Boeken / Fictie

Alleen een einde is niet genoeg

recensie: Onno te Rijdt - Naar Paradiso

Een roman die Naar Paradiso heet, moet wel over muziek gaan. Onno te Rijdts nieuwste boek, het eerste na het enorme succes van Mores, gaat over twee broers, van wie er eentje erg van muziek houdt en de ander vooral van zichzelf.

Job Sorel is een schrijver van middelbare leeftijd, die al bijna twintig jaar teert op het buitengewone succes van zijn debuutroman. Sindsdien heeft hij niets meer geschreven, maar tegenover de buitenwereld blijft hij vrolijk volhouden dat hij met allerlei ideeën bezig is.
Bij hem in huis woont zijn zeventien jaar jongere broertje Damian, een jongen met een wijnvlek:

En dan nu een luid applaus voor de onbetwiste kampioen, niemand die zelfs maar aan hem kan tippen kijk toch eens kijk toch eens, de helft van zijn gezicht in donkerrode inkt gedompeld, de scheiding praktisch recht over zijn voorhoofd neus mond kin, is het niet wonderlelijk is het niet afgrijselijk zielig dames en heren, je zult er maar zo bij lopen stelt u zich eens voor!

Damian lijdt vreselijk onder zijn ‘wijngebied’ en probeert zich – met cynisme, met zich verstoppen, met negeren – zo goed mogelijk staande te houden tussen mensen die alleen af gaan op de eerste indruk, waarvan zijn broer er één is. Natuurlijk houdt Job op zijn eigen manier van zijn jongere broertje, maar wat deze ook probeert, er ligt een onoverbrugbare kloof tussen de twee. Job houdt zich bezig met relaties, Damian verstopt zich in muziek. Totdat dat voor beide broers niet langer gaat en ze de confrontatie wel aan moeten gaan.

Twist

Net zoals in Te Rijdts vorige roman heeft ook Naar Paradiso een verrassende climax, een ontknoping die het hele boek op zijn kop zet. Te Rijdt heeft aan de broederliefde tussen Job en Damian een venijnige twist gegeven die het boek zeker de moeite waard maakt. Maar Naar Paradiso leunt wel heel sterk op het ingenieuze einde en de rest van het boek lijdt daaronder.

De opbouw van het boek is aan het begin verwarrend. Na een paar hoofdstukken blijkt dat er twee schrijvers aan het woord zijn: Job en Damian. Job schrijft vlot, maar vooral functioneel proza dat nergens mooi of verfijnd is. Damian heeft een onbehouwen stijl, met nieuwe alinea’s die midden in een zin beginnen en met lange, kommaloze zinnen die een soort stream of conciousness aan moeten geven. Het is jammer dat Damians stijl wel erg bestudeerd overkomt, geforceerd ongepolijst. In Naar Paradiso is er in elk geval geen sprake van genieten van mooi schrijfwerk.

Boek in boek

Dat er twee schrijvers met twee stijlen aan het woord zijn, is niet gewoon om de beide broers een stem te geven. Te Rijdt heeft in Naar Paradiso een Droste-trucje uitgehaald: helemaal aan het einde blijkt waarom die twee broers over zichzelf en elkaar schrijven en waarom het boek begint met een overlijdensadvertentie en twee hoofdstukken van elk één zin lang. In principe zou je dus na het lezen van de laatste bladzijde opnieuw moeten beginnen, maar omdat het hele boek aan de climax wordt opgehangen, is een tweede keer lezen helemaal niet meer interessant.

Naar Paradiso is goed leesvoer voor één keer, maar daarna is het ook uit. Bovendien is de roman over vijf of tien jaar waarschijnlijk hopeloos verouderd vanwege de opsommingen en citaten van bandjes die op dit moment hip en wild zijn. Te Rijdt laat Damian zelfs een opsomming geven van de pakweg zeventig band-shirts die hij bezit.
Broederliefde en -twist zijn thema’s van alle tijden en Te Rijdt geeft er een leuke draai aan met een spetterende climax, maar Naar Paradiso blijkt na lezing toch een eendagsvlieg.