Tag Archief van: landscape

Kunst / Expo binnenland

Communicatie loopt in de soep

recensie: Amalia Pica - A ∩ B ∩ C (lijn)

.

Niet iedereen is even vaardig in communiceren. A ∩ B ∩ C (lijn) van kunstenares Amalia Pica in het Van Abbemuseum in Eindhoven biedt ons een nieuwe kijk op communicatie en de problemen die daarbij ontstaan.

Misverstanden kunnen ruzies veroorzaken, taalbarrières kunnen sociale drempels opwerpen en beelden kunnen buitensluiten. Het werk van Amalia Pica (Neuquén, Argentinië, 1978) houdt zich bezig met (mis)communicatie. In 2012 maakte ze een kamer met in alle muren conservenblikken (Chronic Listeners). Deze waren door middel van touwtjes met een willekeurig ander blik verbonden. Het werk lijkt een efficiënte manier van communicatie te onderzoeken, maar in de praktijk helpt het de bezoeker niet een boodschap helder over te brengen. In een ander project liet Pica de bezoeker middels confetti (Stabile, with confetti, 2012) vermoeden dat er een feestje was geweest. De bezoekers gingen op zoek naar het kunstwerk en het verhaal erachter, wat er opzettelijk niet was. Veel toeschouwers, te laat voor het feestje, vonden het lastig de bedoeling van het werk te ontdekken. Deze miscommunicatie was exact het idee. Voor het Van Abbemuseum heeft Pica een nieuw project gerealiseerd.

Abstracte vormen zonder absolute betekenis


Amalia Pica, A ∩ B ∩ C (lijn). Foto: Joris Killian

Amalia Pica, A ∩ B ∩ C (lijn). Foto: Joris Killian

A ∩ B ∩ C houdt in dat A, B en C nooit los van elkaar gezien kunnen worden. Het zijn individuele entiteiten, die elkaar deels overlappen. Pica toont dit aan met gekleurde, abstracte vormen van perspex. Elke dag worden de vormen vakkundig door performers verplaatst. Zo krijgen de vormen elke dag weer een nieuwe betekenis. De blik van de toeschouwer wordt van de rode driehoek weggejaagd naar de twee gele vormen, tot deze rust vindt in het bruine vlak. Hoewel het moeilijk in woorden te vatten is, ontstaat er een machtsverhouding tussen de vormen en kleuren. Nu is geel slechts een geleider, morgen is hetzelfde geel misschien een centraal punt. Het is een abstracte en visuele taal waarin de begrippen steeds opnieuw worden gedefinieerd.

Het museum (A) als onderdeel van het project (B)


Een taal veranderen heeft consequenties. En nergens is deze verwarrende werking zo goed zichtbaar als in het Van Abbe zelf. Met een grote collectie werk van avant-garde kunstenaar El Lissitzky en andere constructivisten, verandert het museum voor de ogen van de bezoeker in een doolhof. De strakke geometrische vormen waar zowel Lissitzky’s als Pica’s werk uit bestaat veranderen iedere dag van betekenis. De verandering is een groot gebaar, aangezien de werken van Lissitzky ooit berucht waren vanwege de strenge betekenis die hij aan vormen toekende.

Amalia Pica, A ∩ B ∩ C (lijn). Foto: Joris Killian

Amalia Pica, A ∩ B ∩ C (lijn). Foto: Joris Killian

A ∩ B ∩ C (lijn) is een interessant onderzoek naar de gebreken van communicatie. Het Van Abbemuseum is hier een uitstekende locatie voor. De vaste collectie, die sinds 2 november te zien is, wordt een testruimte voor Pica’s project. De omvang van dit ene werk wordt zo groter dan in menig overzichtstentoonstelling. Het enige nadeel van het project is dat bezoekers waarschijnlijk niet zo vaak achtereen terug zullen komen om de verandering in het werk van dag tot dag mee te maken.

Kunst / Expo binnenland

Communicatie loopt in de soep

recensie: Amalia Pica - A ∩ B ∩ C (lijn)

.

Niet iedereen is even vaardig in communiceren. A ∩ B ∩ C (lijn) van kunstenares Amalia Pica in het Van Abbemuseum in Eindhoven biedt ons een nieuwe kijk op communicatie en de problemen die daarbij ontstaan.

Misverstanden kunnen ruzies veroorzaken, taalbarrières kunnen sociale drempels opwerpen en beelden kunnen buitensluiten. Het werk van Amalia Pica (Neuquén, Argentinië, 1978) houdt zich bezig met (mis)communicatie. In 2012 maakte ze een kamer met in alle muren conservenblikken (Chronic Listeners). Deze waren door middel van touwtjes met een willekeurig ander blik verbonden. Het werk lijkt een efficiënte manier van communicatie te onderzoeken, maar in de praktijk helpt het de bezoeker niet een boodschap helder over te brengen. In een ander project liet Pica de bezoeker middels confetti (Stabile, with confetti, 2012) vermoeden dat er een feestje was geweest. De bezoekers gingen op zoek naar het kunstwerk en het verhaal erachter, wat er opzettelijk niet was. Veel toeschouwers, te laat voor het feestje, vonden het lastig de bedoeling van het werk te ontdekken. Deze miscommunicatie was exact het idee. Voor het Van Abbemuseum heeft Pica een nieuw project gerealiseerd.

Abstracte vormen zonder absolute betekenis


Amalia Pica, A ∩ B ∩ C (lijn). Foto: Joris Killian

Amalia Pica, A ∩ B ∩ C (lijn). Foto: Joris Killian

A ∩ B ∩ C houdt in dat A, B en C nooit los van elkaar gezien kunnen worden. Het zijn individuele entiteiten, die elkaar deels overlappen. Pica toont dit aan met gekleurde, abstracte vormen van perspex. Elke dag worden de vormen vakkundig door performers verplaatst. Zo krijgen de vormen elke dag weer een nieuwe betekenis. De blik van de toeschouwer wordt van de rode driehoek weggejaagd naar de twee gele vormen, tot deze rust vindt in het bruine vlak. Hoewel het moeilijk in woorden te vatten is, ontstaat er een machtsverhouding tussen de vormen en kleuren. Nu is geel slechts een geleider, morgen is hetzelfde geel misschien een centraal punt. Het is een abstracte en visuele taal waarin de begrippen steeds opnieuw worden gedefinieerd.

Het museum (A) als onderdeel van het project (B)


Een taal veranderen heeft consequenties. En nergens is deze verwarrende werking zo goed zichtbaar als in het Van Abbe zelf. Met een grote collectie werk van avant-garde kunstenaar El Lissitzky en andere constructivisten, verandert het museum voor de ogen van de bezoeker in een doolhof. De strakke geometrische vormen waar zowel Lissitzky’s als Pica’s werk uit bestaat veranderen iedere dag van betekenis. De verandering is een groot gebaar, aangezien de werken van Lissitzky ooit berucht waren vanwege de strenge betekenis die hij aan vormen toekende.

Amalia Pica, A ∩ B ∩ C (lijn). Foto: Joris Killian

Amalia Pica, A ∩ B ∩ C (lijn). Foto: Joris Killian

A ∩ B ∩ C (lijn) is een interessant onderzoek naar de gebreken van communicatie. Het Van Abbemuseum is hier een uitstekende locatie voor. De vaste collectie, die sinds 2 november te zien is, wordt een testruimte voor Pica’s project. De omvang van dit ene werk wordt zo groter dan in menig overzichtstentoonstelling. Het enige nadeel van het project is dat bezoekers waarschijnlijk niet zo vaak achtereen terug zullen komen om de verandering in het werk van dag tot dag mee te maken.

Boeken / Fictie

Een geloofwaardig onbetrouwbare verteller

recensie: Merijn de Boer - De Nacht

In 2011 debuteerde Merijn de Boer met de goed ontvangen bundel Nestvlieders. Nu komt hij met een eerste roman, De nacht. Een volleerd schrijver, een meeslepende en spannende roman. Achter de eenvoud van de titel gaat een prachtig complex verhaal schuil.

Marcel en Lidia, een ideaal, goed op elkaar afgestemd stel, gaan voor hun tienjarige samenzijn naar een tropisch eiland. Daar aangekomen rijden ze met hun huurauto een flinke deuk in een andere auto. Na hun voertuig ergens ver weg geparkeerd te hebben, doen ze alsof er niks gebeurd is. Al snel raken ze bevriend met een wat ouder echtpaar, uiteraard landgenoten, en uiteraard de eigenaars van de auto. En dat is nog maar het begin van alle gekkigheid die in De nacht naar voren komt.

Vanaf het begin komt het oudere echtpaar er bekaaid vanaf. Hij, een ballerige rijke, zegt rare dingen en drinkt te veel en zij, een wat hoerige madam, heeft een ongekend aantal bijnamen – van Gera tot Trutje (ze heet Geertruida). Hun dochter is ook mee op vakantie, maar die sluit zich bij voorkeur op in haar kamer. Daardoor zijn het meestal de vier volwassenen die met elkaar eten, drinken en praten. Vooral drinken.

Verraderlijke humor

Marcel vertelt vlot en humorvol over de vakantie. Een incontinente man heeft, in zijn woorden, last van een ‘katoenlekkage’, een sigaret is een ‘nicotinestaafje’ en achter de bar van het hotel staat ‘een genderkind’: ‘een jongen met meisjeshaar of en meisje met een jongensgezicht’. Marcel verwijst met achtereenvolgens ‘ze’ en ‘hij’ naar dit kind. Zijn grapjes roepen een beeld van de situatie op, maar geven een nog veel beter beeld van zijn eigen geest.

Dat daar iets mis mee is, wordt steeds duidelijker. Een analyse zou kunnen luiden dat hij te veel in een fictionele wereld leeft – ongetwijfeld als gevolg van zijn eeuwige werkloos-zijn. Zo passeert een groot aantal boeken en films de revue, waarmee Marcel de wereld van betekenis probeert te voorzien. Deze ‘fictionele’ manier van kijken is tot ver in zijn bewustzijn doorgedrongen, zoals in deze zelfbewuste verwijzing:

‘Of misschien hadden we haar niet op cello moeten doen. Daar wordt een kind op die leeftijd veel te melancholisch van,’ zei Truda. Overbodig te schrijven dat ze, kakkineus als ze was, ‘chello’ zei. Het leek me een goed moment om weer op te stappen.

Wijdverbreide leugens

Zo blijkt langzaam maar zeker dat Marcel en Lidia niet de twee handen op één buik zijn die ze zeggen te zijn. Een beerput aan geheime verslavingen en affecties gaat open in deze roman. De schone schijn wordt doorgeprikt. Bij nader inzien wordt dit al op de eerste pagina voorspeld, wanneer Marcel zegt maar vijf minuten op Lidia gewacht te hebben, terwijl dat er eigenlijk vijfenveertig waren. De vervreemding zit dan al in de relatie, maar zal zich pas later openbaren.

Dat gaat heel geleidelijk, op een manier dat Marcel het niet doorheeft en met hem de lezer ook niet helemaal. Marcel is een klassieke onbetrouwbare maar o zo geloofwaardige verteller. Het is De Boers verdienste dat het tot ver in de roman duurt voordat pas duidelijk wordt wat precies zijn leugens zijn. Dan valt ook pas op hoe wijdverbreid die leugens zijn in het leven van Marcel en Lidia. Op de laatste paar pagina’s wordt voorzichtig een weg uit het gesponnen web gevonden. Een teder en bitterzoet einde van deze diepgravende roman.

Boeken / Fictie

De eerste letter is gezet

recensie: Lieke Marsman - De eerste letter

De tweede bundel van Lieke Marsman, die drie jaar geleden de literaire wereld in één klap veroverde met Wat ik mijzelf graag voorhoud, is onevenwichtig, maar biedt mooie poëzie in de hoogtepunten.

Zelden wordt het debuut van een jonge dichter zo lovend ontvangen als Wat ik mijzelf graag voorhoud van Lieke Marsman (geboren in 1990, geen familie van). Eind 2010 verschenen, had de bundel een jaar later maar liefst drie literaire prijzen gewonnen: de Lucy B. en C.W. van der Hoogtprijs, de Liegend Konijn-debuutprijs en de C. Buddingh’-prijs. Nu is er een tweede bundel, De eerste letter: een tweede begin van haar carrière, een nieuwe eerste letter van haar schrijven?

Er wordt veel gedacht, gewikt en gewogen in deze bundel – Marsman studeerde filosofie, zou je dan kunnen zeggen, maar of dat de verklaring is? Eerder dit: De eerste letter kent niet een thematische verbondenheid die Ester Naomi Perquins Celinspecties bijvoorbeeld wel kenmerkte (toegegeven, die bundel was daarin uniek), maar wel een aantal terugkerende situaties waarin de dichtende stemmen verkeren: angst en liefde. Al denkende wordt er iets verwerkt.

Angst
Neem de laatste woorden van het vierde gedicht van de titelcyclus: ‘ik wil / dat iemand me hier uittilt / zich een goed persoon wenst te tonen.’ Dit komt na onder andere deze passage: ‘Soms ben ik zo open / dat ik mezelf van de randen afduw / Soms ben ik zo laag / dat het voelt alsof er wortel schiet.’ Niks is permanent, randen kunnen ineens wortels worden, maar er is altijd de angst waarvan de ik hoopt verlost te worden.

De eerste letter opent met een citaat van Rainer Maria Rilke, dat de a van angst als eerste letter positioneert. Het is een citaat uit Rilke’s roman Het dagboek van Malte Laurids Brigge over angst, onder andere ‘de angst dat ik niets zou kunnen zeggen, omdat alles onzegbaar is.’ Dat zet de toon, maar het definieert ook een ambitie: de angst dat alles onzegbaar is te boven komen en laten zien wat wel te zeggen valt.

De nood is in veel gedichten hoog: ‘Het water / staat laag, waarom bereikt het mijn lippen?’ heet dat in de laatste regel van het ‘Reguliersgracht’. Een mooie vondst, deze ontmoeting van twee werelden waarin laag hoog kan zijn en andersom waarschijnlijk ook mogelijk is. Zo is er meer, veel meer; Marsman is nogal citeerbaar. Dichten lijkt haar ook weinig moeite te kosten, alsof het tussen neus en lippen door op het papier komt. Dat zorgt er echter soms ook voor dat er te veel woorden lijken te zijn.

En liefde

Andere gedichten gaan over de liefde, over verloren liefdes vaak, waarin de ik-persoon zich van haar vileine kant toont:

Ik had acht maanden een relatie met je, maar ik was al die tijd lesbisch.
Ik bleef in je buurt, want je beste vriendin was zo knap.
Sorry.

Dit is de eerste variatie uit het gedicht ‘Variaties op Variations on a Theme by William Carlos Williams door Kenneth Koch’. De gedichten van Williams en Koch schijnen nog door Marsmans regels heen en doen daarin denken aan de serie ‘Palimpsest’ eerder in de bundel.

Een palimpsest: dat wat er niet meer is nog wel zien in, rond, naast dat wat er is. Berlijn, bijvoorbeeld, is een levende palimpsest: een stad waar de afgebroken Muur nog overal zichtbaar is. In deze gedichten vindt Marsmans simpele, misschien zelfs wat kinderlijke stijl een evenknie in wat in haar woorden weggelaten is. Wat er wel staat wordt versterkt door wat er ooit gestaan heeft.

Het hoogtepunt van De eerste letter is een andere cyclus over liefde: het vijfdelige ‘Een kus’. Kleine, bondige gedichtjes waarin Marsman het beste van zichzelf laat zien. ‘Zijn we toch maar mooi uit eenwording / twee gewonden geworden,’ bijvoorbeeld, of ‘Want als je even op me wil gaan liggen, / ben ik de onderkant van je verlangen.’

Overwonnen

Uiteindelijk lijkt Marsman haar angsten verwerkt te hebben. Het laatste gedicht suggereert een nieuw begin: ‘Ik moet iets uittekenen / wat een landkaart zal blijken, een tocht beginnen, / mooi en onuitputtelijk zijn, als woorden, als worden.’ Misschien wordt dat nieuwe begin hier geforceerd, maar het is de vraag of dat van belang is. De toon van De eerste letter is zekerder dan die van Marsmans debuutbundel. Dat is het nieuwe begin.

De gedichten in De eerste letter zijn soms te vol van zichzelf: dan wordt er te veel gedacht en staan er te veel woorden. Die poëzie mist richting en een juiste vorm; wanneer die vorm wel gevonden is, gebeurt er iets moois. De eerste letter is gezet, met het zelfvertrouwen dat de beste gedichten in deze bundel kenmerken, zullen er nog vele volgen.

Boeken / Non-fictie

De wereld openleggen

recensie: Willem Jan Otten - Een ridder van de Engelse drop

Vooruitlopend op de uitreiking van de P.C. Hooftprijs in mei, komt Willen Jan Otten met een selectie uit zijn essayerende werk. Een ridder van de Engelse drop bevat essays over filosofen, filmmakers en Harry Potter, dagboekfragmenten en redes; alles in dezelfde nauwkeurige, aftastende stijl.

Over Willem Jan Otten zijn een paar wetenswaardigheden algemeen bekend: geboren in 1951, getrouwd in 1978 (met Vonne van der Meer, collega-schrijver), bekeerd in 1998 (tot het katholicisme, enkele jaren nadat zijn vrouw dat ook had gedaan). Hij is de auteur van een breed oeuvre, bestaande uit poëzie, essays en romans – en af en toe een kruising van die genres, zoals de ‘roman in verzen’ De vlek. Niet zeer veel gelezen, wel veel geprezen – en een terechte winnaar van de P.C. Hooftprijs.

Officieel wordt die hem gegeven voor zijn essayerende werk, en daarom is er nu Een ridder van de Engelse drop. Een raadselachtige titel, zeker, aangezien in de colofon staat: ‘De titel van deze bundel is ontleend aan een essay dat niet is opgekomen.’ (Het hier bedoelde essay staat in Onze Lieve Vrouwe van de Schemering uit 2009.) Wel zijn er maar liefst zeventien andere essays in deze bundel opgenomen.

Ritmische essays

Otten blijkt het essay, dat in de Nederlandse letteren vage, niet zeer geliefde genre, goed onder de knie te hebben. Hij neemt zijn denken serieus; hij is, met andere woorden, een ernstig denker, maar dan zonder de negatieve connotaties die daarbij horen. De meeste stappen in zijn denken legt hij neer op het papier, terwijl hij sommigen weer weglaat en ze alleen maar suggereert – en in die beweging ontstaat Ottens literatuur. Dit is een bevrijdende beweging, eentje die zijn onderwerpen opent. Er staan weinig antwoorden in deze bundel, en des te meer vragen. ‘Ik bevind mij in wat ik zoek’, heet dat in deze bundel.

In ‘Kroniek van een zoon die vader wordt’ beschrijft Otten de maanden na de geboorte van zijn zoon. Dit essay is een momentopname, waarin Otten enkele maanden uit een leven oplicht. Er zit prachtig proza in alle essays in Een ridder van de Engelse drop, maar in een korte passage uit dit essay wordt Ottens verwantschap met de poëzie goed duidelijk:

De zinnen die ik schrijf moeten afgewogen worden tegen zijn geschrei. En ik ben degene die afweegt, niet hij. Onze wittebroodsweken zijn voorbij. Het wordt tijd dat ik erken dat ik hem gemaakt heb en hij niet mij.

De compositie! Het ritme! Dat losse ‘Onze wittebroodsweken zijn voorbij’ klinkt eerst wat onbeholpen, maar blijkt een perfecte opmaat voor de contemplatieve, ja, melancholische toon van die laatste zin. Of neem (het eerste deel van) de openingszin van het essay ‘De lege spiegel’, over een film van Carl Dreyer: ‘Honderdduizenden jaren is de mensheid, althans als geheel, onuitgestorven gebleven.’ Wat doet dat ‘althans’ daar? Is de mensheid niet altijd een geheel? Maar dan daagt het: Otten vestigt zo de aandacht op de vele miljoenen mensen die overlijden en die zijn weggevallen in de geschiedenis.

Thema’s en fascinaties

Er zijn een aantal duidelijke thema’s aan te wijzen die terugkeren in Ottens essays. Er is een zekere fascinatie met tijd en verbindingen tussen verschillende tijden: de vader maakt de baby, niet andersom; overleven als mensheid; of neem, eerder in de vaderkroniek, deze zin: ‘Er is negen maanden geleden een afspraak gemaakt met iemand die ik nog nooit heb gezien.’ Er zijn meerdere voorbeelden te geven, waarbij opvalt hoe Otten bouwt op ideeën van G.K. Chesterton, T.S. Eliot en Jorge Luis Borges. ‘Je bent al gedacht voor je zelf begon te denken’, schrijft hij in zijn essay over die eerste schrijver, en in die zin en dat hele essay weerklinkt Eliots stelling uit diens essay ‘Tradition and the Individual Talent’, die door Borges uitgewerkt wordt in zijn verhaal ‘Kafka y sus precursores’.

Andere terugkerende thema’s zijn locatie en perspectief, voornamelijk uitgewerkt in ‘De lege spiegel’ en de combinatie van geloven en zoeken. Het essay is voor Otten een zoekend genre; misschien dat ‘zoeken’ daarom niet zozeer een thema, als wel een methode is. Geloven is voor Otten nauw verwant aan zoeken. In zijn katholicisme baant hij zich een eigen weg, maar bepaalde teksten of overtuigingen zullen altijd een leidraad bij dat zoeken zijn – totdat ze zelf bloot komen te staan aan een inspectie, en het dan misschien begeven.

Kleine bezwaren

Er is best het een en ander aan te merken op Een ridder van de Engelse drop. Zo is nergens in de bundel te vinden uit welke eerdere bundels de essays gehaald zijn. Sommige dragen een zeer contemporain karakter, of zijn aan een bepaald tijdstip gebonden door interne aanwijzingen: in ‘Ik bevind mij in wat ik zoek’ schrijft Otten dat hij vierenvijftig is, wat de beschreven pelgrimstocht in 2005/2006 plaatst. Jammer, maar uiteindelijk valt er prima mee te leven, omdat veel essays uitstekend gedijen zonder chronologische restricties.

Het ontbreken van restricties past ook bij Ottens eigen denken. Dit levert doorgaans boeiende essays op, maar een enkele keer wordt het te gortig. Dan draaft Otten te ver door en raakt de lezer verstrikt in een web van woorden waarvan de betekenis niet tot hem of haar door dringt. Maar ook dit is slechts een klein bezwaar tegen het werk van een scherp denker. Het sterke van deze essays is dat ze zich niet conformeren aan bepaalde fascinaties van hun auteur, maar ook altijd uit die beperkingen breken. Essays, kortom, die de wereld openleggen.

Muziek / Album

Inktzwart

recensie: Xiu Xiu - Angel Guts: Red Classroom

Wie het niet zo heeft op deprimerende muziek moet de nieuwe Xiu Xiu vooral links laten liggen. Op Angel Guts: Red Classroom, het tiende studioalbum van Jamie Stewart en kompanen, wordt de waanzin van eerdere albums namelijk gekwadrateerd.

Angel Guts: Red Classroom, het tiende studioalbum van Jamie Stewart en kompanen, wordt de waanzin van eerdere albums namelijk gekwadrateerd.

In het universum van Xiu Xiu komt er na regen geen zonneschijn, en is hoop enkel weggelegd voor de onwetenden. Incest, zelfmoord, zelfhaat, wanhoop, seks (en niet die van de liefdevolle soort); het krijgt allemaal zijn plek in de op z’n zachtst gezegd expressieve wereld van Xiu Xiu. De gekte die uit de expliciete teksten spreekt, wordt vertaald naar een mix van pop, noise, folk, ambient, electro, noiserock, en alle andere mogelijke stijlen die ervoor moeten zorgen dat de luisteraar uiteindelijk net zo kapot gaat als de vertolker.

Pijnlijk

De Japanse erotische film met dezelfde titel als dit album enerzijds en Stewarts verhuizing naar een van de gevaarlijkste buurten van Los Angeles anderzijds, vormen op dit album de grootste inspiraties. Een dubbele zelfmoord, het gewelddadige aspect van seks, en de angst pijn te worden gedaan zijn in dat vreemde, naargeestige universum van Xiu Xiu dan enkele logische thema’s die in een album bezongen dienen te worden. Stewart zelf zegt overigens wel dat hij deze invloeden misschien wat geromantiseerd heeft. Uit die uitspraak blijkt in ieder geval dat de beste man een goed gevoel voor humor heeft.

Angel Guts: Red Classroom is immers een inktzwart geheel. Het geluid is ontdaan van alle invloeden die de muziek van Xiu Xiu voorheen nog ietwat toegankelijk en draaglijk maakten. Stewart fluistert, zingt, schreeuwt, en gilt zijn teksten, terwijl overstuurde synthesizers en drumcomputers het geheel allemaal nog wat duisterder en angstaanjagender maken. Vooral ‘Black Dick’, ‘El Naco’, ‘The Silver Platter’, en ‘Cinthya’s Unisex’ zijn bijna pijnlijk om te beluisteren.

Lichamelijke weerstand

Nog meer dan bij eerdere albums van de band wil je eigenlijk niets liever dan de muziek stoppen. Iedere seconde voel je je een indringer in een verhaal dat zó persoonlijk is, dat het verkeerd lijkt om door te luisteren. En toch fascineert het zó, dat je niet anders kan dan het hele album uitzitten. Na drie kwartier ben je dan bekaf en een beetje misselijk.

Zelden weet muziek lichamelijke weerstand op te roepen, maar Xiu Xiu krijgt het op Angel Guts: Red Classroom op ongeëvenaarde wijze voor elkaar. Suicide wist het in 1977 al te doen met het nummer ‘Frankie Teardrop’, en de Duitse band Einstürzende Neubauten wist dit effect al te bewerkstelligen op hun eerste albums. Xiu Xiu gaat echter nog een stap verder door deze muzikale invloeden met het eigen geluid te combineren. Het resultaat is een unieke en indrukwekkende ervaring die  als je ook maar iets om je eigen geestelijke gezondheid geeft  niet te vaak mee moet willen maken.

 

Boeken / Fictie

De subtiele schoonheid van een verwoestende jeugdliefde

recensie: Rob Waumans - De nacht van Lolita

.

In De nacht van Lolita beschrijft Waumans het leven van schrijver Luc Franzen. Hij is bezig aan zijn debuutroman, tevens De nacht van Lolita getiteld. Tussen het schrijven en slapen door brengt hij veel tijd door in zijn stamcafé, waar hij zijn vrienden, topschrijver Arthur en muzikant Meijer, ontmoet en vooral veel bier drinkt. Het wil niet echt vlotten met het schrijfproces. Zijn tochten naar het café en de middagen die hij hier doorbrengt zijn een vlucht. Een vlucht van de herinneringen aan zijn jeugdvriendinnetje Lou.

Ze daagt overal op in zijn gedachten. Overdag, in zijn slaap, tijdens het schrijven: Luc kan haar maar niet loslaten. Wat is er gebeurd? Waarom kan hij Lou maar niet uit zijn hoofd zetten? Via terugblikken naar het verleden wordt meer duidelijk over de jeugd van Luc en zijn liefde voor Lou. Luc zal moeten proberen zijn verleden achter zich te laten, maar hoe doet hij dat? Hij probeert het met alcohol, nietszeggende baantjes als glazenwasser en vooral door te schrijven. Zijn writers block wordt echter steeds erger.

Waumans maakt veel gebruik van schakelingen tussen heden en verleden. Via terugblikken op zijn jeugd leer je als lezer veel over de complexiteit van het karakter Luc. Hierbij komen drie belangrijke pijlers naar voren die met zijn ouders en Lou te maken hebben. Deze ontdekkingen worden langzaam maar zeker uit de doeken gedaan. Als lezer ben je steeds gebrand op het achterhalen van de waarheid. Waumans geeft je die waarheid, maar in zijn eigen tempo, met als gevolg dat het praktisch onmogelijk is dit boek weg te leggen.

Heftig einde

De beschrijvingen staan in schril contrast met het einde waar Waumans naartoe werkt. Die is heftig, plotseling en allesvernietigend. Het is gedurfd, en kent wellicht het beste einde van een roman in lange tijd. Het boek is een ritje in de achtbaan, er lijkt geen eind te komen aan de plotwendingen. De nacht van Lolita is een schoonheid.

Boeken / Fictie

Overvloed en dood

recensie: Pepijn Lanen - Sjeumig

Het gaat niet over hem en het zijn geen anekdotes over De Jeugd van Tegenwoordig. Maar de ridders, dieren en een eitje in Faberyayo’s verhalenbundel zitten verdomde vaak aan het eikeltjesbier, knabbelen aan verdovende bosbonen en hebben fikse katers. Maar we noemen het beestje niet bij de naam.

Op Youtube stonden al weken voor de release video’s waarin bekend Nederland stukken voordraagt uit Sjeumig. Kees van Koten, Remco Campert, maar ook Sanne vogel, Katja Schuurman en de Jeugds Vjeze Fur. Dit is niet zomaar een debuut. Laten we wel wezen, het gaat niet echt om een debuut-debuut. Pepijn Lanen schrijft al jaren teksten voor de Nederlandse hiphopformatie De Jeugd van Tegenwoordig, Le Le en zichzelf. Ook schreef hij al eerder columns en verhalen voor onder andere NL20 en DasMagazin. Sjeumig is zijn eerste boek: een verhalenbundel. Pepijn Lanen wil dat het om zijn schrijven gaat en niet om hem. Maar je kan de hoofdpersoon wel omdopen tot een jonge Amsterdammer of een eitje, wie Lanen (of zichzelf) erin kan herkennen, ziet het toch wel zo. Maar dat geeft niet, de verhalen zijn vermakelijk.

Sjeumig staat aan het begin van een nieuwe stroming in de Nederlandse letteren, aldus de achterflap. Ook dit is niets nieuws, de Jeugds teksten zijn al vaker zo betiteld. Pepijn Lanen zelf weet dat allemaal nog zo net niet met die vernieuwende literaire traditie, zo geeft hij aan in de documentaire De Formule en in interviews. Of hij er nou zelf in wil geloven of niet, zijn teksten en verhalen hebben een enigheid en bezitten bovendien het effect dat niet-lezers aan het lezen doet slaan.

Overvloed

In een interview met Thomas Heerma van Voss zegt Pepijn Lanen dat zijn verhalen net als zijn lyrics beginnen met een idee, een zin of personages, maar dat ze meer structuur hebben. Aan een verhaal moet een einde zitten. Vaak kiest hij in Sjeumig voor een letterlijk onherroepelijk einde: de dood. Zo vaak, dat het een beetje voorspelbaar wordt.

Dood, verderf, vervreemding, katers, roes, dat is toch wel wat de klok slaat in de achttien verhalen. En dan ingepakt in weelderige zinnen met tal van metaforen. Dat hij talent voor taal heeft, dat wisten we al. Goedgevonden oneliners en uitstekende beeldspraak is er dan ook in overvloed. Overvloed is nooit goed, en waar zijn personages door hun overvloed dikwijls met een kater te kampen hebben, zo kan de lezer er ook beter niet te veel verhalen in een keer doorheen jagen. Geniet, maar geniet met mate.

Pieken

Het is uitkijken naar het resultaat van een roman, als deze er komt. Dit is in ieder geval een geslaagd beginpunt. Want eerlijk is eerlijk: als je niet kan kiezen welke passage je als eerste wilt delen, dan weet je dat de schrijver iets goed heeft gedaan, of zoals Lanen het zou noemen, dat deze aan het pieken is:

Neen, fysiek was kapitein Flierefluit aan het pieken. Intens aan het pieken. Die grote kerstboom op die enorme kerstmarkt, daar de piek van. Maar dan het werkwoord. Zo lekker ging hij.

Of Pepijn Lanen de schrijver al heeft gepiekt? Neen, dat is niet de verwachting.

Muziek / Album

In nevelen gehulde waanzin

recensie: Bardo Pond - Peace on Venus

Al ruim twintig jaar tast de pyschedelische rockband Bardo Pond de grenzen af van het universum. Met hun negende album Peace on Venus brengt het kwintet uit Philadelphia een van hun meest uitgebalanceerde platen. Vijf nummers in veertig minuten; loodzware riffs en etherische vocalen, gedrenkt in gruis en fuzz.

~

Volgens gitarist Michael Gibbons – samen met zijn broer John verantwoordelijk voor de gitaarpartijen – is het album gemodelleerd naar het alchemistische principe van de Quintessence: een concept, uitgewerkt door de zestiende-eeuwse occultist Paracelsus. Zonder in obscure details te verzanden, betekent dit zoiets als less is more. Op Peace on Venus brengt Bardo Pond hun muzikale expressie terug tot de essentie, met de intentie dat dit een maximale luisterervaring oplevert. Van samengebalde energie is inderdaad sprake op dit imposante, bevreemdende album.

Supersonische juggernaut
Het lome openingsnummer heeft de treffende titel ‘Kali Yuga Blues’. De mensheid bevindt zich volgens meerdere hindoeïstische teksten in de fase Kali Yuga, waarin de mensheid het meest verwijderd is van de godheid. Dit duistere tijdperk verdient een mineurstemming. Maar zoals zangeres Isobel Sollenberger het in een melancholisch optimisme mompelend verwoordt: ‘It’s gonna be allright…’. De repeterende, trippy gitaaruitspattingen zijn hier overigens bijzonder fraai en van een bijna onaardse kwaliteit.

Het zwaartepunt en centrum van de plaat is het overweldigende derde nummer ‘Fir’, waarin psychedelische rock een bovennatuurlijk huwelijk aangaat met doom en drone. Dit ijzersterke nummer is een van de fijnste brokken gelukzaligheid ooit op plaat vastgelegd. Het verbrijzelt alles op zijn pad en laat iedereen uitgeput, maar voldaan achter. Gelukkig krijgt de luisteraar vervolgens een beetje rust met het ruim tien minuten durende ‘Chance’. Een rustig voortkabbelende jam (met fluit!) die in een gelaten tempo toewerkt naar een allesverzengende apotheose. Het afsluitende ‘Before the Moon’ gaat zo mogelijk nog een stapje verder en keert de gehele microkosmos binnenstebuiten.

Heksenbrouwsel
Peace on Venus is live opgenomen (in thuisstudio ‘The Lemur House’) en dat is te horen. Het geheel zit prettig losjes in elkaar. Soms lijkt het alsof ze er net ‘naast’ zitten, maar in het gedrogeerde universum van Bardo Pond valt alles precies op zijn plek. Het fijnbesnaarde vijftal klinkt niet gelikt en modern, eerder archaïsch en primitief – in de goede zin van het woord. De uitgesponnen improvisaties op Peace on Venus lijken zowel geworteld in de hedendaagse satanisch geïnclineerde doom-metal van Electric Wizard en Esoteric als de idiosyncratische jazz van Sun Ra en de mystieke, kosmische jazz van Alice Coltrane en Pharoah Sanders (op een recent verschenen EP staat een cover van diens ‘The Creator Has a Master Plan’). Er borrelt van alles in de heksenketel die Bardo Pond heet en met dit hypnotiserende album zullen ze ongetwijfeld nieuwe zieltjes voor hun cultus winnen.

Muziek / Concert

Zeventien jaar terug in de tijd met de mannen van Hanson

recensie: Hanson

Eind jaren negentig waren de toen nog jonge jongens van het Amerikaanse Hanson niet weg te denken uit de hitlijsten met hun hitje ‘Mmmbop’. Een jaar of zeventien later zijn ze nog steeds bezig met muziek. De drie broers, inmiddels kortharig, toeren momenteel de hele wereld rond ter promotie van hun nieuwste plaat, Anthem.

motie van hun nieuwste plaat, Anthem. Op 10 december stonden ze in een propvolle 013 in Tilburg. Er zijn dus nog steeds mensen die naar Hanson luisteren!

Hoewel de heren vandaag de dag de Nederlandse hitlijsten absoluut niet meer domineren, is de grote zaal van poppodium 013 in Tilburg toch tot de nok toe gevuld met voornamelijk eind twintigers en begin dertigers. Dat Hanson nog een harde kern fans heeft, blijkt wel aan de mensen op de eerste rij. Naast de Nederlandse fans staan er groepjes Duitse, Frans, Engelse en zelfs Italiaanse fans. Aangezien de mannen nooit gestopt zijn met het maken van muziek, is het niet heel gek dat de echte groupies zelfs naar een ander land afreizen voor een concert. Verrassend is het echter wel dat ze met zovelen zijn, want voor de meesten hier is de muziek puur jeugdsentiment.

Dansbare pop


Onder luid gegil uit de zaal begint Hanson met het openingsnummer van hun nieuwste plaat: ‘Fired Up’. Het is lekker poppy met een dansbaar ritme en een aanstekelijk refrein. Dat geldt ook voor het nieuwe ‘I’ve Got Soul’, een nummer met een funky randje dat het live helaas moet stellen zonder de blazers die op het album wel te horen zijn. Uiteraard hebben de heren een volwassener geluid gekregen dan jaren geleden en tot op dat moment zijn de nieuwe nummers ook behoorlijk sterk.

tylor_s.jpgLeadzanger Taylor neemt ons dan mee terug naar 1997, want nummers uit hun hoogtijdagen horen er natuurlijk ook bij. ‘Where’s The Love’ wordt ingezet en de fans in de zaal gaan uit hun dak. Jaren later blijken ze dit nummer ook nog flink te kunnen rocken, want eerlijk is eerlijk; het blijft een leuk liedje, helemaal nu we de vocalen gewend zijn. De trip door de tijd gaat verder naar 2000, met ‘This Time Around’. Opvallend is dat de jongste telg, drummer Zac, veel zang op zich neemt en dat prima blijkt te kunnen. Na dit nummer neemt Taylor een foto van het publiek en verdwijnen ze ogenschijnlijk zonder reden enkele minuten van het podium. Grapjes over de leeftijd van de heren doen al snel de ronde, maar waarom ze daadwerkelijk een pauze inlassen, blijft gissen.

Multi-talenten


Na de korte stop laten de heren een driestemmige a capella versie van Bee Gees’ ‘Too Much Heaven’ horen. Het resulteert in een goede cover dat iets minder zoetsappig is dan het origineel. Dat ze het er ook solo prima van af zouden brengen, blijkt hierna wel. Gitarist en achtergrondzanger Isaac knalt er met een akoestische gitaar en een heel mooie stem een flink rockende ‘Hand in Hand’ in een nummer over een gebroken hart waarbij hij refereert naar het feit dat dit al geschreven was vóór Taylor Swifts ‘gebroken harten liedjes’-tijdperk. Isaacs performance staat als een huis. Na hem volgt Zac met ‘The Walk’. Hij begeleidt zichzelf daarbij op piano en bewijst hiermee meer te kunnen dan alleen drummen. Taylor sluit af met het nieuwe ‘Lost Without You’, waarin hij af en toe moeite lijkt te hebben met de hoge noten. Bij ‘Juliet’ draaien ze de rollen allemaal even om: Zac op de piano, Taylor op drums en Isaac als leadzang. Talent hebben de Hansons absoluut.

isaac2_s.jpgIn het tweede deel van de show blijft er een goede afwisseling van nieuw werk, zoals het hitjespotentie-nummer ‘Already Home‘ en het swingende ‘Get the Girl Back’, en oude hits, waaronder ‘Lost Without Each Other’ en het jeugdige ‘Minute Without You’. Ze hebben een goede verdeling gekregen in de setlist met zowel hitjes van vroeger, voor de fans van toen, als tracks van de nieuwe platen, voor de fans van nu. Uiteraard komt het hitje ‘Mmmbop’ voorbij, waarin direct alle fototoestellen en smartphones tevoorschijn worden gehaald. ‘Mmmbop’ blijft een aanstekelijk hitje, maar het is zeker niet het hoogtepunt van de avond. Ze sluiten de show af met het vrolijke ‘Something Going Round’, waarin wederom elk bandlid een stuk zang voor 

Na een luid ‘we want more!’ komen ze terug voor een passende toegift, inclusief Isaac met kerstmuts op. Ze spelen nog twee nummers van hun oude kerst-cd: ‘Merry Christmas Baby’ en ‘Run Rudolph Run’. Ze zijn wat aan de zoete kant, maar geven de zaal wel alvast wat kerstsfeer. Na een uitgebreid dankwoord — want attent en dankbaar zijn ze zeker — vertrekken de heren van Hanson. Hoewel de meesten van ons zich op deze avond weer even acht of negen jaar oud voelden en het dus puur jeugdsentiment was, hebben de talentvolle broers toch bewezen dat ze na al die jaren nog steeds in staat zijn om bijna twee uur lang met kwalitatieve songs een zaal compleet op zijn kop te zetten. Chapeau!

Boeken / Non-fictie

Wat is er gebeurd en waardoor?

recensie: Frank Westerman - Stikvallei

Kameroen, 1986. Uit een groot meer rijst zo’n massa gif op dat niets rondom in leven blijft. Vele honderden dode mensen en dieren, maar zonder dat er sprake is van schade die zichtbaar is toegebracht. In Stikvallei zet Frank Westerman op een lange rij wat er sindsdien allemaal te berde is gebracht over mogelijke oorzaken en wat de feitelijke gevolgen waren.

Grote vraag voor de wetenschap was of er een vulkanische uitbarsting had plaatsgevonden of een ontploffing door kooldioxide die zich onder water verzameld had. De twee kampen, wetenschappers uit IJsland en VS versus uit Frankrijk, bleven onverzoenlijk tegenover elkaar staan. Van heel andere, ronduit mythische ordes is dat het water door evangelisten vergiftigd zou zijn, dat er sprake was van een aanslag of een biologische dan wel chemische wapentest, dat een naburige stam afgodsbeelden aanbeden had. Ook zou niet uit te sluiten zijn dat de Kameroense president, die liefst de hele ramp verdoezeld had, de Engelstaligen in zijn land had willen uitroeien. Weer anderen namen voor zeker aan dat de god Mawes door het stukslaan van een pythonei op de bodem van het meer een dodelijke stank verspreidde omdat er niet meer aan hem geofferd werd.

Natuur of mens?            
Mythisch van aard zijn ook de verbanden te noemen die gelegd werden met mogelijk soortgelijke rampen die eerder hadden plaatsgevonden, zoals de ontploffing in 1984 in een naburig meer en de uitbarsting van de Indonesische vulkaan Tambora in 1815. In 1979 waren op het Javaanse Dieng-plateau ook gave doden aangetroffen. Is de natuur in deze gevallen haar eigen gang gegaan of zit de mens erachter?

Omdat de toedracht van de gebeurtenissen in de vallei niet kon worden opgehelderd, tot op de dag van vandaag niet, worden er slagen naar geslagen van wel zeer uiteenlopende aard. Overlevenden van diverse komaf en religie, rivaliserende wetenschappers, journalisten, politici en missionarissen doen vanuit een variëteit van achtergronden en oogmerken hun duit in het zakje. De wirwar van feiten en veronderstellingen wordt in Stikvallei ongeveer letterlijk op de voet gevolgd. Westerman heeft er in de loop van de jaren heel wat voor afgereisd en tientallen mensen het naadje van de kous gevraagd.

Leentjebuur     
We zijn van Westerman al allesbehalve gortdroge non-fictie gewend, maar niet eerder speelde hij zo graag leentjebuur bij de literatuur. Her en der schieten stijlbloempjes op, waaronder jongensboekachtige cliffhangertjes en sfeertekeningen als ‘Jaap schonk koffie uit een thermoskan, ik kreeg er een krakeling bij.’ Het leest prettig dat hij zo’n beetje overal in persoon bij lijkt geweest te zijn. De fragmentarische opbouw zorgt voor een goed tempo en per hoofdstukje wordt lenig van locatie en periode gesprongen. Ook verleden en tegenwoordige tijd wisselt hij af naar willekeur. De vele dialogen doen je half in een roman wanen. Vooral in het begin zuigt de stijl je de raadselachtige gebeurtenissen binnen.

Vervolgens vallen minder sterke punten in het oog. Westerman heeft al te volledig willen zijn in het aandragen van gevonden, soms ook wat dun materiaal. Zijpaadjes brengen hem om de haverklap van het hoofdpad af. Dat maakt het boek wat aan de volle kant, ook al omdat niet ieder hoofdstukje even sterk bijdraagt aan zijn oogmerk om duidelijk te maken hoe werkelijkheid en mythen zich tot elkaar verhouden. Die intentie laat zich enigszins mistig afleiden uit de titels van de drie grote hoofdstukken: Mythedoders, Mythebrengers, Mythemakers. Hij maakt er, vertellend en ook theoretiserend, veel werk van. De lezer kan zich intussen afvragen of Westerman niet wat al te moeilijk doet. Is het niet sinds onze taligheid nogal algemeen menselijk om sterke verhalen op te dissen waar feiten zich niet laten doorgronden? Vraagtekens blijken nu eenmaal vervelend om mee te leven. Alle mythologieën en godsdiensten laten daarover aan duidelijkheid niets te wensen over.

Wat de spanning ook enigszins vermindert, is dat Westerman niet heeft kunnen verheimelijken dat er geen ontknoping als kers op de slagroom voorhanden is. Zoiets kan in een roman een voortdrijvende kracht zijn. Die kracht mist de lezer gaandeweg in Stikvallei steeds meer.