Tag Archief van: Theater

Theater / Voorstelling

In gesprek met een nette nazi

recensie: Bo Tarenskeen - SPEER

In SPEER vervolgt Bo Tarenskeen zijn onderzoek naar het kwaad. Nadat hij eerder al voorstellingen maakte over Adolf Eichmann, Henry Kissinger en Martin Heidegger, staat in SPEER Hitlers hofarchitect Albert Speer centraal.

Speers architectuur was de bouwkundige uitdrukking van de nationaalsocialistische totalitaire ideologie. En de uitdrukking van Hitlers megalomanie: alles moest groot, groter, grootst. Speer ontwierp gebouwen waarin het individu moest verdwijnen om te transformeren tot een bewonderend subject, of liever nog: een bewonderende massa. Speers bouwprojecten strookten niet alleen met Hitlers esthetische voorkeuren, hij wist ze ook buitengewoon snel en efficiënt te realiseren – wat hem  in de tweede helft van de Tweede Wereldoorlog de ministerspost voor bewapening opleverde. In die functie wist hij een allang verloren oorlog nog jaren te rekken, met miljoenen doden tot gevolg.

Interview

Voor zijn aandeel in de oorlog heeft Speer twintig jaar in de gevangenis gezeten. Dat zijn straf zo laag uitviel, heeft er mee te maken dat hij zijn rechters kon overtuigen dat hij geen hartstochtelijke nazi was. Eerder een ambitieuze, maar naïeve kunstenaar en getalenteerd manager die per ongeluk in een schurkenkabinet verzeild was geraakt. Verder nam hij als een van de weinige nazi-kopstukken verantwoordelijkheid voor de oorlogsmisdaden van het Derde Rijk, maar beweerde hij ook van de Holocaust niets af geweten te hebben. Zo creëerde hij de mythe van een ‘nette nazi.’ Een mythe die na zijn dood overigens hard onderuit gehaald is. Onder meer in een recente biografie van historicus Magnus Brechtken

In SPEER wordt Albert Speer (Bo Tarenskeen) in een naoorlogse setting geïnterviewd door een architectuur-critica (Laura Mentink). Haar outfit refereert naar het Bauhaus, de door haar geprefereerde architectuurstijl waarin alles draait om functionaliteit en dienstbaarheid aan mensen – het tegenovergestelde van alles waar Speer voor staat. Achter hen doemt het nooit gerealiseerde Pantheon van wereldhoofdstad ‘Germania’ op, verreweg het meest megalomane project waar Hitler en Speer zich voor enthousiasmeerden: een koepel vier keer zo groot als zijn inspiratiebron in Rome. Verder is het decor kaal, het lichtplan simpel en het spel bedachtzaam.

De menselijke maat

In die rust ontstaat een gesprek over architectuur en wat architectuur voor mensen kan of moet betekenen. Staat het in dienst van de mensen of dient het de mensen op te voeden? Moet de menselijke maat aangehouden worden of dien je daar juist ver bovenuit te stijgen? En, hoewel veel implicieter, in hoeverre kan architectuur leiden tot kwaadaardigheid? Tarenskeen zet met overtuiging een bedachtzame en gecultiveerde Speer neer die erbij blijft dat hij geen boze schurk was. Hij noemt zichzelf ‘extreem neutraal.’ Goed gekozen woorden omdat Speer hiermee impliciet toegeeft wel degelijk een extremist te zijn geweest.

Minder overtuigend is Mentink als het personage van de interviewende architectuur-critica. Haar speelstijl is weifelend en zoekend, misschien om daarmee te contrasteren tegen de zelfverzekerde Speer – maar het werkt niet goed. Het irriteert zelfs een beetje, omdat het onduidelijk blijft hoe dit personage zich verhoudt tot de architect naast haar. Wat wil ze van deze man? Die onduidelijkheid wordt verder gevoed door enkele merkwaardige regie-keuzes. Ergens op de helft van het stuk loopt de interviewer plotseling van het toneel af en laat haar gast alleen. Waarom? En even later komt ze weer net zo plotseling terug en gaat pardoes op de grond liggen. In een minimale setting zoals die van SPEER zijn dit soort momenten drastische breuklijnen waarvan je verwacht dat ze betekenis hebben. Die betekenis blijft echter uit, waardoor een gevoel van willekeurigheid ontstaat.

De Bijlmer

Dat neemt niet weg dat SPEER wel een aantal interessante ideeën uitwerkt. Zo wordt er gewezen op de ironie dat weinig van Speers grote bouwwerken die het duizendjarige rijk moesten overleven, tegenwoordig nog overeind staan. En juist een ander icoon uit de nazi-architectuur, dat nooit bedoeld was om gezien te worden, laat staan indruk te maken, wordt heden ten dage door honderdduizenden mensen per jaar bezocht: Auschwitz.

Ook wordt er  meerdere malen een link gelegd met de Bijlmer. De Amsterdamse wijk waar de architectuur-critica is opgegroeid en warme herinneringen aan koestert. Ze sympathiseert met de filosofie waarop de Bijlmer is gebouwd. Een filosofie waarin de mens centraal staat, wat in de praktijk betekent: veel rust, groen en autowegen die door de lucht zweven zodat er op de grond alle ruimte is voor bewoners. Wederom het tegendeel van Speer. Althans op eerste gezicht, want net zo goed haalt ze troost uit het bekijken van de eentonige en identieke flats tegenover de hare. In elke flat beziet ze weer tientallen ruiten, en achter elke ruit speelt zich telkens één leven af. Een leven dat gereduceerd is tot een vierkant en waar zijzelf niets mee te maken heeft. Zo lijkt de menselijke maat ook in de Bijlmer even ver weg.

Theater / Voorstelling

In gesprek met een nette nazi

recensie: Bo Tarenskeen - SPEER

In SPEER vervolgt Bo Tarenskeen zijn onderzoek naar het kwaad. Nadat hij eerder al voorstellingen maakte over Adolf Eichmann, Henry Kissinger en Martin Heidegger, staat in SPEER Hitlers hofarchitect Albert Speer centraal.

Speers architectuur was de bouwkundige uitdrukking van de nationaalsocialistische totalitaire ideologie. En de uitdrukking van Hitlers megalomanie: alles moest groot, groter, grootst. Speer ontwierp gebouwen waarin het individu moest verdwijnen om te transformeren tot een bewonderend subject, of liever nog: een bewonderende massa. Speers bouwprojecten strookten niet alleen met Hitlers esthetische voorkeuren, hij wist ze ook buitengewoon snel en efficiënt te realiseren – wat hem  in de tweede helft van de Tweede Wereldoorlog de ministerspost voor bewapening opleverde. In die functie wist hij een allang verloren oorlog nog jaren te rekken, met miljoenen doden tot gevolg.

Interview

Voor zijn aandeel in de oorlog heeft Speer twintig jaar in de gevangenis gezeten. Dat zijn straf zo laag uitviel, heeft er mee te maken dat hij zijn rechters kon overtuigen dat hij geen hartstochtelijke nazi was. Eerder een ambitieuze, maar naïeve kunstenaar en getalenteerd manager die per ongeluk in een schurkenkabinet verzeild was geraakt. Verder nam hij als een van de weinige nazi-kopstukken verantwoordelijkheid voor de oorlogsmisdaden van het Derde Rijk, maar beweerde hij ook van de Holocaust niets af geweten te hebben. Zo creëerde hij de mythe van een ‘nette nazi.’ Een mythe die na zijn dood overigens hard onderuit gehaald is. Onder meer in een recente biografie van historicus Magnus Brechtken

In SPEER wordt Albert Speer (Bo Tarenskeen) in een naoorlogse setting geïnterviewd door een architectuur-critica (Laura Mentink). Haar outfit refereert naar het Bauhaus, de door haar geprefereerde architectuurstijl waarin alles draait om functionaliteit en dienstbaarheid aan mensen – het tegenovergestelde van alles waar Speer voor staat. Achter hen doemt het nooit gerealiseerde Pantheon van wereldhoofdstad ‘Germania’ op, verreweg het meest megalomane project waar Hitler en Speer zich voor enthousiasmeerden: een koepel vier keer zo groot als zijn inspiratiebron in Rome. Verder is het decor kaal, het lichtplan simpel en het spel bedachtzaam.

De menselijke maat

In die rust ontstaat een gesprek over architectuur en wat architectuur voor mensen kan of moet betekenen. Staat het in dienst van de mensen of dient het de mensen op te voeden? Moet de menselijke maat aangehouden worden of dien je daar juist ver bovenuit te stijgen? En, hoewel veel implicieter, in hoeverre kan architectuur leiden tot kwaadaardigheid? Tarenskeen zet met overtuiging een bedachtzame en gecultiveerde Speer neer die erbij blijft dat hij geen boze schurk was. Hij noemt zichzelf ‘extreem neutraal.’ Goed gekozen woorden omdat Speer hiermee impliciet toegeeft wel degelijk een extremist te zijn geweest.

Minder overtuigend is Mentink als het personage van de interviewende architectuur-critica. Haar speelstijl is weifelend en zoekend, misschien om daarmee te contrasteren tegen de zelfverzekerde Speer – maar het werkt niet goed. Het irriteert zelfs een beetje, omdat het onduidelijk blijft hoe dit personage zich verhoudt tot de architect naast haar. Wat wil ze van deze man? Die onduidelijkheid wordt verder gevoed door enkele merkwaardige regie-keuzes. Ergens op de helft van het stuk loopt de interviewer plotseling van het toneel af en laat haar gast alleen. Waarom? En even later komt ze weer net zo plotseling terug en gaat pardoes op de grond liggen. In een minimale setting zoals die van SPEER zijn dit soort momenten drastische breuklijnen waarvan je verwacht dat ze betekenis hebben. Die betekenis blijft echter uit, waardoor een gevoel van willekeurigheid ontstaat.

De Bijlmer

Dat neemt niet weg dat SPEER wel een aantal interessante ideeën uitwerkt. Zo wordt er gewezen op de ironie dat weinig van Speers grote bouwwerken die het duizendjarige rijk moesten overleven, tegenwoordig nog overeind staan. En juist een ander icoon uit de nazi-architectuur, dat nooit bedoeld was om gezien te worden, laat staan indruk te maken, wordt heden ten dage door honderdduizenden mensen per jaar bezocht: Auschwitz.

Ook wordt er  meerdere malen een link gelegd met de Bijlmer. De Amsterdamse wijk waar de architectuur-critica is opgegroeid en warme herinneringen aan koestert. Ze sympathiseert met de filosofie waarop de Bijlmer is gebouwd. Een filosofie waarin de mens centraal staat, wat in de praktijk betekent: veel rust, groen en autowegen die door de lucht zweven zodat er op de grond alle ruimte is voor bewoners. Wederom het tegendeel van Speer. Althans op eerste gezicht, want net zo goed haalt ze troost uit het bekijken van de eentonige en identieke flats tegenover de hare. In elke flat beziet ze weer tientallen ruiten, en achter elke ruit speelt zich telkens één leven af. Een leven dat gereduceerd is tot een vierkant en waar zijzelf niets mee te maken heeft. Zo lijkt de menselijke maat ook in de Bijlmer even ver weg.

Theater / Voorstelling

Overdonderende drugsrollercoaster

recensie: Toneelgroep Oostpool – People, Places & Things

Alles klopt aan People, Places & Things: Het is een goed geschreven en gelaagd stuk, met een sobere, maar effectieve enscenering en acteerprestaties waar je u tegen zegt.

Over People, Places & Things van Toneelgroep Oostpool is al veel moois geschreven. Zo schreef Trouw dat het stuk, in 2014 geschreven door de talentvolle Duncan Macmillan (nu overigens mooi vertaald door Hannah van Wieringen), alle potentie heeft om een ‘hedendaagse klassieker’ te worden. De Volkskrant noemde Hannah Hoekstra’s vertolking van de aan drank en drugs verslaafde actrice Emma ‘ronduit sensationeel […] in al haar variaties’. Volgens NRC Handelsblad behoort het stuk zelfs tot ‘de betere voorstelling van dit seizoen’.

Al deze lof is meer dan terecht. Zo terecht zelfs, dat er hier nog schepje bovenop wordt gedaan. Met deze productie heeft Marcus Azzini zichzelf weer overtroffen. Trouwens, niet alleen Azzini. Hannah Hoekstra speelt de rol van Emma alsof die haar op het lijf is geschreven. Dankzij haar prestatie is People, Places & Things een beklemmende, soms komische, maar bovenal ontroerende voorstelling. Het is een stuk dat gezien moet worden. Gelukkig denken de theaters daar ook zo over. De voorstelling is eigenlijk bedoeld voor de kleinere zalen met de vlakke vloer, maar door alle belangstelling verplaatst naar de grote zaal van Theater Rotterdam. Zelfs die is uitverkocht.

Verslaafd aan drank, drugs en acteren

Hannah Hoekstra speelt Emma, een aan drank en drugs verslaafde actrice. In haar glitterpak, het kostuum dat ze droeg tijdens haar vertolking van Nina in Een meeuw, betreedt Emma de afkickkliniek. Hier speelt Azzini op een interessante manier met de grenzen van de werkelijkheid. Is het Nina uit Een meeuw die instort, of is het actrice Emma die de controle verliest? Dat glitterpak en korte kapsel lijken overigens naar dezelfde jaren ’70 stijl te verwijzen als de kleding uit Azzini’s eigen Een Meeuw van twee seizoenen geleden. Die grenzen vervagen eveneens omdat Emma zich bij de afkickkliniek daadwerkelijk presenteert als Nina, de actrice die helemaal geen probleem heeft.

Hoekstra speelt haar rol perfect. Zonder voorspelbaar te worden, opent ze verschillende registers om de complexiteit van haar rol neer te zetten. Ze begint verwaand en recalcitrant. Hoekstra verbindt spel en mimiek moeiteloos met elkaar om Emma’s weerzin te benadrukken, soms op het grappige af. Tegelijkertijd laat ze met enkele handbewegingen en nerveuze trekken Emma’s kwetsbaarheid en afhankelijkheid doorschemeren. Met behulp van geluidsruis en lichtflitsen laat Azzini treffend zien hoe de drugs nog steeds bezit van haar hebben en kortsluiting in haar hoofd veroorzaken.

Aanvankelijk wil Emma niets weten van de therapiesessies. Waar de mede-verslaafden rollenspellen spelen om met hun verleden in het reine te komen, wil zij het verleden vermijden. Om maar niet met zichzelf geconfronteerd te hoeven worden, kruipt ze steeds verder in de rol van actrice en verzint ze haar levensverhaal.

Hoogtepunten alom

Dat is de sterkste eigenschap van Macmillans tekst: People, Places & Things is niet alleen een toneelstuk over drugsverslaving, het is een stuk over verslaving aan escapisme in de breedste zin van het woord.

De dialogen lijken erg alledaags, maar kaarten ondertussen fundamentele kwesties aan, zonder daarbij gewichtig of theoretisch te worden. Bovendien is de timing erg goed. Wanneer een scène erg emotioneel wordt, geeft een van de personages er een komische twist aan. En vice versa: wanneer alles eind goed, al goed lijkt, krijgt het stuk een genadeloze slotscène. Die scène is een waar hoogtepunt, niet alleen vanwege de tekst, maar ook vanwege het acteerwerk van Ariane Schluter en Loek Peters, die in het stuk verschillende rollen vervullen en in de laatste scène de kei en keiharde ouders van Emma spelen.

Ook de enscenering (Studio Dennis Vanderbroeck) zorgt voor een hoogtepunt. Het decor bestaat enkel uit een dubbele witte wand, die Emma steeds confronteert met haar identiteit. Emma probeert haar identiteit en de demonen uit haar verleden te ontwijken. Ze krijgt een terugval, waardoor ze in de werkelijke hel belandt. De dubbele witte wand draait nu rond als een helse kermisattractie. De muziek wordt steeds zondiger, beklemmender, evenals het licht. De scène maakt op esthetische wijze de tragiek van verslaving pijnlijk duidelijk. Op zulke momenten is Azzini op z’n best.

Weer mens te zijn

Daarmee gaat People, Places & Things niet alleen over de vraag hoe een ex-verslaafde wordt geacht zich staande te houden in de buitenwereld, maar ook over de confrontatie met je identiteit en de worsteling je staande te houden in een chaotische, onzekere wereld. Over de vraag hoe je als ex-verslaafde weer mens kunt zijn. Laat ‘Hoe nu mens te zijn?’ nu net het motto van Toneelgroep Oostpool zijn. Dit motto speelde dit seizoen in meerdere Oostpool-producties een rol, maar komt tot nu toe bij People, Places & Things het beste tot uiting.

Theater / Voorstelling

Vermaak van ‘Vivaldi’ overstijgt het podium

recensie: Opera2Day – Dangerous Liaisons

Het amusement, dat wordt vertolkt op het podium tijdens de opera Dangerous Liaisons van Vivaldi, zet zich buiten de zaaldeuren voort. Naast prachtig gezongen noten, wordt het publiek verrast door de multifunctionele inzet van het ensemble.

De barokopera Dangerous Liaisons van Vivaldi, gebaseerd op de briefroman Les Liaisons Dangereuses, zit vol intrige. Uit pure verveling, die alleen kan worden toegeschreven aan de allerrijksten circa 1782, besluiten Markiezin de Merteuil (Candida Guida) en Vicomte de Valmont (Yosemeh Adjei) elkaar af te troeven in de liefde. Uit jaloezie, omdat Merteuils minnaar Gercourt met de jonge leerlinge Cécile (Stefanie True) in het huwelijksbootje wil stappen, laat Merteuil Valmont achter de rokken van Cécile jagen. Valmont ziet in de vrouw van de president van het Gerechtshof, Madame Présidente de Tourvel (Barbara Kozeljen), echter een grotere uitdaging.

Zowel Merteuil als Valmont hebben veel noten op hun zang en daar lijden hun bediendes en de jonge muziekleraar Danceny (Maayan Licht), die tot over zijn oren verliefd is op Cécile, onder. In deze opera zien we hoe destructief de liefde is en hoe de verstandhouding tussen de Franse elite en het gepeupel begint te wankelen in de periode vóór de Franse Revolutie.

Levende prullenbakken

Wat deze opera zó komisch maakt, is het feit dat het ensemble – het ‘gepeupel’ – wordt gedegradeerd tot meubilair. Het maakt de tijdsgeest van eind achttiende eeuw zichtbaar: wie niet tot de elite behoort, betekent niets. Zo komt aan het begin van de voorstelling een peloton mannen in ‘groene klavertjes broekpakken’ aangemarcheerd en gaan ze op handen en knieën zitten. De overige bediendes plaatsen op hun rug een tafel met allerlei lekkernijen. Ook in de pauze dient het ensemble als opvulling van de ruimte, ze fungeren met een afvalzak in de hand als ‘levende prullenbakken’. De luxepaardjes Merteuil en Valmont daarentegen, komen niets tekort. Paraderend door hun paleis bespelen ze iedere bezoeker op een sluikse manier: van Cécile met haar schattige, lange vlechtjes tot de in pofbroek gestoken Danceny.

Danceny, die Cécile bezingt in een innige briefwisseling, heeft wellicht het zuiverste keeltje van het hele stel. Zijn duet met Cécile beneemt je stante pede de adem, net als het door emoties gekleurde gezang van Tourvel. Hoe anders klinkt de lage stem van grande dame Merteuil of de hoge, nasale stem van Valmont. Een knap staaltje zangwerk, dat staat vast. Er zit soms echter weinig nuance in hun stem, waardoor deze minder blijft bekoren dan die van Danceny. Zo heeft het eerste duet van Merteuil en Valmont iets traags, waardoor je je moet inspannen om de gezongen noten in je op te nemen. Overigens blijf je ongeduldig wachten totdat Merteuil een sterk overdreven karakter gaat uitdragen, maar haar acteerwerk blijft timide. Dit in tegenstelling van Valmont, wiens fysieke uitstraling (lees: sixpack) en vermogen om op torenhoge hakken te lopen, meer van je aandacht vragen dan zijn zang.

Muzikale sensatie

De operazangers zouden niet tot zulke hoogte gestuwd kunnen worden zonder de hulp van een sterk orkest (de Nederlandse Bachvereniging). De samenkomst van de zang en de instrumenten zorgt voor een muzikale sensatie. Zo nu en dan overstemt het orkest de aria’s van de operazangers. Niet alleen het gehoor wordt plezier gedaan: ook voor het oog voltrekken zich allerlei prachtige decorwisselingen. Bevinden we ons als publiek het ene moment in een zaal in de stijl van Versailles, het volgende moment zijn we in een tuin vol rijpe appelstruiken. Of is het decor totaal verduisterd en biedt één schijnwerper ons het zicht op Madame de Tourvel, die wordt verleid door Valmont. Na de pauze wordt het eerder lieflijke decor opeens verruilt voor het grauw aandoende klooster, waar zowel de in diskrediet gebrachte Cécile als Tourvel hun dagen zullen slijten.

Deze opera is een ludieke samenkomst van professionele krachten en vrijwilligers. Zo’n circa 600 vrijwilligers wisselen elkaar af om in de rol van butler a.k.a. meubilair te kruipen. Die toevoeging is, zoals eerder onderschreven, een groot genot om naar te kijken en dat verlicht – ondanks de serieuze kritiek op de elite – deze opera. Twee zaken doorbreken die perfecte harmonieuze samenkomst van decor en zang: de lange stiltes die zo nu en dan vallen en de keuze voor Merteuil en Valmont. Bij dit paar, dat menig duet vertolkt, is het Merteuil die een zware lage stem heeft en Valmont een akelig hoge. Zo wordt er niet alleen een spel gespeeld met de verhouding tussen arm en rijk, maar ook tussen man en vrouw en de vocale vermogens van beide seksen.

Theater / Voorstelling

De ongrijpbare moleculen van de liefde

recensie: Theater Rotterdam - Heisenberg

Met een regisseur als Johan Simons en acteurs als Hans Croiset en Elsie de Brauw zou je van Heisenberg een topvoorstelling verwachten. De voorstelling mag weliswaar gebaseerd zijn op natuurkundige wetten, de chemie tussen de personages ontbreekt.

Wie bij het stuk getiteld Heisenberg verwacht dat het om de serie Breaking Bad zal gaan en Hans Croiset een soort Walter White wordt, zal wellicht bedrogen thuiskomen. De voorstelling van Theater Rotterdam is namelijk licht gebaseerd op die andere beroemde Heisenberg: de natuurkundige en grondlegger van de kwantummechanica. Met die onzekerheidstheorie heeft Heisenberg laten zien dat er twee aspecten van de werkelijkheid zijn die niet tegelijkertijd waargenomen kunnen worden. Volgens hem kon je bij een elementair deeltje maar twee vragen stellen: ‘Wat is de locatie?’ óf ‘Wat is de beweging?’

Liefde in een tijd van moleculen

Toch wordt de voorstelling geen theatercollege over de natuurkunde. In Heisenberg (geschreven door de Britse toneelschrijver Simon Stephens) wordt de onzekerheidstheorie aan de liefde tussen een oude man en jonge vrouw gekoppeld. Al in de openingsscène brengt regisseur Johan Simons die natuurkundige symboliek naar voren. De 75-jarige Alex luistert op een bankje naar muziek. Hij zit weliswaar stil, maar is al luisterend op zoek naar beweging. Of zoals hij het later zelf zegt: Hij wil ‘verrast worden door de ruimte tussen de noten’.

Nou, verrast wordt hij zeker. Uit het niets kust de 42-jarige Georgie (Elsie de Brauw) hem in zijn nek. Ze verontschuldigt zich meteen, dringt zich lichtelijk aan hem op door over haar overleden man te beginnen, hun huwelijksreis, haar baan als serveerster, om vervolgens op te biechten dat ze het allemaal heeft verzonnen.

Hiermee is de toon gezet. De dialogen hebben een hoog absurdistisch, impulsief gehalte. Zo maakt Georgie een manische, ongrijpbare indruk door Alex op het ene moment te liefkozen en het andere moment– vanuit het niets – te beledigen en af te stoten. Ze springt soms van de hak op de tak,  bijvoorbeeld wanneer zij Alex in een restaurant vertelt dat ze haar zoon al jaren  niet heeft gezien. Eerst zegt ze hoeveel ze van hem houdt, daarna dat ze hem wel op zijn bek zou willen slaan en ze sluit af met: ‘Het brood is lekker’.

Ongrijpbaar is ze niet alleen in haar taal, maar ook fysiek. Waar Alex  (in termen van Heisenberg) een molecuul in rustpositie is, is Georgie een molecuul dat continu beweegt. Ze gaat over het podium van hot naar her, met als gevolg dat noch Alex noch het publiek haar mimiek kan zien.  En daarmee ook niet kan zien hoe ze bij een bepaalde uitspraak kijkt. Hiermee wordt haar ongrijpbaarheid alleen maar groter. Het is misschien juist Georgies ongrijpbaarheid waar Alex naar op zoek is. En vice versa. Stukje bij beetje blijkt dat Georgie stiekem op zoek is naar rust en vastigheid.

Aantrekken en afstoten

Net als in eerder werk als Songs from far away, behandelt Simon Stephens in Heisenberg de onmacht om toenadering tot de ander te kunnen vinden. Waar in Songs from far away de hoofdpersoon met behulp van dagboekfragmenten toenadering zoekt tot zijn overleden broer (in Heisenberg speelt het dagboek ook een interessante rol), is de relatie tussen Alex en Georgie een spel van aantrekken en afstoten. Telkens wanneer de een toenadering tot de ander zoekt en er een moment van rust lijkt te ontstaan, geeft de ander weer een absurdistische draai aan het gesprek om weer beweging te veroorzaken. En waarom? Het heeft vast met Heisenbergs onzekerheidstheorie te maken, maar erg effectief is het niet. De eerste paar minuten is dat grappig en prikkelend, maar als het na een half uur nog steeds zo absurdistisch blijft, wordt het verhaal even relatief als de natuurkundige theorie. In combinatie met het kale decor (Marc Warning) doet het nogal klinisch aan. Op den duur hoop je dat het stuk toch wat meer gewicht en lading krijgt.

Lang leve de plottwist

Gelukkig gebeurt dat halverwege met een interessante plottwist, waarna de vraag opdoemt hoe oprecht beide personages tegenover elkaar zijn. Vanaf dit moment lijken de acteurs ook iets beter uit de voeten te kunnen met hun personage. Toegegeven, met acteurs als Croiset en De Brauw verwacht je een topcast, maar door al die impulsiviteit en beweeglijkheid is er, voornamelijk voor Croiset, weinig ruimte om echt gestalte aan de problematiek van het personage te geven. Pas na die plottwist zet Croiset een kwetsbare man neer, die op zoek is naar liefde en spanning in zijn verstilde leven. Vanaf dat moment is De Brauw evenmin eenzijdig impulsief, maar toont ze de pijn van een vrouw die niet weet wat ze met haar leven aan moet. De vraag is alleen of het publiek dan nog betrokken genoeg is.

Zo komen de personages, die twee moleculen, op het einde toch tot elkaar. Alhoewel… Net wanneer ze eindelijk toenadering tot elkaar hebben gevonden, gaat het licht uit. Daarmee begint en eindigt de voorstelling met Heisenbergs theorie:  Je kunt nooit het geheel waarnemen, maar enkel de afzonderlijke delen los van elkaar.

Theater / Voorstelling

Onterecht gekilde darlings komen weer tot leven

recensie: Boulevard of Broken Scenes

In Boulevard of Broken Scenes brengen acht theatercollectieven hun ooit gekilde darlings weer tot leven. Terecht, want voor veel van de voorbijkomende scènes geldt dat het zonde was geweest als ze nooit een publiek hadden gehad.

Kill your darlings luidt het welbekende schrijversadagium: tekst schrappen om tot een goede compositie te komen. In het theater gaat het niet anders. Veel gerepeteerde scènes halen de uiteindelijke eindproductie niet, omdat ze om wat voor reden dan ook, toch niet goed bij het stuk bleken te passen. Scènes die nooit een publiek zullen krijgen terwijl ze dat vaak best verdienen. En zo was het idee voor Boulevard of Broken Scenes geboren.

Tijdens deze montagevoorstelling speelden maar liefst acht theatercollectieven (BOG., Club Gewalt, Lars Doberman, Nineties Productions, Touki Delphine, URLAND, De Warme Winkel en Wunderbaum) dergelijke gekilde darlings: scènes uit eerdere producties die nooit de eindvoorstelling gehaald hebben.

De voorstelling begint met een introductie van alle te volgen scènes en de reden waarom ze ooit geschrapt zijn. Die redenen zijn divers: te duur, te meta, te ironisch, geen ruimte meer in de bus, vooral leuk voor de spelers zelf, minder voor het publiek. Uit Boulevard of Broken Scenes blijkt dat deze scènes wel degelijk bestaansrecht hebben.

Angela

Zonder de context van een overkoepelende voorstelling die de scènes betekenis zou moeten geven, worden de weer tot leven gewekte darlings op zichzelf staande performances. En dat werkt verrassend goed. Noemenswaardig zijn onder meer de a capella uitgevoerde nummers ‘Ik ben Thomas’ en ‘Het lidwoordenlied’.

Ook sterk: de repetitieopnames van De Warme Winkel speelt de Warme Winkel. Daarin moet een ongelukkige stagiaire op haar eerste dag kritiekpunt na kritiekpunt aanhoren over haar zojuist opgevoerde act.  Met zichtbaar genoegen gaat de rest van De Warme Winkel er eens goed voor zitten om uit te leggen wat er allemaal aan schort: het riekt naar plagiaat en is hoe dan ook ‘veel te veel theaterschool’. En die arme stagiaire maar begripvol ja blijven knikken: heerlijke ongemakkelijkheid.

Een van de sterkste scènes is de in het Duits vertelde anekdote over een Noordzeecruise waar een man door ene ‘Angela’ wordt uitgenodigd op de kajuit.  Pas in die kajuit heeft hij door wie die vrouw -die hem al zo bekend voor kwam- eigenlijk is. Bij wijze van ode aan Mutti Merkel wordt Angie van de Rolling Stones opgevoerd. IJzersterk absurdisme waarvan het zonde was geweest als het nooit in een theaterzaal was opgevoerd.

Buitengewoon consistent

Acht theatercollectieven, een groot aantal scènes en een nog veel groter aantal spelers die bijna de gehele voorstelling allemaal op het podium staan: een recept voor chaos. Maar chaotisch wordt het geen moment. De compositie van scènes zit ontzettend strak in elkaar, wat een montagevoorstelling oplevert die buitengewoon consistent aanvoelt.

Gegeven dat de acht collectieven ter voorbereiding op deze voorstelling slechts drie(!) dagen hadden, is dat een prestatie van formaat.

Theater / Voorstelling

Intelligente boekbewerking over iemand die tegen de klippen op probeert geen mens te zijn

recensie: BOG. / Het Zuidelijk Toneel - Iemand die slaapt

In Iemand die slaapt heeft het theatercollectief BOG. de bijna gelijknamige roman van Georges Perec weten om te smeden tot een indrukwekkende theaterperformance, waar vooral veel te luisteren valt.

Toeval of niet, maar alle leden van het Vlaams-Nederlandse theatercollectief BOG. (Judith de Joode, Benjamin Moen, Sanne Vanderbruggen en Lisa Verbelen) beschouwen het als een van hun lievelingsboeken: Een man die slaapt van de Franse schrijver Georges Perec. Dit boek uit 1967 staat nu aan de basis van hun nieuwe voorstelling Iemand die slaapt.

De desbetreffende slaper is een naamloze student in Parijs die steeds minder aan het leven deelneemt en zichzelf steeds meer naar de achtergrond van de wereld laat verdwijnen. Net zolang totdat zijn positie in de wereld een van louter beschouwen is geworden. Hij lijkt zodoende te proberen om een transformatie te ondergaan van mens naar ding: iets dat niet meer denkt, niet meer vindt en niet meer handelt. Is het een depressie die de student overvalt? Of is hij bezig met een langgerekte meditatieoefening? Dat blijft goeddeels onduidelijk. Die onduidelijkheid maakt identificatie met het personage vermoedelijk eenvoudiger, omdat de ervaringen minder specifiek zijn. Er valt voor iedereen die weleens door buien van melancholie, apathie of een zekere vermoeidheid met de wereld om hem heen getroffen is iets te herkennen. En wie zich kan identificeren zal geraakt worden door de bij tijd en wijle prachtige zinnen van Perec, die in hun kaalheid heel sec een gevoelstoestand beschrijven en oproepen. De leden van BOG. hebben Perecs tekst intelligent weten om te smeden tot een dynamische theatertekst.

Appel tot betrokkenheid

In Iemand die slaapt wordt het publiek de gehele voorstelling aangesproken in tweede persoon enkelvoud. Daardoor wordt de individuele ervaring van het personage op knappe wijze veralgemeniseerd en wordt er op de kijker een appel gedaan tot betrokkenheid. Voor die betrokkenheid moet je het stuk even de tijd geven: Iemand die slaapt begint erg kaal en rustig maar wordt steeds opzwepender naarmate de voorstelling vordert, zeker wanneer slagwerker Nina de Jong het ritme van de tekst gaat bepalen.

Uiteindelijk komt het tot een uitbarsting; want het al dan niet zelf gestelde doel van de student om een ding te worden, mislukt. Mensen zijn geen dingen, zo leert hij, en wie leeft zal dus ook precies dat moeten gaan doen: leven.

Theater / Voorstelling

Boterzacht feminisme met een kop en een staart

recensie: Hadewych Minis - Minis Plus

Hadewych Minis heeft het er maar druk mee: ze is artieste, moeder, vriendin, echtgenote maar bovenal vrouw. In al deze rollen probeert ze alle ballen in de lucht te houden. Dat het niet altijd meevalt, laat ze op duidelijke wijze merken. Plusminus is een voorstelling geworden van stoere liedjes en nostalgische anekdotes.

Flierefluiten

Het decor oogt wat duister, met een grote houten + (plus) in het midden, afgezet tegen een wit doek en een zwarte achtergrond. Hadewych Minis maakt geen meisjescabaret voor meisjes, maar stiekem probeert ze wel steeds dichter bij haar ware ik te komen. Het is een contrast dat de gehele voorstelling aanhoudt: een feministische vuist met tegelijkertijd een zachte boodschap.

Die toon wordt al gezet in haar tweede lied samenvallen met jezelf/het valt wel mee. Dat thema werkt ze uit door de etymologie van haar voornaam te duiden, waaruit blijkt dat ze vooral een strijdster is, ‘die de weg wijst’. Dat ze daar al sinds haar jeugd mee worstelt, blijkt wel uit de scene dat ze probeert te flierefluiten en tegelijkertijd moet toegeven dat ze daar niet voor gemaakt is. Zo marcheert Minis even later over het podium, met teksten over deadlines, afspraken, agenda’s en wat niet al. Diezelfde discipline probeert ze ook haar kinderen op te leggen, ook al zitten ze nog op de crèche. De mimiek van haar mond is tekenend: hoe bozer ze over het podium struint en bijna schuimbekkend (jaloers?) afgeeft op flierefluiters, hoe groter haar ogen en hoe dunner haar lippen worden. Kortom: hier staat een vrouw waar je geen ruzie mee wilt krijgen. 

Portugese fado

Hoezeer ze ook stampt en zingt en klapt en danst, samen met muzikant Rombout Stoffers,  komt de voorstelling bijna nergens echt binnen. Hoewel Minis loepzuiver kan zingen – ze haalt moeiteloos alle tonen tot in de kleinste vibraties – mist er een bepaalde beleving in haar stem waardoor weliswaar het gehoor, maar niet het hart wordt geraakt. Fraai is wel dat ze zich bedient van allerlei stijlen, waarmee ze het zichzelf bepaald niet gemakkelijk maakt. Minis schakelt gemakkelijk van Amerikaanse rock naar Portugese fado naar Italiaanse ballata. Vooral omdat het gros a cappella wordt gespeeld, is het risico op hoorbare foutjes groter. Gelukkig blijft dat aantal beperkt.

Haar grappen zijn niet altijd even lekker getimed, misschien zelfs te gepolijst. Daardoor blijft het gehoopte komische effect jammerlijk uit. Het wordt echter enigszins goedgemaakt wanneer ze een loop station perfect gebruikt om de gekte van haar vroegere ‘ik’ te illustreren. Bovendien heeft ze nog een mooi slot in petto, met een sterk feministisch statement in een fraaie decorwisseling. Helaas blijft het geheel te vlak om écht te boeien en te ontroeren. 

I'm A Soulman @ Den Bosch
Muziek / Theater / Muziek / Voorstelling

I’m A Soulman @ Theater aan de Parade te Den Bosch

recensie: Wervelend hete soulbeleving
I'm A Soulman @ Den Bosch

Nog niet zo lang geleden zagen we Michael Varekamp als een herboren Louis Armstrong. Met zijn nieuwe show gaat hij een stapje verder en kruipt hij met zijn band in de huid van vele STAX-artiesten.

De geestelijke vaders van de show I’m A Soulman (the Soul of STAX) zijn toetsenist Wiboud Burkens en trompettist Michael Varekamp. Was Varekamp het middelpunt van zijn vorige productie LOUIS!, in deze show zijn het vooral Steffen Morrison en Joy Wielkens die op de voorgrond staan. De twee bedenkers vormen samen met een viertal andere muzikanten een fantastische band.

Van pioniers tot een begrip

I’m A Soulman (the Soul of STAX) vertelt het verhaal van het legendarische soullabel STAX dat eind jaren vijftig werd opgericht door twee blanken. Broer en zus Jim en Estelle Steward schiepen hun opnamestudio’s in een zwarte wijk van Memphis. Een pure gok was het wel; ze hadden ongeveer voor drie maanden geld om een hit te scoren. Ze startten met hun baanbrekende werk in een tijd dat de zwarte bevolking nauwelijks rechten had in Amerika. Ze wisten tegen alles in uit te groeien tot een begrip in de muziek. Politieke hobbels bestonden in de studio niet, maar daarbuiten volop. De artiesten, die de stal van dit label voortbracht, spreken tot op de dag van vandaag een heel grote groep mensen aan. De invloed van de muziek van STAX is van groot belang voor de muziek van vandaag. De geschiedenis van het internationale label komt aan bod in deze wervelende show, waarin het verhaal verteld van deze pioniers verteld wordt die tegen de stroom in soulmuziek op de kaart wisten te zetten.

Dampende swingende massa

Tijdens de show wordt de historie van het label fraai gemixt met de carrières van een aantal belangrijke artiesten. Zo horen we Steffen Morrison in de huid kruipen van Otis Redding die per toeval in een opnamesessie wordt ontdekt. De artiest die eigenlijk gepland stond, vond het die dag te warm. Joy Wielkens kruipt in de huid van Carla Thomas, maar ook in die van Estelle Steward om het verhaal van STAX te vertellen.

De band speelt een belangrijke rol in de dampende sound van de show. Soms kruipen ze in de huid van Booker T & The M G’s. Het absolute hoogtepunt is de vertolking van ‘Sittin’ On the Dock of the Bay’ door Joy Wielkens: kippenvel zoals zij het donkerste uit haar stem weet te halen. Hoe langer de show duurt, hoe hoger de temperatuur in de zaal oploopt. Voor de pauze is er een enkeling die het pluche van de stoelen verruilt voor het gangpad om daar te dansen. Richting het einde van de show verandert de zaal onder aanvoering van Morrison, Wielkens en de drive van de band in een grote dampende, dansende, swingende massa. Wanneer iedereen eenmaal staat is er geen houden meer aan en wordt er niet meer gezeten.

Bij het verlaten van het theater waar jong en oud verenigd waren, was iedereen weer even terug in de tijd naar begin jaren zestig, of in welk jaartal dan ook waarin allen jeugdig waren en dansten in de discotheek op deze tijdloze, opzwepende muziek. De show heeft zijn werk daarmee goed gedaan!