Boeken / Non-fictie

Gefragmenteerd op zoek naar eenheid

recensie: Jaap Goedegebuure - Kellendonk: Een biografie

Een biografie over een man die van biografieën niets moest hebben. Netjes chronologisch gerangschikte zinloze feiten, zo kwalificeerde schrijver Frans Kellendonk ze. Met Kellendonk: Een biografie bewijst Jaap Goedegebuure het ongelijk van de gebiografeerde.

Van de meerwaarde van de schrijversbiografie was Frans Kellendonk (1951-1990) niet overtuigd: ‘Dat kennis van het leven zou leiden tot een beter begrip van het werk is een veelgehoord, maar ondeugdelijk argument, want de biograaf kan niet anders dan omgekeerd te werk gaan en proberen om de chaos, die elk leven is, in het perspectief van de kunst te ordenen.’

Voor Jaap Goedegebuure was dat niet een reden om geen biografie over Kellendonk te schrijven. Daarin bewijst hij een ‘zakelijke’ biograaf te zijn, waar hij meer beschrijft dan duidt. Hij is niet geforceerd op zoek naar biografische gegevens om Kellendonks werk te duiden en zadelt de lezer niet op met psychologische theorieën die het werk verklaren. Hij beschrijft vrij afstandelijk het tragische leven van de schrijver. Dat Kellendonks particuliere tragiek de grondtoon van zijn ideeënmuziek vormt – een ideeënmuziek die het particuliere overstijgt – is zo evident dat de lezer geen verdere aanwijzingen van de biograaf nodig heeft.

Traditie

De tragiek was de onverenigbare kloof tussen Kellendonks levensbeschouwing en zijn levenswandel. In interviews, brieven en essays wees hij regelmatig op het belang van de gemeenschap, op de noodzaak van een bezield verband en de noodzaak van religie. In de traditie van de Bijbelse Paulus sprak hij over de maatschappij als een ‘mystiek lichaam’, waarin de (lichaams)delen samen een geheel – een lichaam – vormen.

Kellendonk was van kinds af aan erg bezig met traditie en met zijn plaats daarin. Als jongetje maakte hij (fictieve) geschiedenisverhalen en stambomen van de familie Kellendonk. Het ironische is dat juist hij in de familiestamboom een doodlopende tak zou blijken te zijn.

Want Kellendonk leefde als einzelgänger, of zoals Goedegebuure het noemt, als een monnik. Hij was niet makkelijk in de omgang en had weinig behoefte aan sociaal contact. Volgens een vast schema waagde hij zich ‘s avond uit zijn werkkamer – waar hij nauwgezet werkte aan vertalingen en eigen werk – om in café Le Shako twee drankjes te gebruiken. Een gesprek met hem aanknopen en op gang houden ging zijn kroeggenoten moeilijk af.

De eenling

Hij was een eenling, een dissonant in zijn op het katholieke gedachtegoed geïnspireerde ideaal van maatschappelijke harmonie. Zijn homoseksualiteit zag hij als een valse noot. Niet in persoonlijk opzicht – hij lijkt totaal niet geworsteld te hebben met zijn geaardheid en maakte van het feit dat hij goed in de markt lag ook volop gebruik. Maar in maatschappelijk opzicht lag dat ingewikkelder. Zonder voortplanting had men geen deel aan wat Kellendonk ‘de geschiedenis van het vlees’ noemde. Zonder deel te hebben aan de geschiedenis viel je buiten de gemeenschap. En ‘gemeenschap’ is wat de mens zo nodig had volgens hem.

Onverenigbaar

Aan collega-schrijver P.F. Thomese schreef hij dat hij graag opnieuw katholiek wilde worden, en dan niet zozeer omwille van het geloof maar omwille van het deel uitmaken van een (bezielde) gemeenschap:

Het benauwde opgesloten zijn in je eigen bewustzijn, dat is typisch iets voor romantici. Daar heb ik fundamentele bezwaren tegen. Dat zeg ik, omdat ik, natuurlijk, in aanleg zelf een romanticus ben. Maar ik ben het er niet mee eens.

Maar zomaar weer geloven kon hij niet. Hij noemde zichzelf een ongelovige gelovige. Hij bleef verlangen naar het katholicisme van zijn jeugd, maar een mis kon hij niet meer bijwonen zonder halverwege misselijk de kerk te verlaten.

Schijnheilig

Het ene vinden, het andere doen: is dat niet schijnheilig? Schijnheiligheid is onoprecht en impliceert dat je jezelf moreel beter voordoet dan je bent. Dat kon van Kellendonk zeker niet gezegd worden. De reden dat Kellendonks verlangens en neigingen zo uiteen liepen was dat hij ze simpelweg niet kon verenigen.

Pas op zijn sterfbed kon hij zich overgeven: ‘Ik ben altijd bang geweest om mijn autonomie te moeten prijsgeven, afhankelijk te moeten worden. Nu ben ik afhankelijk geworden, met een schok, van de hulp en hartelijkheid van anderen, en het blijkt géén afschuwelijke ervaring te zijn, integendeel, een bevrijding. Ik ben bevrijd van mijn eigen waanwereld, eindelijk een inwoner van de wereld van de mensen. De tranen stromen me regelmatig over de wangen en er zit geen druppeltje verdriet in.’

Geslaagd

Zorgt deze biografie voor een beter begrip van het werk van Kellendonk? Ja. Maar mocht iemand daar niet van overtuigd zijn: het boek is ook op zichzelf zeer de moeite waard. De goed en bij vlagen mooi geschreven biografie geeft een scherp beeld van een interessant en veelgelaagd persoon.

Een zeer geslaagde biografie van de man die een hekel had aan biografieën. Het past precies bij Frans Kellendonk: een vat vol (schijnbare) tegenstellingen.

Theater / Reportage
special: Finale Leids Cabaret Festival 2019

Comedian Jasper van der Veen toont Toomler-ervaring en wint sterke editie Leids Cabaret Festival

Bij de 41ste editie van het vermaarde Leids Cabaret Festival viel vooral op dat er alleen mannelijke finalisten waren, maar elk met een geheel eigen stijl. Uiteindelijk mocht Amsterdammer Jasper van der Veen zowel de jury- als de publieksprijs mee naar huis nemen.

Ondanks het sterke spel van de deelnemers, dat in eerdere edities nog wel eens tegenviel, bleef de inhoud deze editie van het Leids Cabaret Festival nog vaak aan de oppervlakte drijven. Cabaret dat schuurt, prikkelt, ontwricht of verwart, hoefde men deze editie niet te verwachten. Heel af en toe was er een maatschappelijk kritiekpuntje te horen, maar dat leek meer een verplicht nummer of gekunsteld engagement dan recht uit het hart te komen.

Wat de meeste cabaretiers tegenwoordig, inclusief de finalisten, met elkaar gemeen hebben, is het zogenaamde persoonlijk engagement. Dat betekent een stortvloed aan verhalen over zelfontplooiing, overgoten met een flinke saus ironie. Oprechte ernst zou immers afbreuk kunnen doen aan een gezellig avondje lachen. Ook de setting is vaak weinig spannend: cabaretiers maken de gekste dingen mee in de supermarkt, sportschool, middelbare school, op de bank met hun vriendin of bij ouders thuis. Je zou bijna hopen dat er ook buiten die vierkante kilometer iets te beleven valt, maar blijkbaar is de boze buitenwereld te ingewikkeld om er iets zinnigs over te kunnen zeggen. Kortom, ‘cabaret binnen de lijntjes’, oordeelde de jury in het rapport. Een terechte conclusie.

Tuinbroek

De finale bestond dit keer uit de 21-jarige Gavin Reijnders met zijn programma 21 jaar te jong, de 31-jarige Jasper van der Veen met Paradijsvogel en de 32-jarige Vlaming Senne Guns sloot af met Opus 3. Leeftijd en kwaliteit hoeven lang niet altijd samen te gaan, maar nu was het wel erg duidelijk dat Reijnders de Benjamin van het gezelschap was. Hij heeft een aantal fraaie liedjes in petto, onder meer over stratenmakers en romantiek voor hetero’s, maar verder blijkt vooral dat hij de nodige podiumervaring mist. In een tuinbroek en getooid met een gitaar banjert hij over het toneel, en vertelt hij over Hyves, musicals, snoepjes in hagelslag en trekt op een leuke manier een parallel tussen mannen en avocado’s. Toch oogt het allemaal nog net niet naturel genoeg, en zijn zijn grappen nog te weinig gebouwd op het effect vanuit de zaal. Daardoor blijft het bij genoeg lachmomenten, maar geen golvende lachsalvo’s. Daar kan Reijnders tijdens de finalistentour gelukkig naar hartenlust aan blijven schaven. Zijn innemendheid en charme heeft hij in elk geval mee.

Pyramide

Met Jasper van der Veen staat er gelijk al wat meer branie op het podium. Van der Veen is lid van Comedytrain en dat is duidelijk te merken aan zijn techniek. Zijn grappen zijn snedig, puntig en hij heeft veruit de beste timing van de drie finalisten. Daarmee toont hij aan dat het maken van vlieguren zo ontzettend belangrijk is om het materiaal zo goed mogelijk onder de knie te krijgen. Van der Veen heeft de luxe dat hij wekelijks kan optreden in het Amsterdamse Toomler. Daar wordt hij omringd door de beste cabaretiers en comedians van het moment. In zo’n warm bad is het natuurlijk heerlijk experimenteren. Niet dat Paradijsvogel nou zo’n overdonderende indruk maakt – daarvoor doen de thema’s als de huizenmarkt en hippe feestjes wel erg Amsterdams aan – maar zijn letterlijke omdraaiing van de pyramide van Maslow is een waar hoogtepunt in zijn voorstelling, omdat hij en passant ook een vileine kritische noot uitdeelt aan social media. Van der Veen is een prettige cabaretier om naar te kijken en te luisteren: hij oogt ontspannen en beweeglijk tegelijkertijd. Hij weet precies wat hij aan het doen is op het podium. Vandaar dat hij ook terecht tot winnaar is gekozen van het festival. Het zou hem echter wel sieren als hij voor zijn eerste avondvullende programma iets meer inhoudelijke uitdaging zoekt, zodat hij kan laten zien dat hij meer in zijn mars heeft dan hij nu heeft gedaan.

Finkers, maar dan uit Gent

Het is even schakelen als er ineens een boomlange krullenbol met Vlaamse tongval en met bravoure een fonkelende entree maakt. Nee, Senne Guns is bepaald geen maker die met een lineair verhaal of met een spervuur aan grappen op de proppen komt. In plaats daarvan zijn we getuige van de kronkels in zijn hoofd, wat resulteert in een absurdistisch en muzikaal geheel.

Het doet ergens denken – niet alleen qua uiterlijk – aan Herman Finkers, die eveneens met gortdroge humor en dictie de zaal voor de gek kon houden. Guns houdt ervan om de nar uit te hangen, alleen lijkt het er op dat hij zijn trucje te doorzichtig heeft gemaakt. Guns wil vooral vermaken, maar het programma zou sterker worden als hij daar nog meerdere lagen in weet te bouwen en het publiek in verwarring achterlaat. Nu blijft het vooral bij aardige anekdotes over muilvocht, bewusteloze vrijdag, een stuiterende wasmachine en een horrorschilderij. Ook zijn pianospel mag er zijn, zeker wanneer hij onder de piano zelf ligt, maar wel de juiste toetsen weet te raken. Guns voelt zich op zijn gemak op het podium en dat weet hij goed uit te buiten, onder meer door een leuke interactie met de zaal. Met een goede regisseur zal hij komende jaren nog de nodige stappen kunnen zetten om zijn programma naar een mooi, uitgebalanceerd geheel te maken.

Theater / Voorstelling

De liefde vieren, ondanks alle verschillen

recensie: Nasrdin Dchar - JA!

Na zijn eerdere solovoorstellingen Oumi en DAD toert de Marokkaans-Nederlandse acteur Nasrdin Dchar dit keer langs de theaters met JA! Ook nu staan de culturele verschillen centraal en weet Dchar wederom zijn persoonlijke ervaring te veralgemeniseren naar een universeel verhaal. Maar hij haalt niet altijd het niveau van zijn eerdere werk.

Was eerst zijn moeder, en vervolgens zijn vader het uitgangspunt voor zijn voorstellingen, dit keer heeft Dchar voor een bredere thematiek gekozen: de liefde. Niet toevallig is Dchar met JA! 14 februari, de dag van de liefde, in première gegaan. Dat een geëngageerd acteur een avondvullende theatervoorstelling over de liefde maakt, is even wennen. Het is dan ook de vraag hoe dit specifieke liefdesverhaal zich verhoudt tot andere toneelstukken, films, opera’s, liedjes en gedichten over dit thema. Het komt vooral door Dchar zelf dat het stuk overeind blijft staan, onder meer door zijn schat aan toneelervaring en innemende persoonlijkheid. Toch kleeft aan de uitwerking iets mierzoets en sentimenteels, wellicht door de enigszins voorspelbare afloop.

Uit het keurslijf

Dchar vertelt zijn liefdesverhaal, dat tot ver in de vorige eeuw teruggaat, aan de hand van zijn Marokkaanse familiegeschiedenis, die hij samen laat vloeien met die van de Nederlandse Amy, het meisje dat hij op 20-jarige leeftijd in de Steenbergse Marina Bar leert kennen. Amy is op haar beurt de dochter van een Indonesisch-Nederlands huwelijk, maar is, anders dan Dchar, vooral westers opgevoed. Dat betekent: ze rookt en drinkt, en ze mag naar zoenende mensen kijken op tv. Zoiets zou ondenkbaar zijn in huize Dchar; waar zijn vader dagelijks op de bank zit om Marokkaanse soaps te kijken en haast onverschillig reageert als zijn zoon met grootse moeite bekent eindelijk de ware te hebben ontmoet. Die onverschilligheid verdwijnt wanneer Dchar toevoegt dat ze niet Marokkaans, maar Nederlands is. Het blijkt het begin te zijn van een liefdesavontuur dat knelt aan alle kanten. Hoe sceptisch zijn omgeving ook is, Dchar wil zich losbreken uit het keurslijf. Hij worstelt met de voorgeschreven regels en wetmatigheden die er vanuit zijn geloof worden opgelegd – is er boos, woedend en verdrietig om – maar wil tegelijkertijd ook trouw blijven aan zijn familie en principes. Die interne strijd weet Dchar goed neer te zetten, door het publiek deelgenoot te maken van zijn intiemste gedachten en gevoelens. Op die manier weet hij zijn twijfels, onzekerheden en overtuigingen de gehele voorstelling lang goed invoelbaar te maken, tot de schitterende finale aan toe.

Een ander potje

Maar hoe lastig, complex, weerbarstig en wrang de realiteit ook geschetst wordt, ergens blijft JA! aan de oppervlakte drijven. Wellicht heeft het te maken met de typetjes die hij ten tonele voert, zoals zijn beste vriend Mike de Brabander, of diens vader Harry. De imitaties zijn lekker vet aangezet om het contrast groter te laten lijken en het voegt ook zeker humor toe, maar gezien zijn eerdere voorstelling DAD lijkt het een trucje te zijn geworden. Ook kent het verhaal een redelijk voorspelbare lijn, met facetten die inherent zijn aan een onmogelijke liefde: de pijn, het onvermogen, de behoefte om ‘in een ander potje te roeren’. En alle gevolgen van dien. Het maakt het verhaal mierzoet en wat sentimenteel. Na het einde bekruipt dan ook het gevoel dat Dchar weliswaar zijn ziel volledig heeft blootgelegd, maar dat de voorstelling zelf een goedmakertje is naar zijn Amy. Ze heeft immers heel wat te verstouwen gehad van haar ‘Nas’.

Margriet Sjoerdsma Live 3
Muziek / Concert

Smaakvolle collectie

recensie: Margriet Sjoerdsma & Egbert Derix @ Schillertheater Utrecht
Margriet Sjoerdsma Live 3

Het is natuurlijk een eer om de oeuvreprijs te mogen ontvangen die het Schiller Theater ‘Place Royal’ te Utrecht jaarlijks uitreikt. Ter gelegenheid daarvan gaf Margriet Sjoerdsma met haar pianist Egbert Derix een bijzonder optreden in het genoemde theater.

Op het moment dat Sjoerdsma de oeuvreprijs zal worden uitgereikt, is ze net op tournee met een set met covers waarvan een deel is vastgelegd op het album Favorite Songs. Voor deze avond lardeert ze het optreden met een aantal liedjes van eigen hand. Toch blijft het grootste deel van het concert voorafgaand aan de prijsuitreiking gevuld met covers.

Margriet Sjoerdsma Live 1Harde eisen

Margriet Sjoerdsma heeft een drietal albums op haar naam staan met voornamelijk eigen composities. Onlangs is ze tweemaal op tournee geweest met liedjes van Eva Cassidy, die ze zo mooi wist te vertolken doordat de broer van Cassidy met haar mee ging. Sjoerdsma kruipt steevast in de huid van liedjes door anderen en weet deze een eigen draai te geven, waardoor ze soms moeilijk herkenbaar zijn. Sjoerdsma vertelt dat ze hiervoor alleen liedjes kiest als ze niet alleen een bijzonder gevoel heeft bij de melodie maar ook bij de tekst. Tot haar verrassing kwamen er met die criteria toch liedjes in aanmerking waarvan ze in eerste instantie niet had verwacht dat de tekst bijzonder genoeg zou zijn om aan deze harde eisen te voldoen. Zo zong ze in haar jeugd vaak met haar coverbandje Blendit Michael Sembello’s ‘Maniac’. Bij nader inzien was zelfs dit liedje goed genoeg om mee te nemen op het nu verschenen album en vertolkt ze het ook op deze bijzondere avond.

Bij de opening kruipt ze in het liedje ‘First we take Manhattan’ van Leonard Cohen, waarbij Egbert Derix een lang intro speelt op de vleugel. Hij laat het publiek in afwachting van een punt van herkenning. Feitelijk komt dit pas als Sjoerdsma de eerste regels van de songtekst zingt. Dan valt het kwartje en beleeft het publiek een aha-moment.

Feest der herkenning

Sjoerdsma speelt ook covers die niet op het album terecht zijn gekomen zoals ‘Don’t Wait too Long’ van Madeleine Peyroux. Het wordt ten gehore gebracht in een fraaie bewerking, waarin de essentie van het liedje overeind blijft tussen het samenspel met enkel de vleugel en de stem. Het lied krijgt hierdoor een andere draai, waar Sjoerdsma en Derix samen een meester-duo in zijn. Toch is het niet uitsluitend deze kunst waar ze haar prijs voor krijgt. Van de eigen liedjes komen er slechts een paar aan bod, zoals het fraaie ‘Anyway The Wind Blows’ dat ook op het album Favorite Songs is terug te vinden. Een liedje dat prachtig standhoudt tussen de grote gecoverde hits op het album. Margriet Sjoerdsma Live 2Het tweede deel van het optreden wordt afgesloten met een cover van Madonna’s ‘Papa Don’t Preach’ en een fantastische versie van Michael Jackson’s ‘Beat It’ in een jazzy jasje. Wat jammer dat dat nummer niet terug te vinden is op de cd. Het maakt de avond tot een smaakvolle collectie en een feest der herkenning.

 

Zoals aangekondigd wordt het concert afgesloten met de uitreiking van de oeuvreprijs door de eigenaren van het Schiller Theater ‘Place Royal’. Het fraaie beeldje is een gewichtig bronzen leeuwtje dat eerder werd uitgereikt aan grootheden uit de Nederlandse kleinkunst en cabaret zoals: Tineke Schouten, Herman van Veen, Lenny Kuhr, Meike Veenhoven, Claudia de Breij en Alex Roeka. Met ‘Blue Eyed Boy’ geven Sjoerdsma en Derix een stijlvolle toegift die zal verschijnen op het nieuwe album dat alweer in april verwacht wordt. Deze keer met uitsluitend eigen werk. Een album om opnieuw reikhalzend naar uit te kijken.

 

Boeken / Fictie

Literatuur voor het slapengaan

recensie: Georges Perec - Een man die slaapt

Wie een boek leest, doet dat doorgaans (ook) om zich niet te vervelen. Maar wat als dat boek verveling tot onderwerp heeft? Mensen die nog altijd nachtmerries hebben van hun verplichte lectuur van De Avonden, zullen dus wellicht geen plezier beleven aan Een Man die Slaapt. Maar voor wie houdt van dromerig en kabbelend proza, is dit klassieke romanexperiment een must.

Het goede nieuws voor mensen die niet graag lezen of niet van dikke boeken houden: Een Man die Slaapt telt amper 112 pagina’s. Het minder goede nieuws: het lezen vraagt wel een inspanning. Ten eerste omdat het boekje in de vrij ongebruikelijke je-vorm is opgesteld en ten tweede omdat de mijmeringen van de verteller niet echt licht verteerbaar zijn. Een willekeurig voorbeeld:

“Onverschilligheid lost de taal op, schudt de tekens door elkaar. Je bent geduldig en wacht niet, je bent vrij en je kiest niet, je bent beschikbaar en er wordt geen enkel beroep op je gedaan. Je vraagt niets, je eist niets, je dringt niets op.”

 

Bij momenten neigt het zelfs naar het pedante:

“Onzinnige dromen van eenzaamheid. Dolende Amnesticus in het Land der Blinden: brede, lege straten, koude lichten, zwijgende gezichten waar je blik overheen zou glijden.”

 

Geen gemakkelijke kost dus. Toch groeide het boekje, dat in 1967 in Frankrijk verscheen, al snel uit tot een klassieker. Vooral omdat het met zijn bespiegelingen en zelftwijfel perfect aansloot bij het existentialisme van Camus en Sartre. Het hoofdpersonage is immers iemand die in een staat van slaperigheid/bewusteloosheid door de straten van de stad loopt en mijmert over vergankelijkheid, verveling, leegte en eenzaamheid. De sfeer is met andere woorden dromerig en poëtisch, zeker omdat het personage afstand wil nemen van zijn individualiteit (vandaar dus ook de je-vorm, die het gevoel van eenzaamheid nog versterkt).

Geen spek voor ieders bek dus. Wie houdt van actie en van ondernemende personages, blijft met andere woorden beter ver weg van Een Man die Slaapt. Maar voor wie pakweg De Avonden, Stoner en The Catcher in the Rye lijfboeken zijn – schuldig! – is Een Man die Slaapt een nieuwe, welgekomen outcast. Toegegeven, langer dan 112 pagina’s moest dit boekje ook niet duren, aangezien er écht niets gebeurt, maar gedurende die 112 pagina’s beleef je wel de mooist denkbare droomloze slaap. Zij het dat je er wel de prijs voor betaalt …

Theater / Voorstelling

Lash’ gedachtespinsels zijn vooral aandoenlijk

recensie: Tom Lash – Onder voorbehoud

In zijn tweede voorstelling Onder voorbehoud strooit Tom Lash met een hoop observaties en theorietjes, die soms best interessant zijn, maar vaker verzanden in pijnlijke stiltes. De grappen zijn niet venijnig of scherp genoeg om er een volwaardige avond cabaret van te maken.

Het is bijna aan het eind van de voorstelling, als drie toeschouwers zich naar het podium begeven. Elk mogen ze hun eigen guilty pleasure  delen, met de rug naar de zaal toe. Het initiatief komt van Lash, die beweert dat het minder eng is om iets beschamends te delen als je het publiek niet in de ogen kijkt. Ondanks dat publieksparticipatie over het algemeen een zwaktebod is, is het pijnlijk genoeg bij deze voorstelling – gezien de reactie van rest van het publiek – een van de leukste momenten van de avond. Voorafgaand aan dit onderdeel, is het vooral luisteren naar een jongeman die heel veel nadenkt en de wereld ervaart als een constante bron van verbijstering.

Buitenstaander

Dat heeft onder meer te maken met zijn perspectief, want Lash profileert zich vooral als een buitenstaander. Zo heeft hij als enige in zijn vriendenkring niet gestudeerd (de rest is arts in opleiding) en is hij vroeger gepest op school. Ook slaapt hij nog met een knuffel, net als zijn vriendin. Dat 35% van de volwassenen dit schijnt te doen, is voor Lash bewijs dat hij niet de enige is met afwijkend gedrag. Dit soort parafernalia zou Lash enige sympathie kunnen opleveren, maar daarvoor is zijn kwetsbaarheid niet invoelbaar genoeg. Tegelijkertijd probeert hij zijn eigen gedrag ten aanzien van moslims (gebaseerd op angst) of zijn vriendin (hij luistert te weinig) te verklaren als al te menselijk. Oftewel: hij is niet per se de vreemde eend in de bijt, we zijn eigenlijk allemaal een beetje vreemd. Goh.

Een jongen die niemand tegen de schenen wil schoppen

Het cabaret van Lach is daarom weinig aanstootgevend, verheffend en nauwelijks humoristisch te noemen. Hij weet weliswaar vijf kwartier lang door te ratelen over alles wat hem bezighoudt- en hield, maar nergens wordt het spannend, onvoorspelbaar of komt hij met een knetterende punchline. Heel even weet hij te verrassen met zijn kijk op pedofilie en heeft hij nog wat aardige grapjes over Marco Borsato, stiltecoupés en een KnuffelPride. Dergelijke elementen (slimme én leuke grappen) mogen vaker toegevoegd worden. Voor zijn derde show is het daarom wellicht beter dat hij zijn verhaal ondergeschikt maakt aan de grap, in plaats van andersom. Tot die tijd blijft het die aardige jongen die niets of niemand tegen de schenen wil schoppen.

Theater / Voorstelling

Overdonderende drugsrollercoaster

recensie: Toneelgroep Oostpool – People, Places & Things

Alles klopt aan People, Places & Things: Het is een goed geschreven en gelaagd stuk, met een sobere, maar effectieve enscenering en acteerprestaties waar je u tegen zegt.

Over People, Places & Things van Toneelgroep Oostpool is al veel moois geschreven. Zo schreef Trouw dat het stuk, in 2014 geschreven door de talentvolle Duncan Macmillan (nu overigens mooi vertaald door Hannah van Wieringen), alle potentie heeft om een ‘hedendaagse klassieker’ te worden. De Volkskrant noemde Hannah Hoekstra’s vertolking van de aan drank en drugs verslaafde actrice Emma ‘ronduit sensationeel […] in al haar variaties’. Volgens NRC Handelsblad behoort het stuk zelfs tot ‘de betere voorstelling van dit seizoen’.

Al deze lof is meer dan terecht. Zo terecht zelfs, dat er hier nog schepje bovenop wordt gedaan. Met deze productie heeft Marcus Azzini zichzelf weer overtroffen. Trouwens, niet alleen Azzini. Hannah Hoekstra speelt de rol van Emma alsof die haar op het lijf is geschreven. Dankzij haar prestatie is People, Places & Things een beklemmende, soms komische, maar bovenal ontroerende voorstelling. Het is een stuk dat gezien moet worden. Gelukkig denken de theaters daar ook zo over. De voorstelling is eigenlijk bedoeld voor de kleinere zalen met de vlakke vloer, maar door alle belangstelling verplaatst naar de grote zaal van Theater Rotterdam. Zelfs die is uitverkocht.

Verslaafd aan drank, drugs en acteren

Hannah Hoekstra speelt Emma, een aan drank en drugs verslaafde actrice. In haar glitterpak, het kostuum dat ze droeg tijdens haar vertolking van Nina in Een meeuw, betreedt Emma de afkickkliniek. Hier speelt Azzini op een interessante manier met de grenzen van de werkelijkheid. Is het Nina uit Een meeuw die instort, of is het actrice Emma die de controle verliest? Dat glitterpak en korte kapsel lijken overigens naar dezelfde jaren ’70 stijl te verwijzen als de kleding uit Azzini’s eigen Een Meeuw van twee seizoenen geleden. Die grenzen vervagen eveneens omdat Emma zich bij de afkickkliniek daadwerkelijk presenteert als Nina, de actrice die helemaal geen probleem heeft.

Hoekstra speelt haar rol perfect. Zonder voorspelbaar te worden, opent ze verschillende registers om de complexiteit van haar rol neer te zetten. Ze begint verwaand en recalcitrant. Hoekstra verbindt spel en mimiek moeiteloos met elkaar om Emma’s weerzin te benadrukken, soms op het grappige af. Tegelijkertijd laat ze met enkele handbewegingen en nerveuze trekken Emma’s kwetsbaarheid en afhankelijkheid doorschemeren. Met behulp van geluidsruis en lichtflitsen laat Azzini treffend zien hoe de drugs nog steeds bezit van haar hebben en kortsluiting in haar hoofd veroorzaken.

Aanvankelijk wil Emma niets weten van de therapiesessies. Waar de mede-verslaafden rollenspellen spelen om met hun verleden in het reine te komen, wil zij het verleden vermijden. Om maar niet met zichzelf geconfronteerd te hoeven worden, kruipt ze steeds verder in de rol van actrice en verzint ze haar levensverhaal.

Hoogtepunten alom

Dat is de sterkste eigenschap van Macmillans tekst: People, Places & Things is niet alleen een toneelstuk over drugsverslaving, het is een stuk over verslaving aan escapisme in de breedste zin van het woord.

De dialogen lijken erg alledaags, maar kaarten ondertussen fundamentele kwesties aan, zonder daarbij gewichtig of theoretisch te worden. Bovendien is de timing erg goed. Wanneer een scène erg emotioneel wordt, geeft een van de personages er een komische twist aan. En vice versa: wanneer alles eind goed, al goed lijkt, krijgt het stuk een genadeloze slotscène. Die scène is een waar hoogtepunt, niet alleen vanwege de tekst, maar ook vanwege het acteerwerk van Ariane Schluter en Loek Peters, die in het stuk verschillende rollen vervullen en in de laatste scène de kei en keiharde ouders van Emma spelen.

Ook de enscenering (Studio Dennis Vanderbroeck) zorgt voor een hoogtepunt. Het decor bestaat enkel uit een dubbele witte wand, die Emma steeds confronteert met haar identiteit. Emma probeert haar identiteit en de demonen uit haar verleden te ontwijken. Ze krijgt een terugval, waardoor ze in de werkelijke hel belandt. De dubbele witte wand draait nu rond als een helse kermisattractie. De muziek wordt steeds zondiger, beklemmender, evenals het licht. De scène maakt op esthetische wijze de tragiek van verslaving pijnlijk duidelijk. Op zulke momenten is Azzini op z’n best.

Weer mens te zijn

Daarmee gaat People, Places & Things niet alleen over de vraag hoe een ex-verslaafde wordt geacht zich staande te houden in de buitenwereld, maar ook over de confrontatie met je identiteit en de worsteling je staande te houden in een chaotische, onzekere wereld. Over de vraag hoe je als ex-verslaafde weer mens kunt zijn. Laat ‘Hoe nu mens te zijn?’ nu net het motto van Toneelgroep Oostpool zijn. Dit motto speelde dit seizoen in meerdere Oostpool-producties een rol, maar komt tot nu toe bij People, Places & Things het beste tot uiting.

Film / Films

De mens is gewoon een hond

recensie: Dogman

De plaats van handeling en de vuile streken van de maffia kenden we al uit Gomorra. Toch slaat de Italiaanse regisseur Matteo Garrone met het zwartkomische Dogman nieuwe wegen in. Het lijkt wel of er een Scandinavische misantroop schuilt in de ziel van deze zuiderling.

Castel Volturno heet de verlopen badplaats vlakbij Napels. Er staan flatgebouwen die hun beste tijd hebben gehad, hotels die nooit zijn afgebouwd en de meeste wegen zijn er onverhard. Politie zie je er zelden, de Camorra is er de baas. Deze Zuid-Italiaanse misdaadorganisatie heeft volgens de laatste berichten het totale stadje weer onderverhuurd aan de Nigeriaanse maffia. Die gebruiken de badplaats als een distributiecentrum voor Europese vrouwenhandel.

Een troosteloze plek dus, maar ook een aantrekkelijk filmdecor. Matteo Garrone nam er eerder het taxidermische misdaaddrama L’Imbalsamatore en het grote maffia-epos Gomorra op. Ook het aangrijpende Siamese tweelingzussendrama Indivisibili maakte onlangs dankbaar gebruik van de wonderschone treurigheid. En nu dus Dogman, van diezelfde Garrone.

Kruiperig onderdeurtje

In de ruïnes van Castel Volturno situeert hij de hondentrimsalon van Marcello, een wat kruiperig onderdeurtje met een groot hart voor dieren. En een hoge tolerantiegrens, want de hondenman redt niet alleen dieren in nood, maar ook vrienden die keer op keer misbruik maken van zijn goedgeefsheid en onvermogen om ‘nee’ te zeggen. Vooral de lompe, aan cocaïne verslaafde reus Simone is een kwelduivel. Keer op keer voorziet Marcello deze gewelddadige psychopaat van neuspoeder. Hij draait zelfs de gevangenis voor hem in.

Zwartgallig mensbeeld

Het duurt even voordat je als kijker begrijpt wat de motieven zijn van de vaak extreme personages in deze film. Maar wie eenmaal ziet dat er in dit hellegat geen onderscheid meer is tussen mens en beest, snapt het handelen van de hoofdpersonen een stuk beter. De mens is gewoon een hond, met Marcello als trouwe schoothond die kruipt voor de hand die hem slaat en Simone als dolle pitbull die regelmatig last heeft van een bloedige waas voor de ogen.

Heel veel plot heeft Dogman niet. Garonne schept vooral sardonisch plezier in het neerzetten van zorgvuldig opgebouwde, fraai vormgegeven scènes met heel veel sfeer. De film weet met name te verrassen in de afwisseling tussen vertedering, extreem geweld en slapstick. Met zijn zorgvuldig gekaderde cameravoering, gortdroge humor en zwartgallige mensbeeld lijkt Garonne wel een Italiaanse bastaardzoon van de Zweedse meesterabsurdist Roy Andersson (Songs from the second floor, You, the living). Daarbij geholpen door de treurige hondenogen van non-acteur Marcello Fonte die voor zijn vertolking van het gelijknamige hoofdpersonage in Cannes de prijs voor beste mannelijke hoofdrol kreeg.

Boeken / Non-fictie

Nieuws over seksualiteit

recensie: Vuile lakens – Anaïs Van Ertvelde en Heleen Debruyne

Voor iedereen die denkt alles al te weten op het gebied van de seksualiteit biedt het duo Anaïs Van Ertvelde en Heleen Debruyne met het boek Vuile lakens mogelijk toch nog net wat nieuws. De dames verkennen samen de grenzen van de vrouwelijke en mannelijke seksualiteit.

Het valt niet mee om anno 2018 een boek te schrijven over seksualiteit waarbij je nieuwe wegen inslaat of waarbij de lezer soms rode oortjes krijgt. Misschien zelfs af en toe denkt: zal ik dat nu heus gaan proberen? Is dat zo? Durven we die experimenten toe te passen? Met Vuile lakens durven de dames te verrassen.

Zijn we nog bevrijd?

Het duo Van Ertveld en Debruyne bewijst dat de seksuele revolutie van de jaren zestig al weer een hele tijd achter ons ligt. We zien, zeker in onze westerse samenleving, veel uitingen die de suggestie wekken dat we op seksueel gebied alles wel weten. Maar als we dieper kijken dan is het vooral schone schijn die bedriegt. We zijn minder tolerant dan we denken. We zijn minder ruimdenkend dan we zouden moeten of willen zijn. We zijn preutser dan we doen geloven. Sterker nog: de preutsheid lijkt weer toe te nemen. Op welk strand mag je nog zomaar topless liggen? Laat staan dat we durven te spreken over onze diepere gevoelens. Durven we nog te spreken over seksuele experimenten of over wat we echt verlangen? Nee, steeds vaker wordt het gesprek verbannen naar de duisternis van de slaapkamer of vindt het zelfs daar maar heel schoorvoetend plaats. En in hoeverre is wat we zeggen geïndoctrineerd door wat de media ons doen geloven? Zijn het onze eigen gevoelens en wensen?

Anaïs Van Ertvelde is historica aan de Universiteit van Leiden, Heleen Debruyne werkt voor de radiozender Klara. Beiden publiceren in diverse bladen. Debruyne schreef eerder in haar carrière een roman.

Prikkelende onderwerpen

Wie de hoofdstukindeling van Vuile lakens raadpleegt krijgt al snel een idee waar de dames heen gaan in de beschrijving, die zowel geschiedenis, cultuur, wetenschap als actuele kennis bevat.

Het lijstje is prikkelend: seksuele voorlichting, anatomische kennis, schaamte, vrouwelijk verlangen, maagden, fluïditeit, anaal, monogamie, schoonheid, porno, consent en grenzen. En als je nu denkt bij het lezen van deze inhoudsopgave: dat is zo spannend nog niet, dan verrassen de auteurs je als je het boek van a-tot-z gaat lezen. Ook voor de meest avontuurlijke seksueel ontdekkingsreiziger zit er in sommige hoofdstukken mogelijk wat nieuws. De auteurs starten in de meeste hoofdstukken met de geschiedenis, cultuur en wetenschap om vervolgens toch dieper in te gaan op de eigen belevenissen op het onderwerp van het hoofdstuk.

Naast de informatieve inslag van het boek is het geschreven op een zeer leesbare en vermakelijke manier. Of het boek de lezer uitnodigt om nieuwe wegen in de seksualiteit in te slaan mag natuurlijk iedereen zelf invullen. Het zet je op zijn minst aan het denken en overwegen.

Durf je Vuile lakens te lezen? Het zal je vele uren fijn en leerzaam leeswerk bezorgen.

Boeken / Non-fictie

Bondig over Bruegel

recensie: Nils Büttner - Bruegel. De Schilder van Boeren en Heiligen

Pieter Bruegel de Oude wordt terecht één van de allergrootste schilders genoemd: De Boerenbruiloft, De Kinderspelen, De Ekster op de Galg … Het zijn maar enkele van zijn meesterwerken die tot het collectieve geheugen behoren. Bruegel. De Schilder van Boeren en Heiligen, van hoogleraar middeleeuwse en moderne kunstgeschiedenis Nils Büttner, is een fijne kennismaking, zij het voor een onbestemde doelgroep.

Wie zoals ondergetekende het genoegen had om de in alle opzichten unieke Bruegel-expositie in Wenen te zien, waar 30 van zijn 40 schilderijen en heel wat tekeningen te zien waren, kan er niet onderuit: de man was een genie. Als geen ander slaagde hij erin het leven van alledag te koppelen aan inzichten in de kleinmenselijkheid, of het vrome (vastende mensen) samen af te beelden met het scabreuze (schijtende mensen). Hij perfectioneerde landschapskunst en is tot op vandaag onovertroffen in het schilderen van winterse taferelen, die je als toeschouwer de koude doet voelen. Met Jagers in de Sneeuw als beroemdste voorbeeld.

Bruegel en Bosch

Bruegel wordt wel eens weggezet als epigoon van Jeroen Bosch, die hem net voorging en tijdens zijn leven al een legende was. En de auteur van Bruegel. De Schilder van Boeren en Heiligen geeft toe dat schilderijen als Dulle Griet en De Val van de Opstandige Engelen inderdaad rijkelijk putten uit de esthetiek van de meester uit ’s-Hertogenbosch – sommige van zijn tekeningen werden zelfs met ‘Bosch’ ondertekend om ze waardevoller te maken. Maar Bruegel was geen kopiist, hij doet veel meer met Bosch volgens het principe van de aemulatio: je bestaande esthetische verdiensten eigen maken en die vervolgens verbeteren.

Bruegel voor dummies?

Is Bruegel. De Schilder van Boeren en Heiligen, gelet op de bescheiden afmetingen en omvang (175 pagina’s), de ideale Bruegel for dummies? Nee, daarvoor gaat de auteur te vaak dieper in op specifieke werken om hun betekenis te duiden en – op een vaak erg technische manier – toe te lichten. Bovendien zijn de biografische details wat te gestoffeerd met namen van kunstverzamelaars en schilders die bij ‘dummies’ geen belletje zullen doen rinkelen.

Anderzijds is het geen aanwinst voor Bruegel-aficionada: daarvoor vertelt het boekje niets nieuws en levert het geen bijkomende inzichten. Daarmee valt het werk van Nils Büttner eigenlijk tussen twee stoelen: voor wie is Bruegel. De Schilder van Boeren en Heiligen eigenlijk bedoeld? Mijn gok: voor lezers zoals ik, die geïnteresseerd zijn in kunst(geschiedenis) en gefascineerd door Bruegel, maar er niet genoeg van afweten en dus van de inzichten van Büttner smullen. En het dus ook bijvoorbeeld jammer vinden dat bepaalde anekdotes – zoals het feit dat vrijende koppeltjes en erecties op Bruegels schilderijen werden gecensureerd om ze braver te maken – niet aan bod komen. Nog een klein minpuntje: de kleurkatern in het midden met tientallen van zijn schilderijen is weliswaar fraai vormgegeven, maar veel te klein om de werken adequaat te consumeren. Bruegel is een fijn boekje voor een kleine doelgroep, en meer moet dat soms niet zijn.

PS. Voor de liefhebbers: de auteur maakte gelijkaardige biografische werken over Rembrandt, Rubens en Bosch.