Boeken / Fictie

Een geloofwaardig onbetrouwbare verteller

recensie: Merijn de Boer - De Nacht

In 2011 debuteerde Merijn de Boer met de goed ontvangen bundel Nestvlieders. Nu komt hij met een eerste roman, De nacht. Een volleerd schrijver, een meeslepende en spannende roman. Achter de eenvoud van de titel gaat een prachtig complex verhaal schuil.

Marcel en Lidia, een ideaal, goed op elkaar afgestemd stel, gaan voor hun tienjarige samenzijn naar een tropisch eiland. Daar aangekomen rijden ze met hun huurauto een flinke deuk in een andere auto. Na hun voertuig ergens ver weg geparkeerd te hebben, doen ze alsof er niks gebeurd is. Al snel raken ze bevriend met een wat ouder echtpaar, uiteraard landgenoten, en uiteraard de eigenaars van de auto. En dat is nog maar het begin van alle gekkigheid die in De nacht naar voren komt.

Vanaf het begin komt het oudere echtpaar er bekaaid vanaf. Hij, een ballerige rijke, zegt rare dingen en drinkt te veel en zij, een wat hoerige madam, heeft een ongekend aantal bijnamen – van Gera tot Trutje (ze heet Geertruida). Hun dochter is ook mee op vakantie, maar die sluit zich bij voorkeur op in haar kamer. Daardoor zijn het meestal de vier volwassenen die met elkaar eten, drinken en praten. Vooral drinken.

Verraderlijke humor

Marcel vertelt vlot en humorvol over de vakantie. Een incontinente man heeft, in zijn woorden, last van een ‘katoenlekkage’, een sigaret is een ‘nicotinestaafje’ en achter de bar van het hotel staat ‘een genderkind’: ‘een jongen met meisjeshaar of en meisje met een jongensgezicht’. Marcel verwijst met achtereenvolgens ‘ze’ en ‘hij’ naar dit kind. Zijn grapjes roepen een beeld van de situatie op, maar geven een nog veel beter beeld van zijn eigen geest.

Dat daar iets mis mee is, wordt steeds duidelijker. Een analyse zou kunnen luiden dat hij te veel in een fictionele wereld leeft – ongetwijfeld als gevolg van zijn eeuwige werkloos-zijn. Zo passeert een groot aantal boeken en films de revue, waarmee Marcel de wereld van betekenis probeert te voorzien. Deze ‘fictionele’ manier van kijken is tot ver in zijn bewustzijn doorgedrongen, zoals in deze zelfbewuste verwijzing:

‘Of misschien hadden we haar niet op cello moeten doen. Daar wordt een kind op die leeftijd veel te melancholisch van,’ zei Truda. Overbodig te schrijven dat ze, kakkineus als ze was, ‘chello’ zei. Het leek me een goed moment om weer op te stappen.

Wijdverbreide leugens

Zo blijkt langzaam maar zeker dat Marcel en Lidia niet de twee handen op één buik zijn die ze zeggen te zijn. Een beerput aan geheime verslavingen en affecties gaat open in deze roman. De schone schijn wordt doorgeprikt. Bij nader inzien wordt dit al op de eerste pagina voorspeld, wanneer Marcel zegt maar vijf minuten op Lidia gewacht te hebben, terwijl dat er eigenlijk vijfenveertig waren. De vervreemding zit dan al in de relatie, maar zal zich pas later openbaren.

Dat gaat heel geleidelijk, op een manier dat Marcel het niet doorheeft en met hem de lezer ook niet helemaal. Marcel is een klassieke onbetrouwbare maar o zo geloofwaardige verteller. Het is De Boers verdienste dat het tot ver in de roman duurt voordat pas duidelijk wordt wat precies zijn leugens zijn. Dan valt ook pas op hoe wijdverbreid die leugens zijn in het leven van Marcel en Lidia. Op de laatste paar pagina’s wordt voorzichtig een weg uit het gesponnen web gevonden. Een teder en bitterzoet einde van deze diepgravende roman.