Tag Archief van: landscape

Theater / Voorstelling

Een verfrissende confrontatie met de dood

recensie: Noord Nederlands Toneel - dood en zo

‘Ik denk dat je inzakt, een beetje als een taart die net uit de oven komt.’ Eva Duijvestein behandelt de 84-jarige Annemarie Prins niet met zijden handschoentjes, maar met het soort van ruwe latex. dood en zo is een frisse confrontatie met datgene waar we het liever niet over hebben, maar ons allen te wachten staat.

Prins wil groots en meeslepend afzwaaien en, zoals het een actrice betaamt, met publiek. Ze plant haar dood tot in de puntjes: van de amandelolie waarmee ze zich insmeert tot de manier waarop ze haar fatale toetje door de yoghurt roert. En terwijl Prins ook tot na de laatste adem controle wil houden, herinnert Duijvestein haar aan wat niemand ook maar durft te denken: ‘Je bent dan dood wat doet het ertoe? Jij bent dan een ding’.

De vrouwen schelen 44 jaar, Het is een bijzondere vriendschap. Prins laaft zich aan het bloed van de jeugdige Duijvestein en die peuzelt op haar beurt alle ervaring van de oudere Prins op. Ze zijn aan elkaar gewaagd. Met regelmaat proberen ze elkaar uit het veld te slaan, maar telkens krabbelen ze weer overeind. Ze huilen, vernederen en houden troostend elkaars handen vast. De chemie tussen Prins en Duijvestein ademt een ultiem vertrouwen uit.

Zonder gêne

De toneelvloer lijkt een spiegel, totdat Duijvestein die op haar sokken betreedt. De kringen die ze in het water achterlaat spiegelen het licht golvend op de muur. Het is een prachtig beeld. Even later zijgt ook Prins in het water neer. De vrouwen gaan geen ongemak uit de weg. Ze banjeren door het koude water en voeren het gesprek over de naderende dood zonder gêne en zonder censuur.

Prins is charismatisch, innemend en windt de zaal om haar vinger. Ondanks haar 84 jaar is ze ontwapenend als een klein meisje. Van haar krukje tuurt ze naar zichzelf in het water en trekt haar opgekropen rok over haar blote knieën: ‘Ik wil me niet meer schamen’.

Gevaarlijk dichtbij

Duijvestein en Prins houden het publiek tot de laatste adem in hun greep. De muziek van Dionys Breukers en Bart Rijnink leidt onder hun gesprekken helaas meer af dan dat die ondersteund. Het lijkt een overbodige poging om suspense op te bouwen. De tekst van Sophie Kassies is oprecht en draait niet om de zaken heen. Daarmee wordt de voorstelling niet zwaar, maar juist verfrissend. Het publiek verkeert niet in een existentiële crisis, maar barst met regelmaat in lachen uit.

Soms slaat de voorstelling je als koud water in het gezicht en komt dood en zo gevaarlijk dichtbij. Terwijl Duijvestein krachtig rond het bassin stampt, zwoegt Prins door het koude water om haar bij te kunnen houden. Op dit soort momenten wil je dat het stopt en Prins in een warme droge handdoek wikkelen. Duijvestein en Prins gaan onverbiddelijk door.

dood en zo is een gitzwarte komedie met een bittere nasmaak. Prins en Duijvestein kijken de dood recht in de ogen, maar verwacht geen verlossing: ‘Ben je bang?’ wordt nooit met een geruststellend nee beantwoord.

Theater / Voorstelling

Een verfrissende confrontatie met de dood

recensie: Noord Nederlands Toneel - dood en zo

‘Ik denk dat je inzakt, een beetje als een taart die net uit de oven komt.’ Eva Duijvestein behandelt de 84-jarige Annemarie Prins niet met zijden handschoentjes, maar met het soort van ruwe latex. dood en zo is een frisse confrontatie met datgene waar we het liever niet over hebben, maar ons allen te wachten staat.

Prins wil groots en meeslepend afzwaaien en, zoals het een actrice betaamt, met publiek. Ze plant haar dood tot in de puntjes: van de amandelolie waarmee ze zich insmeert tot de manier waarop ze haar fatale toetje door de yoghurt roert. En terwijl Prins ook tot na de laatste adem controle wil houden, herinnert Duijvestein haar aan wat niemand ook maar durft te denken: ‘Je bent dan dood wat doet het ertoe? Jij bent dan een ding’.

De vrouwen schelen 44 jaar, Het is een bijzondere vriendschap. Prins laaft zich aan het bloed van de jeugdige Duijvestein en die peuzelt op haar beurt alle ervaring van de oudere Prins op. Ze zijn aan elkaar gewaagd. Met regelmaat proberen ze elkaar uit het veld te slaan, maar telkens krabbelen ze weer overeind. Ze huilen, vernederen en houden troostend elkaars handen vast. De chemie tussen Prins en Duijvestein ademt een ultiem vertrouwen uit.

Zonder gêne

De toneelvloer lijkt een spiegel, totdat Duijvestein die op haar sokken betreedt. De kringen die ze in het water achterlaat spiegelen het licht golvend op de muur. Het is een prachtig beeld. Even later zijgt ook Prins in het water neer. De vrouwen gaan geen ongemak uit de weg. Ze banjeren door het koude water en voeren het gesprek over de naderende dood zonder gêne en zonder censuur.

Prins is charismatisch, innemend en windt de zaal om haar vinger. Ondanks haar 84 jaar is ze ontwapenend als een klein meisje. Van haar krukje tuurt ze naar zichzelf in het water en trekt haar opgekropen rok over haar blote knieën: ‘Ik wil me niet meer schamen’.

Gevaarlijk dichtbij

Duijvestein en Prins houden het publiek tot de laatste adem in hun greep. De muziek van Dionys Breukers en Bart Rijnink leidt onder hun gesprekken helaas meer af dan dat die ondersteund. Het lijkt een overbodige poging om suspense op te bouwen. De tekst van Sophie Kassies is oprecht en draait niet om de zaken heen. Daarmee wordt de voorstelling niet zwaar, maar juist verfrissend. Het publiek verkeert niet in een existentiële crisis, maar barst met regelmaat in lachen uit.

Soms slaat de voorstelling je als koud water in het gezicht en komt dood en zo gevaarlijk dichtbij. Terwijl Duijvestein krachtig rond het bassin stampt, zwoegt Prins door het koude water om haar bij te kunnen houden. Op dit soort momenten wil je dat het stopt en Prins in een warme droge handdoek wikkelen. Duijvestein en Prins gaan onverbiddelijk door.

dood en zo is een gitzwarte komedie met een bittere nasmaak. Prins en Duijvestein kijken de dood recht in de ogen, maar verwacht geen verlossing: ‘Ben je bang?’ wordt nooit met een geruststellend nee beantwoord.

Ballard - High-Rise - Lebowski
Boeken / Fictie

‘Een krachtcentrale van wrok’

recensie: J.G. Ballard - High-Rise
Ballard - High-Rise - Lebowski

Een torenflat met duizenden bewoners valt ten prooi aan achteloosheid, anarchie, moordzucht en totale vernietiging. En niemand die het tij lijkt te kunnen of willen keren. J.G. Ballard maakt er in High-Rise een absurde en tegelijkertijd angstaanjagende vertoning van.

‘Later, toen hij op zijn balkon van de hond zat te eten (…)’. Met deze woorden begint de roman, waarmee blijk gegeven wordt van een vervreemding die in de rest van het eerste hoofdstuk nog niet wordt prijsgegeven. Robert Laing, een van de hoofdpersonen, is dan al afgezakt naar het dieptepunt van zijn bestaan en kijkt terug op hoe het allemaal zover heeft kunnen komen. De lezer is direct op het verkeerde been gezet en leest behoedzaam verder.

In High-Rise (1975, nu opnieuw vertaald door Irving Pardoen) speelt een luxe appartementengebouw de hoofdrol. De bewoners, onder te verdelen in een drietal sociale klassen, vervallen collectief in een staat van wetteloosheid die tot totale chaos leidt. Voor een veelzijdig schrijver als J.G. Ballard, bekend van The empire of the sun (1984) en de cultklassieker Crash (1973), is het gesneden koek om een bizarre situatie te creëren in een ogenschijnlijk normale samenleving. Zijn verbeelding is grenzeloos als het gaat om het oprekken van de menselijke omgangsvormen, zoals zijn werk in het fantasy- en sciencefiction-genre al volop heeft bewezen.

Champagnefles

Waar Ballard minder goed mee uit de voeten kan is de aanloop naar zo’n omstandigheid. Hij excelleert in de losgeslagen gekte maar heeft moeite met het aannemelijk maken van de oorzaken. Op pagina dertien gaat het plotseling mis als de volstrekt normaal functionerende Robert Laing een lege champagnefles over de balustrade kiepert. ‘Hardop lachend om deze dwaze inval keek hij omhoog’, staat er dan en vervolgens dendert het verhaal richting de wanorde die de schrijver zo snel mogelijk lijkt te willen bereiken.

Het ontbreken van een psychologische opmaat naar deze extreme situatie is een gemis aan kracht in een verder goed geschreven roman. Ballard laat de bevolking van het gebouw te snel afzakken naar volledige krankzinnigheid, terwijl de lezer hem probeert bij te houden, maar blijft denken: hoe heeft het zover kunnen komen? De insteek van dit verhaal is duidelijk: wij mensen zijn uiteindelijk de diersoort die alle vormen van beschaving van zich afwerpt als de directe leefomgeving wordt bedreigd door een overheersende klasse. In de ‘krachtcentrale van wrok’ leidt dat tot een vorm van guerilla-oorlog die begint met pesterijtjes en verborgen afgunst en eindigt in moordpartijen en mensonterende omstandigheden.

Psychopathologie

Het doel van de schrijver, de beschrijving van de ondergang van een compacte menselijke samenleving, is al binnen enkele pagina’s bereikt door het vermengen van de normaliteit met een flinke dosis absurdisme. Het perspectief verschuift naar de totale ontluistering, of zoals Ballard het schrijft: ‘de torenflat als het model om de uitdrukking van een werkelijk ‘vrije’ psychopathologie mogelijk te maken (…) een domein waarin de meest abnormale impulsen de vrijheid krijgen om zich naar believen te uiten’.

Hij maakt er een bizarre geschiedenis van, die natuurlijk door de ogen van de tijd gezien moet worden, en leeft zich uit in verbeeldingen die zich gemakkelijk laten vertalen in fantasy-achtige sferen. High-Rise lijkt vooral te zijn geschreven om abnormale impulsen de vrijheid te geven zich op papier te manifesteren. Een boeiend en leesbaar experiment, waarbij de nodige verfijning nog ontbreekt.

Borg McEnroe
Film / Films

Stoïcijns ijskonijn vs. ontvlambaar enfant terrible

recensie: Borg McEnroe
Borg McEnroe

Wimbledon 1980. Björn Borg heerst al jaren op de internationale tennisbanen. De Zweed heeft het Engelse tennistoernooi viermaal op een rij gewonnen en gaat voor zijn vijfde titel. Het jonge Amerikaanse talent John McEnroe wil de hegemonie van de nummer een van de wereld doorbreken. Borg is een sympathieke en vriendelijke sportman. McEnroe ontploft tijdens elke wedstrijd wel een keer. Hij scheldt, tiert en raast om beslissingen van de scheidsrechter. Het publiek van de wedstrijden wenst soms heimelijk een scheldkanonnade van de Amerikaan mee te maken. De organisatoren in Engeland hopen op een duel tussen de stoïcijnse Borg en de licht ontvlambare McEnroe. De finale in 1980 van het grootste tennistoernooi ter wereld zou de geschiedenis ingaan als dé wedstrijd van de eeuw.

Regisseur Janus Metz is vooral bekend geworden door het maken van documentaires. Daarnaast heeft hij een episode van de Amerikaanse televisieserie True Detective op zijn naam. De bemoeienis van de Zweedse regisseur is in eerste instantie gericht op het maken van een documentaire over de beroemde tenniswedstrijd. Tot zijn eigen verbazing wordt de weinig ervaren filmmaker naar voren geschoven om de film Borg McEnroe te schieten.

In Zweden is er al er snel een kandidaat voor de rol van Borg. Sverrir Gudnason heeft niet alleen het uiterlijk van het tenniskanon Borg, hij speelt ook een behoorlijk potje tennis. Voor de rol van McEnroe wil Metz de bekende acteur Shia Labeouf. Er wordt een script verstuurd en na lang wachten is er plots een positief antwoord. Labeouf laat weten rechtshandig te zijn en vraagt de regisseur of dat een probleem is. Een van de wapens van McEnroe was het feit dat hij linkshandig speelde.

Chagrijn

Labeouf staat bekend als acteur die zich voor 100% en meer inleeft in zijn rol. In Fury, de oorlogsfilm met Brad Pitt douchte hij zich niet, omdat de soldaten aan het front dat ook niet deden. Het feit dat hij na enkele weken een uur in de wind stonk interesseerde hem niet. Labeouf staat ook bekend om zijn soms wat chagrijnig gedrag op de filmset. Redenen genoeg om de acteur in de schoenen van McEnroe te willen zien acteren.

De wedstrijd tussen beide kemphanen is legendarisch. Op YouTube is het bloedstollende verloop klap voor klap te volgen. Borg tennist met de ijzersterke en keiharde dubbele backhand, McEnroe toont zijn fluwelen techniek en streelt de ballen bijna. Het duel ontspoort ook verbaal niet. De twee tennissers respecteren elkaar en accepteren de beslissingen van de scheidsrechter. De onderhuidse spanning spat van het scherm en is bijna voelbaar, maar leidt niet tot uitbarstingen.

Titel

De strijd gaat gelijk op. Er is in twee gevallen een tiebreak nodig om de set te beslissen. Uiteindelijk wint Borg zijn vijfde titel op rij. Luttele weken na het toernooi kondigt hij zijn afscheid aan. In Borg McEnroe wil de finale niet spannend worden. Er is in de aanloop naar de wedstrijd veel aandacht voor de psychologische aspecten van de topsport. Borg denkt veel na over zijn jeugd en de weg naar de top, McEnroe mist bij het reizen het gezelschap van zijn ouders en is communicatief zo onhandig dat elk telefonisch contact op ruzie uitloopt. De twee beste tennissers van de wereld zijn sociaal beperkte mensen.

Nagelbijtend

De film sleept zich door de finale. Het scorebord is spannender dan de rally’s die worden gespeeld. Met een minimum aan zweetdruppels en een maximum aan gepijnigde blikken spelen de acteurs zich naar het bekende einde. Op het groene gras van Wimbledon was de match Borg tegen McEnroe nagelbijtend spannend, op het witte doek van de bioscoop is de strijd slaapverwekkend.

Leuk detail is de rol van Leo Borg. Er werd gezocht naar een jonge tennisser, die ook acteren kon. De zoon van Borg schreef een brief na de oproep van Janus Metz. De jonge Borg kreeg na veel aarzelingen van de regisseur de rol. Vader Björn kwam zelfs een keer kijken bij de opnames. Zoals van de stoïcijnse ex-topsporter mocht worden verwacht, hield hij zich afzijdig.

De inmiddels 60 jarige Zweedse winnaar heeft laten weten de film zeer te waarderen. Van de Amerikaanse verliezer is nog geen reactie bekend.

Kunst / Expo binnenland

“Die dwaas met zijn vijf vrouwen”

recensie: Anton Heyboer – Het goede moment

De titel van deze recensie geeft aan hoe Heyboer (1924-2005) door het grote publiek werd gezien. De man die aan de lopende band schetsen produceerde van zijn handelsmerk: de kip. Het Gemeentemuseum Den Haag wil met zijn tentoonstelling een ‘andere’ Heyboer laten zien. De man die in de jaren zestig en zeventig internationaal doorbrak. Een man die de normen en waarden van de maatschappij verwierp en een eigen werkelijkheid creëerde.

 

Anton Heyboer, Christus-paradijs, 1979, gelatinezilverdruk met rode (lak)verf, 40 x 30 cm, Gemeentemuseum Den Haag.

De tentoonstelling is ruim opgezet en laat de veelzijdigheid van de kunst van Heyboer zien: etsen schilderijen en foto’s. Het werk begrijpen is een ander verhaal. Veel van zijn etsen tonen primitieve vormen, lijnen, teksten en getallen; zijn foto’s rode verf. Om zijn werk enigszins te doorgronden zal men toch over enige achtergrondinformatie moeten beschikken.

Het begin

Heyboer werd in 1924 geboren in Indonesië (Pulau Weh, Sabang). Vlak na zijn geboorte verhuisde het gezin achtereenvolgend naar Haarlem, Delft, Voorburg, Curaçao en New York.
Voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog keerde het gezin echter weer terug naar Haarlem. In 1943 werd hij door de Duitsers werd opgepakt om dwangarbeid in Berlijn te verrichten. Hij ontsnapte en vluchtte getraumatiseerd terug naar Nederland.
In 1951 liet hij zich vanwege zijn oorlogstrauma vrijwillig opnemen in een psychiatrisch ziekenhuis in Santpoort. Hij verbleef daar vier maanden. De diagnose die door de artsen werd gesteld was: krankzinnigheid met een Christus-complex.

Anton Heyboer, Het goede moment, 1963, ets, Galerie Magnus P. Gerdsen, Hamburg

Internationaal bekend

In 1954 schreef Heyboer zich in Haarlem in als kunstenaar, waardoor hij afhankelijk werd van de contraprestatie. In datzelfde jaar begon hij aan zijn boek Het systeem van Anton Heyboer. In 1957 maakte Heyboer zijn debuut in de toonaangevende Galerie Espace in Haarlem. Daar kocht het Stedelijk Museum Amsterdam direct zesentwintig etsen en kondigde tevens een tentoonstelling aan (1958). In de jaren die daarop volgden verwierf hij internationale bekendheid. In 1964 werd het grootste werk dat hij ooit maakte Het goede moment (1963) getoond op de Documenta III in Kassel (Duitsland). Dit werk bestaat uit zevenentwintig etsbladen met een afmeting van drie bij vijf meter. De afbeeldingen lijken tekens aan de wand; een soort hiërogliefen.

Het systeem

Het systeem van Heyboer bestaat uit hoek- en kruispunten, aangeduid met cijfers. De cijfers staan voor elementaire begrippen, zoals: het wezen, de vader, de moeder, et cetera. Bovendien is zijn werk doordrenkt van christelijke symboliek: God, Maria, Christus, Adam en Eva, schuld, geweten en het kruis. Misschien zag hij zichzelf wel als een soort Christus, gezien de foto Anton Heyboer, Christus -paradijs (1979). In 1976 heeft Hans Locher, de toenmalige hoofdconservator van het Gemeentemuseum,  het systeem van Heyboer proberen te duiden.

Anton Heyboer, Mijn leven verantwoord, 1960, inkt op papier, 50 x 76 cm, Anton Heyboer Stichting

Commune

In 1960 kwam Heyboer Maria tegen. Zij bracht structuur in het leven van Heyboer. In 1961 verhuisden zij van Amsterdam naar Den Ilp (dorp in de provincie Noord-Holland). Respectievelijk kwamen Lotti (1965), Mariken (1974), Joke (1975) en Petra (1982) bij Heyboer wonen. Zijn commune-achtige samenlevingsvorm was voor hem een verzet tegen de samenleving en de kleinburgerlijkheid. Zijn ouderlijk huis vergeleek hij, net als de maatschappij en het werkkamp, met een concentratiekamp (te weinig creatief). Heyboer en zijn vrouwen wilden als spelende kinderen zijn met, welteverstaan, Heyboer als regisseur. Bij Heyboer staat zijn eigen lijden centraal. De kunst was zijn redding. Zijn onderwerp was datgene dat niet onder woorden kon worden gebracht.

Anton Heyboer, Zonder titel, 1975, olieverf en lakverf doek, 200 x 150 cm, collectie Meeuwissen, Oirschot

Nieuwe weg

In 1984 brak hij met Galerie Espace en ging zijn eigen werk verkopen. Het was zijn verzet tegen de gevestigde kunstorde. In 1974 stopte Heyboer met etsen en legde zich verder toe op het schilderen. Hij wilde weer helemaal opnieuw beginnen met iets wat hij niet kon. Om zijn succes te ondermijnen schilderde hij zijn schilderijen over met roze verf.  In 1973 begon hij ook te fotograferen. Heyboer fotografeerde niet om kunst te maken; hij zei: ‘Mijn leven is kunst en ik maak geen kunst’.

De tentoonstelling strookt niet met het beeld dat veel mensen van Heyboer hebben: een clown als parodie op de kunstenaar. Hoewel de uitgebreide expositie dit beeld zeker doorbreekt, blijft zijn werk moeilijk te bevatten.

Theater / Voorstelling

“Happily Ever After” is sprookjesachtig mooi.

recensie: Maas theater en dans - Happily Ever After

Jasper van Luijks eerste jeugddansvoorstelling is een viering van de dood waar jongens en meisjes van 8 tot 88 jaar van kunnen genieten.

Je moet het maar durven: een voorstelling over de dood voor 8 jaar en ouder. Niet het meest gemakkelijke onderwerp, maar choreograaf Jasper van Luijk weet er prima raad mee. Door sterfscènes te verweven met sprookjes benadert hij de dood vanuit de beleving van jonge kinderen. Hoe ga je om met een einde dat echt een einde is? Wat als de prinses niet meer wakker gekust kan worden?

Fantasie en werkelijkheid

Twee jongens en een meisje beginnen een spelletje waar we bekende sprookjesmotieven in herkennen. Als volleerde Sneeuwwitjes vallen ze neer, soms na een hap van een appel, om daarna weer tot leven gekust te worden. Het spel verandert als een vierde danseres een solo danst, neervalt, en niet meer opstaat. De geruststelling dat zelfs stervende prinsessen een happy end krijgen wordt hier even doorbroken door de realiteit van het leven. Diezelfde spanning tussen fantasie en werkelijkheid keert later terug in een duet, waarin een van de jongens het dode meisje tevergeefs ‘tot leven’ probeert te wekken. Zij beweegt als een pop mee, hij gaat stug door. In sprookjes leven we immers lang en gelukkig. Voor de dood is geen plek.

Onbevangen kinderen

Het thema mag dan zwaar lijken, de voorstelling is het allerminst. De kracht van Happily Ever After ligt juist in de lichtheid en transparantie waar van Luijk en zijn performers voor gekozen hebben. Inés Belda Nácher, Yeli Beurskens, Anton van der Sluis en Art Srisayam hebben de onbevangenheid van een kind op verkenningstocht. Ze spreken de taal van een jong publiek, zonder het uitvergrote spel te gebruiken waar volwassenen in jeugdtheater soms op terugvallen. In een sober decor – een oplopend vlak met een enkele roze magnolia – laten ze ons op verschillende manieren nadenken over de dood. Het eerste deel staat in het teken van het ontdekken van de dood en een verlies van onschuld. Na een lange slaap – Doornroosje komt om de hoek kijken – wordt het winter. Het decorbeeld wordt grimmiger, de dansers klampen zich aan elkaar vast en remmen elkaar af. Angst voert de boventoon.

Dan worden de roze bloesems van de magnolia opgeraapt en gebruikt om een van de danseressen te versieren en klaar te maken voor het hiernamaals. Hier wordt een hele andere kant van de dood getoond, een waar Van Luijk geïnspireerd door raakte: het levenseinde als een vreugdevol afscheid waar je niet bang voor hoeft te zijn. Na de ontdekking en de angst wordt ten slotte de schoonheid van het sterven belicht. Versierd met bloemen loopt de danseres langzaam omhoog, op de helling naar een vermoedelijk hiernamaals. Of dat hiernamaals er ook is, wordt in het midden gelaten, maar dat maakt niet uit. Het einde zelf is mooi, en hoeft helemaal niet eng te zijn.

Theater / Voorstelling

Het heelalbrede spectrum van een 15-jarige autist

recensie: National Theatre – The incident with the dog in the middle of the night

Het is werkelijk een feestje: aan de Amstelkade schitteren talloze BN’ers op de rode loper van het Amsterdamse Carré. Persfotografen flitsen er enthousiast op los, vooral als er een roedel middelbare scholieren zich als één hoop op de loper stort. Het is dé grote avond van de tweede versie van ‘Broadway aan de Amstel’: The curious incident of the Dog in the Night-Time.

De internationale hit The curious incident of the Dog in the Night-Time – gebaseerd op het gelijknamige boek van Mark Haddon – is nu mét volledige Londense cast te aanschouwen in hartje Amsterdam. Omringd door bekend Nederland in hun beste kledij en KLM-medewerkers (een exclusief VIP-uitje voor de in blauw geklede stewardessen), worden theaterliefhebbers getrakteerd op een Engelstalige show van kwaliteit. De barokke zaal van Carré contrasteert met het podium. Het decor van het toneelstuk is namelijk opgebouwd uit een soort vierkante ‘doos’ met aan weerszijden een blokjesachtig magnetisch veld. De voorstelling start exact om 20:03 – een knipoog naar de precisie van autisten – en het is letterlijk een ‘knallend’ begin. De volumeknop wordt op z’n hardst gedraaid en het is alsof iemand per ongeluk de lichtknop heeft geraakt. In het pikkedonker ontwaart het publiek een aantal gestaltes: een in joggingbroek geklede ‘jongen’ is onmiskenbaar Christopher John Francis Boon (Joshua Jenkins), een 15-jarige autistische jongen. Een negenkoppige cast beweegt zich als een dansgezelschap om hem heen. Een extra dimensie aan het verhaal wordt gegeven door Julie Hale in de rol van quasi-verteller/therapeut van Christopher, genaamd Siobhan, die het verhaal ondersteunt met stukken uit Christophers notitieboek.

Aandachtstrekker  / Een curieuze moord

Vanaf het eerst moment word je gegrepen door het verhaal. Door de ontzettend harde vaart die dit toneelstuk kenmerkt, grijpt de voorstelling iedere seconde de aandacht. Het verhaal over Christopher is dan ook erg intrigerend. Samen met vader Ed (David Michaels) leeft Christopher is het Engelse Swindon, waar de 15-jarige zich afhoudt van iedere vorm van sociale interactie, uitmunt in wiskunde en gefascineerd onderzoek doet naar het heelal. Op een dag ligt de geliefde hond van zijn buurvrouw Mrs. Shears dood in de tuin, gedood met een tuinvork. Christopher, die de hond aantreft in de openingsscène, is verdachte nummer één. Als een politieman hem mee wil voeren naar het bureau, slaat Christopher van zich af – Christopher flipt van lichamelijke aanrakingen – en dat komt hem meteen ten duur te staan: hij wordt gearresteerd voor mishandeling en wordt later door zijn vermoeide vader opgehaald.

Hoofd vol herrie/ruis

Door zijn autisme is Christopher altijd bloedeerlijk en hij kan dan ook geen leugens vertellen. Hij wéét dat hij er niets mee te maken heeft, maar zint op de vraag ‘wie dan wel?’. Binnen no-time ontwikkelt Christopher zich tot een detective en hij gaat over zijn eigen drempel door voor het eerst in zijn leven het contact op te zoeken met zijn buren. Zodoende komt Christopher al snel in contact met de oude Mrs. Alexander (Debra Michaels), die hem snel tot de waarheid brengt: ze vertelt Christopher dat zijn moeder is vreemdgegaan met Mr. Shears. Intussen houdt Christopher nauwgezet al zijn notities bij in een groot boek Per ongeluk komt dat boek in de handen van zijn vader. Zijn vader neemt het boek in en dwingt Christopher te stoppen met zijn zoektocht, maar dat heeft ernstige gevolgen. Als Christopher zijn notitieboek van zijn vader probeert te ontfutselen, stuit hij op een doos waarin ook enkele brieven liggen die van zijn overleden moeder blijken te zijn. Hoe kan zijn moeder brieven hebben geschreven als ze al maanden eerder is gestorven aan een hartaanval? Christopher – woedend en verward door de leugens van zijn vader – besluit om een reis af te leggen naar London, naar het adres waar zijn moeder al die tijd heeft ‘geleefd’. De reis is fantastisch vormgegeven in zowel spel en dans als in decor: als kijker bevind je je haast in het brein van Christopher. Felle kleuren, harde geluiden en mensen razen zich om Christopher heen en maken het inzichtelijker hoe het is om autisme te hebben. Joshua Jenkins speelt de rol van Christopher erg geloofwaardig en menig persoon zou haast denken dat hij écht aan autisme leidt, zijn houding, zijn handelingen en gezichtsuitdrukkingen zijn zó karakteristiek en goed uitgevoerd.

Méér dan perfect

De regie was in handen van Marianne Elliot. winnares van een Tony Award, en dat is te zien: de acteurs zijn zo gestroomlijnd, ze bewegen ‘sierlijk’ en zijn goed op elkaar ingespeeld. De timing is perfect: het vereist heel veel tijd en moeite om alles tot op de seconde getimed te hebben. Het decor is daarnaast ontzettend multifunctioneel. Het bevat namelijk niet alleen licht, maar er zitten ook nog decorstukken in verborgen achter de vele luikjes. De acteurs maken bovendien niet alleen gebruik van het toneel, maar ook van de ruimte in de zaal. Zo struint er plots een ‘politieofficier’ vanuit achterin de zaal naar het podium toe. Hoewel je soms verwacht dat je gehoorschade gaat oplopen door de harde muziek, kun je niet anders dan verrukt zijn door zo’n totaalvoorstelling. Alles aan deze voorstelling klopt én de kijker wordt keer op keer verrast. Zo ook op het einde – de lichten zijn weer aan en het applaus is weggeëbd – als Christopher nog één laatste keer terugkomt om een rekensom uit te leggen in vier minuten. Net als met ieder geslaagd feestje, blijft deze voorstelling nog lang in herinnering.

Nacht van de Poëzie - foto Patrick Post
Boeken / Achtergrond
special: 35ste Nacht van de Poëzie
Nacht van de Poëzie - foto Patrick Post

Nacht vol levende poëzie

Opnieuw was de Nacht van de Poëzie een feest voor de liefhebber van het gesproken woord. Er werd breeduit gelachen en volop meegezongen in deze vijfendertigste editie van de hoogmis der dichtkunst. Kippenvelmomenten waren er ook in de ‘achthoekigheid’ van het Utrechtse Vredenburg.

Volgens co-host Piet Piryns moeten we de populariteit van de Nacht misschien zoeken in de ontkerkelijking die overal gaande is. Als het Woord niet meer in het heilige domein wordt gezocht, moeten dichters die lacune vullen. Met een kleine tweeduizend bezoekers in de zaal krijgt het poëtische Woord deze nacht een gewillig oor.

De spits wordt traditioneel afgebeten door de dichter die vorig jaar de afsluiting verzorgde. Jonathan Griffioen vormt met zijn confronterende gedichten over de stadswijk waarin hij opgroeide een uitstekende opening en tegelijkertijd de aanloop naar de eerste muzikale onderbreking. De zaal wordt opgewarmd en losgezongen door een gloedvolle Brigitte Kaandorp die, zo kort na de aftrap, het publiek meteen al in een collectief la-la-laah laat samenvloeien.

Oude crooners

Cees Nooteboom - Patrick Post

Cees Nooteboom (foto: Patrick Post)

Dan volgt een blokje ‘oude knarren’ (met respect). Frank Koenegracht in zijn haast reviaanse somberte waar altijd de glimlach om de hoek komt kijken: ‘Vannacht droomde de dood van mij./ Ik weet niet hoe hij daarbij kwam./ Ik vermoed dat/ hij droomde dat hij iets kwijt was (…)’. Cees Nooteboom sluit daarbij aan met zijn mijmeringen over eilanden, zijn zomerverblijf op Menorca in het bijzonder, om te eindigen met de bezwering ‘Waarom laten de doden ons niet met rust’. Veel applaus voor deze crooners, van jong en oud die nog steeds warmlopen voor de gevestigde orde.

In het goedgevulde programma is ruimte voor debutanten, zoals de pas afgestudeerde Simone Atangana Bekono die, zonder uitgegeven te zijn, al op het podium van de Nacht staat. Haar bijdrage is boeiend, maar behoeft nog wat schwung om overeind te blijven tussen de kanonnen. Via de verrassende observaties van Neeltje Maria Min (zónder haar allerberoemdste dichtregel uit ons taalgebied) en de vurige, verbeten Astrid Lampe is de vloer voor Bart Moeyaert. Met zachte stem en een perfecte timing leest hij uit zijn bundel Verzamel de liefde:

Ik dacht dat het niet kon:
dat iets wat je niet ziet
je alle dagen draagt
en sterker maakt.
Alsof je spieren krijgt
van liefde.

Wervelwind Karsu

Antjie Krog - Patrick Post

Antjie Krog (foto: Patrick Post)

Live-optredens in de poëzie worden publiekelijk omarmd, terwijl de verkoop van dichtbundels marginaal te noemen is. Een ontwikkeling die niet zo vreemd is, gezien het optreden van de Zuid-Afrikaanse dichteres Antjie Krog. Hier wordt poëzie levend gemaakt, vormgegeven tot haast tastbare beelden. Op intense wijze slingert ze de Zuid-Afrikaanse regels de wereld in: fluisterend, snauwend, schreeuwend en dan weer ingetogen smekend. Het is een avontuur om door Krog, de perfecte Nacht-gast, meegenomen te worden in haar belevingswereld.

Na een warme donderpreek van Dimitri Verhulst, die met zijn België-gedichten en het bijbehorende cynisme het publiek voor zich inneemt, wordt het tijd voor een nieuw muziekje. De Nederlands-Turkse zangeres Karsu begint als een lieflijk intermezzo maar blijkt al snel een ware wervelwind. Het is een lust voor oog en oor – Maria Callas meets Anouk – waarbij de ingetogenheid verrassend wordt afgewisseld met een stem die klinkt als een klok.

Nog zo’n hoogtepunt: de Utrechtse dichter Alexis de Roode komt met een bevlogen voordracht van zijn gedicht Schepping, week 2, waarin hij de mens centraal stelt om het werk van de Schepper in de tweede week naar zijn hand te zetten. Een confronterend relaas over onze manipulatie met de natuurlijke omgeving:

De mens sprak: De dieren en planten behoren aan mij,
maar zij gehoorzamen aan tijd. Ze bloeien in de lente
en geven zaadvruchten in de herfst. De vogels leggen
eieren naar hun aard, maar in de winter leggen ze niks.
Ik zal de planten een huis van glas geven en in de kippenstal
zal ik een helder licht branden. Ik zal eieren eten in december.
Weer werd het avond en morgen: de derde dag.

Jaap Robben - Patrick Post

Jaap Robben (foto: Patrick Post)

Ook Jaap Robben is een performer pur sang. Zijn poëzie is helder en aanstekelijk, zijn optreden expressief en ingetogen tegelijk. Mensen op het verkeerde been zetten, dat kan Robben als de beste, waarbij de vraag of zijn gedichten voor kinderen of voor volwassenen zijn altijd komt bovendrijven. Robben trekt zich nergens iets van aan, hij dicht en draagt voor, zo simpel is het, en krijgt vele handen op elkaar.

‘Drijf een wig in de nacht en luister’ is het op de alle wanden aangebrachte Nacht-motto. De poëzie heeft deze opwindende nacht weer klemgezet, de overgebleven toehoorders proberen tot de laatste woorden van debutante Vicky Francken de ogen open te houden. Geen nood, volgend jaar, in weer een Nacht, zal deze laatste opnieuw de eerste zijn.

 

35ste NACHT VAN DE POËZIE
TivoliVredenburg Utrecht
16 september 2017

Kunst / Expo binnenland

Uit de kunst

recensie: Vrouwen Uit de kunst! Kunstenaressen op de noordelijke Veluwe 1880-1950

Wanneer je als bezoeker de tijdelijke tentoonstelling in het fijne Noord-Veluws Museum in Nunspeet binnenkomt, loop je meteen tegen vijf vrouwenportretten aan. Een springt in het oogt: van Suze Robertson, een van de zestien vrouwen waarvan werk wordt getoond. Op de een of andere manier hebben ze allemaal in Nunspeet of in de nabije omgeving gewoond en gewerkt.

Suze Robertson (1855-1922), Vischpoort te Harderwijk, circa 1910. Olieverf op doek, 89 x 106,5 cm (Singer Laren)

Verderop hangt een krachtig, groot doek van Robertson, waarop de Vischpoort in Harderwijk is afgebeeld. Een kenmerkend schilderij voor de steeds zelfbewuster schilderende vrouwelijke kunstenaars uit de periode 1880-1950.

In de loop der tijd

De bezoeker kan door de chronologische opzet van de expositie niet alleen de ontwikkeling van de zestien kunstenaars volgen, maar en passant ook die van de kunstgeschiedenis zelf. Dit geeft de tentoonstelling een extra laag, net als de uitgebreide biografieën die op banieren terzijde van de werken hangen.

Het begint zo rond 1880 met de stemmige, donkere doeken van Sientje Mesdag-van Houten, die door mannelijke recensenten soms kritisch werden ontvangen als zijnde te detaillistisch of uit balans. Ook het thema ‘vissersvrouw’ dat Aletta van Thol-Ruijsch gebruikt voor een prachtige kop in houtskool (ca. 1890-1910) is verwant aan die van de Haagse School. Raak getroffen op dit portret zijn de peinzende, diep liggende ogen.

Blanche Douglas Hamilton (1853-1927), Schapen met lammeren op een weide met bloeiende vruchtbomen, penseel op papier, 48,7 x 32,3 cm (Teylers Museum)

Wat gedurfder

Maar pas op: het werk van iemand als Chrisje van der Willigen doet op het eerste gezicht misschien traditioneel aan, maar is toch redelijk gedurfd en doet soms, zoals haar Bloemen in blauwe pot (1902) niet alleen aan Voerman maar ook aan Jan Mankes’ werk denken.
Zoals de waterlelies die Blanche Douglas-Hamilton aquarelleerde herinneren aan hetzelfde thema bij Monet, en het licht op haar met potlood en waterverf opgezette Haven in Noord-Italië (1897-1927) wat weg heeft van het zuidelijke licht van Pissarro.

Des te verder je in zowel de tijd komt als in het afzonderlijke werk van een kunstenares, des te sterker en persoonlijker het wordt. De naam van Suze Robertson is al genoemd. Haar latere werk kan worden gerekend tot de aanloop naar het expressionisme. Voor die tijd schilderde ze bijvoorbeeld Brabantse vrouwen à la Van Gogh, vrouwen die thuis of op het land aan het werk zijn. Op de vraag van een kunsthandelaar om over te stappen op portretjes, gaat ze niet in. Zij kan dit doen, omdat ze een baan heeft als tekenlerares.

Van Suze Robertsons kleindochter, Suzanne Eckhart, wordt in een vitrine keramiek getoond, zoals er ook een vitrine is met de door de oud-Bauhausleerlinge Kitty van der Muijll Dekker ontworpen theedoeken die nog steeds modern aandoen.

Gaby Bovelander (1931), Zonder titel, 1978. Olieverf op paneel, 58 x 61 cm (Collectie kunstenaar)

Modern

De ontwikkeling van de kunst en een eigen stijl valt ook duidelijk af te lezen aan het werk van Jo Koster. Zij was een van de eerste vrouwen die studeerde aan de kunstacademie van Rotterdam. Later studeerde ze in Brussel, omdat Parijs in die tijd volgens haar te conservatief was. Onder invloed van Jan Toorop schildert ze enkele pointillistische doeken die in Nunspeet zijn te zien.
Ook de inmiddels 86-jarige Gaby Bovelander vindt zichzelf telkens opnieuw uit. Van haar hangt er zowel magisch realistisch werk als een eigenlijk buiten de scope van de expositie vallend, fascinerend Zelfportret (1971) met een krachtige blik die aan het beroemde zelfportret van Charley Toorop doet denken.

Hedwig Kleintjes-van Osselen (1871-1936), Zinnia’s, 1934. Olieverf op doek, ca. 50 x 60 cm (Collectie Gemeente Heerde)

Wie thuis alles nog eens na wil lezen over leven, werk en context van de zestien exposanten, is er een mooie catalogus beschikbaar die werd samengesteld onder eindredactie van de curator van de tentoonstelling: Margot Jongedijk. Hierin valt ook te lezen hoe de receptie van het werk was. Zoals over Hedwig Kleintjes-van Osseler– om nog een van de zestien namen te noemen – : ‘Sterk is deze kunst niet, wel rustig, gul en gevoelig.’ Waar of niet – inderdaad is niet alles wat wordt getoond van de bovenste plank –, maar een mooi inzicht en beeld van kunstenaressen op de noordelijke Veluwe geeft deze tentoonstelling die louter uit bruiklenen bestaat zeker.

 

 

 

David Vann - Klare lucht zwart - Andre van Dijk
Boeken / Fictie

Archeoloog Vann graaft diep

recensie: David Vann - Klare lucht zwart
David Vann - Klare lucht zwart - Andre van Dijk

In de romans van David Vann ligt de tragiek er dik bovenop. Dat zo nu en dan de werkelijkheid geweld wordt aangedaan, neemt hij voor lief. Het zorgt voor een zinderende spanning die op haast dichterlijke wijze in woorden wordt omgezet.

Als liefhebber van de Griekse tragedies en, volgens eigen zeggen, als neoclassicistisch schrijver heeft Vann veel op met het klassieke drama. De intensiteit van de verwikkelingen, de elementaire liefde en trouw, opoffering en overgave; allemaal onderdelen die terug te vinden zijn in zijn tot nu toe verschenen romans. De menselijke zwakheid wordt door Vann tot hoofdbestanddeel van de plot gemaakt, meestal eindigend in een morele uitputtingsslag die tot grootse bewegingen leidt.

In Klare lucht zwart is de schrijver nog dieper in de verhaalde geschiedenis gedoken: hij neemt het uit 431 v. Chr. stammende treurspel Medea van Euripides als basis voor een grondige hervertelling. Vann heeft tijdens een boottocht op een gereconstrueerd schip langs de Griekse eilanden inspiratie opgedaan en besluit de klassieke Medea opnieuw op schrift te stellen. Niet met een eigentijdse wending, niet met een filosofische uitvergroting, maar in de meest oorspronkelijke vorm: vanuit de hoofdpersoon vertellen hoe het allemaal verliep.

Gejaagd proza

Medea is met Jason en de Argonauten onderweg naar Iolkus. Ze hebben het veroverde Gulden Vlies aan boord en worden achtervolgd door koning Aietes, de vader van Medea. De liefde voor Jason heeft Medea zo ver gebracht dat ze haar broer heeft vermoord, aan stukken heeft gesneden en haar vader van zich heeft vervreemd. David Vann beschrijft de reis als een doorlopende zoektocht naar houvast waarin Medea de onzekerheid over haar toekomst probeert te beteugelen. Ze heeft zich verbonden aan Jasons lot: in Iolkus zal hij opvolger van koning Pelias worden en trouwen met Medea. Dat betekent een nieuw begin in een nieuwe hartstocht. Medea: ‘Jij bent van mij, ik zal heersen over je hart, jij bent het land dat ik verover’.

Vann schrijft in een beklemmende vorm. Hij laat in bepalende scènes de persoonsvorm en het lidwoord weg, zodat er een gejaagd proza ontstaat: ‘Haar vader een gouden gelaat in duister. In fakkellicht verschenen boven het water en weer vervaagd. Gelaat van de zon, afstammeling van de zon. Verraad en woede.’ Deze telegramstijl maakt van de zoekende gedachten van Medea een urgente, haast panische beleving. De situatie waarin ze zich heeft gestort is vol dreiging en de overgave aan Jason is haar enige hoop op een goede afloop. Maar terwijl ze met hem in de nacht de liefde bedrijft, lijkt Jason met zijn gedachten al af te dwalen. Alsof haar liefde er minder toe doet dan de zware reis en de strijd die nog geleverd moet worden. Een subtiele invulling van de schrijver, waarmee hij de loop van deze geschiedenis tot menselijke proporties probeert terug te brengen.

Ambachtelijke slagerij

Als Pelias zijn belofte niet nakomt weet Medea, met gebruikmaking van haar duistere krachten, hem door zijn eigen dochters te laten vermoorden. Daar maakt Vann een bloederig schouwspel van: er wordt gehakt, gesneden en gekookt als was het een ambachtelijke slagerij. Vervolgens vluchten Medea, Jason en hun kinderen naar Korinthe waar koning Kreon de scepter zwaait. Jason wordt echter verliefd op de dochter van Kreon en wil zich van Medea laten scheiden. Het eindspel bestaat uit de ultieme wraak van Medea: in haar wanhoop en waanzin vlucht ze in de totale ondergang.

David Vann gaat als een archeoloog te werk: hij graaft in de diverse verschijningsvormen van deze tragedie en weet de taal zodanig te conserveren dat er een nieuw, zij het een ietwat langdradig verhaal ontstaat. Hij gebruikt deze Medea niet om, zoals al veel is gebeurd in theater en op papier, de feministische kaart te trekken. Vanns Medea strijdt niet tegen de mannelijke overheersing in haar wereld, maar worstelt eerder met haar eigen hartstocht die door jaloezie en woede wordt verteerd. Deze Medea is een gevoelige en furieuze vrouw die weigert te accepteren dat haar liefde een verloren zaak is.

 

 

Theater / Voorstelling

Zinderende tweeslachtigheid

recensie: De Nationale Opera – La Forza del Destino

Verdi’s La Forza del Destino voelt aan als twee opera’s die met elkaar zijn versneden: een persoonlijke familietragedie en een uitbundig groepsspektakel. Dit gegeven lijkt onhandig, maar het geeft regisseur Christoph Loy juist de mogelijkheid om meerdere registers te bespelen.

Dat La Forza voor velen niet de status heeft van andere Verdi-opera’s als La Traviata of Aida, is misschien te wijten aan een wat onbeholpen verhaal, dat in meerdere beschouwingen het mikpunt van spot is. Het neemt niet weg dat Verdi’s muziek ook in dit werk afwisselend beeldschoon en heerlijk opruiend is. Christoph Loy maakt er bij De Nationale Opera een voorstelling met twee gezichten van: enerzijds een Shakespeareaanse en ingetogen tragedie, anderszijds een liederlijke kritiek op roekeloze strijdlust.

Stom toeval en de eeuwige zondebok

De opera vertelt de liefdesgeschiedenis van Leonora (Eva Maria Westbroek) en Don Alvaro (Roberto Aronica). Laatstgenoemde is de zoon van een Inca-prinses en als halfbloedje niet voor Leonora geschikt. Als Alvaro Leonora probeert te schaken, wordt het koppel gesnapt door Leonora’s vader, de markies van Calatreva (James Creswell). Alvaro wil zijn goede bedoelingen tonen door zijn wapen op de grond te gooien, maar het rotding gaat per ongeluk af en doodt de markies. In zijn laatste adem vervloekt hij zijn dochter. Los van elkaar vluchten de geliefden weg, op de hielen gezeten door Leonora’s wraakzuchtige broer Carlos (Franco Vassallo). Wat volgt is een spel van valse identiteiten, toevallige ontmoetingen en noodlottige misverstanden. Vooral Alvaro heeft het zwaar te verduren: ondanks al zijn bedoelingen zal hij altijd ‘de buitenlander’ blijven.

Oorlogsopportunisme

Dit alles tegen de achtergrond van een ophanden zijnde veldslag tegen Duitsland. Waar de lotgevallen van Alvaro en de familie Calatreva overzichtelijk en sober zijn, overheersen chaos en carnavaleske oorlogsretoriek de groepsscènes. Verdi schreef deze strijdliederen wellicht zonder ironie (het werd geschreven op het hoogtepunt van de Risorgimento, de Italiaanse eenmaking), bij Loy heeft deze oproep tot strijd meer weg van een biercantus met soldaten, dames van lichte zeden en de plaatselijke geestelijkheid, allen opgehitst door ronselaarster Preziosilla (Veronica Simeoni). Eerder dan als commentaar op de andere gebeurtenissen voelen deze scènes als een apart werk, een verkenning over wanneer oorlog verandert van jongensachtig haantjesgedrag in bittere ellende.

Verdi in al zijn facetten

De belangrijkste mannenstemmen zijn aan elkaar gewaagd. Vooral Vassallo overtuigt als verwende, met zijn jojo spelende corpsbal die niet per se slecht is, maar doof voor de andere kant van het verhaal. Eva Maria Westbroek speelt haar rol vrij ingetogen, waardoor het onwaarschijnlijke verhaal toch een juiste dramatiek krijgt. De hoogste lof echter verdienen Nederlands Philharmonisch Orkest, onder leiding van Michele Mariotti, en het Koor van de Nederlandse Opera, onder leiding van Ching-Lien Wu. Vanaf de eerste onheilspellende tonen – het noodlot staat voor de deur – speelt het orkest feilloos en uiterst dynamisch. Het koor blinkt uit in de zachte passages waarin ze voorbijtrekkende monniken spelen en een zijdezacht tegenwicht bieden tegen de turbulente partijen van de solisten.

Waar in een mindere regie de tweeslachtigheid van La Forza del Destino de spanningsboog zou dwarsbomen, benadrukt Loy juist de veelzijdigheid van Verdi. De voorstelling zindert vanaf de filmische overture, een montage uit verschillende jeugdscènes, tot aan het verstilde en spirituele slot.