“Wat ik het liefst wil laten zien, is een perfecte wereld met een barst erin. Ik wil het beeld verleidelijk genoeg maken om mensen mijn verhalen in te trekken, en dan een klap uitdelen.”
Erwin Olaf, Chessmen, XVII, 1988 © Erwin Olaf. Courtesy Flatland Gallery
Dit zijn woorden van Erwin Olaf zelf. En als bezoeker zul je dat zelf ervaren. Zijn portretten, scenes, installaties en filmpjes hebben allemaal een diepere betekenis, die voor iedereen anders kan zijn. Dat is zo intrigerend in zijn werk. Zijn werken vertellen verhalen en roepen daarmee veel vragen op. Je kunt je eigen verhaal erbij verzinnen of het ‘verklarende’ bordje naast de foto lezen. De foto’s zijn perfect; alles is tot in het kleinste detail geënsceneerd.
De beginjaren
Als Olaf tweeëntwintig jaar is maakt hij zijn eerste studio opnames. Op de School van Journalistiek in Utrecht kiest hij fotograferen, omdat hij dat leuker vindt dan schrijven. Hij is geïnteresseerd in mensen, maar ook in de schilderkunst, met name het effect van licht en donker. In zijn serie Ladies Hats (1985-94) is zijn bewondering voor Rembrandt overduidelijk. Olaf begeeft zich in het uitgaansleven van Amsterdam. Hij is zelf homoseksueel en fotografeert het theatrale van het nachtleven.
Een paar jaar na zijn afstuderen maakt hij in opdracht de serie Chessmen (1987-88). Hij kiest als uitgangspunt het schaakspel met tweeëndertig foto’s. Inhoudelijk kiest hij voor macht en onderdrukking in een sadomasochistische entourage. De foto’s in het Fotomuseum zijn voor een groot deel in zwart-wit en gemaakt met een Hasselblatt camera. Naast de foto’s van Olaf zelf, heeft hij ook een galerij ingericht voor zijn inspiratiebronnen zoals: Man Ray, Robert Mapplethorpe Tineke Dijkstra en Hans van Manen. Maar Olaf blijft zichzelf ontwikkelen; van analoog werkende fotojournalist naar digitale beeldmaker en verhalenverteller.
Erwin Olaf, Keyhole #6. 2012 © Erwin Olaf. Courtesy Flatland Gallery.
De meester
De digitale fotografie heeft Olaf veel meer ruimte gegeven. Hij kan zijn foto’s naar eigen idee op esthetisch, politiek en sociaal maatschappelijk niveau manipuleren en vormgeven. Ook integreert hij zijn foto’s in bewegende beelden en installaties, zoals Keyhole (2012-13), waarbij je als toeschouwer door twee sleutelgaten kunt kijken en je afvragen wat zich daar nu daadwerkelijk afspeelt.
Rond 2012 besluit Olaf een drieluik te maken over de steden Berlijn, Shanghai en Palm Springs. Het is zijn meest recente werk. Hij geeft door middel van zijn intrigerende foto’s zijn visie over de mensen op deze plaatsen.
Berlijn, 2012
Het Interbellum is een periode waar Olaf door wordt gefascineerd. In het Berlijn van de jaren twintig zijn de mensen euforisch na de Eerste Wereldoorlog, maar er is ook een teloorgang te zien van waarden. Het schilderij Der Salon I, 1921 van Otto Dix is zijn uitgangspunt voor de foto Clärchen’s Ballroom, Mitte. Hij ziet ook een strijd tussen oud en jong en vindt dat het kind in de Westerse samenleving steeds meer macht krijgt. Hij fotografeert dan ook kinderen die macht uitstralen op een allesbehalve prettige manier. De foto Portrait 05 toont een jong meisje met blonde vlechten geheel gekleed in perfect zwart leer en zwarte rijglaarzen. Zij zit op een veel te hoge stoel en kijkt met een strakke verkilde blik de ruimte in. Op de foto Masonic Lodge, Dahlem, zie je een blank jongetje in een zwart pak, met leren handschoenen aan, wijzen naar een prachtige donkere man. Deze draagt alleen een soort badpak dat behangen is met onderscheidingen. Hij staat op een karretje met vier wielen en ziet eruit alsof jij een pop is.
Erwin Olaf, Berlin, Freimaurer Loge Dahlem, 22nd of April, 2012, 2012 © Erwin Olaf. Courtesy Flatland Gallery
Midden in de zaal staat een carrousel. Je ziet een geknielde en geblinddoekte clown, die er triest uitziet. Daaromheen draaien kinderpoppen zonder hoofd met allerlei verschillende kostuumpjes aan in de rondte terwijl ze een liedje zingen. Je krijgt er een onbehaaglijk gevoel bij.
Shanghai, 2017 en Palm Springs, 2018
Terwijl Shanghai de stad van de toekomst zou moeten zijn volgens Olaf, portretteert hij een aantal jonge vrouwen in bewegende beelden (Shanghai). Ondanks het feit dat hun uiterlijk perfect is, is hun gemoedstoestand vreselijk triest. Ze lijken te smeken om hen te verlossen van hun verborgen eenzaamheid. Deze serie spreekt boekdelen! Alles wat zo mooi lijkt, is fake!
Hoewel Palm Springs een in de woestijn gelegen stad in Californië creëren de mensen daar hun eigen paradijzen. Olaf stelt in zijn verhalende foto’s de vraag of ze daar gelukkig zijn. Op de foto At the Pool, zie je op de voorgrond een gezette dame die naar een jong knap meisje aan de rand van het zwembad kijkt. Wat is hun relatie? Beide zien er niet echt gelukkig uit. Olaf geeft een hint met het boek Lolita van Vladimir Nabokov dat open op de terrastafel ligt.
Erwin Olaf, Shanghai, Huai Hai 116, Portrait #2, 2017 © Erwin Olaf. Courtesy Flatland Gallery
Op de foto The Kite zie je aan de ene kant een donkere vrouw en een klein halfbloed meisje. Ze staan op een ruw terrein, waar ze aan het picknicken zijn. De vlieger van het meisje (de vlag van de VS) is aan de andere kant, in een park met windmolens in een verdorde boom gekomen en gescheurd. Ook hier vraag je je af wat er aan de hand is.
Aanrader
Dit is met recht een overdonderende tentoonstelling. Het vele werk dat is te zien laat aan de ene kant zijn technische ontwikkeling zien, maar ook zijn kracht om zichzelf steeds te vernieuwen. Bovendien weet hij de toeschouwer steeds te aan te zetten om zijn eigen fantasie te gebruiken. Terugkijkend op zijn werk komt er eigenlijk maar een overkoepelend thema ter sprake: vrijheid en hoe die vrijheid op allerlei manieren wordt onderdrukt of beperkt. Zelfs zijn foto’s van de Koninklijke familie dragen dit gevoel uit.
Als gouden bergen uitblijven
Peter Sellars’ en John Adams’ antiwestern Girls of the Golden West heeft een duidelijke boodschap, maar het gefragmenteerde verhaal weet minder te prikkelen dan de muziek.
Girls of the Golden West is de openingsvoorstelling van het Opera Forward Festival, een initiatief van De Nationale Opera dat in het teken staat van nieuw werk en nieuw talent. Peter Sellars en John Adams, respectievelijk in de zestig en zeventig, zijn weliswaar niet meer de jongsten, maar hebben zowel individueel als samen de operawereld vernieuwd met gewaagde eigentijdse opera’s met een vaak maatschappijkritische insteek. Ook in Girls of the Golden West, over de Californische gold rush in het midden van de negentiende eeuw, zijn de parallellen met de actualiteit niet te missen.
Goud zonder glans
Het idee van Girls of the Golden West kreeg Sellars toen hij gevraagd werd voor de regie van Puccini’s La Fanciula del West. In deze opera wordt een romantisch beeld geschept van de Californische goudkoorts. Het Californië van Adams en Sellars is echter weinig idyllisch. Bij aankomst blijkt voor de meeste mijnwerkers al dat er hier vrij weinig te halen is. Er ontstaat een gewelddadige ad-hocsamenleving, met als belangrijkste faciliteiten saloons en hoerenkasten. De frustratie en teleurstelling over het uitgebleven goud slaat om in een dictatuur, waarbij de mijnwerkers hun woede afreageren op de minderheden – vrouwen, mensen met een Afrikaanse of Latijns-Amerikaanse achtergrond en de oorspronkelijke bevolking van Amerika. Deze laatste groep is niet vertegenwoordigd in de personages, maar wordt wel benoemd: er stierven immers in een klein decennium honderdduizenden Indianen aan de kolonisering van Californië.
De muziek van Adams is stuwend en dynamisch, een staalkaart van de verschillende technieken die hij de afgelopen vijftig jaar heeft gebruikt. Er is een sterk contrast tussen de monotone koorpassages – bijna spreekkoren – en de lyrische melodielijnen van de eenling. Adams grillige klanken passen goed bij de hectische, explosieve groei van de mijnwerkerssteden en worden daarbij nog eens krachtig gespeeld door het Rotterdams Philharmonisch Orkest, onder leiding van Grant Gershon.
Onttoverd
Even eclectisch als Adams’ muziek is het libretto van Sellars, waarbij hij zich heeft laten inspireren door tal van bronnen. Krantenberichten worden geplaatst naast mijnwerkersliedjes, activistische toespraken en passages uit Macbeth. Een belangrijke rol is toebedeeld voor de dagboekfragmenten van Dame Shirley, een welgestelde vrouw uit New Jersey die de goudkoorts uitvoerig heeft beschreven. Maar waar de muzikale variatie wervelend werkt, vertelt het samengestelde libretto een fragmentarisch verhaal. De personages zijn archetypisch en weinig complex – de onderdrukte individuen als slachtoffer van een briesende, anonieme mijnwerkersmassa – waardoor de opera in psychologisch opzicht niet erg spannend wordt.
Het is duidelijk dat Sellars en Adams de ontreddering van de goudzoekers willen spiegelen aan de teleurstelling van de huidige witte middenklasse, die omslaat in woede jegens zondebokken. Deze boodschap wordt gebracht met prachtige muziek, fonkelende decors en levendige, groots opgezette groepsscènes. De potentie is er, alle elementen lijken aanwezig, maar door het gebrek aan frictie boet Girls of the Golden West aan urgentie in.
De Nationale Opera: Girls of the Golden West
Regie: Peter SellarsArtiest: De Nationale Opera
Gezien op woensdag 27 februari 2019 in De Nationale Opera en Ballet, Amsterdam
Nog te zien tot zondag 17 maart 2019
Misschien ook iets voor u
Overdonderende dubbeltentoonstelling
/ 0 Reactiesdoor: Marianne Vermeer4 SterrenHet Gemeentemuseum en het Fotomuseum in Den Haag brengen een eerbetoon aan de Nederlandse fotograaf Erwin Olaf (1959), die dit jaar zestig jaar wordt. De overzichtstentoonstelling is opgesplitst in twee delen. Het Fotomuseum toont werk uit zijn beginjaren (1980-2000) en het Gemeentemuseum vanaf 2000 tot 2018.
Erwin Olaf, Chessmen, XVII, 1988 © Erwin Olaf. Courtesy Flatland Gallery
Dit zijn woorden van Erwin Olaf zelf. En als bezoeker zul je dat zelf ervaren. Zijn portretten, scenes, installaties en filmpjes hebben allemaal een diepere betekenis, die voor iedereen anders kan zijn. Dat is zo intrigerend in zijn werk. Zijn werken vertellen verhalen en roepen daarmee veel vragen op. Je kunt je eigen verhaal erbij verzinnen of het ‘verklarende’ bordje naast de foto lezen. De foto’s zijn perfect; alles is tot in het kleinste detail geënsceneerd.
De beginjaren
Als Olaf tweeëntwintig jaar is maakt hij zijn eerste studio opnames. Op de School van Journalistiek in Utrecht kiest hij fotograferen, omdat hij dat leuker vindt dan schrijven. Hij is geïnteresseerd in mensen, maar ook in de schilderkunst, met name het effect van licht en donker. In zijn serie Ladies Hats (1985-94) is zijn bewondering voor Rembrandt overduidelijk. Olaf begeeft zich in het uitgaansleven van Amsterdam. Hij is zelf homoseksueel en fotografeert het theatrale van het nachtleven.
Een paar jaar na zijn afstuderen maakt hij in opdracht de serie Chessmen (1987-88). Hij kiest als uitgangspunt het schaakspel met tweeëndertig foto’s. Inhoudelijk kiest hij voor macht en onderdrukking in een sadomasochistische entourage. De foto’s in het Fotomuseum zijn voor een groot deel in zwart-wit en gemaakt met een Hasselblatt camera. Naast de foto’s van Olaf zelf, heeft hij ook een galerij ingericht voor zijn inspiratiebronnen zoals: Man Ray, Robert Mapplethorpe Tineke Dijkstra en Hans van Manen. Maar Olaf blijft zichzelf ontwikkelen; van analoog werkende fotojournalist naar digitale beeldmaker en verhalenverteller.
Erwin Olaf, Keyhole #6. 2012 © Erwin Olaf. Courtesy Flatland Gallery.
De meester
De digitale fotografie heeft Olaf veel meer ruimte gegeven. Hij kan zijn foto’s naar eigen idee op esthetisch, politiek en sociaal maatschappelijk niveau manipuleren en vormgeven. Ook integreert hij zijn foto’s in bewegende beelden en installaties, zoals Keyhole (2012-13), waarbij je als toeschouwer door twee sleutelgaten kunt kijken en je afvragen wat zich daar nu daadwerkelijk afspeelt.
Rond 2012 besluit Olaf een drieluik te maken over de steden Berlijn, Shanghai en Palm Springs. Het is zijn meest recente werk. Hij geeft door middel van zijn intrigerende foto’s zijn visie over de mensen op deze plaatsen.
Berlijn, 2012
Het Interbellum is een periode waar Olaf door wordt gefascineerd. In het Berlijn van de jaren twintig zijn de mensen euforisch na de Eerste Wereldoorlog, maar er is ook een teloorgang te zien van waarden. Het schilderij Der Salon I, 1921 van Otto Dix is zijn uitgangspunt voor de foto Clärchen’s Ballroom, Mitte. Hij ziet ook een strijd tussen oud en jong en vindt dat het kind in de Westerse samenleving steeds meer macht krijgt. Hij fotografeert dan ook kinderen die macht uitstralen op een allesbehalve prettige manier. De foto Portrait 05 toont een jong meisje met blonde vlechten geheel gekleed in perfect zwart leer en zwarte rijglaarzen. Zij zit op een veel te hoge stoel en kijkt met een strakke verkilde blik de ruimte in. Op de foto Masonic Lodge, Dahlem, zie je een blank jongetje in een zwart pak, met leren handschoenen aan, wijzen naar een prachtige donkere man. Deze draagt alleen een soort badpak dat behangen is met onderscheidingen. Hij staat op een karretje met vier wielen en ziet eruit alsof jij een pop is.
Erwin Olaf, Berlin, Freimaurer Loge Dahlem, 22nd of April, 2012, 2012 © Erwin Olaf. Courtesy Flatland Gallery
Midden in de zaal staat een carrousel. Je ziet een geknielde en geblinddoekte clown, die er triest uitziet. Daaromheen draaien kinderpoppen zonder hoofd met allerlei verschillende kostuumpjes aan in de rondte terwijl ze een liedje zingen. Je krijgt er een onbehaaglijk gevoel bij.
Shanghai, 2017 en Palm Springs, 2018
Terwijl Shanghai de stad van de toekomst zou moeten zijn volgens Olaf, portretteert hij een aantal jonge vrouwen in bewegende beelden (Shanghai). Ondanks het feit dat hun uiterlijk perfect is, is hun gemoedstoestand vreselijk triest. Ze lijken te smeken om hen te verlossen van hun verborgen eenzaamheid. Deze serie spreekt boekdelen! Alles wat zo mooi lijkt, is fake!
Hoewel Palm Springs een in de woestijn gelegen stad in Californië creëren de mensen daar hun eigen paradijzen. Olaf stelt in zijn verhalende foto’s de vraag of ze daar gelukkig zijn. Op de foto At the Pool, zie je op de voorgrond een gezette dame die naar een jong knap meisje aan de rand van het zwembad kijkt. Wat is hun relatie? Beide zien er niet echt gelukkig uit. Olaf geeft een hint met het boek Lolita van Vladimir Nabokov dat open op de terrastafel ligt.
Erwin Olaf, Shanghai, Huai Hai 116, Portrait #2, 2017 © Erwin Olaf. Courtesy Flatland Gallery
Op de foto The Kite zie je aan de ene kant een donkere vrouw en een klein halfbloed meisje. Ze staan op een ruw terrein, waar ze aan het picknicken zijn. De vlieger van het meisje (de vlag van de VS) is aan de andere kant, in een park met windmolens in een verdorde boom gekomen en gescheurd. Ook hier vraag je je af wat er aan de hand is.
Aanrader
Dit is met recht een overdonderende tentoonstelling. Het vele werk dat is te zien laat aan de ene kant zijn technische ontwikkeling zien, maar ook zijn kracht om zichzelf steeds te vernieuwen. Bovendien weet hij de toeschouwer steeds te aan te zetten om zijn eigen fantasie te gebruiken. Terugkijkend op zijn werk komt er eigenlijk maar een overkoepelend thema ter sprake: vrijheid en hoe die vrijheid op allerlei manieren wordt onderdrukt of beperkt. Zelfs zijn foto’s van de Koninklijke familie dragen dit gevoel uit.
Erwin Olaf – I Am
Gezien in: Gemeentemuseum en Fotomuseum, Den HaagNog te zien tot: zondag 12 mei 2019
Link: Fotomuseum Den Haag
Misschien ook iets voor u
In gesprek met een nette nazi
In SPEER vervolgt Bo Tarenskeen zijn onderzoek naar het kwaad. Nadat hij eerder al voorstellingen maakte over Adolf Eichmann, Henry Kissinger en Martin Heidegger, staat in SPEER Hitlers hofarchitect Albert Speer centraal.
Speers architectuur was de bouwkundige uitdrukking van de nationaalsocialistische totalitaire ideologie. En de uitdrukking van Hitlers megalomanie: alles moest groot, groter, grootst. Speer ontwierp gebouwen waarin het individu moest verdwijnen om te transformeren tot een bewonderend subject, of liever nog: een bewonderende massa. Speers bouwprojecten strookten niet alleen met Hitlers esthetische voorkeuren, hij wist ze ook buitengewoon snel en efficiënt te realiseren – wat hem in de tweede helft van de Tweede Wereldoorlog de ministerspost voor bewapening opleverde. In die functie wist hij een allang verloren oorlog nog jaren te rekken, met miljoenen doden tot gevolg.
Interview
Voor zijn aandeel in de oorlog heeft Speer twintig jaar in de gevangenis gezeten. Dat zijn straf zo laag uitviel, heeft er mee te maken dat hij zijn rechters kon overtuigen dat hij geen hartstochtelijke nazi was. Eerder een ambitieuze, maar naïeve kunstenaar en getalenteerd manager die per ongeluk in een schurkenkabinet verzeild was geraakt. Verder nam hij als een van de weinige nazi-kopstukken verantwoordelijkheid voor de oorlogsmisdaden van het Derde Rijk, maar beweerde hij ook van de Holocaust niets af geweten te hebben. Zo creëerde hij de mythe van een ‘nette nazi.’ Een mythe die na zijn dood overigens hard onderuit gehaald is. Onder meer in een recente biografie van historicus Magnus Brechtken
In SPEER wordt Albert Speer (Bo Tarenskeen) in een naoorlogse setting geïnterviewd door een architectuur-critica (Laura Mentink). Haar outfit refereert naar het Bauhaus, de door haar geprefereerde architectuurstijl waarin alles draait om functionaliteit en dienstbaarheid aan mensen – het tegenovergestelde van alles waar Speer voor staat. Achter hen doemt het nooit gerealiseerde Pantheon van wereldhoofdstad ‘Germania’ op, verreweg het meest megalomane project waar Hitler en Speer zich voor enthousiasmeerden: een koepel vier keer zo groot als zijn inspiratiebron in Rome. Verder is het decor kaal, het lichtplan simpel en het spel bedachtzaam.
De menselijke maat
In die rust ontstaat een gesprek over architectuur en wat architectuur voor mensen kan of moet betekenen. Staat het in dienst van de mensen of dient het de mensen op te voeden? Moet de menselijke maat aangehouden worden of dien je daar juist ver bovenuit te stijgen? En, hoewel veel implicieter, in hoeverre kan architectuur leiden tot kwaadaardigheid? Tarenskeen zet met overtuiging een bedachtzame en gecultiveerde Speer neer die erbij blijft dat hij geen boze schurk was. Hij noemt zichzelf ‘extreem neutraal.’ Goed gekozen woorden omdat Speer hiermee impliciet toegeeft wel degelijk een extremist te zijn geweest.
Minder overtuigend is Mentink als het personage van de interviewende architectuur-critica. Haar speelstijl is weifelend en zoekend, misschien om daarmee te contrasteren tegen de zelfverzekerde Speer – maar het werkt niet goed. Het irriteert zelfs een beetje, omdat het onduidelijk blijft hoe dit personage zich verhoudt tot de architect naast haar. Wat wil ze van deze man? Die onduidelijkheid wordt verder gevoed door enkele merkwaardige regie-keuzes. Ergens op de helft van het stuk loopt de interviewer plotseling van het toneel af en laat haar gast alleen. Waarom? En even later komt ze weer net zo plotseling terug en gaat pardoes op de grond liggen. In een minimale setting zoals die van SPEER zijn dit soort momenten drastische breuklijnen waarvan je verwacht dat ze betekenis hebben. Die betekenis blijft echter uit, waardoor een gevoel van willekeurigheid ontstaat.
De Bijlmer
Dat neemt niet weg dat SPEER wel een aantal interessante ideeën uitwerkt. Zo wordt er gewezen op de ironie dat weinig van Speers grote bouwwerken die het duizendjarige rijk moesten overleven, tegenwoordig nog overeind staan. En juist een ander icoon uit de nazi-architectuur, dat nooit bedoeld was om gezien te worden, laat staan indruk te maken, wordt heden ten dage door honderdduizenden mensen per jaar bezocht: Auschwitz.
Ook wordt er meerdere malen een link gelegd met de Bijlmer. De Amsterdamse wijk waar de architectuur-critica is opgegroeid en warme herinneringen aan koestert. Ze sympathiseert met de filosofie waarop de Bijlmer is gebouwd. Een filosofie waarin de mens centraal staat, wat in de praktijk betekent: veel rust, groen en autowegen die door de lucht zweven zodat er op de grond alle ruimte is voor bewoners. Wederom het tegendeel van Speer. Althans op eerste gezicht, want net zo goed haalt ze troost uit het bekijken van de eentonige en identieke flats tegenover de hare. In elke flat beziet ze weer tientallen ruiten, en achter elke ruit speelt zich telkens één leven af. Een leven dat gereduceerd is tot een vierkant en waar zijzelf niets mee te maken heeft. Zo lijkt de menselijke maat ook in de Bijlmer even ver weg.
Bo Tarenskeen - SPEER
Regie: Bo TarenskeenGezien op donderdag 28 februari 2019 in Frascati, Amsterdam
Nog te zien tot woensdag 24 april 2019
Misschien ook iets voor u
De doofpot als dagelijks gereedschap
The last son is een parabel voor de politiek in tijden van Trump, gegoten in de vorm
van de reconstructie van een historische doofpotaffaire. Nauwgezet laat de film zien hoe in 1969 een nieuwsgebeurtenis wordt geframed en feiten er ook toen al niet toe deden.
Het heet de vloek van de Kennedy’s. Er waren eens vier broers uit een invloedrijk politiek
geslacht. Het kwartet leek voorbestemd voor hoge posities totdat het noodlot keer op keer toesloeg. Broer 1, Joe, sneuvelde in 1944 als piloot in de oorlog. Broer 2, John F., bracht het tot president maar werd in 1963 in Dallas omgelegd door Lee Harvey Oswald. Broer 3, de presidentskandidaat Robert, werd in 1968 buiten een hotel in Los Angeles neergeschoten door Sirhan Sirhan.
Broer 4, het nakomertje Teddy, leek de gedoodverfde opvolger als president, totdat hij in 1969 naar een besloten feestje voor campagnemedewerkers gaat op het eilandje Chappaquiddick, vlakbij het elitaire vakantie-eiland Martha’s Vineyard aan de Amerikaanse oostkust.
Te water
Teddy verlaat ‘s nachts het feestje met in zijn auto medewerkster Mary Jo Kopechne. Onderweg naar het strand gaat het mis. De auto raakt bij een brug te water. De aangedane en gewonde Teddy vlucht weg van de plaats van het ongeval. Samen met zijn vrienden keert hij terug om Kopechne te redden, maar hij verzuimt de politie te waarschuwen. Na een vergeefse zoektocht, sluit hij zich op in zijn hotel. De volgende dag treft de politie de gekantelde auto en het ontzielde lichaam van Kopechne aan.
Het ‘Chappaquiddick-incident’ is in de film slechts de aanloop naar alle pogingen van Teddy en zijn adviseurs om de laffe daad te verhullen en schade aan zijn politieke carrière te voorkomen. Aanvankelijk vertrouwt de labiele Teddy nog de adviezen van zijn neef Joe, maar dan begint zijn dominante vader zich met de affaire te bemoeien en begint er een spel van liegen, draaien, spinnen en framen. Dat leidt tot fascinerende politieke machinaties waarbij waarheid, feiten en uiteindelijk de moraal steeds verder uit beeld verdwijnen en alles draait om beeldvorming. Hoe herkenbaar in deze tijd van Trump en fact free politics.
Cynisch
The last son is een verhaal met cynische, opportunistische en huichelachtige personages. De kijker kan zich eigenlijk alleen identificeren met neef Joe, die tijdig afstand neemt van het amorele lobbywerk. Door zijn ogen volgen we een deel van de ontwikkelingen.
Verwacht dus geen ontroerend verhaal over noodlot en ongeluk in de belangrijkste politieke familie van Amerika. Acteur Jason Clarke zet Teddy Kennedy neer als een besluiteloze zwakkeling. Wel biedt regisseur John Curran (Tracks, The painted veil) een spannend inkijkje in een vies en vuig politiek bedrijf waar een doofpot tot het dagelijks gereedschap behoort. Dankzij de smaakvolle aankleding en muziek kijkt The last son ook nog eens lekker weg.
The last son
Regie: John Curranimdb: https://www.imdb.com/title/tt5270948
Misschien ook iets voor u
De destructieve kracht van een kunstenaar
Don Caravaggio is over de top theater met uitbundige kostuums, grootse emoties en bijbehorende gebaren. Alles gelukkig met een vette knipoog.
Iedereen is verliefd op Don Caravaggio, zijn vrouw Elvire, bediendes en het boerenvolk. Verliefd op zijn charmes, levenslust, lichaam en talent om te scheppen. En Caravaggio, op zijn beurt, is verliefd op iedereen – niet in de laatste plaats op zichzelf. In Don Caravaggio van Frascati Producties zien we hoe de Italiaanse schilder, die een aantal van de grootste kunstwerken van de wereld op zijn naam heeft staan, voor zijn naaste omgeving vooral een destructieve kracht is.
Regisseur Charli Chung modelleert zijn Caravaggio naar de beroemde hartenbreker Don Juan, zoals Molière hem portretteerde in zijn gelijknamige toneelstuk. Zo voegt Chung twee karakters samen die in ieder geval één gemene deler hebben: de drang om hun levens te leiden zoals ze dat zelf willen; op basis van hun eigen passies en ongeacht sociale conventies en algemeen geldende (zedelijke) normen en waarden.
Centraal in Don Caravaggio staat de liefdesrelatie tussen de Don (Marius Mensink) en zijn muze Elvire (Judith van den Berg). Zijn liefde voor haar is oprecht, maar hij houdt even oprecht van anderen – zoals een pas ontmoet boerinnetje of een schildknaap. In feite zijn ze allemaal zijn muzes. Elvira wordt in eerste instantie neergezet als de archetype van de hysterisch verliefde en volkomen afhankelijke vrouw. Ze heeft vermoedens van de overspeligheid van de Don, maar is onnozel genoeg om na wat sussende woorden en een feestje in haar naam weer gerustgesteld te zijn. En zo lijkt Don Caravaggio zich betrekkelijk zorgeloos een weg door het leven te neuken.
Uitbundig theater
Don Caravaggio is over de top theater met uitbundige kostuums en grime. Maar ook theater van grootse emoties en bijpassende grootse gebaren. Met personages die – geïnspireerd op Molière – lange en gestileerde monologen tegen elkaar afsteken in overdreven dictie. Daar moet je van houden. Voor deze recensent hielp het dat het stuk zichzelf niet te serieus neemt. Alles is met een vette knipoog en de karakters zijn zich bewust van hun eigen bespottelijkheid.
Toch is juist het slot, waarin de personages iets minder karikaturaal worden, het sterkste stuk. Elvira betrapt de Don met haar eigen schildknaap in bed. Nu zijn sussende woorden niet meer genoeg. Caravaggio probeert Elvira nog eenmaal mee te nemen in zijn levensvisie en haar ervan te overtuigen dat ze zijn oprechte liefde en bewondering geniet. Maar Elvira, nu eindelijk ernstig geworden, vertelt de Don dat ze helemaal niet door hem overtuigd wil worden. Ze wil dat hij eens naar haar luistert en begrijpt dat ze wat betreft haar kijk op de liefde net zo compromisloos is als de Don zelf. Een confrontatie tussen twee wereldbeelden. De een niet beter dan de ander en geen van beiden minder waar, maar tezamen wel onverenigbaar. Daar zit het drama in deze komedie.
Frascati Producties / Charli Chung - Don Caravaggio
Regie: Charli ChungArtiest: Frascati Producties
Gezien op donderdag 21 februari 2019 in Theater Frascati, Amsterdam
Nog te zien tot zaterdag 02 maart 2019
Misschien ook iets voor u
Gefragmenteerd op zoek naar eenheid
Een biografie over een man die van biografieën niets moest hebben. Netjes chronologisch gerangschikte zinloze feiten, zo kwalificeerde schrijver Frans Kellendonk ze. Met Kellendonk: Een biografie bewijst Jaap Goedegebuure het ongelijk van de gebiografeerde.
Van de meerwaarde van de schrijversbiografie was Frans Kellendonk (1951-1990) niet overtuigd: ‘Dat kennis van het leven zou leiden tot een beter begrip van het werk is een veelgehoord, maar ondeugdelijk argument, want de biograaf kan niet anders dan omgekeerd te werk gaan en proberen om de chaos, die elk leven is, in het perspectief van de kunst te ordenen.’
Voor Jaap Goedegebuure was dat niet een reden om geen biografie over Kellendonk te schrijven. Daarin bewijst hij een ‘zakelijke’ biograaf te zijn, waar hij meer beschrijft dan duidt. Hij is niet geforceerd op zoek naar biografische gegevens om Kellendonks werk te duiden en zadelt de lezer niet op met psychologische theorieën die het werk verklaren. Hij beschrijft vrij afstandelijk het tragische leven van de schrijver. Dat Kellendonks particuliere tragiek de grondtoon van zijn ideeënmuziek vormt – een ideeënmuziek die het particuliere overstijgt – is zo evident dat de lezer geen verdere aanwijzingen van de biograaf nodig heeft.
Traditie
De tragiek was de onverenigbare kloof tussen Kellendonks levensbeschouwing en zijn levenswandel. In interviews, brieven en essays wees hij regelmatig op het belang van de gemeenschap, op de noodzaak van een bezield verband en de noodzaak van religie. In de traditie van de Bijbelse Paulus sprak hij over de maatschappij als een ‘mystiek lichaam’, waarin de (lichaams)delen samen een geheel – een lichaam – vormen.
Kellendonk was van kinds af aan erg bezig met traditie en met zijn plaats daarin. Als jongetje maakte hij (fictieve) geschiedenisverhalen en stambomen van de familie Kellendonk. Het ironische is dat juist hij in de familiestamboom een doodlopende tak zou blijken te zijn.
Want Kellendonk leefde als einzelgänger, of zoals Goedegebuure het noemt, als een monnik. Hij was niet makkelijk in de omgang en had weinig behoefte aan sociaal contact. Volgens een vast schema waagde hij zich ‘s avond uit zijn werkkamer – waar hij nauwgezet werkte aan vertalingen en eigen werk – om in café Le Shako twee drankjes te gebruiken. Een gesprek met hem aanknopen en op gang houden ging zijn kroeggenoten moeilijk af.
De eenling
Hij was een eenling, een dissonant in zijn op het katholieke gedachtegoed geïnspireerde ideaal van maatschappelijke harmonie. Zijn homoseksualiteit zag hij als een valse noot. Niet in persoonlijk opzicht – hij lijkt totaal niet geworsteld te hebben met zijn geaardheid en maakte van het feit dat hij goed in de markt lag ook volop gebruik. Maar in maatschappelijk opzicht lag dat ingewikkelder. Zonder voortplanting had men geen deel aan wat Kellendonk ‘de geschiedenis van het vlees’ noemde. Zonder deel te hebben aan de geschiedenis viel je buiten de gemeenschap. En ‘gemeenschap’ is wat de mens zo nodig had volgens hem.
Onverenigbaar
Aan collega-schrijver P.F. Thomese schreef hij dat hij graag opnieuw katholiek wilde worden, en dan niet zozeer omwille van het geloof maar omwille van het deel uitmaken van een (bezielde) gemeenschap:
Maar zomaar weer geloven kon hij niet. Hij noemde zichzelf een ongelovige gelovige. Hij bleef verlangen naar het katholicisme van zijn jeugd, maar een mis kon hij niet meer bijwonen zonder halverwege misselijk de kerk te verlaten.
Schijnheilig
Het ene vinden, het andere doen: is dat niet schijnheilig? Schijnheiligheid is onoprecht en impliceert dat je jezelf moreel beter voordoet dan je bent. Dat kon van Kellendonk zeker niet gezegd worden. De reden dat Kellendonks verlangens en neigingen zo uiteen liepen was dat hij ze simpelweg niet kon verenigen.
Pas op zijn sterfbed kon hij zich overgeven: ‘Ik ben altijd bang geweest om mijn autonomie te moeten prijsgeven, afhankelijk te moeten worden. Nu ben ik afhankelijk geworden, met een schok, van de hulp en hartelijkheid van anderen, en het blijkt géén afschuwelijke ervaring te zijn, integendeel, een bevrijding. Ik ben bevrijd van mijn eigen waanwereld, eindelijk een inwoner van de wereld van de mensen. De tranen stromen me regelmatig over de wangen en er zit geen druppeltje verdriet in.’
Geslaagd
Zorgt deze biografie voor een beter begrip van het werk van Kellendonk? Ja. Maar mocht iemand daar niet van overtuigd zijn: het boek is ook op zichzelf zeer de moeite waard. De goed en bij vlagen mooi geschreven biografie geeft een scherp beeld van een interessant en veelgelaagd persoon.
Een zeer geslaagde biografie van de man die een hekel had aan biografieën. Het past precies bij Frans Kellendonk: een vat vol (schijnbare) tegenstellingen.
Kellendonk: Een biografie
Schrijver: Jaap GoedegebuureUitgever: Querido
Prijs: € 29,99
Bladzijden: 547
ISBN: 9789021409979
Misschien ook iets voor u
Comedian Jasper van der Veen toont Toomler-ervaring en wint sterke editie Leids Cabaret Festival
/ 0 Reactiesdoor: Koen Thomas van Leeuwen / beeld: Martin Oudshoorn 0 SterrenBij de 41ste editie van het vermaarde Leids Cabaret Festival viel vooral op dat er alleen mannelijke finalisten waren, maar elk met een geheel eigen stijl. Uiteindelijk mocht Amsterdammer Jasper van der Veen zowel de jury- als de publieksprijs mee naar huis nemen.
Ondanks het sterke spel van de deelnemers, dat in eerdere edities nog wel eens tegenviel, bleef de inhoud deze editie van het Leids Cabaret Festival nog vaak aan de oppervlakte drijven. Cabaret dat schuurt, prikkelt, ontwricht of verwart, hoefde men deze editie niet te verwachten. Heel af en toe was er een maatschappelijk kritiekpuntje te horen, maar dat leek meer een verplicht nummer of gekunsteld engagement dan recht uit het hart te komen.
Wat de meeste cabaretiers tegenwoordig, inclusief de finalisten, met elkaar gemeen hebben, is het zogenaamde persoonlijk engagement. Dat betekent een stortvloed aan verhalen over zelfontplooiing, overgoten met een flinke saus ironie. Oprechte ernst zou immers afbreuk kunnen doen aan een gezellig avondje lachen. Ook de setting is vaak weinig spannend: cabaretiers maken de gekste dingen mee in de supermarkt, sportschool, middelbare school, op de bank met hun vriendin of bij ouders thuis. Je zou bijna hopen dat er ook buiten die vierkante kilometer iets te beleven valt, maar blijkbaar is de boze buitenwereld te ingewikkeld om er iets zinnigs over te kunnen zeggen. Kortom, ‘cabaret binnen de lijntjes’, oordeelde de jury in het rapport. Een terechte conclusie.
Tuinbroek
De finale bestond dit keer uit de 21-jarige Gavin Reijnders met zijn programma 21 jaar te jong, de 31-jarige Jasper van der Veen met Paradijsvogel en de 32-jarige Vlaming Senne Guns sloot af met Opus 3. Leeftijd en kwaliteit hoeven lang niet altijd samen te gaan, maar nu was het wel erg duidelijk dat Reijnders de Benjamin van het gezelschap was. Hij heeft een aantal fraaie liedjes in petto, onder meer over stratenmakers en romantiek voor hetero’s, maar verder blijkt vooral dat hij de nodige podiumervaring mist. In een tuinbroek en getooid met een gitaar banjert hij over het toneel, en vertelt hij over Hyves, musicals, snoepjes in hagelslag en trekt op een leuke manier een parallel tussen mannen en avocado’s. Toch oogt het allemaal nog net niet naturel genoeg, en zijn zijn grappen nog te weinig gebouwd op het effect vanuit de zaal. Daardoor blijft het bij genoeg lachmomenten, maar geen golvende lachsalvo’s. Daar kan Reijnders tijdens de finalistentour gelukkig naar hartenlust aan blijven schaven. Zijn innemendheid en charme heeft hij in elk geval mee.
Pyramide
Met Jasper van der Veen staat er gelijk al wat meer branie op het podium. Van der Veen is lid van Comedytrain en dat is duidelijk te merken aan zijn techniek. Zijn grappen zijn snedig, puntig en hij heeft veruit de beste timing van de drie finalisten. Daarmee toont hij aan dat het maken van vlieguren zo ontzettend belangrijk is om het materiaal zo goed mogelijk onder de knie te krijgen. Van der Veen heeft de luxe dat hij wekelijks kan optreden in het Amsterdamse Toomler. Daar wordt hij omringd door de beste cabaretiers en comedians van het moment. In zo’n warm bad is het natuurlijk heerlijk experimenteren. Niet dat Paradijsvogel nou zo’n overdonderende indruk maakt – daarvoor doen de thema’s als de huizenmarkt en hippe feestjes wel erg Amsterdams aan – maar zijn letterlijke omdraaiing van de pyramide van Maslow is een waar hoogtepunt in zijn voorstelling, omdat hij en passant ook een vileine kritische noot uitdeelt aan social media. Van der Veen is een prettige cabaretier om naar te kijken en te luisteren: hij oogt ontspannen en beweeglijk tegelijkertijd. Hij weet precies wat hij aan het doen is op het podium. Vandaar dat hij ook terecht tot winnaar is gekozen van het festival. Het zou hem echter wel sieren als hij voor zijn eerste avondvullende programma iets meer inhoudelijke uitdaging zoekt, zodat hij kan laten zien dat hij meer in zijn mars heeft dan hij nu heeft gedaan.
Finkers, maar dan uit Gent
Het is even schakelen als er ineens een boomlange krullenbol met Vlaamse tongval en met bravoure een fonkelende entree maakt. Nee, Senne Guns is bepaald geen maker die met een lineair verhaal of met een spervuur aan grappen op de proppen komt. In plaats daarvan zijn we getuige van de kronkels in zijn hoofd, wat resulteert in een absurdistisch en muzikaal geheel.
Het doet ergens denken – niet alleen qua uiterlijk – aan Herman Finkers, die eveneens met gortdroge humor en dictie de zaal voor de gek kon houden. Guns houdt ervan om de nar uit te hangen, alleen lijkt het er op dat hij zijn trucje te doorzichtig heeft gemaakt. Guns wil vooral vermaken, maar het programma zou sterker worden als hij daar nog meerdere lagen in weet te bouwen en het publiek in verwarring achterlaat. Nu blijft het vooral bij aardige anekdotes over muilvocht, bewusteloze vrijdag, een stuiterende wasmachine en een horrorschilderij. Ook zijn pianospel mag er zijn, zeker wanneer hij onder de piano zelf ligt, maar wel de juiste toetsen weet te raken. Guns voelt zich op zijn gemak op het podium en dat weet hij goed uit te buiten, onder meer door een leuke interactie met de zaal. Met een goede regisseur zal hij komende jaren nog de nodige stappen kunnen zetten om zijn programma naar een mooi, uitgebalanceerd geheel te maken.
Finale Leids Cabaret Festival 2019
Gezien op zaterdag 16 februari 2019 in Leidse Schouwburg, LeidenMisschien ook iets voor u
De liefde vieren, ondanks alle verschillen
Na zijn eerdere solovoorstellingen Oumi en DAD toert de Marokkaans-Nederlandse acteur Nasrdin Dchar dit keer langs de theaters met JA! Ook nu staan de culturele verschillen centraal en weet Dchar wederom zijn persoonlijke ervaring te veralgemeniseren naar een universeel verhaal. Maar hij haalt niet altijd het niveau van zijn eerdere werk.
Was eerst zijn moeder, en vervolgens zijn vader het uitgangspunt voor zijn voorstellingen, dit keer heeft Dchar voor een bredere thematiek gekozen: de liefde. Niet toevallig is Dchar met JA! 14 februari, de dag van de liefde, in première gegaan. Dat een geëngageerd acteur een avondvullende theatervoorstelling over de liefde maakt, is even wennen. Het is dan ook de vraag hoe dit specifieke liefdesverhaal zich verhoudt tot andere toneelstukken, films, opera’s, liedjes en gedichten over dit thema. Het komt vooral door Dchar zelf dat het stuk overeind blijft staan, onder meer door zijn schat aan toneelervaring en innemende persoonlijkheid. Toch kleeft aan de uitwerking iets mierzoets en sentimenteels, wellicht door de enigszins voorspelbare afloop.
Uit het keurslijf
Dchar vertelt zijn liefdesverhaal, dat tot ver in de vorige eeuw teruggaat, aan de hand van zijn Marokkaanse familiegeschiedenis, die hij samen laat vloeien met die van de Nederlandse Amy, het meisje dat hij op 20-jarige leeftijd in de Steenbergse Marina Bar leert kennen. Amy is op haar beurt de dochter van een Indonesisch-Nederlands huwelijk, maar is, anders dan Dchar, vooral westers opgevoed. Dat betekent: ze rookt en drinkt, en ze mag naar zoenende mensen kijken op tv. Zoiets zou ondenkbaar zijn in huize Dchar; waar zijn vader dagelijks op de bank zit om Marokkaanse soaps te kijken en haast onverschillig reageert als zijn zoon met grootse moeite bekent eindelijk de ware te hebben ontmoet. Die onverschilligheid verdwijnt wanneer Dchar toevoegt dat ze niet Marokkaans, maar Nederlands is. Het blijkt het begin te zijn van een liefdesavontuur dat knelt aan alle kanten. Hoe sceptisch zijn omgeving ook is, Dchar wil zich losbreken uit het keurslijf. Hij worstelt met de voorgeschreven regels en wetmatigheden die er vanuit zijn geloof worden opgelegd – is er boos, woedend en verdrietig om – maar wil tegelijkertijd ook trouw blijven aan zijn familie en principes. Die interne strijd weet Dchar goed neer te zetten, door het publiek deelgenoot te maken van zijn intiemste gedachten en gevoelens. Op die manier weet hij zijn twijfels, onzekerheden en overtuigingen de gehele voorstelling lang goed invoelbaar te maken, tot de schitterende finale aan toe.
Een ander potje
Maar hoe lastig, complex, weerbarstig en wrang de realiteit ook geschetst wordt, ergens blijft JA! aan de oppervlakte drijven. Wellicht heeft het te maken met de typetjes die hij ten tonele voert, zoals zijn beste vriend Mike de Brabander, of diens vader Harry. De imitaties zijn lekker vet aangezet om het contrast groter te laten lijken en het voegt ook zeker humor toe, maar gezien zijn eerdere voorstelling DAD lijkt het een trucje te zijn geworden. Ook kent het verhaal een redelijk voorspelbare lijn, met facetten die inherent zijn aan een onmogelijke liefde: de pijn, het onvermogen, de behoefte om ‘in een ander potje te roeren’. En alle gevolgen van dien. Het maakt het verhaal mierzoet en wat sentimenteel. Na het einde bekruipt dan ook het gevoel dat Dchar weliswaar zijn ziel volledig heeft blootgelegd, maar dat de voorstelling zelf een goedmakertje is naar zijn Amy. Ze heeft immers heel wat te verstouwen gehad van haar ‘Nas’.
Nasrdin Dchar - JA!
Artiest: Nasrdin DcharGezien op donderdag 14 februari 2019 in Stadsschouwburg, Amsterdam
Misschien ook iets voor u
Smaakvolle collectie
Het is natuurlijk een eer om de oeuvreprijs te mogen ontvangen die het Schiller Theater ‘Place Royal’ te Utrecht jaarlijks uitreikt. Ter gelegenheid daarvan gaf Margriet Sjoerdsma met haar pianist Egbert Derix een bijzonder optreden in het genoemde theater.
Op het moment dat Sjoerdsma de oeuvreprijs zal worden uitgereikt, is ze net op tournee met een set met covers waarvan een deel is vastgelegd op het album Favorite Songs. Voor deze avond lardeert ze het optreden met een aantal liedjes van eigen hand. Toch blijft het grootste deel van het concert voorafgaand aan de prijsuitreiking gevuld met covers.
Harde eisen
Margriet Sjoerdsma heeft een drietal albums op haar naam staan met voornamelijk eigen composities. Onlangs is ze tweemaal op tournee geweest met liedjes van Eva Cassidy, die ze zo mooi wist te vertolken doordat de broer van Cassidy met haar mee ging. Sjoerdsma kruipt steevast in de huid van liedjes door anderen en weet deze een eigen draai te geven, waardoor ze soms moeilijk herkenbaar zijn. Sjoerdsma vertelt dat ze hiervoor alleen liedjes kiest als ze niet alleen een bijzonder gevoel heeft bij de melodie maar ook bij de tekst. Tot haar verrassing kwamen er met die criteria toch liedjes in aanmerking waarvan ze in eerste instantie niet had verwacht dat de tekst bijzonder genoeg zou zijn om aan deze harde eisen te voldoen. Zo zong ze in haar jeugd vaak met haar coverbandje Blendit Michael Sembello’s ‘Maniac’. Bij nader inzien was zelfs dit liedje goed genoeg om mee te nemen op het nu verschenen album en vertolkt ze het ook op deze bijzondere avond.
Bij de opening kruipt ze in het liedje ‘First we take Manhattan’ van Leonard Cohen, waarbij Egbert Derix een lang intro speelt op de vleugel. Hij laat het publiek in afwachting van een punt van herkenning. Feitelijk komt dit pas als Sjoerdsma de eerste regels van de songtekst zingt. Dan valt het kwartje en beleeft het publiek een aha-moment.
Feest der herkenning
Sjoerdsma speelt ook covers die niet op het album terecht zijn gekomen zoals ‘Don’t Wait too Long’ van Madeleine Peyroux. Het wordt ten gehore gebracht in een fraaie bewerking, waarin de essentie van het liedje overeind blijft tussen het samenspel met enkel de vleugel en de stem. Het lied krijgt hierdoor een andere draai, waar Sjoerdsma en Derix samen een meester-duo in zijn. Toch is het niet uitsluitend deze kunst waar ze haar prijs voor krijgt. Van de eigen liedjes komen er slechts een paar aan bod, zoals het fraaie ‘Anyway The Wind Blows’ dat ook op het album Favorite Songs is terug te vinden. Een liedje dat prachtig standhoudt tussen de grote gecoverde hits op het album. Het tweede deel van het optreden wordt afgesloten met een cover van Madonna’s ‘Papa Don’t Preach’ en een fantastische versie van Michael Jackson’s ‘Beat It’ in een jazzy jasje. Wat jammer dat dat nummer niet terug te vinden is op de cd. Het maakt de avond tot een smaakvolle collectie en een feest der herkenning.
Zoals aangekondigd wordt het concert afgesloten met de uitreiking van de oeuvreprijs door de eigenaren van het Schiller Theater ‘Place Royal’. Het fraaie beeldje is een gewichtig bronzen leeuwtje dat eerder werd uitgereikt aan grootheden uit de Nederlandse kleinkunst en cabaret zoals: Tineke Schouten, Herman van Veen, Lenny Kuhr, Meike Veenhoven, Claudia de Breij en Alex Roeka. Met ‘Blue Eyed Boy’ geven Sjoerdsma en Derix een stijlvolle toegift die zal verschijnen op het nieuwe album dat alweer in april verwacht wordt. Deze keer met uitsluitend eigen werk. Een album om opnieuw reikhalzend naar uit te kijken.
Margriet Sjoerdsma
Gezien op zaterdag 02 februari 2019 in Schiller Theater 'Place Royal', UtrechtLink: Schiller Theater
Misschien ook iets voor u
Literatuur voor het slapengaan
Wie een boek leest, doet dat doorgaans (ook) om zich niet te vervelen. Maar wat als dat boek verveling tot onderwerp heeft? Mensen die nog altijd nachtmerries hebben van hun verplichte lectuur van De Avonden, zullen dus wellicht geen plezier beleven aan Een Man die Slaapt. Maar voor wie houdt van dromerig en kabbelend proza, is dit klassieke romanexperiment een must.
Het goede nieuws voor mensen die niet graag lezen of niet van dikke boeken houden: Een Man die Slaapt telt amper 112 pagina’s. Het minder goede nieuws: het lezen vraagt wel een inspanning. Ten eerste omdat het boekje in de vrij ongebruikelijke je-vorm is opgesteld en ten tweede omdat de mijmeringen van de verteller niet echt licht verteerbaar zijn. Een willekeurig voorbeeld:
“Onverschilligheid lost de taal op, schudt de tekens door elkaar. Je bent geduldig en wacht niet, je bent vrij en je kiest niet, je bent beschikbaar en er wordt geen enkel beroep op je gedaan. Je vraagt niets, je eist niets, je dringt niets op.”
Bij momenten neigt het zelfs naar het pedante:
“Onzinnige dromen van eenzaamheid. Dolende Amnesticus in het Land der Blinden: brede, lege straten, koude lichten, zwijgende gezichten waar je blik overheen zou glijden.”
Geen gemakkelijke kost dus. Toch groeide het boekje, dat in 1967 in Frankrijk verscheen, al snel uit tot een klassieker. Vooral omdat het met zijn bespiegelingen en zelftwijfel perfect aansloot bij het existentialisme van Camus en Sartre. Het hoofdpersonage is immers iemand die in een staat van slaperigheid/bewusteloosheid door de straten van de stad loopt en mijmert over vergankelijkheid, verveling, leegte en eenzaamheid. De sfeer is met andere woorden dromerig en poëtisch, zeker omdat het personage afstand wil nemen van zijn individualiteit (vandaar dus ook de je-vorm, die het gevoel van eenzaamheid nog versterkt).
Geen spek voor ieders bek dus. Wie houdt van actie en van ondernemende personages, blijft met andere woorden beter ver weg van Een Man die Slaapt. Maar voor wie pakweg De Avonden, Stoner en The Catcher in the Rye lijfboeken zijn – schuldig! – is Een Man die Slaapt een nieuwe, welgekomen outcast. Toegegeven, langer dan 112 pagina’s moest dit boekje ook niet duren, aangezien er écht niets gebeurt, maar gedurende die 112 pagina’s beleef je wel de mooist denkbare droomloze slaap. Zij het dat je er wel de prijs voor betaalt …
Een man die slaapt
Schrijver: Georges PerecUitgever: De Arbeiderspers
Prijs: 20,99
Bladzijden: 112
ISBN: 978 90 295 0771 4
Misschien ook iets voor u