Boeken / Achtergrond
special: 12. Deus ex Machina

Tijdschriften over literatuur

De komende maanden kun je bij 8WEEKLY een serie artikelen verwachten waarin een dwarsdoorsnede wordt gegeven van het aanbod aan Nederlandstalige tijdschriften over literatuur. Vandaag nummer twaalf: Deus ex Machina.

Het Vlaamse Deus ex Machina verschijnt vier keer per jaar en brengt nieuwe literatuur uit binnen- en buitenland. Er is speciaal aandacht voor jonge en/of debuterende auteurs. Het tijdschrift probeert op de huid te zitten van nieuwe literaire trends, maar ook gevestigde namen zijn vertegenwoordigd. Deus ex Machina richt zich tot de literatuurliefhebber met een kritische instelling en een grote zucht naar diepgang.

~

Bovenstaande introductie is een samenvatting van wat de website van Deus ex Machina vertelt over de inhoud van het tijdschrift, dat werkt met themanummers die bij tijd en wijle geografisch georiënteerd zijn. Zo bracht het in 2005 onder andere de nummers Nouvelles Vagues: Vers Frans Proza en Koud vuur, Nieuwe literatuur uit IJsland uit. Maar de nummers concentreren zich lang niet altijd op een enkel land: literaire tendensen zijn namelijk vaak grensoverschrijdend, aldus het blad. Het derde nummer dat in 2005 werd uitgebracht, was Grimmig geschrijf: Cynisme in de literatuur.

Geen licht verteerbare lectuur

Wat direct opvalt is dat de steeds wisselende redacteuren van dit blad veel ruimte krijgen om hun punt te maken. Verwacht dus geen bondige artikelen waarin de schrijver snel zijn mening over een recente literaire ontwikkeling formuleert. Het is duidelijk een tijdschrift waar je de tijd voor moet nemen. Naast beschouwende artikelen over ontwikkelingen in de literatuur worden ook gedichten en korte verhalen geplaatst van bekende en minder bekende schrijvers. Wanneer je geaccepteerd hebt dat je echt even moet gaan zitten voor Deus ex Machina, blijkt dit een hele prettige, informatieve en soms verrassende combinatie. Het blad zorgt er echt voor dat je op de hoogte blijft van wat er aan de hand is in de literaire wereld. Omdat een bepaald thema vanuit verschillende invalshoeken benaderd wordt, gaat het blad ook niet snel vervelen.

Grimmig geschrijf

~

Wanneer we het nummer Grimmig Geschrijf: Cynisme in de literatuur als voorbeeld nemen, wordt de variatie direct duidelijk. Michiel Kroese komt met het beschouwende artikel Cynisme als engagement. De nog niet zo bekende Jan van Loy diende het – heel humoristische – korte verhaal Motherfucking Metrosexual in, en van de ons aller bekende Michel Houellebecq ontdekken we een onderbelichte kant, namelijk de poëtische. Bij de hier geplaatste gedichten van Houellebecq, die vertaald zijn door Martin de Haan, wordt direct vermeld dat zij deel uitmaken van een selectie die in 2007 bij de Arbeiderspers zal verschijnen. De gedichten worden gevolgd door een essay van Stefan Hertmans getiteld Echte kippen; Houellebecq als anti-platoons utopist, waarin Hertmans de boeken van Houellebecq in een literaire context probeert te plaatsen.

In plaats van het lezen van een boek..

Deus ex Machina is geen tijdschrift dat je binnen een uurtje uit hebt. In plaats van het lezen van een boek, kun je je net zo goed wijden aan het lezen van een nummer van Deus ex Machina. De verschillende invalshoeken van waaruit een thema benaderd wordt, maken het tot een boeiend geheel. Het trouwens mooi vormgegeven tijdschrift is elke keer weer een verrassing, en neemt je mee in een vaak nog onontgonnen wereld – ook wanneer het thema niet geografisch georiënteerd is. Wat mij betreft is Deus ex Machina echt een cadeautje; het is elke keer een verrassing in welk thema je je nu weer kunt onderdompelen.

Zie ook in deze reeks: 1. Het Trage Vuur, 2. Passionate Magazine, 3. Tzum, 4. De Revisor, 5. Armada, 6. Bunker Hill, 7. Raster, 8. De Gids, 9. Hollands maandblad, 10. Hard gras, 11. Parmentier, 13. Het liegend konijn, 14. Lava en en 15. Yang.

Muziek / Album

Beter een goede eendagsvlieg dan slecht gejat

recensie: The Dead 60s - The Dead 60s

.

Om je een idee te geven van het ‘klinkt als…’ van The Dead 60s, zijn dit de namen om wie je echt niet heen kunt. The Clash staat met stip op één. Ska-punk is wat ze doen en waar ze het beste in zijn. Zelfs de zang van Matt McManamon heeft dezelfde sneer als die van Joe Strummer, inclusief zijn typische blaffen (“wah-ah-ah-aoooooooooeh!”) in We get low. Niet dat ze mogelijk kunnen tippen aan deze helden overigens, daarvoor zijn hun liedjes te vrijblijvend. Maar verder is de gelijkenis sprekend.

~

The Dead 60s maken er zelf overigens geen geheim van geïnspireerd te zijn door de groten uit de Britse popgeschiedenis. Vooral de invloed die Jamaica in de jaren ’70 heeft gehad op Britse popmuziek wordt gretig overgenomen door deze jongens. Ze hebben zich gespecialiseerd in ska, reggae en dub en op hun website vermelden ze trots hun inspiratoren, zoals Desmond Dekker, The Skatalites en Lee ‘Scratch’ Perry. De spookachtige dub/ska van Ghostface Killer’ doet denken aan The Specials maar het volgende nummer Loaded Gun is weer goed gejat van Gang of Four. Want ook deze band ontkomt niet aan de punkfunk die in de jaren 00 zo alomtegenwoordig is in Britse popmuziek.

Paranoia

Tekst en visuele vormgeving van deze plaat hebben een stads en paranoïde karakter. The Dead 60s vertellen ons over de onheilspellende sfeer in de regenachtige straten van hun Liverpool. Blijf vooral weg uit de schaduwen en kijk goed om je heen, want het is er niet pluis. Sirenes klinken waarschuwend in het nummer You’re not the law en er ligt altijd wel ergens een engerd op de loer.

Klinken al deze omschrijvingen van The Dead 60s je als muziek in de oren? Wacht nog even met je aanschaf en neem dit laatste advies ter harte. Ken je toevallig hun hitje Riot on the Radio van de (betere) radio? Lekker is die he? Aanstekelijk dansbaar, verleidelijk meezingbaar en kan zich gemakkelijk meten met de grote hits van de heren Ferdinand en Kaiser Chiefs. Welnu, de plaat opent met deze floor filler, maar de overige liedjes komen qua niveau niet boven Riot uit. Ze komen er zelfs niet bij in de buurt. Een eendagsvlieg? Misschien wel.

Conclusie: met hun ska, reggae, dub, punk en funk hebben The Dead 60s een ode geschreven aan de Britse popmuziek uit de jaren zeventig en tachtig. Maar alleen Riot on the Radio kan mee met deze tijd. Koop de single.

Muziek / Concert

Rillingen en een dansje

recensie: Avond van het kippenvel in Merleyn Nijmegen

Zaterdagavond, kwart voor tien en het is weer tijd voor de Avond van het Kippenvel. Dit keer vindt St. Pauls avond vol mooie dans- en luisterliedjes plaats in Merleyn te Nijmegen en in de line-up vanavond twee nieuwe namen en één gevestigde: Lea, El Pino and the Volunteers en Anne Soldaat. Dat belooft wat, vooral daar ik Soldaats gitaarwerk en stem al sinds Daryll-Anns eerste plaat bewonder. Ik koop een biertje, steek een sigaretje aan en de avond kan beginnen.

~

En beginnen, dat doet het. Als singer-songwriter is het lastig de aandacht vast te houden in een danstent op zaterdagavond en al helemaal als je lange krullen hebt, een meisje bent en ook nog eens de avond openen moet. Het blijkt voor nieuwkomer Lea geen enkel probleem. Moeiteloos krijgt ze vanaf de eerste noot de zaal muisstil. De veelal ingetogen liedjes worden omlijst door intense uithalen en zo zingt Lea zich met warme stem met een ruw randje van lied tot lied, tot aan de laatste gitaaraanslag. Ik blaas een wolkje de lucht in, neem nog een slok en dezelfde vraag blijft maar terug komen. Hoe kan het toch, dat één enkele vrouw met haar gitaar het voor elkaar krijgt om stralend een zaal om haar vinger te winden? Lea is de verrassing van de avond. Wat fijn om het eerste uur al kippenvel te mogen voelen.

Een lust voor oog en oor

Het is duidelijk waar de minder verrassende, maar evengoed zeer prettig in het gehoor liggende El Pino and the Volunteers hun mosterd halen. Mijn kompaan laat zich ontvallen dat deze band toch wel erg Calexico lijkt te imiteren. Maar ja, wat is er in hemelsnaam mis met een band die als Calexico klinkt? Want deze groep jongens heeft duidelijk het liedje lief. De vijfkoppige band wisselt gitaar, bas, drum af met een zelf in elkaar geknutselde draagbare steel-pedal, een mandoline en accordeon. Een fijne band met weinig nieuws onder de zon, die prima in een avond als deze past.

Bij Anne Soldaat loopt de zaal vol. Helaas niet alleen met liefhebbers, maar ook met het normale zaterdagavondvolk, dat het niet nalaat hun gesprekken en uitbundige begroetingen zoals gewoonlijk voort te zetten. Ik besluit vooraan te gaan staan en dat blijkt een goede keus. Want buiten Soldaats prachtige nummers is het een lust voor oog en oor om drummer Henk Jonkers van dichtbij te zien spelen. Ik heb sinds mijn middelbare schoolbandje niet meer meegemaakt dat een drummer door zijn basdrumpedaal heen trapt, maar Jonkers flikt het. Geroutineerd grijpt hij in een tas achter zijn kruk, vervangt het ding soepel en grijnzend vervolgt Soldaat de set. Geroerd, zoals ik altijd ben na zijn optredens, laat hij ons achter in het geroezemoes van de jonge nacht. Met een goed gevoel, want het is wederom een goede avond gebleken. Het wordt tijd om de rillingen over mijn rug te gaan begroeten met een dansje op St. Pauls fijne plaatjes.

Boeken / Fictie

Magische vertellingen van een wc

recensie: Al Galidi – Maanlicht moerassen

Een wc die droomt van een studie aan de kunstacademie, om zo haar binnenste met haar buitenste in evenwicht te brengen. Want Mevrouw WC heeft pijn, zielenpijn. Haar vrienden – deuren, kranen en douches – kunnen haar niet helpen haar verdriet te overkomen. Mevrouw WC mag dan een wonderlijk schepsel lijken, haar emoties zijn des te werkelijker. Al Galidi, geboren in Irak en uitgeprocedeerd asielzoeker in Nederland, heeft met Maanlicht moerassen de Nederlandse literatuur verrijkt met een vervreemdend poëtisch verhaal over de zoektocht naar geluk.

De tweede roman van Al Galidi vertelt het verhaal van Mevrouw WC, geboren in een familie van wc’s en vastbesloten haar eigen leven te gaan leiden. De broertjes en zusjes worden door haar moeder klaargestoomd voor een leven als wc, waarbij het belangrijk is dat je stil kan zitten en kracht hebt om de billen van een ieder die je gebruikt op je schouders te nemen. Hopelijk word je door een rijke familie in huis genomen, en ben je op die manier verzekerd van een goed bestaan. Maar Mevrouw WC wil geen wc zijn.

Mevrouw WC in het museum

Jean Fouqet, <i>Madonna en kind omringd door engelen</i> (c.1450), Museum voor Schone Kunsten, Antwerpen
Jean Fouqet, Madonna en kind omringd door engelen (c.1450), Museum voor Schone Kunsten, Antwerpen

Op 1 juli, tijdens de jaarlijkse afspraak die Mevrouw WC en haar vrienden met elkaar hebben, komen ze altijd bij elkaar op het strand. Mevrouw WC blijkt de enige te zijn die verder wil studeren, namelijk kunstgeschiedenis in het Noorden. Niemand verwacht dit van haar, “omdat haar situatie als wc te moeilijk was in een wereld waar niet naar de binnenkant wordt gekeken, maar naar de buitenkant.” Ze neemt afscheid van haar vrienden Douche Sino en Douche Solino, Kraan Holaan vertelt nog wat moppen tot iemand hem dicht draait, en daar gaat ze. Aangekomen in het Noorden bezoekt ze het Museum van de Schone Kunsten. Bij het schilderij met de Madonna omringd door serafijnen en cherubijnen van Jean Fouquet blijft ze gefascineerd staan. Een kind komt op haar afrennen, en doordat Mevrouw WC naar het schilderij kijkt ziet het kind niet de zwarte bliksems in de ogen van Mevrouw WC, die vertellen dat de wc buiten gebruik is. Het kind springt op de schouders van Mevrouw WC en gebruikt haar. Vol schaamte druipt Mevrouw WC af, een spoor van urine en stront achterlatend. Haar ogen zijn veranderd, ziet ze later in de spiegel: van zwart in de nog donkerder kleur van een graf.

Dominante beeldspraak

Na het bezoek aan het Noorden en de mislukte poging van Mevrouw WC om zichzelf te vinden en gelukkig te worden, gaat het alleen nog maar bergafwaarts met haar. De stijl van het boek dringt zich daarbij steeds meer op: beeldspraak op beeldspraak, plotlijnen die een stap vooruit gaan, en weer twee terug, en de verwarrende hoeveelheid grappen van Kraan Holaan die het verdriet van Mevrouw WC nog meer aanzetten. De thematiek van het verhaal, vreemdeling zijn in je eigen wereld, sluit hier goed op aan. Maanlicht moerassen doet, door de sterke beeldspraak, soms denken aan Paulo Coelho. De personages hebben menselijke emoties, maar hun functie als deur, kraan, douche of wc tilt hun karakter naar een abstract niveau. Maanlicht moerassen is in poëtisch en stilistisch opzicht sterker dan wat betreft de plot van het verhaal.

De zee is in Maanlicht moerassen een zuiverende, troostende plek; Mevrouw WC gaat er altijd naar toe om zich schoon te spoelen. Uiteindelijk lijkt het leven van Mevrouw WC een bestemming te vinden. Kraan Solino weet haar met zijn muziek weer tot leven te wekken, waardoor haar binnenkant haar buitenkant bedekt, in plaats van andersom.

Film / Films

Kong is King

recensie: King Kong (Special Edition)

“De pijn is tijdelijk, de film blijft”, zucht een vermoeide Peter Jackson vier weken voor de geplande premiere van zijn remake van King Kong. Op dat moment is de muziek, het geluid en een deel van de animaties nog niet af. En dat betekent werken tot je erbij neervalt, en heel weinig slaap.

~

Aan de meer dan 3,5 uur durende extra’s op de Special Edition-dvd is pas echt goed te zien wat voor monsterproductie King Kong eigenlijk is. Op de dvd zijn 35 post-productie videodagboeken te vinden die zijn gemaakt en verschenen op fansite Kongisking.net. Deze korte documentaires behandelen de verschillende aspecten van de post-productie, van de miniatuursets tot de muziek.

Leuk en leerzaam

De extra’s bieden een goed beeld van de post-productie, een deel van het productieproces waar vaak niet al te veel aandacht aan wordt besteed. De items zijn dan ook niet alleen leuk om naar te kijken, maar ook nog eens leerzaam. Zo nemen we een kijkje achter de schermen van ADR (de cast komt na de opnames naar de studio om hun tekst na te synchroniseren), rotoscoping (overbodige voorwerpen moeten met de computer uit het beeld worden verwijderd) en Foley-art (alle geluiden die je in de film hoort zijn achteraf geproduceerd).

~

Naast de videodagboeken zijn er ook nog twee documentaires op de dvd te vinden. De één richt zich op het New York van de jaren dertig, de ander is een soort nepdocumentaire over Skull Island, waarin de geschiedenis en wezens worden besproken alsof ze echt hebben bestaan. Toch voelen de extra’s op de dvd niet compleet aan, wat waarschijnlijk komt omdat ze ook niet compleet zijn. Daarvoor moet je toch echt de King Kong Production Diaries kopen die eerder al op dvd werden uitgebracht. Deze serie videodagboeken zijn namelijk opgenomen tijdens het filmen van King Kong.

Nog meer?

De extra’s op deze dvd zijn interessant voor Kong-fans, filmfans en fantasy-fans: eigenlijk heeft Jackson de dvd dus voor zichzelf gemaakt. Het blijft jammer dat je voor een compleet beeld de Production Diaries moet kopen, en uiteraard was een audiocommentaar ook niet verkeerd geweest. Toch biedt de dvd meer dan genoeg diepgang en kijkplezier.

~

Voor Jackson, die twintig miljoen dollar ontving voor het realiseren van zijn kinderdroom, is het echter nog niet voorbij. Terwijl hij in zijn overhemd en korte broek, op blote voeten, op een parkeerplaats in Wellington staat en het laatste productiedagboek afsluit, laat hij weten dat dit misschien niet de laatste Kong-dvd is. Veel materiaal heeft ook de productiedagboeken niet gehaald, dus wie weet binnenkort nog meer King Kong…

Film / Achtergrond
special: Een essay over seksualiteit in film en samenleving

Het einde van de eendimensionale man / vrouw

Het lijkt alsof 2006 het jaar van gay in Hollywood wordt. Met films als Brokeback Mountain, Transamerica en Capote waait er een nieuwe wind in filmland. Is het conservatieve publiek rijp voor een ander geluid, is de commercie zijn grenzen aan het verleggen? Ook in Nederland lijkt homoseksualiteit voor de camera een trend. De stralend witte was van Leco, homo topvijftigs in de krant, de blije kijkers van Paul de Leeuw en Gordon en Geer en ook de ideale schoonhomo Albert Verlinde is niet van de buis te slaan. Genoeg reden om deze openheid eens nader onder de loep te nemen en de vraag te stellen of het hier nu wel om tolerantie draait.

Capote
Capote

Want in Hollywood of het open Nederland klinkt zelden een kritisch “hé wacht eens even!”. We zijn zo druk met consumeren en het kijken naar tolerantie, dat we vergeten dat de fundamenten van onze maatschappij vooral heteroseksueel zijn. Sinds jaar en dag wordt seksualiteit bekeken met ons geslachtsdeel in de hand. Daarnaast heerst het idee dat we met uiterlijk gesleutel innerlijk wat winnen. Zonder correcties of attributen kun je jezelf bijna niet meer liefhebben, lijkt het. Dat terwijl iedereen weet hoe moeilijk en ingewikkeld het is om een eigen smaak en identiteit te ontwikkelen – ook op het seksuele vlak. Die toenemende intolerantie tegenover onszelf staat vaak haaks op de in het openbaar beleden tolerantie tegenover de ander. Is die nieuwe openheid in Hollywood een doorbraak of schone schijn?

Homo’s gespeeld door hetero’s

Brokeback Mountain
Brokeback Mountain

Ondanks alle lof en meerdere Oscars voor Brokeback Mountain en Transamerica is er in deze films duidelijk sprake van stereotypering. Het onderwerp mag dan misschien minder conformistisch zijn dan we van oudsher kennen uit Hollywood, maar de maat wordt toch nog steeds genomen vanuit een heteroperspectief. Brokeback Mountain bijvoorbeeld kaart wel de liefde van twee cowboys aan, maar dat gebeurt met twee heteroacteurs. Zijn er in Hollywood geen gayacteurs die acceptabel zijn in een romantische hoofdrol? Accepteert het publiek geen acteurs die buiten het witte doek ook met iemand van hetzelfde geslacht naar huis gaan? Is het toeval dat de cowboys Gyllenhaal en Ledger hun homo-identiteit in de film daarbuiten universeel noemen? De film is zodoende vooral een liefdesdrama waarin twee vrienden gedwongen zijn zich te conformeren aan de heersende heterostandaard, en samen geen man & man kunnen zijn. Typerend is ook dat beide acteurs over hun liefdesscènes zeiden: “Let’s get the love scenes over as fast as we can, let’s get to the important stuff.” Ook lijkt het niet toevallig dat de acteurs bij ieder mediaoptreden geflankeerd worden door hun sexy verloofdes.

Het homo-zijn mag dan meer mainstream lijken, voor de amusementsindustrie en de acteurs mag het blijkbaar niet buiten de grenzen van het voor hetero’s acceptabele vallen. Om het niet te schokkend te maken is Brokeback Mountain niet al te homo-realistisch, voor nog meer zekerheid is de film gesitueerd in het verleden, en tot slot is er geen happy ending. De industrie lijkt vooral voorzichtig en gekleurd met de heterogedachte dat homo’s geen monogamie kennen, relaties bijgevolg gedoemd zijn te mislukken, en homoseks vooral tot ziektes leidt.

Piemel eerst aangeplakt, daarna afgehakt

Transamerica
Transamerica

Ingewikkelder wordt het bij een film als Transamerica. Hoe verwarrend kan het zijn wanneer Felicity Huffman, uit de populaire serie Desperate Housewives, als de transseksuele Bree een man speelt die aan de vooravond van een geslachtsoperatie van man naar vrouw staat. Hier leidt het motto “You don’t have to be one to play one” tot nog een hogere graad van misleiding en verwarring. Want waarom is er niemand op het idee gekomen dat er ook van vrouw naar man operaties bestaan? Is het idee dat ook vrouwen zich niet thuis kunnen voelen in hun eigen lichaam iets wat de openbaarheid nog niet verdraagt?

Of ligt het misschien aan de (alweer) universele strekking van deze road-movie, die volgens regisseur/schrijver Duncan Tucker vooral over opgroeien en familie gaat? Een onderwerp dat nog niet zo lang geleden exclusief aan hetero’s was voorbehouden. In Transamerica wordt Bree’s zoon Toby dan ook niet voor niets gepresenteerd als een ongelukje uit een ver verleden. Daarmee lijkt Toby het snufje extravaganza waaraan het onbekende van Bree wordt afgemeten. Natuurlijk is het goed dat transseksualiteit uit de taboesfeer wordt gehaald, maar Huffman wordt eerst een piemel aangemeten om hem daarna operatief weer af te hakken. Hollywood gaat er blijkbaar van uit dat het publiek zich makkelijker identificeert met een man die vrouw wordt. Het taboe op de vrouw die man wordt blijft keurig intact. Transamerica is amusant lichtzinnig, vol zwarte humor en gaat serieus om met de relatieperikelen tussen de moeder / vader Bree en zoon Toby. Maar je kunt je tegelijk ook afvragen of het transseksualiteit niet nodeloos ingewikkeld maakt. Ook Transamerica is een film die uiteindelijk onvoldoende uitlegt en eerder marginaliseert dan normaliseert.

Meer dan mannetjes en vrouwtjes

De filmindustrie en de media (maar wij consumenten misschien ook) gaan, ondanks de op het eerste gezicht taboedoorbrekende thematiek, nog steeds gebukt onder de last van de heteropolariteit. Het mannelijke en het vrouwelijke zijn de enige bekende polen, ook al aanvaarden we andere seksuele geaardheid en emanciperen we in onze mannelijk- en vrouwelijkheid. De natuur zelf levert al eeuwen niet alleen maar mannetjes en vrouwtjes. Het midden van de meetlat wordt als interseksueel gedefinieerd: mensen met van nature kenmerken van beide seksen. Interseksualiteit is een biologisch gegeven dat zich in de Verenigde Staten bij een op de tweeduizend kinderen openbaart.

Helaas is de stigmatisering van interseksualiteit zowel medisch als sociaal; zelfs nu wordt het nog vaak gezien als een biologische rariteit. Kinderen die als interseksueel worden geboren en moeilijk als man of vrouw te definiëren zijn, worden nog te vaak op verzoek van de ouders medisch aangepast en in een volkomen biologische man of vrouw veranderd. Waarom eigenlijk?

Gelukkig hanteren steeds meer mensen andere maatstaven. Seksualiteit mag dan een uiting van geslacht zijn, het wordt steeds minder alleen biologisch bepaald. Steeds vaker wordt er van een derde sekse gesproken: in de eerste plaats mens en niet langer lichamelijk of sociaal gebonden aan sekse. Het accepteren van een derde sekse geeft ruimte aan persoonlijke beleving en identiteit; het scala aan variaties tussen de polen wordt zo een persoonlijke keuzevrijheid.

Want zowel biologisch als sociaal hoeven we minder aan ons geslacht te kleven dan we denken, en zeker voor hetero’s zou dat wel eens een zegening kunnen zijn. Tenslotte is de generatie opgegroeid in de jaren zeventig het (doorgeschoten?) product van verregaande emancipatie. In ons dagelijks leven moeten we de grenzen van mannelijk en vrouwelijk steeds weer bijstellen; zowel in relaties, als op het werk en in de samenleving. Het is aan elk van ons om “ja” of “nee” te zeggen. Ik ben vrouw, maar hoe mannelijk ben ik van binnen? Ik ben man, maar hoe vrouwelijk ben ik daarbij?

De derde sekse: non-conformistisch tegen wil en dank

Breakfast on Pluto
Breakfast on Pluto

Hollywood heeft de deur op een kier gezet, maar of dat leidt tot verdere openheid en of die reikt tot aan de derde sekse, blijft de vraag. Daarom nog een mooie tip voor alle optimisten. Wie hoopvol uitkijkt en verlangt naar het einde van de eendimensionale man / vrouw moet beslist de bijzondere film Breakfast on Pluto gaan zien, naar het boek van Pat Mcabe. Zelden is een romanfiguur zo overtuigend en gelaagd verbeeld; je verwacht en hoopt zelfs hoofdfiguur Patrick/Patricia “Kitten” in je eigen straat tegen te komen. Ze is het rolmodel van de derde sekse: non-conformiste tegen wil en dank, want Kitten kan niets anders dan zichzelf zijn.
Breakfast on Pluto is een fel realistisch sprookje gesitueerd in de jaren zeventig (Glamrock meets gaybasher Brian Ferry), maar druipend van een grimmige actualiteit. Wees erop voorbereid; na het zien van deze film wil je zelf naar Pluto – maar houd wel rekening met ernstige drukte, want straks wil iedereen daar een beschuitje eten.

Film / Achtergrond
special: Interview met regisseur Thomas Grube

Een hekel aan het woord ‘genie’

.

~

Hoe vaak krijg je het als cineast voor elkaar dat scholen hun lesprogramma vanwege jouw film aanpassen? Grube maakte het mee. Op een aantal Berlijnse scholen kunnen jongeren nu ook dans als keuzevak nemen, een beslissing die geïnspireerd is op het succesvolle dansproject uit Rhythm is it!. Daarin volgen Grube en de Spaanse regisseur Enrique Sánchez Lanch 250 schoolkinderen die in korte tijd leren dansen en bewegen op Strawinsky’s ballet Le Sacre du Printemps. De film won in Duitsland verschillende prijzen en trok zo’n half miljoen bezoekers. Grube had een dergelijk succes niet verwacht. “Het is een hype geworden. Opeens wordt dans beschouwd als een oplossing voor de problemen waar Duitse leraren mee te maken krijgen. Royston Maldoom, de choreograaf, geeft momenteel lezingen in hele land en is bijna een soort goeroe aan het worden.”

Onzeker

Samen met Simon Rattle, dirigent van de Berliner Philharmoniker, vormde Maldoom de spil van het ambitieuze dansproject dat in 2002 begon. Het idee dat zoveel onervaren kinderen, het merendeel afkomstig uit lagere milieus, na slechts 45 dagen klaar moesten zijn voor het podium, sprak Grube erg aan. “Ik voelde me alleen erg onzeker over de aanpak. Nog nooit had ik een film over muziek gemaakt, ik was geen Fachmann, geen specialist op dat gebied. Daarnaast was ik erg geïmponeerd door de naam en het imago van Rattle. En omdat hij, Maldoom en ik niet wisten wat er komen zou, was er geen script om op terug te vallen.”

De onzekerheid werd weggenomen door in zee te gaan met Sánchez Lanch, een Spaanse filmmaker en operazanger. Grube kijkt met gemengde gevoelens op de samenwerking terug. “Makkelijk was het niet. Ik ben zelf een heel emotioneel persoon, terwijl Enrique meer een intellectueel, rationeel type is. Toch ben ik achteraf tevreden dat we de film met z’n tweeën gemaakt hebben. Bij zo’n groot project zonder duidelijke richtlijn is het prettig om op elkaar terug te kunnen vallen.”

~

Wat Rhythm is it! voor Grube en zijn collega vooral zo groot maakte was de uiteindelijke productie: zo’n tweehonderd uur filmmateriaal. Het tweetal was een jaar kwijt aan de montage. “We wilden een stuk of drie jongeren wat meer in het verhaal betrekken, jongens of meisjes die er op een of andere manier ‘uitsprongen’. Maar Maldoom, die al zijn pupillen als gelijkwaardig beschouwde, wilde niet dat wij vooraf contact zouden maken met de kinderen. Iedereen – wij, de dansers, de begeleiders – moest vanaf hetzelfde punt beginnen. Een consequentie daarvan was dat wij acht kinderen met de camera zijn gaan volgen, puur voor de zekerheid. We wisten niet hoe goed of hoe slecht het uit zou pakken.” Terugkijkend ziet Grube het werken zonder scenario echter niet als een last. “Integendeel. Je kan juist heel vrij te werk gaan. De charismatische Muldoom bijvoorbeeld, die we pas kort voor aanvang van het project leerden kennen, komt in de film goed tot zijn recht. Iets wat bij een vaststaand script niet vanzelfsprekend was geweest.”

Gewone mensen

De opgewekte en ontspannen indruk die Grube maakt, is terug te leiden naar de afronding van zijn film. Niet alleen de twijfel en onzekerheid over de aanpak van het project zijn verdwenen, maar ook die over zijn eigen levensloop en ontwikkeling. “In mijn werkveld krijg ik veel te maken met academici, maar zelf heb ik mijn opleiding nooit afgemaakt. Ik leer liever door te doen, door het zelf uit te vinden: zo heb ik ook mijn eigen bedrijf opgezet. Toch zat ik daar wel mee, vroeg ik me af of ik me niet meer met ‘intellectuele’ dingen bezig moest houden. In die zin zou je Rhythm kunnen zien als een soort compensatie. Maar tijdens het maken ervan kwam ik er achter dat degenen die ik als dragers van de ‘hoge’ cultuur beschouwde, ook maar gewone mensen zijn. Royston Maldoom, Simon Rattle: ze zijn succesvol omdat ze kennis hebben gemaakt met het echte leven. Het zijn geen genieën – wat haat ik dat woord – die uit een ivoren toren naar beneden zijn komen dwarrelen. Sinds deze film weet ik dat ik in mijn carrière de juiste keuzes heb gemaakt.”

~

Die keuzes – het oprichten van filmmaatschappij BoomtownMedia in 1999, het verfilmen van het Sacre-project – hebben inderdaad goed uitgepakt. De eerste Boomtown-documentaire, Warschau-Express, leverde meteen een tv-prijs op. En de goede ervaringen die Grube had met het Berlijns Filharmonisch Orkest waren een aanjager voor zijn nieuwste project, Trip to Asia. Hierin richt hij zich meer op de orkestleden zelf. “De Berliner Philharmoniker, een van de meest prestigieuze orkesten ter wereld, kent vele ego’s. Logisch, want deze muzikanten zijn er aan gewend de besten te zijn. Maar in een orkest moeten ze opereren als een gemeenschap, en tegelijkertijd hun persoonlijke accent bewaren. Het is interessant te zien hoe dat werkt.”

Hoewel het monteren van Trip to Asia al is begonnen, gaan de promotie-activiteiten rond Rhythm is it! gewoon door. De impact van de film heeft Grube enigszins overvallen. “Rhythm is een missie geworden, een deel van mijn leven. Maar de film moet niet allesoverheersend worden. Ik heb nog veel meer te vertellen.”

Theater / Voorstelling

Euripides is actueel en funky

recensie: Smekelingen (VeenFabriek en Theseum Ensemble)

Smekelingen van Euripides werd nooit eerder in Nederland opgevoerd. Een groep jonge acteurs en muzikanten ging onder leiding van Paul Koek de uitdaging aan. Het eeuwenoude verhaal over oorlog, democratie, dictatuur en persoonlijk gewin wordt door de VeenFabriek in een verrassende en verfrissende nieuwe vorm gegoten. De VeenFabriek maakt van Smekelingen een muziektheatervoorstelling die met momenten de sfeer van een popconcert oproept.

~

Paul Koek, voorheen samen met Johan Simons artistiek leider van ZT Hollandia, richtte in 2005 de Veenfabriek op in een voormalige dekenfabriek in Leiden. Met de VeenFabriek wil Koek muziektheater maken dat zich beweegt tussen muziek, beeldende kunst, theater, film en wetenschap. Daarnaast hecht hij groot belang aan het onderzoek naar vernieuwende vormen van podiumkunsten waarin verschillende disciplines samen komen. Smekelingen is het eerste grootschalige project van de VeenFabriek in coproductie met het Griekse Theseum Ensemble.

Patriottisme

De tragedie Smekelingen is één van Euripides’ meest patriottische tragedies. De legers van Argos bestormen op brute wijze de stad Thebe. De aanval mislukt echter, en zeven hooggeplaatste soldaten uit Argos komen om. In strijd met het oorlogsrecht weigert Thebe om de lichamen van de doden vrij te geven. De moeders en zonen van de omgekomen soldaten roepen vervolgens als smekelingen de hulp in van de Atheense koning Theseus, hierin gesteund door de koning van Argos, Adrastos. Theseus is niet zomaar bereid zijn leger op een gevaarlijke missie te sturen en moet eerst overtuigd worden door Adrastos en zijn eigen moeder Aithra. Na een heftige discussie, waarin ook de democratische rechtsvorm van Athene ter sprake komt, stemt Theseus uiteindelijk toe. In dit stuk roemt Euripides de Atheense democratie en schildert hij Athene af als bewaker van de rechtsorde.

~

Bruisend popconcert

Paul Koek bracht voor deze productie een interessante en veelbelovende groep jonge mensen samen. Naast een aantal getalenteerde acteurs als Aus Greidanus jr., Joep van der Geest en Yonina Spijker nodigde Koek ook een aantal jonge muzikanten uit. Drie voormalig leden van de ‘knutselfunkband’ Kopna Kopna zijn tezamen met trombonist Bastiaan Woltjer en toetsenist Ton van der Meer verantwoordelijk voor de muziek bij Smekelingen. Het is met name de muziek die de voorstelling een bruisend en onconventioneel karakter geeft. De muzikanten lijken niet gehinderd te worden door de traditie van verantwoorde opvoeringpraktijken, ze benaderen Euripides’ tragedie eerder als een popconcert. Koorteksten worden tot Engelstalige popsongs omgevormd, drum en paukenslagen ondersteunen ritmisch de teksten van acteurs en dreunende elektronische beats begeleiden de militaire missie naar Thebe.

Stijl

Afgezien van de muziek is de vorm van de voorstelling toch heel herkenbaar van de hand van Paul Koek, en past Smekelingen qua sfeer, vormgeving, zang, intonatie en mimiek in de ZT Hollandia traditie. De jonge acteurs kunnen goed uit de voeten met de klassieker en hebben de monumentale taal zich eigen gemaakt. Aus Greidanus jr. zet op indrukwekkende wijze een kwetsbare en getormenteerde Adrastos neer. Met subtiele mimiek en intonatie maakt Joep van der Geest van Theseus een ijdele en autoritaire koning. De acteurs van het Theseum Ensemble souffleren de Nederlandse acteurs in het Grieks waardoor de teksten een extra ritmische laag krijgen.

~

Zijlijn

Minpunt is dat de voorstelling door zijn lengte (ruim 2,5 uur) op een gegeven moment aan kracht en overtuiging inboet. Het eerste uur en drie kwartier zijn muziek, tekst en vorm in balans en word je als toeschouwer continu geprikkeld en geboeid. Maar nadat de troepen ten strijde zijn getrokken tegen Thebe ontspoort de voorstelling. Plots wordt er nog een compleet nieuwe zijlijn van het verhaal geïntroduceerd – de zelfmoord van één van de soldatenvrouwen en het verdriet daarover van haar vader – maar ook qua vorm en muziek zakt de voorstelling nogal in elkaar. Doodzonde, want het doet teniet aan het uiterst spannende en prachtige eerste deel.

Actueel

Desalniettemin heeft de VeenFabriek een productie neergezet die zeker de moeite waard is om te gaan zien. De samenwerking met popmuzikanten heeft zonder twijfel een vernieuwende vorm van muziektheater opgeleverd. Bovendien laat de VeenFabriek met Smekelingen zien dat de thema’s van Griekse tragedies nog steeds actueel zijn. De voorstelling roept associaties op met hedendaagse politieke issues als het belang van democratie, het veilig stellen van onze internationale rechtsorde en de recente ‘vredemissie’ in Irak. Smekelingen maakt nieuwsgierig naar toekomstige projecten van de VeenFabriek.

Smekelingen speelt nog t/m 20 mei 2006, voor een uitgebreide speellijst zie hier.

Boeken / Fictie

Een tent van papier

recensie: Margaret Atwood - De tent

De tent, de nieuwste verhalenbundel van Margaret Atwood, is van alle markten thuis. Sketches in dialoogvorm, korte sprookjes en lange gedichten – het zit er allemaal in. Bovendien heeft de auteur de verhalen afgewisseld met een zevental pentekeningen, die vreemde, sprookjesachtige wezens afbeelden, omringd door letters of andere versierselen. Zo veelzijdig als de auteur zelf, zo veelzijdig is deze bundel.

~

Margaret Atwood, in de VS al decennialang populaire dichteres, schrijfster van fictie en non-fictie, critica en feministe, heeft zich wederom van al haar kanten laten zien. In dit kleine boekje weet ze de poëzie, proza en maatschappijkritiek samen te ballen tot een collage van verhalen. Daarin worden grote thema’s op satirische wijze aan de kaak gesteld; de milieu- en wereldproblematiek komt aan de orde, gender krijgt een duidelijke plaats en ook de rol van de schrijver in dezen. Dit alles verwerkt ze op een verrassende, maar soms ook verwarrende wijze. Door het sprookjesgenre zeer modern in te kleden creëert ze een surrealistische wereld, waarin alles kan. Alle registers worden opengetrokken en uitbundig bespeeld.

De veelkleurigheid spreekt ook uit de verschillende personages. Allerlei hedendaagse maatschappelijke kwesties worden te berde gebracht door een ik-figuur, die in ieder verhaal weer een andere gedaante aanneemt. Die ik wordt geflankeerd door figuranten van diverse pluimage – ook allerlei klassieken zijn daarin sterk vertegenwoordigd, in personen als Horatius en Hamlet, Sherlock Holmes en Hans en Grietje. Sprookjesfiguren zijn bijna op elke pagina terug te vinden; stiefmoeders, wezen, half goddelijke meisjes, koningen en boodschappers lopen het boek in en uit.

Gewoon doorschrijven

Het titelverhaal vertelt je dat je in een tent bent, die de huilende wereld buiten houdt. De wereld huilt om hulp, om wraak en om bloed. En jij bent in een tent, probeert jezelf en je geliefden te beschermen door bij het schijnsel van een kaars op de wanden te beschrijven wat er buiten gebeurt. Maar dat kun je niet, want je kent de waarheid niet; je kunt niet zien wat er plaatsvindt buiten je tent van papier. Toch schrijf je door. De huilers van buiten zien je silhouet, ze worden nieuwsgierig en komen dichterbij. De wind waait je kaars om, de tent vat vlam en je kijkt recht in de ogen van de huilers, maar je blijft gewoon doorschrijven, wat moet je anders?

~

Verkapt stelt Atwood haar taak, en daarmee haar onmacht als schrijfster hier aan de orde. Ze kan niet anders, ze moet schrijven om de waarheid van de onzichtbare boze buitenwereld weer te geven. Met haar schrijven zet ze iets in gang en laat je vervolgens met hoofdbrekens achter. Ze tilt een tipje van het tentdoek op, niet genoeg om de waarheid te zien; wel genoeg om door te lezen.

De verhalen zijn even speculatief en cryptisch als het klinkt. Absurde gebeurtenissen worden als vanzelfsprekend gepresenteerd, maar bevatten nog genoeg herkenbaars om te kunnen volgen. En dat maakt de verschillende verhalen verteerbaar, zij het in kleine porties.

Een verhaal als Koning Boomstronk in ballingschap brengt na zware kost wat verlichting. Dit sprookje handelt over een koning die is afgezet door zijn onderdanen, de kikkers. Zijn dadeloosheid zorgde voor ontevredenheid en die leidde tot onrust. Er vond een staatsgreep plaats en de sterke man kwam aan de macht, koning Ooievaar. Koning Boomstronk krijgt de schuld van de verschrikkingen die de nieuwe koning heeft gebracht, en verbitterd betrekt hij een chalet in de Alpen, waar hij met weemoed terugdenkt aan tijden van weleer. Duidelijk maatschappijkritisch maar humoristisch en vermakelijk biedt dit verhaal tegenwicht tegen de vreemde, filosofische en dromerige toon die doorklinkt in veel van de andere verhalen, die bol staan van vreemde wendingen en onnavolgbare gedachtekronkels.

Lieve lezer

~

Nu en dan spreekt Atwood de lezer rechtstreeks aan. In Wezenverhalen, een relaas waarin het lot van wezen in elf punten wordt uiteengezet, draagt de spreker de lezer op: Kijk in de magische spiegel, lieve lezer. Kijk in de diepe, stille wensput. Raadpleeg jezelf. Dat raadplegen, daar ontkom je niet aan als lezer. Atwood weet zoveel ter sprake te brengen, op zo’n indringende, bizarre wijze, dat je wel bij jezelf te rade moet gaan. Met behulp van vreemde sprookjes brengt ze je uiteindelijk tot jezelf, spreekt je rechtstreeks aan. Ze wijst je op je verhouding tot de ander, tot de wereld om je heen, en opent je ogen voor werelden die je niet direct kunt waarnemen. Werelden waarin alles kan en waarin wezens wonen met namen als Kind-Uit-Een-Boom, Chicken Little en Hoggy Groggy. Sprookjes van hoog en abstract niveau, met een kritische boodschap en een flinke scheut humor.

Die humor maakt de thema’s draaglijk. Atwoods woordgebruik is abstract, maar soms heel banaal, waarmee ze uitersten opzoekt. Zo nemen haar gedachten een hoge vlucht, maar blijft ze tegelijk met beide benen op de grond. Toch wordt de filosofische toon al snel te zwaar en zijn de gedachtegangen onnavolgbaar. Daarom is het een boekje om af en toe in te lezen en weer weg te leggen. Om over na te denken – maar niet teveel.

Muziek / Achtergrond
special: De dood is niet altijd het einde

Postume successen in de muziek

Het zal u wellicht verbazen, maar het gebeurt tamelijk vaak dat een klassieke componist een nieuwe cd uitbrengt. En dan bedoel ik geen nieuwlichter met zijn concert voor blender en tuinhek, maar een componist die iedere liefhebber van klassieke muziek kent. En eentje die ook al een indrukwekkend aantal decennia geleden het tijdelijke voor het eeuwige heeft verwisseld. Het punt is namelijk dat de meeste van deze mensen niet de moeite namen te overlijden met een keurig afgerond oeuvre achter zich. Overal in het huis lagen nog beschreven stukjes muziekpapier, die doorgaans een jaar of wat in kisten op zolder verdwenen, om daar vervolgens door collegae of tot dan toe om werk verlegen zittende musicologen vandaan werden gehaald. Een carrière lang puzzelen en voilà: een nagelnieuwe Mozart of een Tsjaikovski-wereldpremière terwijl de componisten allang tot stof zijn vergaan. 8WEEKLY zocht er een handvol uit die het onderzoeken op CD waard zijn.

Mahler

Gustav Mahler, Kees Dopper, Hans Frey, Willem Mengelberg en Alphons Diepenbrock
Gustav Mahler, Kees Dopper, Hans Frey, Willem Mengelberg en Alphons Diepenbrock

Waarschijnlijk de meest bediscussieerde onafgemaakte symfonie is de Tiende van Gustav Mahler. Mahler liet het ding achter met een zo goed als voltooid eerste (Adagio) en onmahleriaans kort derde deel. Delen twee en vier bestonden weliswaar in manuscript, maar hoe het allemaal in elkaar paste en georkestreerd moest worden, was voor musicologen geruststellend onduidelijk. Meerdere hebben er een succesvolle carrière op gebaseerd, en niemand in grotere mate dan de Brit Deryck Cooke, die niet minder dan drie performing versions afleverde.

de eerste poging was echter Nederlands, want op verzoek van Alma Mahler maakten na Gustavs dood in 1911 Willem Mengelberg en Kees Dopper (eerste en tweede dirigent van het Concertgebouworkest) de twee delen af die bijna waren voltooid. Het gaat te ver om alle versies hier te behandelen – daarvoor zijn er veel te veel. De Cooke-versie heeft het meest ingang gevonden en wordt inmiddels geregeld gespeeld en opgenomen. Dat was overigens niet altijd zo; lange tijd wilden de ‘grote’ Mahlerdirigenten (zoals Bernard Haitink en Georg Solti) er niet aan, omdat het uitvoeren van een door anderen voltooide Tiende geen ‘echte’ Mahler zou zijn. Een nogal rare opvatting en niet geheel vrij van zelfzuchtigheid; want vrienden Haitink en Solti speelden het Adagio van de Tiende wel als alleenstaand stuk en dat vloekt nog veel meer met het idee van een afgerond Mahlerwerk. Een interessant alternatief voor de Cooke-versie is de die van Joe Wheeler, die door het Pools Nationaal Radio-orkest werd opgenomen onder leiding van Robert Olson. Niet helemaal zo afgerond en gepolijst als Simon Rattles fantastische EMI-opname van de laatste Deryck Cooke-editie met het Birminghams Symfonie-orkest, maar zeker de moeite waard.

Schubert

Franz Schubert
Franz Schubert

De kampioen van het Stukken Laten Liggen was Franz Schubert (1797-1828). De Unvollendete (symfonie nummer 4, 5 of 8, maar net hoe je telt) is het bijna stereotiepe onafgemaakte werk en bestaat uit de eerste twee delen van wat ooit iets in vier stukken had moeten zijn. Het werd desondanks, in die vorm, één van de meest populaire stukken uit het orkestrepertoire, gebruikt van concertzaal tot de Smurfen (Gargamels thema stamt uit de Unvollendete). Maar gelukkig was daar Brian Newbould, die niet eens zoveel hoefde te doen om er een Vollendete van te maken. Het derde deel (scherzo) was zo goed als klaar en hij schroefde er vervolgens een stuk entr’acte-muziek uit Rosamunde op (waarmee het eerder ook wel werd uitgevoerd). Voilá. Maar ja, de Zevende was ook nog niet af. Dat duurde dus ook niet lang, hoewel hier meer ingrepen nodig waren. Newbould eindigde met het voltooien van de Tiende Symfonie – de eerste drie delen althans. Newboulds werk is echter zonder meer Schubertiaans en het zo ontstane repertoire vult een paar belangrijke lacunes op in de kennis over Schuberts ontwikkeling als symfonist van een soort mengsel tussen Mozart en vroege Beethoven tot de magnifieke en geheel individuele ‘Grote’ Negende. Dat de Tiende dan een soort onthoofd lijk blijft, neem je bij een vollendete Zevende en Achtste graag voor lief.

De Academy of St. Martin-in-the-Fields nam het hele zootje op onder de ditmaal echt bezielende leiding van de anders zo flegmatieke Neville Mariner, en het resultaat mag er zijn. Het enige punt van kritiek kan hier zijn, dat de negende er een beetje lauwtjes bijligt. Een bezoekje aan het Kruidvat, waar de geweldige cyclus met Roy Goodwin en de Hanover Band voor een prikkie te koop is, biedt soelaas.

Bruckner

Zoals onlangs nog beschreven, is de situatie bij het werk van Anton Bruckner (1824-1896) nogal gecompliceerd. Dankzij constant getwijfel, gedraal en de verkeerde vrienden herschreef Anton zijn stukken zo vaak dat er van de meeste symfonieëen meerdere, volslagen van elkaar verschillende versies zijn. En aan het afmaken van één versie van nummer Negen kwam hij niet eens meer toe. Desondanks behoort hij tot Bruckners meest gespeelde stukken, zij het met de ‘Schubert-oplossing’. Dat wil zeggen: zonder het laatste, onvoltooide stuk. Wat weer tot allerlei wonderlijke beweringen heeft geleid, waaronder de mening dat ‘Bruckner het zo gewild zou hebben’. Juist. Net zoals-ie het gepland had om middenin het werk aan de finale de eeuwige jachtvelden op te zoeken, ongetwijfeld.

~

Een praktisch probleem was het overigens niet om met de eerste drie delen te volstaan, want die duurden al bijna een uur. Het torso dat zo ontstond ontwikkelde zich zo tot een vast deel van het ‘ijzeren repertoire’, maar je bleef na afloop toch een beetje met een ‘ja, en?…’-gevoel zitten, nadat het laatste klanken van het overigens schitterende Adagio waren weggestorven.

Het heeft echt opmerkelijk lang geduurd voordat iemand er brood in zag om de dus toch al niet overdadig compacte Negende nog met een klein halfuur aan te dikken. Waar Schubert en Mahler vooral solistische Engelse kamergeleerden achter zich aan kregen, werd het werken aan Bruckner al snel een collectieve inspanning. Gezien de schaal van het stuk overigens niet echt verrassend, er viel nogal wat aan te doen. Bruckner had delen van de finale al helemaal, orkestratie en alles, afgemaakt, maar van andere stukken bestond nog niet eens een enkel lijntje los gekrabbelde noten.

Het resultaat van de ‘complete’ Negende is dan ook deels pure speculatie, maar wel heel indrukwekkende speculatie. Want Nicola Samale en de zijnen zijn erin geslaagd iets te creeëren dat niet alleen authentiek Bruckneriaans klinkt, maar bovendien echt een mogelijke nieuwe richting van diens muziek verkent. Geen geringe prestatie, zeker niet als je het beluistert in de werkelijk tierende versie van Johannes Wildner en de Neue Westfälische Philharmonie op het label Naxos. Een andere en niet minder geslaagde versie is die van William Carragan, ook bekend als Schubert-‘afmaker’, die door het Filharmonisch Orkest van Oslo onder leiding van Yoav Talmi op cd werd gezet

Een wat rare opname is die van Nicolaus Harnoncourt. Na het gebruikelijke torso van delen één tot en met drie te hebben gespeeld wendt hij zich tot het publiek met een verhandeling over Bruckner en de krenten uit de gereconstrueerde pap. Echter zonder een reconstructie in zijn geheel te spelen. Waarom, in hemelsnaam? Het verhaal van de maestro zit vol met hemelsheid en verhevenheid maar op deze manier doet hij nergens recht aan: Bruckners enorme koraal valt uiteen tot willekeurige stukken geluid. Niets ten nadele van Harnoncourts eruditie, maar deze uitvoering schijnt vooral gemaakt te zijn om die te benadrukken.

Raff

Joseph Joachim Raff
Joseph Joachim Raff

Een vreemde eend in de bijt is Joachim Raffs (1822-1882) ‘onafgemaakte’ Elfde Symfonie (‘De Winter’), vooral omdat hij achteraf waarschijnlijk stiekum gewoon af was toen Raff doodging. De Elfde was namelijk eigenlijk de Achtste, ruim een decennium voor het einde gecomponeerd. Hij deed er echter niets mee en da’s misschien helemaal niet zo raar als je naar het ding luistert, want het is met afstand Raffs meest progressieve symfonie, van een transparantie, bleekheid en woede die je elders in zijn oeuvre nauwelijks tegenkomt. Wie een parallel met Tsjaikovski’s Eerste ‘Winter’-symfonie verwacht, komt bedrogen uit. De muzikale taal vertoont weliswaar overeenkomsten, maar waar Tsjaikovski een schattig beeld schetst van spelende kinderen in de sneeuw, kijkt Raff uit over een troosteloze bevroren vlakte. Het werk lijkt eerder ‘vooruit’ te kijken naar het veel latere oeuvre van Sibelius. Daarbij is het geschreven in de lastige en daarom impopulaire toonsoort van A mineur.

Nadat Joachim het loodje had gelegd gaf zijn weduwe het manuscript van de ongepubliceerde symfonie aan Raffs leerling Max Erdmannsdorfer. De indruk is vaak gewekt dat Erdmannsdorfer uitgebreid met het manuscript aan het werk is gegaan voordat het werd gepubliceerd, maar tegenwoordig wordt daar anders over gedacht. Begrijpelijk, want de ‘Elfde’ is Raff van begin tot eind, met als afsluiter een finale met een voorstuwend ritme aan het laatste deel van Schuberts Negende Symfonie doet denken, maar ook aan het werk van Strauss en Von Reznicek.

Mozart

Een vaak verteld verhaal. Mozart dood. Requiem nog niet voltooid. Mevrouw Mozart op zwart zaad. Mevrouw vraagt student om het verhaal af te maken zodat mevrouw kan innen. Student (Franz Xaver Süssmayr) maakt af en schrijft zelf een niet kinderachtig deel van de muziek. Veel van de desolaatheid van het Requiem is toe te wijzen aan Süssmayrs belangrijk meer spartaanse compositietechniek – het klinkt in grote delen dan ook eigenlijk helemaal niet als een Mozartcompositie. Iedereen was een eeuw lang gemakshalve dan ook maar vergeten dat hij het helemaal niet had geschreven en zelfs vandaag denken veel mensen daar liever niet aan. Maar dat maakte voor het lot van het Requiem helemaal niets uit, want het werd waanzinnig populair, de laatste decennia niet in de laatste plaats dankzij Milos Formans film Amadeus. Talloze malen opgenomen, maar het valt te vrezen dat het huidige Mozart-jaar wel weer aanleiding zal geven tot nieuwe opnamesessies.

Elgar

Edward Elgar
Edward Elgar

De Brit Edward Elgar (1857-1934), een man van onberispelijk koloniale snit en tot zijn eigen treurnis schrijver van de mars die de melodie vormde voor Land of Hope and Glory, verbood op zijn sterfbed uitdrukkelijk dat iemand verder ging met zijn toen halfvoltooide Derde Symfonie. Dat was dus slechts een kwestie van tijd. En Elgar had ongelijk, want de Derde die de (uiteraard) Brit Anthony Collins distilleerde uit zijn schetsen werd een buitengewoon werk. Elgars muziek is doorgaans erg gemakkelijk te herkennen en deze symfonie drijft op dezelfde laat-romantische grandeur die we kennen uit de Enigma-variaties en de Eerste Symfonie. Ze werd sinds de presentatie in 2000 dan ook al viermaal opgenomen en die opnamen oogstten alom lof.

David Owen Norris
David Owen Norris

Dat gold niet voor het pianoconcert en da’s eigenlijk best jammer. Een hotemetoot van de Elgar Society merkte op dat het hem meer aan Korngold dan aan Elgar deed denken. En da’s, kort gezegd, larie. Elgars kenmerkende muzikale stempel, door zijn hele oeuvre aanwezig tot het punt van zelfparodie, is onmiskenbaar in het hele werk te horen, van de majestueuze maar voor Elgar zeer ‘duistere’ openingsmaten tot de niet minder imponerende finale, waarbij het tussenliggende deel (het enige dat Elgar echt helemaal voltooide) een prettige afwisseling vormt. Elgars (en Walkers) Pianoconcert is, samen met de werken van Xaver Scharwenka, één van de meest opwindende ontdekkingen in de pianoconcertliteratuur van het afgelopen decennium. Groningen mocht twee jaar geleden al de Nederlandse première beleven, en de pianist die dat concert tot een hoogtepunt verhief, David Owen Norris, zette het ook op de plaat – een cd die niet in de kast van een liefhebber van dit repertoire mag ontbreken.

We zouden hier nog een tijdje door kunnen gaan, met de postuum afgemaakte werken van Tsjaikovski, Scriabin en Beethoven (een nogal dubieus stukje ‘Tiende’) en zo nog vele, vele meer. De fascinatie naar wat ‘had kunnen zijn’ blijft. Soms met goede resultaten, maar soms ook met minder positieve. Je moet je wel beseffen dat Mahlers Tiende door Deryck Cooke niet Mahlers Tiende is, maar Mahlers Tiende door Deryck Cooke. Maar juist ‘laatste werken’ oefenen een onweerstaanbare aantrekkingskracht uit: je verwacht toch het summum van iemands presteren en het komt soms dan ook als een nare verrassing dat niet alle ‘voltooiden’ een meesterwerk zijn. Maar een paar zijn dat wel, en de wereld zou armer zijn geweest zonder Elgars Pianoconcert of de reconstructie van Bruckners Negende Symfonie – om de meest in het oog springende maar te noemen.