Tag Archief van: landscape

Boeken

Een ander gezichtspunt

recensie: Mob Culture

In 1906 verschenen kort na elkaar twee films, The Silver Wedding en The Black Hand, die het ontstaan van een genre markeerden: de gangsterfilm. Zij waren de eerste films die echt over het criminele leven gingen en waarin schurken de hoofdrol speelden. Volgend jaar is de gangsterfilm dus exact een eeuw oud.

Inmiddels is het genre haast voor iedereen een goede bekende. Er zijn zo veel gangsterfilms gemaakt die door miljoenen mensen zijn bekeken (The Godfather-trilogie, Goodfellas, The Untouchables), en er is een goed bekeken televisieserie gemaakt (The Sopranos). Daarnaast zijn er talloze boeken en essays verschenen over de verschillende al genoemde gangsterfilms, en niet te vergeten de tientallen studies naar de groep films uit de jaren dertig, waar Public Enemy, Little Caesar en de originele Scarface toe behoren. Een haast doodgeschreven genre, dus. Mob Culture: Hidden Histories of the American Gangster Film, waarin essays van verschillende auteurs te vinden zijn, pakt het anders aan en bekijkt de niches en onbetreden weggetjes van de gangsterfilm.

Verademing

Scarface
Scarface

Voor diegenen die al veel over gangsterfilms hebben gelezen, is Mob Culture een verademing. Eindelijk wordt het genre eens vanuit andere standpunten bezien. Het aantal publicaties waarin het hele betoog opgehangen wordt aan The American Dream, het consumentisme, het opwerken/carrière maken loopt inmiddels de spuigaten uit. Het tentoongespreide materialisme en egocentrisme lijken voor bijna alle schrijvers het enige uitgangspunt te zijn voor een nadere analyse van dit genre. In de gedegen introductie bij Mob Culture worden deze elementen alleen aangestipt en wordt beloofd het over een andere boeg te gooien. En dat gebeurt ook. Een boek over de maatschappelijke achtergronden van de maffia, hun kleding en The Sopranos.

Sociaal-maatschappelijk

Een substantieel gedeelte van het boek neemt niet de hierboven genoemde materialistische invalshoek, maar bekijkt de gangsterfilms vanuit een sociaal-maatschappelijk perspectief. Hierbij moet je denken aan essays over de positie van Italianen in de Verenigde Staten anno 1930, de rol van vrouwen in deze gangsterverhalen en een beschouwing over de blaxploitation-films, een groep films uit de jaren zeventig waarin de zwarte gangster centraal stond (bijvoorbeeld Shaft of Black Ceasar). Black Hands and White Hearts, het essay van Giorgio Bertellini over de manier waarop (Italiaanse) immigranten en negroïde mensen in de vroege films werden neergezet, verdient wat dit betreft wat extra aandacht en waardering. Het is een sterk uiteengezet stuk over de raciale normen en waarden in de eerste decennia van de filmgeschiedenis.

Ver van de kern

The Sopranos
The Sopranos

Naast de sociaal-maatschappelijke blik, geeft het boek ook bepaalde ‘kleine’ onderwerpen een kans. Esther Sonnet en Peter Stanfield bijvoorbeeld schreven samen een even triviale als onderhoudende beschouwing over de dresscode van gangsters in gangsterfilms. Hoewel dit ondertussen wel erg ver van de kern, van de essentie van gangsterfilms is afgedwaald, is het stuk erg aardig en is het een welkome afwisseling op de gebruikelijke visies op gangsterfilms. Het gedeelte over The Sopranos past eigenlijk niet zo goed bij de rest van het boek. Hoewel het erg goed geschreven is en de gemaakte analyses goed zijn, valt het een beetje uit de toon. De rest van Mob Culture laat de grote namen uit de cinematografische geschiedenis namelijk overduidelijk links liggen. Het doet haast vermoeden dat dit essay is geschreven om de verkoopcijfers te stimuleren, terend op het grote succes dat het televisieprogramma heeft.

Mob Culture is een verzameling goed geschreven stukken die alle inhoudelijk erg scherp en goed onderbouwd zijn. Het Engels van de auteurs is aangenaam: uitdagend, maar leesbaar. Verwacht echter geen (pogingen tot) allesomvattende analyses van het genre. Mob Culture biedt gewoon een frisse blik en pretendeert ook niet meer te willen doen dan dat. De opzet is wat dat betreft geslaagd.

Boeken

Een ander gezichtspunt

recensie: Mob Culture

In 1906 verschenen kort na elkaar twee films, The Silver Wedding en The Black Hand, die het ontstaan van een genre markeerden: de gangsterfilm. Zij waren de eerste films die echt over het criminele leven gingen en waarin schurken de hoofdrol speelden. Volgend jaar is de gangsterfilm dus exact een eeuw oud.

Inmiddels is het genre haast voor iedereen een goede bekende. Er zijn zo veel gangsterfilms gemaakt die door miljoenen mensen zijn bekeken (The Godfather-trilogie, Goodfellas, The Untouchables), en er is een goed bekeken televisieserie gemaakt (The Sopranos). Daarnaast zijn er talloze boeken en essays verschenen over de verschillende al genoemde gangsterfilms, en niet te vergeten de tientallen studies naar de groep films uit de jaren dertig, waar Public Enemy, Little Caesar en de originele Scarface toe behoren. Een haast doodgeschreven genre, dus. Mob Culture: Hidden Histories of the American Gangster Film, waarin essays van verschillende auteurs te vinden zijn, pakt het anders aan en bekijkt de niches en onbetreden weggetjes van de gangsterfilm.

Verademing

Scarface
Scarface

Voor diegenen die al veel over gangsterfilms hebben gelezen, is Mob Culture een verademing. Eindelijk wordt het genre eens vanuit andere standpunten bezien. Het aantal publicaties waarin het hele betoog opgehangen wordt aan The American Dream, het consumentisme, het opwerken/carrière maken loopt inmiddels de spuigaten uit. Het tentoongespreide materialisme en egocentrisme lijken voor bijna alle schrijvers het enige uitgangspunt te zijn voor een nadere analyse van dit genre. In de gedegen introductie bij Mob Culture worden deze elementen alleen aangestipt en wordt beloofd het over een andere boeg te gooien. En dat gebeurt ook. Een boek over de maatschappelijke achtergronden van de maffia, hun kleding en The Sopranos.

Sociaal-maatschappelijk

Een substantieel gedeelte van het boek neemt niet de hierboven genoemde materialistische invalshoek, maar bekijkt de gangsterfilms vanuit een sociaal-maatschappelijk perspectief. Hierbij moet je denken aan essays over de positie van Italianen in de Verenigde Staten anno 1930, de rol van vrouwen in deze gangsterverhalen en een beschouwing over de blaxploitation-films, een groep films uit de jaren zeventig waarin de zwarte gangster centraal stond (bijvoorbeeld Shaft of Black Ceasar). Black Hands and White Hearts, het essay van Giorgio Bertellini over de manier waarop (Italiaanse) immigranten en negroïde mensen in de vroege films werden neergezet, verdient wat dit betreft wat extra aandacht en waardering. Het is een sterk uiteengezet stuk over de raciale normen en waarden in de eerste decennia van de filmgeschiedenis.

Ver van de kern

The Sopranos
The Sopranos

Naast de sociaal-maatschappelijke blik, geeft het boek ook bepaalde ‘kleine’ onderwerpen een kans. Esther Sonnet en Peter Stanfield bijvoorbeeld schreven samen een even triviale als onderhoudende beschouwing over de dresscode van gangsters in gangsterfilms. Hoewel dit ondertussen wel erg ver van de kern, van de essentie van gangsterfilms is afgedwaald, is het stuk erg aardig en is het een welkome afwisseling op de gebruikelijke visies op gangsterfilms. Het gedeelte over The Sopranos past eigenlijk niet zo goed bij de rest van het boek. Hoewel het erg goed geschreven is en de gemaakte analyses goed zijn, valt het een beetje uit de toon. De rest van Mob Culture laat de grote namen uit de cinematografische geschiedenis namelijk overduidelijk links liggen. Het doet haast vermoeden dat dit essay is geschreven om de verkoopcijfers te stimuleren, terend op het grote succes dat het televisieprogramma heeft.

Mob Culture is een verzameling goed geschreven stukken die alle inhoudelijk erg scherp en goed onderbouwd zijn. Het Engels van de auteurs is aangenaam: uitdagend, maar leesbaar. Verwacht echter geen (pogingen tot) allesomvattende analyses van het genre. Mob Culture biedt gewoon een frisse blik en pretendeert ook niet meer te willen doen dan dat. De opzet is wat dat betreft geslaagd.

Muziek / Album

Geschiedenis is geschreven

recensie: Paul McCartney - Chaos and Creation in the Backyard

Vitrage is ietwat stiekem een paar centimeters voor het raam weggeschoven. Een jongeman zit in de achtertuin. Linkshandige akoestische gitaar in de hand. Het hoofd schuin, hij lijkt te zingen. Moeders was wappert in de wind. Deze sobere zwartwit-foto van een jonge Paul McCartney siert zijn onlangs uitgekomen, twintigste solo-album. En na het veelvuldig beluisteren ervan, snappen we wat de foto wil zeggen: hier wordt geschiedenis geschreven.

Met Chaos and Creation in the Backyard bewijst de 63–jarige Sir Paul dat hij absoluut in de race is voor de titel ‘één van ’s werelds grootste songschrijvers ooit’. Sterker, het daadwerkelijk winnen ervan komt na beluisteren van dit album verradelijk dichtbij. Diversiteit is het kernwoord bij dit album. McCartney laat dit (weliswaar mét de verrassende hulp van co-producer Nigel Godrich) meer dan ooit zien. Superlatieven (sorry alvast) als ‘muzikale alleskunner’, of ‘briljant componist’ liggen mij meer dan eens op de lippen.

Grenzen verkennen

~

Godrich laat Paul McCartney op een veelzijdige manier ‘als Paul McCartney klinken’. De hoofdpersoon speelt vrijwel alle instrumenten zelf in, maar zorgt er desondanks immer voor dat hij als een volwaardige band klinkt. Macca nam er dan ook ruimschoots de tijd voor. Ongeveer twee jaar sleutelde hij aan de nummers voordat ze goed bevonden waren om het album waardig te zijn. Muzikaal gezien verkent hij grenzen meer dan ooit. Nummer na nummer is anders, in herhaling vallen doet hij dit keer niet. Hoor een snufje Harrison in Friends to Go. Luister ademloos naar Jenny Wren, de Blackbird van 2005. Of naar het bijna psychedelische How Kind of You? Of die Beatle-esque vioolpartijen in English Tea. Belangrijke noot hierbij: nergens klinkt het als goedkope kopie van voorheen, nergens is Chaos… een kloon van een eerder Beatle/ Wings-tijdperk.

Abbey Road

De nummers zijn stuk voor stuk schitterend. Neem A Certain Softness. Het mag als één van de verrassingen van het album beschouwd worden. Een schitterende zangpartij gecombineerd met een welhaast Cubaans arrangement. Een ander hoogtepunt is Promise to You Girl. Meerdere tempo’s, meerdere ritmes, meerdere nummers eigenlijk, volgen elkaar zeer vloeiend op. Een beetje zoals op de B-zijde van dat schitterende Beatle-album Abbey Road ook het geval is.

Anyway is met recht een heerlijk slotakkoord. Wat begint als intiem pianoliedje (uiteraard over de liefde), ontaardt via ruwe rocksong in een Radiohead-achtige compositie. Maar toch klinkt ’t noot voor noot als McCartney. En dat is knap. Dit is een zeer verrassend album geworden. Chaos and Creation in the Backyard? Inderdaad, er is geschiedenis geschreven.

Boeken / Fictie

In de literatuur kan alles

recensie: Herman Brusselmans - Het spook van Toetegaai

Een café. Wanhoop. Een vrouw. Nog een café. Weer een vrouw. In het Gentse universum van romanpersonage Herman Brusselmans gebeurt niet echt veel, en daardoor des te meer. Een heupzwaai. Een mes in de rug. Nachtelijke autoritten. Het spook van Toetegaai is kortom weer een klassieker in de Vlaamse letteren, en nog postmodern ook.

Het grote Vlaamse letterkundige nieuws is natuurlijk dat na dertien jaar onthouding het romanpersonage Herman Brusselmans weer is gaan drinken. Whiskey nog wel. Dat komt doordat zijn grote liefde Tania de Metsenaere, die de liefhebbers kennen als Phoebe, een hele week in Parijs zit. En omdat hond Woody dood en gecremeerd is. Het valt allemaal weer eens niet mee. Ontredderd en ontheemd dwaalt het romanpersonage door de straten van Gent. Daar is gelukkig veel afleiding. Café’s en meisjes uiteraard, maar ook een geheimzinnige steekpartij en een daarmee samenhangende ontvoering – een duister web van passie en misdaad, dat de fictieve romanpersoon Herman Brusselmans met veel verve en een geleende Lada tot op de laatste bladzijde ontrafelt.

Postmodern

~

Tot zover het verhaal in grote lijnen. Wie wil weten hoe het zit, die leest het boek zelf maar. Dat is geen straf, want de schrijver Brusselmans kent zijn vak intussen wel. Veel droogkomische humor en overpeinzende observaties kruiden dit werk, dat boven alles een postmoderne roman pur sang is, hoewel sommige mensen en naar het zich laat aanzien vooral vrouwen dat nooit zullen begrijpen:

De doorsnee jan lul heeft weinig verstand van literatuur. Een boek is voor hem niets meer dan wat samengekleefde bladen met een kaftje eromheen, een titel en een auteursnaam erop gedrukt, en klaar is Kees. Met achterop een foto van de schrijver, vaak met een holle blik voor zich uit starend en soms een das dragend. Ik kijk wel uit. Op geen enkele van de foto’s achterop m’n boeken draag ik een das.

Zoals dat gaat in de grote postmoderne literatuur zet de schrijver Brusselmans de lezer met satanisch genoegen telkens opnieuw op het verkeerde been. Dat gaat soms lekker ver, zoals de passage waarin hij met Tania over het werk aan precies deze roman praat. Ze verblijft alleen zolang de roman duurt in een fictief Parijs, en wel omdat ze op die manier het hele verhaal op gang brengt en gaande houdt:

In de vier pagina’s die ik vastlegde was Tania nog altijd in Parijs. Ik liet ze haar lezen. ‘Erg goed,’ zei ze, ‘ga gerust op die manier verder.’

Voer voor analytici

Alles heeft een literaire functie, niets zegt iets direct over de werkelijkheid, en zegt daardoor juist des te meer. Zo speelt de schrijver Brusselmans een schitterend spel met feit en fictie, in proza dat voortdurend op zichzelf reflecteert: “Daar was, Yolanda met de koffie. Wat staat die komma daar te doen?” Let wel: iedereen kan dergelijke grappen uithalen, maar bij de schrijver Brusselmans glanst en glinstert het op verschillende etages en heeft het een samenhang die het geheel effectief uittilt boven de som van de samenstellende delen. Voer voor analytici. Pas bij herhaalde herlezing, liefst in samenhang met zijn toch al imposante oeuvre, valt op hoe ingenieus de constructie is, en hoe consequent de schrijver Brusselmans de rode draden in zijn werk uitwerkt.

Als lezers bevinden we ons voortdurend in een vagevuur van onzekerheid. Tijd en plaats zijn ongewis, zodat een vervreemdend effect ontstaat dat aansluit op de tijdgeest en de grote modernistische en postmoderne traditie. Het maakt tegelijkertijd, dat de irritatiefactor voor de gemiddelde lezer hoog is. Wie vat wil krijgen op een boek, waant zich in een literair spiegelpaleis. De schrijver bijvoorbeeld verzint het gehele verhaal, maar laat zich toch door gebeurtenissen verrassen. In het echte leven kan dat natuurlijk niet, daarom is de kunst uitgevonden, die daarmee de ware held is van dit prachtboek voor gevorderden in het leven.

Muziek / Album

Een aangenaam halfuurtje

recensie: Supergrass - Road to Rouen

.

Neen, dat is het niet, kan ik verklappen nu hij inmiddels al een paar dagen in diezelfde cd-speler vastgekoekt zit. Neem van mij aan, je kunt Road to Rouen gerust als volwaardig album beschouwen. Echter, of er erg veel ‘nieuwe fans’ mee vergaard gaan worden? Ik vraag het me af. En of al die ‘eerste uur’-fans van de I Should Coco-generatie hier wel zo blij mee zijn? Ook dát is de vraag. Want dit nieuwe werk van die onbezonnen rondspring-rockers bevat geen vrolijke uptempo-muziek meer. Verdwenen is ook de onbesuisd lollige pretpunk en hetzelfde geldt voor de vrolijke toegankelijke rockliedjes waar Supergrass zijn (terechte) faam mee vergaarde.

~

Sterker nog, dit nieuwe album spot met alle popwetten. Een opener van meer dan zes minuten waarbij in de eerste twee minuten geen woord gezongen wordt? Mijn eega vond Supergrass best leuk, maar is inmiddels definitief afgehaakt. Weg is die happy happy, joy joy-uptempo rock. Weg zijn die songs zonder zorgen en zonder sores. Supergrass is volwassen geworden. Welkom Road to Rouen, welkom, diepgang en gelaagdheid. Iets dat je van Supergrass tot voor kort wellicht nooit verwachtte. Met recht een indrukwekkende stap naar ‘volwassen worden’.

Rustige, relaxte stijl

De stijl van het complete album? Rustige, relaxte, sferische, serene op piano gebaseerde ballades – met af en toe een gitaargeoriënteerde uitschieter. Neem die eerder genoemde opener Tales of Endurance (Parts 4, 5 & 6). Een Pink Floyd-achtig epos, bestaand uit (zoals de titel natuurlijk al doet vermoeden) drie duidelijk te herleiden gedeelten. In z’n geheel ook een schitterend stuk. Het nummer grijpt tevens een beetje terug naar de eerste plaat van The Alan Parsons Project, Tales of Mystery and Imagination. Dan de single, het zeer rustige, met veel strijkers verfraaide St. Petersburg. Tip: op Roadtorouen.com is de mooie stemmige clip te zien, de Nederlandse clipstations vinden het nummer hoogstwaarschijnlijk toch niet commercieel genoeg.

Roxy Music

Sad Girl is ook zo’n goed pianonummer. Inclusief zeer onverwachte (epische) brug die opbouwt naar het laatste refrein en couplet. Het volgende nummer bevat wederom zwaar aangezette violen. Een gigantische massaliteit en vrij extreme ritmes herinneren onherroepelijk aan Roxy Music. Hou je van die band? Dan zul je dit album zeer kunnen zeker waarderen. De titel van het vierde nummer (Roxy) lijkt zelfs naar deze band te refereren. Coffee in the Pot is, met alle respect, een muzikaal niemendalletje. Bij het titelnummer is de Supergrass-vrolijkheid en onbezonnenheid ver te zoeken. Hou je van een op een Yes-achtige progrockriff gestoelde rocksong? Dan ben je voor altijd verkocht en koop je dit album alleen al blindelings vanwege het titelnummer. Kick in the Teeth (mét Beatle-intro) doet nog het meest denken aan de Supergrass-nummers zoals we die op vorige albums al hoorden. Low C, is wederom midtempo. Wederom een piano-nummer. Wederom die Lennon-fähige galm over die herkenbare Supergrass-stem van Gaz Coombes. Toch absoluut ook mét kwaliteit.

Het moet gezegd, ieder nummer riekt naar Supergrass. Zonder duidelijk van plagiaat beschuldigd te kunnen worden, is Road to Rouen met recht een zeer okay resultaat te noemen. Op z’n Frans gezegd: chapeau! Of de fans blij zijn met deze rigoureuze ommezwaai? Nogmaals, ik vraag het me af. Maar dat lijkt de band zelf niet te deren. Ze wijzigen die muzikale koers gewoon. En dat is op z’n minst dapper. Trouwens, hoe erg is een beperkte albumlengte eigenlijk nog als acht van de negen nummers bovengemiddeld goed zijn? Dan draai je ‘em toch gewoon nóg een keer? Kortom, de muzikale ommezwaai van Supergrass pakt mijns inziens verrassend uit. Dit heet… indrukwekkend volwassen worden. Ik kan niet anders dan zeer nieuwsgierig uitzien naar dat volgende Supergrass-halfuurtje.

Muziek / Album

Een vernieuwende outsider

recensie: Gravenhurst - Fires in distant buildings

Vernieuwing wordt in de muziekwereld, met name door de critici, enorm op prijs gesteld. We zijn allemaal dol op bands als Radiohead, die zichzelf steeds weer opnieuw uitvinden. Het was de Brit Nick Talbot die pakweg anderhalf jaar geleden de prachtige singer-songwriterplaat Flashlight Seasons uitbracht onder de naam Gravenhurst. Een mysterieus album gekenmerkt door een indringende onderhuidse spanning, van iemand die er een totaal eigen stijl op nahield. Nota bene een songwriter die platen uitbrengt op het doorgaans elektronica-gerichte Warp label. De tweede langspeler heet Fires In Distant Buildings en wie Flashlight Seasons goed kent, zal zich verwonderen bij het luisteren naar deze op het eerste gehoor totaal andere plaat.

~

Waar Flashlight Seasons een wat pastoraal karakter had, doet het nieuwe album Fires In Distant Buildings grootstedelijk aan. Op de donkere hoes prijken hoge, angstaanjagende gebouwen. Illustratief voor de muziek die onmiskenbaar klinkt als Gravenhurst, maar zelden hetzelfde karakter kent als het zachtere akoestische geluid van weleer. Talbot behoudt het mysterieuze, het onderhuidse, maar laat die gebouwen branden totdat ze zwartgeblakerd zijn door de grommende geluidserupties die hij creëert.

Pikzwart

Slechts acht nummers telt Fires In Distant Buildings, maar bij nader inzien zijn het er eigenlijk maar zeven, want één daarvan is een reprise. Vaak pikzwart, met hier een enkel droevig liefdesliedje (Nicole) en daar wat korte geluidsflarden. De meest imposante stukken zijn de slepende opener Down River en het lange, boordevol dynamiek zittende Song From The Arches. Nick Talbot laat hierin horen hoe hij gegroeid is, hoe hij met de versterker op elf een hoogtepunt nog meer kan oprekken, maar ook hoe hij stil en subtiel kan zijn. Zijn zachte stemgeluid constrasteert met de geluidsmuur, wat bijdraagt aan de dreigende atmosfeer op het album.

Dat Nick Talbot prachtige songs kan schrijven en daarbij een nieuwe wereld kan creëren wisten we al, maar dat hij ook nog eens, zonder dat kenmerkende Gravenhurst-geluid te verliezen, een post-rock plaat kan maken waarbij de jongens van Mogwai hun vingers kunnen aflikken, is een openbaring. Hierbij mijn respect voor een artiest die zichzelf opnieuw uitvond, zonder zichzelf in feite opnieuw uit te vinden. Daarbij schreef hij met Animals ook nog eens een van de mooiste nummers die ik dit jaar hoorde. Vernieuwende outsiders als Nick Talbot met Gravenhurst, daar kunnen er niet genoeg van zijn.

Kunst / Expo binnenland

Menselijke architectuur

recensie: TEAM 10 - Een utopie van het heden

In het Nederlands Architectuurinstituut (NAi) in Rotterdam is een overzichtstentoonstelling te zien van een internationale groep architecten die vijftig jaar geleden de menselijke maat terugbracht in de architectuur: Team 10. Ze bedachten onder andere de Rotterdamse Lijnbaan, één van de eerste autovrije winkelgebieden ter wereld. Belangrijke personen binnen deze groep waren Aldo van Eyck, Jaap Bakema en Alison & Peter Smithson. De tentoonstelling geeft een uitgebreid overzicht van de ideeën van Team 10: naast schetsen, brieven en foto’s van de bijeenkomsten, zijn er tekeningen en maquettes te zien van belangrijke projecten, zoals bijvoorbeeld het weeshuis in Amsterdam (1955-1960) van Aldo van Eyck.

De modernisering na de Tweede Wereldoorlog maakte van het bouwen een technische aangelegenheid. De mens voelde zich vervreemd van zijn woonomgeving. Daar wilde Team 10 iets aan veranderen. De architecten van Team 10 waren er van overtuigd dat ze met moderne architectuur en stedenbouw een bijdrage konden leveren aan een ‘open’ samenleving waarin iedereen zichzelf kan ontwikkelen. Architecten dienden rekening te houden met de context: waar het gebouw kwam te staan en door wie het gebruikt zou worden.

Inzending voor de 'Berlin Hauptstadt' competitie 1958-1959 door Alison en Peter Smithson, met Peter Sigmond
Inzending voor de ‘Berlin Hauptstadt’ competitie 1958-1959 door Alison en Peter Smithson, met Peter Sigmond

Wooncellen

De projecten van Team 10 lopen uiteen van complete steden, grootschalige woningbouw en infrastructuur tot openbare gebouwen en kinderspeelplaatsen. Centraal stond de grote belangstelling voor alledaagse omgevingen, bestaande leefpatronen en de specifieke karakteristieken van de omgeving. Dit zie je duidelijk terug in de vele schetsen van woningschakelingen en zichtlijnen van binnen en buiten een gebouw. Interessant is de maquette van luciferdoosjes van Herman Hertzberger waarin hij een studie doet naar een alternatief voor de monotone suburb. Door het verschuiven van de wooncellen ontstaan binnenplaatsen met terrassen en tuinen en krijgt elke woning voldoende daglicht.

Meetings

Team 10 heeft geen duidelijk manifest of programma achtergelaten. Ook wisselde de samenstelling van de groep regelmatig, waardoor Team 10 nooit een duidelijk gezicht heeft gekregen. Het enige houvast waren de ‘Team 10 meetings‘ die de groep tussen 1953 en 1981 organiseerde. Tijdens deze bijeenkomsten discussieerden de leden over thema’s als ‘mobiliteit’, ‘groei en verandering’ en ‘collectiviteit en identiteit’. Eén van de laatste bijeenkomsten vond plaats in 1977. Toen Jaap Bakema in 1981 overleed is er een einde gekomen aan de Team 10 meetings. Het optimisme over de vooruitgang van de ‘open samenleving’ was inmiddels omgeslagen in pessimisme over de toegenomen individualisering en ongelijkheid. Door de ‘bewonersinspraak’ liet Team 10 echter zien dat ze nog steeds nieuwe vormen van moderne architectuur nastreefde waarin de mens centraal stond.

Aanrader

Bijeenkomst Team 10 in Spoleto, 1976. Foto: Sandra Lousada (bron: Collectie NAi)
Bijeenkomst Team 10 in Spoleto, 1976. Foto: Sandra Lousada (bron: Collectie NAi)

Wat meteen opvalt aan deze tentoonstelling in het NAi is de uitgebreide weergave van de ideeën en theorien van de leden van Team 10. Door de vele briefwisselingen en originele handgemaakte schetsen krijg je een duidelijk beeld van de behandelde vraagstukken en hoe men hier tegenover stond. De tentoonstelling is helder opgebouwd uit verschillende delen die elk een eigen thema behandelen. Deze delen zijn afgescheiden door holle ruimtes waarbinnen de verschillende meetings behandeld worden. Door deze opzet is er een helder verband tussen de thema’s onderling en de relatie met de meetings door de tijd heen. Ook de videobeelden van Aldo van Eyck en Jaap Bakema, waarin de oude meesters hun opvattingen uiteen zetten, zijn erg interessant. Net als de vele originele schetsen en tekeningen.

Kortom, een tentoonstelling die niet alleen voor de architectuurfreak een aanrader is, maar voor iedere geïnteresseerde in de geschiedenis van wonen in Nederland. De maquettes alleen zijn al genoeg reden om een bezoekje te brengen aan het NAi.

Film / Films

Nieuwe dvd’s

recensie: The Life Aquatic with Steve Zissou // Clean // Vera Drake // The Longest Yard (Special Edition) // Bin Jip

.

The Life Aquatic with Steve Zissou

Wes Anderson, 2004 • Buena Vista

~

Steve Zissou (Bill Murray), oceanograaf, kapitein van schuimer ‘Belafonte’ en documentairemaker, trekt er in The Life Aquatic nog eenmaal op uit: om zijn goede vriend Esteban, die verscheurd werd door een mysterieuze haai, te wreken. Niet bepaald wetenschappelijk verantwoord, maar voor de monomane Zissou wel belangrijk. De absurde, anekdotische Wes Anderson-humor komt ook in deze vierde film uitstekend tot zijn recht. Aanvaringen met onwillige geldschieters, muiterij van topless scriptgirls: alles is even krankjorum. In het kielzog van vaste gast Murray reist ditmaal een heuse sterrencast mee: Willem Dafoe, Cate Blanchett en die andere vaste gast van Anderson, Owen Wilson, zijn maar drie namen uit het enorme aanbod. Met de extra’s is het wat dat betreft wel anders gesteld. Enige extra van belang is het audiocommentaar van regisseur Anderson en co-scenarist Noah Baumbach. Anderson beperkt zich tot het opdissen van anekdotes over Murray en meteorologische gegevens, destijds op de set, en Baumbach lijkt de stelling dat een grap niet meer leuk is als je hem uitlegt, nu eens definitief te willen bewijzen. Audiocommentaar wordt door veel mensen gebruikt om de duizendste keer dat ze de film zien, op te fleuren. Andersons werk heeft dat eigenlijk niet nodig. Negeer die optie dus gerust, en kijk gewoon nog een keer de film. (Paul Boon)

The Life Aquatic verschijnt ook in een deluxe dubbele dvd-editie. Lees hier onze recensie van de bioscooppremière.

Clean

Olivier Assayas, 2004 • Video/Film Express

~

De Franse regisseur Olivier Assayas probeerde na zijn weinig geslaagde Demonlover revanche te nemen met Clean, maar is daar slechts ten dele in geslaagd. Wonder boven wonder heeft hij een uitstekende cast bij elkaar gekregen. Naast de als altijd sterk spelende Maggie Cheung (bekend van de films van Wong Kar-Wai) is ook Nick Nolte goed op dreef. Hoewel deze cast de film zondermeer ten goede komt, blijft Clean toch teveel steken in cliché’s en middelmatigheden om werkelijk te kunnen overtuigen. Cheung speelt de ruziënde junkie en parasiet Emily Wang, die de talentvolle muzikant Lee Hauser op het slechte pad heeft gebracht. Samen hebben ze een zoon, Jay, die bij Lee’s ouders woont. Als Lee door een overdosis komt te overlijden staat Emily er alleen voor. Lee’s vader (Nick Nolte) maakt haar duidelijk dat het misschien verstandig is als ze haar zoon niet opzoekt. Emily vertrekt naar Parijs en besluit clean te worden. Als motivatie voor deze ommekeer wordt Emily’s wens om haar zoon terug te zien aangevoerd. Naast het feit dat deze omslag niet erg geloofwaardig is (toen ze nog met Lee samen was keek ze niet naar haar zoon om) wordt het geheel ook nogal clean in beeld gebracht. Van het altijd moeilijke afkickproces krijgen we niets te zien en Emily lijkt wel erg gemakkelijk zonder drugs te kunnen. Ook haar verzoening met Jay vindt veel sneller plaats dan realistisch mag worden geacht. Al met al had Clean wel wat meer vuil kunnen gebruiken. Aan de dvd zijn nog enkele uiterst amateuristische interviews toegevoegd die je ineen doen schrompelen van plaatsvervangende schaamte. (Martijn Boven)

Vera Drake

Mike Leigh, 2004 • A-film

~

De Britse regisseur Mike Leigh (Naked, Secrets & Lies), legt met Vera Drake opnieuw het vergrootglas op de onderbuik van de Britse maatschappij. Vera Drake (Imelda Staunton) is een ietwat simpele, maar daadkrachtige moeder en schoonmaakster die in het Londen van rond 1950 nog een tweede professie uitoefent als aborteur. Als op een dag een van haar patiënten ernstig ziek wordt ten gevolge van haar ingrepen, komen ze haar op het spoor en wordt ze gevangengezet – tot grote schok van haar gezin dat van niets bleek te weten en haar handelingen schandalig vindt. Zonder expliciet vraagtekens te plaatsen bij het plegen van abortus, brengt Leigh alle problemen die bij dit vraagstuk komen kijken rustig in beeld. In een subplot laat hij daarbij ook de andere, legale kant van het abortusverhaal zien. Het vriendje van een meisje uit de upper class dringt zichzelf aan haar op en maakt haar zwanger. Alleen tegen betaling van een hoge geldsom (100 pond) en met de verklaring van psychische problemen kan ze vervolgens een legale abortus krijgen. Dit is voor de mensen uit de arbeidersklasse uiteraard niet weggelegd, waardoor de amateuristische en wellicht misdadige ingrepen van Vera Drake van de nodige achtergrond worden voorzien. De acteerprestaties zijn weer uitstekend, mede door de belangrijke rol die Leigh als altijd toekent aan improvisatie. Er is een aardige documentaire aan de dvd toegevoegd waaruit we bijvoorbeeld meer te weten komen over het castingproces en de zoektocht naar een geschikte filmlocatie. (Martijn Boven)

The Longest Yard (Special Edition)

Robert Aldrich, 1974 • Paramount

~

De razend populaire komiek Adam Sandler is binnenkort in de bioscoop te zien in The Longest Yard, na het recente Britse Mean Machine de tweede verfilming van een vergeten klassieker uit de jaren zeventig, die met deze goed getimede uitgave verdiende aandacht krijgt. Burt Reynolds (destijds sexsymbool op het toppunt van zijn roem) speelt een losgeslagen football-speler die de gevangenis indraait, alwaar hij een team bijeenbrengt dat het tegen het brute gevangenispersoneel moet opnemen. The Longest Yard is nog altijd een schitterende actiefilm: humorvol en oer-Amerikaans vermaak voor een groot publiek. De vakkundige montage (de wedstrijdscènes blijven daardoor adembenemend), en een haast ouderwets serieus gevoel voor entertainment maken van dit Reynolds-vehikel vermaak van de bovenste plank, dat na dertig jaar verbazingwekkend genoeg nog niets aan zeggingskracht verloren heeft. Het overvloedige extra materiaal wordt voornamelijk gevuld door Reynolds en Albert Ruddy, de man die de film schreef en produceerde. Helaas is laatstgenoemde net zo’n blaaskaak als de filmster, zodat de kijker het moet doen met een eindeloze reeks sterke verhalen en overtrokken loftuitingen aan elkaars adres, en met slechts sporadische weetjes over de productie en de regisseur, wijlen Robert Aldrich. Deze matig boeiende materie is aangevuld met een preview voor de weinig belovende Sandler-versie, en zinloze interviews met hedendaagse bewonderaars, die de film echter wellicht terecht als de beste sportfilm aller tijden bestempelen. (Paul Caspers)

Bin Jip

Ki-Duk Kim, 2004 • Total Film

~

Het feit dat Ki-Duk Kim’s voorlaatste film afsluit met een nogal banale melding dat de werkelijkheid soms moeilijk van droom te onderscheiden is, kenmerkt dit zwakste deel van het oeuvre van de opzienbarende Koreaan. Zijn bekroonde film begint als een voor de regisseur typisch portret van een klein aantal verloren zielen, maar verliest al gauw focus en eindigt in hopeloze zweverigheid. Prijzenswaardig genoeg liet Kim zich deze keer niet leiden door de drang om met thematiek en beelden te choqueren. Mede daarom is het jammer dat zijn aanvankelijk intrigerende gegeven van een jongeman die in andermans huizen leeft en een ongelukkige vrouw meesleept in zijn bestaanswereld, uiteindelijk zo onzinnig blijkt. Het is Kim al eens verweten dat hij leentjebuur speelde bij Tsai Ming Liang, wiens Taiwanese filmhuishit Vive l’Amour (1994) op bijna dezelfde manier de thematiek van sociale onaangepastheid aansneed. Een intrigerend begin en een handvol geslaagde scènes ten spijt, kan hij die toets van vergelijking niet doorstaan als zijn vertelling verzandt in vlakheid. (Paul Caspers)

Film / Films

Pop-art dagboek

recensie: Tarnation

Wie Tarnation van Jonathan Caouette gezien heeft, zal het met me eens zijn: het geheel is moeilijk in een hokje te stoppen. Is het een speelfilm? Een documentaire? Of is het een misschien een vorm van therapie? Dit waargebeurde verhaal bestaat namelijk van begin tot eind uit beelden van foto’s met geluidsfragmenten van antwoordapparaten of dictofoons, stukjes homevideofilm gemaakt met goedkope camera’s en interviews met Caouette’s familie. Een grote autobiografische, audiovisuele collage. Een pop-art dagboek, zo u wil. Debuterend regisseur Caouette knutselde alles met iMovie aan elkaar en laat ons zo toe in zijn verknipte hoofd en jeugd.

Tarnation vertelt geen vrolijk verhaal. De vader van Caouette ging er vandoor toen Jonathans moeder zwanger was van hem was, en zijn moeder zelf is zwaar depressief en lijkt door allerlei medicijnen en schoktherapie totaal ontdaan te zijn van een persoonlijkheid. Zijn opa en oma, die de voogdij over Jonathan hebben verkregen, zijn twee seniele, southern white-trash grootouders. Door alle homevideo’s krijg je langzamerhand een idee van de traumatisch slechte jeugd die Jonathan heeft genoten.

Slechte videoclip

~

De stijl van de film is misschien nog opvallender dan het verhaal. De beelden zijn uiteraard van slechte kwaliteit, aangezien ze zijn opgenomen met eigen videocamera’s. In de bewerking met iMovie hebben deze beelden nog een behoorlijke transformatie ondergaan. De beelden hebben expres veel te veel kleur meegekregen, beelden zijn gespiegeld en verdubbeld of worden in negatief getoond. Het ziet er uit als een slechte videoclip in de stijl van de jaren tachtig, en sommige beelden doen denken aan bijvoorbeeld de schilderijen die Warhol van Marilyn Monroe maakte. Overtuigender dan de stijl is de sfeer. Mede door de prachtige muziek (onder andere Iron and Wine) maar zeker ook door de situering in de lagere milieus in het zuiden van de Verenigde Staten en de wetenschap dat het een waargebeurd verhaal is, doet de film denken aan een mix tussen Gummo en Elephant, en dan gedocumenteerd in plaats van fictief. Dat maakt Tarnation erg verontrustend.

Helder en rustig

~

In de extra’s heeft Caouette twee videoclips gemaakt bij liedjes die op de soundtrack staan. Ook hierin zien we fotocollages en beelden van zijn leven, geschoten met dezelfde non-professionele camera’s. Ook zijn er enkele uit de film weggelaten scènes te zien. En er staat, gelukkig, ook een audiocommentaar van regisseur Caouette op de dvd waarin hij zijn film op een sterke manier onderbouwt. Zo warrig en chaotisch als hij in zijn ego-document overkomt, zo helder en rustig is hij wanneer hij commentaar geeft. Het is haast niet voor te stellen dat hij op zo’n rustige wijze kan praten over een aantal vreselijke gebeurtenissen die we in de film hebben gezien.

Maar al met al is Tarnation eerder een interessant verwerkingproces met een eerlijk commentaar van de patiënt, dan een geslaagde film of een goede documentaire. Daarvoor komt het geheel uiteindelijk te expres-kitscherig en nep-artistiek over.

Muziek / Album
recensie: Stereo MC´s - Paradise

Opeens waren ze er, begin jaren negentig: de Stereo MCs, met het onweerstaanbare hitje Connected. Het nummer bleef ook een reclamebureau niet onopgemerkt, waardoor we Connected een tijdlang als lijflied van een mobiele aanbieder mochten horen. De overige nummers van de debuutplaat waren ook lekker, maar vielen toch in het niet bij titeltrack. Een one-hit wonder dus, zo veronderstelde ik. Zeker nadat opvolger Deep Down & Dirty tot 2001 op zich liet wachten – en vervolgens geen hitnoteringen opleverde. Na enig remixwerk voor anderen is Paradise nu het vierde serieuze album, en de muziek is nog altijd zo aanstekelijk als in het begin van de jaren negentig, maar de Britse band dreigt de status van die tijd niet meer te halen.

~

Dat de Stereo MCs zo lang uit beeld verdwenen, was het gevolg van druk van en gedonder met managers en maatschappijen. De band zat bij Island, en die wilden meteen na Connected de volgende wereldhit. Dat lukte de band echter niet, en toen Deep Down & Dirty min of meer flopte, begon het gedonder pas echt: manager en maatschappij zeurden over verkoopcijfers, terwijl Nick Hallam en Rob Birch (de twee belangrijkste mannen van het project) juist dolblij waren dat er eindelijk weer een plaat lag. De manager werd dus ontslagen, een eigen platenlabel werd opgericht, en het plezier in muziek maken was hervonden.

Brixton

De twee ontdekten in de loop der tijd ook dat de sterrenstatus ze niet beviel; in Amerika werden ze bijvoorbeeld in limousines vervoerd, iets dat de “gewone jongens” uit Brixton niet beviel. Vandaar dat als voorkant van Paradise het schilderij Electric Avenue van Ed Gray is gekozen. Gray beeld hierop een zaterdagmiddag in Brixton uit, en juist dat verbeeldt voor de twee het paradijs.

Maar wat betekent het gegeven dat de twee helemaal zen zijn voor hun muziek? Op het eerste gehoor weinig, aangezien het allemaal klinkt zoals Connected deed. Maar dat is dan misschien te simpel gedacht; wellicht geeft dat juist aan dat ze weer op de goede weg zijn, dat het plezier echt terug is. Meteen al bij openingsnummer Warhead blijkt dat het goed zit: de passie spat er in dit anti-oorlogslied van af. Hier blijkt ook dat de Stereo MCs nog altijd een pakkende cross-over tussen hiphop en soul maken: de beats zijn van de hiphop geleend, en de MCs ook, maar de zang en melodie komen toch vooral uit de soulhoek. Ook de blaasinstrumenten (die overigens vaak uit het keyboard lijken te komen) wijzen terug naar het soul-tijdperk. Dat alles maakt dat de Stereo MCs tussen deze twee genres in hangen, en een wisselend ontspannen en opwindend geluid hebben.

Jaren negentig

Dansbaar zijn de meeste nummers van de Stereo MCs in ieder geval. Daar zorgen de pompende beats wel voor, die bij zowel nieuwe als oude soul vaak veel vlakker zijn. Echt modern doet het geluid echter nergens aan. Niet dat de band meedoet aan de jaren tachtig-hype: ook hier is het weer het jaren negentig-geluid van Connected dat lekker gedateerd aandoet. Dat is echter ook de reden dat ik denk dat de grote successen nu weer uitblijven: het is voor Hallam en Birch wat dat betreft wachten op de periode van jaren negentig-retro. Nu zullen ze dat niet erg vinden; zolang zij financieel rond kunnen komen, blijven ze wel muziek maken. En wie weet… als ze het erg mooie soulnummertje The Fear nu eens op single uitbrengen… je weet maar nooit wat er dan gebeurt.

Stereo MCs spelen op donderdag 10 november in het Utrechtse Tivoli.

Film / Films

Een nieuw en eigenzinnig dvd-label

recensie: REEL23: 1. The Atrocity Exhibition // 2. No Maps for these Territories // 3. Vergeef me // 4. Aike & Aine

Sinds enkele weken is Nederland een nieuw en experimenteel dvd-label rijker: het door de Filmfreak opgerichte Reel23 . Het is een label met een eigen stijl, een fijne neus voor interessante, onconventionele films en een geheel eigen visie. Aangezien de Nederlandstalige markt te klein is voor de unzeitgemasse films die Reel23 uit wil brengen, koos het label voor een Europese aanpak. De eerste vier dvd’s die Reel23 uitbrengt getuigen in elk geval van een gedurfde, maar ook veelbelovende aanpak.

~

Reel23 is geen gewoon dvd label. Terwijl de meeste labels zich volledig laten dicteren door winstmaximalisatie, brengt Reel23 zo goed als onverkoopbare dvd’s uit. Reel23 is een label met een visie. Het wil het schemergebied tussen feit en fictie verkennen en een podium vormen voor afwijkende en verontrustende opvattingen. Reel23 richt zich daarbij niet op de narratieve film, maar op de meer alternatieve film waarin een eigenzinnige visie wordt uitgedragen; hoe bizar, duister of verontrustend die visie ook mag zijn. De vier dvd’s die nu verschijnen, bevatten beelden, opvattingen en ideeën die niet iedereen zullen aanspreken, maar die wel eigengereid en interessant zijn.

Samenwerking met regisseurs

Reel23 heeft ondertussen zijn sporen reeds verdiend. Het label wist het bijvoorbeeld voor elkaar te krijgen dat J.G Ballard een intrigerend audiocommentaar insprak bij Weiss’ verfilming van zijn roman The Atrocity Exhibition. Een zeldzame gebeurtenis, aangezien Ballard dit twee keer eerder (bij de adaptaties van Cronenberg en Spielberg) weigerde. Daarnaast onderscheidt Reel23 zich van een gewoon label doordat de regisseurs nauw betrokken werden bij de totstandkoming van de dvd’s. Zo schreef elk van hen een ‘director’s statement‘ waarin uitgelegd wordt waarom en hoe de film tot stand is gekomen. Verder zijn er in samenwerking met de regisseurs een aantal interessante extra’s aan de dvd’s toegevoegd. Cyrus Frisch maakte bijvoorbeeld een epiloog bij zijn film Vergeef me. Het geheel vormt een unieke verzameling goedverzorgde dvd’s die in de collectie van de rechtgeaarde filmfanaat niet mogen ontbreken.

1. The Atrocity Exhibition

(Jonathan Weiss, 2000)

~

The Atrocity Exhibition van de Amerikaanse regisseur Jonathan Weiss is zo’n film die je alleen op obscure festivals en in bedompte videotheken tegenkomt. Met deze nieuwe dvd-release zal daar eindelijk verandering in komen. De film is gebaseerd op J.G Ballards The Atrocity Exhibition. Deze ongebruikelijke roman uit 1969 bestaat uit een grote hoeveelheid korte fragmenten die titels dragen als: Why I Want to Fuck Ronald Reagan. In zijn opmerkelijke debuutfilm weet Weiss de sfeer van het boek om te zetten in een ander medium zonder daarbij wezenlijke concessies te hoeven doen. J.G. Ballard was onder de indruk van Weiss’ prestatie en schreef hem in een fax: “I almost felt that I was reading the book as I watched the film.” Deze fax is in een onleesbaar miniatuurformaat opgenomen in het boekje bij de dvd, gelukkig kan hij echter ook op de website van Reel23 geraadpleegd worden.

Weiss’ The Atrocity Exhibition verteld in feite geen verhaal maar is (zoals de titel al zegt) een ’tentoonstelling van gruwelijkheden.’ Centraal in deze tentoonstelling staat Dr. T. (Victor Slezak) die, als we de voice-over aan het begin van deze film mogen geloven, zowel het onderwerp als de maker van deze film is. Dr. T. is bezig met verschillende verontrustende scenario’s waarin de alomtegenwoordige thematiek van de jaren zestig centraal staat: de dreiging van WOIII, de moord op JFK, de dood van Marilyn Monroe en de oorlog in Vietnam. Zoals we van een Ballard-adaptatie kunnen verwachten speelt perversie een belangrijke rol in deze scenario’s. Dr. T. verzamelt foto’s van de handen van Lee Harvy Oswald, sjouwt rond met twee onthoofde Christusbeelden en neemt een meisje van achteren terwijl ze een portret van Ronald Reagan voor haar gezicht houdt. Met een intrigerend beeldenbombardement weet Weiss een sfeer van angst en waanzin op te roepen. Hij maakt daarbij intensief gebruik van bestaand filmmateriaal, zoals atoomontploffingen, shots van Marilyn Monroe en de moord op JFK. Aan de dvd is van zowel Weiss als Ballard een audiocommentaar toegevoegd.

2. Vergeef me (Forgive Me)

(Cyrus Frisch, 2001)

~

Cyrus Frisch is een provocateur die zelfs wijlen Theo van Gogh doet verbleken. Hij tart voortdurend de verfijnde smaak en werd meer dan eens opgepakt (waarbij hij echter telkens vrijwel direct weer werd vrijgelaten). In een tijdperk waar provocatie nauwelijks nog mogelijk lijkt is het lot van de provocateur dat hij schouderophalend wordt genegeerd. Zo verging het Frisch ook. Toch is zijn film Vergeef me terecht opgenomen in de Reel23 reeks. In deze film zet Frisch op niet altijd even subtiele wijze vraagtekens bij de macht van filmmakers en televisie-epigonen. Frisch stelt zichzelf voor als Faust en wil zo de suggestie oproepen dat filmmakers hun ziel aan de duivel hebben verkocht. Hij benadrukt dit nog eens ten overvloede door beelden uit Murnau’s Faust in zijn film te monteren. De kwestie die Frisch aan de orde stelt is relevant, maar de manier waarop hij dit probeert te doen is gevaarlijk en wellicht onverstandig.

De opzet van Frisch is om verder te gaan dan verdraaglijk en wenselijk is, om zo een vergrootglas te leggen op bestaande real life shows als die van Jerry Springer. Hij selecteerde daarvoor een vijftal persoonlijkheden die veelal zowel fysiek als psychisch kwetsbaar en labiel zijn. Hij manipuleert en vernedert hen in een film (Zonder titel, de voorloper van Vergeef me die ook in de uiteindelijke film verwerkt is) en een theaterproductie (Jesus/Lover) en confronteert hen vervolgens met de reacties erop. Hij vraagt dan bijvoorbeeld: “Wat vind je er nu van dat je als een gestoorde gek wordt afgeschilderd in de recensies?” Tegelijkertijd heeft hij ook de pers gemanipuleerd, zij werden met hun uitlatingen ongewild en onbewust onderdeel van Frisch’ complot. In de epiloog die speciaal aan deze dvd is toegevoegd, geeft een van deelnemers haar onomwonden mening over de film: “Het is goedkoop.” De vraag die dan ook blijft hangen na het zien van deze film is: waarin verschilt Vergeef me nu wezenlijk van andere real life producties? Is een film die in de titel reeds vergiffenis vraagt voor de schade die ermee wordt aangericht authentiek en waarachtig te noemen? Vergeef me laat je met een ongemakkelijk gevoel achter; je weet niet of je die Frisch nu naar de hel moet wensen of hem toch moet complimenteren.

3. No Maps for these Territories

(Mark Neale, 2000)

~

Liefhebbers van het werk van de Amerikaanse cyberpunkschrijver William Gibson kunnen hun hart ophalen aan No Maps for these Territories dat, zoals de Britse regisseur Mark Neale in een van de extra’s uitlegt, niet als een documentaire maar als de enige film over William Gibson beschouwd moet worden. Gibson is een van de meest vernieuwende en tevens invloedrijkste sciencefictionschrijvers, die in zijn grensverleggende roman Neuromancer het concept cyberspace introduceerde. Hij gaf slechts zeer zelden openhartige interviews en weigerde stelselmatig aan documentaires mee te werken. Na herhaalde pogingen van regisseur Neale liet Gibson zich uiteindelijk toch verleiden om mee te werken aan No Maps for These Territories, een combinatie tussen een road movie en een interview. Neale reed enkele weken met Gibson in een limousine rond waarin een aantal camera’s waren opgesteld. Een vrouwelijke, computerachtige stem stelt Gibson vragen die hij voor zijn doen uiterst openhartig beantwoordt. Zo gaat hij in op zijn behoefte om zichzelf te distantiëren van Neuromancer en geeft hij enkele beschouwingen over de toekomst ten beste. De film is doorspekt met andere interviews, zoals die met Bruce Sterling, en U2’s Bono en collega schrijver Jack Womack lezen voor uit Gibsons werk. Aan de dvd zijn enkele uitvoerige extra’s toegevoegd waarin onder andere het hoe en waarom van deze film wordt uitgelegd.

4. Aika & aine (Time & Matter)

(Mika Taanila, 1998-2005)

~

Aike & Aine is een compilatie van korte films en documentaires van de Finse duizendpoot Mika Taanila, die zich naast film ook met elektronische muziek, instrumentenbouw, robotica en computertechnologie bezighoudt. Op de dvd staan vijf filmpjes van zijn hand die allemaal iets te maken hebben met de combinatie tussen de voortschrijdende techniek en een toekomstig utopia. Taanila laat in zijn filmpjes zowel de dromen als de mislukkingen van de pioniers van de toekomst zien. In Futuro – A New Stance for Tomorrow wordt het verhaal verteld van de opkomst en ondergang van Futuro, een eivormig futuristisch plastic huis dat in 1968 ontworpen werd door de Finse architect Matti Suuronen. Taanila maakte over dit project een eigenzinnige documentaire waarin interviews en archiefbeelden elkaar afwisselen. Hij doet dit op zo’n manier dat je voortdurend twijfelt of het nu een echte of een fictieve documentaire is. Iets soortgelijks gebeurt in Robocup 99, een documentaire over het wereldkampioenschap voetbal voor robots. Taanila’s interesse in elektronische muziek is terug te vinden in maar liefst drie filmpjes, waarvan Optical sound wellicht de meest interessante is. In dit filmpje van niet meer dan tien minuten wordt de Symphony #2 for Dot Matrix Printers van [The User] van beelden voorzien. Het is bovendien van een interessant audiocommentaar voorzien. De andere twee filmpjes zijn: A Physical Ring en The Future’s Not What It Used To Be en ook aan deze laatste is een audiocommentaaar toegevoegd.

De vijfde Reel23 dvd verschijnt in november en zal een gerestaureerde versie bevatten van twee vroege films van David Cronenberg, te weten Stereo uit 1969 en Crimes of the Future uit 1970.