Tag Archief van: museum

Hans op de Beeck, The Horseman, 2020. Foto: Mike Bink
Kunst / Expo binnenland

Voorbij de realiteit

recensie: 4 Rijkscollecties & Hans Op de Beeck - Kunsthal KAdE
Hans op de Beeck, The Horseman, 2020. Foto: Mike Bink

In Kunsthal KAdE nodigt Hans Op de Beeck de kijker uit voor een moment van reflectie, te midden van zijn monochroom grijze sculpturen en kunstwerken en objecten uit vier museale collecties. De Belgische kunstenaar mocht voor het samenstellen van de tentoonstelling ‘shoppen’ in het enorme depot van het CollectieCentrum Nederland waar werken van het Nederlands Openluchtmuseum, Paleis Het Loo, het Rijksmuseum en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed zijn ondergebracht.

Hans Op de Beeck (Turnhout, 1969) geniet bekendheid om zijn installaties, sculpturen, films, tekeningen, schilderijen, foto’s en teksten. Zijn werk is een reflectie op onze complexe samenleving en universele vragen rondom levensloop en sterfelijkheid die daarin resoneren. De monochrome grijze sculpturen die hij maakt zijn heel realistisch, maar de Belgische kunstenaar wil de bezoeker vooral prikkelen om vrij te associëren en op zoek te gaan naar de essentie die achter de realiteit schuilgaat. Wat gebeurt er wanneer zijn verstilde figuren en stillevens worden samengebracht met diverse en veelal kleurrijke depotstukken uit vier museale collecties?

Vertrekpunt

De opstelling Reizigers toont dat de reis belangrijker is dan de aankomst; zolang je onderweg bent, blijven mogelijkheden open. Op de Beecks beeld van een nomadische ruiter te paard, The Horseman, staat model voor een mens die ‘nieuwsgierig en leergierig, ontdekkend en dynamisch’ is. Aan het zadel hangen mysterieuze objecten, verzameld tijdens de reis. Klokken, schilderijen en andere museale objecten omringen het beeld, elk met een ander verhaal. Zo is er bijvoorbeeld een portret van Wilhelmina van Pruisen met haar zoon Frederik te zien, afkomstig uit het depot van Paleis Het Loo. Het is in 1790 geschilderd door Tethart, in een periode van politieke instabiliteit waarin de vorstin zich met staatszaken moest bemoeien. Daadkrachtig zit ze wijdbeens te paard, haar blik op de horizon gericht.

Verbinding

De kunstenaar belicht in elke volgende ruimte met woord en beeld een ander existentieel thema, zoals kinderlijke onschuld, vanitas, de zee en de wonderkamer. In de zevende zaal combineert Op de Beeck tien van zijn beelden van mensen met figuur-sculpturen uit de rijkscollecties. Zijn eigen werk komt in deze grijze setting mooier tot zijn recht dan in voorgaande ruimtes waar belichting en aankleding soms wat van de magie wegnemen. Sculpturen van de middeleeuwen tot het heden sporen de kijker aan te ontdekken wat ons als mens verbindt. Zo is daar verwondering en spel, maar ook meditatie, compassie en sereniteit.

Feest!

Hans Op de Beeck, Dancer, 2019

Hans Op de Beeck, Dancer, 2019, met werken uit CollectieCentrum Nederland. Foto: Mike Bink

Met de opstelling Feest viert Op de Beeck het roesmoment waarop we even alles kunnen vergeten. Een ivoren beeldje van een dansende harlekijn met castagnetten uit 1700-1725 is een feest om naar te kijken. Nog zo’n pareltje is de vrolijke speelman met viool en roemer van de Leidse fijnschilder Ary de Vois uit 1660-1680. Aan zijn neus is te zien dat het feest al even gaande is. Een video projecteert een intieme familiebarbecue op een dak in een sloppenwijk in Buenos Aires. Dankzij deze film van Hans Op de Beeck gingen de wijkbewoners voor het eerst naar een museum in hun eigen stad. Dat de leegte na een feest ontnuchterend melancholiek kan zijn, toont zijn Braziliaanse carnavalsdanseres met verentooi. Ze rookt een sigaret in een klassieke Chesterfield-fauteuil. Haar afwezige blik roept vragen op: zit ze weg te dromen of is er meer aan de hand?

Hans Op de Beeck, Dance Macabre, 2021, met werken uit CollectieCentrum Nederland. Foto: Mike Bink

Reflectie

Confronterend is Danse Macabre, een levensgrote carrousel vol grijnzende skeletten en andere vanitas elementen in de laatste zaal. Deze draaimolen is echter ook bedoeld om helend te werken, zo schrijft de kunstenaar in zijn zaaltekst en hij geeft mee: ‘In de onmetelijkheid van het heelal en de oneindigheid van de tijd, is een mensenleven ondraaglijk licht. Maar dat besef kan ook net het gewicht van de wereld relativeren.’ Tekeningen en schilderijen rondom dood en rouw markeren het eindpunt van de tentoonstelling die met succes uitdaagt om verder te kijken dan de realiteit. Niet getreurd, er is nog een los te bezoeken ‘belevings-installatie’ in de Elleboogkerk in Amersfoort. Met een winters waterlandschap en een horizon nodigt Hans Op de Beeck je uit om in stilte een tijdloos moment van reflectie en kalmte te vinden.

 

Hans op de Beeck, The Horseman, 2020. Foto: Mike Bink
Kunst / Expo binnenland

Voorbij de realiteit

recensie: 4 Rijkscollecties & Hans Op de Beeck - Kunsthal KAdE
Hans op de Beeck, The Horseman, 2020. Foto: Mike Bink

In Kunsthal KAdE nodigt Hans Op de Beeck de kijker uit voor een moment van reflectie, te midden van zijn monochroom grijze sculpturen en kunstwerken en objecten uit vier museale collecties. De Belgische kunstenaar mocht voor het samenstellen van de tentoonstelling ‘shoppen’ in het enorme depot van het CollectieCentrum Nederland waar werken van het Nederlands Openluchtmuseum, Paleis Het Loo, het Rijksmuseum en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed zijn ondergebracht.

Hans Op de Beeck (Turnhout, 1969) geniet bekendheid om zijn installaties, sculpturen, films, tekeningen, schilderijen, foto’s en teksten. Zijn werk is een reflectie op onze complexe samenleving en universele vragen rondom levensloop en sterfelijkheid die daarin resoneren. De monochrome grijze sculpturen die hij maakt zijn heel realistisch, maar de Belgische kunstenaar wil de bezoeker vooral prikkelen om vrij te associëren en op zoek te gaan naar de essentie die achter de realiteit schuilgaat. Wat gebeurt er wanneer zijn verstilde figuren en stillevens worden samengebracht met diverse en veelal kleurrijke depotstukken uit vier museale collecties?

Vertrekpunt

De opstelling Reizigers toont dat de reis belangrijker is dan de aankomst; zolang je onderweg bent, blijven mogelijkheden open. Op de Beecks beeld van een nomadische ruiter te paard, The Horseman, staat model voor een mens die ‘nieuwsgierig en leergierig, ontdekkend en dynamisch’ is. Aan het zadel hangen mysterieuze objecten, verzameld tijdens de reis. Klokken, schilderijen en andere museale objecten omringen het beeld, elk met een ander verhaal. Zo is er bijvoorbeeld een portret van Wilhelmina van Pruisen met haar zoon Frederik te zien, afkomstig uit het depot van Paleis Het Loo. Het is in 1790 geschilderd door Tethart, in een periode van politieke instabiliteit waarin de vorstin zich met staatszaken moest bemoeien. Daadkrachtig zit ze wijdbeens te paard, haar blik op de horizon gericht.

Verbinding

De kunstenaar belicht in elke volgende ruimte met woord en beeld een ander existentieel thema, zoals kinderlijke onschuld, vanitas, de zee en de wonderkamer. In de zevende zaal combineert Op de Beeck tien van zijn beelden van mensen met figuur-sculpturen uit de rijkscollecties. Zijn eigen werk komt in deze grijze setting mooier tot zijn recht dan in voorgaande ruimtes waar belichting en aankleding soms wat van de magie wegnemen. Sculpturen van de middeleeuwen tot het heden sporen de kijker aan te ontdekken wat ons als mens verbindt. Zo is daar verwondering en spel, maar ook meditatie, compassie en sereniteit.

Feest!

Hans Op de Beeck, Dancer, 2019

Hans Op de Beeck, Dancer, 2019, met werken uit CollectieCentrum Nederland. Foto: Mike Bink

Met de opstelling Feest viert Op de Beeck het roesmoment waarop we even alles kunnen vergeten. Een ivoren beeldje van een dansende harlekijn met castagnetten uit 1700-1725 is een feest om naar te kijken. Nog zo’n pareltje is de vrolijke speelman met viool en roemer van de Leidse fijnschilder Ary de Vois uit 1660-1680. Aan zijn neus is te zien dat het feest al even gaande is. Een video projecteert een intieme familiebarbecue op een dak in een sloppenwijk in Buenos Aires. Dankzij deze film van Hans Op de Beeck gingen de wijkbewoners voor het eerst naar een museum in hun eigen stad. Dat de leegte na een feest ontnuchterend melancholiek kan zijn, toont zijn Braziliaanse carnavalsdanseres met verentooi. Ze rookt een sigaret in een klassieke Chesterfield-fauteuil. Haar afwezige blik roept vragen op: zit ze weg te dromen of is er meer aan de hand?

Hans Op de Beeck, Dance Macabre, 2021, met werken uit CollectieCentrum Nederland. Foto: Mike Bink

Reflectie

Confronterend is Danse Macabre, een levensgrote carrousel vol grijnzende skeletten en andere vanitas elementen in de laatste zaal. Deze draaimolen is echter ook bedoeld om helend te werken, zo schrijft de kunstenaar in zijn zaaltekst en hij geeft mee: ‘In de onmetelijkheid van het heelal en de oneindigheid van de tijd, is een mensenleven ondraaglijk licht. Maar dat besef kan ook net het gewicht van de wereld relativeren.’ Tekeningen en schilderijen rondom dood en rouw markeren het eindpunt van de tentoonstelling die met succes uitdaagt om verder te kijken dan de realiteit. Niet getreurd, er is nog een los te bezoeken ‘belevings-installatie’ in de Elleboogkerk in Amersfoort. Met een winters waterlandschap en een horizon nodigt Hans Op de Beeck je uit om in stilte een tijdloos moment van reflectie en kalmte te vinden.

 

Kunst / Expo binnenland

Kusama’s artistieke zoektocht in Nederland

recensie: Yayoi Kusama - Stedelijk Museum Schiedam
Kusama en SchoonhovenGedownload uit het perspakket met toestemming van Marriëtte Maaskant (Hoofd Publiek bij Stedelijk Museum Schiedam)

De Japanse kunstenares Yayoi Kusama (1929) is met gemak een van ’s werelds bekendste kunstenaars te noemen. Toch weten maar weinig mensen dat Kusama van 1965 tot 1970 in Nederland verbleef. Het Stedelijk Museum Schiedam werpt een verhelderend licht op deze belangrijke fase van haar werk.

Kusama is bekend door de ogenschijnlijk vrolijke polkadots en de kamervullende installaties waarvan een aantal ook te zien zijn in de expositie in het Stedelijk Museum Schiedam. Daarnaast heeft Kusama in het begin van haar carrière verschillende happenings geïnitieerd in New York. Hier vulde ze verschillende locaties met gekleurde stippen. De kunstenares besloot deze happenings ook in Europa uit te voeren. In Nederland ging ze zelfs nog een stapje verder.

Happenings

Een belangrijk moment, en tevens vertrekpunt van de tentoonstelling, is de opschudding die Kusama in 1967 veroorzaakte in de gemeenteraad van Schiedam. Tijdens de happening in de kapel van het Stedelijk Museum Schiedam beschilderde ze de naakte kunstenaar Jan Schoonhoven met haar nu zo typerende stippenpatroon. Het was een belangrijke gebeurtenis binnen zowel de Nederlandse kunstscene als de carrière van Kusama. Ze droeg hiermee bij aan een nieuw tijdperk in de Nederlandse kunstwereld. De kunstenares speelde, al dan niet bewust, in op de opkomende seksuele revolutie.

Het losmakende aspect van deze en daaropvolgende (naakt) happenings wordt versterkt door de foto’s en de beschrijvingen in de donkere expositiezaal. De documentatie nodigt hierdoor uit tot concentratie, wat een grondige observatie teweegbrengt. De paspoppen van de installatie Infinity Polka Dots Room wachten er geduldig naast. Door deze combinatie – paspoppen vol met gekleurde stippen en de foto’s van onder andere Schoonhoven die beschilderd wordt door Kusama – ontstaat een verrassend realiteitsbesef van de happening. De foto’s voelen intiem en geven een tastbaar inzicht in haar artistieke zoektocht.

Strijd en vrijheid

Kusama’s werk ademt strijdkracht. De strijd van een Aziatische vrouw in een westerse wereld. En de strijd van een vrouw in een door mannen gedomineerde kunstwereld. Ze verbeeldt deze spanningen onder andere door veelvuldig fallusvormen te gebruiken in haar werk en door kleurrijk en zelfbewust te poseren voor de camera. Het is een gevecht om erkenning. Een poging om te breken met haar jeugd en door te breken als zichzelf. De tentoonstelling laat zien dat Kusama vanuit persoonlijke ervaringen en trauma’s deuren opent binnen bredere maatschappelijke ontwikkelingen.

Narcissus Garden

Zaalfoto Narcissus Garden. Foto: Aad Hoogendoorn.

De opbloeiende vrijheid die te zien is in de werken bereikt een hoogtepunt in Narcissus Garden, oorspronkelijk gecreëerd voor de Biënnale van Venetië in 1966. Hier verkocht Kusama spiegelballen voor 2 dollar per stuk. Deze daad ging in tegen de ‘regels’ van de galerie waar ze bij hoorde. Ze hield de bezoekers een spiegel voor, maar niet zomaar een spiegel: een bolvormig object dat niet alleen de achtergrond weerspiegelde van de persoon die ervoor stond, maar ook die van de persoon erachter en de personen eromheen.

De gemoedelijke sfeer van het museum weerspiegelt de soms voorzichtige, maar altijd rake stappen naar een soort bevrijding. Door de expositie is het alsof Kusama het museum nooit echt heeft verlaten. De markante polkadots die we nu zo goed kennen, hebben een lange weg afgelegd om het spektakel te worden dat ze vandaag de dag zijn. Het Stedelijk Museum Schiedam slaagt erin deze evolutie vast te leggen en presenteert een krachtig verhaal over een persoonlijke en kunsthistorische reis.

De tentoonstelling Yayoi Kusama. De Nederlandse jaren 1965-1970 in het Stedelijk Museum Schiedam is nog te zien tot en met 17 maart 2024.

Kunst / Expo binnenland

Een zoektocht naar herkenning

recensie: My Oma - Kunstinstituut Melly, Rotterdam

‘“Ik ben op zoek naar mijn grootmoeder in iedere vrouw”, aldus Charlie Koolhaas, een van de deelnemende kunstenaars van My Oma. Misschien zijn we hier beland omdat we een vergelijkbare zoektocht doormaken, omdat sommigen van ons grootmoeder zijn, dit ooit zullen worden, of juist nooit.’ Met deze zinnen opent Kunstinstituut Melly haar nieuwste tentoonstelling My Oma.
Hoe is het om deze expositie met drie generaties te bezoeken? Wat zien (klein)kind, moeder en grootmoeder in deze tentoonstelling, ieder vanuit het eigen perspectief?

My Oma is een groepstentoonstelling waarin de grootmoeder als figuur de hoofdrol speelt. De tentoonstelling, verdeeld in vier thema’s – verbintenissen, idealisering, erfgoed en ontworteling – omvat hedendaagse kunstwerken, sommige exclusief gecreëerd voor deze expositie. Van een gefilmd familierecept tot kindertekeningen en familiefoto’s, elke creatie belicht een uniek perspectief op de grootmoederfiguur.

De Kleindochter

De uitspraak van Koolhaas is treffend voor een kleinkind. Met deze gedachte in het achterhoofd, betreed je dan ook de tentoonstelling, op zoek naar herkenning. Maar het is moeilijk om een connectie te vinden met de werken. Veel ervan zijn gebaseerd op heel persoonlijke verhalen. Zoals het werk Absence Vessel, or I had to invent a face for you, and now it is your flesh that I am van Jota Mombaça dat naar aanleiding van deze tentoonstelling is gemaakt. Je stapt een ruimte binnen die gevuld is met puin, erboven hangen holle keramiekwerken. Heel kort samengevat verwijst dit naar de afwezigheid van een zwarte grootmoederfiguur, in een Braziliaanse context van trauma’s, gendertransitie en verloren herinneringen.
De installatie is gemaakt vanuit de positie van het kleinkind. Het werk is indrukwekkend en kwetsbaar, maar voelt toch erg ver weg. Je hebt de uitgebreide toelichtingen nodig om het echt te doorgronden.

De Moeder

De moeder weet hoe het is om het kleinkind, kind en moeder te zijn. Ze weet niet of ze ooit oma zal worden en kijkt misschien met een blik van verlangen, een glimp van hoe haar leven er in de toekomst uit zou kunnen zien. Hoewel de moederfiguur niet specifiek wordt meegenomen in de expositie is zij toch aanwezig. Bijvoorbeeld in familiefoto’s waarop meerdere generaties samenkomen. Die wekken gevoelens van trots, volmaaktheid en liefde op.

De Grootmoeder

De hoofdfiguur in dit verhaal is de grootmoeder. Hoewel alle werken uit het perspectief van het kleinkind zijn gemaakt, is het de oma die beide kanten van het verhaal kent. Toch kan het voor een grootmoeder lastig zijn zich te herkennen in de werken. De relatie tussen grootmoeder en kleinkind is iets bijzonders, maar betekent voor iedereen iets anders. Een goed voorbeeld hiervan is het werk van Buhlebezwe Siwani. Het is een driedimensionaal tafereel. Een groepsportret gemodelleerd uit groene zeep. De geur doet de kunstenares denken aan vroeger toen ze als kind werd gewassen door haar grootmoeder met deze zeep.

My Oma reflecteert op diverse culturele perspectieven en persoonlijke verhalen die samenkomen in dit geheel. Noemenswaardig is de verscheidenheid aan culturen die binnen de tentoonstelling gerepresenteerd worden. Deelnemende kunstenaars komen bijvoorbeeld uit Turkije, Marokko, Brazilië, Curaçao, Oekraïne, Tsjechië, Duitsland en Nederland. Grootmoeders zijn de sleutelfiguren in vele families. Zij dragen geschiedenis en tradities over aan volgende generaties. Hoewel de werken soms als losse puzzelstukjes aanvoelen, geven ze samen een beeld van de rol van grootmoeders over de wereld. Ook al verandert er (gelukkig) veel op het gebied van genderrollen, de oma blijft toch een vrouw waar je tegenop kijkt.

Kunst / Expo binnenland

Ieder kind een eigen verhaal

recensie: Kinderen van de Haagse School - Panorama Mesdag

Spelen, ravotten en schilderen, maar ook meewerken op het land, in de visserij en in huis. Dit was de realiteit voor kinderen tegen het einde van de negentiende eeuw. In Panorama Mesdag krijgen wij nu een inkijkje in hun leefwereld.

De Haagse schoolschilders, waaronder bekende namen als Hendrik Willem Mesdag, Jozef Israëls en Jacob Maris, stonden bekend om hun schildertechniek met brede penselen en losse verfstreken. Hiermee slaagden ze erin sfeer te scheppen, uiterst geschikt voor het intieme thema van de leefwereld van kinderen. Het is een vernieuwend idee om de schilderijen rond dit thema onder de aandacht te brengen, aangezien hier in het verleden weinig focus op is geweest. Meer bekend zijn de oer-Hollandse zeegezichten en landschappen, of de voorstellingen met arme vissers en boeren.

Zorgeloos spelen of al jong aan het werk?

In de eerste zaal zien we kinderen op het strand, in de dierentuin, spelend met poppen of in de sneeuw; het kan niet op. Dit staat in sterk contrast met de schilderijen uit de tweede zaal, waar we geconfronteerd worden met hardwerkende kinderen. Er wordt vee gehoed, handwerk gedaan, op zee gewerkt, er worden vodden geraapt en manden gevlochten. Dit type voorstellingen bracht goede prijzen op in de kunsthandel en werd geprezen om de pure schoonheid van het eenvoudige leven.

Floris Arntzenius, Het lucifermeisje, 1890, olieverf op doek, 130 x 75,8 cm, collectie Haags Historisch Museum

Het meest schrijnende tafereel is het lucifermeisje;  zich staande houdend met krukken, probeert ze lucifers te verkopen om bij te verdienen en zo iets bij te dragen aan het gezin. Haar ongelukkige gezichtsuitdrukking, ongemakkelijke houding en bevuilde kleding laten niets aan de verbeelding over. Waarom deze armoedige en ongelukkige aspecten werden uitvergroot, legt Frederik van Eeden uit in een citaat uit 1888 dat in deze zaal op de muur staat: ‘Hun [de schilders van de Haagse school, red.] schoonheidsgevoel werd het meest bevredigd door de armoedigste huisjes, de meest armelijk gekleede lieden. Ze vonden dat mooi […] Mooi, zeggen ze, mooi – dat is vuil.

Portretten van eigen kroost

De kinderen van de Haagse Schoolschilders leidden een heel ander leven dan hun werkende leeftijdsgenoten. Dit zien we op de intieme portretten die de schilders van hun kinderen maakten. Ze zijn onbezorgd aan het tekenen, lezen, muziek maken en hebben nette kleding aan. Een aantal schilders gebruikten hun kinderen als model voor hun commerciële werk, maar meestal waren deze portretten bedoeld voor persoonlijk gebruik.

Een speciale link met de familie Mesdag wordt in de tentoonstelling gelegd via Klaasje, het enige kind van Hendrik Willem Mesdag en Sientje Mesdag-Van Houten, dat op zevenjarige leeftijd overleed. Een aantal van zijn kindertekeningen, die bewaard zijn gebleven in Mesdags schetsboeken, zijn nu samen met familieportretten en persoonlijke fotoalbums van de Mesdags voor het eerst te zien.

Thérèse Schwartze, Portret van Thérèse Ansingh, olieverf op doek, 59 x 47 cm, Particuliere collectie. Foto: Piet Gispen

Vakvrouwen

Vrouwelijke kunstschilders aan het einde van de negentiende eeuw, zoals Wally Moes en Barbara van Houten, hadden te maken met een lastig dilemma: trouwen of leven als kunstenaar? Degenen die voor dat laatste kozen, bleven kinderloos. Hoewel zij dus geen portretten van eigen kinderen vervaardigden, was het portretteren van kinderen wel een geliefd onderwerp onder deze vrouwen. Panorama Mesdag wijdt daarom de derde en laatste tentoonstellingszaal aan deze vakvrouwen en hun schilderijen en tekeningen van andermans kinderen.

 

Hoewel de tentoonstelling klein van omvang is, wordt met behulp van 45 schilderijen en tekeningen en duidelijke zaal- en objectteksten, een prachtig beeld neergezet van de leefwereld van kinderen tegen het einde van de negentiende eeuw. Panorama Mesdag heeft het voor elkaar gekregen om een originele invalshoek te vinden wat betreft schilders van de Haagse school en er is een mooie poging gedaan om de vrouwelijke kunstschilders uit die tijd ook een prominente plek te geven. Mocht je je in Den Haag bevinden, dan is deze tentoonstelling zeker een bezoekje waard.

Kunst / Expo binnenland

Honderdvijftig dagen Rembrandt in De Lakenhal

recensie: Rembrandts vier zintuigen – zijn eerste schilderijen

Hoe hebben we het nu: vier zintuigen? Het zijn er toch vijf? Dat klopt: zicht, gevoel, gehoor, reuk en smaak. Museum De Lakenhal in Leiden toont er vier. Van stadgenoot Rembrandt. De eerste vier, want de ‘smaak’ is spoorloos.

Rembrandt maakt ze rond zijn achttiende levensjaar (1624-’25) wanneer hij in Leiden woont en werkt. De brillenverkoper (zicht), wordt in 2012 door De Lakenhal aangekocht. De andere drie bevinden zich in The Leiden Collection (New York), de privéverzameling van het echtpaar Kaplan: De operatie (gevoel), De drie zangers (gehoor) en De flauwgevallen patiënt (reuk) dat het als laatste koopt, in 2015. Het is het eerste schilderij met Rembrandts signatuur: RHF (Rembrandt Harmenszoon Fecit).

De vier kleine schilderijen zijn eerder te zien geweest in het Rembrandthuis in Amsterdam (2016-’17). Nu vormen ze de opmaat voor de viering van het honderdvijftig-jarig bestaan van De Lakenhal en zijn er honderdvijftig dagen te zien. In één zaal in het hart van het museum, bij de vaste collectie in de buurt.

Alledaagse scènes in eenzelfde opzet

Het zijn alledaagse scènes in felle kleuren, onder andere opvallend roze. Vernieuwend ook, weg van de beeldtradities en personificaties uit die tijd, pasteus (dik) en voor een jonge kunstenaar trefzeker geschilderd. Rembrandt experimenteert al met licht-donkereffecten (clair-obscur), realisme en dramatische emoties, de barokschilderkunst eigen. Waar hij dat allemaal vandaan heeft, is ook te zien in werk van zijn leermeesters en collega’s dat in dezelfde zaal hangt. En waar het toe leidde ook, in enkele schilderijen van leerlingen.

Het clair-obscur bijvoorbeeld vinden we terug op De Onderwereld met de boot van Charon (ca. 1620) van Rembrandts eerste leraar, Jacob van Swanenburgh. Die roze kleur op Lezende oude vrouw (ca. 1625-’26) van Rembrandts vriend en collega Jan Lievens, die waarschijnlijk ook is afgebeeld op de Drie zangers en Musicerend gezelschap. De kleur roze is trouwens ook gekozen voor de ondergrond waarop de schilderijtjes hangen.

De vier schilderijen hebben allemaal eenzelfde opzet: drie figuren in – voor die tijd – ouderwetse kleding met elementen waarvan men dan meent dat het oriëntaals is. Vergelijkbaar met de uitdossing van Rembrandts Musicerende gezelschap (1626) dat in de nabijheid van de vier is opgehangen.

Vorm versus inhoud

Maar het gaat verder dan alleen de invloed van Rembrandts leermeester. Ook de invloed ervan op weer zijn leerlingen komt aan bod. En hoe ze met die invloed omgaan, ervan afwijken. Zoals Gerrit Dou in een zelfportret (ca. 1632). Dou schildert immers niet zozeer pasteus; hij was een Leidse fijnschilder.
De roze kleur komen we ook weer tegen op een doek van Harmen Steenwijk, een Vanitas stilleven (ca. 1650).

De nadruk ligt vooral op de vormelijke aspecten van de werken die worden getoond. Op zich een beperking die voor zo’n kleine, door conservator oude kunst Janneke van Asperen samengestelde expositie in slechts één zaal begrijpelijk is. Maar het maakt wél nieuwsgierig naar een meer inhoudelijke insteek.

Rembrandt Harmensz. van Rijn, Brillenverkoper (het Gezicht), ca.1624-1625, Museum De Lakenhal

Een voorbeeld. Op De brillenverkoper staat de verkoper (Rembrandts vader?) afgebeeld met een opvallende (oriëntaalse) muts, een soort sjtreimel of shtreimel zoals getrouwde joodse mannen die nog wel dragen. Een mooi en vergelijkbaar voorbeeld schildert een andere leerling van Rembrandt, Samuel van Hoogstraten op zijn Man achter een raam (1653, Kunsthistorisches Museum, Wenen). Lang denkt men dat dit rabbijn Lipmann Heller is, een jaar na diens dood geschilderd, hoewel daar nu aan wordt getwijfeld. Dat is link één.

Een andere link is het gegeven dat joden in de tijd van Rembrandt, met zijn gilden, brillen mogen verkopen. Zo komen ze aan de niet antisemitisch bedoelde bijnaam ‘brillenjood’, die later een negatieve bijklank krijgt. Zo zou Rembrandt al jong, nog voor hij in Amsterdam in de Jodenbuurt woont, aandacht voor zo’n joods attribuut tonen.

Het is een beetje jammer dat De Lakenhal zo’n context als deze niet meeneemt en de nadruk legt op formele kenmerken van de getoonde schilderijen. Misschien bij een volgende keer, of tijdens een college op de eerste zondag van de maand wel? Dat maakt een reisje naar Leiden voor sommige mensen vast nog waardevoller.

 

 

Kunst
special: Ensorjaar in België

Het stilleven van Ensor: eigenzinnig en grotesk

In 2024 wordt de 75ste sterfdag van James Ensor herdacht met een speciaal Ensorjaar in België. Verschillende tentoonstellingen worden georganiseerd om zijn kunstenaarschap te vieren. Rose, Rose, Rose à mes yeux! James Ensor en het stilleven in België, 1830-1930 in Mu.ZEE in de historische badplaats Oostende is de eerste tentoonstelling die volledig gewijd is aan het stilleven van Ensor, een genre dat hij radicaal vernieuwde. Het laat zien hoe de Belgische meester afscheid nam van de academische traditie, en zijn eigen weg koos door de kunst.

De Britse Vlaming James Ensor (1860-1949) maakte ongeveer tweehonderd stillevens, een genre dat hij ooit omschreef als ‘de triomf van de kleur en van het leven’. Een kwart van deze werken is in Mu.ZEE in de badplaats Oostende te zien, waaronder enkele bijzondere bruiklenen uit Europese musea en privéverzamelingen. Bij de entree geven een klein stilleven met rozen en andere bloemen in warme kleuren en een gedicht de naam Rose, Rose, Rose à mes yeux! aan de tentoonstelling:

Noble Rose entre toutes les Roses, Rose des heures, Rose des vents, Rose altière des guerriers d’Angleterre, Rose diamantée, Rose nostalgique des pays ardents, Rose lunaire, Rose capitale, Rose songeuse des nuits d’été, Rose des poètes, soyez toujours Rose, Rose, Rose à mes yeux – James Ensor, 1923

Thuis bij de meester

Ensor was een pionier van het symbolisme. In het James Ensorhuis in Oostende, de plek waar hij vanaf 1917 tot aan zijn dood woonde en werkte, kun je interactief ontdekken hoe hij zijn artistieke visie ontwikkelde. Zijn geboorteplaats Oostende, ‘Koningin der Badsteden’, speelde hierbij een essentiële rol. Hij vond inspiratie in de stad, op het strand en in de cultuur, maar hij voelde zich er vaak ook een buitenstaander. Zijn vernieuwende stijl en gedurfde, vaak satirische onderwerpen werden niet altijd begrepen of gewaardeerd. Toch was Ensor geen kluizenaar en deed hij er ook buiten het atelier alles aan om zich als de grote ‘Maestro’ te manifesteren. In de stijlkamers met originele meubelen en reproducties waan je je even terug in die tijd. Ook is er een souvenirwinkeltje van de familie te zien, met exotische schelpen, opgezette vissen, Chinese souvenirs en griezelige carnavalsmaskers. Deze elementen keren terug in de stillevens van Ensor, die even verderop worden geëxposeerd in Mu.ZEE.

Pionier

James trok op zijn zeventiende naar de Academie van Brussel, maar na drie jaar keerde hij teleurgesteld en zonder diploma terug. Thuis in zijn atelier op zolder creëerde de Vlaming zijn eigen kunst, zowel in stijl als iconografie. De eigenzinnige meester hoort volgens de tentoonstellingsmakers van Mu.ZEE thuis in het rijtje Edvard Munch, Claude Monet en Odilon Redon. Het werk van deze Europese avantgardisten markeert de beginfase van het modernisme. Om de kwaliteit en moderniteit van Ensors oeuvre te kunnen tonen, wordt in de tentoonstelling echter een andere vergelijking gemaakt, namelijk met andere Belgische kunstenaars uit de negentiende en twintigste eeuw. Om voor deze 120 extra stillevens ruimte te creëren, zijn er pop-upachtige wanden van ruw hout geïnstalleerd, die hier en daar een doorkijkje mogelijk maken. Het in een oud warenhuis gevestigde museum is in afwachting van een langdurige renovatie die na het Ensorjaar van start zal gaan.

Academische perfectie

Hubert Bellis, Daags na carnaval. Collectie M Leuven, inv. S/14/B. Foto: Dominique Provost

De tentoonstelling begint met een vrij lange reeks schilderijen van kunstenaars die in in de stijl van de academie werkten. Tal van trucjes werden bedacht om composities virtuositeit en levendigheid te geven. Door een gezicht toe te voegen trek je de aandacht, zo demonstreert Hubert Bellis met zijn grote doek. Veel meesters tonen technische perfectie in rijp fruit en groenten, dode vissen met hele grote ogen, geschoten wild en weelderige bloemboeketten, naast oosterse waaiers en porselein. Veel creaties blijven echter vrij statisch en decoratief. Dit gebrek aan artistieke ambitie kan niet iedereen worden aangerekend. Vrouwelijke kunstenaars werden immers buiten de academies gehouden en moesten hun onderwerpen maar in huiselijke sfeer zien te vinden. De melancholie van hun lot wordt treffend weerspiegeld in het schilderij met dodenmasker van Berthe Art uit 1885.

James Ensor, De rog (La raie), 1892. Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België, Brussel, inv. 4489. Foto: J. Geleyns

Een eigen koers

Een vrolijke ommekeer vindt plaats in het centrale deel, dat het intrigerende stilleven van James Ensor laat zien. Met name de jaren 1880 en ‘90 markeren zijn meest creatieve periode. Waar hij in het begin vooral bezig is met materie, licht en reflectie in vrij brave composities, neemt kleur het in zijn latere werk over. Door parelmoer aan het wit toe te voegen, verdoezelt hij de hardheid van zijn kleuren. Het resultaat is daar: zijn stillevens zijn fris van kleur en lijken bijna licht te geven. Het zijn zelfstandige kunstwerken waarin naast huisraad, bloemen, vruchten en schelpen, meer exotische en theatrale motieven figureren. De maskers verbeelden voor de veelal onbegrepen en bespotte kunstenaar de ware aard van de mens. In plaats van het gelaat te verbergen, tonen ze de gezichten van zijn kwelgeesten. Experimenten met beeldtaal vallen ook op in de ruimte met Ensors prachtige tekeningen vol raadselachtige duivels, monsters en doodshoofden, in de geest van Bosch en Bruegel. Hij schuwt provocatie niet, zo is te zien in De rog uit 1892. Hij schildert een rechtop zittende dode rog met dikke staart, die de toeschouwer lijkt aan te kijken. De erotische sfeer van de voorstelling wordt versterkt door een grote schelp met vleeskleurige binnenkant.

Voorbij het stilleven

In de laatste zalen wordt weer context gecreëerd met werk van andere Belgische meesters. Gevestigde moderne meesters die zich ook hebben toegelegd op het stilleven gaan net als Ensor het experiment aan. Louis Thevenet en Albert Saverys zijn present, maar ook Rik Wouters, Gustave Van de Woestyne en Walter Vaes die nog meer een eigen richting zoeken, passeren de revue. Ensors stadsgenoot Louis Spilliaert is geen stillevenschilder maar hij maakt ze wel. Zijn objecten lijken individuen die worden geportretteerd. Het stilleven wordt vormelijker en gaat over representatie, de essentie, en ook met het traditionele perspectief wordt druk geëxperimenteerd. In de epiloog pakt Jean Brusselmans uit met zijn stapeling van allerlei verschillende vormen. Kunstenaars René Magritte, Marthe Donas en Frits Van den Berghe spelen in hun composities eveneens met de grenzen van het concept, waardoor het stilleven haast lijkt op te houden te bestaan.

#Ensor2024

James Ensor, Masker en schaaldieren (Masque regardant des crustacés), 1891. Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen, inv. 1958. Foto: Rik Klein Gotink

Oostende en Antwerpen bundelen hun krachten met een complementair Ensorjaar. Tot en met augustus 2024 brengt Oostende een museaal programma en een gevarieerd stadsfestival ter ere van Ensor. Er zijn theateropvoeringen, concerten, exposities, buitenactiviteiten en zelfs de restauranthouders en pralinemakers maken van je bezoek aan de historische badplaats een feest. In september 2024 neemt Antwerpen de fakkel over met vier uiteenlopende tentoonstellingen van internationale allure over Ensors blijvende relevantie door de kruisbestuiving met hedendaagse kunst, mode en fotografie, met als grootste klapper Ensors stoutste dromen. Het impressionisme voorbij in KMSKA. Brussel haakt aan met James Ensor. Inspired by Brussels, een tentoonstelling die in februari zal plaatsvinden in De Koninklijke Bibliotheek van België.

 

De tentoonstelling in Mu.ZEE is nog geopend tot en met 14 april 2024. Informatie: www.muzee.be

Alle tentoonstellingen, activiteiten, events die plaatsvinden in Oostende en Antwerpen zijn te vinden op https://www.ensor2024.be

Kunst / Expo binnenland

Van stills naar films

recensie: This Will Not End Well - Nan Goldin
Zelfportret Goldinhttps://www.stedelijk.nl/nl/nieuws/nan-goldin

This Will Not End Well is niet de alledaagse fototentoonstelling zoals je haar waarschijnlijk gewend bent. Geen ingelijste foto’s netjes naast elkaar hangend aan de muur. Nee. De tentoonstelling bestaat uit zes diavoorstellingen ondersteund door muziek, bewegend beeld en soms een voice-over van de fotografe zelf. Nan Goldin presenteert haar fototentoonstelling daarom ook als filmmaker en niet als fotograaf.

French Chris

Nan Goldin, French Chris on the convertible, New York City, 1979. © Nan Goldin.

Goldins werk wordt gezien als krachtig tijdsdocument. Ze fotografeert zichzelf en haar vrienden en laat vooral de kwetsbare kanten van het leven zien. Thema’s die voorbijkomen zijn bijvoorbeeld de hoogte- en dieptepunten van drugsgebruik, familietrauma’s en zelfdoding. Al rond de jaren tachtig begon Goldin haar diavoorstellingen te presenteren in clubs en bioscopen. Ze werkte deze voorstellingen de afgelopen jaren constant bij met nieuwe foto’s en andere elementen.

Foto of film?

Bij binnenkomst word je vrijblijvend verzocht om de camera(’s) op je telefoon af te plakken met een sticker, zodat je geen foto’s of video’s kunt nemen van het intieme werk dat hier getoond wordt. Dit verzoek hoor je de laatste tijd veel in nachtclubs, waar het dient om mensen aan te sporen te leven in het moment. Het is een mooi initiatief, dat ook zeker hier toepasbaar is. Alleen jammer dat de keuze wordt overgelaten aan de bezoeker.

De volledig zwarte zaal is opgedeeld in zes paviljoens, elk ontworpen door Hala Wardé met het specifieke werk als uitgangspunt. De diavoorstellingen worden getoond in deze paviljoens, waar je vrij naar binnen en buiten kunt lopen. Dit is aan de ene kant fijn, want niet iedereen heeft zo’n lange spanningsboog om alle diavoorstellingen, die variëren van 14 tot 45 minuten, helemaal te bekijken. Daarnaast zitten er soms akelige en verontrustende beelden tussen die je misschien liever niet wilt zien, zoals het injecteren van heroïne of heftige littekens en verwondingen. Aan de andere kant veroorzaakt de vrije in- en uitloop onrust bij de andere bezoekers. Ook weet je niet waar in het verhaal je binnenstroomt, wanneer je een nieuwe ruimte betreedt.

De manier van presenteren is misschien even wennen en heeft zo zijn voor- en nadelen. Het belangrijkste positieve punt is dat de presentatie veel toevoegt aan de beleving van het werk. Je bekijkt de foto’s namelijk een voor een met bijpassende muziek en in een vaste volgorde, gekozen door de maker. Deze combinatie prikkelt verschillende zintuigen, waardoor de foto’s nog meer tot leven komen. De fotoseries zijn zo bijna documentairefilms geworden, zoals Goldin dat zelf ook bedoeld heeft. Zo is op de website van het museum te lezen: ‘I have always wanted to be a filmmaker. My slideshows are films made up of stills’.

Persoonlijk verhaal

Brian en Nan

Nan Goldin, Brian and Nan in Kimono, 1983. © Nan Goldin.

Goldin laat in haar werk vaak mensen zien die door de samenleving als buitenbeentjes worden beschouwd. In This Will Not End Well zijn verschillende verhalen te zien van deze buitenbeentjes. Zo vertelt The Ballad of Sexual Dependency, een van Goldins meest bekende series, die eerder is uitgebracht als boek, het verhaal van Goldins vrienden vanaf de jaren zeventig en tachtig tot en met vandaag de dag. De beelden zijn momentopnames van alledaagse taferelen en wilde feesten maar ook van hele intieme, kwetsbare momenten. Dit is karakteristiek aan haar werk. Ze houdt het dicht bij zichzelf.
Zo ook in een ander paviljoen: Memory Lost. In de tentoonstelling is te lezen wat deze serie voor Goldin betekent: ‘Memory Lost is about seeing things through a veil of darkness. Drugs set me free, and then they became my prison’. De foto’s tonen haar afkickervaring ondersteund door archiefmateriaal bestaande uit interviews en geluidsopnames.

Hoewel het werk, misschien in een andere montage, al eerder tentoongesteld is, weet Goldin in deze presentaties met de toevoeging van muziek, een voice-over of een enkel bewegend beeld weer zes indrukwekkende verhalen neer te zetten.

Goed om te weten: als je de tentoonstelling wilt bezoeken, moet je vooraf een tijdslot reserveren op de website en moet je ongeveer 2,5 uur rekenen om alle diavoorstellingen van begin tot eind te bekijken.

Kunst / Expo binnenland

Omzien in schaamte

recensie: Roofkunst - 10 verhalen, in Mauritshuis Den Haag

Er is al een tijdje veel te doen over roofkunst. Schatten die in het verleden zonder blikken of blozen werden ingepikt, worden nu vaak met uitvoerige excuses teruggegeven aan de rechtmatige eigenaars. Het Mauritshuis maakt deze historische realiteit virtueel toegankelijk.

‘Geschiedenis wordt geschreven door de overwinnaars’, schreef George Orwell op 4 februari 1944 in The Tribune. In zijn tijd overwon gelukkig de goede, humane kant. Maar de overwinnaars zijn ook maar al te vaak schurken geweest, veroveraars, moordenaars, verkrachters, plunderaars. Geschiedenis is vaak geschreven door de rovers, daar kun je niet omheen, zeker niet in musea.

De expositie over roofkunst in het Mauritshuis is bescheiden van omvang, maar de tien verhalen die er verteld worden, belichten veel facetten van dit actuele thema. Van De trofee die Napoleon meenam uit Berlijn tot De echo’s van een Britse ‘strafexpeditie’ in Benin. Van De overblijfselen van nazimisdaden tot De toekomst van het kanon van Kandy, in Ceylon buitgemaakt door Nederlandse VOC-troepen. De verhalen geven je samen een caleidoscopisch beeld van West-Europese roofzucht en de huidige dialoog over eigendomsrechten. De tentoonstelling is georganiseerd in samenwerking met drie Berlijnse musea en de Stiftung Humboldt Forum im Berliner Schloss.

Beleving met behulp van VR

VR (in headset) – Quadriga op de Brandenburger Tor, beeld Jongsma + O’Neill

Alle verhalen zijn opgebouwd rond gestolen kunstvoorwerpen. Het meest tot de verbeelding spreken de drie waarbij je een VR-bril krijgt opgezet en zelf in een historisch decor wordt opgenomen. Daar sta je opeens, bovenop de Brandenburger Tor. Links naast je de fameuze koperen strijdwagen, onder je het plein waar de Franse cavalerie zich verzamelt achter de bekende generaal met zijn tweekantige steek en witte paard. Zo mooi dat je bijna vergeet wat het heikele onderwerp van deze tentoonstelling ook alweer is. Het verhaal draait om het paardenvierspan dat in 1806 door de Fransen als trofee wordt meegenomen. Het beeld keert overigens in 1814 weer terug naar Berlijn.

Of neem het laatste VR-verhaal. In een klein tempelcomplex op Bali beleef je de gevolgen van een Nederlandse ‘expeditie’ die daar in 1849 wordt ondernomen. Op de grond voor je een paar roerloze lichamen van Balinezen; verderop het geluid en geflits van geweervuur; vanuit het niets opeens een vlucht opgeschrokken vleermuizen … En tenslotte de stilte. De kris van een plaatselijke strijder belandt via een verzamelaar in een Duits museum.

Het is duidelijk dat VR ongekende mogelijkheden biedt, ook voor geschiedenisfans. De expositie in het Mauritshuis speelt hier kundig op in. Dankzij de video-installaties en digitale technieken van kunstenaarsduo Jongsma + O’Neill sta je letterlijk oog in oog met het verleden. Dat is wel een wow-ervaring.

Betrokkenheid van het museum

Het Mauritshuis is op verschillende manieren zelf betrokken bij het onderwerp roofkunst. Een paar van de getoonde voorwerpen zijn of waren eigen bezit en maken deel uit van het grote verhaal. Daarnaast is de geschiedenis van het museum nauw verweven met onderwerpen als slavernij en kolonialisme, zo valt te lezen. De bouwer van het oorspronkelijke Mauritshuis – dat in 1704 vrijwel geheel door brand werd verwoest – was Johan Maurits van Nassau-Siegen, gouverneur van de kolonie Nederlands-Brazilië in de jaren 1636-1644. Niet alleen handelde hij persoonlijk in tot slaaf gemaakten, maar bovendien nam hij bij zijn terugkeer talloze kunstvoorwerpen mee naar Den Haag.

In de collectie van het huidige museum bevinden zich ook veel stukken die geroofd zijn geweest door Franse revolutionairen of nazi’s. Een zelfportret van Rembrandt, door Hitler opgeborgen in een Oostenrijkse zoutmijn en bedoeld voor het megalomane Führermuseum dat hij ooit wilde realiseren, kon gelukkig na de oorlog worden teruggegeven aan de familie Rathenau. In 1947 verkochten zij het aan het Mauritshuis, waar het nu een prominent (VR-)onderdeel van de expositie is.

De gedachtevorming over roofkunst is zeker nog niet helemaal uitgekristalliseerd, er zijn vaak nog complexe vragen te beantwoorden. Wie zijn precies de rechtmatige eigenaars of hun erfgenamen? Zijn die nog wel te traceren? Moet alle geroofde kunst worden teruggevraagd en teruggegeven? Of zijn er soms ook redenen om dat niet te doen? Het Mauritshuis pikt die vragen op en mengt zich met een kleine, maar vaak verrassende tentoonstelling in de discussie.

 

Het Mauritshuis organiseert op 16 en 17 november een internationaal symposium over roofkunst. Tijdens dit symposium staan de drie periodes die behandeld worden in de tentoonstelling centraal: koloniale roofkunst, napoleontische roofkunst en naziroofkunst.

Kunst / Expo binnenland

Een moment met Ai Weiwei

recensie: Ai Weiwei - In Search of Humanity

Kalm komt hij de zaal binnenlopen. De fotografen staan klaar met hun camera’s voor de pers preview. Hij wacht even, poseert, en loopt vervolgens naar de talkshowachtige setting op het podium.

De mensen in de zaal worden steeds enthousiaster naarmate ze beseffen dat de wereldberoemde kunstenaar nu echt voor hun neus zit. Naast de professionele camera’s komen nu ook de mobieltjes tevoorschijn. Iedereen neemt foto’s. Als antwoord hierop begint Ai Weiwei met foto’s maken van het publiek. Ook op zijn telefoon. De aanwezigen lachen. Het interview geleid door de directeur van de Kunsthal, Marianne Splint, begint.

Het gesprek is als een wals. Waarbij nauwkeurig voorbereide onderwerpen bruut maar zorgzaam afgekapt worden met de sterke meningen van Weiwei. Zo waarschuwt hij ons voor ‘mainstream thinking’ in de media en benadrukt hij dat we allemaal zowel ‘goed’ als ‘slecht’ kunnen zijn. Oftewel, de keuze is aan ons. Ook het levensverhaal van Ai Weiwei komt aan bod, en zijn luchtig aandoende humor krijgt vrij spel. Splint geeft met haar vragen secuur vorm aan de gevatte ironie die het zware levensverhaal van Ai Weiwei omvat. Hierdoor ontvouwt zich, net als in de expositie, een mensenleven.

Grootste overzichtstentoonstelling tot nu toe

De Kunsthal heeft geen eigen collectie, maar vertelt verhalen. Dit keer het verhaal van Ai Weiwei. In Search of Humanity is de grootste overzichtstentoonstelling van de kunstenaar tot nu toe. Enkele bekende werken zoals de Sunflower Seeds en de Study of Perspective serie springen er bij binnenkomst meteen uit. Een grote slang gemaakt van kinderrugtasjes introduceert de volgende ruimte. Het indrukwekkende werk genaamd Snake Ceiling vertelt over de angstaanjagende aardbeving van 2008 in Sichuan waarbij duizenden kinderen om het leven kwamen. Een ander ontzagwekkend werk is de installatie Crystal Ball. De grote bal lijkt vol te zitten met zeewater. De zwemvesten gaan letterlijk gebukt onder het gevaarte. De wanhoop en de fysieke zwaarte die de mensen moeten doorstaan om te vluchten wordt voor een moment invoelbaar. De tentoonstelling heeft ook een persoonlijke kant. De tijd die Ai Weiwei in China in gevangenschap doorbracht heeft hij namelijk tastbaar gemaakt door zijn cel op ware grootte te repliceren.

Op zoek naar zichzelf

Het oeuvre van Ai Weiwei is binnen de muren van de Kunsthal overzichtelijk, maar verliest daarbij niks van haar grootsheid. Zijn persoonlijke zoektocht is duidelijk in zijn werk. Zo bediscussieert hij op een beeldende manier het lot van China’s culturele erfgoed, komt zijn worsteling met de politieke structuren van zowel China als van de westerse wereld naar voren en klinkt zijn drang naar gerechtigheid door om hen die geen stem hebben een stem te geven. Toch noemt Ai Weiwei zichzelf geen activist. Hij is vooral bezig met wat hij denkt en voelt dat hij moet doen in het moment. ‘Freedom of expression is an essential quality of life’, aldus de kunstenaar. En zo wordt in de visie van Ai Weiwei de kritische houding er een die ons allemaal zou moeten treffen als essentieel aspect van ons leven. Persoonlijke vrijheid en subjectieve expressie zijn volgens Ai Weiwei belangrijk bij de zoektocht naar jezelf in de wereld. Een uitspraak die lijkt te materialiseren in het moment dat hij ook van de pers foto’s maakt. Met een flinke scheut ironie, die een scherpheid van waarneming verklapt, en door de simpele act van het foto maken, gooit Ai Weiwei het gemaakte uit de sociale interactie weg, waardoor hij deelneemt aan het gesprek als mens van vlees en bloed.

Eerlijke kunst vraagt om eerlijke kijkers

Ai Weiwei’s kunst is naast een persoonlijke zoektocht, een uiting van betrokkenheid bij mensen en gebeurtenissen in de wereld. Dit blijkt niet alleen uit zijn werk, maar ook uit zijn aanwezigheid. Met deze betrokkenheid sluit hij ook het interview. We hebben allemaal een verantwoordelijkheid naar elkaar. ‘Use you personal judgement rather than propaganda’, vertelt Ai. Deze woorden zijn ook treffend voor de tentoonstelling. Het werk nodigt uit om door een eerlijke lens bekeken te worden. Eerlijk in de zin van erkennen vanuit welke ‘echte’ problematiek het werk is voortgekomen ondanks dat de boodschap verpakt is in een ‘show’. De expositie is niet bedoeld voor bezoekers die louter komen om foto’s voor socials te maken. Nee, Weiwei’s kunst verlangt óók naar persoonlijke verantwoordelijkheid. Het vraagt om onafhankelijk nadenken zodat wij streven naar het menselijke in onszelf.

 

Kunst / Expo binnenland

Onverwacht en spannend

recensie: Stoel neemt stelling - Centraal Museum Utrecht

Het Centraal Museum bezit de meeste Rietveldstoelen ter wereld. Het is haar ambitie om een van de beste stoelenmusea van de wereld te worden. Deze missie wordt krachtig zichtbaar gemaakt in de tentoonstelling Stoel neemt stelling waarin ruim honderd makers figureren. Het Utrechtse museum brengt een ode aan de vormgeving van de stoel en belicht tegelijkertijd ook de symboliek en het maakproces aan de hand van de meest uiteenlopende ontwerpen.

Conservator Toegepaste kunst en vormgeving Natalie Dubois vond in ontwerper Joost van Bleiswijk de perfecte vormgever en medecurator van de tentoonstelling waarin ruim honderd stoelen bijzondere verhalen vertellen. ‘Stoel neemt stelling gaat niet alleen over bekende designstoelen, maar ook over gewaagde en experimentele stoelen, stoelen die een onverwacht verhaal vertellen en stoelen als kunstobject,’ zegt Bart Rutten, artistiek directeur van het museum. Naast recente aanwinsten worden ook bijzondere bruiklenen van verzamelaars en andere musea geëxposeerd.

Context

Gerrit Rietveld is het vertrekpunt. Met zijn grensverleggende ontwerpen brak hij met elke traditie. Je kunt in de tentoonstelling goed zien hoe makers zich door hem lieten inspireren. Er is ook ruimte voor een ander perspectief. Zo toont Victor Sonna dat iconen wat hem betreft plaatsgebonden zijn. Toen de Kameroens-Nederlandse kunstenaar in Mali was stonden de rietvelden in brand, een ecologische ramp waar niemand zich hier om leek te bekommeren. In Nobody gives a Shit about Rietveld in Mali (2018) bevraagt Sonna Rietveld met een voorstelling van diens stoel in een veld met riet.

Iconen

Er zijn mooie designklassiekers te zien van Michael Thonet, Charlotte Perriand en Eileen Gray. Het behang van de zaal sluit er naadloos op aan. De Wrapped armchair (1964-1965) van Christo en Jeanne-Claude is niet om op te zitten maar nog wel als stoel herkenbaar. Bruce Nauman zet de kijker aan het werk en laat met A Cast of the Space under my Chair (1965-1968) de stoel in zijn geheel weg. Het is niet meteen duidelijk waarom het goedkope plastic tuinmeubel zich mag mengen in dit illustere gezelschap. Lezing leert dat dit model door een non-profit organisatie werd verwerkt in maar liefst 1,3 miljoen rolstoelen. Zo maakt een stoel zonder naam ook geschiedenis.

Een nieuwe generatie

Anna Aagaard Jensen – A Basic Instinct, 2018
Collectie Centraal Museum, Utrecht
Foto: Ernst Moritz

De tentoonstelling biedt veel ruimte aan een nieuwe generatie ontwerpers. Voor Cross Cultural Chairs (2018) bezocht Matteo Guarnaccia de meest dichtbevolkte landen ter wereld. Met lokale makers vertaalde hij hun gewoontes, politiek en geschiedenis in acht stoelontwerpen, een artistieke reis die in een documentaire werd vastgelegd. Anna Aagaard Jensen’s sculpturale stoel uit 2018 is een fantastische aanwinst voor het museum. A Basic Instinct is een van de stoelen waarop je zelfs mag zitten, maar let op: alleen door wie zich als vrouw identificeert. Met haar ontwerp laat de Deense je vol zelfvertrouwen achteroverleunen en dat geheel wijdbeens zodat je de ruimte om je heen wel op moet eisen.

Houtflow

De tentoonstelling doet recht aan de creativiteit en experimenteerdrift van de kunstenaar. Aan de wand hangt de fotografische tekening The Chairs (2014), van de Britse alleskunner David Hockney. Hij bracht tweehonderd foto’s vanuit verschillende perspectieven samen in één compositie waarin de stoelen bijna tot leven komen. Tayeba Begum Lipi’s rolstoel van blinkende scheermesjes neemt op grillige wijze stelling tegen het geweld dat vrouwen in Bangladesh ondergaan. En Jeroen Junte ontwierp een stoel in Rietveld-stijl met het AI-programma Midjourney. Het werd uitgevoerd door Vakvrouwen en kreeg van ChatGPT de naam Houtflow mee.

Droog zitten

Diverse thema’s worden uitgediept waaronder duurzaamheid. Natuur en design komen prachtig samen in The Wiltshire chair (2000-2006) van het duo Alice en Gavin Munro, die letterlijk aan een wilgenboom groeide. De hoge poten van The Urge to Sit Dry (2018) van Boris Maas toont hoe hoog je nog droog kunt zitten wanneer de zeespiegel stijgt. Ook Kees Dekkers wil bewustzijn creëren. Hij laat het museumpubliek kiezen wat het meest ongemakkelijke afval is dat straks zijn transparante No Waste Chair mag vullen.

A seat at the table

Stil wordt het bij de stoel die pijnlijk leeg blijft. Jaarlijks zetten nabestaanden van de MH17-slachtoffers 298 lege stoelen neer voor de Russische ambassade in Den Haag. Ze eisen opheldering over wat er werkelijk gebeurd is. Met de krachtige NEIN chair uit 2017 ageert Tessa Koot tegen artistieke onderdrukking. De stoel die niet wordt aangeboden is het onderwerp van Spoken Word kunstenaar Roziena Salihu. Ze liet zich inspireren door Shirley Chisholm, de eerste vrouw van kleur die lid werd van het Amerikaanse congres. Ze eiste een plek op aan de tafel van het publieke debat en sprak de krachtige woorden: ‘If they don’t give you a seat at the table, bring your own folding chair’.

Kunstroof

Thierry Oussou, Impossible Is Nothing, 2016
Foto: Denise Hermanns

Symboliek speelt ook een rol in Impossible is Nothing (2016), een installatie van Thierry Ousso. Centraal staat de troon van de laatste koning van Dahomey, het huidige Benin. Dit symbool van macht werd in 1892 door Frankrijk geroofd en speelt nu een rol in een diplomatiek geschil. Ousso nam op onconventionele wijze deel aan het debat over geroofd erfgoed en authenticiteit. Hij liet in zijn geboorteland in het geheim een replica ingraven om deze een half jaar later met nietsvermoedende studenten kunstgeschiedenis en archeologie weer op graven. De troon is nog steeds onbereikbaar, zoals ook de replica die nu in het museum achter een muur van kijkgaten staat opgesteld.

 

Stoel neemt stelling is tot en met 14 januari 2024 te zien in het Centraal Museum in Utrecht.