Film / Films

Louis Malle Collection

recensie: Ascenseur pour l'échafaud / Au revoir les enfants

De Franse regisseur Louis Malle is minder bekend dan collega-regisseurs als Truffaut, Godard en Resnais. Enerzijds is dit terecht – Malles films zijn net iets minder eigenzinnig, experimenteel en gedurfd dan die van voornoemde collega’s – anderzijds behoren veel van Malles films wel tot de hoogtepunten uit de Franse cinema. Reden genoeg dus om de Louis Malle Collection, die in acht delen bij Video/Film Express staat te verschijnen, enthousiast te onthalen. Onlangs verschenen de eerste twee delen: Ascenseur pour l’échafaud uit 1957 en Au revoir les enfants uit 1987.

Louis Malle
Louis Malle

De filmcarrière van Louis Malle nam een aanvang met de documentaire Le Monde du Silence (1956), die hij samen met Jacques Yves Cousteau maakte. De documentaire bleek een groot succes en won in Cannes een Gouden Palm voor de beste film. Na deze veelbelovende start kreeg Malle de kans om de assistent te worden van zijn idool Robert Bresson, die echter zo onafhankelijk te werk ging dat Malle al snel weer afhaakte en zijn eigen weg insloeg.

Geïmproviseerde jazzmuziek

Met zijn eerste speelfilm Ascenseur pour l’échafaud maakte Malle de weg vrij voor een van de invloedsrijkste filmstromingen aller tijden: de nouvelle vague. Al enkele jaren voor het verschijnen van Truffauts Les 400 Coups (1959) en Godards A Bout de souffle (1960) paste Malle de principes toe die deze films zo succesvol zouden maken, zonder zelf overigens onderdeel van de nouvelle vague uit te maken. Met Ascenseur pour l’échafaud was Malle een van de eerste regisseurs die op locatie ging filmen met de camera op de schouder, zonder decor, kunstlicht of make-up. De film werd verder met een zeer beperkt budget gemaakt en introduceerde enkele destijds nog volstrekt onbekende acteurs, zoals Jeanne Moreau (die uit zou groeien tot een van de grootste Franse actrices ooit) en Maurice Ronet. Malles meesterzet betrof echter de geïmproviseerde jazzmuziek van Miles Davis die de beelden van een door de straten van Parijs dwalende Jeanne Moreau ondersteunen.

~

Het verhaal van Ascenseur pour l’échafaud is losjes gebaseerd op een goedkoop pulpromannetje, hetgeen destijds een vrij normale gang van zaken was. Door zijn persoonlijke aanpak en zijn eigen accenten weet Malle het goedkope verhaal echter naar een hoger plan te tillen, met als resultaat een artistiek interessante film. Ascenseur pour l’échafaud bestaat uit twee verhaallijnen die elkaar op een subtiele manier spiegelen. De ex-militair Julien Tavernier en zijn minnares Florence Carala beramen de perfecte moord op Monsieur Carala, Juliens baas en Florence’ echtgenoot. De moord slaagt wonderwel, maar Julien komt helaas vast te zitten in de lift terwijl Florence tevergeefs op hem wacht en vertwijfeld door de straten van Parijs dwaalt. Ondertussen heeft het stoere vriendje van Veronique – het charmante dienstertje uit de bloemenwinkel op de hoek – de auto van Julien gestolen. Het tweetal imiteert het gedrag van Julien en Florence en doet zich zelfs voor als monsieur en madame Tavernier. Als ze betrapt worden bij een nieuwe autodiefstal, pleegt het vriendje een brute dubbele moord die later aan Julien wordt toegeschreven. Malle speelt een ironisch spel met de parallellen tussen deze twee verhalen en geeft zo een melancholische blik op het Parijs van zijn tijd, dat door de muziek van Davis alleen nog maar versterkt wordt.

De schuld van toeschouwer

Het met fatalistische ironie doordrenkte Ascenseur pour l’échafaud was een stilistisch hoogtepunt in de Franse cinema van de jaren zestig. Het dertig jaar later gemaakte Au revoir les enfants is stilistisch veel minder interessant, maar is wel een ingenieuze meditatie op de schuld en de verantwoordelijkheid van de toeschouwer die getuige is van onrechtvaardig geweld. De film is gebaseerd op Malles eigen herinneringen aan de oorlog, waarin hij als kostschooljongen moest aanzien hoe een van zijn Joodse medeleerlingen door de nazi’s uit de klas gehaald werd. Dit autobiografische feit verwerkt hij in zijn verhaal over de verschrikkingen van WO II, waarin hij echter vooral de universele thematiek van schuld en verantwoordelijkheid aan de orde stelt.

~

De film zit erg goed elkaar. Elk scène heeft betekenis en draagt bij aan het geheel. Malle is er duidelijk niet op uit om zijn eigen ervaringen zo getrouw mogelijk te boekstaven, maar probeert via tegenstellingen en complexe verwantschappen de morele ambiguïteit te schetsen die ontstaat als je geconfronteerd wordt met een kwaadwillende bezetter. Malle benadrukt vooral het alledaagse hiervan. Het terloopse verraad door een blik of een hoofdknik of de spontane heroïek van een impulsieve reddingsactie. Hij laat ook zien hoe deze twee impulsen – collaboratie en verzet – elkaar in het verloop van enkele uren kunnen afwisselen. De rol van de toeschouwer is in zulke situaties complex: enerzijds is hij machteloos omdat hij voortdurend het gevaar loopt zelf ook slachtoffer te worden, anderzijds is hij ook verantwoordelijk omdat hij de enige is die wellicht nog verandering in de situatie kan brengen, alhoewel het daarbij nooit duidelijk is hoe groot zijn kansen zijn.

We zullen bidden voor hen die lijden

Malle weet de thematiek van schuld en verantwoordelijkheid aan te snijden door een betekenisvolle spanning te creëren tussen de verschillende scènes. Een voorbeeld hiervan is het contrast dat hij creëert tussen de woorden en de daden van de priester die aan het hoofd van het internaat staat. Eerst zien we hoe deze priester een toespraakje over de moraal houdt: “We zullen bidden voor hen die lijden, voor hen die honger hebben, voor hen die vervolgd worden.” Even later zien we echter hoe de priester de kreupele en armoedige keukenhulp (allerminst een vijand) wegstuurt vanwege de zwarte handel die hij heeft opgezet, terwijl hij de leerlingen die er ook bij betrokken waren slechts een lichte straf geeft. Malle laat hiermee niet alleen zien dat de priester ook niet vrij van smetten is, maar zet veeleer zijn moralistische toespraak onder spanning. Van de ene kant is de priester een held die zichzelf niet ontziet om enkele onbekende Joodse jongens te redden, van de andere kant is hij een wrede despoot die een armoedige ondergeschikte zonder al te veel scrupules wegstuurt.

~

De mechanismen van in- en uitsluiting worden hier op een ingenieuze wijze aan de oppervlakte gebracht. De rijke kinderen worden licht gestraft (waarschijnlijk uit vrees voor hun ouders), terwijl de kreupele keukenhulp het moet ontgelden. Met zijn inconsequente moraal is de priester indirect verantwoordelijk voor het lot dat het klooster treft. Zijn onrechtvaardige beslissing wordt op een gruwelijke wijze gewroken doordat de keukenhulp de Joodse jongens verraad. Malle geeft hiermee niet zozeer kritiek op de priester in het bijzonder of de katholieke kerk in het algemeen (zoals in zoveel andere films gebeurt), maar laat veeleer zien hoe moeilijk het is om in zulke omstandigheden telkens weer het moreel juiste te kiezen.

Theater / Voorstelling

Sleetse vriendschap

recensie: Slangenvel (Orkater)

Net als elke lange relatie vertoont een vriendschap na vijftig jaar sleetse trekken. Helga, Sofie en Lidwien leerden elkaar kennen in hun bloeitijd, inmiddels zijn ze dik in de zeventig, deze vriendinnen voor het leven uit de voorstelling Slangevel. De dames mijmeren veel, over zichzelf én over de anderen, en bemoeien zich gretig met elkaars leven. Maar de onderlinge verhoudingen blijken, net als de oudjes zelf, niet meer echt op scherp te komen.

~

Helga kan het nauwelijks geloven. Haar vriendinnen zijn al een tijdje binnen, als ze het terloops vertelt. Haar man is bij haar weg. Bijna tachtig is hij al en nu woont hij alleen, op een flatje in de stad. De traditioneel ingestelde Sofie kan zich niet voorstellen dat hij écht weg is, zo vlak voor hun vijftigjarig huwelijksfeest. Lidwien maant haar vriendin meteen tot actie: zomaar weglopen? Dat pík je gewoon niet. Als haar onhebbelijke, dertig jaar jongere vriendje belt, moet ze er helaas vandoor.

Eigenbelang eerst

De drie vriendinnen houden zich constant met elkaar bezig. Als de indolente Helga niets onderneemt om haar huwelijk te redden, rijdt Lidwien – nooit vies van een beetje actie – wel even op de motor langs haar man. En Helga’s dochter die nooit op bezoek komt geeft ze meteen een belletje. Sofie blijft hopen dat Helga’s man “gewoon” weer terugkomt. Op hun beurt rouwen de vriendinnen mee om de enige echte liefde in Lidwiens leven, die verongelukte in het meer.

Maar eigenbelang blijkt steeds de motivatie om zich met de ander bezig te houden. Lidwien lijkt het vooral zelf leuk te hebben met Helga’s belezen man en haar dochter die “echt een énig mens is.” Helga laat op haar beurt iets te veel doorschemeren dat Lidwiens Grote Liefde best oog had voor ander vrouwelijk schoon, zoals zijzelf bijvoorbeeld. En Sofie wil het jubilerende paar alleen maar weer samen zien om een vlammend optreden te geven op het jubileumfeest, met een meezinger van eigen hand over levenslang geluk.

Actie zonder reactie

~

Dat deze drie oudere dames meer met elkaar gemeen hebben dan hun steunkousen en de onvermijdelijke knot in hun haar, is duidelijk. Ze lijken haast met elkaar vergroeid te zijn in hun vaste stramien van kleine rituelen en kibbelpartijen. Geestig zijn ze, met hun scherpe dialogen over triviale zaken doorspekt met dodelijke ernst, en met elk hun eigenzinnige mimiek en handeling bij de gekke muzikale changementen tussendoor. De drie actrices maken al jaren samen voorstellingen en prikkelen elkaar in hun totale verscheidenheid. De stille wateren van Helga (Bodil de la Parra, die het stuk ook schreef), de gefrustreerde saaiheid van Sofie (Margôt Ros) en de droge humor van de luidruchtige Lidwien (Wimie Wilhelm) – Slangevel is hen letterlijk op het lijf geschreven.

Maar deze sterkte draagt tegelijkertijd een zwakte in zich. De personages prikkelen elkaar wel, maar daaraan zijn ze zo gewend dat er geen actie volgt, ze mijden elke confrontatie. Zo kabbelen hun leventjes voort in een steeds kleinere wereld en leiden onverwachte wendingen in het verhaal niet tot spannende momenten. Als Helga aan het eind eindelijk actie onderneemt en iets totaal anders doet dan verwacht, zelfs dan kiezen de dames bijna gelaten voor de makkelijke weg: de één is nou eenmaal zus en de ander zo, te laat om daar iets aan te veranderen. Actie zonder reactie. Het laat de toeschouwer achter met hetzelfde gelaten gevoel: deze geestige, in potentie zeer sterke voorstelling mist ontwikkeling.

Deze voorstelling is nog te zien tot en met 12 maart 2006. Kijk hier voor een uitgebreide speellijst.

Muziek / Concert

Van Steen dirigeert grootse Ives en rommelige Beethoven

recensie: Noord Nederlands Orkest met werken van Beethoven en Ives

Muziekstukken kunnen om vele redenen een obstakel vormen voor een orkest. Omdat ze ingewikkeld zijn, te virtuoos, slecht in elkaar gezet of domweg te grootschalig. Of, omdat ze inmiddels door elk orkest al honderd keer zijn gespeeld en opgenomen op CD. Zodat, wat je ook doet, je altijd vergeleken zult worden met wat de Karajannen, Furtwänglers, Rattles en Harnoncourts met hun ook al niet kinderachtige orkesten hebben gepresteerd. Dat probleem gaat meer dan voor welk ander stuk op voor Beethovens negende symfonie.

~

Het spelen van de Negende vereist dan ook moed of (zoals ik hier vermoed) roekeloosheid. Iedereen die ook maar enigszins met klassieke muziek in aanraking is geweest, heeft het stuk meerdere malen gehoord, van de broeierige openingsmaten tot de finale met koor en solisten, gebaseerd op Friedrich Schillers An die Freude. Het risico bij elke live-uitvoering is dan ook de vergelijking met de CD-versie die in ieders geheugen is gebeeldhouwd. En je kunt je afvragen of dat een krachtmeting is die het Noord Nederlands Orkest mag hopen te winnen zonder buitengewone inspanning.

Om een kans te maken zal het NNO dan toch eerst moeten beginnen zich iets beter te organiseren. Na een wat flets eerste deel volgde een ronduit rommelig scherzo, waarin vooral de houtblazers (hobo en piccolo) zich vergaloppeerden. Dat maakt het zo merkwaardig dat het langzame derde deel dan weer wel heel gecontroleerd en evenwichtig werd gespeeld.

Toetssteen

Maar de toetssteen voor elke uitvoering van Beethovens Negende is toch de finale, waarin vier solisten en een groot koor aantreden om onder orkestbegeleiding Schillers hymne te zingen. Revolutionair bij de première in 1824 en nog steeds duivels lastig, naar ook nu bleek. Het werd een uitvoering met vragen. Hoorde ik daar toch een licht Gronings accent in het “Seid umschlungen, Millionen”? Dacht die sopraan echt dat ze in Aïda meedeed? Bas Mario Hoff en tenor Robert Künzli weerden zich naar behoren, maar het stuk als geheel viel toch in het water door een combinatie van gehaastheid en gebrek aan samenhang bij het orkest, een ongelukkige keuze van solisten en een dirigent die niet in staat bleek richting te geven. En een routinematige, ongeïnspireerd gespeelde Negende van Beethoven is iets waar het NNO gewoon niet mee weg komt.

Sober

~

En dat terwijl de avond toch zo positief was begonnen met een fantastische uitvoering van Charles Ives’ Universe Symphony. Ives (1874-1954), een vriendelijke vertegenwoordiger die zich vanaf het begin van de twintigste eeuw stortte op het componeren van muziek waar werkelijk niemand goed raad mee wist, slaagde er niet meer in dit werk voor zijn dood af te maken. Uiteraard wierp een vriendelijke collega, Larry Austin, zich op om het werk te voltooien. Austin heeft de nodige kritiek te verduren gekregen voor zijn vermeende creativiteit bij het reconstrueren van Ives’ werk, terwijl een tweede, weelderiger reconstructie door musicoloog Johnny Reinhard gunstiger werd ontvangen. Maar je ontkomt niet aan de indruk dat Austins soberheid Ives’ visie slechts ten goede komt – zo ook op deze avond.

Crescendo

Artistiek leider Mandos voelde zich genoodzaakt om de gang van zaken aan het publiek uit te leggen, want met zeven orkestgroepen op diverse plekken in de zaal was het niet alleen voor het oor, maar ook voor het oog opletten geblazen. Maar eigenlijk leidde dat nogal af van wat een substantiële compositie bleek te zijn. In drie delen werd de Oosterpoort door het verleden, het heden en de toekomst geleid. Vooral het eerste deel, een twintig minuten durend crescendo met een prominente rol voor percussie, was een openbaring. Gaandeweg de uitvoering werd merkbaar dat ook het traditioneel niet bijster avontuurlijke abonnementspubliek (duidelijk gekomen voor Beethoven na de pauze) gegrepen werd. Dat is geen geringe prestatie voor een dergelijk modern werk waarin naar hartelust gejongleerd wordt met notenklusters, atonaliteit en orkestraal effectbejag.

Alle lof voor de durf die het NNO wederom in de programmering heeft getoond. Maar de echte test komt pas later dit seizoen, wanneer het orkest Aleksandr Skrjabins twee-en-een-half-uur durende visie op de Apocalyps ten gehore brengt. Deze Ives-uitvoering geeft alle reden om die met enige vertrouwen tegemoet te zien. Het feit dat Scriabins werk te lang is om daar evenals vanavond een fletse evergreen naast te zetten betekent dat ik eind mei zeker de gang naar Groningen weer zal maken en iedereen op het hart druk hetzelfde te doen.

8WEEKLY

Frans ‘Bommel’ Mulder: ‘Die balletmeiden ontroeren me’

Artikel: Opus One herneemt Trullenhoedster

.

~

Het is de tweede keer dat theatergroep Opus One, dat zich heeft toegelegd op theatervoorstellingen voor jong èn oud, deze productie opvoert. De eerste keer was in 1998. Aan producent Maarten Voogel de vraag waarom hij uit alle stripverhalen die Toonder aan Ollie B. Bommel heeft gewijd, nou juist dìt verhaal heeft gekozen?

“In 1998 vierden we ons tienjarig jubileum en dat wilden we graag met een verhaal van Bommel doen. Marten Toonder stelde zelf voor om De Trullenhoedster te nemen. We waren erg blij met dat verhaal, want er zit een redelijk evenwichtige verdeling tussen mannen- en vrouwenrollen in, in tegenstelling tot veel ander werk van Toonder. Bovendien bood dat verhaal voldoende ruimte om dansscènes in op te nemen. Voor ons was dat dus een schot in de roos.”

Namen en thema’s

Opus One brengt de productie nu voor de tweede keer op de planken. Niet alleen omdat het publiek er geen genoeg van krijgen. “In 1998 hebben we het stuk voor het eerst gedaan, maar inmiddels zijn we acht jaar verder en is er een hele nieuwe generatie bijgekomen die van zo’n Bommelverhaal kan genieten. Bovendien hebben we dit keer voor een paar bekende namen gekozen, zoals Maaike Widdershoven en Frans Mulder. Dat hebben we vooral gedaan omdat theaterdirecteuren tegenwoordig graag bekende namen en thema’s willen hebben. We snappen ook wel dat het succes van de voorstelling daar mede van afhankelijk is. Overigens doet Jon van Eerd, die in 1998 Bommel speelde, nu ook weer mee, maar dan vanaf maart.”

Lastig decor

~

Ècht grote verschillen tussen de versie van acht jaar geleden en die van nu zijn er niet, maar de enscenering is dit keer wel anders, vertelt Voogel. “In 1998 hadden we een prachtig decor, met doeken die open en dicht geristst werden, wat het gevoel gaf dat je naar een strip zat te kijken. Maar dat was een heel complex systeem, waar we tijdens de toernee veel problemen mee hebben gehad. Doeken die bleven steken, changementen die niet lukten. Het nadeel was ook dat de scènes zich aan de zijkanten van het toneel afspeelden. Ook daar waren we niet zo tevreden, zodat we de scènes weer naar het midden van het toneel hebben verplaatst. Maar voor de rest is de aankleding hetzelfde gebleven.”

Ontroerende balletmeiden

De rol van Ollie B. Bommel wordt tot medio maart 2006 gespeeld door Frans Mulder, drijvende kracht achter cabaretgroep Purper. Mulder moet zich voor de rol van Bommel in een berenpak hijsen, dat bloedjeheet kan worden. Hij is dan ook blij dat hij in de pauze even de bovenkant uit kan trekken, zodat de hitte kan ontsnappen. Niet dat je hem daar over hoort klagen, want een beetje afzien hoort er nou eenmaal bij. “Als het publiek maar in het sprookje gaat geloven.” Liever vertelt hij waarom hij graag aan deze productie meedoet. “Wat ik mooi aan deze voorstelling vind, is de taal van Marten Toonder. Dat is echt poëzie, die in deze voorstelling wordt gecombineerd met de geweldige choreografie van Frans Schraven. Maar wat me ècht ontroert, dat zijn die geweldige balletmeiden. Als ik vóór de voorstelling in de coulissen sta, valt het me op hoe gedisciplineerd die meiden trainen. Kortom, samen proberen we er een sprookje van te maken, waar ik erg graag in vertoef.”

Doddel

Frans Mulder krijgt onder meer versterking van Maaike Widdershoven, die eerder in de musical The Sound of Music en de opera Die Dreigrosschen Oper van Bertold Brecht speelde. ,,Het leuke aan de rol van juffrouw Doddel is dat ze totaal overbezorgd en jaloers is; ze wil alles onder controle houden, op een overdreven manier. In deze rol mag je dat heel erg uitvergroten en dat ben ik niet gewend om te doen. De meeste types die ik tot nu toe heb gespeeld moesten echt en geloofwaardig zijn. Juffrouw Doddel moet ook wel geloofwaardig zijn, maar dat mag héél overdreven. En dat maakt deze rol zo leuk.”

De Trullenhoedster speelt nog tot en met 25 juni 2006. Kijk hier voor de speellijst.

Boeken / Fictie

Fel gekleurd, maar hol snoepje

recensie: Arjan Verhagen - De Jezus Hagedis

“De Kroonbasilisk, een hagedis uit Midden-Amerika, rent over het water als hij in het nauw wordt gedreven. Dit geeft hem de bijnaam Jezus Hagedis. Het wonder duurt niet lang. Na een paar seconden verliest de hagedis snelheid en zakt hij in het water…”
De Jezus Hagedis, de tweede roman van Arjan Verhagen (1972), doet in een aantal opzichten denken aan de Kroonbasilisk. Het is een vurige hagedis, de kammen op de kop als symbool voor de stekelige woordkeuze en prikkelende personages. Maar net als de Kroonbasilisk heeft de plot te weinig drijfvermogen. Halverwege het verhaal is de plot tenonder gegaan en zijn alleen nog wat puntjes van de kammen zichtbaar boven het oppervlak.

~

En dat terwijl het boek zo ontzettend sterk begint. Vincent, een man die al 25 jaar lijdt aan slapeloosheid, gaat naar een supportmeeting voor mensen met slaapproblemen. Vincent kent alle zinnetjes, alle woorden die hem zogenaamd moeten steunen; de zelfhulpgroep is een van de vele pogingen om van zijn slapeloosheid af te komen en hij weet dat het hem niet gaat helpen. Maar de hoop op een oplossing of medicijn is groter dan de walging van al die mensen die met hun problemen in de schijnwerpers willen staan.

Draaierig

Vincent ontmoet Odin, een te grote dwerg van Ierse afkomst. Hij heeft gemerkt dat het type vrouw waar hij kans bij maakt en dat niet door zijn uiterlijk afschrikt, juist bij zelfhulpgroepen te vinden is. Het luisterend oor en medeleven dat Odin kan bieden is alles wat er nodig is om hen in bed te krijgen.

~

Odin en Vincent raken bevriend. De combinatie van de zwartgallige Vincent en de luide, grove Odin levert prachtige situaties en gesprekken op. Verhagen is op zijn best met scherpe zinsneden, rake typeringen en humoristische vergelijkingen. Het lezen van De Jezus Hagedis is af en toe als het binnenlopen van een taalsnoepjeswinkel, waar je bedwelmd raakt door de overdonderende hoeveelheid gekleurde waar. Maar hoe mooi ook, van een hele zaak vol kun je wat draaierig worden. En misselijk.

B-film

Gelukkig zit er in het begin genoeg vaart in het verhaal om de boel binnen te houden. Naast Odin en Vincent wordt nog een derde personage aangedragen: Richard de Verschrikkelijke. En dan blijkt dat het talent van Verhagen, schrijven alsof je vlees aan het fileren bent, heel sterk te zijn. Met scherpe halen staat Richard op papier: een slecht man á la Patrick Bateman uit American Psycho, die getrouwd is met de mooie, maar kwebbelzieke Kirsten, wier vader Richards glassserviesonderneming financiert. Nu Kirstens kinderwens zich openbaart, begint Richard te twijfelen aan de waarde van hun goede seks en de financiële ondersteuning.

Richard walgt van het vaderschap, net als dat hij walgt van die dwerg die hij de laatste tijd overal tegenkomt. Odin wordt gedurende het verhaal belaagd door kogelbrieven en bedreigingen, afkomstig van Richard. Als Richards vrouw Kirsten dan ook nog een baby krijgt van Odin, is het gevoel een script van een b-film met cultwaarde te hebben gelezen, te overheersend. De Jezus Hagedis blijft ijzersterk in stijl, maar laat wat de inhoud betreft veel te wensen over.

Theater / Voorstelling

Cynische lachspiegel voor de Doorsnee Nederlander

recensie: Soul (RO Theater)

Een vrouw in een dikke winterjas, met een grote cello-hoes op de rug gebonden, loopt kletsend en kakelend achter een vrouw in een dun roze hemdje aan. De vrouw in de winterjas staat op het punt om weg te gaan, ze heeft geen tijd om te blijven. Zegt ze. Ondertussen vertelt ze haar hele verhaal van a tot z. En maar praten, praten, praten. Als de vrouw in het roze hemdje even van het toneel verdwijnt, dan klampt de pratende vrouw een ander aan. Ze heeft een ‘aandachttekort-stoornis’. En ze is toch zo bang dat mensen haar vervelend zullen vinden. Dat is ze inderdaad: vervelend. Eigenlijk zijn alle personages in Soul van het RO Theater nogal vervelend. Maar ook erg herkenbaar: met dit soort mensen is Nederland gevuld. Types die structureel ontevreden zijn, altijd iets te zeuren hebben. Soul zet de Doorsnee Nederlander een cynische lachspiegel voor.

~

Het is altijd linke soep om muziek in een toneelvoorstelling binnen te halen. De muziek onderbreekt het verhaal, waarna het verhaal de muziek weer afkapt. Regisseur Pieter Kramer slaagt er echter in Soul in de combinatie harmonieus te laten verlopen, door de muziek te brengen als de gemeenschappelijke passie in de levens van een groep totaal verschillende mensen. Ze hebben niets met elkaar gemeen, behalve hun liefde voor zwarte soulmuziek, de oude Motown-sound. En omdat alle personages uitdrukkelijk worden opgevoerd als amateurs die in hun vrije tijd muziek maken, hindert het niet wanneer sommigen vervolgens half-vals blijken te zingen. Allicht, het zijn ook geen professionele musici, is de boodschap.

Mislukkelingen

Het verhaaltje op zich is flinterdun. In een treurig, uitgewoond gymzaaltje komt een groepje mensen eens per maand samen om zwarte muziek te maken. Deels om zich ongegeneerd te kunnen uitleven, maar zeker ook om hun verhaal kwijt te kunnen bij mensen die het geduld hebben hun gezemel aan te horen. Want feitelijk zijn dit allemaal losers, mislukkelingen. Rob, de baas over het stel in het gymzaaltje, is een kantoorklerk die door collega’s wordt gepest met punaises op zijn stoel en lijm aan de telefoonhoorn. Taxichauffeur Leo (een mooie rol van Stijn Westenend) wil knallen in zijn BMW, maar wordt dwarsgezeten door bekeuringen en “GroenLinks-stemmers” in langzame autootjes. De jeugdige Bianca dweept met zwarte mannen met grote geslachten, maar tobt ondertussen in haar eentje met een zwart baby’tje.

Inleiding

~

Allemaal diepmenselijke verhalen, die in het eerste deel van de voorstelling een stortvloed aan monologen opleveren; alsof je luistert naar een nooit ophoudende inleiding. Je vraagt je alsmaar af wanneer het echte verhaal nou een keer gaat beginnen, want er is geen dramatische ontwikkeling. Bovendien zijn er zo veel personages dat er geen beginnen aan is ze onderling echt met elkaar in verbinding te brengen. In dialoog met elkaar zijn ze uitwisselbaar, maakt het nauwelijks uit tegen wie iemand aan staat te leuteren.

Hertenkamp

Dat Soul desondanks heel vermakelijk is, komt doordat de monologen wel ijzersterk zijn. Ze zijn geschreven door Ton Kas, bij het grote publiek vooral bekend als de lange dunne in de ‘Goeie-actie-van-Pearl’-reclames. Hij maakt van sommigen te eendimensionale typetjes, maar het merendeel krijgt wel degelijk een verrassende diepgang mee, die nog grappig is ook. Zijn teksten tillen Soul op tot het niveau van de hilarische televisieserie Hertenkamp, die ook werd geregisseerd door Pieter Kramer.

Gouden keel

~

Pas in de tweede helft komt de voorstelling werkelijk tot bloei. Dan is iedereen zwart geschminkt, en barst de muziek los. Professionele musici, die in het eerste deel voor spek en bonen meededen, zorgen voor ondersteuning. In de tweede helft schittert vooral actrice Eva Van der Gucht: de naieve, seks-beluste moeder met het zwarte baby’tje kruipt als soul-zangeres daadwerkelijk uit haar schulp. Dat Eva Van der Gucht kan zingen, was al te horen toen ze een Schlagerzangeres neerzette in de film Iedereen beroemd. In Soul trekt ze met haar gouden keel moeiteloos en swingend de kar.

Al met al is Soul een aardige en vermakelijke voorstelling. Niet heel diepgravend, wel herkenbaar vanwege al die zeurende mensen met hun zorgjes en frustraties. En liefhebbers van de oude Motown-sound kunnen hun hart ophalen.

Soul is in ieder geval nog te zien tot en met 12 maart 2006. Kijk hier voor een uitgebreide speellijst.

Theater / Voorstelling

Aaneenschakeling van verrassingen

recensie: Moordspel (Het Thriller Theater)

Een ronde kamer met vitrinekasten vol gruwelijke wapens: als hier geen dooien gaan vallen, dan eten wij onze hoed op. Regisseur Peter Tuinman kiest er tot in de uitvoering van het decor voor Moordspel puur realistisch neer te zetten. Echte flessen, echte glazen, echte schemerlampen. Die keuze ligt voor de hand. Het stuk kent al zo veel onverwachte, onlogische wendingen, dat het al te ingewikkeld zou worden om er met een abstracte setting een extra laag aan toe te voegen. Gevolg is wel dat Moordspel een ouderwets avondje traditioneel toneel is. Aardig en vermakelijk, maar het graaft niet erg diep.

~

Schrijver Ira Levin is bekend van verfilmde meesterwerken als Rosemary’s Baby en A Kiss Before Dying. Deathtrap, in het Nederlands vertaald als Moordspel, is een minder perfect werkje van de meester. Inzet is toneelschrijver Sydney Bruhl. Ooit produceerde hij kaskrakers, maar inmiddels levert Sydney al jaren alleen flops af. Hij leeft van de bankrekening van zijn rijke vrouw, en daarvan is de bodem in zicht. In dat stadium van naderende armoede, stuurt een jeugdige bewonderaar hem een zelfgeschreven toneeltekst op. Bruhl ziet er een meesterwerk in, en wil het stuk van de bewonderaar ‘stelen’ om er zelf rijk aan te worden. De bewonderaar wordt opgebeld en loopt met open ogen in de val.

Nieuwe doos

Vanaf dat moment is in deze komische thriller niets meer wat het lijkt. Het verhaal doet denken aan zo’n cadeautje waarbij elke doos weer een nieuwe doos blijkt te bevatten, totdat er in de laatste doos iets heel anders zit dan de eerste suggereerde. Elk woord over de inhoud van de respectievelijke dozen, verklapt te veel van de elkaar opvolgende verrassingen. Hoe minder je daarover vooraf weet, hoe leuker de voorstelling is. Jammer genoeg wordt de inhoud van de dozen steeds onwaarschijnlijker en flauwer. Echt heel vervelend is de aldoor terugkerende opmerking dat wat er nu weer gebeurt dermate merkwaardig is, dat het uitermate geschikt zou zijn om het te verwerken in een toneelstuk; pfff!

Toverkol

Dat Moordspel desondanks oprecht leuk is, is de verdienste van de acteurs die zich voluit op de steeds absurder wordende teksten storten. De komische noot komt van Leonoor Pauw. Zij zet een Zuid-Afrikaans orakelende toverkol neer die telkens de volgende ramp correct voorspelt.

Vaart en humor

Een prettige verrassing in deze voorstelling is acteur Marc Klein Essink als de oude toneelschrijver Sydney. Voorjaar 2005 stond Mister Staatsloterij nog erg onwennig te schutteren in de toneelbewerking van Max Havelaar. In Moordspel is hij daarentegen als een vis in het water. Hij jongleert met teksten. Spot, schmiert, brengt zinnen goed getimed en tongue in cheek, waardoor ze vaart en humor krijgen. Blijkbaar smoorde het harnas van de klassieker Havelaar hem, want van gehakkel heeft hij in deze komische thriller totaal geen last. Bovendien staat hij in Moordspel tegenover het grote talent Waldemar Torenstra in de rol van de jonge bewonderaar. De twee hebben merkbaar besloten samen een plezierige tijd te hebben met dit stuk. Zij zorgen voor het vuurwerk dat Moordspel tot een vermakelijke avond toneel maakt.

Moordspel is in ieder geval nog te zien tot en met 29 april 2006. De speellijst vind je hier.

Theater / Voorstelling

Denne is zo gek nog niet

recensie: Denne (Toneelgroep Amsterdam)

Hij is verstandelijk achter maar kan rekenen als de beste, is paranoïde en heeft een obsessie voor tieten. Hij ontroert, zorgt voor plaatsvervangende schaamte en voor luchtige momenten. Maar bovenal weet Denne je aan het denken te zetten; want wat vinden wij nou eigenlijk raar? En zijn de angsten en dromen die hij heeft niet in zekere zin van ook die van ‘de normale mens’? Tijdens deze voorstelling is Barry Atsma, acteur bij Toneelgroep Amsterdam, de verstandelijk gehandicapte Denne. Een transformatie met weinig middelen die adembenemend subliem te noemen is.

~

Het idee voor de voorstelling Denne is afkomstig van Barry Atsma zelf. Hij nam het initiatief tot het maken van een verhaal over een jongen met een geestelijke afwijking, een jongen die de dingen op zijn eigen manier ziet. Inspiratie had Atsma genoeg, want hij heeft een mongoloïde broer, Rimmert.

Omgekeerd ontpoppen

Atsma heeft op het eerste gezicht maar weinig nodig om een overtuigende Denne neer te zetten. Zijn haren zitten wat platter, hij heeft een gebitje in en een sleutelbos aan zijn broek. Zo weet de aantrekkelijke acteur moeiteloos een persoon neer te zetten die niet alleen lelijk is, maar in hart en nieren anders, raar, belachelijk, achterlijk is. Het zit ‘m in veel kleine dingen: de manier waarop hij kijkt, loopt en neurotisch met zijn handen beweegt. Het lekkere ding Barry Atsma is totaal verdwenen, en Denne is écht.

Wie is gek?

Denne’s verhaal over wandelende takken is pakkend, zijn obsessie voor foto’s van mensen heel logisch en zijn manier van vertellen hilarisch. Maar bovenal is Denne heel herkenbaar. Denne ziet zich in gedachten voor zich als een superheld: dan is hij de knappe, boomlange Geraldo. Hebben we dat gevoel niet allemaal wel eens, dat je spiegelbeeld tegenvalt, dat je je mooier denkt dan je bent? En wat dacht je van het feit dat Denne niets snapt van het sterrenstelsel? Knappe koppen daargelaten, maar wie kan er eigenlijk het verhaal over de samenstelling van het heelal moeiteloos vertellen?

~

Als het stuk over de helft heen is, gebeurt er iets opmerkelijks. Denne krijgt bezoek van een prostituee, gespeeld door Janni Goslinga; de scheidslijn tussen normaal en abnormaal is ineens dunner dan waar dan ook in de voorstelling. En hoewel Goslinga haar kleine rol goed speelt, overheerst toch het gevoel dat Atsma haar niet nodig had gehad om de voorstelling tot een succes te maken.

Tieten

Hoewel Denne niet alleen maar lief en ontroerend is, maar soms plat (zoals wanneer hij door een megafoon schreeuwt: “Iedereen die tieten heeft, mag ze nu laten zien!”), kun je niet anders dan vertederd raken. De manier waarop hij vertelt over zijn angst om te sterven – dat zijn hart stopt en hij in een pop verandert – is niet alleen aandoenlijk, maar ook aangrijpend, want zo beeldend verteld dat je het je helemaal kunt voorstellen. Atsma heeft met Denne een personage neergezet waar je wel van moet houden. Al is het alleen maar omdat hij je doet beseffen dat iedereen wel een stukje Denne in zich heeft.

De voorstelling Denne is nog te zien tot en met 4 februari 2006. Kijk hier voor een uitgebreide speellijst.

Kunst / Expo binnenland

Kunstmarokkanen

recensie: Stereotyperingen en weinig humor

.

Boerka-Billboards


Het meest prominente werk dat de betrekkingen tussen oost en west probeert te verbeelden is het werk Times Burka Square. In lichtreclamebakken zoals je die bij bushaltes aantreft, worden foto’s getoond die refereren aan reclameposters. Dit wordt nog eens benadrukt door het gebruik van slogans die gebaseerd zijn op multinational campagnes zoals die van Mc Donalds, Nike en Phillips. De teksten zijn lichtelijk aangepast: ‘Just do it right‘, ‘I’m just lovin’ it‘, ‘Lets make things beautiful‘. Het model dat op al deze billboards figureert is steeds gestoken in een boerka. Een directe zinspeling dus op westerse schoonheidsidealen. De werken lijken te duiden op een normatieve scheidslijn tussen twee culturen, terwijl het tegelijkertijd wat betreft de gemanipuleerde slogans inspeelt op het subjectieve invullen van die normen. Vreemd is het dat de lichtreclamebakken in een kunstcontext worden getoond en niet ‘echt’ in de publieke ruimte. Het intrinsieke gedachtespel dat aan dit werk ten grondslag ligt, namelijk dat van de dominantie van de ene cultuur over de andere, wordt binnen een kunstcontext vrij gauw een belerende boodschap.

Letterlijk

~

Een werk van Amel Bouazizi getiteld Met het mes op tafel lijkt wel erg op een letterlijke vertaling van een figuurlijke uitspraak in de Nederlandse taal. Het bestaat uit een tafel gedekt met een laken. In het midden van de tafel is, door het laken heen, een mes gestoken. Volgens de kunstenaar zou het laken de associatie kunnen oproepen met het beeld van Van Gogh, op straat liggend met een mes in zijn borst. Inderdaad kreeg ik die associatie, echter pas nadat de kunstenaar dit insinueerde. Dit werk is zo’n letterlijke uitvoering van een spreekwoord dat het haast op een flauwe grap lijkt. Het blijft hierdoor onduidelijk wat de kunstenaar verder wil zeggen met dit werk. Uit haar statement kunnen we opmaken dat zij hoopt dat het werk iets aanstipt over de sfeer in Nederland met betrekking tot de vrijheid van meningsuiting. Het werk zelf doet dat niet, haar uitleg ervan evenmin. Hierdoor mist de kunstenaar een belangrijke kans om reflectie en diepgang te geven die de waan van de dag zou kunnen ontstijgen.

Krachtloze kritiek


Waar de werken op de expositie kritisch zouden moeten zijn, falen ze jammerlijk. Zo ook de installatie Welkom van Shischunk. Deze bestaat uit vier kleine ruimtes, die achter elkaar geplaatst zijn en gescheiden worden door deuren. Voor de eerste deur ligt een deurmat waar ‘welkom’ op staat. Nadat je binnenstapt, wordt je verweten dat je je voeten niet hebt geveegd. Dit is in wezen absurd, immers de bezoeker was allang binnenshuis. De kunstenaar probeert vervolgens in de drie andere ruimtes de bezoeker te beledigen op grond van zogenaamde vooroordelen over Nederlanders. Waaronder dus ook dat Nederlanders nooit hun voeten zouden vegen. De intentie van dit kunstwerk is wel het meest duidelijke van alle getoonde werken, de kunstenaar kan die intentie niet bewerkstelligen bij de toeschouwer.

Symbolisme


De meeste werken in de expositie zijn behoorlijk symbolisch en refereren voornamelijk aan dingen buiten het werk en vooral buiten de kunst. De werken zoeken niet naar culturele diversiteit, maar beantwoorden juist aan stereotyperingen. Zo is er een vloerobject dat op een dromedarissenzadel lijkt, een installatie die een Ka’aba zou moeten voorstellen, en is er een werk gebaseerd op de notie dat de koekoek een oudhollands symbool zou zijn voor huiselijkheid.

Diepgang?


Alle werken lijken min of meer een statement te zijn, echter: nogal voor de hand liggende statements. De kunstenaars tonen geen nieuwe verfrissende interculturele perspectieven, maar bevestigen huidige stereotyperingen binnen de Nederlandse en Marokkaanse cultuur. Waar het aan ontbreekt, is subtiliteit, humor maar vooral ontbeert het werk een onderzoekend karakter. Het symbolische karakter van de werken leidt nogal af van de vragen die mij een stuk prangender lijken, zoals de positie van de kunst in de oosterse en vooral de islamitische cultuur. Een gemiste kans, aangezien kunst binnen de islamitische wereld niet altijd kan rekenen op een al te veilige positie. Nog afgezien van het verbod in de Koran op het maken van afbeeldingen van mensen, had Mohammed het ook niet zo op dichters en kunstenaars, die hij typeerde als ‘dwalenden’. Sommige mensen beweren dat hij dit soort uitspraken deed vanwege een gebrek aan poëtische kwaliteiten. Dit laatste zou je ook een aantal van de deelnemers van deze tentoonstelling kunnen verwijten. De verwijzingen van de kunstwerken naar de Nederlandse of de Marokkaanse cultuur liggen er te dik bovenop. De tentoonstelling als geheel krijgt hierdoor een vreemde uitstraling. De individuele werken proberen heel kritisch te zijn, maar doordat ze daar allemaal in falen, laat de expositie als geheel geen uitgesproken indruk achter. Misschien komt dit doordat de tentoonstelling niet zozeer is gevormd vanuit een idee, maar meer vanuit een aanleiding. Namelijk de viering van 400-jarige betrekkingen tussen Nederland en Marokko. Ik hoop dat op een volgend lustrum interessantere kunst getoond kan worden.

Locaties


17 december – 01 januari 06: Maastricht, Centre Céramique

07 januari – 22 januari 06: Den Haag, Vrije Academie

04 februari – 19 februari 06: Utrecht, Centraal Museum

Film / Achtergrond
special: Het succes van vernieuwende tv-series

Cynische soap

De afgelopen 3 jaar heeft de tv-kijker een weergaloze toename mogen meemaken aan vernieuwende Amerikaanse tv-series.
Hoewel tv bijna de facto het medium is waar slaafs formules worden gevolgd en clichés worden herkauwd voor het grote publiek, is er de laatste jaren toch echt sprake van vernieuwing. De gevestigde genres bestaan nog steeds, maar aan de eeuwig doorlopende soaps, de clichékomedies en formulaire politie- en tienerseries is een nieuw type kwaliteits-tv toegevoegd. Dankzij deze nieuwe series mag het wekelijkse vermaak zich inmidels meten met zijn grote broer, de speelfilm.

~

The Sopranos

Of de series die vergelijking nu doorstaan omdat ze technisch hoogwaardig zijn, goed acteerwerk hebben of serieuze en intelligente thematiek bevatten, het belangrijkste is dat de ze anders zijn dan wat de versufte tv-kijker gewend is. Die vernieuwing wordt wel eens toegedicht aan de plotselinge creativiteit in de producties van het Amerikaanse kabelkanaal HBO, dat zoveel succes oogstte met vroege succesen als The Sopranos (1999–) en Sex and the City (1998–2004). Maar de laatste jaren heeft HBO te kampen met tegenvallende kijkersaantallen: Six Feet Under (2001–2005) en Carnivàle (2003–2005) waren voornamelijk in Europa succesvol. De beste recensies kregen Band of Brothers (2001) en Angels in America (2003), maar dit waren mini-series die al gauw afgerond waren.

Eenvoudig

Tegenwoordig zijn de meest populaire series juist afkomstig van (vertakkingen van) de grootste Amerikaanse mediaconcerns: series als 24 (Fx/Fox, 2001–), Nip/Tuck (Fox, 2003–), Lost (2004–) en Desperate Housewives (2004–, beide ABC/Disney). Dat kwaliteit niet altijd beloond wordt is evident: zo werd de meest gewaagde van alle series, het magisch-historische Carnivàle, zonder pardon onafgerond afgelast aan het einde van het tweede seizoen. Een van de beste nieuwe series, David Koepps Hack (CBS, 2002–2004) flopte, hoewel hij sinds september wel in Nederland bij de KRO uitgezonden wordt.

~

24

De series die op de meest eenvoudige ideeën gebaseerd waren hadden meer succes, hoewel ze al gauw in kwaliteit daalden. Lost verpestte zijn eigen aanvankelijke fascinatie en werd met zijn overdaad aan psychologie en gebrek aan richting ronduit saai. Wat dat betreft is 24 een tegenpool, maar de serie die in het eerste seizoen nog zo verrassend spannend was dat je de gapende plotgaten en straal onlogische verwikkelingen voor lief nam, is inmiddels een soort persiflage van zichzelf geworden. De serie gaat nu onvermoeid zijn 5e reeks tegemoet, maar de perikelen van Jack Bauer en zijn eeuwige deadlines zijn niet meer origineel, en dus niet meer boeiend.

Cynisch

De op dit moment (in Amerika) meest populaire series zijn echter degene die het dichts bij de genres blijven waar tv doorgaans mee geassocieerd wordt: de soapserie en het melodrama. Het zijn speelse en subversieve varianten op de genres die je normaal op tv tegenkomt. Desperate Housewives is een cyclische soap die met moddervette ironie alle denkbare clichés door de mangel haalt; Nip/Tuck is een cynische, vaak uitzonderlijk grove en amorele variant op de doktersdrama’s die de tv-kijker tientallen jaren met lede ogen aan heeft gezien.

~

Desperate Housewives

Waarom is Desperate Housewives, op het eerste gezicht een normale soap over de verwikkelingen rond een aantal rijke voorstadsvrouwen en hun geheimen, zo geslaagd? Waarschijnlijk omdat de personages nooit helemaal serieus te nemen zijn, terwijl ze ook nergens bespot worden. Het is een soap-persiflage, maar heeft niets van doen met de komedie (met lachband) die je doorgaans op tv ziet: de humor in Desperate Housewives is puur ironisch. Het enige dat er in deze serie toe doet is de oppervlakte: de postmoderne titelsequentie, de ironische voice-over, de plots die stuk voor stuk varianten zijn op de clichés die ontelbare malen in machinale soaps gebruikt zijn. De vormgeving van de oer-Amerikaanse suburbs is zo idyllisch als die van een wasmiddelreclame; de acteerprestaties zijn zo dik aangezet dat je er niet omheen kunt, en als je de grap nog niet doorhad, maakt Danny Elfmans speelse score hem overduidelijk. Hier regeert ironie, en dit uitgangspunt geeft ruimte voor een heerlijk staaltje duivelse komedie. Je zou de serie kunnen beschouwen als een soort commerciële Blue Velvet, waarin immers ook onder de oppervlakte van een oer-Amerikaans voorstadje werd gedoken.

Taboes

Al even oppervlakkig is Nip/Tuck: niet voor niets is de slogan van de tweede reeks ‘The deeply superficial series returns‘. Het is ook geen toeval dat de serie over twee plastische chirurgen gaat. Nip/Tuck lijkt als doktersdrama echter alle taboes te willen doorbreken. Inmiddels zijn immers – met evenveel zwarte humor en sarcasme – verschillende vormen van overspel, geslachtsoperaties (let op een onverwacht weergaloze Famke Janssen in de tweede reeks), incest, verkrachting, drugsgebruik, SM, huiselijk geweld en ongestrafte moord en marteling de revue gepasseerd. En toch is de psychologie achter de show ijzersterk: de twee hoofdpersonen zijn aanvankelijk elkaars tegenpolen, maar gaan gaandeweg steeds meer op elkaar lijken. De tegenstelling tussen alle goddeloze praktijken en het huiselijke soap-drama dat op de achtergrond speelt is de spil van de serie, waarvan de grootste verdienste de (voor commerciële televisie) ongekend cynische humor is die over beide elementen gestrooid wordt. Hoe sterk dit werkt wordt duidelijk in de paar afleveringen waarin de makers de personages te serieus nemen: de serie vervalt dan in drama en wordt aanzienlijk minder vermakelijk.

~

Nip/Tuck

Net als in Desperate Housewives is de vormgeving wezenlijk: de leef- en werkomgeving van de doctoren in Nip/Tuck is ontdaan van alle warmte en menselijkheid. De verzadigde kleuren van de dure designerkleding, de neonlampen in de hippe dancings en de metalen glans van de peperdure meubels maken hier de dienst uit. Met zoveel aandacht voor vorm en zo’n devotie aan ironie zijn Desperate Housewives en Nip/Tuck twee van de beste, meest verrassende en vermakelijke series die de Amerikaanse tv-industrie te bieden heeft.

De eerst reeks van Desperate Housewives verscheen onlangs op dvd bij Buena Vista; de eerste en tweede reeks van Nip/Tuck worden door Warner uitgebracht en zijn al een tijdje te koop.