Boeken / Fictie

Azuur en lazuli

recensie: Henk van Woerden - Ultramarijn

“In een speciaal daarvoor gereserveerd hok tussen twee hersenkwabjes bewaar ik mijn volgende vijf romans”, vertelde Henk van Woerden na de publicatie van zijn nieuwste roman, Ultramarijn. Het liep anders, want hij kwam te overlijden nog voor hij een van die ideeën ten uitvoer had kunnen brengen. Dat maakt Ultramarijn tot het sluitstuk van het oeuvre van Van Woerden.

Ultramarijn neemt ons mee naar het gebied rondom de Middellandse Zee, waar Joakim en zijn halfzus Aysel leven. Wanneer Aysel en Joakim uit elkaar gehaald worden, vertrekt Aysel naar Duitsland om er een eethuisje te beginnen. Ze leert er een man kennen en krijgt een dochter, Özlem. Joakim blijft achter in zijn thuisland, maar mist zijn zus. Hij legt zich toe op het leren bespelen van de luit. Het gemis blijft. Vijfenveertig jaar beslaat het boek, jaren uit het leven van Joakim, Aysel en Özlem, waaruit drie periodes verteld worden.

Blauw

Ultramarijn werd, en wordt, gewonnen uit de halfedelsteen lapis lazuli. In Italië stond de kleur bekend als Azurro Oltramarino, ‘het azuur van over zee’. Kleur kent geen barrières.

Lapis Lazuli
Lapis Lazuli

Beter dan Van Woerden zelf vertelt in zijn nawoord, kan de roman niet worden weergegeven. In het ene titelwoord, ultramarijn, ligt het hele verhaal besloten. Van Woerden heeft het relaas opgetekend dat hij zag in het diepe blauw, terwijl hij tegelijkertijd opmerkt dat “de volledige geschiedenis van blauw nog beschreven moet worden”. Evenals de kleurstof maakt een deel van zijn personages de tocht tussen Azië en Europa, maar zij zijn mensen, zodat ze, in tegenstelling tot kleuren, wel barrières ondervinden. Van Woerden heeft zelf in verschillende landen gewoond, waaronder Afrika en Griekenland. In die landen heeft de schrijver de magie van verschillende culturen ervaren, die hij nu in zijn roman verwerkt en de lezer meegeeft. In de reizen die in Ultramarijn worden gemaakt, blijkt zijn voorliefde voor niet-Europese culturen; Aysel lijkt misplaatst in het ruwe Duitsland, kwijnt er verder en verder weg. Wanneer haar dochter de reis in omgekeerde richting aflegt, bloeit Özlem juist op.

Nuances

Ultramarijn is in staat melancholie en weemoed op te roepen door het genuanceerde woordgebruik. Dat wordt alleen al duidelijk in de tinten blauw die de revue passeren, maar ook in de vele verwijzingen naar Joakims muziek, zoals wanneer zijn leermeester hem onderwijst over het luitspel:

~

Voor alles is er stilte. Tegenover stilte staat algemene herrie. Maar herrie houdt geen toonhoogte. Klank wel, een klank heeft een nauwkeurige positie. Eén bepaalde toon is de andere niet. Tonen verschillen van elkaar, zoals de geuren van bloemen van elkaar verschillen.

Wanneer Joachim de luit bespeelt, wordt steeds opnieuw verwezen naar de makam, een manier van spelen die bekend staat om zijn melodische rijkdom en de ritmische schakeringen. De makam in de luitmuziek is zoals Ultramarijn is: rijk en genuanceerd.

Verlangen

Boven alles, echter, is Ultramarijn een verhaal van verlangen. Verlangen naar een thuis, verlangen naar liefde, verlangen naar lust, verlangen naar de toekomst, verlangen naar het verleden, dat terugkomt in de betekenis van de naam van Özlem, Aysels dochter. Bij dat traag voortkabbelende verlangen past eveneens het blauw dat een lijn door het verhaal vormt, want blauw is de kleur van hoop en rust. De rustige stijl weet Van Woerden het grootste deel van het verhaal vast te houden, vreemd genoeg met korte, heldere zinnen, in plaats van met lange beschrijvingen die vaak worden gebruikt om rust te brengen.

Het is spijtig dat de ideeënwereld van zijn schrijver met deze roman ten einde is gekomen.

Theater / Voorstelling

Van moeders krijg je nooit genoeg

recensie: Moeders/Zonen/Dochters & Melanie Klein (Onafhankelijk Toneel)

Melanie Klein & Moeder/Zonen/Dochters van het Onafhankelijk Toneel is een tweeluik met als thema moeders en hun kinderen. Het contrast tussen de twee voorstellingen is groot. In Melanie Klein draait het om de wreedheid van een moeder die haar kinderen gebruikt als onderzoeksobjecten en Moeder/Zonen/Dochters laat met prachtige mise-en-scènes en lieve muziek vooral de schoonheid van de bijzondere relatie tussen moeder en kind zien.

~

Melanie Klein, hoofdpersoon uit het gelijknamige toneelstuk van Nicholas Wright, is geen beste moeder. Ze is zo egoïstisch en gemeen dat het niet echt kan zijn. Maar dat is het wel. Melanie Klein heeft namelijk echt bestaan. Ze was een briljante psychoanalytica die haar zoon en dochter gebruikte om haar omstreden methodes op uit te testen. Het stuk begint als Klein, gespeeld door Marlies Heuer, te horen krijgt dat haar zoon is overleden. In de voorstelling wordt de ware doodsoorzaak in het midden gelaten, maar er zijn verschillende aanwijzingen die duiden op zelfmoord – de enige manier om te ontsnappen aan de destructieve analyses die zijn moeder op hem los liet. Ook bij dochter en vakgenoot Melitta (José Kuijpers) heeft de rol van proefkonijn de nodige sporen achtergelaten, zij verbreekt uiteindelijk elk contact met haar moeder.

Ongegeneerde wreedheid

De voorstelling laat de confrontatie zien die aan deze breuk vooraf gaat. In een strakke en eenvoudige regie maken we kennis met een moeder en dochter die elkaar emotioneel afmaken. Paula, de assistente van Klein, is hiervan getuige; mevrouw Klein en Melitta doen geen enkele moeite zich in te houden. Zeker Klein lijkt te genieten van deze toeschouwer. Ze verontschuldigt zich zelfs tegenover Paula wanneer het gesprek met haar dochter wat saai dreigt te worden. Dit soort humoristische momenten zorgen voor wat lucht in de verder pijnlijke en grimmige voorstelling.

Schoonheid

Het Onafhankelijk Toneel brengt dit seizoen nog een voorstelling over moeders en hun kinderen, de prachtige montagevoorstelling Moeders/Zonen/Dochters. Regisseuse Mirjam Koen heeft hiermee niet overdreven. Want wat valt er veel te vertellen over de leuke en minder leuke kanten van de bijzondere relatie tussen moeder en kind. En zo dachten toneelschrijvers er meer dan honderd jaar geleden blijkbaar ook al over. De voorstelling is een feest der herkenning. Moeder/Zonen/Dochters is een combinatie van al het mooie dat theater te bieden heeft: hartverscheurende dialogen tussen moeder en zoon uit klassiekers als Hamlet (Shakespeare) en De Meeuw (Tsjechov); heerlijke muziek, prachtig gezongen door mezzosopraan Rachel Ann Morgan en knap begeleid op vleugel en klavecimbel door William Bakker; en luchtige choreografieën die in één klap het grote aantrek- en afstootspel tussen moeder en kind duidelijk maken.

Voorproefje

~

Kleine hoogtepuntjes zijn de scènes met José Kuijpers en Romana Vrede uit Thuisreis van Judith Herzberg. Het Nationale Toneel, dat het stuk voor het seizoen 2007-2008 op het repertoire heeft staan, was zo collegiaal om toestemming te geven voor dit voorproefje, een veelbelovend voorproefje welteverstaan. Van de serene uitstraling die Vrede had als Paula in Melanie Klein, is in de tweede voorstelling niets meer terug te vinden. Hysterisch en vol overtuiging speelt ze de gefrustreerde dochter die vecht voor de aandacht van haar drukbezette moeder.

Lust voor het oog

Maar niet alleen de inhoud is mooi, ook het toneelbeeld is om je vingers bij af te likken. Moeders José Kuijpers en Marlies Heuer zijn gekleed in grijze jurken in exact dezelfde tint als die van het speelvlak, de grond waarop de kinderen lopen, de basis. Heuer straalt met haar wijde jurk het echte moeder-de-gansgevoel uit. Het is dan ook niet verwonderlijk dat actrice Lizzy Timmers zich meerdere malen vastklampt aan deze moeder, alsof ze het liefst ónder de rok wil kruipen. De wolken van kinderen zijn gekleed in roomwitte kostuum, die hun kwetsbaarheid en jeugdigheid benadrukken. In tegenstelling tot de moeders hebben zij nog een hele toekomst voor zich, die hen, vaak ondanks de invloed van hun moeders, nog alle mogelijkheden van de wereld biedt.

De voorstellingen Melanie Klein en Moeder/Zonen/Dochters zijn nog tot en met 5 maart 2006 te zien. Kijk hier voor een actuele speellijst.

Theater / Voorstelling

Van hoogtepunt naar nachtkaars

recensie: Madame de Sade (Toneelgroep Amsterdam)

Beter kan een grootse schouwburgzaal een decadent boudoir niet benaderen: op het podium reiken spiegels tot in de nok, ze weerkaatsen de zaal waarvan de stoelen in deze optiek opeens hoerig rood blijken. Je ziet hoe de acteurs de zaal zien, wij kijken naar hen, en zij kijken terug. Wij zijn voyeurs in dit boudoir. Voor de spiegels staat Charlotte, de huishoudster van Markies de Sade. In een korset van glimmend rode pailletten zingt ze een jazzy nummer. Het huishouden van de markies in Madame de Sade van Toneelgroep Amsterdam is een hoerenkast, desnoods een nachtclub. En wij mogen om het hoekje gluren.

~

Met die zingende huishoudster in korset (Marieke Heebink), in een fonkelend decor, is meteen de toon gezet voor deze voorstelling. De sfeer is broeierig, decadent. IJdel, met al die weerkaatsende spiegels. De stemming is een beetje hangerig, tegen de verveling aan. Dat hangerige is aanvankelijk een mooi gegeven: de belangrijkste bezigheid van de personages is namelijk wachten. Want degene om wie alles draait is afwezig: Alphonse markies De Sade. Hij zit in het gevang vanwege zijn extreme seksuele uitspattingen, en de achtergebleven vrouwen wachten op wat er volgen gaat. Maar jammer genoeg gaat diezelfde hangerigheid uiteindelijk de keel uithangen.

Leugen

Madame de Sade van de Japanner Yukio Mishima kent alleen vrouwenrollen. De Poolse regisseur Krzysztof Warlikowski laat ze allemaal spelen door mannen, op de wulpse huishoudster na. Belangrijkste personages zijn Renée de Sade, de vrouw van Alphonse, en haar moeder, de vileine Madame de Montreuil. Renée is als onschuldig meisje met Alphonse getrouwd, en vervolgens gefascineerd geraakt door zijn overstuurde seksuele behoeftes. Zij is haar echtgenoot trouw. Haar moeder (een prachtige valse Hugo Koolschijn) zou haar het liefst van die man wegsleuren, geen leugen gaat haar te ver om de greep die De Sade op haar dochter heeft te breken.

Bourgeoisie

~

Schrijver Yukio Mishima (1925-1970) werd geroemd en verguisd om zijn weergave van over the top heftige seksuele fantasieën. Dat verklaart ook zijn fascinatie voor De Sade. Mooi in deze voorstelling is het hunkeren naar dat verbodene, dat onzegbare. De tegenstelling tussen het keurige burgerlijke Frankrijk van de achttiende eeuw en de bandeloze vrijheid van een De Sade lijkt onoverbrugbaar. Geen wonder dat al die verveelde, aan de bourgeoisie vastgeklonken vrouwen ongeduldig verlangen naar groots en meeslepend leven. Ze vermaken en kwellen elkaar door te vertellen welke heftige avonturen ze stuk voor stuk hebben beleefd met De Sade.

Dip

Helaas raakt deze voorstelling in een onomkeerbare dip nadat die decadente sfeer is neergezet. De hangerigheid verwordt tot sleur, er gebeurt steeds minder. Barry Atsma als Madame Renée de Sade gaat er zelfs maar helemaal bij liggen en zwijgt voornamelijk. Het vuurwerk verdwijnt, de handeling wordt steeds minimaler. Met de hunkering van de vrouwen verdwijnt de spanning. Je kunt je voorstellen dat ze alsnog genoegen nemen met de rest van hun leven sokken breien in hun kasteeltoren. Zonder uitspattingen, zonder groots leven, zonder De Sade. Hun leven gaat uit als een nachtkaars, net als deze voorstelling.

Madame de Sade is nog te zien tot en met 22 april 2006. Kijk hier voor een actuele speellijst.

Muziek / Album

Veelzijdiger dan debuut, maar minder hip

recensie: GEM - Escapades

Naar aanleiding van een e-mail gericht aan de programmeur van de Melkweg met je eerste optreden meteen in het voorprogramma staan van The Libertines, terwijl je op dat moment nog maar twee keer met de drummer hebt samengespeeld. Het overkwam de lefgozers van het Utrechtse GEM in juni 2003. Waar dat optreden voor The Libertines het begin van het einde betekende – het was één van de eerste keren dat notoir junkie/zanger Pete Doherty niet op zou komen dagen – stond GEM volgens degenen die er bij waren aan de vooravond van een mooie carrière. Nog voor het einde van het jaar tekenden de vijf jonge knapen een contract bij het Excelsior label, dat met onder ander zZz en GEM de laatste jaren steeds meer ballen lijkt te krijgen.

~

Krap een half jaar later verscheen het door Frans Hagenaars geproduceerde debuutalbum Tell Me What’s New, een album dat voor het verenigde popjournaille aanleiding was om GEM, niet geheel ten onrechte, af te schilderen als de Nederlandse Strokes. Dat zat hem dan voornamelijk in het rauwe, schurende stemgeluid van zanger Maurits Westerik en de rammelende, up-tempo jaren zeventig-garagerock die net als bij The Strokes (en The Libertines) wees in de richting van The Buzzcocks, The Clash, The Jam en The Rolling Stones. Wellicht niet bijster origineel – dat hadden ze zelf ook wel in de gaten – maar je kunt je afvragen hoeveel waarde aan originaliteit moet worden toegekend en of origineel zijn tegenwoordig nog mogelijk is (en of het Nederlandse publiek daar op zit te wachten). Vooral live bleek GEM een aanwinst, met de immer goedgeklede Maurits Westerik in de rol van rasentertainer. Eindelijk weer eens iemand die begrijpt dat pop staat voor vermaak! Het leverde GEM inmiddels voorprogramma’s op voor hippe bands als Mando Diao, The Von Bondies en Eastern Lane en bracht ze met een Essent Award op zak naar festivals als Lowlands, Metropolis, Noorderslag/Eurosonic en The Music In My Head.

Het rauwe randje lijkt verdwenen

Escapades werd net als zijn voorganger geproduceerd door Frans Hagenaars, die daarvoor de hulp inriep van voormalig Daryll-Ann gitarist Anne Soldaat (tegenwoordig Do-The-Undo). De goede verstaander zal daaruit al kunnen opmaken dat GEM met Escapades helemaal de popkant op gaat, iets wat niet iedereen zal kunnen waarderen. Het rauwe randje van Tell Me What’s New lijkt zo goed als verdwenen.
Over de eerste single Good To Know You – de tune van een Randstad reclame – is al het nodige gezegd. GEM zou door zich te verbinden aan Randstad expliciet kiezen voor ‘het grote geld’, iets wat ze niet door iedereen in dank werd afgenomen. Bovendien werd Good To Know You niet door de band zelf geschreven, maar door het Haagse duo Justin Billinger (ex-Doc Aerobics Lobo Probe) en Michiel Marsman die eerder muziek componeerden voor commercials van onder andere Snickers, Heineken, de BBC en de Belastingdienst.

Sterke indruk

Hoe het ook zij, ondertussen scoort GEM met het übercatchy Good To Know You wel mooi hun eerste top 20-hit! Daar kunnen die critici een aardig puntje aan zuigen! Ook de rest van het album maakt een sterke indruk. In krap veertig minuten komt minstens een handvol potentiële singles voorbij, zoals de pure rock-‘n-roll-song The Subterranean Parade, die eerder verscheen als splitsingle met de bevriende Haagse garagerockers van Spider Rico en het drieluik Move on (met Stereophonics-invloed), Fight on en Turn it on.

Wat Escapades vooral onderscheidt ten opzichte van Tell Me What’s New is haar veelzijdigheid, ondermeer veroorzaakt door het gebruik van koortjes (Go!), orgel (Fight on, Talk Talk Talk) en meer dynamiek. In vergelijking met het rauwe Tell Me What’s New klinkt het zomerse Escapades in eerste instantie iets minder urgent. Waar Tell Me What’s New echter nadrukkelijk leunt op de sound van hippe jonge bands als The Strokes en The Libertines en oudjes als The Clash en The Jam, is GEM er ditmaal wel in geslaagd los te komen van het geluid van haar inspirators.

Film / Films

Een prachtige film over
het leven in schaduw en licht

recensie: Zielen van Napels

Zielen van Napels is een nieuw hoogtepunt in het oeuvre van documentairemaker Vincent Monnikendam. De film biedt een prachtig caleidoscopisch beeld van het leven van bewoners uit verschillende sociale lagen van Napels. Met behulp van zijn cameraman Melle van Essen heeft Monnikendam de stad in beeld gebracht vanuit het perspectief van de barmhartigheid. Van zigeuners aan de rand van de stad tot de hoogste adel tekent de Italiaanse stad zich hierbij af met enorme contrasten tussen donker en licht.

Detail van <i>Zeven werken van Barmhartigheid</i>
Detail van Zeven werken van Barmhartigheid

Vincent Monnikendam heeft lange tijd als televisie- en documentairemaker gewerkt voor de NOS en NPS. De filmmaker zegt zelf het liefst ‘research documentaires’ te maken, een vorm van documentairemaken waar aan de opnames maandenlang onderzoekswerk voorafgaat. Hij identificeert zich daarbij altijd in hoge mate met zijn onderwerpen. Voor de film De Illegalen (over de illegale immigranten in de Nederlandse kassentuinbouw) leefde hij maandenlang tussen de hoofdpersonen uit zijn film. Door zo diep door te dringen in de voor veel mensen verborgen levens van anderen, kan Monnikendam naar eigen zeggen “groepen representeren die zichzelf niet kunnen representeren.” Omdat deze manier van werken zeer kostbaar is, werkt Vincent Monnikendam sinds 1995 onafhankelijk. Sindsdien zijn twee grote projecten tot stand gekomen, allereerst Moeder Dao, de schildpadgelijkende (1995). In deze film, samengesteld uit fragmenten van documentaires en propagandafilms uit Nederlands-Indië, worden de levens van de onderdrukte Javaanse bevolking en de koloniale heersers op poëtische wijze in elkaar verweven. Hetzelfde doet Monnikendam tien jaar later in zijn tweede grote zelfstandige productie, Zielen van Napels.

Chiaroscuro

~

De regisseur heeft zich bij het maken van de documentaire laten inspireren door het schilderij Zeven werken van Barmhartigheid, dat Michelangelo Merisi da Caravaggio in 1606 schilderde – het jaar waarin hij Rome was ontvlucht omdat hij vanwege ruzie over een uitslag zijn tennistegenstander had vermoord. De dramatische gebeurtenissen uit zijn leven reflecteren in de enorme contrasten tussen licht en donker die hij in zijn latere werk aanbrengt, de chiaroscuro. Vincent van Monnikendam is in Napels op zoek gegaan naar vergelijkbare contrasten. Het licht vindt hij bij de barmhartige werken van de organisatie waar Caravaggio vierhonderd jaar eerder zijn altaarstuk voor schilderde. Door middel van een systeem van particuliere giften onderhoudt de Napolitaanse adel een gedeelte van de arme bevolking. Het donker vindt de filmmaker in dezelfde ruige volkswijken als waar Caravaggio – tevens berucht als nachtbraker – de inspiratie vond voor de vele karakteristieke volkse koppen die zijn schilderijen bevolken. Zielen van Napels is opgebouwd vanuit deze achtergrond, er is geen sprake van één verhaal met verschillende terugkerende personages. In plaats daarvan meandert de film van de ene korte levensimpressie naar de andere.

Dramatische schoonheid

~

Monnikendam is er hierbij voortreffelijk in geslaagd verhalen te vinden die de rauwe armoede en de buitengewone rijkdom van de verschillende Napolitanen goed in beeld brengen. De korte schetsen van de levens van de onderklasse zijn in hun troosteloosheid schitterend in beeld gebracht. Een vrouw sleept zich, gebukt onder haar vele levensjaren, door de nauwe straatjes van de stad; een oude ballonnenverkoper sloft door dezelfde straten en kijkt daarbij met wezenloze blikken in de lens van de camera. De mooiste beelden maakte Monnikendam van de echte verschoppelingen van de stad, zigeuners die aan de rand van de stad leven in een vervallen flatgebouw. Monnikendam beperkt zich in zijn interviews vaak tot een absoluut minimum. Sommige critici zien hier vermoedens bevestigd dat de regisseur zich in deze film aan zijn onderwerp vertild heeft, hij zou niet in staat zijn geweest om dieper in de levens van zijn hoofdpersonen door te dringen. Het lijkt me echter aannemelijker dat Monnikendam het doelbewust bij het schetsen van een situatie heeft gehouden, de tragische schoonheid van de mensen spreekt voldoende voor zichzelf om zonder woorden aandacht te vragen voor het sociale drama achter de gezichten van zijn zielen van Napels.

Boeken / Non-fictie

Het geluk zit in heel dikke boeken

recensie: Darrin M. McMahon – Geluk, een geschiedenis

De Amerikaanse hoogleraar Europese geschiedenis Darrin M. McMahon heeft het zich niet makkelijk gemaakt. Geluk is de leidraad in zijn overzicht van de westerse filosofiegeschiedenis. Dat lijkt aardig en voldoende denkers hebben zich over het onderwerp uitgelaten, maar wat meteen al ontbreekt is een definitie. Desalniettemin of juist door die ongrijpbaarheid werd het een meeslepend epos.

De titel dekt de lading niet helemaal, want Geluk, een geschiedenis beperkt zich tot de westerse wijsbegeerte. Boeddhisme bijvoorbeeld ontbreekt vrijwel geheel, alleen als het over Schopenhauer gaat komt het even voorbij. Het Christendom is ruim vertegenwoordigd, maar over de islam of onze hindoevrienden horen we niets. Dat is niet de enige beperking die McMahon zichzelf heeft opgelegd. In het grootste deel van zijn betoog komt geen gewoon mens voor en gaat het alleen maar over de filosofen en hun bizarre constructies.

Geluk..?

Darrin M. McMahon
Darrin M. McMahon

Het is dan ook meer een geschiedenis van de filosofie, aan de hand van een lastig vatbaar begrip. Geluk is net zoiets als gezelligheid: iedereen heeft vaag wel een idee van wat het zou moeten zijn, maar hoe dat dan precies moet worden ingevuld weet niemand. Dat begint al bij de oude Grieken en Romeinen, die er ook niet echt goed raad mee wisten. McMahon toont weer eens aan dat hun gedachtegoed ten grondslag ligt aan het paulinistische denken dat onze streken eeuwenlang in zijn greep heeft gehouden. Hier staat niet het geluk centraal, maar zijn tegenhanger: het lijden. Geluk is dan het vermijden van lijden, of liever nog het verdragen dat we van Epicurus leerden, of zelfs de glorificatie van het leed, zoals dat op Golgotha zijn macabere hoogtepunt beleefde. In die visie lijdt de mens nu eenmaal, niets aan te doen, dus is het uitzitten geblazen. In de vergaande perversie die de kerk van Rome daar weer van bakte zoekt de sterveling juist het lijden op, in de hoop op een hemelse beloning, wat weer zijn verdere doorwerking vindt in de moslimwereld.

Honderden jaren was de belangrijkste taak van de filosofen in de westerse wereld het rechtpraten van dit misantrope mensbeeld, tot de scheuren in de zeventiende eeuw te wijd werden en het gebouw krakend en steunend verzakte en in een bouwval veranderde. Daarmee bleef echter het probleem, dat we nog steeds niet wisten hoe dat moest met het geluk. Dat genot geen duurzaam geluk opleverde was iedereen die ooit aan de boemel was geweest zo langzamerhand wel duidelijk, het zoeken was nu naar werkbare alternatieven.

Recht op geluk

In de Verlichting kwam de gedachte op dat je geluk kon afdwingen, dat je recht had op geluk – zoals Ben Franklin in de Amerikaanse Onafhankelijkheidsverklaring schreef – en het zelfs aan anderen kon opleggen. Vooral de experimenten in die laatste variant deden het streven naar geluk geen goed, al duurde het nog erg lang tot dat ook was doorgedrongen tot grote delen van de Europese bevolking. Onze eigen Hans Achterhuis schreef daar een zeer behartenswaardig boek over.

Inmiddels weten we dat geluk – of welbevinden of hoe je het maar noemen wilt – tussen de oren zit. De enige filosofische vraag die we in dit kader nog kunnen stellen, is of Brave New World echt een dystopie is – maar daarover een andere keer graag meer.

Eigengereide selectie

~

Het schrijven over een zo enorm uitgestrekt onderwerp is in wezen ondoenlijk, niemand heeft alles gelezen en overdacht, zelfs McMahon niet. Voor zijn bespreking van Marx putte hij uit een compilatie, van andere denkers over geluk heeft hij nooit gehoord, met als voornaamste afwezigen de pragmatici – wat op zich merkwaardig is, voor een Amerikaan. De twintigste eeuw komt er filosofisch toch al bijzonder bekaaid af, voor McMahon houdt het met Nietzsche wel zo ongeveer op, geen spoor van postmodernen of een specialist als Onfray.

Het aardige van zijn enigszins eigengereide keuze is toch wel dat – anders dan in algemene overzichten – enkele vaste waarden grotendeels ontbreken. Van de antieken is iedereen wel zo ongeveer present – al missen we hier weer Diogenes, die toch zeker een aantal interessante uitspraken op het besproken gebied heeft gedaan. Opvallender zijn de bijrollen voor onverwoestbare grootheden als Kant, Kierkegaard en Pascal, die toch ook wel het één en ander hebben bepeinsd over geluk in al zijn vermeende verschijningsvormen.

Pillen

Vlak voordat we de moderne tijd betreden vat McMahon nog even handig de voorgaande ruim vierhonderd bladzijden samen:

De sublimatie van Eros in intellectueel streven bij Socrates en Plato, de ascetische zelfbeheersing die Epicurus en de stoïcijnen voorstonden, Augustinus’ geluk van de hoop, Rousseaus aanprijzing van vrijwillige afzondering op zijn gezegende eiland, Marx’ revolutionaire droom van het herscheppen van de wereld, de romantische zoektocht naar liefde, Schopenhauers aanbeveling van de illusie van de kunst, het hedonisme van Sade en La Mettrie, de door drugs veroorzaakte euforieën van Baudelaire en De Quincey, de verfijnde deugden van de arbeid zoals door Weber, Smith en Marx gepropageerd (…)

De afgelopen eeuw raffelt McMahon vervolgens in een handvol bladzijden af, maar daarin zit wel de crux van het verhaal – ook al trekt hij daar zelf de verkeerde conclusie uit. Het enige wat we daadwerkelijk over geluk kunnen zeggen, is dat het subjectief is. Aan de hand van een grafiek poogt McMahon aan te tonen dat er geen correlatie is tussen subjectief bevonden welzijn en bruto nationaal produkt, terwijl iedereen in één oogopslag dat verband juist wel ziet. Een kwestie van interpretatie, maar niet onbelangrijk. McMahon ziet de zaken in zijn eigen subjectiviteit veel somberder dan ze zijn. Moderne medicijnen hebben de lijders aan depressie al veel verlichting geschonken en daarmee het percentage geluk in de wereld verhoogd. McMahon maakt zich nu zorgen over het feit dat bijvoorbeeld Prozac ook wordt gebruikt door mensen die zich gewoon wat beter willen voelen, zonder klinische aanleiding. Maar als geluk subjectief is, kan niemand de Emma Brunts van deze wereld hun medicijnenconsumptie verwijten. Zij zijn immers de enigen die over hun eigen staat van geluk kunnen oordelen. Waarmee we terug zijn bij de vraag of Huxley’s John een held is of een atavisme, en we concluderend mogen vaststellen dat McMahon een boeiend verhaal heeft verteld dat ook nog aanspoort tot nadenken. Niet dat je daar nou zoveel gelukkiger van wordt, maar het doodt de tijd en meer mag je op de lange duur eigenlijk niet verwachten. Meer dan een onbetekenend stofje in een onverschillig heelal zijn we toch niet en houdt onze sterfelijke schil er mee op, dan rest niets anders dan het eeuwige niets.

Boeken / Non-fictie

Beste Ebru,

recensie: Ebru Umar - Geen talent voor de liefde

Beste Ebru, geachte mevrouw Umar,

Allereerst: gefeliciteerd met je nieuwe boek. Het mag gezien worden; het ding is bijna twee maal zo dik als je debuut Burka & Blahniks, dat is mooi. En de twee oranje boeken staan goed naast elkaar in de kast. Ook dat is mooi, wat mij betreft. Maar we delen dan ook de voorliefde voor de kleur oranje.

Ik hoorde hier en daar al dat je een moeilijke tijd achter de rug had, na de moord op Theo van Gogh. Maar uit je dagboekaantekeningen uit Geen talent voor de liefde begrijp ik dat je er nu eindelijk weer bovenop bent. Ook dat lijken me de felicitaties wel waard. Ik ben blij te horen dat het goed met je gaat.

Goed, tot zover de aardige woorden. Want hoewel het me pijn doet, valt er verder weinig vriendelijks te zeggen over je nieuwste boek. Ja, ik heb het in een noodvaart uitgelezen, dat wel. Met geboeide ergernis sloeg ik de pagina’s in hoog tempo om. En nu het uit is, vraag ik me slechts af: was het nodig? Uiteraard, je dure verbouwingen en winkelvakanties moesten betaald worden. En sinds je door je werkgever aan de dijk bent gezet, nam je liquiditeit zienderogen af. In Geen talent voor de liefde beschrijf je zelfs hoe je als volwassen vrouw bij je ouders moest aankloppen voor een nieuwe iPod. Dat is niet leuk, voor niemand. Dus uit financieel oogpunt was het misschien wel nodig, een nieuw boek – dat evenals Burka & Blahniks gebaseerd is op je her en der gepubliceerde columns, alleen ditmaal doorregen met stukken dagboek.

Maar verder: wat is de noodzaak, Ebru? Je wordt zo graag serieus genomen, en vooral: je neemt jezelf zo ontzettend serieus. Je zou welhaast denken dat je de wereld wat te vertellen hebt, dat je een boodschap hebt. Maar evenals Burka & Blahniks biedt Geen talent voor de liefde niks doordachts, niks boeiends. Sterker nog: erger dan in je debuut geef je blijk van zelfoverschatting, van ondoordachtheid en van opportunisme. Dat is allemaal niet erg (echt waar, de besten onder ons hebben er last van), maar het zou zoveel leuker zijn als je eens wat meer als een waarlijk maatschappelijk betrokken columnist aan de weg timmerde.

Waarom? Niet omdat ik het zeg, want inderdaad: wie denk ik nou helemaal dat ik ben. Maar voor jezelf. Je wilt zelf meer, hogerop, bekender zijn en vooral gewaardeerd worden door de elite. Laten we je boek er even bijpakken, pagina 206, 207:

Libelle heeft me gevraagd een maatschappijkritische column te schrijven. Ik kan mijn oren niet geloven. Ik begrijp het ook niet helemaal. Waarom wil Libelle wel een wekelijkse maatschappijkritische column van me en de ‘serieuze opiniebladen’ niet?

Laat ik een poging doen het je uit te leggen, lieve Ebru. Ikzelf lees de verschillende ‘serieuze opiniebladen’ geregeld, en beschouw mezelf voor het gemak dus maar even als doelgroep. Ik moet toegeven van de Libelle minder op de hoogte te zijn, maar als de zoon van mijn afhaalchinees de Playboy weer eens uit de leesmap heeft gejat, waag ik me nog wel eens aan “Nederlands grootste en meest inspirerende vrouwenblad.” Om te beginnen: Libelle zelf geeft aan “elke week nieuwe verrassende onderwerpen” te bieden: “Modenieuws, beautytips, echte verhalen, nieuwe recepten, ideeën voor uw huis en veel meer.” Dat lijkt toch prima aan te sluiten bij wat jij schrijft. Alleen al in laatste boek komen al deze aspecten aan bod. Modenieuws: doe als Ebru, vlieg naar Turkije en laat je pakjes daar op maat maken; beautytips: doe als Ebru, laat overtollig vet wegzuigen; ideeën voor het huis: doe als Ebru, verbouw de boel voor een paar ton; echte verhalen: doe als Ebru, verwerk je rouw al taartjes etend. Alleen recepten ben ik niet tegengekomen, maar je kunt trots zijn op je score: vier van de vijf gebieden bestrijk je.

En dan zijn er dus de ‘serieuze opiniebladen’, waarin je zo graag eens een letter zou publiceren. Elsevier, die het best in jouw politieke straatje lijkt te passen, zegt met spraakmakende columnisten een meer uitgesproken kijk op de wereld te bieden. Wel, lieve Ebru, ik kan je zeggen: geen van jouw boeken heeft mijn wereldbeeld veranderd. Wel is mijn voorheen misschien nog niet zo uitgesproken mening over jou duidelijker geworden. Misschien moet ik vrienden die jou leeg, oppervlakkig en niet interessant vonden gelijk gaan geven. Misschien ben je nu eenmaal liever oppervlakkig dan diepgravend. Fijn, vooral zo houden, als dat jou gelukkig maakt. Maar dan ook geen gezeur meer als alleen de Libelle en de Metro jouw stukjes op geregelde basis willen hebben. Je zei het zelf, tijdens de presentatie van je eerste boek: “Ik ben er van overtuigd dat iedere columnist het podium krijgt dat hij verdient.” Een waar woord, Ebru.

Maar, lieve Ebru, ambitieus als je bent, wil je meer. En wie weet krijg je ooit ook meer – ik geloof er nog altijd in dat je inhoudelijk kunt zijn. Maar een positie in de serieuze media zul je moeten verdienen. Knokken, in plaats van zeuren. Je wordt niet overal afgewezen “omdat je een connectie hebt met Theo van Gogh”, zoals je jezelf voorhoudt, maar omdat je niet interessant genoeg bent. Ja, ik weet het, het komt hard aan, haal dus even diep adem en neem nog maar een cakeje. Dan kun je er vast weer tegen.

En als ik je – nu ik toch bezig ben – nog een advies mag geven, lieve Ebru: kom nu eindelijk eens met overtuigende argumenten tegen Ayaan. Je voert nu al bijna anderhalf jaar een kruistocht tegen haar, en je hebt nog altijd geen medestanders voor je strijd kunnen vinden. Laat staan dat je haar hebt kunnen losweken uit de VVD, zoals jij zo graag wilt. Zelfs op internet, waar altijd wel iemand in is voor een schreeuwerig relletje, heb je in die tijd niks los weten te maken op dat gebied. Ik begrijp je afkeer van haar wel; jullie karakters lijken gewoon te veel op elkaar. Je schrijft in je open brief aan haar:

Jouw minachting voor iedereen die een andere mening is toegedaan dan de jouwe is net zo groot als de minachting van orthodoxe moslims voor andersdenkenden. […] Jij staat helemaal niet open voor discussie. Sterker nog: wanneer heb jij voor het laatst gediscussieerd? Jij praat alleen maar, jij luistert naar niemand en hoort het liefst je eigen stem.

Die regels, lieve Ebru, zouden zo op jou kunnen slaan. Of je nu op de radio bent, op televisie verschijnt of je columns schrijft, alles wat je doet is met hard schreeuwen je eigen mening verkondigen. En vooral als je geëmotioneerd raakt, waar klaarblijkelijk weinig voor nodig is, barst je uit in een hysterisch geschreeuw waar geen touw aan vast is te knopen. Daar wordt niemand gelukkig van, Ebru. Ja, je had je grote vriend Theo van Gogh, die je door dik en dun steunde. Maar hij las je columns dan ook nooit, en bekeek je televisieoptredens niet. Dan is het makkelijk steun verlenen, niet waar?

Maak nu eens een keuze, Ebru. Wil je een Libelle-schrijfster zijn? Kies daar dan ook voor, en richt je volledig op je meisjesvriendschappen en je vakanties. Maar wil je de serieuze media voor je winnen, verdiep je dan eens wat meer, en zoek dan vooral ook een serieuze uitgever, met een kritische redacteur die je boeken beter wil en kan maken. Archipel, die je eerste twee boeken in de markt zette, is immers “dé uitgeverij […] voor vrouwelijke lezers voor wie ontspanning, emotie en herkenning bij het lezen voorop staan.” Vertel mij eens: wat moet een maatschappelijk betrokken schrijfster daar, Ebru?

Met vriendelijke groet,

Jan Auke Brink – een lezer.

8WEEKLY

Uit het depot…?

Artikel: Centraal Museum veilt deel van collectie

.

Ontzamelen

Uit het depot, Centraal Museum, Utrecht
Uit het depot, Centraal Museum, Utrecht

MuseumgoudA, te Gouda, is het Centraal Museum al voorgegaan. Afgelopen zomer organiseerden directeur Ranti Tjan en zijn staf onder de titel Gouden bergen een tentoonstelling waarbij 3.000 van de 36.000 voorwerpen uit de collecties van het Catharina Gasthuis en De Moriaan te koop werden aangeboden. Het afstoten is de laatste fase in een – naar eigen zeggen – zorgvuldig en langdurig proces van onderzoek en selectie dat resulteerde in een collectieplan. Het Instituut Collectie Nederland (ICN) kreeg de taak om een standaardprocedure te ontwikkelen voor selectie en afstoting van museale objecten. MuseumgoudA is het eerste museum dat gebruik maakte van de door het ICN opgestelde gedragscode. Hierin wordt afstoten als volgt gedefinieerd: ‘het fysieke en administratieve verwijderen van objecten uit de collectie waarbij het eigendom wordt opgegeven’. Overigens is ontzamelen of opschonen mijns inziens een wat vriendelijker term. De gedragscode heeft als uitgangspunt dat een museum zich terughoudend dient op te stellen ten opzichte van het afstoten van objecten. Als het museum zich aan de gedragscode houdt, zal deze terughoudendheid in principe gewaarborgd zijn. Na MuseumgoudA en het Centraal Museum zullen waarschijnlijk vele andere musea volgen met het selecteren en afstoten van voorwerpen uit hun collecties.

Collectieplan

Het Centraal Museum heeft na zorgvuldig onderzoek – uitgevoerd met steun van de Mondriaan Stichting – besloten om 3% van haar collectie af te stoten, vooral uit de collectie moderne kunst. Tijdens het jarenlange onderzoek dat resulteerde in een serie bestandscatalogi, werd de collectie van het Centraal Museum doorgelicht. De objecten werden getoetst op hun relevantie voor de historie van het museum en haar verzamelgeschiedenis, en de museale waarde van de objecten op het gebied van onderzoek, presentatie, en de geschiedenis van de stad of provincie. Aan de hand hiervan werd het collectieplan aangepast. 1.400 werken bleken niet goed op hun plaats in de collectie van het Centraal Museum. Wellicht passen deze kunstwerken beter in andere musea. Collega-musea hebben dan ook de eerste keus en kunnen kosteloos werk voor hun verzameling verwerven, mits ze schriftelijk hun aankoop motiveren. Het Centraal Museum maakte – evenals MuseumgoudA – gebruik van de speciale databank van Instituut Collectie Nederland waarop kunst en erfgoed uit de eigen collectie wordt aangeboden aan andere musea.

Beuys en Basquiat

In de eerste zaal van de tentoonstelling Uit het depot wordt de bezoeker uitgebreid geïnformeerd over het zorgvuldige proces van onderzoek, collectieplan en afstoting. Het Centraal Museum legt – aan het belastingbetalende publiek – verantwoording af over de afstoting van de – met gemeenschapsgeld aangeschafte – kunstwerken, wat volgens de tekst op de wand ‘soms een pijnlijk proces’ is. In de tweede zaal worden schilderijen getoond variërend van een 17e eeuws stilleven met vruchten van een meester uit Haarlem; 17e en 19e eeuwse portretten van de Hollandse gegoede burgerij gestoken in vergulde lijsten; een Italiaans altaarstuk met Madonna met kind van omstreeks 1800; tot 19e eeuwse stadsgezichten en landschappen. De derde zaal is vooral gevuld met werk op papier waaronder veel grafiek, maar ook originelen. Zo zijn er zeefdrukken van Joseph Beuys, en litho’s en linoleumsnedes van onder meer Bretschneider en Theo van Hoytema. Ook hangt er wat fotografie, hoewel dit aanbod op twee handen te tellen is. Er staan expressieve ornamenten en allegorische figuren in gips (omstreeks 1900) van de hand van de beeldhouwer Joseph Mendes da Costa. Tussen dit moderne en hedendaagse werk is onder andere een tekening in waskrijt (Zonder titel, 1981) van Jean-Michel Basquiat te zien. De waarde hiervan wordt geschat op 25.000-30.000 euro. Het is daarmee het duurste stuk van de tentoonstelling.

Collectiemobiliteit

Nog niet zo lang geleden rustte er in Nederland een taboe op het afstoten van voorwerpen uit museumcollecties. Afstoten mocht niet van het Rijk, de eigenaar van de Rijksmusea. In 1999 riep het voornemen van Museum Boijmans Van Beuningen om het schilderij Gray, Orange on Maroon van Marc Rothko te verkopen – ten behoeve van de nieuwbouw – sterke emoties op. Onder staatssecretaris van Cultuur Aad Nuis werd er een nieuwe richting ingeslagen met de Cultuurnota 1997-2000 Pantser of ruggengraat. Nuis bepleitte selectie en afstoting om de mobiliteit van de collecties te verhogen. Zijn opvolger Rick van der Ploeg trok deze lijn door. Op dat moment – in 1999 – was van alle collecties die de gezamenlijke Nederlandse musea bezaten slechts een schamele 5% zichtbaar en een groot deel was zelfs niet geregistreerd. De depots puilden uit; de kunstwerken leidden veelal een duister bestaan. Daarnaast zijn de beheerskosten van de depots hoog. Zo huurt het Centraal Museum bijvoorbeeld extra depotruimte op een industrieterrein.

“Het is bekend dat de Doornroosjes in het depot van het ene museum, bij het andere museum kunnen gaan schitteren op zaal,” aldus Van der Ploeg. Collectiemobiliteit, toegankelijkheid en zichtbaarheid voor een zo breed mogelijk publiek werden ook zijn credo’s. Van der Ploeg deed hiervoor enkele aanbevelingen: musea zouden bijvoorbeeld meer gezamenlijke tentoonstellingen moeten maken – ook met werk uit de kerncollecties. Een mooi voorbeeld hiervan was Gogh Modern (2003). Dit samenwerkingsproject van het van Gogh Museum en het Stedelijk Museum had als onderwerp de invloed van Vincent van Gogh op de hedendaagse kunst. Ook bepleitte Van der Ploeg het inrichten van filialen van grote musea elders in het land, zoals bijvoorbeeld een filiaal van het scheepvaartmuseum bij Bataviawerf in Lelystad, of een afdeling van het natuurhistorisch museum bij het Noorderdierenpark in Emmen. Een praktijkvoorbeeld hiervan is het Rijksmuseum Amsterdam Schiphol; helaas alleen toegankelijk bij intercontinentale vluchten. Een aanbeveling van de oud-staatssecretaris, waaraan de laatste jaren gelukkig steeds meer gehoor wordt gegeven, was het verruimen van de openingstijden. Dit beleid was overigens ook al van kracht onder directeur Willem Sandberg in het naoorlogse Stedelijk Museum.

Omdat aan het selecteren en afstoten van kunstwerken allerlei praktische, juridische en ethische kwesties kleven – je mag bijvoorbeeld geen schenkingen verkopen, en je moet recht doen aan het verzamelbeleid van je voorgangers – is de eerder genoemde gedragscode van het ICN opgesteld. Door objecten langdurig in bruikleen te geven aan een museum waar ze meer op hun plek zijn, kunnen deze bezwaren worden omzeild. Op initiatief van staatssecretaris Medy van der Laan staat collectiemobiliteit nu ook op de agenda van de Europese Unie. Van der Laan streeft onder meer naar een situatie waar de Europese rijksmusea elkaar zo min mogelijk (verzekerings)kosten in rekening brengen bij het onderlinge verkeer van collecties. Zo komt het accent steeds meer te liggen op onderzoek en cultuuroverdracht en minder op cultuurbezit.

Kunstveiling

Kun jij je vinden in het beleid van selectie en afstoting van kunstwerken en zoek je nog wat leuks voor boven de bank? Kom dan op zondag 12 maart om 10.00 uur naar de kunstveiling in Utrecht waar de stukken die niet in andere museumcollecties terechtkomen, verkocht worden. Neem je legitimatiebewijs mee en niet te vergeten je portemonnee. Informatie over de kunstwerken en een indicatie van de prijzen vind je in de speciale Sotheby’s catalogus. Er zijn geen limietprijzen. De opbrengst uit de verkoop komt – conform de gedragscode – ten goede aan het aankoop- en restauratiebudget van het Centraal Museum.

4 februari – 8 maart 2006 tentoonstelling Uit het depot Centraal Museum

12 maart 11.00 uur openbare veiling Sotheby’s in Centraal Museum (10.00 uur aanwezig)

Theater / Voorstelling

Een Herfstsonate zonder piano

recensie: Herfstsonate (Hummelinck Stuurman Theaterproducties)

Na Scènes uit een Huwelijk door Toneelgroep Amsterdam werd nu ook Ingmar Bergmans film Herfstsonate door Hummelinck Stuurman Theaterproducties voor het toneel bewerkt. In een passend sober decor ontrolt zich het verhaal van een nacht waarin een moeder en een dochter de confronterende waarheid over hun gedeelde verleden onder ogen zien.

Charlotte, een wereldberoemde pianiste en vrouw van de wereld, brengt na een lange afwezigheid weer een bezoek aan haar dochter Eva. Eva reddert onvermoeibaar en opgetogen rond om het haar wereldwijze moeder naar de zin te maken in haar eenvoudige huis in de provincie. Het blijkt dat ook de zwaar gehandicapte Helena, de tweede dochter, aanwezig is; ze wordt al jaren door Eva in huis verpleegd. De vrouwen lijken er alles aan te willen doen om het verleden, waarin Charlotte haar dochters verwaarloosde, te vergeten, maar tijdens een lange onrustige nacht loopt de spanning langzaam op. Alles wat altijd werd verzwegen wordt uitgesproken en de gezinshereniging loopt uit op een harde en indringende confrontatie.

~

Knäckebrödklanken


Ik zag ooit eens een kleine hilarische Herfstsonate-persiflage van Arjan Ederveen (Charlotte) en Tosca Niterink (Eva). Bergmans drama werd oneerbiedig maar raak gereduceerd tot veel dreigende stiltes in langzaam zwart-wit geschoten, gesnotter achter de piano en zelfverzonnen knäckebrödklanken. Maar hoe komisch ook, de originele film (Höstsonaten, 1978) met de ijzersterke Ingrid Bergman als Charlotte en Liv Ullmann als Eva blijft staan als een huis, en is zelfs moeilijk te vergeten tijdens deze productie van Hummelinck en Stuurman.

Niets te veel

De film blijkt zich echter prima te lenen voor een opvoering als theaterstuk. De lange, trage shots van Bergman zijn vertaald naar een statisch, monochroom, maar inventief decor. De eenvoud, de multifunctionaliteit en het vele hout doen Zweeds aan. Alle aandacht ligt zo, geheel in de lijn van de film, bij de personages en hun interactie. Vakvrouw Linda van Dyck speelt Charlotte mooi, maar wellicht zorgt de afstandelijkheid van de rol ervoor dat er geen vuurwerk tevoorschijn komt. Camilla Siegertsz zorgt echter voor sterk tegenspel als Eva, die in het hele spectrum van zorgzaam grijs muisje naar diep gekrenkte furie overtuigt.

~

Medi Broekman weet als de zieke Helena met minieme middelen te ontroeren, en ook Alexander van Heteren doet als gelaten schoonzoon-aan-de–zijlijn niets te veel.

Piano

Opvallend genoeg is er geen piano geplaatst in het sobere decor. De mooie muziek (Bach, Bartok, Chopin en Beethoven) hoor je terwijl de actrices, op de rug gezien, met hun lichaamstaal een subtiele suggestie van vertolking geven. Het pianospel, de zuivere stem van het gevoel, krijgt hierdoor iets mysterieus en ongrijpbaars. De schoonheid van deze muziek heeft middels Charlotte’s carrière een wig gedreven tussen haar en haar dochters. En terwijl ze met haar pianospel tot het uiterste gaat in het vertolken van emoties is ze hier als moeder niet toe in staat geweest. Het is schrijnend om te zien hoe haar gehandicapte dochter, met al haar beperkingen, beter weet te communiceren dan de gevierde diva.

~

Toneel Publieksprijs


De nominatie voor de Toneel Publieksprijs die deze voorstelling ten deel viel, vind ik iets te veel eer. Het verhaal van Herfstsonate, dat vertelt over de schoonheid van de muziek, van de melancholieke herfst van het leven met zijn onverbiddelijk gedane zaken, en de schrijnende gevolgen van het gebrek aan moederliefde wordt zeker invoelbaar neergezet. Dit is een vakkundig gemaakte toneelvoorstelling zonder toeters en bellen, maar ook zonder grote verrassingen.

Herfstsonate is nog te zien tot en met 31 maart.
Voor een actuele speellijst kijk op de site van Hummelinck Stuurman.

Boeken / Fictie

Bedrieglijk boek

recensie: Hitomi Kanehara - Slangen en piercings

Slangen en Piercings is een dun boek, bijna een novelle. Het verhaal is simpel, met een beperkt aantal hoofdpersonen en weinig actie. Het lijkt een bescheiden boekje, maar schijn bedriegt. Slangen en Piercings was in Japan eerst een instant-bestseller, nu een cultklassieker en afgelopen jaar ook de winnaar van de Akutagawa-prijs, de belangrijkste Japanse literaire onderscheiding. Het is het debuut van de 21-jarige schrijfster Hitomi Kanehara.

Naast lof kreeg Kanehara ook veel kritiek. De wereld die zij schetst in haar boek is doelloos, gewelddadig en vol expliciete seks. Kanehara heeft in een interview gezegd dat ze de hopeloosheid van de jonge Japanse vrouw wilde beschrijven zoals zij die zelf gevoeld heeft. Dat lukt. De lezer maakt kennis met Louis. Ze woont bij haar vriend Ama en samen leven ze van zijn karige inkomen. Haar ouders zijn weliswaar niet overleden, zoals iedereen denkt, maar ze ‘hebben elkaar niet zoveel te zeggen’. Liefde is het niet wat Louis voor Ama voelt, maar een ziekelijke fascinatie voor zijn piercings en vooral voor zijn split tongue:

Ik bezocht de website van Ama, waar ook te zien was hoe hij zijn tong doorsneed, en bekeek het filmpje meerdere malen tot Ama er genoeg van had. Ik snapte zelf niet waarom ik hier zo opgewonden van werd. Daarna sliep ik met Ama.

Louis, tot dat moment een popperige Japanse barbie in korte jurkjes en met snoezige glimlachjes, besluit ter plekke niet alleen haar tong te laten splijten, maar daarna ook een tatoeage te laten zetten. Ama introduceert haar bij Shiba, de punker die de tattooshop runt, en creëert daarmee de dramatische driehoek waarop het boek drijft. Terwijl Ama werkt, gaat Louis naar Shiba om over haar tatoeage te praten, maar dat loopt al snel uit de hand:

Hij legde zijn handpalm in mijn hals en voelde met zijn vinger aan de slagader. Hij legde kracht in zijn greep en ik voelde zijn dunne vingers in mijn vlees boren. Op zijn arm verscheen een ader. Mijn lichaam snakte naar zuurstof en maakte af en toe stuiptrekkingen. Mijn keel begon geluiden te maken en mijn gezicht verkrampte. “Daar hou ik nou van. Dat lijdende gezicht. Ik word er geil van”.

~

Louis verliest gaandeweg alle interesse in zichzelf. In het begin spartelt ze bij haar eerste tongpiercing nog tegen. Later laat ze er met steeds kortere tussenpozen grotere piercings in zetten. Langzaam maar zeker houdt ze op met eten en de liefde van de mannen voor haar persoon slaat ze met onverschillige bevreemding gade. Kanehara’s strakke proza geeft de afstandelijkheid waarmee Louis de wereld beziet goed weer.

Krachtige aanklacht

Dit ogenschijnlijk eenvoudige boek bevat een verrassend krachtige, op literaire wijze vormgegeven, aanklacht tegen de rol van de vrouw in de huidige Japanse maatschappij. Louis voldoet, ondanks haar ogenschijnlijke rebelsheid, in wezen precies aan de wensen van de mannen in haar omgeving. Dat deze mannen undergroundfiguren zijn, doet aan haar traditionele houding niet af. Ze kan niet ontsnappen aan haar sekse. Het is Kanehara gelukt om met minimale middelen sfeer en diepte aan het verhaal te geven, waardoor de gewelddadige hopeloosheid nog lang na blijft zeuren.

Tegelijkertijd is dit ook de zwakte van het boek: de hoge literaire graad gaat ten koste van het verhaal. Meisje ontmoet jongen en laat zich uit wanhoop naar een ander leven meevoeren in een neerwaartse spiraal van lichamelijk geweld. Om de spanning gaande te houden wordt er nog een tweede jongen geïntroduceerd, evenals een paar ‘extern’ gewelddadige intermezzo’s. Door de afgevlakte vertelstijl glijden die vrijwel onopgemerkt voorbij. De zwakke spanningsboog wordt in 119 pagina’s maximaal belast.

Dit is dan ook, ondanks het dunne voorkomen en de grote witmarges, geen boek voor luilekkerlezers. Dit is een boek voor diepe denkers, die van een stevige literaire kluif houden.