toegankelijk is, namelijk die van de advocaat Vlassis Frissiras. Deze Griekse verzamelaar stelt zich al tientallen jaren op als mecenas voor verschillende jonge Griekse en Europese kunstenaars. Hij koopt schilderijen, biedt expositiegelegenheid in zijn museum en geeft financiële steun voor verdere ontwikkeling van jong talent. Frissiras zegt dan ook van zichzelf “Ik verzamel kunst van persoonlijkheden”, waar de ondertitel van de tentoonstelling naar verwijst. Het is bij binnenkomst in het Frisia Museum meteen duidelijk dat de beide zakenmannen elkaar gevonden hebben in oprechte passie voor kunst en dat de wederzijdse betrokkenheid en vertrouwen de stuwende krachten zijn geweest achter deze expositie.

De mens beschouwt

Peter Blake - Madonna of Venice beach no.3, 1995, olieverf op doek, 30 x 25 cm
Peter Blake – Madonna of Venice beach no.3, 1995, olieverf op doek, 30 x 25 cm

Figuratieve schilderijen gaan makkelijk een dialoog aan met de beschouwer. ‘Where’s the face?’ is een van de meest elementaire vragen die ons onbewuste probeert te beantwoorden bij nieuw aangeboden informatie. De mens is als sociaal dier alert op zijn soortgenoten; waar zijn ze, wat doen ze, hoe ze te benaderen? Rondlopend in deze tentoonstelling, waar grillige, aandoenlijke, ontwrichte maar ook tedere, religieuze en grappige gezichten ons aankijken, zijn we ons hier meer dan ooit van bewust.

De werken zijn geselecteerd op hun vervreemdende’ aspecten. Die vervreemding wordt op verschillende manieren teweeg gebracht, onder andere door abstrahering, overdetaillering, het aanbrengen van droomachtige elementen of onwaarschijnlijke poses. Een opvallend doek is Femme Touchant la Langue d’une Autre van de Franse schilder Jean Rustin. Twee oude, uitgebluste naakte vrouwen, de één zit schaamteloos met de benen wijd op een stoel, de ander houdt de tong van de zittende vrouw vast. De vrouwen zouden een tweeling kunnen zijn en hebben door hun groteske uiterlijk veel weg van een achttiende-eeuwse kermisattractie. Maar de kwetsbare blik in hun ogen en de onbeschaamde pose maken dit schilderij veel complexer dan de eerste de beste freakshow. Rustin maakt de bezoeker tot een voyeur. De eerste aanblik heeft iets van ramptoerisme, maar als we even de tijd nemen, smelt dit gevoel weg en maakt het plaats voor compassie en de bijna tastbare menselijke kwetsbaarheid. De toeschouwer blijft achter met het onbehaaglijke gevoel dat hij zich meer met deze indringende figuren identificeert dan hij durft toe te geven.

Een schilderij dat een soortgelijk effect lijkt te hebben, is het doek Naked Portrait in a Red Chair van Lucian Freud, recent verworven door het museum en het enige doek van Freud dat voor publiek te zien is in Nederland. Het portret toont gelijkenis met het werk van Rustin; een onbeschaamde naakte vrouw zit in een stoel en kijkt stuurs naar de schilder – en daarmee naar de toeschouwer. Hoe langer we kijken, hoe meer de vrouw van een willekeurig naakt verandert in een persoonlijkheid. Freud werkt soms maanden achtereen aan een doek, het lijkt of hij de gelaagdheid van de mens letterlijk wil kopiëren in verf. Bij het kijken neemt je eigen geest de tijd deze lagen af te pellen waardoor het schilderij zich voor je ogen ontvouwt.

Meerdere bezoeken


Het bezoek aan de tentoonstelling Vervreemdend Mensbeeld is een aaneenschakeling van dergelijke ontmoetingen, identificaties en spiegelingen. Nergens is er sprake van effectbejag, de tentoonstelling is een fijnzinnig gecomponeerde beleving van onderhuidse, niet alledaagse emoties die zo rijk en gelaagd is dat een tweede bezoek zonder twijfel weer de moeite waard gaat zijn.

Nieuw licht op kunst

Het Frisia Museum bestaat pas acht jaar maar is al geruime tijd aan uitbreiding toe. Van de ruim negenhonderd werken in bezit kunnen er maar tweehonderd worden getoond. Maar er is goed nieuws: de oude huishoudschool waarin het museum nu nog is gehuisvest zal in 2007 worden verruild voor een nieuw gebouw, ontworpen door de architecten Zeinstra en Van der Pol. De maquette in het museum laat een gebouw zien dat niet zou misstaan op een doek van Willink: associaties met de klassieken zijn snel gemaakt. Maar ondanks de monumentale massa lijkt het gebouw op het omringende water te zweven en licht speelt in dit ontwerp een belangrijke rol. We denken aan de instructie die magisch realist Dick Ket op de achterkant van een schilderij schreef: “Ophangen met licht van links”. In het oude gebouw was dat geen eenvoudige opgave maar in de nieuwbouw gaat het zeker lukken.

Boeken / Achtergrond
special: Een interview met Philippe Claudel

Zo ontstaat de ‘humain stupide’

.

~

Travail“, zucht Philippe Claudel als hij opstaat om zich naar de plek van interview te begeven. Hij is één van de best verkopende Franse auteurs in Nederland. En ja, dan moet je wel eens wat vragen beantwoorden – wat hij met grote gelatenheid doet. Sinds het uitkomen van Grijze Zielen, een bedachtzame whodunnit met de Eerste Wereldoorlog als decor, maakt Claudel ook buiten zijn thuisland naam. In Frankrijk verkocht Grijze zielen uitermate goed en ontving het belangrijke prijzen. In de Nederlandse boekhandel waren eveneens grote stapels van de historische thriller aan te treffen. De kritieken waren daarnaast stuk voor stuk lovend.

Claudels prozasucces is een handig gecomponeerde monoloog van een gedesillusioneerde politieman. In droevige, gezwollen taal denkt deze terug aan een dag in 1917; de dag dat het tienjarige meisje Belle de Jour gewurgd wordt aangetroffen in de sneeuw. De moord schudt de wereld van een hele reeks tragikomische, stripfiguurachtige personages op. Opvallend genoeg heeft Claudel het vaak over de ‘complexe personages’ van Grijze Zielen. Maar zo liggen de verhoudingen kennelijk in het werk van Claudel. Neem bijvoorbeeld zijn eerdere novelle Zonder mij – als hoofdpersonen tref je er drie karikaturen. Of zijn nieuwe boek Het kleine meisje van meneer Linh, over de vriendschap tussen twee wat onwerkelijk aandoende simpele zielen.

Zonder mij

~

Gevraagd naar het waarom van de eendimensionale personages in Zonder mij, heeft Claudel zijn antwoord al klaar liggen. Kijk eens naar de collega van de naamloze hoofdpersoon: een overdreven seksistische en gevoelloze voetbalhooligan. “Natuurlijk is die collega een simpel figuur. Hij is een model, een prototype. Zonder mij is beïnvloed door de schilderkunst. Je zou het boek kunnen zien als een schilderij van Pollock; ik gooi de dingen eruit. Grijze Zielen lijkt meer op een schilderij van Breughel; er zitten verschillende lagen in.” Hoe zit het dan met de uit dát boek afkomstige rechter Mierck, om maar iets te noemen? Mierck: een wreedaard in hart en nieren, die staande naast het lijkje van het meisje eerst een hoeveelheid zachtgekookte eitjes bestelt, om vervolgens te gaan zitten wachten op zijn jachtstoeltje waarover zijn dikke billen puilen. Een complex personage? “Helaas is hij geen karikatuur”, reageert Claudel. “Zo zijn er genoeg voorbeelden in de geschiedenis. Als iemand macht krijgt, dan misbruikt hij zijn positie. Neem het nazisme, neem Pol Pot. Dit soort mensen bestaat echt.”

“Wat die collega uit Zonder mij betreft,” zo voegt Claudel toe, die is – zo realiseerde hij zich ná het schrijven – “afschuwelijk normaal.” “Ik maak me zorgen als ik in Frankrijk om me heen kijk. De meeste mensen houden er niet van om na te denken. Men leest steeds minder de krant. Als men al wat leest, dan is het ter ontspanning en niet om na te denken over complexere zaken. Men steekt de kop in het zand en wil de wereld als heel simpel zien. Een paar jaar geleden werd in Frankrijk een 35-urige werkweek ingesteld. Ik had gehoopt dat die extra vrije tijd iets zou veranderen. Maar men zit eigenlijk alleen maar voor de tv. De gemiddelde Fransman kijkt vier uur per dag naar televisieprogramma’s die steeds dommer en dommer worden. Zo ontstaat op den duur een humain stupide.” Maar dit soort cultuurkritiek is toch van alle tijden? “Ik ben niet zo’n ‘vroeger-was-alles-beter’ type. Totaal niet. Ik heb zelf een dochtertje van 7,5 jaar. Nu ik bezig ben met de opvoeding, besef ik de verantwoordelijkheid als ouder om je kind te sturen. Zij is niet beter dan andere kinderen. In een warenhuis blijft ze altijd stilstaan voor een televisie. Maar thuis kijkt ze niet. Ik probeer haar het lezen van boeken bij te brengen. Dat heeft tijd nodig. Vroeger las ik haar voor, nu verslindt ze zelf boeken.”

Vriendschap

~

Claudels novelle Het kleine meisje van meneer Linh is het derde boek van zijn hand dat in Nederland verschijnt. De oude meneer Linh, een Aziatische asielzoeker, komt met zijn kleindochter op de arm aan in een westers land. Hij spreekt de taal niet, snapt de mensen niet en weet totaal niet waar hij is. Tijdens zijn dagelijkse wandeling rust hij steevast uit op een bankje tegenover een pretpark. Daar houdt een corpulente man hem gezelschap. Deze vertelt Linh in een voor de Aziaat onbegrijpelijke taal over zijn onlangs overleden vrouw. Het verdriet dat beiden delen, doet op een wat sentimentele manier een vriendschap ontstaan. Gelooft Claudel werkelijk in de mogelijkheid van zoiets? “Aan de ene kant is het een hoop, een droom. Aan de andere kant is het realiteit: ik bracht zelf een paar nachten door bij een stam in Indonesië. Met hen kon ik niet praten, toch voelde ik me heel dichtbij hen. Ik heb ook met gehandicapten gewerkt waarvan sommigen niet konden horen of spreken. Je communicatiemiddel is dan een aanraking of oogcontact.” De novelle is met opzet zo simpel gehouden. “Ik probeer met weinig middelen een diepgaand verhaal te vertellen. Ik hoop dat de lezer eerst gegrepen wordt door het verhaal en dan gaat nadenken. Ook over zichzelf. Het grootste compliment dat ik kan krijgen, is dat iemand zegt: ‘Door het lezen van dit boek ben ik – bijvoorbeeld – anders gaan kijken naar buitenlanders. Ik ben anders gaan handelen.’ Ik wil de lezer vertellen dat we in hetzelfde schuitje zitten. We delen iets.”

Zo sluit Claudel achteraan bij de niet al te lange rij van maatschappelijk betrokken auteurs. “Ik probeer niet publiekelijk het woord te nemen. Ik ben geen geëngageerd schrijver zoals je die twintig, dertig jaar geleden had. Ik wil wel wat zeggen, maar ik ben meer iemand van gevoelens. Daaruit zijn mijn boeken opgebouwd. Als ik schrijf, ben ik hypergevoelig. Alsof ik alles van mijn lijf scheur tot er alleen spieren en botten over zijn, alsof ik naakt ben. Vanuit die toestand probeer ik te werken. Intelligentie ga ik uit de weg.”

Op die wijze wil hij zijn zoektocht naar het ‘mysterie van de mens’ ondernemen. Die exploratie van de vleesgeworden paradox – ieder mens verenigt volgens Claudel het goede en het kwade in zich – legitimeert het bestaan van zijn boeken, vindt hij zelf. “We leven in de 21e eeuw; alles is bekend. Het enige continent dat nog te ontdekken valt, is de mens zelf. Maar de mens is eigenlijk ondoordringbaar.” Waarmee hij zelf aangeeft dat zijn werk in essentie al faalt. “Ik stel het me voor alsof ik in een grot loop. Het enige licht komt van de kaars in mijn hand. Ik weet niet hoe diep de grot is: 10 meter of 300 meter. Het schrijven zie ik op die manier. Het boek is het lichtpuntje. Ik weet niet of ik het einde zal naderen, maar ik probeer het. En op een gegeven moment is het boek af, dan dooft de kaars uit.”

Philippe Claudel • Het kleine meisje van meneer Linh • Uitgever: De Bezige Bij • Prijs: € 17,50 • 142 bladzijden • ISBN 9 789023 418559

Philippe Claudel • Zonder mij • Uitgever: De Bezige Bij • Prijs: € 14,90 • 109 bladzijden • ISBN 9023417135

Philippe Claudel • Grijze zielen • Uitgever: De Bezige Bij • Prijs: € 17.90 • 237 bladzijden • ISBN: 90 234 1486 1

Theater / Achtergrond
special: Bruun Kuijt over zijn drukke kerst

Het is bloedje spannend om Dickens alleen te doen

In de afgelopen 150 jaar zijn er talloze bewerkingen voor film, televisie en theater gemaakt van A Christmas Carol van Charles Dickens. Acteur/regisseur Bruun Kuijt heeft er zelf een paar voor zijn rekening genomen, maar nu vond hij het de hoogste tijd om het ultieme kerstverhaal over de vrek Ebenezer Scrooge eens in Dickens’ eigen taal te vertellen.

~

Bruun Kuijt is een aimabele en veelgevraagde regisseur, met een grote voorliefde voor het werk van Dickens. Hij heeft dan ook in eerdere jaren rond de kerst al verschillende Dickensverhalen opgevoerd, waaronder een aantal musicals. Maar komende week keert hij terug naar de bron, terug naar A Christmas Carol, de eerste ‘Dickens’ die hij ooit deed, en neemt hij ook nog eens alle vijftien rollen voor zijn rekening.

Dat lijkt slopend, en dat is het ook, maar Kuijt slaat zich er knap doorheen. Vooral de manier waarop hij een kerstpudding beschrijft, doet je het water in de mond lopen. Vlak voor zijn eerste voorstelling in Amsterdam legt hij uit waarom hij voor deze sobere opzet heeft gekozen, waarbij hij slechts door een muzikante, de celliste Claire Schirtzinger, wordt begeleid.

Een mooi tegenwicht

“De laatste tweeëneenhalf jaar heb ik alleen geregisseerd en ik miste het spelen nogal. Vandaar dat ik een stuk wilde doen dat niet al te moeilijk was om te organiseren. Uiteindelijk heb ik gekozen voor een verhaal dat me heel na aan het hart staat, A Christmas Carol! Ik vind het een prachtig verhaal; het is een verhaal van hoop, en als zodanig een mooi tegenwicht voor het cynisme van deze tijd.”

Bloemrijke taal

Bovendien wilde hij graag eens terugkeren naar de oorspronkelijke manier waarop Dickens het verhaal heeft verteld. “Er zijn in de loop der tijd heel wat bewerkingen voor theater, tv en film gemaakt, waardoor de taal van Dickens een beetje is ondergesneeuwd. Niks ten nadele van al die bewerkingen, want het voordeel van film is dat je het allemaal kunt laten zien, maar dat gaat wel ten koste van de bloemrijke taal die Dickens heeft gebruikt.”

~

Eén van de sterke kanten van Dickens vindt Bruun Kuijt dat de Engelse schrijver zijn figuren zo gedetailleerd heeft beschreven. “Daardoor kun je je een goede voorstelling maken van hoe elk karakter er uit ziet. Polanski, die Oliver Twist pas nog heeft verfilmd, heeft daar goed gebruik van gemaakt. Bovendien heeft Dickens duidelijke types neergezet: Scrooge als de vrek, Bob Cratchit als de man die door en door goed is, maar niet op durft te komen voor zijn rechten en Jacob Marley als de man die spijt als haren op zijn hoofd heeft dat hij Scrooge niet heeft kunnen bekeren.” Daarnaast looft Kuijt de rijke dialogen, die zowel geestig als ontoerend zijn. “Het kerstfeest bij Bob Cratchit is een hele grappige scène, zoals de scène wanneer Scrooge door een geest wordt gedwongen om onder een laken te kijken, heel ontroerend is, omdat hij al vermoedt dat hij zelf onder dat laken ligt.”

Druk in het hoofd

Bruun Kuijt speelt alle vijftien rollen uit A Christmas Carol zelf. Is dat niet een beetje druk in zijn hoofd? En kan hij ze wel allemaal uit elkaar kan houden? “Je moet ze niet allemaal tegelijk willen doen”, zegt hij met lichte ironie, “gewoon één voor één, dan is het best te doen. Toen ik nog in het duo Echte Mannen speelde, samen met Rik Hoogendoorn, moesten we ook snel heen en weer schakelen, dus dat ben ik wel gewend.” Tot slot gaat hij in op de vraag wat hij zelf het leukste aan deze voorstelling vindt. “Het meeste plezier beleef ik aan het creëren van illusies. Als regisseur kan ik die illusies ook creëren, maar als acteur moet ik het nu helemaal zelf doen, er is niemand achter wie ik me kan verschuilen. Dat is bloedje spannend, maar als het lukt, is het ook harstikke leuk.”

Bruun Kuijt speelt Kerstlied van een vrek tot en met zaterdag 24 december in Theater Bellevue, woensdag 28 december speelt hij in Fortis Theater Aan de Schie in Schiedam en 29 en 30 december komt het Koningstheater in Den Bosch aan de beurt. Kijk hier voor meer informatie.

Theater / Voorstelling

Frictie tussen hoop en cynisme

recensie: Bambie 10 (Bambie)

Een “hoopvolle voorstelling over cynisme”. Dat is de ondertitel van Bambie 10, de nieuwste voorstelling van mimetheatergroep Bambie. Verwarrend. Want hoe kan cynisme hoopvol zijn? De Engelse essayist en oeroptimist Alain de Botton over de controversiële schrijver Houellebecq: “Iemand die zo cynisch is, kan niet zonder hoop zijn”. Cynisme impliceert volgens de Botton betrokkenheid bij de wereld en hoop op verbetering. Immers, als je geen hoop hebt is er ook niets om cynisch over te worden. Bambie vraagt zich in Bambie 10 af of cynisme een radicale vorm van hoop is.

~

Cynisme is een levenshouding die je van de onalledaagse mimetheatergroep Bambie niet verwacht. De personages van Jochem Stavenuiter en Paul van der Laan kenmerkten zich in eerdere voorstellingen (Bambie 1 tot en met 9) door een poëtische naïviteit, levenslust, nieuwsgierigheid of wreedheid. Maar altijd met een grote, integere oprechtheid, nooit cynisch. En juist die houding onderzoeken ze nu in Bambie 10, samen met gastspelers Marien Jongewaard en Gerindo Kamid Kartadinata.

Kameraadschap

Bambie 10 een associatieve aaneenschakeling van absurdistische, zeer fysieke scènes. In een mistroostig klein café-restaurantachtig gebouwtje hangen vier mannen wat lamlendig rond. Ze vermaken zichzelf met flauwe pesterijtjes, laten het publiek schrikken of steken dingetjes in de fik. Als een van hen tergend langzaam “HAHA” op de ramen schrijft is het duidelijk: we moeten dit allemaal niet te serieus nemen. En vooral: ze moeten het zelf allemaal niet te serieus nemen. Want alleen zo kunnen ze zichzelf voor hun eigen idealisme behoeden. Aan hoopvolle idealen zullen ze namelijk ten onder gaan, daarvan zijn ze overtuigd. Hiertegen biedt alleen onderlinge kameraadschap bescherming.

~

De worsteling met cynisme en idealisme levert zowel humoristische als schrijnende, ontroerende momenten op. Als een van jongens rondjes gaat rennen, proberen de anderen hem van zijn zinloze ‘missie’ te weerhouden en worden daarbij onder de voet gelopen. Wanneer ze hem uiteindelijk weten te stoppen vliegt hij van wanhoop letterlijk tegen de muren op. Als een ander (een prachtige, vervaarlijk obsessieve Marien Jongewaard) als een uitzinnige I have a dream roept en met zijn handen als een vogel probeert weg te vliegen, wordt hij door zijn vriend tegengehouden. Want wat bereik je nou helemaal met wegvliegen? Zo helpt de ene de ander, en biedt cynisme steeds een reddende hand bij idealisme.

Confronterend

Het moeilijke van cynisme is dat het soms lastig te herkennen is. En dat je dan toch iets ten onrechte serieus neemt. Dit vormt bij Bambie 10 af en toe een struikelblok, juist omdat de scènes zo abstract en lastig te interpreteren zijn. Huilen ze nou omdat ze echt verdriet hebben? Schrikt die jongen echt van al die tennisballen op zijn hoofd? Zijn ze nou echt bang om naar buiten te komen? Je vraagt je als toeschouwer constant af wat de betekenis en waarde is van dat waar je naar kijkt, hoe serieus je het moet nemen. Dat geeft een ongemakkelijk gevoel. Het interpretatievermogen van de toeschouwer wordt voortdurend bevraagd. Met als gevolg een cynische kijkhouding. Dit maakt de voorstelling misschien niet altijd even toegankelijk, wel intrigerend en soms zelfs confronterend. En zo raakt Bambie 10 aan de kern van cynisme.

Op de vraag of cynisme een radicale vorm van hoop is geeft Bambie 10 geen antwoord. Maar als De Botton komt kijken zal hij er toch een bevestiging in zien van zijn stelling: cynisme kan niet bestaan zonder hoop.

Bambie 10 is nog tot eind februari te zien. Klik hier voor de speellijst.

Kunst / Expo binnenland

Finse kunst te lang onbekend gebleven

recensie: Finse kunst rond 1900

De periode rond 1900 blijft een interessante periode voor kunsthistorisch onderzoek. In hoog tempo volgde de ene avant-garde beweging de andere op. Terwijl in de kunst van de late negentiende eeuw de laatste resten romantiek – zoals de hang naar oude volksverhalen – zichtbaar waren, diende het symbolisme zich al aan. Vervolgens zagen het expressionisme en de sociaal-realistische kunst het daglicht. In de tentoonstelling Finse kunst rond 1900 laat het Gemeentemuseum Den Haag in samenwerking met Ateneum Art Museum in Helsinki en Östereichische Galerie Belvedere in Wenen zien dat ook voor de Finse kunstwereld deze periode zeer dynamisch was.

De opstelling van de tentoonstelling Finse kunst volgt voor een groot deel de indeling in kunststromingen. De invloed van andere Europese schilders uit die tijd is duidelijk merkbaar. Er kunnen drie verschillende invloeden genoemd worden: de Scandinavische inspiratie door onder andere Edward Munch, de Russische door onder andere Vasily Kandinsky en de Franse door pointillisten als Paul Signac en Georges Seurat. De tentoonstelling geeft een bijzonder goed inzicht in werk dat tot nu toe vrij onbekend is gebleven. En ook zonder de vele vergelijkingen is er een grote waardering voor deze kunst.

Akseli Gallen-Kallela, De (grote) zwarte specht, 1893, gouache op papier, bevestigd op doek, 145 x 90 cm, collectie Ateneum Art Museum, Helsinki
Akseli Gallen-Kallela, De (grote) zwarte specht, 1893, gouache op papier, bevestigd op doek, 145 x 90 cm, collectie Ateneum Art Museum, Helsinki

Kalevala

Ook de Finse nationaliteit speelde een grote rol in de kunst van het fin-de-siècle. Na eeuwen van Zweedse overheersing en jaren van Russische bezetting, ontwikkelde Finland een grote behoefte aan onafhankelijkheid. Zoals vaker gebeurt in het proces van streven naar onafhankelijkheid, werd er naar de eigen culturele identiteit gezocht. Die zoektocht ging ver terug; zo werden oude volksverhalen opgetekend. Een van deze verhalen was de Kalevala, het nationale epos van Finland. Het vormde een grote inspiratiebron voor bijvoorbeeld de kunstenaar Akseli Gallen-Kallela. In zijn werk dat heldere kleuren en decoratieve elementen bevat, komen scènes uit dit epos veelvuldig voor.

Eigen ‘kleur’


Ondanks de vele verwijzingen naar modernistische stromingen en buitenlandse kunstenaars, heeft de Finse kunst zeker een eigen ‘kleur’ en karakter. De landschappen zijn bijvoorbeeld een verheerlijking van het Finse landschap en onderscheiden zich door een bepaalde lichtval of kleur van het licht, die typisch de kleur van het Finse licht is. In Lenteavond; het ijs breekt (1897) van Hugo Simberg, spat het geweld van een gouden avondzon uit het schilderij en zorgt voor een bijna abstract schilderij door de constaterende kleurvlakken die zijn ontstaan.

Hugo Simberg, Lente avond, het ijs smelt, 1897, olieverf op doek, 27 x 37 cm, collectie Ateneum Art Museum, Helsinki
Hugo Simberg, Lente avond, het ijs smelt, 1897, olieverf op doek, 27 x 37 cm, collectie Ateneum Art Museum, Helsinki

Opvallend is ook het lila-grijs dat onder andere in Baltische haringmarkt (1905) van Alfred Wiliam Finch opvalt, een kleur die je niet bij Finland bedenkt, maar die je na het bekijken van dit schilderij met het land zal associëren. Bij Finch is in ander werken de invloed van Seurat zichtbaar in de techniek van het pointillisme en het gebruik van lichte, heldere kleuren.

Vrouwen in de voorhoede


Terwijl in de tentoonstelling in eerste instantie een historische lijn wordt gevolgd, legt Soili Sinisola, de directeur van het Ateneum Art Museum, in de inleiding van de catalogus juist de nadruk op onderzoek naar het aandeel van vrouwelijke kunstenaars in de Finse avant-garde. Het werk van vrouwelijke kunstenaars is experimenteler dan dat van hun mannelijke
collega’s, maar werd in de belangrijke trends van het modernisme vaak niet
beschreven.

Helene Schjerfbeck, Zelfportret met zwarte achtergrond, 1915, olieverf op doek, 34 x 42 cm, collectie Ateneum Art Museum, Helsinki
Helene Schjerfbeck, Zelfportret met zwarte achtergrond, 1915, olieverf op doek, 34 x 42 cm, collectie Ateneum Art Museum, Helsinki

In de catalogus is de nadruk op dit aspect groter dan de inrichting van de tentoonstelling doet vermoeden, maar het werk van de vrouwlijke artiesten neemt toch een bijzondere plaats in. Een deel van het getoonde werk van Helene Schjerfbeck en Ellen Thesleff, wordt getoond in een van de ‘nissen’ die het Gemeentemuseum Den Haag rijk is. De kleine schilderijen zijn in deze serene omgeving meer op hun plaats dan tussen het geweld van sommige werken in de grote tentoonstellingen. Het bijna abstracte werk met prachtige kleuren en bijzondere lijnen Balspel (1909) van Thesleff bijvoorbeeld, of het zelfportret van Schjerfbeck uit 1915 dat als promotiebeeld voor deze expositie is gebruikt. De bijzondere rol die deze kunstenaressen spelen in het geheel, krijgt juist extra nadruk door deze plek. De mooie, fijne werken kunnen in alle rust bewonderd worden.