Tag Archief van: landscape

Theater / Voorstelling

Redonda is ode aan samen spelen

recensie: Circuswerkplaats Boost - Redonda

Op het podium staat een grote houten kubus met overal gaten en hoeken waar twee mannen en een vrouw in verdwijnen en uit tevoorschijn komen. Zich verstoppen, elkaar achterna zitten, metershoog springen en elkaar opvangen. Redonda vertelt geen verhaal van A tot Z, maar is een ode aan het samen spelen.

CW Boost is een circuswerkplaats uit Amsterdam Oost die (jeugd-)voorstellingen maakt op het snijvlak van circus, bewegingstheater en dans. De zoektocht naar wanneer circus (podium-)kunst wordt, staat daarbij centraal. In de voorstelling Redonda wordt daar nog een discipline aan toegevoegd: beeldende kunst. Het decor bestaat uit een groot houten blok dat steeds nieuwe vormen en perspectieven kan aannemen. De drie spelers zijn met hun ronde vormen een bijzondere aanvulling op het hoekige decor. Met het zorgvuldige lichtplan van Maarten Verheggen zorgt dat voor prachtige beelden en Escheriaanse doorkijkjes.

Technische hoogstandjesIn het decor bewegen zich in eerste instantie twee mannen, alleen. Ze komen elkaar soms tegen, soms niet. Dan verschijnt een vrouw ten tonele die de boel op scherp zet. Voor het eerst zien de drie personages elkaar en moeten ze op zoek naar een nieuw evenwicht. Samen blijken ze meer te kunnen, letterlijk op elkaar te kunnen bouwen. Dat uit zich in technisch steeds grotere hoogstandjes. De drie circusacteurs – waaronder een zeer innemende Marianna Boldini – beschikken over een perfecte beheersing van hun lichaam. De hele technische circustruckendoos wordt uit de kast gehaald, van salto’s tot metershoge sprongen, en torens van drie man hoog: het roept bewonderende ohs en ahs op uit het publiek. En terecht.

Abstracte vertelling
De voorstelling is gemaakt voor kinderen vanaf zeven jaar. Het hoge abstractieniveau van de voorstelling laat veel ruimte voor de fantasie van de kinderen. Na afloop bleken sommige kinderen er – een voor hen volkomen heldere – ontwikkeling in te hebben gezien. Maar of de makers dat ook zo hebben bedacht? Je vraagt je af of iets meer duiding en invulling van de personages niet net zoveel ruimte had gelaten voor de verbeelding. Had het de beeldende kracht van de voorstelling niet juist kunnen versterken? Nu blijven vooral het schitterende toneelbeeld, de fantastische acrobatische toeren en de hoge mate van spelplezier het publiek bij; met wat meer invulling is Redonda een pareltje in wording.

Theater / Voorstelling

Redonda is ode aan samen spelen

recensie: Circuswerkplaats Boost - Redonda

Op het podium staat een grote houten kubus met overal gaten en hoeken waar twee mannen en een vrouw in verdwijnen en uit tevoorschijn komen. Zich verstoppen, elkaar achterna zitten, metershoog springen en elkaar opvangen. Redonda vertelt geen verhaal van A tot Z, maar is een ode aan het samen spelen.

CW Boost is een circuswerkplaats uit Amsterdam Oost die (jeugd-)voorstellingen maakt op het snijvlak van circus, bewegingstheater en dans. De zoektocht naar wanneer circus (podium-)kunst wordt, staat daarbij centraal. In de voorstelling Redonda wordt daar nog een discipline aan toegevoegd: beeldende kunst. Het decor bestaat uit een groot houten blok dat steeds nieuwe vormen en perspectieven kan aannemen. De drie spelers zijn met hun ronde vormen een bijzondere aanvulling op het hoekige decor. Met het zorgvuldige lichtplan van Maarten Verheggen zorgt dat voor prachtige beelden en Escheriaanse doorkijkjes.

Technische hoogstandjesIn het decor bewegen zich in eerste instantie twee mannen, alleen. Ze komen elkaar soms tegen, soms niet. Dan verschijnt een vrouw ten tonele die de boel op scherp zet. Voor het eerst zien de drie personages elkaar en moeten ze op zoek naar een nieuw evenwicht. Samen blijken ze meer te kunnen, letterlijk op elkaar te kunnen bouwen. Dat uit zich in technisch steeds grotere hoogstandjes. De drie circusacteurs – waaronder een zeer innemende Marianna Boldini – beschikken over een perfecte beheersing van hun lichaam. De hele technische circustruckendoos wordt uit de kast gehaald, van salto’s tot metershoge sprongen, en torens van drie man hoog: het roept bewonderende ohs en ahs op uit het publiek. En terecht.

Abstracte vertelling
De voorstelling is gemaakt voor kinderen vanaf zeven jaar. Het hoge abstractieniveau van de voorstelling laat veel ruimte voor de fantasie van de kinderen. Na afloop bleken sommige kinderen er – een voor hen volkomen heldere – ontwikkeling in te hebben gezien. Maar of de makers dat ook zo hebben bedacht? Je vraagt je af of iets meer duiding en invulling van de personages niet net zoveel ruimte had gelaten voor de verbeelding. Had het de beeldende kracht van de voorstelling niet juist kunnen versterken? Nu blijven vooral het schitterende toneelbeeld, de fantastische acrobatische toeren en de hoge mate van spelplezier het publiek bij; met wat meer invulling is Redonda een pareltje in wording.

Muziek / Album

Onvermoeibaar

recensie: Motorpsycho - Behind the Sun

.

Na vijftien albums (en talloze ep’s en live-platen) in 25 jaar is de Noorse rockband Motorpsycho nog steeds in staat om boeiende en originele nummers te leveren. Het inmiddels vijfde album met de fenomenale drummer Kenneth Kapstad gaat verder waar de vorige stopte.

Opener ‘Cloudwalker’ stemt gunstig. De voor Motorpsycho typerende pompende riffs worden in goede banen geleid door het polyritmische vernuft van drummer Kapstad. Net als op voorganger Still Life With Eggplant levert ook op Behind the Sun gitarist Reine Fiske, van het onnavolgbare Dungen, een significante bijdrage. Fiske’s gitaar geeft het trio een extra boost en zijn inbreng vult het trio uit Trondheim prima aan. Op het kalme tweede nummer ‘Ghost’  hanteert Fiske tevens de mellotron – het elektronische instrument met het wapperende synth-geluid, gepopulariseerd door onder andere King Crimson en The Moody Blues. De zwevende sound van de mellotron geeft het nummer absoluut sfeer mee, maar een hekel punt in ‘Ghost’ is de zang; een beetje sufjes en ongeïnspireerd. Nu is de zang nooit écht de kracht geweest van Motorpsycho, alhoewel er op elk album wel fraaie vocale harmonieën zijn te vinden.

Spons
Gelukkig weet de band zich te hervinden in het ruige ‘On a Plate’; loodzware riffs en veel distortion met een knipoog naar de proto-metal van Blue Cheer. Het instrumentale ‘Kvæstor’ is een waar genot, openend met een spervuur van drumroffels en dubbele bass-drumpartijen. Dit bekoorlijk stukje instrumentale jazzrock doet vermoeden dat er tijdens het componeren flink naar The Mahavishnu Orchestra (en dan met name Birds of Fire) is geluisterd. Als een auditieve spons absorbeert Motorpsycho invloeden uit alle hoeken van het muzikale universum, maar een voorliefde voor de jaren zeventig is nooit ver weg.

Motorpsycho wil wel eens refereren naar hun eigen discografie. Het twaalf minuten durende ‘Hell, Part 4-6: Traitor/The Tapestry/Swiss Cheese Mountain’ is een voortzetting van ‘Hell, Part 1-3’ op Still Life With Eggplant. Het begint spookachtig en omineus (een verdienste van wederom de mellotron), kabbelt vervolgens rustig voort om te culmineren in een moddervette riff. Een ‘zwaar’ hoogtepunt; episch, repeterend en heavy as hell.

Knallende afsluiter
Het poppy ”Entropy’ is optimistischer van aard (al doet de titel anders vermoeden) en lijkt terug te keren naar albums als Timothy’s Monster of Phanerothyme. In de laatste twee nummers belanden we weer in vertrouwd, onstuimig vaarwater. Vooral de afsluiter ‘Hell, Part 7: Victim of Rock’ gaat flink tekeer met de niet aflatende jazzy percussie en dissonante gitaren. Dit infernale nummer lijkt soms bijna uit de bocht te vliegen, maar blijft de volledige tijdspanne ferm overeind. Een tikje over-the-top misschien, maar daar zijn ze nooit vies van geweest. Zolang Motorpsycho excellereert in monsterlijke riffs en uitgesponnen klanktapijten mogen ze nog tientallen albums maken. Hun veelzijdigheid, productiviteit en onbetwistbare live-reputatie blijven verbazen en dwingen respect af.

Live in Nederland:
26 mei Patronaat, Haarlem
27 mei Doornroosje, Nijmegen 

Muziek / Concert

Het blues-vuur levend houden

recensie: Jim Byrnes

Op zijn nieuwe album eert Jim Byrnes het 250-jarig jubileum van zijn geboortestad St. Louis, Missouri. Gelukkig keert hij hiermee terug naar de rhythm & blues.

Ter ondersteuning van de release van St. Louis Times trekt Jim Byrnes langs de verschillende podia. 8WEEKLY was present tijdens zijn optreden in Grandcafé Meneer Frits in Eindhoven waar Byrnes speelde voor een uitverkocht huis. De twee sets, onderbroken door een pauze waarin de voorraad van zijn nieuwste album werd uitverkocht, ontlokte Byrnes de bezoekers een staande ovatie.

Drie jubilea

~

Byrnes opent de avond met ‘Movin’ On’ dat, net als de rest van de tracks, tot het historische materiaal behoort. Het oudste nummer van de avond is het honderd jaar oude ‘St. Louis Blues’, dat ook te vinden is op zijn nieuwste album. Een album dat tot stand kwam in samenwerking met producer Steve Dawson, die tevens gitaar speelt op dit tienjarig jubileum. Zo zijn drie feestjes verenigd op één album. Byrnes wordt bijgestaan door een uitstekende band bestaande uit de standaardbezetting van gitarist, bassist en drummer. Zelf speelt hij op zijn elektrische gitaar.

Byrnes en de zijnen spelen behoorlijk wat liedjes van het nieuwste album en putten daarnaast uit de rest van zijn fraaie oeuvre, zoals het persoonlijke nummer ‘My Walking Stick’. Dat werd geschreven door Irving Berlin, maar won aan betekenis voor Byrnes persoonlijk door zijn ongeluk in de jaren zeventig waarbij hij beide benen verloor.

Historisch materiaal
Zowel het album als het concert worden gevuld met historisch materiaal. Zo wordt een diepgravende uitvoering ten gehore gebracht van ‘Nadine’ van Chuck Berry en ‘I Get Evil’, dat geschreven werd door Albert King. Een bijzondere vermelding waard is de uitvoering  van het ooit door Ray Charles vertolkte ‘I Believe to My Soul’, waarbij Byrnes na een uitgebreide introductie de zaal laat zinderen met zijn geweldig bluesy uitvoering van deze compositie.

Byrnes toont zich een prima verhalenverteller wanneer hij een aantal van de composities inleidt met een historisch verhaal. Vaak zijn dat persoonlijke ontmoetingen met de schrijvers of artiesten zelf die soms teruggrijpen naar zijn vroege jeugd, toen hij tien of elf was. Na het uitstekende optreden heeft Byrnes nog voldoende energie over voor een ontmoeting met de fans. Praatgraag ondertekent hij persoonlijk menig album. Zowel het album als het optreden zijn van grote klasse. Het persoonlijke album St. Louis Time houdt als herinnering aan het concert menig keer het blues-vuur levend

Boeken / Fictie

Twee huizen, twee vrouwen, twee mannen

recensie: Manon Uphoff - De vanger en de bastaard

Manon Uphoffs novellen De vanger en De bastaard verschenen al eerder (in 2002 en 2004, zie hier wat wij toen over de laatste schreven). Nu zijn ze gebundeld.

Manon Uphoff debuteerde in 1995 met een verhalenbundel, Begeerte. Haar twee voorlaatste boeken excelleren op het korte(re) vlak: voor haar novelle De ochtend valt  (2012) won ze de Opzij Literatuurprijs en ook haar verhalenbundel De zoetheid van geweld (2013) is goed ontvangen. Nu is er dus een herdruk van twee eerdere novellen, De vanger en De bastaard. Toen, tien jaar geleden, heetten ze de eerste twee delen van een trilogie te zijn – maar die PR is nu vervallen.

Verschillen
Het zijn twee verschillende verhalen. De vanger is registerend: als een camera beziet de verteller een vrouw en een man, zij een erfgename wonend in een groot, vervallen huis dat vroegere grandeur uitstraalt, hij degene die zij inhuurt dat huis een beetje op te knappen. Ze worden verliefd, beginnen een relatie. Ze krijgen een kind. De verteller registreert, geeft handelingen en dialoog weer, maar zonder psychologische achtergronden of gedachten. Het is kaal en effectief.

De bastaard is in zekere zin aangekleder. Arinde, de hoofdpersoon, woont ook in een groot en vervallen huis (maar zij is ouder dan de eerste vrouw). De man in haar leven, Bastiaan, verzorgt haar; hij is de bastaard van haar overleden echtgenoot Maurice. Ook haar zoon Thomas is overleden, aan tuberculose. Er wordt meteen ingekleurd: het huis is ‘een oud neo-Tudor landhuis’, er waren twee Louis Quinze-stoelen, etcetera. Het is hoogst melodramatisch.

Dezelfde basis
De vanger is dan ook het sterkste, meest aansprekende verhaal. Het is een broeierige en sfeervolle novelle. Iets klopt er niet aan de relatie die de vrouw en de man beginnen. In rap tempo raken ze verliefd, boos op elkaar en vervreemden ze uiteindelijk. Er is een ongeluk met hun baby, waarna de man weggaat en haar met de brokstukken opzadelt. Doordat Uphoff het verhaal niet heeft aangekleed, wordt het beter. Als lezer blijf je geïnteresseerd lezen, tot de rake laatste zin van het verhaal; er had geen enkele andere zin moeten staan.

De twee novellen delen eenzelfde basis, maar zijn anders uitgewerkt. De bastaard is schematischer. Uphoff probeert in een beperkte ruimte een hele geschiedenis te plaatsen, waardoor de novelle te vol wordt. De verschillende elementen van het verhaal komen niet goed uit de verf en glijden daardoor af naar het clichématige. Het verhaal wordt voorafgegaan door een soort prelude, waarvan de kernzin deze is: ‘Omdat ze [kinderen] ontdekken dat wat ze dachten en geloofden – dat ze hun levens een tijdje konden spelen, en dat hier geen werkelijke tijd mee verloren gaat – een vergissing is.’ Dit is De bastaard: de spanning tussen een verstrijkende tijd en de momenten die je onthoudt, waarop de tijd lijkt stil te staan.

Parel in de dop
Doordat de twee novellen hier gebundeld zijn, komen de overeenkomsten tussen beide verhalen goed naar voren. De stijl verschilt – een minimalistische, moderne vertelling versus een soort parodie op de laatnegentiende-eeuwse roman –, maar de thematiek is hetzelfde. Een vrouw, een huis, een man – maar het werkt niet. De onmacht regeert. Er wordt iemand verstoten.

Wat is er van het idee van de trilogie over? Is De ochtend valt het derde deel? Of moet het nog geschreven worden? Gezien het meesterschap dat uit Uphoffs recente publicaties spreekt, zou dit laatste luik wel eens een parel kunnen worden.

Boeken / Fictie

Een absurde kwestie

recensie: Jonas Karlsson - De kamer (vert. Geri de Boer)

In een bevreemdend, kafkaësk verhaal neemt de Zweed Jonas Karlsson bureaucratische overheidsinstanties, de mensen die voor die instanties werken en het kantoorleven op de hak.

Björn heeft een nieuwe baan gekregen bij ‘de Instantie’ en doet er alles aan zo snel mogelijk de achterstand die hij heeft ten opzichte van zijn ervaren collega’s in te halen. Hij komt een half uur eerder op zijn werk dan de anderen, neemt ieder uur exact vijf minuten pauze en houdt zich verre van de platte en domme gesprekken die zijn collega’s voeren. Hij wil in korte tijd de belangrijkste man op de afdeling worden en laten zien wat hij in huis heeft.

Hilarische strijd
Na twee weken ontdekt hij een kamer tussen de toiletten en de lift. De eerste keer dat hij er binnenstapt, merkt hij direct dat dit geen normale kamer is. Hij voelt zich er zelfverzekerd, knap en kan er volledig zichzelf zijn. Steeds vaker gaat hij stiekem naar de kamer omdat hij er beter kan werken dan op kantoor, waar hij omringd wordt door – naar zijn mening – domme, irritante, onverzorgde en lakse mensen.

De problemen beginnen wanneer zijn collega’s hem aanspreken op zijn vreemde gedrag. Waarom staat hij zo vaak tussen de toiletten en de lift zo eng voor zich uit te staren? Waarom lijkt hij de hele wereld om zich heen te vergeten als hij daar zo staat? Björn op zijn beurt denkt dat zijn collega’s een naar spelletje met hem spelen door te doen alsof de kamer niet bestaat. Door hem op deze manier klein te houden, willen ze voorkomen dat hij zijn collega’s overvleugelt, gelooft Björn. Wat volgt is een komische strijd tussen Björn die ervan overtuigd is dat de speciale kamer echt bestaat, zijn collega’s die het bestaan van de kamer hardnekkig ontkennen en afdelingshoofd Karl die de lieve vrede probeert te bewaren. Zoals Josef K. in Het proces op alle mogelijke manieren gedwarsboomd wordt in het zoeken naar de reden voor zijn arrestatie, zo wordt Björn gedwarsboomd in het bezoeken van een kamer waar hij zijn werk goed kan doen en waar – behalve Björn – niemand in gelooft.

Bevreemdend en herkenbaar
Karlsson schrijft vanuit het perspectief van Björn en dat is de grote kracht van De kamer. Björn lijkt een nogal verknipte kijk op de realiteit te hebben en dit leidt tot interessante en grappige observaties en overpeinzingen. Zo neemt Björn zijn collega Håkan mee naar de kamer om hem aan te spreken op zijn slordige gedrag. Sinds Björns eerste werkdag hebben de stapels documenten zich zover over Håkans bureau uitgespreid dat het niet lang meer zal duren voordat Håkans werk op Björns bureau terechtkomt. Björn wil echter niet dat zijn werk door Håkans slordigheid in gevaar gebracht wordt. Na het gesprek kijkt Björn terug op deze terechtwijzing:

Die nacht nam ik in gedachten mijn standje nog een paar keer door, zin voor zin, woord voor woord, en het werd elke keer beter. Ik zette een cd op met het eenentwintigste pianoconcert van Mozart, maar verving die na een poosje door een van Sting, om al gauw weer over te stappen op Dire Straits en vervolgens op John Cougar Mellencamp. Ik was eigenlijk van geen van allen een liefhebber, maar ik hield van het gevoel om me te midden van de besten te bewegen.

Of Björn echt zo verknipt is als hij in het verhaal lijkt, valt of staat met het feit of de mysterieuze kamer wel of niet bestaat. Pas in het allerlaatste hoofdstuk krijgt de lezer hier uitsluitsel over. Maar deze absurde kwestie is niet het enige wat deze korte roman zo interessant maakt. Alle personages in De kamer zijn uitvergrote versies van personen waar we in het echte, dagelijkse leven mee te maken hebben. De roman is daarmee zowel bevreemdend als herkenbaar en die tegenstrijdige combinatie maakt De kamer tot een merkwaardig boeiend verhaal.

Film / Films

Terminale Amerikaan zet Parijs op stelten

recensie: 3 Days to Kill

Een dodelijke en terminale Amerikaanse CIA-agent begint een klopjacht in Parijs. Naast het uitschakelen van criminelen probeert hij zijn gezin terug te winnen. Een onmogelijke opdracht in een onwaarschijnlijke film.

~

Een geheime operatie van de CIA mislukt: een hotel wordt opgeblazen en een CIA-agente onthoofd door een lift. De verantwoordelijke voor deze daden ontsnapt. Bijna krijgt CIA-agent Ethan (Kevin Costner) de slechterik te pakken, totdat een slecht getimede hoestbui roet (of bloed) in het eten gooit. In het ziekenhuis hoort Ethan dat hij een hersentumor heeft met uitzaaiingen naar de longen en nog maar een paar maanden zal leven.

‘The CIA thanks you for your service’, aldus de arts. Ethans gedachten gaan uit naar zijn familie, waarvan hij zichzelf heeft vervreemd door zijn CIA-werkzaamheden. De tijd die hem nog rest, besteedt hij om de relatie met dochter Zooey (Hailee Steinfeld) en vrouw Christina (Connie Nielsen) te herstellen, die tegenwoordig in Parijs wonen.

Maar wat als hij door experimentele medicijnen langer zou kunnen leven? Ethan, ten dode opgeschreven, hoeft er niet lang over na te denken. In ruil voor peperdure injecties met het experimentele middel zet hij in Parijs zijn werkzaamheden voort en gaat hij de slechteriken The Albino (Tómas Lemarquis) en The Wolf (Richard Sammel) achterna. De CIA heeft blijkbaar het geneesmiddel gevonden tegen een hersentumor met uitzaaiingen, maar besluit alleen terminale CIA-agenten hiermee te helpen, zodat er nog wat criminelen omgelegd kunnen worden.

Nutteloze voetbalfanaten


~

Waarom Ethans Amerikaanse vrouw en dochter in Parijs wonen, wordt in het midden gelaten in de film. De verklaring hiervoor moet daarbuiten worden gezocht. Regisseur McG, verantwoordelijk voor Charlie’s Angels en This Means War, heeft namelijk een script van Luc Besson verfilmd. Een script van Luc Besson situeert wel vaker Amerikanen in Frankrijk, zoals eerder al het geval was in From Paris With Love, maar deze keer valt er weinig te genieten van een potentiële cultuurclash. Costner schiet weliswaar, net als John Travolta, Parijs overhoop, maar humor ontbreekt grotendeels. Dat zijn spoor van menselijke vernieling niet door de autoriteiten wordt opgemerkt is niet zo vreemd, want de mensen van de gendarmerie worden in deze film afgeschilderd als nutteloze voetbalfanaten die zich niet in Amerikanen interesseren.

De standaardingrediënten voor een actiefilm zijn aanwezig, met vuurgevechten in openbare gelegenheden, executies in hotelkamers, autoachtervolgingen met een Peugeot die een Audi van de weg ramt (vergeet het maar) en femme fatale Vivi (Amber Heard), het meest ridicule personage in de film. Gehuld in allerlei kinky, vaak leren, pakjes rijdt ze Ethan met een bloedvaart van A naar B, om nog meer doelwitten uit te schakelen en informatie in te winnen over The Albino en The Wolf. Op elke nieuwe locatie wordt opnieuw iemand vermoord, maar hoe de verschillende executies Ethan uiteindelijk dichter bij de slechterik brengen, wordt niet duidelijk.

Niet genoeg vaart


~

Dat een film als
3 Days To Kill helemaal nergens over gaat en dat het verhaal ook eigenlijk nooit begrijpelijk wordt, is de film nog wel te vergeven. Een gedegen plot is nooit Bessons sterkste punt geweest en een degelijke film maken is McG tot op heden ook nog niet gelukt. Echter, 3 Days To Kill schiet ook op andere vlakken tekort: de extravagantie op alle vlakken wordt constant onderbroken door serieuze pogingen tot drama, waardoor McG steeds de vaart uit de film haalt. Des te knapper is de rol van Kevin Costner, die zich staande weet te houden tussen absurde personages, een onnavolgbaar plot en chaotische actie. 

Boeken / Fictie

Een uitverkoren schrijver

recensie: A.F.Th. van der Heijden - Uitverkoren

Het verhaal van Tonio van der Heijden moet een van de bekendste uit de hedendaagse Nederlandse literatuur zijn. In 2011 publiceerde zijn vader de ‘requiemroman’ Tonio, nu is het ‘noodzakelijke zusterboek’ Uitverkoren verschenen.

Om te beginnen met een nuancering: in 2012 verscheen Uitverkoren al in een kleine, bibliofiele oplage. Het boekje bevatte een essay/verhaal ‘in de toonaard van het requiem Tonio‘ en een zestal vaak lange schriftelijke interviews. Voor deze editie is daar Van der Heijdens dankwoord bij de aanvaarding van de P.C. Hooftprijs aan toegevoegd.

‘Uitverkoren’, waarmee de bundel opent, leest als een uitsnede van Tonio: hetzelfde verdriet, dezelfde twijfels, dezelfde motieven. Deze prozatekst bevat Van der Heijdens favoriete fragment uit zijn schrijfwoede na de dood van zijn zoon, dat echter niet in de roman terecht kwam. Het is een beeld van een onschuldige Tonio, een visser en een vader die zich schuldig voelt omdat hij tekort schiet. Het is een heel menselijk moment in het oeuvre van een schrijver die alleen Mulisch voor zich moet laten wanneer het om mystificeren en fabuleren gaat.

De mens en de schrijver

Dat de mens en de schrijver Van der Heijden elkaar nog wel eens in de weg zitten, komt ook naar voren in de titel van de prozatekst en het boek: Uitverkoren. Is een dood kind niet een zegen voor de schrijver, een unieke ervaring die hij nu doorleefd heeft? Van der Heijden schrijft:

Dien ik het als uitverkorenheid op te vatten, en er de opdracht aan te ontlenen ‘er iets mee te doen’? Als ik zelf van de mij opgedrongen kennis verschoond had willen blijven, moet ik me dan alsnog inspannen er anderen deelgenoot van de te maken? Voor de oningewijden zal het bovendien nooit echte wetenschap kunnen worden.

Van der Heijden heeft besloten ‘het verlies, in al zijn onherroepelijkheid, als een gave te beschouwen … en hiervan [te] getuigen.’ Zie Tonio, zie Uitverkoren, zie het boek dat hij vermoedelijk over enkele jaren zal schrijven. Het wrange is dat we Van der Heijden in dit boekje op zijn best tegenkomen: zijn krachtige en beeldende proza is zuiver en precies, waar hij over schrijft indringend. Het is zo rauw als een gepolijste diamant kan worden.

Voor de fan

Het heeft misschien iets te maken met het begrip dat Van der Heijden introduceerde toen hij de P.C. Hooftprijs aanvaardde: ‘verschaming’, of ‘schaamtevraat’. ‘Alles nutteloos, belachelijk, uit de toon vallend, de plank misslaand.’ Vanaf nu ligt de lat hoger, en de overleden Tonio is zijn muze. De helleveeg was daar vorig jaar een eerste, voorzichtig teken van.

Vermoedelijk werkt Van der Heijden aan meer; ten minste, dat is waar hij in de interviews op hint. Deze stukken zijn het zwakste onderdeel van Uitverkoren. Ze bieden inzichten in het werk en leven van de schrijver, maar bevatten ook meer dan eens herhalende vragen en antwoorden. Al met al is Uitverkoren vooral een boekje voor de fan van deze schrijver, die hopelijk nog lang niet uitgeschreven is.

Boeken / Non-fictie

Een buitenstem

recensie: H.W. von der Dunk - Voordat de voegen kraakten

.

Historicus Hermann Walther (H.W.) von der Dunk (1928) is emeritus hoogleraar contemporaine en cultuurgeschiedenis aan de Universiteit Utrecht. Dat is tevens de universiteit waar hij zes decennia geleden studeerde. Nu is Von der Dunk al tijden beroepsmatig gepensioneerd, maar dat wil niet zeggen dat hij zijn pen heeft neergelegd. Het nu verschenen Voordat de voegen kraakten is deel twee van zijn memoires, na het in 2008 verschenen Terug bij strijklicht. Denk verder aan zijn indrukwekkende tweedelige Europese cultuurgeschiedenis De verdwijnende hemel en het recente historiografische werk De glimlachende sfinx.

Wie hetzelfde anders zegt..

Von der Dunks schrijfdrift is reden tot opgetogenheid. Om te beginnen met een wat verbleekte, maar onvermijdelijke waarheid: historici presenteren tijdsbeelden en houden ons zo een spiegel voor. Bij Von der Dunk speelt bovendien nog een extra dimensie: hij schrijft op een volstrekt eigenaardige en prettige manier die zowel vertrouwd als vreemd aandoet. En ook deze toon zet de besproken zaken en tijdsbeelden in een nieuw licht. Het effect is tegelijkertijd gewoon en wonderlijk. Het is zoals de tekst die prijkt boven de Oudemanhuispoort van de UvA: ‘Wie hetzelfde anders zegt, zegt iets anders’. Dat is precies Von der Dunks charme: hij zegt alles anders, slim en mooi anders.

Uit de kracht van zijn Nederlands rijst automatisch een argument op tegen de academische verengelsing van een verhalende geesteswetenschap als geschiedenis. Von der Dunk zal dit met me eens zijn. Zo verwijst hij in de inleiding naar ‘de momentele afbraak van cultuur en wetenschappelijk ethos’ met heel dat ‘bezweringsformulier van de concerndirecteur’, van efficiëntie en transparantie tot de infantiele eis van hoge scores in de vele ranglijsten.   

Het is een soort buiten-stem die Von der Dunk vertolkt. En inderdaad komt hij niet alleen uit een andere tijd, maar eveneens uit een andere cultuur. Vlak voor de oorlog is hij met zijn ouders – vader tekenaar, moeder joodse – vanuit Duitsland naar Nederland gekomen. Zijn vader ging werken op de Werkplaats van onderwijsvernieuwer Kees Boeke in Bilthoven – mede befaamd omdat ook prinses Beatrix en haar zusjes daar schoolgingen –, waar Von der Dunk zelf naar school ging. Zo groeide hij dus allesbehalve op in een sfeer van spruiten, maar juist in een sfeer van vrijzinnigheid en artisticiteit.

Hoe saaier de jaren vijftig, des te spannender de jaren zestig

Deze memoires richten zich op zijn studententijd, puur persoonlijke gebeurtenissen stipt hij enkel in één of enkele zinnen aan. Veel aandacht besteedt Von der Dunk aan zijn hoogleraren Hans Boogman en Pieter Geyl. Beiden relatief bekend, de laatste nu nog vooral door zijn excentrieke Groot-Nederlandse stamgedachte. Deze kwam erop neer dat de Nederlandse, Vlaamse én Zuid-Afrikaanse volken – allen loten aan de Nederlandse stam – herenigd zouden moeten worden in één staatsverband.

Aangenaam keuvelt Von der Dunk over koffietijd op het instituut (tussen tien en elf uur) en de tentamens die studenten deden bij de hoogleraren thuis (die destijds veelal rondom het Utrechtse Wilhelminapark woonden). In zijn twintiger jaren overwoog Von der Dunk ook nog serieus een carrière als operaregisseur, waarvoor hij zelfs even zijn geschiedenisstudie onderbrak. Daarbij was hij een verdienstelijk zanger en pianist. Tientallen pagina’s wijdt hij dan ook aan optredens met een studentengezelschap. Ze voerden bijvoorbeeld Donizetti’s Don Pasquale en Rossini’s Barbier van Sevilla op.

Natuurlijk is de historicus Von der Dunk geschikt om die jaren en het student-zijn destijds op te roepen. Juist omdat hij zijn eigen ervaring kan meten aan de verschillende historische beelden die er van de jaren vijftig bestaan. Veelbepalend voor die ervaring is dat Von der Dunks generatie volgde op de jaren veertig en voorafging aan de jaren zestig. Dit is minder flauw dan het klinkt. Want de herinnering aan de oorlogsjaren maakte Von der Dunks generatie tot de ‘skeptische Generation’, ‘geponst door de achter hen liggende ervaringen en de snelle ineenstorting van de mooie toekomstverwachtingen bij de bevrijding’. Ze waren wel idealistisch, maar het was een ‘getemperd, versoberd, minder hoogvliegend idealisme’. Bovendien leefden deze pragmatici onder Koude Oorlog-schaduwen. Tegen deze gematigdheid wisten de hoogvliegers – idealistische icarussen – van de jaren zestig zich dankbaar af te zetten. Ook zó werkt geschiedenis: hoe saaier je de jaren vijftig presenteert, hoe enerverender de jaren zestig worden.

Faust of de hotelreceptie

Dit memoiredeel herbergt verder nog veel interessants. Zo doet Von der Dunk uitvoerig verslag van zijn verblijf in Mainz in 1957, dus in een wederopbouwend en met de nazi-erfenis worstelend Duitsland. Verder vertelt hij over ‘archiefreisjes’ voor zijn scriptie en latere promotieonderwerp over de Duits-Vlaamse betrekkingen in de Vormärz begin 19e eeuw. Verder klust hij bij als leraar Duits, onder andere op zijn oude school de Werkplaats. Ook zijn docentschap levert sympathieke (en van realiteitszin getuigende) passages op:

Ik dreunde vóór, de kinderen dreunden na en betraden zo de weg die leidde naar Faust en Also sprach Zarathustra, maar vermoedelijk voor de meesten in een supermarkt of bij hotelrecepties eindigde. 

Als gezegd schermt Von der Dunk zijn persoonlijk leven af. Nu wordt Von der Dunk af en toe wat oubollig, en opvallend genoeg is dat telkens in de iets persoonlijker passages. Bijvoorbeeld als slotsom na verteld te hebben over een heftige discussie: ‘Dankzij de Nederlandse wet op de wapenvergunning kwamen er nog net geen pistolen aan te pas.’ Maar gezien al het andere moois, in stijl zowel als inhoud, zal de lezer hier niet over vallen.

Muziek / Concert

Heerlijke klanken

recensie: Lavinia Meijer

De in Zuid-Korea geboren Lavinia Meijer groeide vanaf haar tweede op in Nederland. Vanaf haar negende jaar speelt ze harp. Inmiddels gelauwerd met vele prijzen voor haar albums speelt ze over de hele wereld haar muziek.

Net als bij haar vorige album met Philip Glass was ook nu de componist, de Italiaan Ludovico Einaudi, nauw betrokken bij de bewerking voor harp die Meijer maakte. In de kapel van Roepaen speelt Meijer diverse stukken van haar jongste album. Maar gelukkig beperkt ze zichzelf niet tot een integrale live-presentatie van haar album.

Vakkundige vingers

~

Ze opent de avond met het titelnummer ‘Passaggio’. Ze voorziet alle stukken die ze speelt van wat uitleg om vervolgens de mooiste klanken uit haar harp te toveren. Naast stukken van Einaudi horen we ook composities van het vorige album. Zo horen we twee delen van Metamophosis om bij weg te kabbelen. Twee bewerkingen van de IJslandse componist Olafur Arnalds hebben de inspiratie van Meijer getroffen na haar reis naar IJsland en zijn zo terecht gekomen in het programma van haar concert. Ook de recente reis naar Korea inspireerde haar om een bewerking te maken van een Koreaans volksliedje dat ze hier speelt als een improvisatie. Het prachtige ‘The Hours’ van Glass krijgt een Meijer-benadering vlak voor de pauze. Een complex stuk muziek dat in uiterste vakkundige vingers is bij Meijers.

Onterecht in klassiek-hoek
Lavinia Meijers wordt ten onrechte in de hoek van de klassieke muziek gepositioneerd. Ze speelt even gemakkelijk een stuk van Japanse oorsprong als een bewerking van een Koreaans volksliedje. Ook moderne componisten zijn in goede handen bij Meijers. Het meest opvallende uitstapje dat ze maakt is een bewerking van het Radiohead-nummer ‘Karma Police’, dat ze in een herkenbare en uitstekende vertolking brengt tijdens het volledig onversterkte optreden in de kapel van Roepaen. Het geluid is werkelijk formidabel. Alleen tijdens de uitleg en het vragenkwartiertje over harp gebruikt Meijers een microfoon om haar stem hoorbaar te maken. Iedere muziekliefhebber is tijdens het ruim anderhalf uur durende optreden in twee sets aan zijn trekken gekomen. Tijdens de signeersessie neemt ze persoonlijk de complimenten in ontvangst. Het ruim honderdvijftig koppen tellende publiek gaat met het hoofd vol heerlijke klanken huiswaarts.

Live in Nederland:
2 maart Schaffenaar theater, Barneveld
6 maart Theater de Wisinghof, Roden
8 maart Hervormde kerk, Waarde

(meer concerten op haar website)

 

Muziek / Concert

Totaalbeleving

recensie: iET

Niets is aan het toeval overgelaten bij de albumpresentatie van iET in het Amsterdams MC Theater. Hoe stevig iET de creatieve touwtjes in handen heeft blijkt die avond.

De genodigden worden ontvangen in de hal van het theater en worden verzocht daar te wachten voor wat komen gaat. Daar staat een opvallend groot scherm met de poster van het artwork van haar nieuwste album So Unreal dat ten doop wordt gehouden. Verder lijkt de herfst te hebben toegeslagen in de hal waar her en der bladeren zijn neergelegd.

Psychedelische slingers

~

Langzaamaan dringt het tot de bezoekers door dat er iets staat te gebeuren als we een aantal mensen ontwaren in bijzondere houdingen op blote voeten. Het vermoeden stijgt dat het dansers zullen zijn. Een kwartier na aankondiging wordt het scherm met poster weggehaald waarna de gedaante van iET liggend in de bladeren, naast een houtblok met gitaar, zichtbaar wordt. Op klanken van haar muziek ontwaakt ze en schrijdt ze naar het houtblok om daar, al zittend, een eerste nummer van haar album ‘Something Out There’ volledig akoestisch ten gehore te brengen, terwijl de vijf dansers zich op enige afstand rond haar bewegen. Het ijs is gebroken en de spanning voor wat komen gaat is alleen maar opgevoerd. Het publiek volgt iET naar de grote zaal waar de rest van het optreden plaatsvindt op één groot en twee kleine podia. Op een van de kleine podia staat Budy, de partner van iET, de elektrische gitaarklanken in psychedelische slingers door de zaal heen te weven.

Zien, luisteren en beleven
In het uur dat volgt wordt het aanwezige publiek meegesleept in een psychedelische film waarin iET met haar band de hoofdrol speelt. Het geluid is adembenemend mooi terwijl met licht, dans en voordracht de negen nummers van het album So Unreal naar een hoger niveau worden getild. iET heeft met zowel choreografie, stilistische aankleding als het artwork van haar album een totaalbeleving gecreëerd, waarmee ze lonkt naar de theaters in Nederland. Deze show is gemaakt om herhaald en beleefd te worden. De muziek kent, naast de al genoemde psychedelische, ook soul, funk en wereldmuziek-invloeden, om vervolgens ook af en toe heel klein te worden zoals folky singer-songwriter-muziek. iET weet alles uit haar ideeën te slepen en doet zo de titel van haar album eer aan. Het komt bijna onwerkelijk over dat een onbekend en beginnend artiest een dergelijke totaalbeleving kan neerzetten. Gaat dat zien, luisteren en beleven.

Live in Nederland:
26 Februari, Mijke & Co Radio 6 (Sugar Factory)
27 Februari, Eendrachts Festival, Rotterdam
16 Maart, instore Concerto, Amsterdam
20 Maart, Album Presentatie So Unreal – Bird, Rotterdam