Muziek / Album

Weer een stapje hoger

recensie: Candi Staton - His Hands

Wie de onderhand bijna zeventigjarige Candi Staton nog niet kende, heeft aan hoesje en titel van haar laatste plaat al ruim voldoende om in te schatten uit welke hoek de wind waait: de gospelsoul viert weer hoogtij bij de oude dame.

~

De in 1940 geboren zangeres heeft een lange carrière in de muziekindustrie achter de rug. Zoals bij zoveel oude soulsterren bestond haar eerste publiek uit de kerkgangers uit het Amerikaanse zuiden. Daarna volgden gospelgroepjes en souluitstapjes. Een souldiva zoals Aretha Franklin werd ze echter nooit; Staton bleef in de schaduw, totdat ze met discoproducers aan de slag ging en er later remixes van haar werk werden gemaakt. Het grootste succes werd zo
You’Ve Got the Love, dat door dj’s van The Source vakkundig werd samengevoegd met Your Love van de house-godfather Frankie Knuckles. In 1986 kwam de eerste versie van deze samenwerking uit, in 1991 bereikte de song eindelijk nummer vier in Engeland, in 1997 werd er een nog weer iets andere mix van uitgebracht die de derde plaats in Engeland bereikte en diezelfde versie (New Voyager Mix) bereikte nog dit jaar (2006) weer nummer zeven in Engeland en nummer acht in Nederland. Een twintig jaar durende carrière voor één nummer dus; niet gek.

Gospelwortels

Staton zelf echter heeft al die opzwepende en moderne muziek al weer achter zich gelaten, en keert op His Hands op een erg mooie wijze terug naar haar wortels in zuidelijk Amerika: het christelijke geloof en de daarbij horende muziek. Dat dat voor haarzelf voelt als de goede weg, en dat ze wellicht zelfs spijt heeft van de hippe uitstapjes valt te lezen in het boekje bij de plaat:

This is the music I’ve had in my heart for many years. I call these tunes ‘life songs’. These tracks speak up to the areas of our lives that are affected by our own choices and decisions. Sometimes, our choices lead us into places that we wish we hadn’t gone, but “that’s life”.

Familiewerk

Met haar dochter en zuster in de achtergrondkoortjes en haar zoon op drums, was het maakproces van His hands voor Staton een warme en creatieve aangelegenheid. Dat hoor je af aan het resultaat: de plaat telt elf nummers, stuk voor stuk met liefde gemaakt. Staton heeft in haar langdurige carrière veel geleerd, en hoewel ook haar oudere soulwerk meer dan de moeite waard is, lijkt hier alles precies bij elkaar te komen. Zonder moderne beats zijn mooie, soms opzwepende maar bovenal ook vakkundige liedjes gemaakt. Hoog in de singlelijstjes komt Staton hiermee niet terecht, maar in de albumhitlijsten doet ze heel aardig mee. Een echt grote soulzangeres zal ze waarschijnlijk niet meer worden, maar met His Hands stijgt ze wel weer een paar plaatsjes.

Theater / Voorstelling

Gebroken mannen in een snackbar

recensie: Poema (Gasthuis Werkplaats en Theater)

Een jaar geleden was Nederland in de ban van de poema. Ergens op de Veluwe zou een heuse poema rondlopen. Op de televisie was veelvuldig te zien hoe deskundigen en experts hun mening gaven over de poema, die uiteindelijk helemaal geen poema bleek te zijn. Nu, inmiddels een jaar later, brengt diezelfde poema wederom de hoofden op hol. Maar dan die van de personages in de nieuwe toneeltekst van Annemarie Slotboom.

~

Poema gaat over drie ambitieuze zakenmannen die eigenlijk naar het vliegveld hadden gemoeten, maar beland zijn in een klein dorp in de provincie. De auto werd gestolen door een zekere Arie en nu zitten ze in de plaatselijke snackbar, gerund door Martha. Volgens Martha heeft Arie de auto alleen maar ‘geleend’, om de poema te vangen. Hij zal de auto vast snel komen terugbrengen.

Frituurlucht

In de snikhete theaterzaal van Gasthuis in Amsterdam hangt een overweldigende frituurlucht van een snackbar. Het kan niet missen, hier wordt patat gebakken. De witte, plastic kuipstoeltjes en de glazen toonbank waarin loempia’s, kroketten en frikadellen uitgestald liggen, maken het plaatje compleet. In deze troosteloze omgeving met koud, wit tl-licht zitten de drie mannen vast. Mannen van de wereld, met een indrukwekkende loopbaan en een duidelijk idee over hoe de wereld in elkaar zit. Zo weten ze zeker dat Arie helemaal niet terug zal komen. Die is allang onderweg naar Polen met die dure, gestolen auto om daar een nieuw leven te beginnen. En ook dat die poema helemaal niet bestaat.

Maar gaandeweg de voorstelling blijken deze geslaagde zakenmannen hun zaakjes helemaal niet zo goed voor elkaar te hebben. Ze dénken iets bereikt te hebben, ze dénken te weten hoe de wereld in elkaar zit, maar in werkelijkheid zitten ze hopeloos vast. In een snackbar. In een of ander dorp in de provincie. Met al hun ambitie en prestatiedrang zijn ze helemaal nergens gekomen. Als de poema vervolgens wel degelijk blijkt te bestaan, staat hun wereld op z’n kop. Als dat wat niet waar is, waar blijkt te zijn, waar kan je dan nog van op aan?

Oer-Hollandse snackbar

~


De voorstelling begint als een feest der herkenning: de witte, plastic kuipstoeltjes, de keurig in een rij opgestelde kroketten en blikjes frisdrank. Zoals een oer-Hollandse snackbar er uit hoort te zien. Ook de personages voldoen aan alle verwachtingen. De arrogante boekschrijver, de ietwat wereldvreemde bankier en de blaaskakerige vastgoedmakelaar. Ze worden met de vaart en de humor die in de tekst van Slotboom besloten ligt, gespeeld.

Hierdoor blijft echter weinig ruimte over voor diepgang. De personages komen aan het eind van de voorstelling weliswaar tot een nieuw inzicht en krijgen in de diverse monologen de gelegenheid om hun gedachten en wereldvisies ten toon te spreiden. Toch overstijgen ze het niveau van de bijna archetypische zakenlui niet.

Samenwerking


Het concept voor Poema werd door regisseur Giselle Vegter en tekstschrijver Annemarie Slotboom samen ontwikkeld. Vegter maakte eerder bij Gasthuis voorstellingen waarin zij onderzoek deed naar de kracht van het beeld en de overweldigende hoeveelheid beelden die de media over ons uitstort. Ook in Poema was de macht die de media weet uit te oefenen op de mensen één van de uitgangspunten. Het mediacircus rond de poema zou daar als voorbeeld voor moeten dienen. In de voorstelling is dit thema echter naar de achtergrond gedrongen. De personages worden niet gemanipuleerd door de media, maar door zichzelf en hun eigen ambities. Een thema dat ook zonder poema belangwekkend genoeg is om over na te denken. Maar dan moet je wel even door de frituurlucht heen…

Poema is nog tot en met 17 juni te zien en gaat in oktober en november op tournee. Klik hier voor een uitgebreide speellijst.

Muziek / Album

Een bescheiden revolutie deel 2

recensie: Kieran Hebden & Steve Reid - The Exchange Session Vol.2

Toen eerder dit jaar het eerste deel van Kieran Hebden & Steve Reids The Exchange Session op de markt verscheen konden we spreken van een bescheiden revolutie en een revelatie in de wereld van de moderne muziek. Electronische jazz stond natuurlijk al veel langer in het immer groeiende rijtje van muzieksoorten, denk maar aan Miles Davis (bij wie Reid trouwens ook drumde, net als bij andere grootheden als Sun Ra en Fela Kuti) en een duo in de jazz wereld, dat hadden we natuurlijk ook al gehoord. Maar wat Hebden en Reid vastlegden, dat was toch echt iets anders. In het standaard jazzduo format van drums en sax was de laatste vervangen door de electronica van Hebden alias Four Tet, maar electronische jazz was het toch ook weer niet. Wat dan wel? Nou, een bescheiden revolutie dus.

Nu is er het tweede deel van deze sessie welke in één dag (begin april) werd opgenomen in de Exhange Studio in Camden, Londen. Rijst onmiddellijk de vraag: waarom is hier geen dubbel-cd van gemaakt? Want nu bekruipt mij een beetje het gevoel van cognitieve dissonantie: had ik deze plaat al niet? Ja en nee. Het mag logisch zijn dat dit tweede deel verder gaat waar het eerste ophield. Reid leeft zich uit op zijn drums en percussie, Hebden reageert en improviseert hierop met zijn batterij electronische foefjes en liflafjes en vice versa.

Afrikaanse stokslagen en buitenaardse bliepjes

Een drietal stukken krijg je voorgeschoteld. Het geheel opent met Hold Down the Rhythms, Hold Down the Machines en dat is nou precies wat de heren hier niet doen. Het twintig minuten durende werkje gaat alle kanten op, zowel qua ritme als machinaliteit. Het is een boeiende amalgaam van Afrikaanse stokslagen en buitenaardse bliepjes waarin zelfs de stem van Reid nog vaag te ontwaren valt. Alsof je verdwaald bent in een jungle ergens rond de evenaar en achterna gezeten wordt door minstens drie onbekende, inheemse stammen.

~

Gelukkig kun je tijdens Noémie lekker bijkomen van deze aanslag op je zenuwstelsel. Reid benut op een ingetogen manier zijn hele percussiearsenaal en Hebden tovert de meest bevreemdende en relaxte geluidjes uit zijn computers en aanverwante artikelen, tot en met samples van blazers en Vangelis-achtige golfjes aan toe! Bijna ongemerkt werken ze naar een broeierige climax toe. Het afsluitende kwartier heet We Dream Free en gaat een beetje op dezelfde voet verder. Ietwat dromerig en (afro)funky, maar zonder de benodigde impact waardoor het geen droom wordt die je je de volgende ochtend nog met gemak kunt herinneren. Een apotheose ontbreekt ook nog eens, wat dit laatste nummer nogal overbodig maakt.

Het vreemde is dat dit tweede deel van The Exchange Session mij een beetje tegenvalt, terwijl er eigenlijk weinig veranderd is. Dat is dan ook precies het probleem. Juist doordat de complete sessie niet als dubbelaar op de markt werd gegooid, waren de verwachtingen bij mij hooggespannen. En dat roep je als Reid en Hebden zijnde ook wel een beetje over je af. Nieuwe plaat = nieuwe geluiden, nieuwe invalshoeken, etc. Toch? Niet dus. Desalniettemin is dit heus weer een beresterke plaat geworden, maar daar staat tegenover dat de geijkte paden dit keer helaas niet gemeden worden.

Boeken / Non-fictie

Wetenschap is toch leuker

recensie: Gerard 't Hooft - Planetenbiljart: Science fiction en echte natuurkunde

Gerard ’t Hooft is een internationale topper, categorie Johan Cruyff. De natuurkundige behoort tot het selecte gezelschap Nobelprijswinnaars, schreef na dat hoogtepunt een meeslepend boek over elementaire fysica en gooit het in zijn nieuwste boek over een veel olijker boeg. Leerzaam blijft het allemaal wel.

Science fiction is het uitgangspunt van Planetenbiljart, maar dan bezien vanuit de wetenschap. Niet de eerste keer dat iemand zoiets doet, maar het blijft leuk, vooral wanneer het enthousiasme van de bladzijden spat en de schrijver behoort tot de absolute wetenschappelijke top, zodat het ook echt ergens over gaat. ’t Hooft maakt zich vrolijk over de aanstekelijke nonsens die het merendeel van de SF in zijn greep heeft, zonder dat hij het genre overigens afserveert, want de betere soort is gewoon erg leuk en spannend. Dat neemt niet weg dat bijvoorbeeld het overbrengen van informatie met een snelheid groter dan die van het licht uitgesloten is en vele andere in films en boeken figurerende oplossingen voor alledaagse problemen – zoals de legendarische tractor beam uit Star Trek – nooit werkelijkheid kunnen worden. Als we tenminste alleen uitgaan van onze huidige kennis, maar volgens ’t Hooft is dat geen probleem: de wetenschap mag dan niet overal een antwoord op hebben, we weten wel waar de ultieme grenzen liggen.

~

Daarbinnen is trouwens ruimte genoeg voor allerlei opwindende toepassingen, inclusief ruimtereizen en dergelijke. Maar wie zich wil verliezen in weidse intergalactische vergezichten kan beter een ander boek uit de kast pakken, want bij ’t Hooft gaat het au fond om de wetenschap zelf. Daarover kan hij smakelijk vertellen, en dan niet alleen over zijn eigen vakgebied. Het allergrootste – biljart spelen met echte planeten – tot het superkleine passeert de revue, in een aanstekelijk betoog waarin diverse typen robots een belangrijke rol spelen. ’t Hooft rekent bijvoorbeeld voor dat reizen naar de sterren voor de mens niet werkelijk zijn weggelegd, en doet daarom maar wat andere voorstellen die meer kans van slagen hebben, ook al zal het miljoenen of misschien zelfs miljarden jaren duren vooraleer een missie zijn uiteindelijke bestemming bereikt. Daarvoor kun je dus beter een speciale machine bouwen. Het is kenmerkend voor de manier waarop de wetenschapper ’t Hooft ondanks alle belemmerende kennis die hij heeft vergaard nog steeds kan blijven fantaseren. Daarbij blijft hij overigens wel erg aan de voorzichtige kant en laat hij allerlei woeste theorieën uit de moderne natuurkunde – van superstrings in diverse gradaties tot de gedachten van mensen als Lee Smolin over meerdere universa – links liggen. Wat op zich geen probleem is natuurlijk, want je kunt nu eenmaal niet alles tegelijk. Nog niet.

Dat een dergelijke brede aanpak ook zo zijn risico’s heeft, blijkt wel uit de hoofdstukken waarin ’t Hooft het klimaat behandelt – en voetstoots de loze beweringen over menselijke invloed op de veranderingen daarin overneemt. Een kleine uitglijder, en meteen ook weer het vertrekpunt voor een verhandeling over hoe we om kunnen gaan met de problemen die een door natuurlijke fluctuaties rijzende zeespiegel met zich meebrengt. De oplossing is nog tsunami-proof ook.

Volkomen ten onrechte gaan vooral alfa’s regelmatig tekeer tegen het vermeende geestdodende effect van wat zij ervaren als een reductionisme dat de wetenschap overheerst. ’t Hooft laat juist zien dat als ergens de menselijke geest in volle glorie kan waaien, dat binnen de door de natuur opgelegde en door de wetenschap verkende werkelijkheid is, en dat je bij zoveel science eigenlijk geen fiction meer nodig hebt.

Theater / Achtergrond
special: Finale Stand-Up Comedy Concours 2006

Lauwe comedians in snikheet theater

De temperatuur was hoog, de comedians waren wat lauw en het juryrapport was kil. Tijdens de finale van het Stand-up Comedy Concours 2006 duurde het lang voordat de jury haar oordeel had geveld. De jury, bestaande uitvoorzitter Tom Sligting. Hakim, Marc OpderHeijde, Marjolijn Touw en Fedor van Edijk, kozen uiteindelijk Peter Pannekoek tot winnaar. De publieksprijs ging naar Omar Ahaddaf.

voorzitter Tom Sligting. Hakim, Marc OpderHeijde, Marjolijn Touw en Fedor van Edijk, kozen uiteindelijk Peter Pannekoek tot winnaar. De publieksprijs ging naar Omar Ahaddaf.

~

Zes stand-up comedians streden op 11 juni in het Amsterdamse theater Bellevue om de vermelding van stand-upper van het jaar 2006. Voor het vierde jaar werd dit concours gehouden met het doel de beste stand-up comedian te kiezen. Harry Glotzbach, een eerdere winnaar van het concours, praatte de avond aan elkaar. Leuk om te zien hoe hij de afgelopen jaren is gegroeid. Zijn timing is goed, hij is relaxter en voelt zich als een vis in het water als presentator van deze wedstrijd.

Michael en Jacob

De Belg Michael van Peel mag als eerste het podium op. Hij snijdt onderwerpen aan als file en TomTom. Onderwerpen die veel gebruikt zijn door andere stand-up comedians en cabaretiers. En dus moeten de grappen hierover wel heel goed zijn, wil je als comedian scoren. Helaas lukt dit Van Peel niet vaak. De Friese Jacob Spoelstra lijkt het er in het begin veel slechter vanaf te brengen, maar na een paar minuutjes ‘warmlopen’ heeft hij de lach van de zaal als hij vertelt dat hij op zijn kat Frummel ging zitten, en de reactie van de dierenarts daarop: “Zag u hem niet liggen of zo?”

Peter Pannekoek
Peter Pannekoek

Peter en Victor

Bij kandidaat Victor Masboom zakt de sfeer weer in, want echt goede grappen heeft deze jongen niet. Het schateren blijft dan ook terecht uit. Dan komt Peter Pannekoek. Hij is een klein mannetje dat meteen over zijn eigen naam begint, wat natuurlijk ook niet te omzeilen is. Hij vertelt over zijn vader die overleden is aan kanker en maakt daar keiharde grappen over. Aan de reacties in het publiek te merken was het hier en daar misschien iets te grof, maar daar weet Pannekoek met een “woehoe, gewaaaagd ja” de sfeer luchtig te houden. Leuk is ook het verhaal over zijn verslaving aan snoozen, waarmee hij is aangestoken door zijn vrienden.

Omar Ahaddaf
Omar Ahaddaf

Donald en Omar

Daarna is het tijd voor Donald Olie, een opmerkelijke verschijning tussen de stand-uppers. Deze ras-Amsterdammer ziet er uit als een discotheekportier op de camping, compleet met ultrabrede gouden ketting. Hij vertelt over zijn huwelijk met Greet en babbelt vrolijk over zijn kinderen. Het is totaal geen stand-upper, want daar is zijn verhaal te gelikt en te bedacht voor, maar hij weet in ieder geval hoe hij mensen moet laten lachen. De Marokkaanse Omar Ahaddaf sluit de rij comedians af en vertelt heel easygoing verhalen over zichzelf en zijn familie waarbij hij er natuurlijk niet aan ontkomt om zijn eigen afkomst hierin te verwerken. Zelfspot is ook hier een goede pijler.

Iedere comedian krijgt vijftien minuten om te laten zien wat hij in huis heeft. Daarbij hebben ze vlak voordat ze opmoeten te horen gekregen dat ze het onderwerp Der Manschaft in hun optreden moeten verwerken. Wat natuurlijk wel lukte, maar niet altijd de beste grappen opleverde. Na een korte pauze treedt comedian Jim Speelmans op en aansluitend zou de uitslag van het juryrapport volgen. Speelmans begint heel goed. Hij is scherp, heeft een show die goed in elkaar steekt en staat relaxed op het podium. Maar naarmate de tijd verstrijkt, krijgt hij het benauwd en dat is niet te wijten aan Speelmans of aan de temperatuur. Hij zou eigenlijk 25 minuten optreden, maar omdat de jury er niet helemaal uit komt, moet hij tijd zien te rekken. Uiteindelijk speelt hij 45 minuten en onterecht is hiermee bij het grootste gedeelte van het publiek de suggestie gewekt dat hij een slechte comedian is. Jammer.

De uitslag

Na een lange hete avond wordt het bekendmaken van de uitslag een beetje afgeraffeld. Hoewel Glotzbach jubelt dat het niveau van de avond heel hoog is, leest juryvoorzitter Tom Sligting vervolgens vooral heel negatief commentaar voor uit de juryrapporten. Van de een is het materiaal niet verrassend, de ander mist performance, timing of energie. Het mag dan ook bijna een wonder heten dat er toch nog een winnaar uit de bus is gekomen. Peter Pannekoek mag zich Stand-upper van 2006 noemen en de publieksprijs gaat uiteindelijk naar Omar Ohaddaf. Het was een lange, te hete avond met een anticlimax-gevoel door het commentaar van de jury. Maar uiteindelijk is er flink wat afgelachen en laat dat nou net de bedoeling zijn van zo’n avond…

Boeken / Fictie

Alleen een einde is niet genoeg

recensie: Onno te Rijdt - Naar Paradiso

Een roman die Naar Paradiso heet, moet wel over muziek gaan. Onno te Rijdts nieuwste boek, het eerste na het enorme succes van Mores, gaat over twee broers, van wie er eentje erg van muziek houdt en de ander vooral van zichzelf.

Job Sorel is een schrijver van middelbare leeftijd, die al bijna twintig jaar teert op het buitengewone succes van zijn debuutroman. Sindsdien heeft hij niets meer geschreven, maar tegenover de buitenwereld blijft hij vrolijk volhouden dat hij met allerlei ideeën bezig is.
Bij hem in huis woont zijn zeventien jaar jongere broertje Damian, een jongen met een wijnvlek:

En dan nu een luid applaus voor de onbetwiste kampioen, niemand die zelfs maar aan hem kan tippen kijk toch eens kijk toch eens, de helft van zijn gezicht in donkerrode inkt gedompeld, de scheiding praktisch recht over zijn voorhoofd neus mond kin, is het niet wonderlelijk is het niet afgrijselijk zielig dames en heren, je zult er maar zo bij lopen stelt u zich eens voor!

Damian lijdt vreselijk onder zijn ‘wijngebied’ en probeert zich – met cynisme, met zich verstoppen, met negeren – zo goed mogelijk staande te houden tussen mensen die alleen af gaan op de eerste indruk, waarvan zijn broer er één is. Natuurlijk houdt Job op zijn eigen manier van zijn jongere broertje, maar wat deze ook probeert, er ligt een onoverbrugbare kloof tussen de twee. Job houdt zich bezig met relaties, Damian verstopt zich in muziek. Totdat dat voor beide broers niet langer gaat en ze de confrontatie wel aan moeten gaan.

Twist

Net zoals in Te Rijdts vorige roman heeft ook Naar Paradiso een verrassende climax, een ontknoping die het hele boek op zijn kop zet. Te Rijdt heeft aan de broederliefde tussen Job en Damian een venijnige twist gegeven die het boek zeker de moeite waard maakt. Maar Naar Paradiso leunt wel heel sterk op het ingenieuze einde en de rest van het boek lijdt daaronder.

De opbouw van het boek is aan het begin verwarrend. Na een paar hoofdstukken blijkt dat er twee schrijvers aan het woord zijn: Job en Damian. Job schrijft vlot, maar vooral functioneel proza dat nergens mooi of verfijnd is. Damian heeft een onbehouwen stijl, met nieuwe alinea’s die midden in een zin beginnen en met lange, kommaloze zinnen die een soort stream of conciousness aan moeten geven. Het is jammer dat Damians stijl wel erg bestudeerd overkomt, geforceerd ongepolijst. In Naar Paradiso is er in elk geval geen sprake van genieten van mooi schrijfwerk.

Boek in boek

Dat er twee schrijvers met twee stijlen aan het woord zijn, is niet gewoon om de beide broers een stem te geven. Te Rijdt heeft in Naar Paradiso een Droste-trucje uitgehaald: helemaal aan het einde blijkt waarom die twee broers over zichzelf en elkaar schrijven en waarom het boek begint met een overlijdensadvertentie en twee hoofdstukken van elk één zin lang. In principe zou je dus na het lezen van de laatste bladzijde opnieuw moeten beginnen, maar omdat het hele boek aan de climax wordt opgehangen, is een tweede keer lezen helemaal niet meer interessant.

Naar Paradiso is goed leesvoer voor één keer, maar daarna is het ook uit. Bovendien is de roman over vijf of tien jaar waarschijnlijk hopeloos verouderd vanwege de opsommingen en citaten van bandjes die op dit moment hip en wild zijn. Te Rijdt laat Damian zelfs een opsomming geven van de pakweg zeventig band-shirts die hij bezit.
Broederliefde en -twist zijn thema’s van alle tijden en Te Rijdt geeft er een leuke draai aan met een spetterende climax, maar Naar Paradiso blijkt na lezing toch een eendagsvlieg.

Theater / Achtergrond
special: 06 festival - De Appel meets South Africa

Intercultureel toneelplezier op festival De Appel

Nederland en Zuid-Afrika. Ze hebben een roemruchte gemeenschappelijke geschiedenis, die een diepgewortelde relatie tussen beide landen tot gevolg heeft gehad. Het is dan ook niet zo gek dat Toneelgroep De Appel op zijn zoektocht naar internationale samenwerking in Zuid-Afrika terechtkwam. Twee weken lang werkt een jonge generatie Zuid-Afrikaanse acteurs uit Kaapstad en Johannesburg samen met leeftijdsgenoten van de toneelscholen van Amsterdam, Maastricht en Arnhem, en staan ze samen met de acteurs van Toneelgroep De Appel garant voor drie interculturele voorstellingen. Of zoals De Appel zelf de doelstelling van dit 06-festival verwoordt: “een schuchtere stap naar the global village die onze wereld is geworden.” Als extra toetje is tijdens het festival ook nog de succesvolle Zuid-Afrikaanse voorstelling Some mother’s Sons van Mike van Graan te zien. 8WEEKLY deed de afgelopen week verslag van de vier voorstellingen van dit 06-festival van De Appel.

Woensdag 7 juni

Some mothers’ sons

Foto: Pat Bromilow-Downing
Foto: Pat Bromilow-Downing

Een Zuid-Afrika dat gebukt gaat onder de apartheid. En een Zuid-Afrika van na de apartheid. In de voorstelling Some mothers’ sons van de Zuid-Afrikaanse tekstschrijver Mike van Graan worden die twee periodes op fascinerende wijze onder de loep genomen, waardoor je je aan het eind van de voorstelling de vraag kan stellen of het Zuid-Afrika van nu zoveel beter is dan tijdens de apartheid. Misschien voor de buitenwereld wel, maar geldt dat ook voor het persoonlijke vlak? Juist die persoonlijke noot wordt in Some mothers’ sons belicht door juist de positie van de moeder van de twee hoofdpersonen herhaaldelijk aan te halen. Met als diepere gedachte daarachter welke impact de gebeurtenissen uit ons leven op onze directe omgeving hebben.

In twee lange dialogen tussen de donkere Vusi en de blanke Braam maakt het publiek kennis met twee verschillende werelden. Beide keren vinden de gesprekken plaats in de gevangenis. De eerste keer gebeurt dat als Vusi is opgepakt wegens het beramen van aanslagen tegen het apartheidsregime. De jonge advocaat Braam neemt de verdediging op zich, maar moet daarvoor eerst door de –door martelingen opgebouwde- muur van Vusi heen. Langzamerhand komen de twee nader tot elkaar en ontstaat er een vertrouwensband. In de tweede dialoog –twintig jaar later- zijn de rollen omgedraaid, als Braam in de cel is beland voor het vermoorden van enkele criminelen. Deze keer neemt Vusi de rol van advocaat op zich.

In beide verhalen wordt de mening van Vusi en Braam tegenover geweld belicht. Met veel emotie en overtuiging laten de twee acteurs op indringende wijze zien hoe de ontwikkeling van wraakgevoelens naar naastenliefde en van naastenliefde naar wraakgevoelens zich bij hen hebben ontwikkeld. Het imponerende daarbij is dat je dit als toeschouwer ook ondergaat. Beetje bij beetje kom je tijdens de voorstelling te weten, welke misdaad zowel Vusi als Braam op hun geweten hebben en wat de beweegredenen daarvoor waren. Gevoelens van instemming en verontwaardiging wisselen elkaar af en brengen je tot de vraag: wat zou ik doen? Bovendien geeft Mike van Graan je met deze voorstelling inzicht in de huidige situatie van Zuid-Afrika, waar geweld en criminaliteit nog steeds het dagelijkse leven beheersen. Met alle gevolgen van dien voor een enkel individu.

Subway stories

Een van de doelen van het 06-festival van Toneelgroep de Appel is verschillende culturen bij elkaar brengen. Duidelijker dan dit in de voorstelling Subway stories gebeurd, is haast niet mogelijk door de inbreng van zowel Nederlandse als Zuid-Afrikaanse acteurs. Regisseur Wannie de Wijn van Toneelgroep de Appel laat ons de wachtkamer van een metrostation zien. Een mengelmoes aan personen neemt daar plaats aan één van de identieke houten tafeltjes. Een wirwar aan gesprekken is het gevolg, met veel miscommunicatie, taalbarrières en vooral desinteresse voor elkaar. Kortom, de wachtkamer van het metrostation is een metafoor voor onze huidige maatschappij.

Foto: Henry van Niel
Foto: Henry van Niel

De ontmoetingen van de reizigers op het station zijn vluchtig. Desondanks vertelt iedere acteur op zijn beurt in een monoloog of dialoog wat belangrijk is in haar of zijn leven. Een vakantie, het werk, de liefde. Iedereen lijkt wel een bepaald doel voor ogen te hebben. Op actrice Sacha Bulthuis na. Ze speelt een onzeker typetje, die in een knalroze rokje en met witte kniekousen gedurende de hele voorstelling al rokend in de wachtkamer blijft zitten. Tussen de voortrazende metro’s en alle vluchtige monologen van de reizigers komt ze zelden uit haar woorden. En als ze die mogelijkheid heeft gevonden komt ze telkens uit bij dezelfde vraag: waar was ik eigenlijk gebleven?

Bulthuis speelt haar rol met veel overtuiging en regelmatig moet je ook lachen om hoe ze met haar droge humor haar eigen leven relativeert en op geheel eigen wijze culture verschillen probeert te overbruggen. Zo probeert ze aan een van de Zuid-Afrikaanse actrices uit te leggen wat het woord ‘eigenlijk’ betekent: “Je hebt iets dat zo is – maar eigenlijk anders is. Dat je eigen lijk d’r anders over denkt…of zoiets.”

De culturele verschillen zijn nog erg groot zien we in de voorstelling, zeker wanneer het ego teveel overheerst en er te weinig belangstelling is voor elkaar. Door de deelname van zowel Zuid-Afrikaanse als Nederlandse acteurs krijgt dit verschil in Subway stories nog een extra sterke lading en besef je dat nog veel barrières overwonnen moeten worden.

Donderdag 1 juni

Dantons dood

“The real truth is that there never is any such thing as one truth. There are many. These truths challenge each other, recoil from each other, reflect each other, ignore each other, tease each other.” Een constatering van één van de acteurs in Dantons dood, halverwege de voorstelling, waarmee hij de opvatting verwoordt dat de werkelijke waarheid afhangt van de persoon die deze waarheid verkondigt en van het doel dat hij daarbij nastreeft. Kortom, wat gebeurt er met de moraal van de mens als hij macht kan verwerven?

Foto: Henry van Niel
Foto: Henry van Niel.

Dantons dood van toneelschrijver Georg Büchner gaat over de strijd tussen George Danton en Maximillien Robespierre ten tijde van de Franse Revolutie. Ooit waren ze strijdmakkers, maar als Robespierre aan de touwtjes mag trekken aarzelt hij niet om ook Danton tot de guillotine te laten veroordelen. Het interessante aan de versie van regisseur Jules Terlingen is dat hij de lijn nadrukkelijk doortrekt naar de hedendaagse werkelijkheid. Verschillende speeches – van Hitler tot Osama Bin Laden, van Napoleon tot Mandela – worden door de acteurs in verschillende talen aangehaald of geprojecteerd op de toneelvloer. Helaas zorgt dit ervoor dat er te veel informatie in één keer te berde wordt gebracht en dat de boodschap achter de voorstelling aan kracht inboet.

Inspirerend is wel de wijze waarop de jonge Zuid-Afrikaanse en Nederlandse acteurs acte de presence geven. Met veel geestdrift denderen ze over het in verschillende lagen opgedeelde toneel. Ook aan de kleding en het decor is alles gedaan om te laten zien dat het stuk van alle tijden is. Maar al deze inspanningen kunnen niet voorkomen dat het aan het eind van de voorstelling onduidelijk blijft wat nu het belang is van de strijd tussen Danton en Robespierre.

Buiten voor de deur

Een tiental lichtgekleurde deuren, die plat over het toneel zijn gelegd, een gootsteenkastje en een bos rozen. Ze vormen het decor voor de voorstelling Buiten voor de deur van Wolfgang Borchert. De deuren symboliseren de dichte deuren waar een man voor komt te staan als hij terugkomt uit de oorlog. Niemand lijkt hem nog te willen kennen; men ziet hem als een komiek of laat hem gewoon voor een gesloten deur staan. Met als gevolg dat de man ernstig begint te twijfelen over de zin van zijn bestaan.

Foto: Henry van Niel
Foto: Henry van Niel.

Komischer dan in het beginlied kan het leven van deze buitenstaander niet verwoord worden. Met een humoristisch ondertoontje zingen de – in dit stuk alleen Nederlandse – acteurs al dansend het lied “Een man komt naar Duitsland”. Dit onbegrip – en vooral het betrappen van zijn overspelige vrouw – leidt de krijgsgevangene Beckmann al snel naar de oevers van de Elbe. Vanaf dat moment krijgt de voorstelling een aparte wending, want pleegt Beckmann zelfmoord door in de rivier te springen, of overleeft hij zijn identiteitscrisis? Een duidelijk antwoord komt er in de voorstelling niet, maar dat geeft Buiten voor de deur juist iets intrigerends. Het stuk vervolgt met verschillende interpretaties van het innerlijke leven van Beckmann: zijn zoektocht naar liefde, de vragen over de dood en zijn eigen schuldgevoel over de oorlog.

In de interpretatie van regisseur David Geysen vertolkt iedere acteur een van deze facetten. De wisseling naar een nieuw element wordt steeds weer gemarkeerd door het overgeven van de voor Beckmann typerende haarkuif en gasmaskerbril, die het oorlogsverleden duidelijk aanwezig laten zijn. Deze keuze maakt keer op keer weer duidelijk hoe moeilijk het voor een buitenstaander is om zijn weg in het leven te vinden. Aan het einde van de voorstelling blijft de vraag hangen of Beckmann de reden om te blijven leven wel heeft gevonden. Het laat in ieder geval zien dat het leven één grote zoektocht is.

Theater / Voorstelling

Discussie blijft uit bij Volkert en Mohammed

recensie: Nationale Toneel - Volkert van der G. & Mohammed B.

“Waarom zijn wij bij elkaar gebracht?”, vraagt Mohammed. “We zoeken elkaars gezelschap niet. Ik wil niet met jou praten.” Volkert filosofeert: “Misschien is dit wel het hiernamaals.” Maar Mohammed weet het zeker, dit is het hiernamaals niet. Zo ziet het hiernamaals er niet uit. Allebei hebben ze een moord begaan die Nederland op zijn grondvesten deed schudden: Pim Fortuyn in mei 2002 en Theo van Gogh in november 2004 lieten het leven omwille de doorgeschoten ideologieën van deze twee mannen.

Het toneelstuk Volkert van der G. & Mohammed B. gaat uit van een interessant gegeven. In september 2005 verbleven deze twee mannen tegelijk in het Huis van Bewaring in Scheveningen. Wat als Volkert en Mohammed elkaar zouden ontmoeten? Samen in een cel werden gezet? Toneelschrijver Ger Beukenkamp raakte geïntrigeerd door dit idee en schreef er een anderhalf uur durende dialoog over.

Politieke klapper

~

Met Volkert en Mohammed sluit regisseur Johan Doesburg bij Het Nationale Toneel een gevarieerd theaterseizoen af met klassiekers als Phèdre en de Oresteia als hoogtepunten. Met dit zwaar actuele toneelstuk zou hij er met een politieke klapper uit kunnen gaan. Dat vuurwerk blijft helaas uit. Een politiek statement wordt er niet gemaakt, het gaat vooral over Volkert en Mohammed zelf. Hun (waan)ideeën, hun belevingswereld. En wat blijkt: ze zijn eigenlijk helemaal niet zo interessant.

Heilige oorlog

Het decor is simpel gehouden. Toneelzaal Kniertje in de Scheveningse haven is een kale hal en dat is zo gebleven. Twee houten tafeltjes en twee krukjes staan er, met daarachter twee schermen waar live beelden van de twee acteurs op worden geprojecteerd.

Mohammed is van begin tot eind een stoïcijnse, berekenende man, overtuigd dat iedere gebeurtenis een schakel is in de heilige oorlog die Allah aanstuurt. Volkert lijkt wat geïnteresseerder in zijn nieuwe celgenoot en belangrijker: hij heeft eindelijk een toehoorder voor zijn obsessieve ideeën. Dat die Mohammed zelf ook de nodige ideologieën op na houdt, zorgt ervoor dat ze hun daden met elkaar gaan vergelijken. Ze hebben over elkaar gelezen in de krant en blijken eigenlijk toch wel nieuwsgierig naar de ander. Waarom hebben ze het gedaan?

Overtuigend

~

De persmap brengt een keur aan teksten en quotes die over de twee moordenaars gemaakt zijn en staat bol van hoogdravende woorden als terrorisme, utopie, hersenloze massaconsumptie, anti-globalisme en universeel. Het belooft een stevige discussie op te leveren.

De voorstelling begint goed, maar gaandeweg verliest het stuk steeds meer aan kracht. Het ligt niet aan de acteurs. Pieter van der Sman (Volkert) en Khaldoun Alexander Elmecky (Mohammed) zetten goede vertolkingen neer en kunnen prima met de teksten uit de voeten. Het ligt ook niet aan de regie. Johan Doesburg heeft de interactie tussen de twee mannen mooi vormgegeven en de lichaamstaal van de twee mannen is overtuigend. Ook wordt de volle ruimte die het Kniertje biedt benut, wat overigens het idee van een cel weer een beetje teniet doet.

Jihad-oneliners

Het ligt aan de tekst. Er wordt geen politiek statement gemaakt, geen nieuwe inzichten geboden, geen kritiek geuit op welke maatschappelijke ontwikkeling dan ook. Sterker nog, Fortuyn en Van Gogh worden nooit bij name genoemd: er wordt gepraat over ‘de kale man’ en ‘de dikke man’. De onderwerpen springen in de dialoog steeds meer van de hak op de tak en de jihad-oneliners van Mohammed beginnen op den duur een beetje vervelend te worden en verliezen steeds meer aan inhoud.

Bovendien lijkt Beukenkamp op een gegeven moment tegen het probleem aan te lopen van een pakkend slot. Het gesprek tussen Volkert en Mohammed kabbelt voort, zonder veel dynamiek, zonder beweging en zeker zonder duidelijke lijn. Het toewerken naar een climax is daardoor moeilijk, en Beukenkamp slaat een nogal gekunstelde weg in om er met een ‘bang’ uit te gaan.

De discussie die de persmap deed beloven, is uitgebleven. Sterker nog, in de tram naar Den Haag zat ik aan heel veel dingen te denken, maar niet aan Volkert en Mohammed. Zeker voor een politiek en actueel onderwerp als dit, is geen indruk achter laten waarschijnlijk nog erger dan een slechte indruk.

Volkert van der G. en Mohammed B. is nog tot en met 25 augustus 2006 te zien. Klik hier voor een meer uitgebreide speellijst.

Muziek / Album

Debuut deel 2

recensie: Amusement Parks On Fire - Out of the Angeles

Wonderkind, zo werd de jonge Michael Feerick genoemd. Want hij was pas twintig toen in augustus 2005 het fantastische, titelloze debuut van de Britse band Amusement Parks on Fire door de pers de lucht in werd geschreven. Oftewel: het debuut waaraan hij in zijn eentje, drie jaar eerder, was begonnen. Het bracht de band op allerlei podia over de hele wereld. En nu, nog nauwelijks uitgetoerd en een klein jaartje verder, is de opvolger Out of the Angeles klaar en de verwachtingen zijn hooggespannen. Te hooggespannen misschien.

Ter illustratie: het titelloze debuut is, met terugwerkende kracht, verreweg het meest overtuigende album van 2005. De energie, de aanzetten, de sfeer, de emotie, de intense en opwindende gitaren: alles maakte het tot een geweldige, overdonderende, postrockende, shoegaze trip. Niet bijster origineel, maar wel heel goed in elkaar gezet. En hoewel Feerick & co live behoorlijk tegenvallen – temeer omdat de arrogante Feerick niet kan zingen en ze op het podium de spanning van de plaat niet kunnen opwekken – bleef het debuut draaiende en vaak ook.

~

Loftrompetten

En wie Out of the Angeles luistert zal het weten: de loftrompetten vernielden het kleine wonderkind. Het lijkt erop dat de blauwdrukken van het vorige succes ter hand zijn genomen en daarmee is verder gewerkt. Het resultaat laat zich raden: opnieuw fantastische songs, maar met dezelfde soort aanzetten, dezelfde soort sfeer, dezelfde emotie en ook dezelfde opwindende en intense gitaren. En met dezelfde soort rustpunten, op bijna dezelfde plekken. Het enige verschil met de vorige is dat de nodige energie ontbreekt, wat waarschijnlijk komt door het gebrek aan songs als het krachtige Venus in Cancer of het bloedstollende Eighty Eight van het debuut.

Cynisme

Ondanks meer melodie lijkt Out of the Angeles jammer genoeg niet op een volwaardige tweede plaat. Het lijkt eerder verzameling van nummers die de eerste plaat net niet gehaald hebben. De overloop, zoals bij de vorige, ontbreekt meerdere keren en halen hier en daar de spanning uit de plaat. Of, ook plausibel, dit is het enige dat Feerick kan en dan sta je als wonderkind snel met de mond vol tanden. De titel van het nummer A Star is Born lijkt dan ook iets te vroeg gejuicht en waarschijnlijk iets te hoopvol. Maar wie een broertje dood heeft aan cynisme, kan genieten van Await Lightning, In Flight, Cut to Futureshock of van het gehele Out of the Angeles. Want als je van de eerste Amusement Parks on Fire hebt genoten, is dat op zich helemaal niet zo moeilijk.

Boeken / Non-fictie

Bonte couleur locale

recensie: Helena Drysdale - Moedertalen. Een reis door Europa

De wens een groot Europa te vormen, lijkt gepaard te gaan met een verlangen naar eenheid, misschien zelfs een gezamenlijke identiteit. Maar Europa is geen staat waarin iedereen aan eenzelfde cultuur onderworpen kan worden. Daarvoor is het continent te divers, bestaat het uit te veel kleine gebieden, landjes, culturen, talen. Helena Drysdale gaat in haar boek Moedertalen. Een reis door Europa kriskras door ‘het oude continent’ op zoek naar die talen en culturen die niet door landsgrenzen worden bepaald, maar juist door deze grenzen en de drang naar uniformiteit bedreigd worden.

Drysdale, die op de afdeling Filologie van de London Library onderzoek deed naar eeuwenoude volken op de Balkan, raakte geïnteresseerd in al die andere volken die zich in de uithoeken van Europa bevinden, en wier talen met uitsterven worden bedreigd. Ze nam zich voor om haar leven in Londen op te geven en al rondreizend door Europa te onderzoeken hoe ‘levend’ deze talen nog zijn. Daarnaast wilde ze de drijfveren van lokale bewoners om hun moedertaal levend te houden in kaart brengen.

Angstaanjagend

Bartolommeo Bellano, 'Europa en de stier', Museo Nazionale del Bargello, Florence
Bartolommeo Bellano, ‘Europa en de stier’, Museo Nazionale del Bargello, Florence

Reizend met de Mob, een Volkswagenbusje omgebouwd tot camper, komt Drysdale met haar man en twee jonge dochtertjes terecht in de prachtigste uithoeken van Europa. In elk hoofdstuk beschrijft ze een bepaalde regio, zoals Saamiland, het land van de Lappen, maar ook Friesland, Vlaanderen, Tirol en Macedonië worden door de familie aangedaan. Drysdale ontmoet interessante mensen die soms gepassioneerd, soms gelaten over de ‘onderdrukking’ van hun cultuur praten. Haar verhaal is niet alleen een relaas over half-vergeten culturen, maar vooral over de hedendaagse moeilijkheden; hoe verhouden mensen zich tot hun ‘moedertaal’ en de veranderende omgeving?

Door al die ontmoetingen bevat Moedertalen veel leuke anekdotes. Zo is het vermakelijk te lezen hoe de Friezen zich naar Drysdales mening niet gepassioneerd genoeg uitlaten over zelfbestuur of over hun cultuur. Maar veel gedeeltes zijn ook treurig, zoals de schaamte van bewoners voor de plaatselijk cultuur, of zijn op een andere manier erg indrukwekkend, zoals de beschrijvingen van het Baskenland, waar ETA-aanhangers op rotsen rond de zee rondhangen en iedereen Drysdale en familie argwanend bejegent. Dit angstaanjagende gevoel wordt nog eens – hoe filmisch – versterkt door het slechte weer, de ruwe zee en de dreigende rotsen. Drysdale betoont zich in dit hoofdstuk niet alleen een onderzoeker, maar ook een goede schrijver. Haar sfeerimpressies en de beschrijving van de dreiging zijn voelbaar voor de lezer. Dit hoofdstuk is ook nog eens bijzonder interessant, omdat Baskenland eigenlijk de enige regio is waar zo nadrukkelijk wordt gevochten voor vrijheid, voor afscheiding – een wens die bij andere ‘moedertalen’ veelal ontbreekt.

De reis is indrukwekkend en groots geweest; in 18 maanden, van 1996 tot en met 1997, trok het gezin van het noordelijkste puntje van Noorwegen naar het diepe zuiden van Italië en naar Griekenland. Door de grootse opzet van de reis had het boek een onoverzichtelijk, opsommerig relaas kunnen worden. Drysdale geeft echter een zeer goed en overzichtelijk beeld van en interessant inzicht in de lokale culturen, tradities en talen waarmee ze in aanraking is gekomen. Moedertalen. Een reis door Europa is door alle informatie ontzettend leerzaam, maar biedt vooral een prachtig inzicht in een Europa met – gelukkig – veel gezichten.