Tag Archief van: 8WEEKLY

Boeken / Fictie / Poezie

De mensheid met kleine m

recensie: wonen op de rand van het wonder - Saskia Stehouwer

Saskia Stehouwer behoort tot de kerngroep van de klimaatdichters, een groep Nederlandstalige woordkunstenaars die middels het woord oproept het klimaat te redden. Het thema klimaat is zeer duidelijk aanwezig in Stehouwers recentste bundel wonen op de rand van het wonder. Dit toont zich al in de afwezigheid van hoofdletters in de hele bundel, als om de mensheid met kleine m eens wat perspectief te bieden over haar belangrijkheid. Naast klimaat hebben ook thema’s als liefde en (interpersoonijke) verbondenheid een plek in deze bundel 

wonen op de rand van het wonder komt wat moeizaam op gang. Het ontbreken van ritme en de soms schurende regelafbrekingen vragen enige gewenning. Ook op stilistisch vlak lijkt er soms iets te wringen. Veel mooie vondsten gaan wat verloren in gedichten die net niet strak genoeg zijn en waarin de beeldspraak matig tot flauw is. Stehouwer gebruikt regelmatig de truc de ene beeldspraak in de andere te laten overvloeien – iets wat niet altijd even goed werkt.  

‘Niet zwichten voor de stomping’

Zo is ‘wij die hier op een houtje bijten / dat kromtrekt van ons speeksel / plaatsen vraagtekens rond onze woorden / tot ze gaan liggen’ iets te veel van het goede en klinkt ‘onze blik laten liggen in de handen van de ander / om ons verhaal te kunnen dragen’ wel mooi, maar ook een beetje hol. Hetzelfde geldt voor ‘we zijn alleen met deze liefde / die in de zon om ons heen rent / ze is gelijk aan andere liefdes / die als nomaden de wereld doorkruisen’. In dit beeld is plots ook weinig terug te vinden van de verbinding die in de rest van de bundel zo goed wordt vastgehouden. 

Stehouwer weet in deze bundel echter ook ten overvloede aan te tonen waar ze goed in is: het omschrijven van hoop in krachtige beelden. De hoop op een leven na menselijke passage omschrijft ze schitterend in het beeld van gras dat zich weer opricht nadat er over gelopen is. Ze beschrijft ook heel mooi hoe ze voor haar activisme kracht put uit verbondenheid met anderen: ‘niet zwichten voor de stomping / maar met een vinger door het haar / van de ander blijven strijken’. Even verderop in dit gedicht volgt een van de mooiste omschrijvingen van identiteit die ondergetekende al las: ‘alleen zo blijft het draaglijk het geweld dat ons / kan overspelen alleen zo komt het in beweging / gedragen door wie je bij elkaar hebt geleefd’. Ook in de dierenwereld vindt ze inspiratie om ons denken over de wereld te wijzigen, wanneer ze omschrijft hoe een krab niet vooruit denkt, maar om zich heen.  

Verdwaalde man

wonen op de rand van het wonder bestaat uit vijf cyclussen van gedichten. Behalve bij de cyclus voer voor het vuur, waarin alle gedichten vanuit het perspectief van een niet-menselijk organisme worden geschreven, is het nergens echt duidelijk waarom bepaalde gedichten tot een welbepaalde cyclus moeten behoren. Dat is meteen ook een van de grootste bezwaren. De bundel voelt meer aan als een samenraapsel van eerder geschreven gedichten (veel van de gedichten in de bundel verschenen eerder al op andere plekken) met min of meer gelijkaardige thema’s dan als een bewust gecomponeerd geheel.  

In de vierde cyclus staat bijvoorbeeld een aandoenlijke passage te lezen over een man die zichzelf kwijt is en van zijn buurman te horen krijgt dat hij laatst gezien werd bij de slager. Het blijft helaas onduidelijk wat deze man in dit gedicht, en bij uitbreiding in deze bundel, komt doen. De man lijkt in al zijn verwarring kortstondig in een verkeerde bundel te zijn beland. Jammer, want het is een passage die naar meer doet verlangen.  

De gedichten in de reeks voer voor vuur werden overigens geschreven bij tekeningen van de Belgische dichter en illustrator Lies Van Gasse. Het is jammer dat de lezer in deze bundel slechts het eindresultaat van die wisselwerking te zien krijgt. De tekeningen van Van Gasse zouden absoluut een meerwaarde vormen bij deze cyclus, die tot de beste van de bundel behoort. 

De moed om door te gaan

Hoewel haar gedichten op papier niet altijd even goed werken, is Saskia Stehouwer de dichter die je je wenst wanneer je al uren loopt te klimaatmarsen. Haar woorden bieden houvast en gemeenschapsgevoel en haar gedichten kunnen de krop in de keel teweegbrengen die aanzet tot moedig verder marcheren richting verbetering. wonen op de rand van het wonder is een wisselende bundel die omwille van de goede vondsten het lezen zeker waard is. 

 

Boeken / Fictie / Poezie

De mensheid met kleine m

recensie: wonen op de rand van het wonder - Saskia Stehouwer

Saskia Stehouwer behoort tot de kerngroep van de klimaatdichters, een groep Nederlandstalige woordkunstenaars die middels het woord oproept het klimaat te redden. Het thema klimaat is zeer duidelijk aanwezig in Stehouwers recentste bundel wonen op de rand van het wonder. Dit toont zich al in de afwezigheid van hoofdletters in de hele bundel, als om de mensheid met kleine m eens wat perspectief te bieden over haar belangrijkheid. Naast klimaat hebben ook thema’s als liefde en (interpersoonijke) verbondenheid een plek in deze bundel 

wonen op de rand van het wonder komt wat moeizaam op gang. Het ontbreken van ritme en de soms schurende regelafbrekingen vragen enige gewenning. Ook op stilistisch vlak lijkt er soms iets te wringen. Veel mooie vondsten gaan wat verloren in gedichten die net niet strak genoeg zijn en waarin de beeldspraak matig tot flauw is. Stehouwer gebruikt regelmatig de truc de ene beeldspraak in de andere te laten overvloeien – iets wat niet altijd even goed werkt.  

‘Niet zwichten voor de stomping’

Zo is ‘wij die hier op een houtje bijten / dat kromtrekt van ons speeksel / plaatsen vraagtekens rond onze woorden / tot ze gaan liggen’ iets te veel van het goede en klinkt ‘onze blik laten liggen in de handen van de ander / om ons verhaal te kunnen dragen’ wel mooi, maar ook een beetje hol. Hetzelfde geldt voor ‘we zijn alleen met deze liefde / die in de zon om ons heen rent / ze is gelijk aan andere liefdes / die als nomaden de wereld doorkruisen’. In dit beeld is plots ook weinig terug te vinden van de verbinding die in de rest van de bundel zo goed wordt vastgehouden. 

Stehouwer weet in deze bundel echter ook ten overvloede aan te tonen waar ze goed in is: het omschrijven van hoop in krachtige beelden. De hoop op een leven na menselijke passage omschrijft ze schitterend in het beeld van gras dat zich weer opricht nadat er over gelopen is. Ze beschrijft ook heel mooi hoe ze voor haar activisme kracht put uit verbondenheid met anderen: ‘niet zwichten voor de stomping / maar met een vinger door het haar / van de ander blijven strijken’. Even verderop in dit gedicht volgt een van de mooiste omschrijvingen van identiteit die ondergetekende al las: ‘alleen zo blijft het draaglijk het geweld dat ons / kan overspelen alleen zo komt het in beweging / gedragen door wie je bij elkaar hebt geleefd’. Ook in de dierenwereld vindt ze inspiratie om ons denken over de wereld te wijzigen, wanneer ze omschrijft hoe een krab niet vooruit denkt, maar om zich heen.  

Verdwaalde man

wonen op de rand van het wonder bestaat uit vijf cyclussen van gedichten. Behalve bij de cyclus voer voor het vuur, waarin alle gedichten vanuit het perspectief van een niet-menselijk organisme worden geschreven, is het nergens echt duidelijk waarom bepaalde gedichten tot een welbepaalde cyclus moeten behoren. Dat is meteen ook een van de grootste bezwaren. De bundel voelt meer aan als een samenraapsel van eerder geschreven gedichten (veel van de gedichten in de bundel verschenen eerder al op andere plekken) met min of meer gelijkaardige thema’s dan als een bewust gecomponeerd geheel.  

In de vierde cyclus staat bijvoorbeeld een aandoenlijke passage te lezen over een man die zichzelf kwijt is en van zijn buurman te horen krijgt dat hij laatst gezien werd bij de slager. Het blijft helaas onduidelijk wat deze man in dit gedicht, en bij uitbreiding in deze bundel, komt doen. De man lijkt in al zijn verwarring kortstondig in een verkeerde bundel te zijn beland. Jammer, want het is een passage die naar meer doet verlangen.  

De gedichten in de reeks voer voor vuur werden overigens geschreven bij tekeningen van de Belgische dichter en illustrator Lies Van Gasse. Het is jammer dat de lezer in deze bundel slechts het eindresultaat van die wisselwerking te zien krijgt. De tekeningen van Van Gasse zouden absoluut een meerwaarde vormen bij deze cyclus, die tot de beste van de bundel behoort. 

De moed om door te gaan

Hoewel haar gedichten op papier niet altijd even goed werken, is Saskia Stehouwer de dichter die je je wenst wanneer je al uren loopt te klimaatmarsen. Haar woorden bieden houvast en gemeenschapsgevoel en haar gedichten kunnen de krop in de keel teweegbrengen die aanzet tot moedig verder marcheren richting verbetering. wonen op de rand van het wonder is een wisselende bundel die omwille van de goede vondsten het lezen zeker waard is. 

 

Expo binnenland

Gedenkwaardige botsingen tussen mens en dier

recensie: Dode dieren met een verhaal
Het Natuurhistorisch

Het Natuurhistorisch Museum in Rotterdam heeft een verrassende verzameling dieren in haar collectie. Naast uitgestorven diersoorten en de keurige exemplaren ter documentatie van de biodiversiteit, bevinden er zich dieren die beroemd zijn geworden om hun noodlottige einde. In de kleine tentoonstelling ‘Dode dieren met een verhaal’ vertelt een handjevol opgezette dieren onder wat voor omstandigheden zij stierven.

In eerste instantie is het een grappig gezicht: een musje naast een rij dominostenen, of een egel met zijn kop in een McFlurry beker. De welbekende gele ‘M’ met de spreuk I’m lovin’ it duidelijk zichtbaar op de verpakking. De kennismaking van schuwe bosbewoners met de bewoonde wereld is bijna cartoonesk, totdat je beseft hoe gruwelijk deze ontmoeting voor de dieren afliep. Zo blijkt het musje de beruchte Dominomus te zijn, die in 2005 een evenementenhal in Leeuwarden binnenvloog. Hij fladderde 23.000 dominostenen omver, die er voor het televisieprogramma Domino Day geplaatst waren en werd doodgeschoten om verdere ‘sabotage van de recordpoging’ te voorkomen.

Onschuldige uitvindingen met fatale gevolgen

Mensen hebben de wereld zo ingericht dat ze voor ons zo praktisch en veilig mogelijk is. Er zijn kooktoestellen en waterkranen,  maar ook glazen ruiten en elektriciteitsleidingen. We houden er niet altijd rekening mee dat bepaalde uitvindingen het dodental opdrijven onder andere aardbewoners. De dieren in deze tentoonstelling drukken je met de neus op de feiten.

Zo kwam de McFlurry-egel om het leven omdat hij, net zoals veel mensen, een zwak had voor de ijsjes van de McDonalds. Met zijn hoofd paste hij precies door de smalle opening aan de bovenkant van de beker. Toen hij was uitgegeten bleef hij, net zoals veel van zijn soortgenoten, achter de plastic kraag hangen en verhongerde. Behalve de egel liggen er nog andere dieren wiens contact met plastic afval fataal afliep. Opeens wordt je bewust van de keren dat je zelf achteloos iets hebt weggegooid. Jezelf toen wijsmakend dat het voor deze ene keer geen kwaad kon.

Enthousiaste verzamelaars

Wat opvalt is de trots waarmee het Natuurhistorisch Museum de dieren presenteert. Het museum moet er flink voor lobbyen en soms concurreren met souvenirjagers die dieren opsporen voor hun persoonlijke collectie. Veel dieren zijn grootscheeps in het nieuws geweest waardoor ze op de radar van enthousiaste verzamelaars verschijnen.

De dertienjarige Christoph van Ingen bijvoorbeeld, ontdekte in 2018 een ingevroren ijsvogel in het ijs van een sloot in Oostzaan. Hij was waarschijnlijk op zoek naar vissen, die door de vorst onbereikbaar waren, en is door de honger overleden. Nadat de jongen zijn vondst op sociale media had gedeeld, kwamen er al snel andere mensen op af. Uiteindelijk zaagde hij de vogel uit het ijs om te voorkomen dat hij door iemand werd meegenomen. Hij borg hem op in zijn vriezer. Uit dit, en andere verhalen in de tentoonstelling, blijkt de brede belangstelling voor het lot van dieren in de moderne samenleving.

Prettige afwisseling

De onconventioneel opgezette dieren in ‘Dode dieren met een verhaal’ vormen een prettige afwisseling met de andere dieren uit de vaste collectie. Ze zijn opgezet zoals ze zijn gevonden en niet op een manier waarop ze weer levend lijken. Het is jammer dat het een toch betrekkelijk kleine tentoonstelling is, die zich direct achter de ingang in de hal van het museum bevindt. Het is er al snel druk en krap omdat iedereen via die route moet om de rest van het museum te kunnen bekijken. Dit nodigt er niet toe uit om lang te blijven kijken.

Desondanks is de tentoonstelling in combinatie met de rest van het museum een bezoek waard. In de vaste opstelling zijn de skeletten van een mammoet en een sauriër te bewonderen, en fossielen van schelpen, zee-egels en haaientanden. Daarnaast staat er in de torenkamer het skelet van de in 1998 overleden olifant Ramon uit Diergaarde Blijdorp.

Tot en met 12 maart 2023 zijn er dan ook nog de röntgenfoto’s te zien die medisch specialist Arie van ‘t Riet maakte om de geheimen van de dierlijke anatomie bloot te leggen. Alles bij elkaar kun je in het Natuurhistorisch Museum Rotterdam heerlijk een aantal uur genieten van wat de natuur allemaal te bieden heeft.

McFlurry egel – Het Natuurhistorisch

Dode dieren met een verhaal
Natuurhistorisch Museum Rotterdam
Onderdeel van de vaste collectie (altijd te zien)

Kunst / Expo binnenland

Hoe een jongen uit Delfshaven opklom tot de Parijse avant-garde

recensie: Kees van Dongen - Singer Laren

Met dit klassieke verhaal over hoe een jongen ‘met een krijtje in de hand’ naar Parijs trok en wereldberoemd werd, heeft het Singer museum in Laren een ware publiekstrekker gevonden. Maar is dat terecht? T/m 7 mei in Singer Laren.

 

Stelt u zich voor. Een willekeurige dinsdagmiddag, kwart over drie in een museum. Uitgestorven? Niet in Singer Laren. Keuvelende pensionado’s in bonte truien, met kleurige brilmonturen trekken en masse aan het oog voorbij.

Het lijkt erop dat het Singer met Kees van Dongen een ware publiekstrekker is geworden. Maar is dat terecht? Kort gezegd: ja. Met een charmant verhaal over hoe een jongen uit Delfshaven opklom tot de Parijse avant-garde weet het museum de aandacht te grijpen, en met de grote variatie aan werken en begeleidende teksten vast te houden.

Armoedige taferelen

Op een bepaald punt van zijn leven zat Van Dongen dan wel in een sjiek atelier mondaine vrouwen te schilderen terwijl het neusje van de Parijse avant-garde op bezoek kwam, maar ooit was hij een idealistische kunstenaar met een voorliefde voor armoedige taferelen en de zelfkant van het leven. We zien hoeren uit de Zandstraatbuurt in Rotterdam, armoedzaaiers en een loensende clown (Vieux clown, 1910). Een vrouw die zittend op de grond een schedel in de ‘ogen’ kijkt na een bepaalde hoeveelheid absint (Absintdrinkster, 1902). Maar ook Guusje, zijn eerste vrouw, met hun dochtertje (Ma Gosse et sa mère, 1907).

Daarnaast bleek Van Dongen niet vies van een kritische houding. Zo illustreerde hij in 1902 satirisch tijdschrift Ware Jacob, waarin onder andere op een strand met lijken een muilezel te zien is die ‘Wat zijn menschen toch stomme beesten,’ zegt.

Voor hij schilder werd, was Van Dongen een fanatieke tekenaar, die schilderen als inkomstenbron volgens de museumcatalogus zag als ‘de luxe dienen […] in een tijd dat armoede je overal omringt.’ Hij werkte liever ‘voor het volk in zijn geheel’ in plaats van voor ‘enkele gelddieven.’ Dezelfde filosofie als de gemiddelde graffitikunstenaar van nu dus.

Grote ogen

Kees van Dongen, Lieuses | Schovenbindsters, 1905, olieverf op doek, 37,5 x 45 cm, particuliere collectie, c/o Pictoright Amsterdam 2023

Schilderde Van Dongen dan eerst helemaal niet? Nou, zeker wel. Van een pittoresk Hollands schip op De Voorhaven (Zondag) uit ca.1895, naar de Van Gogh-achtige Schovenbindsters (1905) in een Frans korenveld. En Deux jeux (1911), die elke Kees van Dongen-leek zou herkennen aan de typische verfstreken, het kleurgebruik en vooral: de bijzonder grote ogen die de afgebeelde vrouw heeft.

Opvallend is het schilderij van Jack Johnson, de eerste zwarte wereldkampioen zwaargewicht boksen. Volgens het bijschrift in de expositie braken er in de VS raciale rellen uit waarbij veel doden vielen toen Johnson in 1910 de heersende wereldkampioen James J. Jeffries versloeg. Van Dongen kwam Johnson tegen in Parijs in 1914 en schilderde hem dat jaar naakt en met hoge hoed en wandelstok in de hand (Jack Johnson, circa 1914).

Kees van Dongen, L’Écuyère | Acrobate op paard, ca. 1906
olieverf op doek, 73,7 x 100,4 cm, particuliere collectie, Bremen, c/o Pictoright Amsterdam 2023

Aan het einde van Kees van Dongen heeft de bezoeker zoveel verschillende stijlen en werken gezien – had ik al Acrobate op paard uit 1906 genoemd, waarmee hij een ‘dialoog met Picasso’ aanging? – dat even bijkomen geen overbodige luxe is. Gelukkig zijn daar de open haard, het bier en de borrelplank van het Singer, dat naast een beeldentuin ook één van de gezelligste museumcafés heeft.

 

 

Catalogus ‘Kees van Dongen – De weg naar Succes’
Auteur: Anita Hopmans
Gebonden boek, 192 pagina’s met 125 illustraties
SKU: 12682
29,95

 

Kunst / Expo binnenland

Van Eeden volgt Van Gogh

recensie: De Haagse Gasfabriek: Van Eeden & Van Gogh

Marcel van Eeden heeft zich laten inspireren door de tekening Gasfabriek van Vincent van Gogh. Hij vond hem onheilspellend en wilde op de plek waar Van Gogh de tekening maakte op zoek naar de genius loci, ofwel de geest die op die plaats hangt. In De Mesdag Collectie in Den Haag toont Van Eeden zijn onderzoeksproces en zes grote houtskooltekeningen. De tentoonstelling is droomachtig en actueel, maar houdt wel een verlangen over naar meer.

Al dertig jaar lang is Van Eeden bezig met tekeningen. Vaak in zwart-wit; met houtskool, potlood of krijt als materiaal. Meer dan eens zit er een verhalend element in, gebruikt hij tekst naast beeld, en heeft het iets weg van een graphic novel. Voor zijn onderwerpen kiest hij geregeld voor een raadselachtige en obscure inslag. De kunstenaar werkt aan de hand van gevonden beelden en alleen met fotomateriaal van voor zijn tijd. Van Eeden noemt dit een onderzoek naar het niet-bestaan. Hij vindt het interessant hoe een levend organisme zich kan bezighouden met het niet-leven. Dit is voor hem als een droom.

Van Gogh achterna

In 1881 verhuisde Vincent van Gogh naar Den Haag vanwege het gunstige kunstklimaat en kreeg een betaalde opdracht van zijn oom Cor. Deze vroeg hem een aantal stadsgezichten te maken. Van Gogh maakte toen onder andere de tekening Gasfabriek. Zijn eerste betaalde opdracht en vooruitstrevend in de kunst, omdat kunstenaars niet vaak het onderwerp industrie uitkozen. Een houtdruk van Gustave Doré, over de ellendige omstandigheden in een Londense gasfabriek, had hem geïnspireerd. Van Gogh wilde een vergelijkbaar onderwerp zoeken in Den Haag.

Van Eeden komt zelf uit de Hofstad en zijn appartement ligt vlakbij het terrein waar de gasfabriek ooit heeft gestaan. Nu is alleen nog het kantoorgebouw overgebleven en ligt er een stadspark. Bij de voorbereiding voor deze tentoonstelling heeft hij een grondig vooronderzoek gedaan. Dit wordt ook vertoond bij de expositie. Er zijn krantenknipsels uit het jaar 1882, archiefmateriaal over de gasfabriek, achtergrondinformatie over de tekening van Van Gogh en hij heeft een fotoserie gemaakt op de plek waar de gasfabriek stond. Bij het onderzoek worden parallellen met vandaag getrokken over gas als brandstof en Rusland als agressor richting Europa.

Droom wordt nachtmerrie

De expositie bevat naast het onderzoek zes grote houtskooltekeningen. Deze zijn geconstrueerd vanuit archiefbeelden van de fabriek en Van Eeden heeft er een geheel van gemaakt. Ze lijken op ansichtkaarten waar het jaartal en locatie op zijn gekrabbeld; als een bericht – en misschien wel waarschuwing – uit het verleden. In een begeleidend filmpje vertelt de kunstenaar dat zijn tekeningen een droomachtig karakter hebben door de zwarte kleuren en omdat het formaat je de mogelijkheid geeft om het werk ‘in te stappen.’

Ook de foto’s uit zijn onderzoek ademen een droomachtige sfeer, mede door de, wollig-makende, fototechniek gomdruk. Samen met de grote houtskooltekeningen creëren ze een onpasselijke droom waar het onheil achter elke hoek kan schuilen. Waar hij ons, net als Van Gogh, laat nadenken over de gasindustrie, en de consequenties die hier aan vastzitten.

Langlopend verhaal

Gezien de hoeveelheid beelden die Van Eeden normaal altijd maakt, smaakt de tentoonstelling echter wel naar meer. Alsof dit de start is van een langlopend verhaal dat over meerdere decennia uitgesmeerd kan worden. Wellicht dezelfde tijdsspanne die de mensheid van het gas af wil komen.

Marcel van Eeden houdt ons een spiegel voor over de huidige politieke situatie en de energieproblemen die hieruit ontstaan en doet dat in een interessante dialoog met één van Nederlands grootste kunstenaars.

Boeken / Fictie

Seks en vergankelijkheid

recensie: Hormonen in de nacht - Lu Min

Met Hormonen in de nacht levert de Chinese schrijfster Lu Min een lijvige verhalenbundel af waarin ze slices of life beschrijft uit het veelal alledaagse leven van veelal alledaagse mensen. De bundel zit vol goede vondsten, maar de uitwerking en stijl van de verhalen laat regelmatig te wensen over. 

Een pruikenverzameling en een slechte nacht

De onderwerpen van Lu Mins verhalen getuigen van haar goede oog voor kleine, maar originele situaties. Er is Het verhaal van Xu’s eend waarbij een overleden eendenverkoper vertelt hoe hij zich wilde wreken op de winkelmanager die met zijn vrouw naar bed ging. Hij liet zich door de manager overtuigen op zijn beurt met diens vrouw naar bed te gaan, maar wanneer de vrouw van de manager nogal apathisch blijft onder het hele gebeuren loopt de wraak van de man op bevreemdende wijze uit de hand. Een ander verhaal gaat over het sneeuwbaleffect aan gebeurtenissen dat door een doordeweeks pesthumeur kan worden veroorzaakt: een poortwachter die een nacht uit zijn slaap wordt gehouden door ruziënde buren weigert een sergeant die anders altijd gratis mag parkeren de toegang tot de parking. Uit verveling en colère besluit de sergeant zijn ochtend een andere invulling te geven en weer een derde een lastig dagje te bezorgen.  

Lu Min heeft oog voor grappige en herkenbare details. Ze voert een chef Administratie op die “relatief moeilijk herkenbaar” is, omdat ze haar dunner wordende haar compenseert met steeds een andere pruik. In Het verhaal van Xu’s eend laat ze de verteller een sigaret opsteken waarvan hij uit pure geilheid en verwarring vergeten is hoe hij ze moet roken. Naast die rake observaties, komen in Mins verhalen ook regelmatig vage beschrijvingen en mislukte metaforen voor. Iemand kijkt op zijn horloge “alsof hij het ding verafschuwde en tegelijkertijd blij was dat hij het had.” Een ander verandert iets in zijn houding en lijkt opeens “iets losser, of iets stijver”. Een vergadering die op haar einde loopt wordt dan weer zonder verdere toelichting vergeleken met een “aubergine, komkommer of iets dergelijks” waarvan de lijnen stilaan bij het einde, aan het steeltje zitten.  

Haast en spoed

In bijna alle verhalen speelt het verstrijken van de tijd een belangrijke rol. Er wordt gerefereerd aan de leeftijd die alle ijdelheid ten spijt groeven in voorhoofden ploegt en borsten met de zwaartekracht laat kennismaken. Er is de tijd die aftelt richting de dood en die genadeloos blijft verdergaan na het overlijden van een dierbare. Dit verbeeldt Min mooi in De paradijstuin waarin Fuma na het overlijden van zijn grootvader de tijd uitzit, gefascineerd door de draaiende getalletjes op de timer van zijn nieuwe telefoon. En er is de tristesse, door de kunstenaar uit het titelverhaal samengevat als het gevoel dat je niets meer voor de eerste keer kan meemaken wanneer je ouder bent.  

De tijd is ook aanwezig in de manier waarop Min haar vertellers aan het woord laat. Zelfs de dode eendenverkoper geeft aan geen tijd te willen verdoen aan details die niet bij het verhaal horen. Doordat deze haast zeer expliciet aan de lezer wordt meegedeeld krijgt het iets irritants en opzichtigs. Wanneer een personage je vertelt dat je de ingekorte versie van een verhaal te horen krijgt, lijkt dat meer op luiheid van de auteur dan op haast van het personage. 

Bij het lezen rijst regelmatig de vraag waarom deze verhalenbundel niet werd samengevoegd tot één verhaal. Min voert steevast gelijkaardige personages op. Zo is er bijna altijd een jonge jongen die volledig afgesloten is van de buitenwereld, omdat hij autistisch is, op zijn telefoon zit te spelen of voortdurend ligt te slapen. Een ander archetype dat ze opvoert is dat van de vrouw die op zoek gaat naar mannelijke aandacht, ofwel omdat ze zich niet kan neerleggen bij haar veranderende uiterlijk ofwel omdat ze net recent een glow-up heeft gehad. Veel vrouwen in dit boek trouwen uiteindelijk met een rijke of succesvolle man die veel van huis is en mogelijk affaires heeft. Deze terugkerende personages en dynamieken zetten aan het denken over de Chinese samenleving en de rollenpatronen daarin, maar leiden er eveneens toe dat de verhalen soms oppervlakkig en de personages karikaturaal lijken.  

Veelheid aan stijlen

De tien verhalen in de bundel Hormonen in de nacht werden vertaald door acht verschillende vertalers. De reden daarvoor wordt in het voorwoord niet gegeven. Lu Min zelf beroept zich in haar bundel op verschillende vertelstemmen en -stijlen. In combinatie met dat brede stijlpalet van de auteur maakt de veelheid aan vertalers dat de bundel soms te gefragmenteerd aanvoelt. Het wordt op die manier erg moeilijk de precieze auteursstem van Min te ontwaren.  

Het is bijgevolg ook moeilijk in te schatten of logge, soms lelijke zinnen – “Fuma’s benen trilden dan een beetje, alsof dat verdwijnende, bijna niet te geloven maar toch werkelijk bestaand hebbende geluksgevoel tegen zijn onderbenen sloeg” – van de auteur komen of een stijlkenmerk van de vertaler verraden. Waar een vertaler bij een goede vertaling gaandeweg onzichtbaar wordt, ontstaat in de veelheid aan vertalers een onmogelijkheid tot gewenning en een wantrouwen ten opzichte van de vertaling.   

Hormonen in de nacht is een verhalenbundel die rijk is aan ideeën en observaties over tijd en de tijdsgeest en over het menselijk doen en laten. Toch waren alle personages en verhaallijnen misschien meer tot hun recht gekomen als ze waren ingekookt tot één verhaal. 

Boeken / Poezie

Leesvoer voor grote dromers

recensie: Je droomt het niet zomaar - Myron Hamming

Myron Hamming (1994) wilde na een topsportcarrière als schaatser iets compleet anders doen. Al snel ontdekte hij dat hij een talent had voor het vertellen van verhalen en daar ook mensen mee wist te inspireren. Inmiddels is Myron uitgegroeid tot stadsdichter van Groningen en heeft hij meegedaan aan de Martin Luther King Spoken Word wedstrijd waarbij hij als derde is geëindigd. Dit jaar komt zijn debuutbundel Je droomt het niet zomaar uit. Een zinnenprikkelend boek vol korte speelse gedichten over de schoonheid van het leven.

Wat direct opvalt is de vormgeving van zijn boek. Je kunt duidelijk zien dat er is nagedacht over een aantrekkelijke lay-out met veel witruimte op de pagina’s. De teksten spreken tot de verbeelding en sluiten aan bij de belevingswereld van jonge ambitieuze mensen. Als lezer word je volledig meegezogen in Myrons gevoelsmatige benadering van het leven en hoe alles met elkaar verbonden lijkt. Dus ook je dromen zeggen soms meer dan je denkt.

Uit het hoofd en in je hart

‘Ik hoop dat je na het lezen van deze gedichten de urgentie van je eigen dromen, de onvervalste liefde voor jezelf en de ander, en het ondoofbare vuur van verlangens door je heen voelt razen. Het na een tussentijd weer terugvindt, of misschien voor een eerste keer ontdekt.’ Zo begint de Groningse Surinaamse artiest Myron Hamming de eerste zinnen van zijn boek. Met zijn expressieve vorm van dichten weet hij direct de aandacht van zijn lezers te pakken. Onderwerpen die aan bod komen zijn liefde, vrijheid en ontwikkeling. Het is werkelijk een feest om doorheen te bladeren. En juist bij jongeren een prachtig middel om in te zetten. Myron laat zien dat je nooit te oud bent om te leren en werpt zichzelf op als voorbeeld. Zijn eigen leerproces staat centraal en ook blikt hij terug op zijn vroegere jeugd. Een van zijn gedichten gaat bijvoorbeeld over de vertrouwensband met zijn ouderlijk huis, waarbij ieder kraakje en piepje een behaaglijk gevoel oproept.

Naast oude jeugdherinneringen worden er ook doelen voor de toekomst gesteld. Een van zijn belangrijkste doelen was het schrijven van dit boek. ‘Als ik een wens mocht doen wat zou het zijn en ik antwoordde een boek, netjes geschreven waarin alles duidelijk werd.’ Inmiddels is het hem gelukt om die wens in vervulling te laten gaan. Daarmee laat Myron de jeugd zien dat dromen wel degelijk uit kunnen komen. Als je maar bereid bent om ervoor te willen werken.

Taalgebruik

Grappig genoeg is Myron zelf dyslectisch maar dat weerhoudt hem er niet van om dag in dag uit met taal bezig te zijn. Zijn korte toegankelijke zinnen zijn recht voor zijn raap en op bepaalde momenten zelfs muzikaal ritmisch. Je gaat erover nadenken en dat allemaal zonder dat het rijmt. Doordat de meeste teksten maar kort zijn, soms alleen een paar losse verdwaalde woorden op papier, ben je zo door het boek heen. Dat maakt de stap om daadwerkelijk aan het lezen te beginnen voor jongeren alleen nog maar kleiner. Natuurlijk is dit boek net zo goed voor volwassenen bedoeld, maar jongeren zijn wat hem betreft de toekomst. Inmiddels is bekend dat de Nederlandse literatuur steeds minder goed verkocht wordt, maar misschien kunnen we daar met deze boeken verandering in brengen.

Of dit boek het hart van iedere poëzieliefhebber zal weten te veroveren is niet zeker. Maar dat zijn woorden een inspiratiebron kunnen zijn voor de huidige jeugd laat dat duidelijk zijn. Myron Hamming is een eigengemaakte woordkunstenaar die onderwerpen uit het gewone dagelijkse leven tot uiting weet te brengen. Zijn frisse blik op poëzie blaast gelijk het stoffige imago van de dichtkunst af.

Boeken / Fictie

Niet voor het slapengaan

recensie: De gevaren van roken in bed - Mariana Enriquez

Wat moet je met een dode baby die je achtervolgt? Omzwachtelen en meedragen. Wat als je favoriete rockster na het album Vlees zichzelf doodt? Hij fluisterde zelf al het antwoord: ‘Drink dan uit mijn ogen.’

Het begint al gelijk in de stijl van het boek. Zoals de personages van Mariana Enriquez verdwijningen meemaken, verdwijnt ook het eerste recensie-exemplaar dat de uitgever mij toestuurde ergens in de verborgen wereld van de posterijen. Zelf zagen zij daar ook wel de symboliek van in. ‘Het is een duister boek maar het boek zelf is blijkbaar ook verduisterd…’, stuurde De Bezige Bij met het tweede exemplaar mee. Ik troost mij met de gedachte dat er nu ergens een bezorger in gestolen pauzemomenten geniet van deze verhalen.

Waar de horror begint

Verdwijningen, vermissingen, bijna elk personage in de verhalen uit deze bundel moet zich tot een gemis verhouden. Al eerder is de lijn getrokken van de geschiedenis van haar geboorteland naar de verhalen van de Argentijnse schrijver. In het laatste verhaal uit de bundel Toen we met de doden spraken, is het essentieel voor de betrokkenen om een vermist familielid of vermiste vriend te hebben. Juist degene zonder trekt aan het kortste eind. Soms wordt Enriquez zelf moe van de politiek in haar verhalen: ‘(…)verdwijningen, dictatuur, politiegeweld, geweld tegen vrouwen, het is onontkoombaar. Maar ik wilde eraan ontsnappen’, vertelde ze eerder op het Edinburgh International Book Festival (link), over een andere bundel met haar verhalen De dingen die we verloren in het vuur (AtlasContact, 2017). Maar zelfs als ze probeert over een van haar vrienden te schrijven, vindt de geschiedenis een weg erin, als planten die maar blijven terugkomen.

De horror is niet iets dat ontstaat wanneer de personages tot leven komen, wanneer het verhaal op gang komt. Het is eerder andersom, in de meeste gevallen is de wereld al verschrikkelijk en zijn de personages daarin terechtgekomen. De verhalen starten daar wanneer de personages in die wereld moeten leven, en dat proberen zo kwaad als dat gaat. Toch lijkt het ze ook goed af te gaan, sommigen althans. Zo gezien zou je het kunnen interpreteren als verhalen over leven in een verschrikkelijk wereld, die angstwekkend veel lijkt op de onze behalve dat de verhalen duidelijker maken waar de horror begint.

Wachten op een doorbraak

In klare zinnen zet Enriquez haar personages snel neer. Binnen enkele alinea’s of een pagina zijn de verhalen op gang gekomen en ontvouwen zich daarna verder. De heldere structuur (begin, midden, wendingen, eind) doet de verhalen tot hun recht komen. Er worden wel dingen achtergehouden en er is genoeg spanning, maar het wordt lezers niet extra moeilijk gemaakt. Misschien juist als tegenhanger voor de inhoud.

De verhalen zijn sterk, stuk voor stuk. Internationaal bejubeld – de bundel haalde de shortlist van de International Booker Prize – maar in Nederland nog niet doorgebroken. Vergeleken met Nederlandse korte verhalen is dit werk anders dan gebruikelijk, er zit meer magie in, meer politiek zonder dat het een aanklacht is, en de opbouw en helderheid zijn anders dan je bij de meeste korte verhalen van Nederlandse schrijvers vind. Hopelijk komt er een heruitgave van haar eerdere verhalen of vertalingen van nieuwe verhalen.

En het gevaar van roken in bed? Lees het boek.

Film / Documentaire

Film met korte adem

recensie: United we stand. Musicians in times of war

De documentairefilm United we stand van David van Tijn kent drie lagen: korte muziekfragmenten, korte interviews en flitsen van de oorlog in Oekraïne. Als kijker moet je er eigenlijk je eigen, vierde laag of invulling aan geven om de film ten volle binnen te laten komen.

Nagenoeg aan het begin speelt de Russische, in Nederland wonende celliste Maya Fridman (1989) samen met meestercellist Mischa Maisky en pianiste Daria van den Bercken een stuk van Händel. De muziek gaat onder de volgende fragmenten door en snijdt door de ziel, zo mooi is het, zeker in contrast met de gruwelijke beelden en met wat de vader van Maya Fridman, Alexander, via een internetverbinding tegen haar zegt: ‘We zullen overleven!’ En dat ze, als de twijfel toeslaat, echt verder moet gaan met meewerken aan de film van Van Tijn. Telkens weer die haast dwingend gespeelde muziek van Händel.

Maya Fridman brengt musici uit Oekraïne en Rusland samen om tijdens benefietconcerten in Nederland te spelen. Het geld dat binnenkomt, is bedoeld voor humanitaire en medische hulp. Het bij elkaar brengen van de musici en de reacties van het publiek brengt, zegt Fridman, mensen bij elkaar. ‘Het voorkomt dat ik gek word’. Het versterkt de moraal, meent Maisky, wat misschien nog meer waard is.

De violoncel en oorlog

Het opvallende is dat de cello in films vaak met oorlog in verband wordt gebracht. Meestal met de Tweede Wereldoorlog. Dan klinkt er joodse muziek. Ook in deze film is dat laatste het geval. We horen bijvoorbeeld een fragment uit Prayer van Ernest Bloch (1880-1959), een deel uit diens From Jewish Life. Het gedeelte krijgt in deze film een extra lading: het gebed is niet alleen een joods gebed, maar een gebed voor vrede van iedereen. Zoals de oorlog in Oekraïne ook niet alleen een oorlog met Rusland is, zoals Maisky terecht stelt. Het is een denkbeeld dat Van Tijn je zelf, als het lukt, als kijker in laat vullen.

Hetzelfde geldt voor een Spaans liedje van een tijdgenoot van Bloch, de Spaanse componist Manuel de Falla (1876-1946), dat allerlei invloeden (waaronder die van de joodse muziek) in zich bergt. Je kunt die invloeden uiteenrafelen, maar ze laten je ook beseffen dat muziek universele gevoelens uitdrukt.

Korte interviews

Als je als kijker dit niet zelf op het spoor komt, zijn er de korte interviews die je soms verder helpen. Soms – want er zitten ook platitudes en open deuren in. Mooi is het fragment dat de van origine Russische, in Israël wonende pianist Evgeny Kissin speelt: een fragment uit de zogenaamde Heroïsche polonaise van Chopin. Hij vertelt erbij dat Chopin hierin de zege verklankte van de Polen over het Russische leger. Hij pleit ervoor het geld van de benefietconcerten ook ten goede te laten komen aan militaire hulp, want dat moment is nu volgens hem gekomen.

Veelzeggend, meer dan welk interview ook, is het hulpeloze gebaar dat hij maakt wanneer Fridman en hij op een bank zitten en met elkaar van gedachten wisselen. Hij maakt het op het moment wanneer Fridman zegt dat ze haar geboortegrond zo mist en haar twijfel uitspreekt of ze ooit terug zal kunnen keren.

Flitsen van de oorlog

We mogen niet zeggen dat we de flitsen van de oorlog die tussen de muziekfragmenten en korte interviews zijn gemonteerd inmiddels wel kennen, want ze maken nog steeds diepe indruk. Het beeld van kapotte huizen in Marioepol, de metro in Charkov, een verdrietig meisje in de bus, een eenzame dode midden op straat. Ze emotioneren, net als dat stuk van Händel aan het begin en het ‘vurige beest’ op het podium dat Maya Fridman volgens zangeres Channa Malkin óók is.

Het zijn allemaal flitsen die indruk maken, maar als geheel zou een langere adem, wat langere fragmenten en interviews, de film als zodanig goed hebben gedaan.

Nog te zien op picl tot 10 april 2023

Boeken / Non-fictie

De kunst van het proeven

recensie: Proefles - Joël Broekaert

Hoe omschrijf je de smaak van umami? Waarom heeft karamel zo’n rijke smaak terwijl het eentonige suiker het enige bestandsdeel is? In Proefles geeft culinair journalist Joël Broekaert antwoord op deze en nog veel meer prangende smaakkwesties.  

Ruiken en proeven worden beschouwd als twee afzonderlijke zintuigen. Toch weten de meeste mensen die een corona-infectie hebben doorgemaakt dat het communicerende vaten zijn; een groot deel van wat je proeft, wordt bepaald door de geur ervan. Broekaert heeft een punt wanneer hij opmerkt dat de gemiddelde mens behoorlijk slecht is in proeven. Tel daar bij op dat we iedere dag minimaal drie maaltijden eten en het is vreemd dat we vaak zo slecht geoefend zijn in het herkennen en benoemen van smaken. Broekaerts missie is om daar verandering in te brengen. 

Een breed palet

Proefles is beslist geen standaardwerk over smaak maar eerder een inleiding aangevuld met persoonlijke anekdotes. Natuurlijk komen de vijf smaken – zoet, zout, zuur, bitter en umami – uitgebreid aan bod. Ook tackelt hij het hardnekkige misverstand dat ‘pittig’ een smaak zou zijn. Hier en daar belandt Broekaert in een technisch verhaal over chemische verbindingen waarbij hij de alfa-lezers even kwijt raakt.  

Gelukkig worden deze passages gecompenseerd door vermakelijke ervaringsverhalen. Bijvoorbeeld de kleurrijke beschrijvingen van Broekaerts top 3 van smerigste dingen die hij ooit in zijn mond heeft gestopt. Zo is Hákarl – gefermenteerde haai – het enige voedsel waar hij letterlijk van moet kokhalzen. Met een bouquet van schoonmaakmiddel, mottenballen en pis klinkt dat niet zo verwonderlijk. 

Aan de slag

Eerder bracht Broekaert Proefles al op het toneel in de vorm van een interactief college. Ook in het boek wordt de lezer uitgenodigd de proef op de som te nemen. Zo stelt hij voor om twee stukjes pure chocola van minimaal 70% te nemen. Door erop te kauwen komt vooral de bittere smaak naar boven. Maar sabbel erop en je smaakpapillen ontwaren een meer zoete, romige smaak met een hint van banaan.   

Andere testjes zijn wat ver gezocht. Ga je werkelijk je tong afplakken en met blauwe kleurstof overgieten om het aantal smaakpapillen te tellen? Storend is ook dat de smaaktests eerst in de lopende tekst voorbij komen, om vervolgens achterin nog eens woordelijk herhaald te worden. Dit was eenvoudig te ondervangen geweest met herkenbare tekstvlakken. Desalniettemin werkt Broekaerts passie voor smaak aanstekelijk. Zelfs een zak chips zul je minder snel naar binnen werken wanneer je weet welke processen er aan vooraf gegaan zijn. 

Theater / Voorstelling

Dansende diva heeft zin in liefde

recensie: Igone de Jongh - Zin in Liefde
Igone de Jongh met twee dansersMark Engelen

‘Diva’s’, zoals Maria Callas, Édith Piaf en Whitney Houston, is het overkoepelende thema van de tweede eigen productie van ballerina Igone de Jongh. In Zin in Liefde komen beide aspecten van deze eigengereide vrouwen aan bod: de glitter en glamour, maar ook de schaduwkant van de roem.

Igone de Jongh is zonder twijfel de bekendste Nederlandse ballerina van de afgelopen twintig jaar. Na haar opleiding aan de Nationale Balletacademie in Amsterdam beklom ze in razendsnel tempo de hiërarchische ladder bij Het Nationale Ballet. Vanaf 2019 ging ze verder als zelfstandig danseres. Zin in Liefde is haar tweede eigen productie, waarin ze samen met drie Oekraïense dansers van het door haar opgerichte The United Ukranian Ballet Company het podium bestiert. De choreografieën zijn gemaakt door Sasha Riva, die ook meedanst in de voorstelling, en Simone Repele.

Glitterende start

De titel suggereert een liefdesverhaal, maar de voorstelling centreert zich rondom diva’s. De voorstelling begint veelbelovend met de Jongh, gekleed in een glitterjurk, en haar drie collega’s dansend op Judy Garlands ‘I Got Rhythm’. Een jong meisje op een schommel (gespeeld door Lara Lina Uribe Echevarria of Josephine Krijnen ), vertelt over hoe zij voorbestemd is om een ster te worden: een verwijzing naar de jonge Igone toen zij begon met dansen?

Simpele, maar doeltreffende aankleding

De drie dansers naast de Jongh zijn gekleed in simpele donkerblauwe outfits en geschminkt als pierrots, waardoor hun expressie tijdens het dansen soms lastig is af te lezen. Wellicht is dit de bedoeling, aangezien ze tijdens de voorstelling voornamelijk fungeren als een soort geesten die de diva begeleiden of haar emoties uitbeelden. Het decor is simpel, maar doeltreffend om het verhaal te vertellen. Een kaptafel, vanaf waar de diva droomt van liefde of mijmert over voorbije tijden, en een theatergordijn, maar dan achterstevoren. Hierdoor kijkt het publiek op de rug van de diva en lijkt zo zelf op het podium te staan.

Twee dansers geschminkt als pierrots

Klassieke dans in modern jasje

De dansstijl van de voorstelling kan worden omschreven als klassiek ballet met moderne elementen. Het gracieuze van het klassiek ballet wordt afgewisseld met grovere en schokkerige bewegingen, wat zorgt voor een mooi contrast. Het is verfrissend dat er veel gebruik wordt gemaakt van andere vormen dan stereotype man-vrouw duetten: man-man duetten en trio’s en kwartetten komen allemaal voorbij.

De Jongh is nog altijd een fantastische danseres om te zien en legt moeiteloos een been in haar nek, oftewel een développé in balletjargon. Toch worden de energiekere en technisch uitdagendere choreografieën gedanst door haar collega’s (Alexis Tutunnique, Sasha Riva en Veronika Rakitina). Vooral de petite Rakitina knalt van het podium af. Een lichte teleurstelling waren de te simpele en te lange playbackdans op ‘How Will I Know’ van Whitney Houston en de bureaustoelendans op ‘Padam, padam’ van Édith Piaf. Een dans met zulke attributen is zeer lastig om goed uit te voeren, maar ziet er voor het publiek toch enigszins knullig uit.

Igone de Jongh en een danser

Onduidelijk verhaal

Het verloop van het verhaal is lastig te volgen voor het publiek. De intenties van sommige scènes zijn direct duidelijk, zoals dromen over een nieuwe liefde of het verdriet achter de roem. Echter zijn sommige dansen meer conceptueel en daardoor lastiger te plaatsen binnen de context van het verhaal. Het jonge meisje zou het publiek context moeten verschaffen, maar spreek voornamelijk vage, clichématige zinnen uit, zoals ‘licht zonder donker bestaat niet’. De voorstelling bevat mogelijke autobiografische verwijzingen naar de Jonghs liefdesleven, maar haar nuchtere imago past niet bij het beeld van de getroebleerde diva dat tijdens de voorstelling geschetst wordt. Ten slotte ontbreekt er een grote ontknoping. Het verhaal van de diva eindigt abrupt en laat ons achter met vragen. Komt er een happily ever after of gaat ze ten onder aan de roem?

Prachtige dans voor de liefhebber

Het is jammer dat het verhaal soms onduidelijk en clichématig is, maar de scherpe en energieke dans van de drie ‘pierrots’ afgewisseld met de rustigere stukken van de Jongh, maken veel goed. Zin in Liefde is zeker een aanrader voor liefhebbers van klassiek ballet en moderne dans.