Muziek / Album

Zelfhulp voor gevorderden

recensie: Neal Casal - No Wish To Reminisce

.

~

Neal Casal, die ook nog enkele platen volspeelde met zijn band Hazy Malaze, schrijft in het begeleidende persbericht bij zijn nieuwe plaat op intieme en uitgebreide wijze over zijn beweegredenen voor het maken van deze schijf. Eén ding wordt als snel duidelijk: No Wish to Reminisce moet een nieuwe start zijn, de plaat is het product van een retrospectieve periode vol onrust en ontevredenheid. “This record taps the wellspring of sadness that resides at the center of my life”. Serious business, Neal! Gekwelde geesten zijn vaak tot mooie dingen in staat, maar of dat ook geldt voor deze plaat…

Schildpadpop

Op No Wish to Reminisce staan dertien nummers. Het zijn bijna allemaal lome popliedjes. Het prima gitaarspel van Casal voedt het psychedelische jaren zeventig-sfeertje dat rond deze plaat hangt. Zijn stemgeluid is lijzig en doet vaak denken aan Rufus Wainwright. Een song als Lost Satellite zou niet op Want One of Want Two van Wainwright hebben misstaan. Toch zorgt juist dat stemgeluid, samen met de traagheid van de songs, voor een ‘ballen in je buik’-gevoel. Het is ongelofelijk zwaarmoedig, zowel qua teksten als qua muziek, binnen de kortste keren word je meegezogen in de mistroostigheid van deze troubadour. Afluisteren van deze plaat is een hele bevalling, zelfs met de intenties van elke recensent om een plaat toch meerdere malen volledig te beluisteren.

Klant is geen koning

Dat Casal zijn vak wel degelijk beheerst en ook mooie liedjes kan schrijven bewijst hij op No Wish to Reminisce met het bijna epische Grand Island en het eerder genoemde akoestische nummer Lost Satellite. Maar twee pareltjes is een veel te magere score. Voor een plaat met overwegend middelmatigheid rent geen enkele liefhebber van pop/folk naar de winkel. Het lijkt er op dat Casal deze plaat vooral voor zichzelf heeft gemaakt. Casal is hier de koning, niet de klant. Gevreesd mag worden voor een voortijdig einde van zijn carrière als Casal te lang blijft hangen in dit narcisme.

Boeken / Strip

Verdwenen tekeningen

recensie: Peter van Dongen - Rampokan schetsboek

Vorig jaar verscheen het laatste deel van het Rampokan-tweeluik van striptekenaar Peter van Dongen. Dit was de conclusie van een project waar de tekenaar maar liefst dertien jaar mee bezig is geweest. Als extraatje voor de liefhebbers van de twee delen Java en Celebes verscheen recentelijk bij uitgeverij Oog & Blik, in samenwerking met De Harmonie, het Rampokan schetsboek.

~

De twee originele delen van Rampokan gaan over de soldaat Johan Knevel, die in 1947 naar Nederlands-Indië wordt uitgezonden om daar mee te doen aan de politionele acties. Hij raakt flink in de problemen als hij zich onder een andere naam aansluit bij de Indonesische vrijheidsstrijders. Behalve een document over de wreedheid van de politionele acties, gaat het verhaal ook over de zoektocht van de hoofdpersoon naar zijn Indonesische wortels. Die zoektocht is voor Van Dongen, die zelf ‘Indo’ (een halfbloed) is, deels reden geweest voor het schrijven van deze boeken. Het belang van de Rampokan-boeken en de achtergrond van de auteur worden uitgebreid behandeld in een inleidend artikel door Peter Breedveld (afkomstig uit Stripschrift).

Weg geïnkt

De reden om een schetsboek van dit werk uit te geven, heeft alles te maken met de werkwijze van Peter van Dongen. De definitieve, compleet uitgewerkte tekeningen die in dit boek staan, zijn voor de productie van dit album geïnkt en vervolgens uitgegumd. Wat in Rampokan schetsboek te zien is, bestaat dus helemaal niet meer. Niet alle schetsen in dit boek zijn overigens de laatste schetsen. Soms zijn het nog schetsen uit een eerder stadium, omdat van de definitieve schets geen scan beschikbaar was. Wat vooral opvalt aan de tekeningen is dat Van Dongen in eerste instantie gedetailleerder tekent dan dat hij uiteindelijk inkt. Voor zijn ‘klare lijn’-stijl laat hij veel eerder aangegeven details vallen, met name wat betreft de tekstuur en dieptewerking. Het is verder leuk om te zien hoe kleine details veranderen. Op de uiteindelijke eerste pagina van Rampokan Celebes is bijvoorbeeld een vallende moersleutel weggelaten en is het simpele petje van een soldaat veranderd in een veel statiger exemplaar.

Dossiers

Naast de schetsen en het interview is achterin het Rampokan schetsboek nog van beide boekdelen een dossier opgenomen. Hierin vindt men onder andere de schetsen en een wel erg kleine geïnkte afdruk van een strip, die deels aan de basis lag van de Rampokan-boeken die Van Dongen maakte voor de Volkskrant, evenals een proloog voor het huidige verhaal die uiteindelijk werd afgekeurd door Van Dongen en zijn meelezer Martijn Daalder. Door dit soort aanvullingen is Rampokan schetsboek een interessant document. Want als de lezer zich alleen zou moeten beperken tot het uitgebreid bestuderen van de schetsen, moet die wel veel interesse in de werkwijze van de tekenaar hebben, bovenop een hoop doorzettingsvermogen en precisie.

Muziek / Album

Tussen Prince en het Eurovisie Songfestival

recensie: El Presidente – El Presidente

Het is hip, het komt uit Schotland en het is niet Franz Ferdinand. Rara, wat is het? Inderdaad, El Presidente: de laatste muziekhype op het Britse vasteland, die langzaamaan ook Europa bereikt. Maar in tegenstelling tot de Bloc Partys, Maximo Parks en Franz Ferdinands van deze wereld, hebben we nu eens niet te maken met puntige rockmuziek. Nee, El Presidente staat voor funk, disco en electropop. Vooruit dan, met een vleugje glamrock.

~

Feestband

Met deze niet-alledaagse combinatie van muziekstijlen is het niet zo gek dat na thuisland Schotland eerst Japan werd veroverd. In het land van de rijzende zon is men namelijk verzot op gekke geluiden, vreemde uitdossingen en niet-alledaagse optredens. Dat treft, want bij El Presidente zijn al deze elementen goed vertegenwoordigd en het mag dus gerust een feestband genoemd worden. Toch doet deze omschrijving het vijftal uit Glasgow (drie mannen, twee vrouwen) muzikaal gezien te kort. El Presidente is namelijk, zoals de eerste single Without You al laat horen, vooral een feel-good band. Het lijkt geen toeval te zijn dat de titelloze debuutplaat juist aan het begin van de lente wordt uitgebracht.

Eurovisie Songfestival

El Presidente staat namelijk vooral voor vrolijke muziek. Een pakkend refreintje hier, een hoge gil daar en op de achtergrond een constante beat. Zogezegd past de band in het rijtje The Beach Boys, The Bee Gees en Prince, maar dat zou veel te veel eer zijn voor El Presidente. Hoewel genoemde acts allen als inspiratiebron gelden voor de band van zanger en oprichter Dante Gizzi, wordt het niveau van deze grootheden bij lange na niet gehaald. De singles Without You, Turn This Thing Around en 100 MPH zorgen weliswaar nog voor een gedegen energieboost bij de luisteraar, maar gezegd moet worden dat daar tegenover te veel vullers op dit album staan. In plaats van dansbare glamrock laten tracks als Count On Me, If You Love Me en Come On Now zich eerder omschrijven als uitgekauwde discodeuntjes, die niet zouden misstaan op het Eurovisie Songfestival.

Danskrakers

Je zou het een gemiste kans kunnen noemen, aangezien na de overzeese hype en de hit in wording Without You de verwachtingen omhoog waren geschroefd. Maar in plaats van een aaneenschakeling van feel-good deuntjes, hits in wording en danskrakers is de debuutplaat van El Presidente een plaat geworden die leunt op een stuk of vier sterke nummers. Nummers die heerlijk ongecompliceerd de lente door je bol doen gieren. Helaas worden deze tracks vastgeklemd in een goedkope muzikale brei die simpelweg te zwak, te eenzijdig en niet origineel genoeg is om de herfst definitief te verdrijven.

Film / Films

Nieuwe dvd’s

recensie: Death and the Maiden // City of Men // La Haine (Special Edition)

.

Death and the Maiden | City of Men | La Haine (Special Edition)

Death and the Maiden
(Roman Polanski, 1994 • A-Film)

In Death and the Maiden draait het om schuld en boete, een klassiek thema dat zijn relevantie nooit zal verliezen. Paulina Escobar (Sigourney Weaver), een voormalig slachtoffer van een dictatoriaal regime, meent op een avond haar voormalige beul te herkennen in Dr. Roberto Miranda (Ben Kingsley) die haar man, de advocaat Gerardo Escobar (Stuart Wilson), na autopech thuisbrengt. Het een en ander mondt uit in de overmeestering van dr. Miranda, waarna Paulina een geïmproviseerde persoonlijke rechtszaak begint. Hierbij fungeert haar man als onwillige advocaat. In Death and the Maiden draait het niet alleen om de vraag of dr. Miranda wel of niet schuldig is, maar staat vooral het dilemma van de overlevende centraal. Er moet gerechtigheid geschieden, maar hoe? De staat knijpt een oogje dicht en neemt het niet zo nauw met het opsporen van de misdadigers. Moet je dan maar het recht in eigen hand nemen, is zoiets gelegitimeerd? En heeft wraak niet altijd een uiterst dubieuze kant, vervalt degene die wraak neemt niet bijna automatisch in dezelfde wreedheden als de schuldige? Het onderscheid tussen dader en slachtoffer lijkt dan te worden opgeheven, waarmee de daad eerder gelegitimeerd dan bestraft wordt.

~

De vertwijfelde, angstige maar ook woedende Paulina Escobar is zich hiervan bewust. Ze wil geen wraak, ze ziet wel in dat geen enkele straf de misdaden ongedaan kan maken. Wat wil ze dan? Erkenning, berouw, wroeging… maar hoe? Al deze vragen en dilemma’s worden in Death and the Maiden op een indringende manier opgeroepen, zonder dat ze van een eenduidig antwoord worden voorzien. De opzwepende muziek van Schuberts Der Tod und das Mädchen, die in de film een macabere rol speelt, rijgt het geheel aaneen tot een hechte compositie die, voornamelijk door het uitstekende acteerwerk van Sigourney Weaver en Ben Kingsley, boven zichzelf uit weet te stijgen. Het is hun prestatie dat er een voortdurende onderhuidse spanning ontstaat, waarbij de tegenstrijdige emoties elkaar in een rap tempo afwisselen. (Martijn Boven)

City of Men (Cidade dos Homens)
(Diverse regisseurs, 2003 • Paradiso)

De tv-serie City of Men heet een opvolger te zijn van de succesvolle film City of God (Cidade de Deus). Helaas valt ze daar volledig bij in het niet. De spectaculaire montage die City of God zo indrukwekkend maakte komt in City of Men nauwelijks terug en wordt ingewisseld voor een onrustige cameravoering en een conventionele beeldvolgorde. De serie vormt bovendien geen stilistische eenheid, ze schiet per aflevering heen en weer van de ene naar de andere stijl. In negen afleveringen krijgen we telkens een verhaal voorgeschoteld waarin de dertienjarige jongens Laranjinha en Acerola hun leventje leiden in de Favela van Rio de Janeiro. In potentie best aardig allemaal, maar doordat alles in een ietwat braaf sausje gedompeld is, doet het geheel nogal knullig aan.

~

Het grootste probleem van deze serie is echter dat ze te didactisch en te moralistisch is, waardoor ze nog het meest doet denken aan een promotiefilmpje voor stichting ‘Red de Favela’. In feite is City of Men dan ook een semi-documentaire. Zo vertellen een aantal jongens buiten de verhaallijn om wat ze zoal aan geweld hebben meegemaakt. Dergelijke interrupties zijn op zichzelf niet problematisch maar zorgen er in City of Men wel voor dat de kijker teveel in een bepaalde richting wordt geduwd. De tendens van deze serie is alles te dicteren, want stel je voor dat de kijker iets niet begrijpt. Zo zien we een filmpje waarin het leven in de favela naast dat van een kansarme blanke wordt gelegd. Hieruit blijkt dat ze nauwelijks van elkaar verschillen. Deze wijsheid is wellicht waar, maar wat moeten we ermee in deze context? De parallel is te simpel. Er wordt te gemakkelijk voorbij gegaan aan de problematiek die ervoor zorgt dat mensen in schijnbaar gelijke omstandigheden elkaar toch niet als gelijke herkennen. (Martijn Boven)

La Haine (Special edition)
(Mathieu Kassovitz, 1995 • Universal)

“It’s an intellectual movie instead of a hip hop movie.” Diepgaander dan zulke uitspraken wordt het op zich interessante audiocommentaar van de regisseur bij deze luxe uitgave van de Franse klassieker La Haine helaas niet. Misschien omdat Kassovitz om de een of andere reden zijn eigen taal niet spreekt en het bij oppervlakkig Engels blijft. Even jammer is dat de context van de rellen en het politiegeweld in Parijs van eind jaren tachtig en begin jaren negentig (en de dubieuze houding die de film daarover inneemt) zo weinig serieuze aandacht krijgen. Het uitvoerige documentairemateriaal gaat er helaas ook niet dieper op in.

~

De rest is wel waardevol: onder meer het weinige geschoten materiaal dat niet in de film terecht kwam (in kleur!), uitvoerige en lange interviews met alle betrokkenen over de achtergrond, opnames en nasleep van de film, vermakelijke scène-oefeningen en een paar storyboards. De impact van La Haine zelf is nog niet gedateerd: het blijft een indringend, vaak magnifiek gefilmd drama. De enige Franse film die nog zo’n internationale opschudding teweeg wist te brengen was Irreversible; Kassovitz zou nooit meer een in de verste verte goede film maken, met als actuele dieptepunt een Vin Diesel-vehikel. (Paul Caspers)

Muziek / Album

Prince is nu wél terug

recensie: Prince - 3121

Prince is terug – en nu ook echt. In 2004 werd die terugkeer al groots verkondigd door platenmaatschappij Sony, maar het bijbehorende album Musicology bleef vooral steken in goede bedoelingen en dooddoeners. Warner, de maatschappij waar Prince halverwege jaren negentig wegliep, bracht in 2005 een oude verzamelaar (Ultimate Collection) opnieuw in de handel, wat de artiest ook weer even in de schijnwerpers deed verschijnen. Maar met het door Universal verspreide 3121 keert Prince nu écht terug in de hoogste regionen van de lijstjes.

~

In Amerika veroverde de plaat binnen no time het hoogste plekje in de Billboard-lijst; een ervaring die Prince al enige jaren niet meer heeft mogen meemaken. De laatste maal dat hij de lijst aanvoerde was in 1989 met de soundtrack van Batman – en niet eerder kwam hij vanuit het niets op nummer één binnen: 3121 is commercieel een groot succes voor de man die al zoveel bezit.

Mixen van clichés

Het succes van 3121 schuilt in een prettige combinatie van oud en nieuw. Een nummer als de singel Black Sweat is ouderwets opwindend en openings- en titelnummer 3121 piept en swingt zoals we Prince kennen. Maar tegelijkertijd slaan de nummers ook aan bij een TMF-publiek; Prince weet de jonge urbanliefhebber en de oude(re) Princefan samen te binden met 3121. Ook leuk, maar een beetje raar is het nummer Fury, waarop Prince de elektrische gitaar ter hand neemt en losgaat als een oude rocker. Toch past het nummer prima in het opwindende deel van 3121; de stuwende bas wordt niet vergeten, en ook hier weer mengt hij oude en nieuwe clichés.

Lolita

Maar het spectaculairste nummer is toch echt Lolita dat zowel opwindend, sexy als vermakelijk is: een prettige combinatie. Het nummer is de feestknaller van de plaat en begint meteen heerlijk met het geluid van een synthesizer. Met een modern retrogeluid neemt Prince je mee naar de jaren tachtig maar het ritme, de beats zijn modern. Een fijne combi. Vooral ook de laatste minuut is leuk. Daarin wordt eerst een mannenkoor gevraagd wat ze van Lolita vinden, waarop een vrouwenkoor mag verkondigen dat Lolita een echte ondeugd is. Heerlijk!

Ballades

Dat wil echter niet zeggen dat het allemaal hosanna en halleluja is. 3121 kent ook enkele ballades (lees: zeiknummers). Vooral Te Amo Corazón mag wat dat betreft niet onvermeld blijven. Ook Beautiful, Loved and Blessed, dat samen met de jonge ster Tamar op plaat is gezet, valt bijna in de categorie ‘vervelend gezever’. Prince’ eigen bijdrage is te verwaarlozen, maar de zangeres redt het nummer met haar mooie stem en haar bij vlagen swingende zanglijn.

Het is hier en daar even doorbijten dus op 3121, maar goed; Prince stopt wel vaker mierzoete meuk tussen swingende en rockende songs. Gelukkig heeft de cd-speler de skip-optie, en bepaal je zelf welke nummers op de mp3-speler komen…

.

Kunst / Achtergrond
special: Een gesprek met Xander Karskens, conservator van De Hallen

Urgentie en verbeelding

.

De Hallen is een klein kunstmuseum in het hart van Haarlem, ontstaan uit het samengaan van een aantal presentatieruimtes. Sinds 2001 bezit het een eigen collectie moderne en hedendaagse kunst die bestaat uit schilderijen, foto’s en audiovisuele kunst. Het acquisitiebeleid van het museum is in de loop der tijd verschoven van ‘klassieke’ moderne kunst met een duidelijke verwijzing naar Haarlem en omgeving, naar hedendaagse kunst met een actueel en internationaal karakter. Het accent van collectie zal in de toekomst meer komen te liggen op fotografisch werk. De Hallen blijkt een museum in beweging; een relatief klein budget noopt tot creativiteit, maar die kleine schaal biedt tegelijkertijd vrijheid.

Urgent

~

Xander Karskens (32) is als nieuwe conservator voor moderne en hedendaagse kunst in de eerste plaats betrokken bij de programmering van De Hallen en het proces van het totstandkomen van de tentoonstellingen. Daarnaast is hij betrokken bij het werven van nieuwe collectieonderdelen en het ontsluiten van kennis over de collectie. Karskens heeft een duidelijk idee over zijn rol binnen het museum en zijn taak ten opzichte van zijn publiek. “Ik wil reageren op actuele maatschappelijke ontwikkelingen. Het museum is een reflectie van nakende veranderingen. We proberen binnen de mogelijkheden van het museum dan ook een zo scherp mogelijk programma aan te bieden. Die scherpte zit in het signaleren van wat er speelt op een bepaald moment, waarbij ‘urgentie’ wat mij betreft het sleutelwoord is. Ik zie het daarnaast als mijn taak om ook de ‘klassieke’ moderne musea scherp te houden. Met moderne kunstcollecties kun je nadenken hoe je die in het licht van de actualiteit vorm kunt gegeven. Wat dit werk met name boeiend maakt, is het contact en overleg met de kunstenaars.”

Verleden en heden

De Hallen is een zelfstandig onderdeel van het Frans Hals Museum te Haarlem, een veel ouder museum dat een historische-kunstpresentatie biedt. De collecties van beide instellingen horen administratief gezien bij elkaar, maar inhoudelijk liggen ze drie eeuwen uit elkaar. “Kunst kan niet zonder haar verleden. En daarin liggen grote kansen voor samenwerking met het Frans Hals Museum. De historische lijn kan bijvoorbeeld zichtbaar worden gemaakt door verschillende voorwerpen uit de deelcollecties van beide musea met elkaar in verband te brengen. In een aankomende tentoonstelling van Sarah Lucas bijvoorbeeld, spelen vanitasmotieven een belangrijke rol. In de tentoonstelling zijn dan ook twee zeventiende-eeuwse stillevens uit het Frans Hals Museum opgenomen die vanitasmotieven, in dit geval schedels, weergeven.”

Ook de tentoonstelling die tot 4 april 2006 in het Frans Hals museum te zien was, Portaal naar de hemel (Hedendaagse portretfoto’s in oude lijsten), is een goed voorbeeld van het zichtbaar maken van de historische lijn. In oude, soms middeleeuwse lijsten, worden hedendaagse portretfoto’s gepresenteerd. De werken hangen vervolgens in de kleine kabinetten van het Frans Hals, stijlkamers uit de zeventiende eeuw.

Naar buiten

~

Niet alleen tussen de collectieonderdelen van de beide organisaties worden nieuwe verbanden gelegd. Karskens wil ook buiten de muren van het museum treden om kunst een andere, actuelere relevantie te geven. “Aan beeldende kunst is heel veel ‘gesleuteld’ de laatste tijd. Kunst wordt gemakkelijker aan andere disciplines geknoopt en de grenzen tussen de verschillende kunsten worden meer en meer opgezocht. Musea moeten daar naar luisteren. Ik zou graag samenwerken met de plaatselijke aanbieders van bijvoorbeeld film en muziek, om te laten zien dat die andere culturele velden een belangrijke invloed hebben op de beeldende kunst. We hebben het gehad over het signaleren van ontwikkelingen, daar moet je als museum dan ook wat mee doen.”

Documentaire kunst, het verlagen van de museumdrempel – bijvoorbeeld door buiten de muren van het museum te treden en samen te werken met andere culturele aanbieders – roept de vraag op hoe ‘gewoon’ kunst dan eigenlijk mag worden. “Dat is een hele goede vraag. Kunst moet wringen en prikkelen. Er mag ruimte zijn voor onbegrip, zolang de blik op de realiteit een paar graden wordt verdraaid. Kunst mag ook moeilijk zijn. Binnen een bepaalde bandbreedte mag kunst ook woede opwekken, onbegrip veroorzaken.”

Jonge onderzoekers

Een museum moet de bezoeker uitdagen. Als het museum zich stort op nieuwe manieren van het aanbieden van kunst, kan de situatie ontstaan dat de presentatie door het museum – mede bepaald door de conservator – een deel van het kunstwerk wordt. Karskens heeft voor zijn aanstelling bij De Hallen zelf als freelance curator de nodige ervaring met het samenstellen van tentoonstellingen opgedaan. “De conservator mag de rol van de kunstenaar niet overnemen; de keuze voor de presentatievorm zit al in de keuze voor de kunstenaar. Maar er is in de afgelopen vijftien jaar veel veranderd. Er is een stroming die er van uitgaat dat de curator een scheppende, creatieve rol speelt. Rondreizende freelance-curatoren die projecten initiëren, spelen in deze stroming een grote rol. De Hallen is echter geen plek waar je dat tot in het extreme kunt doorvoeren, omdat je dan voorbijschiet aan de functie van het museum.”

Bij Galerie Fons Welters in Amsterdam werkte hij vooral met jonge aankomende kunstenaars die een zekere maatschappelijke urgentie in hun werk tonen. Ook in De Hallen zal er aandacht worden besteed aan jong talent. “De Hallen is voornamelijk een presentatieruimte voor hedendaagse kunst en minder voor moderne kunst. Het is de functie van het museum om niet aan de algemeen geldende norm te voldoen. Je moet de grens opzoeken en de bezoeker uitdagen. Je mag op je tenen gaan staan. Kunst moet onderzoeken en experimenteren. Er zijn verschillende soorten presentaties die je daarvoor kunt gebruiken; tentoonstellingen met kunstenaars die al wat naam hebben, die aan het midden of eind van hun carrière staan, maar van wie het werk wel een mate van urgentie bevat. Daarnaast willen we de jongste generatie ruimte bieden. Het gaat er dan om signalerend te zijn, om actuele onderwerpen aan te snijden.”

Kunst, theorie in de praktijk

~

Vanuit zijn achtergrond als kunsthistoricus is Karskens geïnteresseerd in de theorie achter de kunst. Het gat tussen theorie en kunst is de laatste tien jaar groter geworden en er worden veel minder kritische posities ingenomen door kunstenaars. Naast zijn werk als conservator blijft hij dan ook betrokken bij projecten als Right About Now, een samenwerking tussen het Stedelijk Museum Amsterdam, Stedelijk Museum Bureau Amsterdam en de Universiteit van Amsterdam. Right About Now inventariseert wat er de laatste tien jaar verschoven is in de theorie over kunst en kunst zelf en biedt over dit thema een serie lezingen aan.

Voor zijn werk als conservator is de balans tussen theorie en praktijk van groot belang. “Conservatorschap en schrijven over de theorie sluiten elkaar niet uit. Ik ben geen wetenschapper, maar ik blijf de ontwikkelingen wel nauwgezet bijhouden en bijdragen aan de theorievorming. Je hebt in dit werk niet alleen te maken met het maken van leuke tentoonstellingen, maar ook met de mensen voor wie je die tentoonstellingen maakt. Er is nu steeds meer sprake van een markt, waarin het museum gezien kan worden als een van de aanbieders van culturele producten. Het museum is niet langer meer alleen de witte ruimte met kunst aan de muur. Dat zijn voor mij ook belangrijke theoretische onderwerpen.”

Geen doelgroepenbeleid

~

Vanuit de overheid is er momenteel veel aandacht voor doelgroepenbeleid. Jongeren en allochtonen zouden vaker een museum moeten bezoeken. Kunst zou in andere, toegankelijkere vormen moeten worden getoond, zodat ook die groepen zich meer aangesproken voelen. “Het bedienen van specifieke doelgroepen is voor De Hallen geen speerpunt. In publiciteit en programmabeleid wordt wel aandacht geschonken aan de doelgroepen die er nu niet veel komen. Het belangrijkste element is echter de programmering. Door maatschappelijke hete hangijzers in beeld te brengen bedienen we die groepen vanzelf. Allochtonen spelen een belangrijke maatschappelijke rol en die rol wordt in de kunst belicht. De Hallen is wel een instituut waar waarde wordt gehecht aan het bieden van context aan de bezoeker. Ik vind educatie verschrikkelijk belangrijk. Het is belangrijk om jongeren bij het museum te betrekken en alle andere doelgroepen maken daar ook deel van uit. Ik geloof in een algemeen educatief beleid wat zo jong mogelijk de interesse voor de kunst probeert aan te wakkeren. Laten proeven en laten voelen, proberen een zaadje te planten. De culturele kloof te verkleinen.” Toch zijn engagement en toegankelijkheid niet de enige pijlers waar de het beleid op rust. Voor Karskens is ook de verbeelding belangrijk, zodat het niet alleen maar over kennisoverdracht gaat. “Kunst moet de verbeelding aan blijven spreken. Kunst als kennisoverdracht is een boeiende ontwikkeling. Je ziet daarnaast ook dat de esthetiek weer een belangrijke rol is gaan spelen, maar verbeelding blijf ik heel belangrijk vinden.”

Oneliner


De vraag welke kant het op zal gaan met De Hallen in de komende jaren ontlokt gegrinnik.
“Dat is typisch een vraag waar je met een hele goede oneliner op moet antwoorden! De Hallen moet vóór blijven lopen in het signaleren van maatschappelijke ontwikkelingen. Alles kan. Hoe het er visueel uit zal zien is natuurlijk nu niet aan te geven, omdat je niet weet op welke ontwikkelingen je dan inspeelt. Het gaat om urgentie, om de actuele discussie. Je moet je als museum altijd blijven afvragen voor wie je het nu eigenlijk doet.”

Boeken

Tendentieuze Quatsch

recensie: Edwin Page - Quintessential Tarantino

.


Scène uit <i>Reservoir Dogs</i>
Scène uit Reservoir Dogs

Schrijver Edwin Page noemt in hoofdstuk 1, voor de beginnende QT-adept, nog even de vijf vuistregels van het postmodernisme. In de daarop volgende kapittels vat hij Tarantino’s oeuvre scène na scène samen, en suggereert hij voor de vorm een soort academische aanpak, met veel retorische vragen en voetnoten. Daarbij zijn de voornaamste informatiebronnen Google en een onwrikbaar geloof in Tarantino. Alles wordt door Page op het onleesbare af gelardeerd met de zwemen videonostalgie en spijbelaarskoketterie die we zo van de Tarantino-congregatie gewend zijn. Nee, Tarantino ging niet naar een filmschool; ja, Tarantino werkte in een videotheek. Die eredienst moet erbij, ik weet het, dat schijnt verplicht te zijn, maar bij Page volgt er op een of andere wijze uit dat elke scheet een bewijs is van Quentin Tarantino’s geweldige talent. Waarom tijd en talent verspild aan zulke in pedanterie zwelgende, misselijkmakende kontkruiperij? Er komen genoeg Tarantino-studies uit, die hun stem niet hoeven te verheffen om hun gelijk te halen – welk volwassen mens zou dat prachtfonds willen bezoedelen met de suggestie dat dit soort bakvissenhysterie er in thuishoort?

Niet kunnen of niet willen

Een treurige gedachte dringt zich soms op: dat Page misschien wel degelijk in staat zou zijn geweest een interessant, goed gefundeerd boek te schrijven. Want niet alles is slecht, of wordt bedolven onder superlatieven. Uitschieter is het hoofdstuk over Natural Born Killers; de film waarvan Tarantino naar verluidt ooit zei: “That is not the original story I wrote and the movie was also made into a fucking piece of crap.” Tarantino vindt het geen goede film, en daarom kan Page de film eigenlijk niet met goed fatsoen prijzen. Dus ziet hij zich gedwongen de film zo correct mogelijk te analyseren. Daardoor ontstaat zo’n indrukwekkend beeld van Stones adaptatie, dat gaandeweg Pages ontzag tussen de regels door begint te sijpelen. Tot op het punt waarop hij letterlijk tegen de meester ingaat:

[Natural Born Killers] is not a film that shows a love of cinema, it is one turned into a vehicle for Stone’s own opinions. This is why Tarantino has distanced himself from the work. (…) However, Tarantino describes Mickey and Mallory as ‘a flower that could only bloom amidst a grotesque fast food culture’, and this is what happens in the movie.

Wat is dan Tarantino’s probleem met NBK? Is Stones mening het enige dat hem stoort? Is Tarantino letterlijk anti-mening, anti-inhoud? Page raakt hier eindelijk eens écht aan iets essentieels. Maar hij werkt het niet uit. Iets dergelijks gebeurt wel vaker. Zo heet een zin uit True Romance: “a reference to Shakespear’s Hamlet, something regarded as ‘high’, literary art.” Die aanhalingstekens rond high suggeren dat Page iets postmoderns, misschien wel iets rebels te zeggen heeft over dat onderscheid, maar dat is niet het geval. De sneer naar Shakespeare – en met hem alle ouderwetse cultuurdragers – hangt maar een beetje in de lucht. Of zou Page bedoelen dat Tarantino wel eens een boek gelezen moet hebben? In dat geval is het de zoveelste intellectualistische verantwoording van de ‘pulpist’ Tarantino als kunstenaar. Zijn we dat stadium inmiddels niet eens gepasseerd?

Scène uit <i>Kill Bill 2</i>
Scène uit Kill Bill 2

En zo valt Page wel vaker door de mand. Bijvoorbeeld als hij stelt dat Elle Drivers Pontiac Firebird een verwijzing zou zijn naar het ‘blaxploitation’-genre. Waarom zoekt Page het zo ver, als Kill Bill 2 naar zijn eigen zeggen aan elkaar hangt van verwijzingen naar westerns en de Noord-Amerikaanse Prairie? In de Amerikaanse filmmythologie is er maar één Firebird die er toedoet, en dat is die van Burt ‘Bandit’ Reynolds, in Smokey and the Bandit.

Commercie

De korrelige, schijnbaar willekeurig gekozen plaatjes, en de slijmerige ‘pulp quotes’ en ‘pulp facts’ maken onbedoeld een hoop goed. De lovendste volzinnen van zowel gerespecteerde recensenten als volslagen onbekenden worden netjes in kleine zwarte boxjes gezet. Zo moeten ze ons van iets overtuigen – volgens de aloude drogreden ‘iedereen vindt het, dus het is zo’. Tot welk inzicht ze ons dienen over te halen, wordt nooit duidelijk. Misschien had de zetter nog ruimte over, wie weet. Ze zullen in ieder geval niet te weinig ruimte gehad hebben. Wie Tarantino’s oeuvre in een ruwe 350 pagina’s wil behandelen, is nooit van plan geweest de essenties te bespreken, laat staan volledig te zijn. Wat wilde Page dan wel? Snel geld verdienen.

Muziek / Album

Handelaars in Geluk

recensie: The Flaming Lips – At War with the Mystics

Hallo, goedemiddag.
Heeft u even tijd voor een kort gesprek?
Dank u.

Nee hoor, nee… ik ben niet van de kerk.
Ik zou graag eens met u praten over de verlossing, over de schoonheid van het leven.
Wat zegt u?
Daar is niks schoons aan?
Ik denk dat er wel degelijk…
Maar meneer, geef me even de kans om…

Fijn dat u toch de deur nog even opendoet, dankuwel.

Koffie graag.., nee hoor, zwart.

~

Ik ben inderdaad een handelaar, een handelaar in geluk…
Ja, dat is een logische reactie, ik begrijp dat u zo cynisch moet lachen, doch geeft u mij de kans het uit te leggen.
Zeven jaar geleden werd ik geraakt door een komeet. Een muzikale komeet welteverstaan. Eentje die ik niet aan zag komen. En sinds die tijd ben ik bevrijd. Bevrijd van de uitzichtsloosheid van het bestaan, van de negativiteit die mij omringde. Ik zie de wereld anders.

Ik weet dat het truttig klinkt, maar…
Houdt u van muziek?
Aaah, The Beatles, The Beach Boys… oh, alleen van vroeger. U heeft die platen niet meer?

Kijk, dan weet u nog precies hoe u zich voelde toen u Pet Sounds voor het eerst hoorde. De overweldigende grootsheid van het geheel en het directe van de persoonlijkheid van Brian Wilson? God Only Knows, Caroline No en het troostende van Let’s Get Away for a While. Ik wist niet dat een instrumentaal liedje van een kleine twee minuten zoveel impact kon hebben.

U ook niet, dan hebben we dat gemeen? Ach, ik ben zo blij dat ik u zie lachen.
Ik zal u u laten zien wat ik heb meegebracht…

The Soft Bulletin van The Flaming Lips. Hiermee is het voor mij begonnen, mijn devotie.
Die blauwgele voorkant, of is het paars…
Als ik er naar kijk, krijg ik al een brok in mijn keel.

Veel mensen vonden Nirvana’s Nevermind de beste plaat van de jaren negentig… Ik niet meneer. Al jaren luister ik zo eens in de week of eens in de twee weken naar The Soft Bulletin en ik kan er vervolgens weer voor honderd procent tegenaan. Het is de plaat die Brian Wilson aan Paul McCartney had kunnen voorleggen als antwoord op… ach, wat zeur ik toch eigenlijk. The Flaming Lips leven in het hier en nu en zijn verantwoordelijk voor één van de meest magistrale oeuvres die de muziekgeschiedenis rijk is.

Net zo goed als The Beach Boys?
Absoluut!
In een andere tijd weliswaar, maar The Flaming Lips verwerken het beste van Brian Wilson, The Beatles, Queen en Pink Floyd in hun muziek!
Aha! U bent nieuwsgierig geworden?
Dan presenteer ik u met alle plezier At War with the Mystics. Het nieuwe zoveelste meesterwerk van The Flaming Lips waarin je jezelf helemaal kunt verdrinken. Altijd weer die opbeurende nummers gecontrasteerd met confronterende teksten, de schoonheid, de ultieme ervaring. Elke plaat, ja echt elke plaat is een ervaring op zich. De geluidsstudio is het belangrijkste instrument van deze band. En daar halen ze samen met producent Dave Fridmann zoveel rijkdom uit, dat je er bang van wordt. Nee, niet overdreven, eenmaal binnen, leef je in de wereld van Wayne Coyne. De wereld vol onzekerheden die immer op het punt staat te vergaan, maar toch altijd de mogelijkheid heeft gered te worden. Die troostende positiviteit:

“Now listen, I don’t know the dimensions of outer space // but if our ability to feel love, turns out to be just a cosmic accident // I like to thinks this means that the universe is on our side.”

Een tekst van het nummer Sunship Balloons van de prachtige ep Ego Tripping at the Gates of Hell. Maar ook At War With the Mystics kent schitterende verhandelingen over vogels die je niet in de steek laten in de winter, over het eeuwige doorgaan, over het heel klein zijn in een grote ruimte en over het ‘geluid van mislukking’ dat om je roept.

Hoewel At War With the Mystics fragmentarischer is dan The Soft Bulletin en Yoshimi Battles the Pink Robots uit 2002 is het weer een grootse ervaring zoals je die alleen van The Flaming Lips kunt verwachten. Deze band is een enorme rots in de branding, een groep die mij de straat op laat gaan om gelukkige, maar vooral ook minder optimistische mensen zoals u ervan te overtuigen dat het leven ook heel mooi kan zijn. Al is het maar voor een klein uurtje. Al mijn vrienden en kennissen heb ik al dan niet tevergeefs proberen over te halen. Nu is hopelijk de beurt aan u. Ervaar die oprechte positiviteit en die schoonheid, dan zal u gered worden!

Dank dat u me liet uitpraten.

Wat het moet kosten?
Ik leen u die platen met alle plezier.

Ogen dicht… luister maar.
Wacht, ik zet hem nog wat harder.

Ho pauze, mag ik u ook nog even deze folder aanbieden waarop wat bijeenkomsten staan. Op 27 april hebben we een samenzijn in de grote kerk aan de Weteringschans in Amsterdam, u bent van harte welkom en op Pinkstermaandag is er nog een grotere zaal afgehuurd in het uiterst spirituele dorp Landgraaf.

Muziek / Album

Pasión Catalán

recensie: Ojos de Brujo - Techari

Ojos de Brujo maakt flamenco. Maar dan net even anders. De Catalaanse groep neemt de traditionele flamenco-ingrediënten, voegt daar een extra scheut percussie, een dj en wat subtiele synthesizer accenten aan toe en brouwt er een intense en licht ontvlambare mix van. Vooral live is de band een sensatie, maar ook op het nieuwste album komt hun onmiskenbare vakmanschap en tomeloze energie prima tot zijn recht.

~

Op Techari, het derde album, hebben de Barcelonezen nog wat nieuwe ingrediënten gevonden om aan hun toch al prettige mix toe te voegen. Her en der horen we blazers, synthbassen, vleugjes dub-reggae, latin-jazz en complexe oosterse ritmes. Het eerste nummer knalt meteen uit je speakers. Alsof de band vanaf het vertrek een statement wil maken over haar intenties: hier zijn we en we laten jullie alle hoeken van de aardbol zien. Na het toonzettende openingsnummer waaiert het album verder uit. Door te flirten met Indiase en Latijns-Amerikaanse ritmes ontstaat wereldmuziek in de ware zin van het woord. Maar dan toch vooral in de versie van Ojos de Brujo: de hartstochtelijk beleden flamenco blijft voortdurend als fundament dienen.

Muzikantenmuziek

Techari is een album dat bij iedere luisterbeurt nieuwe geheimen onthult. De muziek is complex door de vele ritme-, tempo- en zelfs complete stijlwisselingen. Voortdurend treden andere details op de voorgrond. De complexiteit van de muziek maakt dat ojos de brujo zeker niet voor iedereen zal zijn. De typische, voor het ongeoefende oor licht klagerig klinkende flamencozang zal ook niet alle luisteraars kunnen bekoren. De term muzikantenmuziek lijkt dan ook op zijn plaats. Met dit verschil, dat muzikantenmuziek nogal eens ontaard in richtingloos gefreak en veel ‘hoor eens hoe goed ik ben’. Hier is de mix er toch één van een band met topmuzikanten die hun instrumenten weliswaar uitstekend beheersen, maar die zichzelf tevens in dienst van hun muziek kunnen opstellen. Dat betekent: los gaan als dat kan en gas terug nemen waar het nodig is.

Passie

Ojos de Brujo is een band die je vooral live moet beleven. Een hele cd van deze hyperactieve en intense muziek vereist thuis op de bank behoorlijk wat uithoudingsvermogen. Het is dan ook zeker geen muziek die je op de achtergrond aanzet terwijl je gezellig met wat vrienden zit te keuvelen. Live is de emotie van de hechte en ingespeelde band echt een ware belevenis. Dan kun je ook beter doen waar deze muziek voor bedoeld is: met tranen in je ogen en een glimlach rond je mond dansen tot de zon weer op komt. Haal die teenslippers dus maar uit de kast, en de tuinstoelen van zolder. De rosé kan worden ontkurkt en de zonnebrillen mogen weer. De donkere tijden zijn dan misschien nog niet helemaal voorbij, met deze plaat wordt het wel meteen een graad of tien warmer. Tijd om een kaartje voor Lowlands te gaan kopen. Ojos de Brujo zal er in ieder geval te zien zijn.

Verder is nog het vermelden waard dat bij de cd een cd-rom gevoegd is met daarop niet alleen een aantal videoclips en een korte documentaire, maar ook de vertaling van de teksten in vijftien verschillende talen, waaronder het Nederlands. Dan kun je eens rustig nalezen waar zangeres Marina De Las Calinas over zingt. Dit alles maakt van Techari een hele fijne en zeer sympathieke uitgave.

Film / Films

Sprookjes in Irak

recensie: The Tiger and the Snow (La Tigre e la Neve)

Het is moeilijk jezelf te overtreffen als je de maker bent van de wereldberoemde film La vita e bella (1993). De Italiaanse regisseur Roberto Benigni speelt zelf de hoofdrol in de holocaustfilm, als de Italiaans-Joodse ober Guino die zijn zoontje tijdens hun deportatie naar het concentratiekamp vertelt dat alles wat er gebeurt onderdeel is van een spel. De film sleepte een indrukwekkend aantal nominaties en prijzen in de wacht, waaronder de Juryprijs in Cannes en een Oscar in 1998. In 2002 maakt Benigni een (dure) miskleun: Pinocchio, met een pijnlijk slechte vertolking van Benigni als marionet Pinocchio. In The Tiger and the Snow grijpt hij grotendeels terug op de sprookjesachtige succesformule van La vita e bella. Dit keer is het decor Irak (in werkelijkheid: Tunesië) tijdens de Golfoorlog van 2003.

~

Attilio de Giovanni (Benigni) werkt als professor aan een Universiteit. Al een hele tijd is hij verliefd op Vittoria (Nicoletta Braschi), een oorlogsjournaliste. Deze (obsessieve) verliefdheid is niet wederzijds. Toch reist hij haar overal achterna. Je zou zijn houding als romantisch kunnen betitelen, maar Attilio’s achtervolging wekt eerder de indruk van een stalker. Als hij van vriend Fuad (Jean Reno) hoort dat Vittoria tijdens een bombardement in Irak zwaar gewond is geraakt, krijgt zijn stalkersgedrag eindelijk een betekenis: hij moet Vittoria redden. Attilio’s droomwereld wordt een feit en Irak is geen oorlogsgebied, maar een sprookjesland geworden.

Net niet fraai genoeg

Origineel en vermakelijk zijn de scènes waarin hij voedsel, medicatie en zelfs een duikmasker (om Vittoria te voorzien van zuurstof) regelt, en daarin is hij zeker geslaagd. Waarom zijn clowneske rol in La vita e bella ontroering opwekt en in The Tiger and The Snow niet, heeft te maken met de sociale functie van zijn rol. Draaide het in La vita e bella om het leven van zijn zoontje, in The Tiger and the Snow draait het voornamelijk om zijn eigen egocentrische verliefde zelf.

~

Benigni’s statement tegen de oorlog is zeker aanwezig, maar niet zo fraai vertaald als in La vita e bella. De oorlog staat in de schaduw van Attilio’s poging om Vittoria in leven te houden. De wijze waarop hij een anti-oorlog statement probeert te maken is eenzijdig. De Irakese arts van het ziekenhuis is zo behulpzaam dat je je afvraagt of hij wel andere patiënten heeft. Irakese burgers steken hem bijna in iedere situatie de helpende hand toe terwijl een jonge nerveuze Amerikaan hem juist bijna doodschiet. Eigenlijk is The Tiger and The Snow een lieve dromerige film van een drukke Benigni die ons zo graag wil laten geloven in sprookjes.