Film / Films

Twee Koerdische films

recensie: Vodka Lemon // Duvar

Een gevangenis kan vele vormen aannemen. Voor de een is het zijn huwelijk, voor de ander zijn sociaal-economische situatie en voor weer een ander een hok van steen. Onlangs verschenen er twee Koerdische films op dvd waarin de ervaring van het gevangen zijn op verschillende wijzen wordt opgeroepen: Vodka Lemon van de Iraaks-Koerdische regisseur Hiner Saleem en Duvar van de Turks-Koerdische regisseur Yilmaz Güney.

De Koerden zijn een volk zonder land. Ze wonen voornamelijk in bepaalde welonderscheiden gebieden in Irak, Iran en Turkije, die tezamen ook wel Koerdistan worden genoemd. Ze zijn etnisch met elkaar verwant en spreken dezelfde taal, maar bezitten geen eigen grondgebied en leven verspreid over de hele wereld (in Nederland wonen bijvoorbeeld ca. 400.000 Koerden). Vele Koerden streven naar een eigen onafhankelijke staat Koerdistan – om die reden worden ze door veel regeringen uit het Midden-Oosten gevaarlijk geacht.

Scène uit <i>Vodka Lemon</i>
Scène uit Vodka Lemon

Tot aan 1991 mochten de 12 miljoen Koerden die net als Yilmaz Güney in Turkije leefden hun eigen taal niet eens spreken en zich evenmin als Koerd profileren, deden ze dit wel dan was de kans groot dat ze in de gevangenis belanden. Ondertussen zijn de omstandigheden nauwelijks beter geworden. In Irak, het land van Hiner Saleem, is de situatie zo mogelijk nog erger. Zo werd tussen 1987 en 1989 een groot deel van de Koerdische bevolking met chemische wapens bestookt, waarbij velen omkwamen. Zowel Güney als Saleem verwijzen in hun films niet heel expliciet naar de situatie van de Koerden, maar op de achtergrond speelt het vooral in de films van Saleem een grote rol. De films zijn absoluut geen propaganda, maar geven de Koerden wel een stem.

Politiek

Vodka Lemon van Hiner Saleem begint met een absurd beeld. Een auto sleept een bad achter zich aan met daarin een bejaarde man met een mondharmonica. De bejaarde moet spelen op een begrafenis en brengt zijn melancholisch lied ten gehore. Deze openingsscène roept de prettig gestoorde wereld van Kusturica op. De energieke uitbundigheid die de films van Kusturica kenmerkt, heeft verder echter geen enkele plaats in deze film. De toon van Vodka Lemon is melancholisch, licht absurd en vooral ingetogen. Saleem heeft weinig nodig om de wereld van een Koerdisch dorpje in Armenië op te roepen. Hij schetst een droogkomisch portret van een aantal personages die proberen te overleven. Geld is er niet en de kans op werk is nihil. Wie de kans krijgt, vertrekt. Het dorp is een gevangenis waarin de grootste bedreiging het nietsdoen en de verveling is.

Volgens Saleem moet Vodka Lemon beschouwd worden als een politieke film. Hij stelt dit in Vodka on Ice: the making of Vodka Lemon dat als extra aan de dvd is toegevoegd:

Voor een burger uit een democratische land is het onbegrijpelijk maar het woord ‘Koerd’ is op zichzelf al politiek. Als je Koerd bent is alles politiek. Zingen is politiek. Je moedertaal spreken is politiek. Ja, het is een politieke film in de betekenis die de oude Grieken aan politiek gaven.

Op zeventienjarige leeftijd ontvluchtte Hiner Saleem zijn geboorteland Irak en sindsdien strijdt hij voor de rechten van het Koerdische volk. Vanaf 1997 doet hij dat voornamelijk met films. Vodka Lemon, zijn derde film, maakte hij in Armenië waar ook een kleine minderheid aan Koerden woont.

Scène uit <i>Vodka Lemon</i>
Scène uit Vodka Lemon

Met vrij primitieve middelen en een kleine cast van amateur-acteurs filmde Saleem Vodka Lemon op locatie. Hij begon in de diepe winter in een klein dorpje dat door de hevige sneeuwval volledig geïsoleerd werd van de rest van de wereld. En hij eindige in de lente, het seizoen waarin hetzelfde dorpje overspoelt werd door modder en regen. Geen ideale omstandigheden voor het maken van een film. Desondanks speelde hij het klaar, voor een groot deel dankzij het achteraf gelukkige feit dat de scènes uit Vodka Lemon chronologisch werden opgenomen. Deze volstrekt ongebruikelijk procedure zorgde ervoor dat alles logisch op elkaar aansloot en dat de grote weersveranderingen nauwelijks een probleem vormden.

Controversieel

Voor Yilmaz Güney, die minstens twaalf jaar van zijn leven doorbracht in Turkse gevangenissen, was zijn Koerdische achtergrond van minder groot belang als bij Hiner Saleem. Hij streed met zijn films tegen het onrecht tegen alle Turken of ze nou Koerd waren of niet. Güney was in Turkije een uiterst populaire acteur die in zijn hoogtijdagen in wel twintig films per jaar zijn opwachting maakte. Rond de jaren zestig begon hij een verassende en gevaarlijke carrière als politiek geëngageerde filmmaker. Zijn films waren zo controversieel dat het volstrekt verboden was om over hem te schrijven of te spreken. Vandaar dat hij vrijwel onbekend was tot aan 1982, toen hij opeens wereldfaam verwierf doordat zijn film Yol in Cannes een gouden palm won. Vlak daarvoor was hij uit de gevangenis ontsnapt waarin hij al een tijdje verbleef vanwege de vermeende moord op een rechter (het schijnt dat zijn neef de echte dader was). In Frankrijk begint hij in 1983 vervolgens met het filmen van Duvar, hetgeen zijn laatste film zou worden omdat hij in 1984 overleed.

Scène uit <i>Duvar</i>
Scène uit Duvar

Zoals in veel films van Güney staat in Duvar een gevangenis centraal. In deze gevangenis in Ankara is een gemêleerd gezelschap van politieke en criminele gevangen bij elkaar gepropt. Er zijn in feite drie afdelingen: kinderen, mannen, vrouwen. In Duvar komt vooral de kinderafdeling aan bod. Er worden verschillende personages gevolgd, zoals een jongen die seksueel misbruikt wordt en daar geen aangifte van durft te doen of een bewaker die te grootmoedig is om nog binnen het systeem te kunnen passen en zodoende ontslagen wordt. De vele misstanden (misbruik, verkrachtingen, oeverloos geweld, vernederingen, etc.) worden op een fijnzinnige, maar niet mis te verstane wijze in beeld gebracht. Ook het cynische spel dat de bewakers en de gevangenisleiding met de gevangenen spelen wordt onmiskenbaar duidelijk gemaakt. De meest krachtige scène in dit verband is een trouwpartij die georganiseerd wordt met hulp van de gevangenisleiding. Al snel blijkt waarom men de aanstaanden zo ter wille is: in plaats van geluk vindt het bruidspaar de dood.

Jammer genoeg zijn aan Duvar geen extra’s toegevoegd, wat het voor de kijker lastig maakt om de relatief onbekende Güney goed te plaatsen. Het was veruit te prefereren geweest als er een documentaire was opgenomen over de positie van de Koerden in Turkije, het Turkse gevangeniswezen en de veelzijdige carrière van Yilmaz Güney.

Vodka Lemon
Hiner Saleem, 2003 (Moskwood)

Duvar (De Muur)
Yilmaz Güney, 1983 (Total Film)

Boeken / Strip

Een onbelangrijke ontvoering

recensie: Daniel Clowes - Ice Haven

De meeste mensen zullen Daniel Clowes kennen van de strip Ghost World en dan vooral van de verfilming daarvan. Ghost World wordt inmiddels beschouwd als een klassieke graphic novel en Clowes als een van de beste striptekenaars van dit moment. Met zijn nieuwe boek Ice Haven bewijst Clowes eens te meer een meester te zijn in het verwoorden en verbeelden van menselijke gevoelens als eenzaamheid, doelloosheid en uitzichtloosheid. De ontvoering van het jongetje David Goldberg lijkt het belangrijkste onderwerp, maar het eigenlijke verhaal draait om de rare karakters die in het plaatsje Ice Haven in de Amerikaanse Midwest wonen.

“Het is hier niet zo koud als het klinkt”, zijn de eerste woorden van Random Wilder, onze gids in Ice Haven. Wilder is een bittere man. Hij zou graag de dorpsdichter van het plaatsje willen zijn, maar helaas maakt zijn buurvrouw en aartsrivaal Ida Wentz meer kans op die titel. Wilder is slechts een van de karakteristieke figuren in Ice Haven die wel wat weg hebben van de personages uit tv-series als Twin Peaks en – in iets mindere mate – Gilmore Girls.

Jong geleerd

~

Er komen dezelfde soort personages voorbij die we ook zagen in eerder werk van Clowes. Zoals knappe en slimme tienermeisjes vol dromen en volwassen mannen die de wereld proberen te begrijpen, maar zich snel terugtrekken in hun eigen eigenaardigheden. En dan zijn er nog de kinderen die zich veel volwassener voordoen dan ze zijn, zoals het jongetje Charles. Hij is verliefd op zijn tien jaar oudere halfzus en is bang dat zijn vriend Carmicheal achter de ontvoering van David Goldberg zit. Charles praat met zijn vriendjes over seksualiteit, geweld en de zin van het leven zoals je eerder van een hoogleraar zou verwachten dan van een kind. Alleen zijn vermoedens over de ontvoering verzwijgt hij voor iedereen, zelfs voor zijn psychiater.

Deze ontvoering vormt de rode draad in het verhaal. Maar Clowes heeft van Ice Haven geen spannende detectiveverhaal gemaakt waarin de ontvoering opgelost wordt door briljant speurwerk. Integendeel, het echtpaar Amis gaat op onderzoek uit. Als Mr. Amis aan het speuren is, blijft zijn vrouw op de hotelkamer. Toch vindt hij overal in Ice Haven kledingstukken die identiek zijn aan die van zijn vrouw. Een ander bewijs van het ondergeschikte belang van de ontvoering is het feit dat ineens het bericht komt dat David Goldberg gevonden is, zonder dat Clowes daar veel aandacht aan besteedt. Het is meer een gegeven.

Milkshake

~

Ice Haven lijkt in eerste instantie te bestaan uit korte afzonderlijke verhalen. De verhalen hebben eigen titels en zijn per karakter op een andere wijze getekend. De verhalen over Charles en zijn vriendjes zijn getekend op dezelfde wijze als de Peanuts strips van Charles M. Schulz, de verhalen over Mr. en Mrs. Amis zijn op dezelfde wijze getekend als oude jaren ’40 detectivestrips en de allereerste Batmanverhalen. Random Wilder en andere ‘normale’ bewoners van Ice Haven zijn getekend in de stijl die Clowes ook in eerdere strips als Ghost World en David Boring hanteerde.

Clowes moet lang nagedacht hebben over de uitwerking van Ice Haven. Het is nogal een opgave om allemaal verschillende tekenstijlen zo op elkaar aan te laten sluiten dat het een verhaal vormt. Doordat de afzonderlijke verhalen twee pagina’s lang zijn, wordt er spanning opgebouwd rondom de karakters en de wijze waarop zij onderling met elkaar te maken hebben.

Wat is een strip?

Aan het begin en einde van Ice Haven laat Clowes de verzonnen stripcriticus Harry Naybors aan het woord. Naybors gaat in op wat een comic nu eigenlijk is. Volgens hem komt het hier op neer:

Comics in its embrace of both the interiority of the written word and the physicality of image more closely replicates the true nature of human consciousness and the struggle between private self-definition and corporeal reality

Behalve Clowes’ visie op wat een strip moet zijn, wordt hier in feite ook de kern van Ice Haven weergegeven. Je leest de zielenroerselen van alle karakters en ziet wat ze daarmee doen in de samenleving waarin ze zich bevinden.

Overtreffende trap

Met Ice Haven overtreft Clowes zijn eerdere werk met gemak. Vooral de structuur van het verhaal is knap in elkaar gezet. Ice Haven is geen spectaculaire of spannende strip. Het gaat vooral om mensen, wat ze doen en hoe ze denken. Net als in Ghost World komen ook in Ice Haven allerlei rare types voorbij, toch twijfel je als lezer geen moment aan het bestaan van dergelijke vreemde vogels. En daarin zit de kern van de kracht van Clowes. Je voelt je als lezer aangetrokken tot zijn personages; hoe somber, doelloos en verbitterd sommigen ook mogen zijn. Dat één van de personages Julie Patheticstein heet, zegt wat dat betreft genoeg.

Boeken / Strip

Dagdroom van de stripliefhebber

recensie: Daydreams and Nightmares

.

McCay’s eerste succes was de in 1904 door hem bedachte Little Sammy Sneeze, kort daarop volgde een zelfs nog groter succes: Dream of the Rarebit Friend. In die laatste strip stond elke aflevering een nieuw personage centraal en de overeenkomst tussen die personages was dat ze, na consumptie van hun lievelingskostje (vaak Welsh Rarebit), een nachtmerrie kregen waarvoor ze dan de schuld afschoven op het eten. In deze strip maakte ook McCay’s meest beroemde personage zijn entree: Little Nemo.

Slumberland

Little Nemo beviel McCay wel en in 1905 kreeg hij dan ook zijn eigen strip: Little Nemo in Slumberland. Elke aflevering viel Little Nemo in slaap en beleefde hij iets eigenaardigs in Slumberland. in het begin waren dat losse avonturen maar na een tijdje begonnen de strips op elkaar aan te sluiten. In het boek Daydreams and Nightmares wordt er echter niks van de avonturen van Nemo getoond, het betreft juist het andere werk van McCay, waaronder Little Sammy Sneeze en Dream of the Rarebit Friend. Dit werk heeft door het grote succes van Little Nemo altijd op de achtergrond gestaan maar het is zeer zeker het lezen waard. Per hoofdstuk maakt de lezer kennis met een bepaald deel van McCay’s oeuvre, zo zijn er heel wat cartoons te zien en passeren ook de volgende series de revue: A Pilgrim’s Progress, Poor Jake, Day Dreams en Rabid Reveries.

Running gag

Little Sammy Sneeze
Little Sammy Sneeze

Van die series zijn er een aantal die er uitspringen, waaronder Little Sammy Sneeze: in deze strip schopt de kleine Sammy telkens een situatie in de war door verschrikkelijk hard te niezen. Naast wielrenners, zijn vader op een ladder en de kaders van de strips blaast Sammy allerhande zaken opzij door zijn verpletterde nies (“He never knew when it was coming”) en het is dan ook een beetje een running gag. Helaas zijn running gags alleen leuk als ze afgewisseld worden door andere grappen en dat is bij Sammy niet het geval. Gelukkig bestaat het boek ook uit andere strips en het werkt dan ook niet zo heel erg storend. Wel wijst het op de grote zwakte van McCay: grafisch was hij sterk maar qua grappen en ideeën viel hij al snel in herhaling. De serie If … should come back to earth lijdt aan hetzelfde manco. In die serie cartoons situeert McCay bekende historische figuren in het hedendaagse leven, wat op zich een leuk idee is, maar ook dit gaat op den duur vervelen.

Prachtig tekenwerk

Dream of the Rarebit Friend.
Dream of the Rarebit Friend.

Het oeuvre van McCay moet het dan ook niet van zijn humor hebben maar eerder van zijn prachtige tekenwerk. Vooral in zijn grotere cartoons laat zien dat hij grafisch zeer sterk was. Door de dunne lijnvoering zijn alle tekeningen zeer gedetailleerd en dat zorgt ervoor dat elke cartoon net dat beetje extra heeft dat hem van de massa onderscheidt. Ook toont McCay zich bij vlagen, en met name in zijn cartoons, zeer bedreven in het tekenen van menselijke figuren, in zijn strips zijn de figuren meestal wat lomper. Eigenlijk ligt daar ook de grens tussen zijn werk van normaal niveau en zijn grafische hoogstandjes, tussen de cartoons en de strips: de strips uit deze bundel zijn echt een duidelijk product van zijn tijd en waren destijds waarschijnlijk zeer vermakelijk, maar zijn cartoons zijn tijdloos en nog altijd zeer goed te genieten. Dat komt natuurlijk niet alleen door de goede tekeningen, maar ook door de interessante onderwerpen die hij, hier wel, aansnijdt: zo bekritiseert hij onder andere de drugsproblematiek in zijn tijd.

Geen biografie

Daarnaast telt het boek nog enkele interessante verhalen over McCay maar het is te weinig om echt biografisch te worden. Erg interessant leesmateriaal is echter het stuk van McCay waarin hij vertelt over het werk als cartoonist, zeker als men beseft dat hij een van de eerste échte cartoonisten was. Hierin vertelt hij uitgebreid over zijn werkwijze en zijn motieven. Wat opvalt is dat hij naast tekenen ook kon schrijven, want het leest lekker weg. Destijds waren strips en cartoons nog betrekkelijk nieuw en de meeste vaardigheden moesten nog helemaal door de auteur zelf worden uitgedokterd. En hoewel McCay er over schreef alsof het de normaalste zaak van de wereld was, was het dat dus niet.

Goed tijdsbeeld

Voor liefhebbers van Little Nemo is Daydreams and Nightmares in ieder geval interessant en leuk om te lezen want het laat eens een andere kant van McCay zien. Het geeft bovendien een goed beeld van de wereld in de tijd van McCay, rond het begin van de twintigste eeuw, waar de techniek nog veel minder ver was gevorderd en andere normen en waarden golden. Daydreams and Nightmares is een waardig eerbetoon aan een van de eerste grote namen uit de geschiedenis van de strip.

Film / Films

Fenomenaal debuut

recensie: Het Rode Korenveld (Hong gao liang)

Je zou bijna vergeten dat Yimou Zhang in een ver verleden een van de eerste Aziatische filmhuislievelingen in het westen was. Lang voordat hij populaire acteurs uit Hong Kong liet opdraven voor spectaculaire hits als Hero en House of Flying Daggers, gooide hij met zijn historische melodrama’s al hoge ogen in het westen.

Nu nog geen twee decennia later Aziatische popcultuur gemeengoed is geworden voor de westerse filmganger, is het weerzien met een van de absolute meesterwerken uit die tijd een verademing. Het Rode Korenveld was Zhangs eerste film als regisseur, een blijft een van de beste uit zijn oeuvre. Alle inhoudelijke en formele elementen zijn geslaagd: de romance van een uitgehuwelijkt meisje (Li Gong) met een botte drager (Wen Jiang), de sprookjesachtige folklore van het Chinese platteland in de jaren ’20, de krachtige vertelling en het gedecideerde tempo – maar het meest in het oog springend is Zhangs talent als voormalig cameraman.

Lusten

~

Zodra Zhang zelf begon te regisseren werd hij al gauw het kopstuk van de Vijfde Generatie, de groep filmmakers die in 1982 afstudeerden aan de filmacademie en de Chinese cinema van nieuwe impulsen voorzagen. Met de films van zijn generatiegenoten heeft Het Rode Korenveld echter weinig van doen. De historische setting en de schitterend gefilmde beelden zijn wel herkenbaar: Zhang draaide immers Kaige Chens Gele Aarde, en gaf met cameraman Changwei Gu (die eerder Chens King of the Children draaide) zijn eigen film vorm met ontzagwekkende locatiescènes en overdreven kleurengebruik. Het pittoreske landschap en de nederzetting worden zo magnifiek in beeld gebracht dat de film er, net als vrijwel al Zhangs films, altijd om herinnerd zal worden.

Maar de sobere en eerbare helden uit de films van Chen en Zhuangzhuang Tian vormen een schril contrast met de vulgaire egoïsten uit Het Rode Korenveld. Zhangs hoofdpersonen zijn tegendraadse, amorele figuren die zich enkel door hun eigen lusten laten drijven: de helden van het verhaal zuipen, moorden en plegen ontucht. Deze karakters (en de boerse sfeer van de vertelling) zijn afkomstig uit verschillende verhalen van Yan Mo (wiens Het Rode Korenveld later ook in het Nederlands vertaald werd). Zhang maakt ze echter tot volwaardige filmkarakters in een film die overduidelijk zijn eigen creatie is, en daarmee een van de eerste en duidelijkste moderne regisseursfilms uit China.

Concessie

~

Het Rode Korenveld was niet alleen in thuisland een geweldig succes, maar verschafte Zhang ook internationale bekendheid, waardoor hij zijn volgende twee films Ju Dou en Raise the Red Lantern in het buitenland wist te financieren. De drie films vormen samen een losse historische trilogie, maar de twee opvolgers waren te controversieel voor de Chinese filmkeuring en werden verboden. Het Rode Korenveld was met zijn amorele karakters ook allesbehalve orthodox, maar de ‘foute’ elementen worden hier verzacht door de introductie van de Japanse bezetters, waardoor de hoofdpersonen vrijheidsstrijders en martelaars worden. Dit is mogelijk een concessie van de debuterend regisseur geweest, maar later werden Zhangs verhalen steeds milder; tegenwoordig stoot hij alleen mensen voor het hoofd die Hero als fascistisch menen te moeten interpreteren.

De film was het begin van een fenomenale carrière voor de belangrijkste betrokkenen: de regisseur wordt nu zowel in Azië als in het westen op handen gedragen. Li Gong werd de meest gevierde actrice van China; Wen Jiang viel een paar jaar geleden nog als regisseur in de prijzen met Devils on the Doorstep. Cameraman Gu draaide de beste van de Vijfde Generatiefilms, en regisseerde onlangs het bekroonde Peacock. De dvd van Het Rode Korenveld bevat geen enkele extra en de beeldkwaliteit is niet slecht, maar ook niet optimaal (hoewel in juiste beeldverhouding). Dat deze schitterende film nu überhaupt eindelijk op dvd verkrijgbaar is, is evengoed reden genoeg voor vreugde, en een goede aanleiding voor een gezamenlijke uitgave van de trilogie.

Muziek / Album

Er is niets mis, maar toch mist er wat

recensie: Richard Ashcroft - Keys to the world

Met een Bob Dylaneske rasp in de stem opent Richard Ashcroft met Why not Nothing? zijn derde album Keys to the World. En dat doet hij goed, want een betere start kan een plaat zich niet wensen. Handen wrijvend hing ik met mijn oor aan de box gekluisterd, hopend op meer van dit fijns. Wat jammer te merken dat de gezette standaard niet gehandhaafd wordt en er gaandeweg het album steeds meer het gevoel rijst dat het al eens gedaan is. En beter ook.

~

Evengoed zit er een prachtige balans in de productie van Keys to the World, waarin Richard Ashcroft wederom wordt bijgestaan door producer Chris Potter. Het wordt nooit te glad en nergens te rauw. Daarbij bevat het album, zoals we gewend zijn van Ashcroft, weer intense piano- en strijkersarrangementen. De gesamplede violen in Music Is the Power van de hand van Curtis Mayfield (uit Walter Jacksons It’s All Over) zijn het glazuur op de taart die Keys to the World heet. Eén van de betere nummers; bij de afgezaagde tekst kneep ik gewoon even een oogje toe. Ik ben immers de kwaadste niet.

Beter goed gejat…

Het fnuikende van dit album is echter dat het allemaal niets nieuws onder de zon biedt. Bijna de helft van dit album doet sterk denken aan artiesten die hetzelfde voorheen al eens beter deden, zoals Simon & Garfunkel (in Sweet brother Malcolm) en zelfs Cat Stevens. Het zit hem niet zozeer in de zang, maar meer in de muzikale omlijsting. Met Why do lovers? heeft Richard Ashcroft zowaar bijna een eigen Morning has broken in elkaar gedraaid. Althans, daar heeft het piano-intro toch aardig wat gelijkenis mee.

…dan slecht zelf verzonnen

Bij de single Break the night with colour zijn associaties met Robbie Williams niet te vermijden. De zanglijn, de piano, het zou zo uit één van Robbies betere nummers kunnen komen. Zij het wel gezongen met de geweldige stem van Ashcroft. Het is niet voor niets dat Coldplay’s Chris Martin hem tijdens Live8 afgelopen jaar introduceerde als de beste zanger ter wereld. Zo zou ik het niet willen stellen, maar evengoed is het een feest om weer een album vol met zijn getergde stem te mogen beluisteren.

De gemene deler van de losse delen

Steeds lijkt er iets op dit album te missen, dat terwijl alle losse delen kloppen. Why not nothing? maakte zelfs dat ik met de ogen dicht een dansje door de keuken deed. Toch weet de plaat nergens een traan uit diezelfde ogen te ontlokken. Ach, misschien ben ik gewoon verwend geraakt door de Sufjan Stevensen en Jens Lekmannen die tegenwoordig mijn cd-speler nauwelijks uit te slaan zijn. Heus, er is weinig verkeerd aan Keys to the world. Het is gewoon een mooie plaat met hier en daar een uitschieter. Een meesterwerk vergeleken met de singer-songwriter-pulp die heden ten dage de hitlijsten bevolkt. Maar een plaat om verslaafd aan te raken? Nee. Helaas.

Boeken / Non-fictie

Topograaf van de menselijke psyche

recensie: Biografie: Sigmund Freud

Momenteel mag de biografie zich verheugen in een ongekende populariteit, reden te meer om eens uitgebreid stil te staan bij dit hybride genre. Dit keer: Freud. Pionier van het moderne leven van Peter Gay. Het vormt het eerste deel van de serie Een tweede leven, waarmee enkele interessante biografieën opnieuw onder de aandacht worden gebracht.

Voor iedereen die zich serieus bezighoudt met Freud en zijn theoretische erfenis komt er een moment dat hij of zij het lezen van de biografie van Peter Gay niet langer kan uitstellen. Het is een zogenaamde must read voor de hedendaagse ‘freudiaan’. Met zijn 845 pagina’s (inclusief noten, bibliografie en register) geeft het boek een volledig beeld van de man Sigmund Freud en zijn werk. Freud. Pionier van het moderne leven is simpelweg een klassieker waar men niet omheen kan.

Autoriteit

Peter Gay
Peter Gay

Freuds biograaf is zelf een opmerkelijk man met een ongewone geschiedenis. Peter Gay, een joods-Amerikaanse geschiedkundige gespecialiseerd in de sociale ideeëngeschiedenis, werd geboren in Berlijn in 1923. Nadat hij getuige was van de Kristallnacht ontvluchtte hij Duitsland in 1939. Veel van zijn latere wetenschappelijke werk concentreert zich op de sociale impact van de psychoanalyse. Hij gaf onder meer les op de universiteit van Columbia en Yale, en was op laatstgenoemde tot zijn pensioen in 1993 Sterling Professor Emeritus van Geschiedenis. Gay geldt als een autoriteit als het gaat om Sigmund Freud, wat blijkt uit zijn vele studies over de grondlegger van de psychoanalyse: Freud: A Life for Our Time (1988), Freud for Historians (1985), A Godless Jew: Freud, Atheism, and the Making of Psychoanalysis (1987), en Reading Freud: Explorations & Entertainments (1990). Naast zijn boeken over Freud schreef Gay echter ook een biografie van Mozart (1999), hield hij zich bezig met Voltaire in zijn studie Voltaire’s Politics: The Poet As Realist (1988) en schreef hij een omvangrijk naslagwerk over de Verlichting: The Enlightenment; A Comprehensive Anthology (1973). Zijn lijst met werken kan met recht indrukwekkend genoemd worden.

Freud lezen door de ogen van zijn werk

Dat Peter Gay verstand heeft van de psychoanalyse is een van de eerste dingen die opvallen bij het lezen van deze biografie. Anders dan de meeste biografieën, die zich grotendeels bezighouden met het persoonlijke leven, richt deze biografie zich vooral op de relatie van Sigmund Freud tot zijn werk. Dat ‘werk’ wordt tot in detail uiteengezet, je zou de biografie dan ook goed als inleiding in de psychoanalyse kunnen lezen. De biografie geeft een goed overzicht van Freuds carrière in het toenmalige positivistische wetenschappelijke klimaat. Natuurlijk hangt Freuds werk nauw samen met zijn persoonlijkheid, en Gay zet op een pragmatische wijze uiteen langs welke persoonlijke wegen de psychoanalyse heeft kunnen ontstaan. Freud komt uit de biografie tevoorschijn als een moeilijk man, een perfectionist, gedreven door zijn ambitie en zijn uitzonderlijke inzicht in de menselijke psyche. Koortsig, onrustig en constant twijfelend baande Freud zich een weg door de gevestigde wetenschappelijke wereld.

Sigismond Schlomo

Sigmund Freud
Sigmund Freud

In 1856 werd Sigismond Schlomo Freud geboren als oudste zoon in een gezin van zeven kinderen in het Wenen van de 19e eeuw. In zijn jeugd hoorde hij vaak het verhaal over de oude boerin die zijn moeder bij zijn geboorte had voorspeld dat “ze de wereld een groot man had geschonken”. Hij was het lievelingetje van zijn ouders, de enige met een eigen kamer, degene op wie alle hoop was gevestigd. Freud was jarenlang de beste van zijn klas en eindigde zijn gymnasium summa cum laude. Hij overwoog eerst rechten te gaan studeren, maar koos in 1873 definitief voor medicijnen. Op zijn 21e veranderde hij zijn naam in Sigmund Freud.

Belangrijk in het leven van de jonge Freud waren zijn vrienden en leermeesters; Ernst Brücke, Jozef Breuer, Wilhelm Fliess. Zo groot was zijn adoratie voor deze mannen dat hij enkele van zijn kinderen hun namen schonk. Hun vriendschap bleek echter gedoemd te mislukken toen hij zijn leermeesters voorbijstreefde en vraagtekens zette bij hun werk. De jonge Freud dacht verder dan de geijkte paden. Hij trouwde tegen beter weten in met Martha Bernays op wie hij hopeloos verliefd was – een staat van zijn die volgens Peter Gay leidde tot een hopeloze onzekerheid. Het jonge gezin had weinig geld en Freud werd gedwongen een psychiatrische praktijk te openen. Het werken als psychiater had zeker in het begin niet zijn voorkeur. Hier legde hij echter wel de grondslagen voor zijn psychoanalyse en ontmoette hij de ‘case-studies’ waaruit hij zijn theorieën destilleerde; zonder zijn ‘vervloekte’ praktijk waren die er niet geweest. In 1892, zo schrijft Gay, “had Freud de psychoanalytische techniek in hoofdlijnen gereed. Die hoofdlijnen waren: scherpe observatie, juiste duiding, vrije associatie onbelast door hypnose, en doorwerken.”

Psychoanalyse als natuurwetenschap

Illustratie: Martien Bos
Illustratie: Martien Bos

Waar het Freud uiteindelijk om te doen was, was de psychoanalyse als natuurwetenschap aan de wereld te presenteren. Hiervoor verdiepte hij zich in de neurologie en de biologie. Zijn poging een wetenschappelijke psychologie op te zetten gaf hij nooit op. Van de filosofie, de tak van wetenschap die zich later intensief met zijn werk zou bezighouden, was Freud in het geheel niet gecharmeerd. In de woorden van Gay: “Geheel in de lijn van de Verlichting deed hij de filosofische ideeën van metafysici af als nutteloze abstracties. En even vijandig stond hij tegenover filosofen die het bereik van de geest gelijkstellen met het bewustzijn.” Zijn aanpak was wetenschappelijk empiristisch en werd ook wel Newtoniaans genoemd.

Verreweg zijn meest vérstrekkende en invloedrijke theorie is de theorie van het onbewuste. Hij was de eerste die theoretiseerde over verschillende lagen van bewustzijn en claimde dat er ‘onbewuste inhouden’ bestaan in het ‘onbewuste’ die worden ‘verdrongen’. Door middel van de droom (en de vrije associatie tijdens een therapeutische sessie) kan deze onbewuste inhoud geduid worden. Ergens in de nacht van 23 op 24 juli 1895 had Freud een historische droom die de geschiedenis zou ingaan als de droom over ‘de injectie van Irma’. Ruim vier jaar later kende Freud in Die Traumdeutung deze droom een bijzonder belang toe en gebruikte hij hem als voorbeeld voor zijn theorie dat dromen de vervulling zijn van wensen. Deze droom, zo redeneerde Freud, kon op zijn beurt ‘ontcijferd’ worden door de processen van ‘verdichting’, ‘verschuiving’ en ‘droomweergave’.

Freud stelde voorts in zijn indrukwekkende loopbaan onder meer dat het zogenaamde Oedipuscomplex het ‘kerncomplex’ is van de neurosen. Hij zag het als keerpunt in de ontwikkelingsgeschiedenis van het kind, als middel om onderscheid te kunnen maken tussen mannelijke en vrouwelijke seksuele rijpwording, en in Totum und Tabu stelt hij zelfs dat het het diepste motief is voor de grondlegging van de beschaving en de vorming van het geweten. In de jaren die volgden hield Freud zich onder andere bezig met het therapeutische proces van de ‘vrije associatie’, de overdracht, schreef hij over zijn beroemde praktijkgevallen, Dora, de Wolvenman en theoretiseerde hij over de twee driften die het menselijk organisme sturen: de doodsdrift Thanatos en Eros, de driftenergie.

Gestorven in het harnas

Freud vluchtte uit nazi-Oostenrijk naar Londen in 1938 met hulp van zijn vriendin en patiënte prinses Marie Bonaparte. Hij rookte zijn leven lang sigaren, vaak een doos per dag. Of dit ervoor gezorgd heeft dat hij mondkanker kreeg is nog maar de vraag, maar hij worstelde lang met deze ziekte en stierf uiteindelijk na een lang ziekbed met behulp van een overdosis morfine in de nacht van 22 september 1939. Freud heeft tijdens en na zijn leven veel kritiek te verduren gekregen. Sommige kritiek is terecht, maar het kan niet ontkend worden dat hij de belangrijkste grondlegger is van een topologie van de psyche zoals we die vandaag de dag kennen. Zijn invloed is in bijna elke tak van de wetenschap doorgedrongen.

Gedegen, maar wat saai

Peter Gay schetst een alomvattend beeld van Freuds leven en werk. Het is een bewonderenswaardige onderneming om uit de hoeveelheid informatie rond deze persoon een coherent werk te scheppen. Het is tevens een riskante onderneming, omdat er aan zo veel verschillende visies en meningen recht gedaan moet worden. Gay’s biografie is zeer politiek correct, hij plaatst zichzelf zoveel mogelijk in het midden van de discussie en belicht de zaken vanuit meerdere perspectieven. Gay gaat niet op de loop met zijn eigen theorieën en meningen, hij blijft zijn informatie gedegen onderbouwen. Aan de ene kant is dit heel prettig, want de biografie verliest nooit zijn benodigde objectiviteit. Aan de andere kant blijft het gespeend van enig risico: van een nieuwe kijk op de psychische persoonlijkheid die Freud zelf was. Het lijkt wel alsof niemand zich durft te wagen aan een boude analyse van de man die de psychoanalyse ontwikkeld heeft. Niemand durft nog te zeggen: “wat was het eigenlijk een vreemde man”. ‘Geniaal’, dat dan weer wel.

Zie ook in deze reeks: Barry Miles, Charles Bukowski, Karel Wasch, Jack Kerouac, Wim Hazeu, Vestdijk: een biografie, Menno Schenke, Vaan: het bewogen bestaan van C.B. Vaandrager en Rüdiger Safranski, Friedrich Schiller of de uitvinding van het Duitse idealisme.

Muziek / Album

Paulusma is er nog niet helemaal

recensie: Paulusma - Here we are

Toen Daryll-Ann ruim een jaar geleden uit elkaar viel was het even afwachten wat de twee songwriters zouden gaan doen. Inmiddels heeft gitarist Anne Soldaat een nieuwe band geformeerd, Do-The-Undo en het eerste product van de solocarrière van zanger Jelle Paulusma ligt inmiddels in de schappen: Here we are luidt de zelfverzekerde titel.

Foto: Hulya Kilicaslan
Foto: Hulya Kilicaslan

Met Daryll-Ann ging het al eerder bijna fout toen zanger Paulusma solitair begon te werken aan Trailer Tales (2002) om pas in een later stadium zijn band erbij te halen, die zich daardoor gepasseerd voelde. Here we are heeft logischerwijs het meeste weg van dat ingetogen album. Paulusma geeft op zijn website de volgende, slecht geformuleerde, reden voor de breuk:

“Tiring of the band’s constant need for nurturing, guidance, and the internal dynamics that forced him to expend far too much energy on driving the band forward, he’s decided that the long strange trip (apologies to all deadheads) of ups and downs, band feuds, great gigs and shit gigs, and, most of all, the great fans and friends had come to an end. Rest in peace Daryll Ann.”

Maandagochtend-popmuziek

Kort gezegd: Paulusma had helemaal gehad. Hij verliet het vertrouwde Excelsior-label en bracht zijn nieuwste plaat bij Munich Records onder. Nu schept een nieuwe start wel verwachtingen, met deze woorden. En dan hoop je erop een Lennon-achtige teleurstelling in goud te zien veranderen – “I don’t believe in Beatles” en “The dream is over”, zo zong Lennon op zijn eerste album nadat de Beatles uit elkaar vielen. In plaats van met modder te gooien slaat Paulusma echter verder het pad in waar hij met Daryll-Ann het patent op had. Hoewel hij de muziek zelf typeert als “singer-songwriter, Westcoastpop en neo-psychedelica” zijn dat wellicht wat teveel woorden voor de maandagochtend-popmuziek die niet echt verontrust, niet ontroert, maar vooral lekker klinkt.

Electronica

Dat Paulusma soms wel kan verontrusten bewijst het hectische en opgejaagde No Time to Waste waarmee de plaat opent. Zodra de drums aan het eind van het nummer invallen dan weet je dat het menens is. “Don’t bother me no more” zingt Paulusma door een stemvervormer. Helaas daalt hij vervolgens weer af naar het door hem uitgemolken genre van het liefdesliedje, zoals Trust U Love Me, waarin hij vrijwel de gehele plaat blijft hangen. Uitzonderingen zoals het titelnummer en Point of no Return daargelaten.

Muzikaal klinkt het voor de rest allemaal prachtig. Paulusma heeft een interesse voor electronische muziek overgehouden aan zijn laatste project Clashing Ego’s, dance-muziek waar hij de vocalen voor inzong. Ditmaal neemt hij zelf het merendeel van de instrumenten voor zijn rekening. Op Here we are is de electronica vrij onopvallend aanwezig, maar creëert ze ongemerkt wel een intieme sfeer waar Paulusma hopelijk op verder kan bouwen, op zoek naar een meer eigen geluid.

Film / Films

Luchtige komedie

recensie: Fun with Dick and Jane

.

~

Wanneer Dick Harper (Jim Carrey) gepromoveerd wordt tot hoofd communicatie bij het bedrijf Globodyne, zijn hij en zijn vrouw Jane (Téa Leoni) door het dolle heen. Eindelijk hoeven ze zich geen zorgen meer te maken over geld en kan Jane stoppen met werken om thuis te moederen over zoontje Billy. Helaas blijkt dit toekomstbeeld al snel een illusie, want de volgende dag gaat Globodyne op verdachte wijze failliet. Aangezien Jane haar baan al heeft opgezegd, staan de Harpers er beroerd voor. De eerste maanden kunnen ze nog redelijk in hun behoeften voorzien, maar wanneer het water hun echt aan de lippen staat, lijkt het criminele pad onvermijdelijk.

Jim Carrey

Als je het origineel uit 1977 met George Segal en Jane Fonda niet kent, denk je bij zo’n titel toch snel aan een hopeloos flauwe komedie. Als je dan ook nog hoort dat Jim Carrey de hoofdrol speelt, verwacht je hoogstwaarschijnlijk niet veel meer dan een lange aaneenschakeling van hysterisch gebekkentrek en slapstick-achtige situaties. Te beweren dat hier sprake is van het tegendeel is onjuist. Vanzelfsprekend is Dick Harper een neuroot en natuurlijk zie je hem af en toe aan een plafond of uit een auto vol met graszoden hangen. Maar in vergelijking met films als The Mask en Ace Ventura, houdt Carrey zich hier behoorlijk in. Zijn lollige gedrag is dan ook niet de kapstok waaraan de film wordt opgehangen. Met andere woorden: ook voor Carrey-haters kan de film zeer vermakelijk zijn.

Douchen onder sprinkler

~

Het vermaak van deze film zit hem niet in doldwaze grappen, maar in de originaliteit van de situaties. Zoals de scène waarin het hele gezin – om geld te besparen – met zijn drieeën gaat douchen onder de tuinsprinkler van de buren. Of die waarin ze een soort van smartshop beroven die volledig verlicht wordt door blacklight (wat er erg geestig uitziet). De scène waarin Jane als proefdier een botox-behandeling ondergaat, is echter hilarisch. Met haar droogkomische acteerspel vormt Téa Leoni de perfecte tegenpool van Carrey. De hele film lang blijft ze als Jane sterk. Ook Alec Baldwin en Richard Jenkins (Nathaniel Fischer uit Six Feet Under) zijn goed als directeur Jack McCallister en dronkenlap Frank Bascombe.

Enron-schandaal

Interessant gegeven is dat het failissementsverhaal uit de film gebaseerd is op het Enron-schandaal uit 2001 dat talloze Amerikanen financieel aan de grond deed belanden (hierover verschijnt volgende maand ook de documentaire Enron: The Smartest Guys in the Room). Hiermee halen de makers flink uit naar het Amerikaanse bedrijfsleven, waar directeuren geregeld genadeloze trucs uithalen om zichzelf te verrijken. Ondanks dit blijft Fun With Dick and Jane gewoon een luchtige komedie, die tot het (vernuftige) einde blijft amuseren.

Film / Films

Jazzmop

recensie: The Aristocrats

Eens in de zoveel tijd komt er een film langs die totaal anders is dan wat er tot dan toe geproduceerd werd. En het loont de moeite dergelijke projecten altijd het voordeel van de twijfel te geven.

Eddie Izzard
Eddie Izzard

De opzet van The Aristocrats is gemakkelijk te omschrijven: honderd komieken (waaronder Gilbert Gottfried, Drew Carey, Billy Connoly en Robin Williams) vertellen hun versie van een mop die stamt uit de hoogtijdagen van de Amerikaanse vaudeville. Zo gezegd lijkt het een concept dat onmogelijk kan werken, het tegendeel is echter waar. De crux is namelijk dat de mop, getiteld ‘Aristocrats’, een inside joke is die de stand-up comedians aan elkaar vertellen en niet hun publiek. De mop zelf is even flauw als ingenieus. Hij bestaat uit een paar vaste ingrediënten die altijd terugkeren; voor de rest is het variëren op een thema. Dit geschiedt op dezelfde wijze als jazzmuzikanten die een jazz-standard vertolken. Het gaat dan niet meer om een specifiek nummer maar om de muzikant. Juist hierdoor krijgt de kijker een unieke kans om allerlei komieken met elkaar te vergelijken.

Al snel wordt trouwens duidelijk waarom ze deze mop voor hun publiek verborgen houden. Elke denkbare (en ondenkbare) vorm van seksuele perversiteit wordt op groteske wijze verwoord. De Sade zelf zou nog een puntje kunnen zuigen aan de manier waarop sodomie, necrofilie, incest, bestialiteit en sado-masochisme aaneengeregen worden door komieken die elkaar proberen te overtreffen.

Niet eenvoudig

Dit soort humor werkt polariserend: je lacht erom of niet (en als je erom lacht, lach je hard). Het is dan ook niet verwonderlijk dat AMC Theaters, de op één na grootste bioscoopketen in Amerika, heeft geweigerd de film te vertonen. Als je echter over de perverse drempel stapt, blijkt dat de film niet alleen ontzettend grappig is maar dat er tegelijkertijd een analyse van humor gegeven wordt. Een proces dat doorgaans de dood van de mop betekent – op het moment dat je de clou uitlegt vermoord je immers de grap. De oplettende kijker zal daarom al snel doorhebben dat het geen eenvoudige opsomming is van allerlei ranzigheden, maar een humoristisch kijkje in de keuken van de clown.

Regisseur Paul Provenza & Penn Jillette
Regisseur Paul Provenza & Penn Jillette

Een clown die in zijn element is, want de komieken zijn hier op hun best. We zien ze achter de coulissen, in het café of in een hotelkamer, waar ze – niet gehinderd door ook maar enige vorm van censuur – hun beste ten gehore geven. Dat levert verrassende momenten op. Vooral Bob Saget (jawel, die helemaal niet grappige presentator van America’s Funniest Home Video’s) verbaast doordat hij niet alleen wel degelijk grappig kan zijn, maar ook nog eens de meest extreme van alle variaties weet te vertellen. De vrouwen komen er een beetje bekaaid af maar dat komt mede doordat ze een minderheid uitmaken van de stand-up comedians. Dat neemt niet weg dat hun bijdrage zeker niet onderdoet voor de heren. Met name Whoopy Goldberg blinkt uit met haar variaties op een voorhuidje. Toegegeven, niet al het materiaal is even grappig en Eric Idle had beter thuis kunnen blijven. Anderhalf uur is ook iets te lang, hoewel er komieken genoemd worden die in staat waren de mop tot tweeëneenhalf uur te rekken.

Muziek / Album

De soundtrack bij Alice in Wonderland

recensie: Charlie Dée - Where do girls come from

Het is fascinerend om de lancering van de Nederlandse singer-songwriter Charlie Dée te aanschouwen. Kwistig wordt er gestrooid met vergelijkingen met vrouwelijke sterren als Joni Mitchell, Carole King en Rickie Lee Jones. Vervolgens wordt haar een internationale allure aangerekend die meteen in vele besprekingen terugkeert. De muziek op haar debuutalbum Where do girls come from is echter ook meer dan de moeite waard zonder al deze heisa.

Foto: Jouk Oosterhof
Foto: Jouk Oosterhof

Inderdaad, de drie dames waarmee ze graag geassocieerd wordt, dienen als muzikaal kader. Net zoals iedere singer-songwriter die op een podium gaat staan wel kan worden teruggevoerd tot Bob Dylan of John Lennon. In het geval van Dée beneemt alle ‘name-dropping’ je echter het zicht op de muziek zelf. Alsof je al met een voorgeprogrammeerd oor bij de boxen zit. En als het voorprogramma Carole King heet, dan valt de muziek van Charlie Dee een beetje tegen. Haar platenmaatschappij dicht haar graag een internationale kwaliteit toe, maar dat is nog wat prematuur.

“Trying to find that hole”

Laten we liever kijken naar de eigenheid van haar muziek, die mij direct greep. Zelf zegt de geboren en getogen Rotterdamse over haar levensgevoel: “Alsof ik met een katapult ben weggeschoten van de zon en het hier op aarde maar een beetje zelf uit moet zoeken”. Op de beste momenten creëert de muziek dit onthechte gevoel. Zeker de nummers waarin met enige ironie op het leven gereflecteerd wordt, zoals The weather is changing:

Im staring in front of me/ I’m trying to find that hole/Alice from Wonderland jumped through it/I couldn’t do it/Couldn’t find right Mister Rabbit/To push me through it

~

Dée die dus als een machteloze kopie van Alice in Wonderland op zoek is naar de ware Mister Rabbit om samen het onbekende avontuur aan te gaan? Net zoals Alice de vinger niet achter de logica van Wonderland kan krijgen, zo dartelt Dee onbevangen maar onwetend door onze wereld. De plaat zit vol met dergelijke zinsneden en Dee parodieert wel meer de psychedelische kinderroman van Lewis Carroll.

In Hello Hello, één van de lekkerste liedjes van de plaat, zit een voortrazende onrust die zowel aanstekelijk werkt als het ongemakkelijk maakt. In de tekst wordt voortdurend gewisseld tussen het eerste- en derdepersoons-vertelperspectief, waardoor we al gedesoriënteerd haar wereld worden binnengeleid. “Did you see the sky tumble when I fell out of it?” vraagt Alice aan een onduidelijke ander (Mr. Rabbit?) en “Do you know the world’s crawling but we’re asleep on it?”.

Soms nemen de nummers wat larmoyante vormen aan. Zoals Stay, dat zwelgt in een slome geluidsmuur waar Dee meer dan nodig haar stem bovenuit torst om met een langgerekt “Stay” haar geliefde te verzoeken om te blijven. Ja, dat thema kennen we nu wel uit de muziekgeschiedenis en het is al veel mooier bezongen. Laat Charlie Dée zich maar lekker ver van de aardse liefde houden en als een onbevangen Alice door onze wereld wandelen.