Tag Archief van: recensie

Theater / Voorstelling

Het schip van de macht koerst af op de kademuur

recensie: Momentum

Disbalans. Langzaam stort de wereld van de minister-president in. Hij haalt uit naar partijleden en journalisten, zijn populariteit daalt. Iedereen wendt zich van hem af; zelfs zijn vrouw is hem beu. Onevenwichtig is Momentum van Korthals Stuurman überhaupt nogal, ondanks het feit dat er een paar uitstekende acteurs aan het werk zijn.

Minister-president Miro Hoffman is al vijf jaar de hoogste baas in het land. Maar hij zit er doorheen, eigenlijk kan hij het niet meer opbrengen te strijden voor de idealen die hem in het zadel hielpen. Hij strompelt van incident naar incident, en de vraag is of hij er niet beter aan zou doen gewoon af te treden. Zijn bevlogen en ambitieuze vrouw Ebba en zijn adviseur Dieter moeten alle zeilen bijzetten om hem heelhuids naar de volgende verkiezingen te loodsen.

Een presidentieel koningsdrama

De veelgeprezen toneelauteur Lot Vekemans (haar Gif gooide hoge ogen) schreef met Momentum in feite een koningsdrama. Met een vertwijfelde minister-president, type Macbeth, die ondanks tegenslagen de macht niet uit handen wil geven. En met een ‘first lady’ Ebba, een Lady Macbeth die door ruiten gaat om haar man op zijn troon te houden. Zoals in Macbeth, zo hebben ook in Momentum de hoofdpersonen hun eigen ontembare demonen die rondspoken.

De verwijzing naar Mark Rutte is overduidelijk, ook al heeft die geen echtgenote. De macht van de minister-president is tanende, zelfs al klampt hij zich daar nog zo aan vast, onder het mom het nog niet ‘klaar’ zijn met alles wat nog zou moeten gebeuren. Verder komt John F. Kennedy langs, met al zijn ziektes en kwalen. En wie hen erin wil herkennen, ziet ook Bill en Hillary Clinton in dit koningskoppel.

Deze verwijzingen komen tot de toeschouwer die in staat is door de oogharen te kijken; want de teksten van Vekemans zijn vaak wel erg abstract, of zelfs vergezocht-filosofisch. En de regie van Maaike van Langen biedt de acteurs weinig houvast. Van Langen kiest voor veel heen en weer lopen en veelal voor lange lijnen, waardoor acteurs tijdens dialogen vaak vele meters uit elkaar staan. Communicatie wordt daardoor lastig. Dat is natuurlijk precies de boodschap, maar het beeld wordt keer op keer herhaald en verliest daardoor aan kracht.

Onevenwichtig decor als hindernisbaan

Het decor (ontwerp: Ascon de Nijs) zit ook in de weg. Elf verticale stalen zuilen, plus een aantal dwarsbomen met ballen eraan vormen een spel van evenwicht en onevenwichtigheid. Ze kunnen bewegen en worden door het imaginaire kind van de first lady uit balans gebracht. De spelers moeten er omheen manoeuvreren, of ze kunnen elkaar gewoon niet goed zien. Terwijl Van Langen haar spelers naturel laat acteren, is alles van tekst tot decor abstract.

Hoofdrollen stelen de show

De moeite waard is Momentum vooral vanwege de drie belangrijkste acteurs. Waldemar Torenstra pingpongt moeiteloos met de rol van minister-president Miro. Hij zit ondanks de vaak ongemakkelijke tekst goed in zijn vel, timet goed en is geloofwaardig als de gelikte leider. Door zich simpelweg na elke inzinking opnieuw fysiek op te richten, stáát de premier er telkens weer. Astrid van Eck als Ebba mag heen en weer bewegen van innemend naar cynisch naar hysterisch. Vincent Croiset is spindoctor Dieter die het schip van de macht op volle kracht op de kademuur af ziet koersen. Handenwringend, met opgetrokken schouders en ingehouden adem zet Croiset de onmacht neer van de politiek adviseur die alles doorziet, maar feitelijk niet kan ingrijpen.

Ingewikkeld is het idee Ebba te laten stalken door een imaginair kind (Maas Muhren). En dan is er nog een dichter die geen woord op papier krijgt (Marijn Claes) die mogelijk het erbij bungelende, ondergeschoven kind ‘cultuur’ in de politiek vertegenwoordigt, maar dat personage komt niet uit de verf.

Auteur Lot Vekemans levert met Momentum een tekst af waarin ze (te) veel wil zeggen, maar die lang niet zo helder, scherp of empathisch is al haar hartverscheurende Gif. Dat de acteurs daarbinnen overeind blijven, is louter hun verdienste.

 

Theater / Voorstelling

Het schip van de macht koerst af op de kademuur

recensie: Momentum

Disbalans. Langzaam stort de wereld van de minister-president in. Hij haalt uit naar partijleden en journalisten, zijn populariteit daalt. Iedereen wendt zich van hem af; zelfs zijn vrouw is hem beu. Onevenwichtig is Momentum van Korthals Stuurman überhaupt nogal, ondanks het feit dat er een paar uitstekende acteurs aan het werk zijn.

Minister-president Miro Hoffman is al vijf jaar de hoogste baas in het land. Maar hij zit er doorheen, eigenlijk kan hij het niet meer opbrengen te strijden voor de idealen die hem in het zadel hielpen. Hij strompelt van incident naar incident, en de vraag is of hij er niet beter aan zou doen gewoon af te treden. Zijn bevlogen en ambitieuze vrouw Ebba en zijn adviseur Dieter moeten alle zeilen bijzetten om hem heelhuids naar de volgende verkiezingen te loodsen.

Een presidentieel koningsdrama

De veelgeprezen toneelauteur Lot Vekemans (haar Gif gooide hoge ogen) schreef met Momentum in feite een koningsdrama. Met een vertwijfelde minister-president, type Macbeth, die ondanks tegenslagen de macht niet uit handen wil geven. En met een ‘first lady’ Ebba, een Lady Macbeth die door ruiten gaat om haar man op zijn troon te houden. Zoals in Macbeth, zo hebben ook in Momentum de hoofdpersonen hun eigen ontembare demonen die rondspoken.

De verwijzing naar Mark Rutte is overduidelijk, ook al heeft die geen echtgenote. De macht van de minister-president is tanende, zelfs al klampt hij zich daar nog zo aan vast, onder het mom het nog niet ‘klaar’ zijn met alles wat nog zou moeten gebeuren. Verder komt John F. Kennedy langs, met al zijn ziektes en kwalen. En wie hen erin wil herkennen, ziet ook Bill en Hillary Clinton in dit koningskoppel.

Deze verwijzingen komen tot de toeschouwer die in staat is door de oogharen te kijken; want de teksten van Vekemans zijn vaak wel erg abstract, of zelfs vergezocht-filosofisch. En de regie van Maaike van Langen biedt de acteurs weinig houvast. Van Langen kiest voor veel heen en weer lopen en veelal voor lange lijnen, waardoor acteurs tijdens dialogen vaak vele meters uit elkaar staan. Communicatie wordt daardoor lastig. Dat is natuurlijk precies de boodschap, maar het beeld wordt keer op keer herhaald en verliest daardoor aan kracht.

Onevenwichtig decor als hindernisbaan

Het decor (ontwerp: Ascon de Nijs) zit ook in de weg. Elf verticale stalen zuilen, plus een aantal dwarsbomen met ballen eraan vormen een spel van evenwicht en onevenwichtigheid. Ze kunnen bewegen en worden door het imaginaire kind van de first lady uit balans gebracht. De spelers moeten er omheen manoeuvreren, of ze kunnen elkaar gewoon niet goed zien. Terwijl Van Langen haar spelers naturel laat acteren, is alles van tekst tot decor abstract.

Hoofdrollen stelen de show

De moeite waard is Momentum vooral vanwege de drie belangrijkste acteurs. Waldemar Torenstra pingpongt moeiteloos met de rol van minister-president Miro. Hij zit ondanks de vaak ongemakkelijke tekst goed in zijn vel, timet goed en is geloofwaardig als de gelikte leider. Door zich simpelweg na elke inzinking opnieuw fysiek op te richten, stáát de premier er telkens weer. Astrid van Eck als Ebba mag heen en weer bewegen van innemend naar cynisch naar hysterisch. Vincent Croiset is spindoctor Dieter die het schip van de macht op volle kracht op de kademuur af ziet koersen. Handenwringend, met opgetrokken schouders en ingehouden adem zet Croiset de onmacht neer van de politiek adviseur die alles doorziet, maar feitelijk niet kan ingrijpen.

Ingewikkeld is het idee Ebba te laten stalken door een imaginair kind (Maas Muhren). En dan is er nog een dichter die geen woord op papier krijgt (Marijn Claes) die mogelijk het erbij bungelende, ondergeschoven kind ‘cultuur’ in de politiek vertegenwoordigt, maar dat personage komt niet uit de verf.

Auteur Lot Vekemans levert met Momentum een tekst af waarin ze (te) veel wil zeggen, maar die lang niet zo helder, scherp of empathisch is al haar hartverscheurende Gif. Dat de acteurs daarbinnen overeind blijven, is louter hun verdienste.

 

Kunst / Expo binnenland

Gesamtkunstwerk Fiona Tan

recensie: Fiona Tan. Mountains and Molehills
Gray Glass (2020), still courtesy de kunstenaar en Frith Street Gallery, Londen/the artist and Frith Street Gallery, Londoncourtesy de kunstenaar en Frith Street Gallery, Londen/the artist and Frith Street Gallery, London

Je kunt de prachtige tentoonstelling met het uiteenlopende werk van Fiona Tan in Eye Filmmuseum in Amsterdam uitbreiden zoveel als je maar wilt. Met voorpret (films, talks) en met napret (waaronder de catalogus). Of omgekeerd. Om maar zo lang mogelijk de sfeer ervan vast te kunnen houden. Een duik in tijd en ruimte, verleden en landschappen die ons wat te vertellen hebben. Al met al een mooi overzicht van Tans werk.

Fiona Tan (1966, Pekan Baru, Indonesië) groeide op in Australië en studeerde aan de Gerrit Rietveld Academie in Amsterdam en de Rijksacademie van beeldende kunsten in Den Haag. Haar installaties (video, film en foto) worden terecht wereldwijd geroemd. Haar werk was onder meer te zien op de documenta 11 in Kassel (2002), de Biënnale in Venetië (2009) en is opgenomen in tal van gerenommeerde collecties. Nu is er dan de grote solotentoonstelling met een rijk randprogramma in Eye Filmmuseum.

Film als voorpret

Om te beginnen de film Ascent die je voorafgaande aan je bezoek kunt streamen. Het is een verstild werk over een berg, de Mount Fuji. Een berg die we kennen van beroemde Japanse prenten. Een film over iets dat zo vast staat als het maar kan en op die manier een contrast vormt met de eilanden die op de tentoonstelling voorbij komen, zoals Brendan’s Isle. Ascent is een verhaal over leven en dood, natuur en cultuur op de grens van film en fotografie, zoals veel van Tans werk. Je moet het, net als haar andere films, helemaal uitzien om het ritme dat erin zit optimaal te kunnen ervaren. Maar dat is geen straf; de film duurt ruim een uur, korter dan een speelfilm.

Tentoonstelling als totaalconcept

Tans werk beweegt zich niet alleen tussen film en foto, maar ook in stiltes tussen de beelden, zoals in Inventory dat uit zes schermen bestaat waarvan er af en toe één of meerdere oplichten. Tussen rust en onrust (een handheld camera in Island die je zeeziek maakt), droom en werkelijkheid, klein en groot werk. Met echo’s en schaduwen, zoals die op straat in Downside up. Met voorafkondigingen van wat later terugkomt, zoals de overstroming in de nieuwe installatie Footsteps, die Tan in opdracht van Eye maakte en die apart, in een Zaans huisje wordt getoond.

Footsteps (2022), stillcourtesy de kunstenaar en Frith Street Gallery, Londen/the artist and Frith Street Gallery, London

Footsteps (2022), still, courtesy de kunstenaar en Frith Street Gallery, Londen

Door de combinaties van beeld, voice under (een term van Tan) of voice over, geluid en muziek ontstaat een Gesamtkunstwerk waarin alles op elkaar is betrokken en samenvalt. De tentoonstelling als totaalconcept. Waarbij opgemerkt, dat Fiona Tan deze expositie niet alleen zelf inrichtte, maar ook nog eens zelf minimal music schreef bij enkele films, zoals Inventory met beelden uit het huis van Sir John Soane in Londen, een verzamelaar van oudheden.

In vitrines langs de wanden liggen onder meer schetsboekjes en affiches, die inzicht bieden in de ontstaansgeschiedenis van de werken. Interessant is bijvoorbeeld dat Gray Glass in opzet werd uitgedacht als bestaand uit vier grote schildersezels of spiegels van gelijke grootte met als titels Flashes, – ,  Landscape, Clouds. Uiteindelijk werden het er drie van verschillende omvang, die in gesprek lijken te gaan met de fotoserie Närsholmen met haar bomen en wolken. ‘De wereld bekijken alsof het een schilderij is’, noemt Tan het in een essay in de catalogus.

Catalogus als napret

Want bij de tentoonstelling en het randprogramma is door Eye Filmmuseum en nai010 uitgevers een prachtig uitgevoerde catalogus verschenen. Verkrijgbaar als Nederlandstalige of Engelstalige uitgave. Het ontwerp is van Joseph Plateau en – ook hier weer – Tan zelf. Al kijkend en lezend komt een beeld naar boven van de plaatsen waar Tan is geweest of die ze in haar verbeelding voor zich ziet: Brandaans eiland, Gotland.

Die plaatsen bieden volgens een essay van Hanneke Grootenboer ‘een moment van stilte in een hectische wereld, een moment van rust dat ons gelegenheid geeft tot nadenken’. Ja, zeker – maar dat niet alleen, want wat bij Armando ‘een schuldig landschap’ heet, is bij Tan een landschap dat niet alleen maar stil en rustig is, maar ook een dat ten prooi dreigt te vallen aan het water of aan de klimaatcrisis. Dan kun je niet alleen maar nadenken, maar moet je ook in actie komen om het te behouden. Tan roept er mede toe op, minder uitgesproken dan de lading die haar installatie Options & Futures in de Rabo Kunstzone in Utrecht (2014) had, maar onmiskenbaar.

Verder nadenken

Als je de tentoonstelling uitloopt, ligt er een lang gedicht van Marion Bloem (Thuis) dat je ter overdenking mee kunt nemen. En in de winkel van Eye ligt een stapeltje boeken met op een display per titel een toelichting. Boeken die, zo blijkt, Tan hebben geïnspireerd en boeken die, net als het gedicht van Bloem, verwant zijn aan haar manier van denken. Zoals De onzichtbare steden van Italo Calvino in een vertaling van Henny Vlot (L.J. Veen Klassiek). Volgens een citaat van Jeannette Winterson op het omslag ‘Het enige boek dat ik nodig zou hebben op een onbewoond eiland’. De cirkel is rond, om zo weer opnieuw te beginnen. Met voorpret, met napret. En met het meermaals bezoeken van de tentoonstelling, want die vraagt erom. Alleen al vanwege het anderhalf uur durende Footsteps.

 

Kunst / Expo binnenland

Gustav Klimt: On the shoulders of giants

recensie: Golden Boy Gustav Klimt – Van Gogh Museum
Gustav Klimt, Waterslangen II, 1904, Bewerkt 1906-1907, Olieverf op doek, 80 x 145 cm, Privécollectie, courtesy of HomeArt, Privécollectie, courtesy of HomeArt

De tentoonstelling Golden Boy Gustav Klimt. Inspired by Van Gogh, Rodin, Matisse… in het Van Gogh Museum plaatst iconische werken van de Oostenrijkse avant-gardist tussen zijn internationale inspiratiebronnen. En dat zijn er heel wat; die drie puntjes aan het eind van de titel zeggen genoeg. Het resultaat is een solide kunsthistorische tentoonstelling met een veelvoud aan visuele connecties.

Niet alles wat schittert is goud. In het geval van Gustav Klimt – je weet wel, de man van De Kus (1907-1908) – kun je dat positief opvatten, want hij is veel meer dan zijn bladgoud en decoratieve patroontjes. De uitgebreide tentoonstelling, een samenwerking tussen het Van Gogh Museum en het Belvedere Museum in Wenen, toont de kunstenaar in al zijn facetten. Door Klimts oeuvre naast dat van zijn Westerse tijdgenoten te tonen, laat het museum goed zien hoe hij inspiratie haalde uit bijvoorbeeld Lawrence Alma-Tadema, Jan Toorop en Edvard Munch. Maar ook hoe hij deze inspiratie verwerkte tot zijn eigen originele stijl.

Gustav Klimt, Portret van Hermine Gallia, 1903-104, Olieverf op doek, 170,5 x 96,5 cm, The National Gallery (in 1976 aangekocht).

Gustav Klimt, Portret van Hermine Gallia, 1903-104, Olieverf op doek, 170,5 x 96,5 cm, The National Gallery

Een schat aan vergelijkingen

Gustav Klimt (1862-1918) was academisch opgeleid. Geleidelijk bewoog hij weg van zijn vroege traditionele werk. Klimt was een van de oprichters van de baanbrekende kunstenaarsvereniging Secession (1897). De vereniging haalde voor haar tentoonstellingen veel internationale, moderne kunst naar Wenen. Zo stond ook Klimt zonder veel te reizen oog in oog met de Europese artistieke pioniers. Daar stak hij heel wat van op. De tentoonstelling toont dit semi-chronologisch aan de hand van de verschillende thema’s in Klimts werk. Van het klassieke begin gaan we naar de subtiele kleurschakeringen en dromerige sfeer van zijn ‘stemmingskunst’. Het Portret van Hermine Gallia (1903-1904) hangt naast Harmonie in wit en blauw (c. 1872-1874) van James Abbott McNeill Whistler. In beide schilderijen smelten de modellen samen met hun achtergrond in de decoratieve eentonige kleurcomposities.

Het Van Gogh Museum besteedt altijd veel aandacht aan de opzet van hun tentoonstellingen en dit is geen uitzondering. In een zaal-in-een-zaal installatie hangt een reproductie van Klimts Beethovenfries (1901-1902). Dit monumentale werk markeerde een ommekeer naar scherpere, wervelende lijnen, decoratieve oppervlakken en bladgoud. Klimt creëerde een droomwereld vol fantasiefiguren en symboliek. Onder het fries zijn gestileerde, fragiele en verwrongen figuren te zien van onder meer illustrator Aubrey Beardsley en beeldhouwers George Minne en Auguste Rodin. De zichtlijnen tussen werken leggen duidelijke connecties. De zaalteksten vullen dit mooi aan. Bij Klimts impressionistische werk Meisje in het groen (c. 1898) staat beschreven hoe haar gezicht is geschilderd met pasteltinten geel, rood en blauw. Klimt zou dit over elkaar aanbrengen van kleurtoetsen voor de huidskleur in de volgende jaren perfectioneren. En inderdaad, tot Klimts laatste werk blijven de penseelstreken van zijn handen en hoofden een pracht op zich.

Niet de makkelijkste weg genomen

Op de volgende verdieping komen Klimts landschappen en kleurrijke, expressieve vrouwenportretten aan bod. De kleurenpracht en gestileerde lijnen in zijn latere landschappen tonen de invloed van Claude Monet, Vincent van Gogh en Théo van Rysselberghe. Ook haalde Klimt inspiratie uit Van Gogh en bijvoorbeeld Henri Matisse voor de decoratieve achtergronden en uitgesproken kleuren van zijn latere portretten. Vooral hier had het museum het zich een stuk makkelijker kunnen maken door voor een collectievergelijking te kiezen, maar het werk in de tentoonstelling komt uit een breed scala aan internationale publieke en privécollecties. De makers zijn op basis van het uitgebreid nieuw vooronderzoek achter de zo accuraat mogelijke werken aangegaan. De vermeldingen van waar Klimt een specifiek kunstwerk gezien kan hebben geven blijk van dit monnikenwerk. Met Klimt als uitgangspunt, valt ook op hoe verbonden de Europese kunstwereld eigenlijk was rond 1900. Het resultaat is een solide kunsthistorische tentoonstelling. En als de specifieke vraagstellingen van brongebruik je niet interesseren, is er genoeg moois om gewoon heerlijk naar te kijken.

Klimt vocabulaire

In de trappengang en in de laatste hoek van de tentoonstelling worden de wanden overgenomen door hedendaags design, wat zelf weer door Klimt is geïnspireerd. De Nederlandse ontwerper-kunstenaar Bas van Beek ontwierp voor de tentoonstelling een ‘Klimt vocabulaire’, een vormentaal op basis van de decoraties in Klimts schilderijen. Ook liet hij zich inspireren door Klimts tijdgenoten. De herhaalde patronen zorgen voor duizelingwekkend behang. Deze hedendaagse toevoeging vormt een enigszins abrupt einde van een verder sterke tentoonstelling. Gouden, driedimensionale onderdelen waren eerder al te zien in 2021, in het Van Abbemuseum, tijdens Oog in Oog met Gustav Klimt – met Bas van Beek. Je kan nog virtueel door deze totaalervaring lopen.

Boeken / Fictie

Fictionele dramatisering

recensie: Neubach – Erik Voermans

Het lezen van een detective of thriller en raden ‘wie het heeft gedaan’ is leuk, maar het lezen van een sleutelroman en raden wie er achter sommige personages zit, is op z’n minst even onderhoudend.

 

In de debuutroman Neubach van Erik Voermans komen heel wat personages langs die al dan niet gecombineerde karaktertrekken hebben van een of twee levende, of dode, mensen. Sommige namen, zoals Jan Flotterus van Herkema (voor Marius Flothuis) liggen voor de hand, andere minder maar laten zich toch raden. Zoals dirigent Arturo Costoso voor Riccardo Chailly, met wat trekjes van Mariss Jansons. Andere personages en gebeurtenissen zijn aan de werkelijkheid ontleend, zoals Sjostakovitsj, Wolfgang Sawallisch en Maria Joedina en het verhaal dat zij voor Stalin moest spelen. Hij vond haar spel zo mooi, dat hij er een opname van wilde hebben. Die bestond nog niet en werd in allerijl gemaakt.
De naamloze personen in deze debuutroman van musicoloog, componist en oud-recensent Voermans zijn grotesken, zo weggelopen uit de grote Russische literatuur van bijvoorbeeld Gogol. Grotesken met de nadruk op het lichamelijke: ‘een kromlopende man (…) die onfris uit zijn mond ruikt’ en ‘vrijwel zwarte ondertanden heeft’.

Vladimir Ivanovitsj Neubach

De hoofdpersoon is componist Neubach. Hij heeft veel elementen van andere componisten, om het voor de lezer nog uitdagender te maken. Wat past is een disclaimer als ‘fictionele dramatisering’, zoals Netflix bij hun dramaserie The Crown plaatst.
Dat is de leuke kant van het boek, maar de roman graaft dieper dan dat. Neubach lijdt aan stilte in zijn hoofd en krijgt geen compositie meer op papier. Laat staan een werk van en met betekenis, ‘de diepte, de wening’ (Bijbels voor wenen, geween) – het soort woorden die Voermans vaker gebruikt: nucleus (kern), odalisk (slavin, concubine).

De diepte wordt ook aangebracht in de passages waarin Neubach terugdenkt aan de periode dat hij in Moskou studeerde ten tijde van het Stalinregime. Tussendoor filosofeert hij over muziek, woont orkestrepetities bij van zijn oudere composities die opvallend vaak de aanduiding ’desolato’ dragen. En gaat met de journalistes die zijn pad kruisen naar bed. En met zijn assistente, die hem op een dag met een journaliste in bed betrapt. Hij (b)lijkt zich zo beter te kunnen geven dan in zijn composities of pratend over zijn tijd in Rusland; zelfs aan zijn vrouw Zjenja vertelt hij niet alles. Hiermee laat Voermans iets zien van de esthetiek uit de late negentiende- en begin twintigste eeuw; een componist die louter zijn hart uitstort in zijn muziek. Dat Neubachs karakter wat vlak is, kun je als kritiek beschouwen, maar ook zien als een compliment, omdat de schrijver daarmee wellicht het depressieve karakter van Neubach wil benadrukken.

Requiem voor de doden

Op een dag zal Neubach zich wel weer aan het componeren moeten zetten, depressief of niet. Hij krijgt namelijk een opdracht van het Concertgebouworkest tot het schrijven van een Requiem voor het concert op 4 mei. Het Requiem wordt een gevecht. De muziek zit weliswaar in Neubachs hoofd, wat al meer dan stilte is, maar hij krijgt het niet op papier.

Waarom niet, kan de lezer zelf in- en aanvullen. Is leegte beter dan een hoofd vol herinneringen? Herinneringen waar Neubach niet over praat, niet over spreken kán. En dus ook niet in muziek kan omzetten. Dat denk je tenminste. De waarheid ligt genuanceerder. Het Concertgebouworkest speelt uiteindelijk een onvoltooid Requiem, zonder Lux aeterna (Eeuwig licht). Maar is het wel onvoltooid? Wordt het niet voltooid in de vreemde afloop die de uitvoering ervan krijgt, daar in het Concertgebouw? Toch een beetje detectiveachtig, maar wel op een hoog niveau in het voortdurende spel tussen feit en fictie, heden en verleden. Een mooi debuut, dat is het.

 

Boeken / Fictie

Middeleeuwse uitzichtloosheid

recensie: Lapvona
ales-krivec-lf25pgbeizo-unsplashUnsplash

Ottessa Moshfegh neemt niet gauw een blad voor de mond en al helemaal niet in haar nieuwste roman Lapvona. In dit duistere sprookje neemt de Amerikaanse auteur ons mee naar de donkere, donkere middeleeuwen.

In het fictieve dorp Lapvona woont de misvormde Marek samen met zijn vader Jude, die schapenherder is. Hun leven kenmerkt zich door doffe ellende. Zijn het geen plunderende bandieten, of aanhoudende droogte, dan hanteren de twee wel een zweep voor de nodige zelfkastijding. Veel financiële vooruitzichten hebben Marek, Jude en de andere dorpelingen niet. Zonder al te veel protest strijken landheer Villiam en pater Barnabas het gros van de opbrengsten van het primitieve dorp op. Ook Marek stelt zich niet al te veel vragen, totdat het noodlot zijn leven plots een andere wending geeft.

Droogkomisch

Op het eerste gezicht lijkt Lapvona niet meer dan een aaneenschakeling van weerzinwekkende taferelen. Lijken in diverse stadia van ontbinding passeren de revue, om nog maar te zwijgen van het in geuren en kleuren beschreven kannibalisme waartoe de dorpelingen door de droogte worden genoodzaakt.

Ondanks de gruwelijke gebeurtenissen is het moeilijk om Lapvona weg te leggen. Moshfegh bezit de gave om op eender welke setting haar stempel te drukken en de lezer mee te voeren. Net als in haar eerdere romans, waaronder Mijn jaar van rust en kalmte en De dood in haar handen, treffen we ook hier haar onderkoelde gevoel voor humor. Hilarisch zijn de passages waarin pater Barnabas zich probeert te herinneren wat er ook alweer in de Bijbel stond – als ongeletterde moet hij het hebben van vage herinneringen aan zijn opleiding uit een ver verleden.

Doelloosheid

Moshfeghs personages zijn als schaakstukken die worden bewogen door een kleuter – wat zeker geen beschimpende kritiek is. De schrijfster speelt met verwachtingen die uitblijven, ontwikkelingen die volledig aan de personages voorbijgaan en ontknopingen die tot weinig leiden. Geen catharsis, geen conclusie, enkel ploeterende en zelfzuchtige figuren in wisselende juxtaposities.

Hoewel een echt plot ontbreekt, zijn er wel universele thema’s te herleiden. Zoals het tragikomische en willekeurige karakter van het bestaan. Het mag dan uitvergroot en grotesk worden getoond, maar het zijn eigenschappen die het leven ook in de 21e eeuw kenmerken. Het is het talent van Moshfegh om een zwaarmoedige boodschap als deze luchtig te brengen en dat is wat Lapvona ondanks alle smerigheid onweerstaanbaar maakt.

Boeken / Fictie

Een roversdochter die zich recht naar de kern baant

recensie: Stargate
Pixabay

De Noorse Ingvild Rishøi schreef met Stargate een ontroerende kerstvertelling over de (des)illusies van leven met een alcoholverslaafde vader. Wie nog een eindejaarscadeau zoekt om het bevroren hart van een aangetrouwd familielid te ontdooien, is met Stargate van succes verzekerd.

Rishøis boek valt moeilijk eer aan te doen in een samenvatting. De combinatie van de ondertitel (‘Een kerstvertelling’) met de ingrediënten ‘kinderperspectief’, ‘overleden moeder’ en ‘alcoholistische vader’ roept de zwaarte en kleverigheid op van eendimensionale tranentrekkerij. Het verhaal is echter allesbehalve zwaar en kleverig. Het zet zich zelfs expliciet af tegen de door het kapitalisme ingelijfde vermarkting van zielige kindertjes en twinkelende lichtjes.

Twee moederloze kinderen en een alcoholist

De lezer volgt een periode uit het leven van twee zusjes die zich grotendeels ouderloos een weg door het leven moeten banen. Of zoals zus Melissa, zestien jaar, het treffend verwoordt wanneer ze telefonisch de gezinssituatie omschrijft aan een schuldeiser: “hallo, we zijn twee moederloze kinderen en een alcoholist, kunt u ons twee weken uitstel geven?”

Het is precies die combinatie van vroeg volwassen verantwoordelijkheid en kinderlijke directheid die de zusjes tot ontwapenende personages maakt. Waar Melissa, onder meer Millitia gekoosnaamd, de harde realiteit vertegenwoordigt, worstelt de tienjarige Ronja volop met haar neiging om te hopen tegen beter weten in. We volgen het verhaal vanuit Ronja’s hardnekkig dromerige standpunt. Zo weet ze bijvoorbeeld wel dat haar vader niet in de zaal zal zitten bij de jaarlijkse schoolvoorstelling op Luciadag. En toch dwalen haar ogen steeds opnieuw de zaal in. “Want je kan altijd te laat komen. Je kan opeens wakker zijn geschrokken, het briefje op de koelkast hebben gezien en de hele weg naar school hebben gerend”.

Overweldigend is dan ook de ontroering wanneer Ronja in de zaal niet haar vader, maar de norse buurman ziet zitten, die om zes uur die ochtend urenlang haar Luciajurk voor haar uit de plooi streek. Wanneer Rishøi in deze context een zeldzame metafoor gebruikt om de buurman met een vuurtoren te vergelijken, blijft die dan ook bij. De boze buur wordt een baken voor een eenzaam kind dat niet op wonderen moet hopen.

Geen Disney-sprookje

Rishøi schrijft haar verhaal in de licht bevreemdende stijl waar de Noren een patent op lijken te hebben. Tegelijkertijd blijft de vertelstem dankzij een uitgepuurde woordenschat steeds geloofwaardig; de keet waar Melissa werkt wordt consequent ‘de keet’ genoemd, zoals kinderen hun universum opbouwen met de woorden die ze ter beschikking hebben. In de ritmisch kloppende afwisseling van korte en lange zinnen (hulde voor de vertaalster!) staat nergens een woord te veel.

Het is omwille van die stijl dan ook moeilijk niet het halve boek te citeren. Nog één korte passage van de dag van de schoolvoorstelling: “Maar toen werd het middag. En de wereld was gewoon de wereld, met de stoep en de klimrekken en de ouders die peperkoekjes meebrachten in een trommel. Het helpt niet om een Luciajurk aan te trekken in plaats van een t-shirt. Het helpt niet dat de juf rondloopt en slingers op hoofden legt en zegt zo ben je mooi.”

Pleidooi voor een Stargate-leesclub

Ronja is zich reeds op tienjarige leeftijd bewust van de hoop die haar vader voortdurend de das om blijft doen. Meer droom dan daad neemt hij zich volgens een terugkerend patroon voor om te stoppen met drinken. Om vervolgens met het vallen van de bladeren weer te beginnen. Het einde van dit verhaal is dan ook niet bepaald Disney-proof. Gezien hun vader niet kan of wil veranderen, trekken Ronja en Melissa op de nacht dat storm Gudrun door het land blaast het bos in, naar hun oude, in herinnering geromantiseerde vakantiehuisje. Of is dit de laatste koortsdroom van twee weggelopen kinderen die de ijskoude nacht doorbrengen onder de kerstboom waar ze jarenlang op wachtten?

Rishøi heeft slechts honderdvijftig bladzijden nodig om memorabele en diepmenselijke personages te scheppen die rechtstreeks naar het hart gaan. Haar boek had kunnen uitgroeien tot een zoveelste lijvige familieroman, maar de kracht ervan zit net in de beperking. Gebald zonder ergens overhaast te zijn, haakt het verhaal van Ronja en Melissa zich vast in het hoofd van de lezer. Dit boek verdient een leesclub die de stijl, de symboliek en de inhoudelijke gelaagdheid van het boek grondig nabespreekt.

 

Theater / Voorstelling

Oorlog, gezien door vrouwenogen

recensie: Women in Troy, as told by our mothers – Dood Paard

Oorlog is een mannenzaak, die leidt tot een mannenverhaal. Vrouwen komen daarin op de tweede plaats. Zij zijn vooral slachtoffer, achterblijver, vluchteling. Tegen de achtergrond van de oorlog in Oekraïne maakt Dood Paard Women in Troy, as told by our mothers: als je de vrouwen aan het woord laat, welk verhaal over de oorlog hoor je dan? Een interessant gedachtenexperiment. Helaas overtuigt het resultaat niet helemaal.

Oorlog is een mannenhobby. Vrouwen realiseren zich bij het begrip ‘oorlog’ vooral dat hun mannen en zoons het leven kunnen laten; zijzelf en hun dochters verkracht kunnen worden; dat er aan alles gebrek zal zijn. Het archetype voor alle oorlogen is de -al dan niet fictieve- tien jaar durende Trojaanse oorlog in het klassieke Griekenland. In het licht van de oorlog in Oekraïne is het een origineel idee vrouwen eens op de voorgrond te laten treden.

Slachtoffer

De Portugese schrijver en acteur Tiago Rodrigues nam als uitgangspunt de klassieke teksten over de Trojaanse oorlog. Die kennen we vooral als het verhaal van mannen zoals Achilles, Agamemnon, Hektor. De belangrijkste vrouw die langskomt is de verleidelijke Helena, om wie de oorlog zou zijn begonnen; terwijl je Helena volgens Rodrigues ook kunt zien als slachtoffer, als slaaf, als misbruikte vrouw, die opgesloten zit in dat vermaledijde Troje.

Zo zijn alle vrouwen die een rol spelen in de Trojaanse oorlog het slachtoffer. Ze zijn geen zelfstandig individu, maar de echtgenote, de dochter, de moeder van een man. Kassandra, Hecuba, Briseïs. Ze worden niet geloofd, er wordt over hen heen gewalst, ze worden doorgegeven van man naar man.

Omslachtig

De vier personages in Women in Troy, as told by our mothers verplaatsen zich in de Griekse vrouwen. Daarnaast proberen de acteurs hun eigen -niet aanwezige- moeders te laten vertellen over de Trojaanse oorlog, terwijl de portretten van die moeders worden geprojecteerd op de schermen die dienen als achterwand bij de voorstelling. Dit alles werkt niet helemaal: de associaties schieten alle kanten op.

Deze manier van vertellen is nogal omslachtig. De geschiedenis van de Trojaanse oorlog wordt bekend verondersteld; anders zijn de verwijzingen lastig te volgen. Misschien is het voor toeschouwers het verstandigste die Trojaanse oorlog meer te zien als kapstok voor het gesprek, dan als onderwerp van de voorstelling.
De tekst is Engelstalig, er is een Nederlandse boventiteling. Die keuze is te billijken: acteur Alesya Andrushevska is samen met haar moeder gevlucht uit Oekraïne, en spreekt geen Nederlands. Dat gegeven maakt deze voorstelling actueler en urgenter. De oorlog in Troje mag lang geleden zijn, in feite is oorlog natuurlijk nooit ver weg.

Beddensprei

Het toneelbeeld is minder gelukkig gekozen. Hoe zet je vier mensen neer die een gesprek voeren over vrouwen? Je laat ze met zijn allen haken aan dezelfde reuzensprei. De vier acteurs zitten elk op een krukje, hebben elk een haaknaald en haken al vertellend verder aan het beddengoed. Dood Paard geeft zijn voorstelling over vrouwen in oorlogstijd op deze manier vorm met behulp van een bijna pijnlijk clichébeeld. Het beste wat je hiervan kunt maken is dat een bed symbool staat voor huiselijkheid, rust en intimiteit.

Het achterliggende idee is volgens het gezelschap dat diverse textielkunstenaars dit materiaal gebruiken als vorm van protest; maar die betekenis haalt de nietsvermoedende toeschouwer er niet uit. Het gezamenlijk haken maakt van deze personages huisvrouwen. Een vreemde keuze voor een voorstelling die juist gaat over de feministische kijk op oorlog. Bovendien zitten de acteurs ongeveer aan die sprei vastgeknoopt, waardoor ze worden beperkt in hun spel en het geheel nogal statisch oogt. Je kunt deze voorstelling zien als een vorm van storytelling, maar dan nog gebeurt er wel erg weinig.

Urgentie

Zoals de vier vertelde verhalen nogal van elkaar verschillen, zo verschillen ook de acteeropvattingen. Sterk is vooral Manja Topper. Ze schakelt overtuigend tussen rustig vertellen, schreeuwen, verdrietig of juist sarcastisch zijn. Kuno Bakker zet een woedende Hecuba neer, schreeuwend, hatend. De Oekraïense Alesya Andrushevska is vooral dienstbaar vanwege het besef dat juist zij doorvoelt hoe ingrijpend en verwoestend oorlog is. Tomer Pawlicki krijgt het minst interessante gegeven mee van auteur Rodrigues: zijn personage leest samen met zijn moeder Homerus’ Ilias, wat een nogal gekunstelde vorm is om het te hebben over oorlog. Mooi is Pawlicki wel als hij de Trojaanse koningin Hecuba wraakzuchtig laat zijn over alle dierbaren die ze tijdens de oorlog verloor.

Women in Troy, as told by our mothers is zo een tamelijk onevenwichtige voorstelling, maar wel een met een actuele urgentie.

Theater / Voorstelling

‘ZOMERSNEEUW EN WINTERMEI’

recensie: Königskinder – De Nationale Opera

De componist Engelbert Humperdinck (1854-1921) heeft na de dood van Richard Wagner veel moeite gedaan om uit diens schaduw te stappen. Wij moeten hem daar niet proberen weer in te duwen, maar de sprookjesopera Königskinder (1910) op zijn eigen merites beoordelen.

Als je als toeschouwer daarbij geen slagen om de arm houdt, zou je ten onrechte publiek kunnen trekken dat van Wagners opera’s houdt of juist mensen kunnen afstoten die niets met diens muziek hebben. Het beste is je over te geven aan een opera die voor het eerst na meer dan een eeuw weer op de Nederlandse Bühne werd gebracht. Door De Nationale Opera in Amsterdam. En je vervolgens gewonnen geven en hopen dat een herneming niet weer zo lang op zich laat wachten.

Gewonnen geven bij de eerste fluweelzachte, vloeiende tonen die het Nederlands Philharmonisch Orkest speelde onder leiding van oud-chefdirigent Marc Albrecht en bij de eerste aanblik van het haast minimalistische decor van Johannes Leiacker: een hut met een bankje ervoor, een tafeltje met twee stoelen en een grote, oude lindeboom. Het zette de toon van een subtiele, haast kamermuziekachtige opvoering van Humperdincks opera die door een ringetje te halen was.

Geen vrolijke kost, met wel een vleugje hoop

Het is geen vrolijke kost, het gegeven van wat je een kunstsprookje zou kunnen noemen. Het libretto is geschreven door Ernst Rosmer, pseudoniem van Elsa Bernstein-Porges (1866-1949). Een pseudoniem naar een personage van Ibsen. Het verhaal kort, heel kort en zonder de dieperliggende symboliek eronder: het draait om twee Königskinder. Dat wil zeggen een ganzenhoedster (de heldere stem van de Oekraïense sopraan Olga Kulchynska), geadopteerd door een heks (de beroemde Duitse mezzosopraan Doris Soffel) en een jongeman die zich uitgeeft voor bedelaar (de Duitse tenor Daniel Behle) die zich tot elkaar aangetrokken voelen. De burgers van Hellastadt (de naam voor de godin uit de onderwereld uit de Noordse mythologie) zoeken naar een koning(in). De vraag is wie van de twee Königskinder het eerst om klokslag twaalf uur door de poort binnenkomt. Het is de ganzenhoedster, samen met een speelman (de Oostenrijkse bariton Josef Wagner). Zij gelooft in de goedheid van de mens, maar beiden worden als vreemdelingen de stad uitgejaagd en sterven uiteindelijk. Alleen de kinderen van Hellastadt en de raadsoudste (de Nederlandse bariton Henk Poort) zien in dat de twee echte koningskinderen waren. Aan hen vraagt de speelman om liederen van hoop te blijven zingen. En te blijven dansen. In het wit.

Slagen om de arm

En dan die slagen om de arm. In die derde akte wordt gezongen over ‘zomersneeuw en wintermei’ – dat zegt eigenlijk al genoeg. Ook aan de heks kleeft niet de negatieve betekenis die vaak aan het woord wordt gehecht. Zij komt eerst niet bepaald sympathiek over, maar gaandeweg het verhaal kantelt dit beeld. Wat ze doet, is de waarheid vertellen en dat is iets dat niet iedereen kan waarderen. Het is allemaal niet zwart-wit. Ook niet in het overwegend witte toneel; de waard (de Nederlandse bariton Roger Smeets) heeft een zwart accent (zijn beurs!), enkele bijfiguren zijn in een gewoon pak gekleed. Het gevaar zit erin dat het geld en het volk de macht krijgen; hoe actueel wil je het hebben!

Dan wat de invloed van Wagner betreft. Natuurlijk, die is er, in de Leitmotive die een personage kenschetsen. Neem bijvoorbeeld de jongeman, die wordt begeleid door ‘koninklijk’ koper. Er is echter meer dat juist van Wagner afwijkt. Zoals in de eerste plaats de kamermuzikale orkestratie met schitterende soli van blazers en viool. Die viool wordt op de bühne gespeeld, door Camille Joubert, gekleed in zwart broekpak. In de tweede plaats zijn er eenvoudige, volksmuziekachtige melodieën of flarden van een melodie die aan de liederen van Schubert doen denken.

In het rijke programmaboekje staat een essay van dramaturg Klaus Bertisch waarin woorden worden gebruikt die deze nuancering aangeven. De blik van librettist Elsa Bernstein-Porges wordt ‘haast vooruitziend’ genoemd; zij is een overlevende van de gruwelen van de Tweede Wereldoorlog, maar of ze die echt helemaal heeft voorzien is nog maar de vraag. Bij de dood van de koningskinderen staat vervolgens in de tekst dat die ‘in de sneeuw weinig ruimte liet voor hoop op een goede, nieuwe tijd’. Weinig – maar niet: geen.

Die nuanceringen heeft Bertisch ‘in het echt’ ook aangebracht. En hij was daarin niet de enige. Bravo! Brava!

 

Muziek / Album

Onterechte B-Sides

recensie: White Lies – As I Try Not To Fall Apart [Bonus Edition]
8WEEKLY White Lies Live 3Malin Hollaar

Dat het Britse trio White Lies een gift that keeps on giving is, blijven ze dit jaar bewijzen. In februari brachten ze het nieuwste album As I Try Not To Fall Apart uit, de bijbehorende tour zette meermaals voet op Belgische en Nederlandse bodem, en in september kwam het nieuwste nummer ‘Trouble In America’ uit. Deze single ging gepaard met de aankondiging dat op 21 oktober 2022 een deluxe editie van het in februari 2022 uitgebrachte album uitkomt. De suggestieve vraag of deze vier extra nummers dan geen afdankertjes zijn schuiven we graag van tafel!

As I Try Not To Fall Apart werd in februari al enthousiast ontvangen en kreeg van 8WEEKLY 5 sterren. Serieuze thema’s worden gecombineerd met euforische melodieën, die met vlagen nostalgie naar de jaren ’80 opwekken. Bassist en tekstschrijver Charles Cave geeft aan dat de band jaren geleden is gestopt met B-sides en ze albums willen maken die vol staan met zoveel mogelijk samenhangende nummers. Helaas betekent dit ook dat niet alle nummers binnen die samenhang passen en daardoor niet op het uiteindelijke album verschijnen, ondanks dat dit wel ontzettend goede nummers zijn.

Het ontstaan van het genre desperation funk8WEEKLY AITNTFA Bonus Edition Bandpicture

In september bracht het trio de single ‘Trouble in America’ uit, welke naar eigen zeggen het lastigste nummer was om van het originele album te schrappen. Het nummer werd enkele dagen na de single ‘Am I Really Going to Die’ geschreven en dat is te merken. De melodieën van beide nummers zijn energiek en worden door Charles Cave grappend omschreven als ‘desperation funk’. Beide nummers hebben ook, zoals we inmiddels gewend zijn van de band, de dood als centraal thema. Daar is ook alles mee gezegd, want waar ‘Am I Really Going to Die’ gaat over een terminaal zieke man in een soort ontkenningsfase, gaat ‘Trouble in America’ over een christelijke tienerdochter die ontdekt dat haar vader een seriemoordenaar is.

(zwartwit foto: © Charles Cave)

Het nummer opent met een stabiel steady, dansbaar tempo met etherische gitaartonen, maar komt echt tot explosie bij het refrein waar het hardrock-invloeden lijkt te krijgen. ‘Trouble in America’ klinkt als een liefdesbaby tussen David Bowie en White Lies, met een refrein dat naar eigen zeggen flink geïnspireerd is door Todd Rundgren. Eerdere B-sides van White Lies zoals ‘Hurt My Heart’ bleken later live-favorieten van fans die niet mogen ontbreken op de setlist en dit gaat ongetwijfeld met deze single ook gebeuren.

Een productieve Lockdown

Voor het verschijnen van de bonus editie besloot de band ook ‘Breakdown Days’ half oktober als single uit te brengen. De inspiratie voor het schijnbare vrolijke nummer haalde de band uit de lockdowns gedurende de coronapandemie. De tekst omschrijft de (waarschijnlijk) herkenbare negatieve gevoelens waar men toen mee worstelde. Deze woorden worden geserveerd op een aanstekelijke melodie, beïnvloed door klanken uit de new wave en disco genres. Voeg daarop twee derde van het nummer nog een synthesizer explosie toe en je hebt bijna een vrolijk popnummer. ‘Breakdown Days’ bewijst wederom dat deze band goed is in het verpakken van zwaardere thematiek in energieke en enthousiaste melodieën.

Met een knipoog naar The Cure

Verdere inspiratie uit de jaren ´80 is te vinden in het nummer ´Staring at the Sun´. De intro is lang en bouwt zich laagje voor laagje op, waarna het steeds meer begint te klinken alsof je een nummer van The Cure hebt opgezet. Echt lang duurt die verwarring niet, want al gauw schallen de bekende klanken van McVeighs stem door de boxen. Hoewel de titel ´Staring at the Sun´ bijna doet verwachten dat er misschien een positieve boodschap in dit lied zit, blijkt uit de tekst al gauw een beklemmende toon waarin de zanger sceptisch de verschillen tussen hem en de hoofdpersoon bezingt. Zo groot als het instrumentale vertoon is op de eerdergenoemde nummers, zo ingetogen lijkt het nummer ´What If We´re Bad Together´. Daarin wordt het herkenbare stemgeluid van zanger McVeigh voor het grootste deel alleen bijgestaan door een synthesizer. Hoewel het lied van vertrouwde White Lies kwaliteit is, valt deze het meest uit de toon tussen de andere nummers. De luisteraar krijgt zo toch meer inzicht in de keuze om dit relatieve niemendalletje niet op het oorspronkelijke album te zetten.

Wereldtournée in Nederland8WEEKLY AITNTFA Bonus Edition albumcover

Wederom worden serieuze, ietwat bizarre thema’s gecombineerd met grootse en euforische melodieën. Er wordt een knipoog uitgedeeld richting bekende artiesten uit de jaren ’80, zoals David Bowie en The Cure. Hoewel ze het oorspronkelijke album niet hebben gehaald, zijn deze nummers allesbehalve afdankertjes en gaan we dus zeker ‘Trouble in America’ nog terug horen op menig live optreden. Hoe dat zal klinken, dat valt te horen bij een van de vijf concerten die de band eind oktober 2022 in Nederland gaat geven. Wil je daarbij zijn? Wees snel want een deel van de optredens is al uitverkocht.

Boeken / Fictie

Gesprekken na het hiernamaals

recensie: Een lichte fluistering – Anne Griffin
Afbeelding Een lichte fluisteringPixabay

De één zijn dood, de ander zijn brood. Dat concept nam Anne Griffin wel héél letterlijk: in haar roman Een lichte fluistering zijn Jeanie Masterson en haar vader in staat om met de doden te communiceren. Op die manier kunnen ze een laatste geheim ontfutselen aan de overledene, een diep gekoesterde wens postuum laten uitkomen óf een diepgemeend excuses overdragen aan naasten. Het originele idee kiemde uit tot een gelaagde roman, waarin de geloofwaardigheid en de te drukke schrijfstijl soms het onderspit delven.

Een heel opmerkelijk familiebedrijf

De Mastersons hebben het goed voor elkaar: hun familiebedrijf, een begrafenisonderneming in het kleine Iers stadje Kilcross, loopt als een tierelier. Tenminste, iedereen die gelooft dat vader en dochter écht met de doden kunnen praten, willen graag na hun overlijden een woordje uitwisselen met de twee. Zo zijn ze ervan verzekerd dat hun laatste wensen gehoor vinden. Helaas belandt niet iedere overledene uit de buurt in een kist in hun werkruimte. Treurig genoeg bereikt ook de verdrietige schreeuw om hulp van een jong slachtoffer het oor van Jeanie en kan ze de politie bijstaan in de zoektocht naar de plek van de moord.

Wie de bewoners moet bijstaan in hun laatste uren voordat hun ziel opstijgt naar de hemel, heeft dus een sterk gemoed nodig. Zeker als er tussen de overleden personen ook goede vrienden van Jeanie’s ouders zitten of een oude geliefde. Terwijl Jeanie soms worstelt met de ethische kant van haar beroep, merkt ze dat er ook andere zaken ‘rondspoken’ in haar gedachten. Zo twijfelt ze over haar huwelijk met Niall, die altijd al meer hield van haar dan zij van hem. Zeker wanneer ze haar jeugdliefde Fionn tegen het lijf loopt. Als haar ouders ook nog eens aankondigen dat ze het bedrijf aan haar willen overdragen om in Baltimore te kunnen genieten van hun pensioen, bereiken de paniek en onzekerheid een hoogtepunt in haar leven…

Een dodelijk vermoeiend levendig idee

Je moet het Griffin nageven: ze tracht met ieder hoofdstuk om haar originele idee met precisie uit te voeren. Zodoende ontstaat een gelaagde roman, waarin alle personages zich vrijelijk kunnen ontwikkelen. Hoofdpersonage Jeanie Masterson heeft iets heel aangenaams, ze komt – met enerzijds haar ongeëvenaarde enthousiasme en anderzijds haar diepe twijfels – heel menselijk over tussen de doden. Niemand kan echter ontkennen dat een link naar de Amerikaanse televisieserie Pushing Daisies (2007-2009) makkelijk is gemaakt. In deze serie helpt de 28-jarige Ned de politie met het oplossen van moorden, aangezien hij de doden weer voor één minuut tot leven kan wekken om te kunnen achterhalen wie en/of wat hen vermoord heeft. Ook heeft het enige trekjes van het plot van de serie Ghost Whisperer (2005-2010), waarin het Melinda Gordons taak is geesten te helpen met hun onopgeloste ‘business’ zodat ze alsnog naar het ‘Licht’ toe kunnen. De gelaagdheid en het verfrissende onderwerp zijn prijzenswaardig, maar de roman heeft zo zijn eigen haken en ogen. De vlotte schrijfstijl kent soms wel een héél hoog tempo. De gedachten en dialogen buitelen soms iets te snel over elkaar heen, waardoor het verhaal soms lastig te volgen is. De té drukke gedachtegangen maken van Jeanie soms een nogal hyper figuur en dan is het fijn om haar, met al haar paniekerige gedachten, even aan de kant te leggen.

In de roman gebeurt meer dan genoeg én de schrijfstijl is – hetzij ietwat te druk – zeker beklijvend. Daarmee is dit echt een opmerkelijke aanvulling in het segment ‘roman’ binnen de uitgeverij HarperCollins en in deze categorie in het algemeen. Ondanks het bijzondere thema, verliest Griffin de karakterontwikkeling van haar personages niet uit het oog. Ze zorgt ervoor dat het verloop van de gebeurtenissen verrassend blijft, waarbij ze laat zien wat voor invloed deze allemaal hebben op de psyche van de hoofd- en bijfiguren. Een kakofonie van geluiden uit het graf, had eerder niet zó interessant geklonken…