Muziek / Achtergrond
special: Sebadoh brengt deluxe oude plaat uit

Just Gimme Indierock!

Wie denkt dat het uitgeven van re-issues van klassieke platen aangevuld met bonustracks voorbehouden is aan belegen mega-artiesten als Bowie, The Who of George Harrison, vergist zich. Zo kwam bijvoorbeeld een groep als Pavement al aanzetten met een deluxe editie van Slanted & Enchanted, en ook hun Crooked Rain, Crooked Rain ontkwam niet aan zo’n behandeling. Nu is daar Sebadoh III van de klassieke indierockband Sebadoh. Sebadoh III is nooit werkelijk in de boeken komen te staan als de ultieme plaat van dit trio uit Massachusetts. De vraag lijkt dan gerechtvaardigd waarom deze plaat opnieuw uitkomt met een bonus-cd op de koop toe. Aan de andere kant is in de kunsten de vraag ‘Wat heeft het nou voor nut?’ meestal niet zo van belang.

~

Sebadoh is altijd een ontzettend sympathieke band geweest: een waarbij je bij elke nieuwe plaat hoopte dat alle puzzelstukjes dit keer nou werkelijk echt goed in elkaar zouden vallen. Dat de heren nou eens niet die beeldschone parels lieten volgen door een rammelend lawaainummer dat het niveau van de oefenruimte bij wijze van spreken nog niet helemaal was ontstegen. Pas met de platen Bakesale uit 1994 en twee jaren later in mindere mate wellicht met Harmacy slaagde Sebadoh er wel in om te overtuigen. Sebadoh III, uit 1991, is nog een stuk wisselvalliger. Wat niet wil zeggen dat er niets te genieten valt.

Barlows talent

De basis van Sebadoh was het grootse talent voor intense liedjes van Lou Barlow. Hij tekende, zeker in de beginjaren van Sebadoh, voor zowel zeer fragiele akoestische nummers in intieme huiskamersfeer op 4-sporen – zoals het door Bettie Serveert op hun eerste plaat gecoverde Healthy Sick – als voor steviger popsongs met lichtelijk ontsporende rockgitaren – denk aan de bijna instant anthemGimme Indierock op de elpee Rocking The Forest. Overigens is de originele Gimme Indierock EP op de bonus-cd van Sebadoh III terug te vinden.

~

De creatieve bron van Barlow was van dien aard dat hij aan één band niet genoeg had. Naast Sebadoh was daar ook nog Sentridoh, overwegend een eenmansproject met een overdaad aan lo-fi-nummers op elpees, singles en cassettes. Daarnaast vormde Barlow met John Davis het duo The Folk Implosion, dat nog een redelijke bekende status wist te verwerven middels enkele songs op de soundtrack van Larry Clarks film Kids. Op deze soundtrack staat trouwens ook het prachtige nummer Spoiled van Sebadoh III. In Sebadoh leverde echter niet alleen Lou Barlow nummers aan, ook Eric Gaffney, Jason Loewenstein en Bob Fay deden dat. Dat deed de evenwichtigheid en het niveau van de platen lang niet altijd even goed. Heeft Barlow doorgaans talent voor een catchy melodie, bij de overige bandleden lijkt die melodie eerder vaak ondergeschikt aan hectisch kabaal of geschreeuw, dat soms vooral doet verlangen naar het volgende nummer of het einde van de plaat. Wat dat betreft is Sebadoh III allesbehalve een uitzondering en het feit dat deze plaat ruim een uur duurt (indertijd ook uitgebracht als dubbelelpee), maakt het achter elkaar volledig afluisteren ervan er dan ook niet gemakkelijker op.

Dinosaur

Als Lou Barlow nou net zo’n klootzak was geweest als J Mascis in Dinosaur Jr, over wie Barlow menig nummer schreef nadat Mascis hem uit Dinosaur had gewerkt, had ’t misschien goed kunnen komen. Daarover filosoferen is echter van dezelfde orde als je afvragen hoe de muziekwereld er nu uit zou zien als Mick & Keith elkaar niet waren tegengekomen toen in 1961 op dat treinstation ergens in Londen. Onzin dus.

Bijna volgens een socialistisch principe leek iedereen in Sebadoh zowat even veel ruimte te krijgen. Het socialisme heeft nergens tot Utopia geleid en ook Sebadoh had zo dus z’n zwakke punten. Op Sebadoh III wordt dat ook meteen duidelijk. Het begint met het prachtige The Freed Pig, een klassieke uptempo Barlow rocksong. Hierna volgt de rommelige instrumentale uitbarsting Sickles And Hammers (een Minutemen cover). Total Peace is het derde nummer, een typische 4-poren Barlow-compositie, maar daarna komen Eric Gaffney en Jason Loewenstein zo nu en dan aan de beurt. Hun nummers zijn duidelijk minder dan die van Barlow. Live manifesteerde dit zich indertijd ook. Zolang Barlow met gitaar achter de microfoon stond was er niet zoveel aan de hand. Alleen bleef dat nooit een heel optreden zo, na rommelige instrumentenwisselingen die op zichzelf al te veel tijd in beslag namen, was het de beurt aan Gaffney of Loewenstein of zich luidruchtig door hun nummers heen te werken. Maar dat was toen en dit is nu.

Deluxe?

Wat al met al te denken van deze Sebadoh III deluxe? Gewoon lekker luisteren, geniet van de mooie nummers en sla je door enkele minder geslaagde composities heen. Vergeet die deluxe onzin en laat die bonus-cd voor wat ‘ie is. Beluister in plaats daarvan een evenwichtig Sebadoh van hoog niveau als Bakesale. En als je Lou Barlow in Sebadoh op z’n breekbaarst en intiemst wil horen, zet dan zijn ultieme lo-fi meesterwerk Weed Forestin’ op.

Muziek / Album

Avontuurlijke kluif

recensie: The Mars Volta - Amputechture

Het is duidelijk dat The Mars Volta nauwelijks meer concessies doet aan een verkoopbaar format sinds Omar Rodriguez als enige producer optreedt. Rick Rubin hield op De-Loused in the Comatorium de excessen waar de band berucht om is behoorlijk in toom, maar zijn afwezigheid maakte Frances the Mute een stuk minder publieksvriendelijk. De mensen die dat album ontoegankelijk vonden zullen een nog zwaardere kluif hebben aan Amputechture.

Een paar voorbeelden: het nummer Tetragrammaton verandert minstens negen keer van stijl, tempo en textuur. De zware staccato-riff van Viscera Eyes maakt na zes minuten plotseling plaats voor speels, Santana-achtig gesoleer. De plaat is omlijst met twee zweverige, macaber klinkende sfeerstukken, die geen van beide het luisterplezier verhogen.

Niet ontoegankelijk

~


Om zulke muziek ontoegankelijk te noemen is echter de plank volledig misslaan. Net als de vorige twee platen is het immers op allerlei niveaus intens stimulerende rockmuziek, die in zijn avontuurlijkheid baanbrekend is en eenvoudig zijn weerga niet kent. Omar Rodriguez is een ontegenzeglijk briljante gitarist/componist die zijn virtuositeit niet louter tentoonspreidt, maar haar gebruikt om een visionaire soort muziek te creëren die genres ontstijgt. Voor de ruimdenkende luisteraar ligt er een soort logica ten grondslag aan de op het eerste gehoor zo vergezochte uitspattingen. Bovendien zou The Mars Volta pas echt moeilijk aan te horen zijn als hun muziek niet zo luxueus geproduceerd en gemixt was en onderwijl niet zo opzwepend rockte. Dat doet Amputechture opnieuw zonder meer- met kolossale riffs, wilde percussie, nerveuze arpeggios, Cedrix Bixlers intense uithalen en duellerende gitaarsolo’s, om maar wat te noemen. Gemakkelijker in het gehoor liggend materiaal dan het zogenaamd moeilijke is er bovendien ook genoeg: Vermicide vormt hapklare brokken en buit het pathos van Bixlers voordracht maximaal uit, Meccamputechture rockt tien minuten opzwepend door en bevat een saxofoonjengel die lang in je hoofd blijft hangen. Asilos Magdalena is een kale, akoestische melodieuze klaagzang, die er bijna in slaagt een spookachtige droefheid uit te stralen.

Kakofonie

Het genie van The Mars Volta mag dan vast staan, hier en daar dreigt hun aanpak onderhand wel een soort formule te worden, bijvoorbeeld in de aandrang om binnen een song radicaal van vorm te veranderen en in de pretentieuze zang. Natuurlijk ligt hier voor velen een groot deel van de cult-achtige aantrekkingskracht. Ons recensie-exemplaar was niet voorzien van teksten, maar het album lijkt aan de titels te zien gevormd rond een bizar religieus narratief; Bixler zingt weer een paar nummers in spanglish. Af en toe doet het aan als herhalingen. Een ander zwak punt zijn de blazers, die de muziek af en toe in de richting van kakofonie duwen, wat de complexe structuren van de songs niet siert. Kleine kanttekeningen bij een voor de derde maal ongekend avontuurlijk en belonend album.

Film / Achtergrond
special: Een interview met Mark Verkerk

Meer dan informatieoverdracht

Verspreid over de tijd van een jaar verbleven regisseur Mark Verkerk en uitvoerend producent Pim van Collem in Thailand, in de Golden Horse Temple van de boeddhistische monnik en voormalig Thaibokser Phra Khru Bah, een bijzondere man met een bijzondere missie. Temidden van de door armoede en drugsverslaving geteisterde dorpen probeert hij ontaarde en zwakke jongens weer op de been te helpen; een moeizame en soms gevaarlijke taak. De net uitgekomen documentaire Buddha’s Lost Children van Mark Verkerk, die vóór deze film eigenlijk alleen televisiedocumentaires op zijn naam had staan, werd ook niet zonder slag of stoot gemaakt.

Het begon allemaal toen Pim van Collem, gewapend met een krantenknipsel uit het NRC Handelsblad bij Mark Verkerk en producent Ton Okkerse van EMS films kwam met de vraag of zij een film over de monnik zouden willen maken. Verkerk was sceptisch in het begin:
“Er was naar mijn mening te weinig informatie. Wie is het, waar is hij te vinden, is hij überhaupt benaderbaar? Pim is toch naar Thailand gegaan en een paar maanden later kwam hij terug met het bericht dat hij de monnik had gevonden en dat hij nog veel interessanter was dan hij dacht. Samen met Pim ben ik teruggegaan naar Thailand, in de eerste instantie met het idee om iets voor de televisie te maken, een soort portret. Maar na het tweede bezoek had ik het idee dat er meer in zat dan alleen een portret. Wat mij aantrok was de visuele kant en de wisselwerking tussen de monnik en de kinderen, en de non natuurlijk (die overigens niet in het artikel zat).”

Vertrouwen winnen

~

Om in beeld te brengen waar hij in geïnteresseerd was, moest Verkerk nauw samenwerken met de mensen, het was dus belangrijk dat de relatie met hen goed was:
“We hebben echt hun vertrouwen moeten winnen. Dat proces heeft erg lang geduurd, we waren daar zes, zeven maanden mee bezig, voordat we echt met camera’s konden komen. Ze hadden wel wat ervaring met de media, met journalisten uit Bangkok, of af en toe televisieploegen, maar dat zijn mensen die daar maar een paar uur zitten. Het idee dat we een deel van de gemeenschap wilden gaan worden en een jaar lang de verandering van de jongens wilden gaan vastleggen, dat was moeilijk uit te leggen. Je vraagt natuurlijk heel veel van die mensen; om zich zo te laten observeren. Het was dan ook steeds onduidelijk of het wel of niet door zou gaan.”

Het moeizame proces hield niet op bij de voorbereidingen, de mensen waren voortdurend bezig Verkerk en zijn cameraploeg te testen:
“Ze wilden weten of we echt serieus waren, ik denk dat zij hebben gedacht: laten we het een beetje aankijken, komen ze terug, willen ze het echt? We hadden het idee dat ze zich soms expres niet aan afspraken hielden. Zo zouden ze bijvoorbeeld het ene moment naar een dorp gaan en de volgende dag werd besloten om dat toch niet te doen, dan waren ze ineens allemaal ergens anders en zat je vijf dagen met je filmploeg helemaal niets te doen. Ons geduld werd vaak op de proef gesteld.”

Meer dan informatieoverdracht

~

Verkerk had bij het maken van deze film al snel een duidelijk doel voor ogen. Tijdens de voorbereidingen ontdekte hij dat de plek waar hij terecht was gekomen een bijzondere aantrekkingskracht had:
“De combinatie van het charisma van de monnik en de non, het gevoel van de gemeenschap en de locatie maakt een ontzettend grote indruk. Hoewel ik daar niet heenging met de spirituele interesses die Pim wel had, voelde ik toen ik er rondliep dat die hele plek een bepaalde kracht had. Ik wilde met de film die ervaring van de plek vangen. Maar dit is niet een film over het boeddhisme, ik hoopte dat mensen vanuit verschillende invalshoeken iets uit deze film zouden kunnen halen. Daarom was het belangrijk dat het niet een film werd die puur informatie verstrekte. Je kunt bijvoorbeeld ook een sociale analyse maken van de bergvolkeren, het armoede probleem en het drugsverleden, maar we hebben juist geprobeerd dat eruit te halen zodat de film meer een ervaring wordt dan een informatieoverdracht. Je probeert uiteindelijk naar iets universeler te komen dan alleen een verhaal.”

Een deel van de opbrengsten van deze film gaat naar de Golden Horse Temple, volgens Verkerk is dit niet meer dan logisch:
“Je vraagt veel van mensen, zelfs als het observerend is. Ik denk dat de enige gezonde manier om dat te doen, is als je ook iets teruggeeft. Deze gemeenschap leeft alleen van giften, er is geen vaste bron van inkomsten, dus het is logisch dat wij, als we daar maandenlang rondlopen, een bijdrage leveren.”

Ideologisch

~

Het is verbazingwekkend wat Phra Khru Bah bereikt met zo weinig middelen. Hoe kan het dat een simpele monnik in staat is om problemen van armoede en drugs op te lossen met een paar paarden en een paar novices? Een vraag die voor Verkerk in elk geval beantwoord is:
“Westerse ontwikkelingshulp pakt dit soort problemen aan op een economische manier; de mensen moeten stroom hebben, of schoon water. Phra Khru Bah’s grootste impact komt van het werk dat hij met kinderen doet. Hij geeft hen een basis om op een andere manier in het leven te staan. Dat vond ik ook het interessantste van alles, zijn totaal andere benadering van het probleem. Hij maakt de mensen daar heel zelfstandig, hij bereikt dingen die niet te bereiken zijn met een materialistische aanpak. De oude cultuur van de Thaise bergdorpen begint steeds meer weg te brokkelen, de mensen zijn hun identiteit aan het verliezen. De monnik vindt het belangrijk om die cultuur in stand te houden. Wat ik probeer te laten zien met deze film is dat zelfs met een kind van elf jaar de cultuur gevoed kan worden. Je ziet dat na korte tijd zo’n kind sterker wordt, dat deze aanpak werkt. Het is een mix van een fysieke aanpak, gecombineerd met mentale discipline vanuit de boeddhistische leer van meditatie. Dat is een sterke combinatie.”

Dat dit project meer is dan een film, is wel duidelijk. Naast de website (www.buddhaslostchildren.com), waar uitgebreid ingegaan wordt op alle aspecten van de documentaire, wordt ook een boek uitgebracht met daarin onder andere een kijkje achter de schermen en een dagboek van de dochter van Mark Verkerk, die haar vader vergezelde op één van de reizen naar Thailand en daar haar eigen filmproject begon. Al met al een ideologisch filmproject over een man die op een magische manier iedereen weet te raken.

Boeken / Fictie

Warmbloedig in New York

recensie: Truman Capote - Een zomer lang

De excentrieke en flamboyante schrijver Truman Capote (1924-1984) heeft, hoewel hij al meer dan twintig jaar dood is, de voorbije maanden de media flink wat voer gegeven: de film Capote, die dit jaar verscheen en een cruciale periode uit het leven van de man belichtte, werd immers overal geroemd om zijn kwaliteiten, niet in het minst in de persoon van de hoofdrolspeler Philip Seymour Hoffman, die een Oscar in ontvangst mocht nemen. Een gepaste beloning voor de moed om een menselijke vertolking neer te zetten van iemand die zelf een karikatuur was.

~

Truman Capote, onrustig en aandachtsgeil, is afgezien van zijn levensstijl vooral bekend geworden door In Cold Blood, waarin hij de gruwelijke viervoudige moord op een eenvoudig gezin wilde vastleggen aan de hand van de getuigenissen van de daders. Het boek was een poging om een waargebeurd verhaal te vertellen met behulp van technieken uit het fictiegenre. Capote slaagde glansrijk en werd de hemel in geprezen. Hij werd een societyfiguur die zichzelf helaas niet in de hand had en overleed aan de gevolgen van alcoholisme.

Een opgetogen kriebel

Waarom deze omweg om tot Een zomer lang te komen? Welnu, door het succes van In Cold Blood besloot Capote een eerder geschreven werk – zijn debuut eigenlijk – niet uit te laten geven omdat hij meende dat de kwaliteiten ervan, in vergelijking met zijn magnum opus, ondermaats waren. Hij gooide het manuscript in de vuilnisbak, maar het werd na zijn vertrek uit het appartement gered door een opmerkzame medebewoner en verkreeg na tal van omzwervingen in 2005 alsnog zijn publicatie, na lang wikken en wegen van zijn juridisch adviseur, want is het geoorloofd iets wereldkundig te maken dat door de schrijver zelf verworpen was?

In dit geval zijn we geneigd ‘ja’ te antwoorden, want het bescheiden (krap 140 pagina’s) Een zomer lang bewijst vanaf de eerste pagina’s hoe de bekende flamboyante stijl van de schrijver en diens gebalde, onderkoelde gevoel voor humor reeds aan het rijpen waren. Capote beschrijft in het boekje de lotgevallen van Grady, een jongedame die alleen wordt gelaten terwijl haar ouders op reis vertrekken. Zij geloven dat hun dochter in goede handen is van Peter, een fout geklede maar alleraardigste Cambridge-student. Het meisje is echter allerminst van plan om braafjes de terugkeer van haar ouders af te wachten:

In Grady’s binnenste welde een onbedwingbare lach op, een opgetogen kriebel die maakte dat ze de witte zomer die zich voor haar uitstrekte, voor zich zag als een zich ontrollend doek waarop ze haar eerste impulsieve, ongerichte streken kon zetten, streken die nog tot niets verplichten.

Capote verhaalt met veel ondeugende liefde over een meisje dat met zichzelf, in positief opzicht, geen raad weet: ze zwerft rond, ontmoet mensen, bezoekt bars, probeert van Clyde te houden en herinnert zich intussen het één en ander uit haar jeugd. Over de intrige heeft Capote in ieder geval niet lang hoeven nadenken, maar dat was ook duidelijk zijn doel niet: het ging hem om het schilderen van een sfeer, met daarin haast toevallig een meisje. Daar is hij in geslaagd.

De schrijver op zoek

Capote is echter geen schrijver wiens stijl als zoete koek door iedereen wordt geslikt: hij hanteert een ritme en uitbundigheid die doen denken aan zijn eigen leven en die soms zelfs de voortgang van het verhaal wat afremmen. Wie een boek leest met de intentie om zo snel mogelijk ‘einde’ te zien, zal misschien steigeren van Een zomer lang, waarin we duidelijk een schrijver gewaarworden die op zoek is. Wie echter kan genieten van barokke beschrijvingen als “opgeschrikt, verdreven uit een wazige toestand waarin liefdevol gekoesterde schepsels, omgebracht door andere winters, lagen te verbranden in klapwiekende vuren”, zal aan Een zomer lang plezier beleven, in het vrolijke besef dat het beste zelfs nog moest komen.

Film / Films

Waar gaat het eigenlijk over?

recensie: The Descent

“Het werkt allemaal veel beter zonder uitleg”, zegt regisseur Neil Marshall op het audiocommentaar van The Descent. En daarom wordt in deze Britse horrorfilm van alles gesuggereerd en bijna niets verklaard. Aanvankelijk misschien wat frustrerend voor de kijker, maar uiteindelijk is het de grootste kracht van de film: je kunt er nog dagenlang over napraten.

~

The Descent gaat – in de woorden van Marshall (Dog Soldiers) – over “six chicks with picks (houwelen)”, wat eigenlijk neerkomt op: zes vriendinnen gaan een grot verkennen en komen vast te zitten. En ze blijken niet alleen te zijn… Een vrij standaard plotje voor een horrorfilm, maar Marshall weet dankzij de beklemmende muziek en de beelden van nauwe gangen een claustrofobische en onheilspellende sfeer te creëren. En dat werkt inderdaad beter zonder uitleg.

Voor het overgrote deel van de film weet Marshall deze kracht van de suggestie vast te houden. Het is een klein beetje jammer dat het geheel in het laatste half uur verandert in een ware horrorslasher, met alle ranzigheid van dien: botten steken uit benen, mensen stikken in hun eigen bloed en de darmen vliegen je om de oren. Desondanks is ook dit gedeelte onderhoudend.

De weg naar krankzinnigheid

Maar laat je door deze ranzigheid niet in de war brengen: volgens Marshall gaat The Descent toch vooral over de afdaling in de menselijke geest. De weg naar krankzinnigheid leidt in dit geval dus door een grot. En uiteindelijk rest slechts nog de vraag: wat is er in hemelsnaam gebeurd? Want uiteindelijk zijn er meerdere interpretaties mogelijk, wat vooral op het internet leidt tot felle discussies.

~

Het (zeer vermakelijke) audiocommentaar met Marshall en vijf van de hoofdrolspeelsters brengt geen duidelijkheid. Ze kiezen ervoor de kijker in het duister te laten. Slim, want de discussie duurt daardoor voort. Het zorgt ervoor dat The Descent, ook al is de film niet meer dan een vermakelijke horrorslasher, toch voor wat leuke gespreksstof kan zorgen. Voor de actrices is het echter duidelijk: “Eigenlijk gaat de hele film over seks”, grappen ze, en ze sommen vervolgens de kenmerken – donkere grotten, nauwe spleten en fallusvormige rotsformaties – op.

Still Crawling

De film was in Engeland en Amerika een financieel succes, met een totaalopbrengst van bijna dertig miljoen dollar. Niet slecht voor een film met een budget van zo’n vijf miljoen dollar, en de kans is dan ook groot dat een of andere slimmerik een vervolg op poten gaat zetten. De meiden en Marshall houden er al rekening mee in het audiocommentaar en bedenken alvast voor de grap een titel: Still Crawling. Laten we hopen dat het vervolg er niet komt en het blijft bij deze vermakelijke horrorfilm over six chicks with picks. Dat is meer dan genoeg.

Deze uitgave van The Descent bevat naast het audiocommentaar onder meer verwijderde scènes en een veertig minuten durende Making of.

Muziek / Album

Woestijnrock met een knipoog

recensie: Eagles of Death Metal - Death by Sexy

Twee jaar geleden begon Eagles of Death Metal als welkome afleiding van de dagelijkse sores van broodheren Queens of The Stone Age en Millionaire. Zo langzamerhand is het project echter uitgegroeid tot serieuze flauwekul, met als resultaat dat Timmy Vanhamel inmiddels is afgehaakt en zich nu weer volledig concentreert op zijn eigen band Millionaire. Gebleven zijn zanger/gitarist Jesse Hughes (die er met de jaren steeds meer uit gaat zien als Village People-leernicht en -naamgenoot Glenn Hughes) en drummer Joshua Homme, in het dagelijks leven frontman van Queens of the Stone Age. Hun aliassen ‘The Devil’ en ‘Carlo von Sexron’ hebben ze dit maal ingeruild voor de minstens zo sleazy bijnamen ‘Boots Electric’ en ‘Baby Duck’.

Op Death by Sexy krijgen de twee hulp van een heel arsenaal aan bekende vrienden, waaronder Mark Lanegan , Troy van Leeuwen (voorheen A Perfect Circle, nu QOTSA), Joey Castillo en Alain Johannes (QOTSA), Chris Goss (Masters of Reality) en Homme’s liefje Brody Dalle (The Distillers). Daarmee is meteen duidelijk waarom Death by Sexy meer rockt dan debuutplaat Peace Love Death Metal. Als je dit tweede EODM-album zou moeten duiden, kom je ergens uit tussen The Rolling Stones, Lynyrd Skynyrd, Brant Bjork and The Bros, de laatste cd van de Masters of Reality en de geile, zompige bluesrock van John Spencer Blues Explosion, met op zijn tijd een uitstapje richting de traditionele Mississippiblues van bands als Poor Doggie.

Knipoog

Tekstueel is er de afgelopen twee jaar zo te zien weinig veranderd; wat op debuutalbum Peace Love Death Metal nog I Only Want You heette, is op Death by Sexy geëvolueerd tot I Want You So Hard (Boy’s Bad News), de titel van de nieuwe single. Hughes neemt zichzelf gelukkig nog steeds niet al te serieus; het enige dat hem als rocker bezighoudt zijn vrouwen, vrouwen en nog eens vrouwen. Opmerkelijk, want als je Hughes op foto’s ziet, zou je zweren dat hij net als zijn naamgenoot van de Village People op mannen valt. De waarheid zal wel ergens in het midden liggen. In ieder geval moet je wel stekeblind zijn wil je de knipoog in zijn teksten en uiterlijke verschijning niet zien.

Bestaansrecht

Death by Sexy is vooral interessant voor de liefhebber van broeierige, Amerikaanse woestijnrock en rauwe, trashy bluesrock. Kanttekening is daarbij wel dat de muziek van de Eagles of Death Metal wel steeds meer begint te lijken op hetgeen Homme ook doet met Queens of The Stone Age en de Desert Sessions. Het bestaansrecht van Death by Sexy zit hem vooral in de cheesy, bijna homo-erotische kitchrock van I Like to Move on the Night, I Gotta Feeling (Just Nineteen), de titelloze bonustrack (met een heerlijke Robert Palmer-feel), The Ballad of Queen Bee and Baby Duck en de single I Want You So Hard (Boy’s Bad News), waarvan de clip inmiddels is te zien op MTV. Het zijn exact de nummers waarin de Eagles zichzelf het minst serieus nemen.

Film / Films

Een modern sprookje

recensie: Lady in the Water

Met The Sixth Sense zette M. Night Shyamalan zichzelf als filmmaker op de kaart. De spannende plot met een ingenieuze twist aan het einde maakte de film tot een groot succes. Zijn volgende projecten (o.a. Unbreakable en Signs) kenden alle hetzelfde trucje: een bijzondere plotwending, iets dat dus min of meer zijn handelsmerk werd. Met zijn nieuwste film Lady in the Water gooit hij het nu echter over een geheel andere boeg.

Moderne sprookjes zijn er maar weinig. De films die al als sprookje gezien worden, zijn veelal gebaseerd op (kinder)boeken, zoals het onlangs verschenen The Chronicles of Narnia. Schijnbaar had Shyamalan al deze verhalen al aan zijn kinderen voorgelezen, want Lady in the Water is gebaseerd op een zelfverzonnen verhaal dat hij zijn spruit bij het slapengaan vertelde. Voor hem was het een logische stap om dat lieftallige nieuwe sprookje in een filmvorm te gieten.

Narf

~

Als de narf (een soort waternimf) Story (Bryce Dallas Howard, ook al in Shyamalans The Village) door conciërge Cleveland Heep (Paul Giamatti) wordt gevonden bij zijn appartementencomplex, is dat het begin van een aantal bijzondere gebeurtenissen. Heep moet ervoor zorgen dat Story terug kan keren naar haar blauwe wereld. Andere, veel engere, sprookjeswezens uit die wereld maken haar dat niet bepaald gemakkelijk. Gelukkig willen de bewoners van de appartementen graag helpen.

Meningsverschillen

Shyamalan kreeg Lady in the Water maar niet van de grond. Zijn eerdere distributeur Disney zag niets in het project en de twee gingen wegens ‘creatieve meningsverschillen’ uit elkaar. Warner Brothers wilde het sprookje wel hebben. Hoewel de film een duidelijk andere plotafwenteling heeft dan de eerdere, succesvolle, films van Shyamalan, zijn de cameravoering en karakterontwikkeling vergelijkbaar. Shyamalan houdt ervan zijn camera op een vast punt neer te zetten, waardoor bepaalde dingen buiten het kader vallen, en de fantasie wordt geprikkeld. Zo zitten er in Lady in the Water veel beelden geschoten vanuit een camera in het zwembad die gericht is op het droge.

Karikaturen

~

De karakters zijn weer mooi geschreven. Bijfiguren als goede karikaturen (vooral ‘filmkenner’ Mr Farber is hilarisch) en hoofdpersonages die elk hun eigen probleem hebben. Vooral Paul Giamatti als Cleveland Heep is een goede casting, niet voor niets was hij de eerste keuze voor deze rol. Als stotterende conciërge met een geheim is hij lekker op dreef. Howard is leuk als de titelrol, maar écht bijzonder maakt ze haar Story niet. Opvallend is dat Shyamalan, die zichzelf voorheen alleen kleine cameo’s gaf, een behoorlijk grote rol speelt in Lady in the Water, en dat gaat hem goed af.

Wezens

Maar misschien dat Shyamalan door het acteren minder aandacht kon besteden aan het verhaal. De plot is, in tegenstelling tot zijn eerdere films, aan de voorspelbare kant en steekt nogal rommelig in elkaar. Alle problemen in de film worden vrij gemakkelijk opgelost, er is weinig diepgang over het waarom van de komst van Story en ondanks een speelduur van bijna twee uur, lijkt het alsof die tijd niet goed benut wordt.

De film is maar matig ontvangen, waarschijnlijk omdat het publiek weer een typische Shyamalan-film verwachtte. Vreemd is ook dat de filmkeuring op zestien jaar ligt, terwijl de film voortkomt uit een verhaaltje voor de jonge kinderen. Als je in bent voor een modern sprookje met goede acteurs en een sfeervol geheel, is dit gewoon een goede film. Maar als je één van die mensen bent die een nieuwe The Sixth Sense wil zien, kun je waarschijnlijk beter wachten op Shyamalans volgende film.

Muziek / Album

Indrukwekkend Europees debuut

recensie: Xavier Rudd - Food in the Belly

De Australische ‘surf dude’ Xavier Rudd loopt al vijf jaar mee. Food in the Belly is zijn zesde plaat, maar pas zijn eerste Europese plaat. Hij komt juist nú uit het muzikale moeras bovenborrelen omdat er geld verdient kan worden aan ‘coole’ singer/songwriters zoals Jack Johnson, Donavon Frankenreiter en James Blunt. Niet dat Xavier Rudd’s geluid of aanpak ook maar iets te maken heeft met deze mannen, want hij doet zijn ding op volstrekt eigenzinnige wijze. Hij is wat je noemt een solo artiest pur sang: in zijn eentje vormt hij een complete band. Met zijn ‘band’ zet hij een breed scala van stijlen neer, ergens tussen blues, funk, pop en reggae. Een indrukwekkend veelzijdige artiest dus, deze Mr. Rudd.

Op één van de sterkste nummers van Food in the Belly, Energy Song, hoor je didgeridoo, Weissenborn slide gitaar, akoestische gitaar, mondharmonica, bas en drums voorbij komen en dat alles in een straf tempo. Geen wonder dat Xavier met het zelf bespelen van dit instrumentarium een live reputatie heeft opgebouwd. Onder zijn eerste drie albums bevinden zich dan ook twee live platen (Live in Canada en Live at the Grid). Zijn doorbraak album in thuisland Australië is Solace uit 2004, met daarop ook de succesvolle single Let Me Be, tevens opener op de Europese versie van Food in the Belly.

Inspirerende muziek

~

Xavier Rudd is een inspirerende bron van zeggingskracht in zowel zijn muziek als zijn teksten. De muziek is altijd zinderend spannend, bijna hypnotiserend. De eerste drie nummers roepen volledig verschillende referenties op. Zo is het eerste nummer Let Me Be een traditionele blues/folk song in de traditie van Woody Guthrie. Het tweede nummer The Letter roept duidelijke herinneringen op aan de debuutplaat Welcome to the Cruel World van Ben Harper. Het derde nummer Messages lijkt weer op Paul Simon ten tijde van Graceland. En zo blijft Rudd continue variëren, de luisteraar heen en weer slingerend tussen bijvoorbeeld strakke reggae (Mother), energieke blues (Fortune Teller), een vreemde instrumental (Mana) of een sobere pianoballade (September 24, 1999).

Heal the World

Ook de scherpe pen van Xavier Rudd laat weinig aan de verbeelding over. Hij is een moderne protestzanger die zich zorgen maakt over vele zaken zoals armoede, discriminatie van etnische minderheden of het milieu. Food in the Belly is wat dat betreft een veelzeggende titel: als iedereen in deze wereld zijn buikje rond kan eten, zal de sociale achterstand van grote bevolkingsgroepen verdwijnen.

Laten we ons dus samen met Xavier Rudd hard maken voor een betere wereld en allemaal Food in the Belly aanschaffen. Het mes snijdt dan aan vele kanten, want je haalt zelf iets bijzonders in huis van een opmerkelijk muzikaal fenomeen, je steunt de artiest én je kunt er zeker van zijn dat deze man nuttige dingen gaat doen voor de wereld (zie ook zijn website) met zijn welverdiende centen.

Muziek / Album

Eerste liefde, grote liefde

recensie: The Long Winters - Putting The Days To Bed

Een eerste echte liefde vergeet je nooit. Afgelopen winter (hoe toepasselijk, want het was een lange winter) hoorde ik voor het eerst The Long Winters. Een vriend had voor mij als openingstrack een nummer van When I Pretend To Fall uit 2003 op een verzamelceedeetje gezet. Het album Scared Straight werd voor lange tijd mijn anthem bij het opstaan, ‘s ochtends vroeg als het buiten nog donker was en de kamer veel te koud. Nu is er dan een derde cd, Putting The Days To Bed.

~

Alhoewel The Long Winters geboren werd in New York, groeide de band op in good ol’ Seattle. En dat is op Putting The Days To Bed te horen. Waarschijnlijk door de gitaren, maar ook door de zangstem van frontman en kartrekker John Roderick, die nog het meest de feel heeft van Buffalow Tom en Paul Westerberg. Kregen Roderick en consorten op de vorige platen nog hulp van Ken Stringfellow, op dit album is geen spoor te vinden van de Posie. Jammer, want deze cd ontbreekt het aan de balans tussen gevoelige melodielijnen en scheurende gitaren. De schoonheid van de ingehouden schreeuw, van het intrappen van het distortionpedaal. Nergens wordt er op het scherp van de snede muziek gemaakt. Begrijp me goed, de heren doen een goede poging, maar ik kan geen song noemen die raakt of iets meer losmaakt dan de neiging thee te gaan zetten. Helaas.

Niks mis

~


Dit album wordt beter na meerdere draairondes, maar komt nergens écht van de grond. Teaspoon en Honest zijn nog de meest voor zichzelf sprekende nummers en de enige twee die ik mezelf in de rij voor de kassa hoorde hummen. Al met al blijft The Long Winters een sympathieke band en hebben hun liedjes wat mij betreft stuk voor stuk bestaansrecht. Putting The Days To Bed kun je er gewoon altijd wel bij hebben, maar er vijftien euro voor neertellen bij de platenboer zou ik niet zo snel doen. Hoogstens als een cadeautje voor een irritant broertje dat alles al heeft.

Kalverliefde

Ik heb de verzamelaar van de afgelopen winter nog maar eens afgestoft. Mijn eerste liefde blijft nog steeds mijn grote liefde. Met Putting The Days To Bed is niets mis, maar voor het beluisteren van Scared Straight zou ik, als ik u was, toch maar eens een blokje omlopen.

Film / Films

Cursusmateriaal

recensie: Oorlogsrust

In Interview bewees Theodor Holman dat hij over een uitermate simpel uitgangspunt – highbrow journalist interviewt soapster – een enerverend script kan schrijven. Theo van Gogh maakte er een mooie film van, waarin de acteurs schitterden, zoals hij eerder deed met al even eenvoudige scenario’s van Johan Doesburg (06) en Kim van Kooten (Blind date). Holmans nieuwste verhaal, Oorlogsrust, over vijf bewoners van een verzorgingshuis die elk hun eigen oorlogstrauma hebben, schept dan ook hoge verwachtingen. Van Gogh is er helaas niet meer, maar zijn vaste regieassistente Doesjka van Hoogdalem nam de honneurs waar als regisseur.

~

De vijf bejaarden in Oorlogsrust zijn archetypen: een joodse overlevende van de Holocaust, een vrouw die in Nederlands-Indië gemarteld is, een communistische verzetsman, een vermeende NSB’er en als vreemde eend in de bijt een Bosnische vluchteling. Veel begrip voor elkaar hebben ze niet. Ze zien elkaar vooral als vertegenwoordiger van een groep, en zichzelf als hét toonbeeld van lijden, dan wel heldhaftig verzet. Zelfs zestig jaar na dato ruziën ze nog over de vraag wat erger was: het concentratiekamp of het jappenkamp. De verpleegkundigen hebben geen idee hoe ze met al die onderlinge strijd en die zware verhalen over voor hun onbekende tijden moeten omgaan.

Educatief

De onwetende verpleegkundigen en de archetypische personages maken de film nogal educatief. Oorlogsrust is dan ook in opdracht van een stichting voor oorlogsslachtoffers (Cogis) gemaakt, teneinde verzorgers in verpleeghuizen te helpen omgaan met door oorlog getraumatiseerde bejaarden. Er is zelfs cursusmateriaal bij ontwikkeld. Voor dit doel zal Oorlogsrust ongetwijfeld zeer geschikt zijn, want elk potentieel probleem wordt wel even aangestipt. In een goed gemonteerde scène bijvoorbeeld zien we de joodse vrouw alle anderen, vooral de moslims, van antisemitisme beschuldigen, terwijl de Nederlands-Indische vrouw er juist van overtuigd is dat de moslimverpleegsters heulen met ‘die jodin’. De bewoners hebben zonder uitzondering een aversie tegen het overwegend allochtone personeel. In de cursuslokalen zal de film dan ook veel discussiestof oproepen.

Schematische karakters

~

Als volwaardige speelfilm werkt Oorlogsrust echter niet. Het begint al met de veel te uitleggerige voice-over van de zoon van de Indische vrouw, die ons vertelt dat zijn moeder aan een kampsyndroom lijdt en hoe dat dan wel komt. De karakters die volgen zijn te schematisch uitgewerkt, de dialogen vaak gekunsteld en de verwikkelingen tegen het einde voornamelijk lachwekkend. De film vervalt dan in lachen om die rare oudjes, in plaats van begrip kweken voor hun trauma’s. Ook is het te hopen dat de HBO-V-studenten voor wie de film bedoeld is zich niet te veel zullen herkennen in de oliedomme verzorgers. “Die oorlog tussen de Duitsers en de joden was echt heel erg hoor!”, aldus de blije homo van het stel.

Wel moet gezegd worden dat Doesjka van Hoogdalem, net als haar leermeester Van Gogh, een getalenteerd acteursregisseur blijkt te zijn. Het is een genot om oude rotten als Annet Nieuwenhuijzen (als de felle en koppige joodse) en Jacques Commandeur (als de wat schuchtere meeloper) weer eens aan het werk te zien, naast bijvoorbeeld de wat jongere Cas Enklaar (als de fanatieke communist voor wie de strijd nooit ophoudt). Redden kunnen zij Oorlogsrust echter niet.