Tag Archief van: landscape

Muziek / Album

Leve de buzz

recensie: Clap Your Hands Say Yeah - Clap Your Hands Say Yeah

Marian Salzman is een wereldberoemde marketinggoeroe. In haar boek Buzz: harness the power of influence and create demand, dat zij samen met Ira Matathia en Ann O’Reilly schreef en in 2005 presenteerde, beschrijft zij de werking en het grote belang van de begrippen buzz en buzzmarketing. Het komt er volgens Salzman in het kort op neer dat oude marketingmethoden die zich richten op het bereik van een grote ‘massa’ niet meer zo rendabel zijn en daardoor niet meer voldoen. Een mens wil graag als individu behandeld worden en niet als onderdeel van een grote groep mensen met wie hij zich niet verbonden voelt. De beste manier om consumenten te bereiken is volgens Salzman door het creëren van buzz.

Voor de niet-kenners van dit begrip even een korte uitleg. Een buzz is eigenlijk een aaneenschakeling van mond-tot-mondreclame. Beginnend bij wat Salzman de Alphas noemt. Alphas hebben een niet te stillen honger naar stimulering, een afkeer van conventies en een drang om risico’s te nemen. Deze consumenten zijn zeer belangrijk voor het de in wereld helpen van nieuwe ideeën doordat zij andere consumenten beïnvloeden. De Alphas creëren de trends, die volledig dankzij mond-op-mondreclame tot stand kunnen komen. En dat is precies wat er gebeurd is met de Amerikaanse band Clap Your Hands Say Yeah en hun gelijknamige album.

Buzzen als een gek

~

Dit vijftal bood zijn muziek enkel aan via het internet en werd opgepikt door een aantal toonaangevende muziekjournalisten: muziek-Alpha’s om de terminologie van Salzman te handhaven. Vervolgens ging het balletje rollen en de naam Clap Your Hands Say Yeah begon met name via het internet als een gek rond te buzzen. De naam van de band is inmiddels zo groot dat ook talkshowhost Conan O’Brien dit gezelschap mocht verwelkomen in zijn studio. Inmiddels wordt het album ook gewoon via de normale weg uitgebracht bij V2, maar toch is de manier waarop Clap Your Hands Say Yeah de wereld verovert veelzeggend voor de muziekwereld zoals die er anno 2006 voorstaat.

Doordat buzz uitgaat van mond-op-mondreclame, betekent het dat individuen elkaar beïnvloeden, dankzij het vertrouwen dat de ene persoon in het beoordelingsvermogen van de ander heeft. Uitgaande van het feit dat de kritische eenentwintigste eeuwse consument zich niet laat besodemieteren, en al helemaal niet door vrienden, familie en collega’s, kun je stellen dat buzz gepaard gaat met een grote hoeveelheid geloofwaardigheid. Oftewel met een grote hoeveelheid authenticiteit. Binnen het proces van buzz moeten door ieder individu beslissingen worden genomen: bijvoorbeeld of een album wel of niet de moeite waard is om te beluisteren. Of nog een stap verder, te promoten bij goede vrienden.

Urgentie

Authenticiteit is dus het sleutelwoord bij het creëren van buzz. En wanneer een band als Clap Your Hands Say Yeah als een lopend vuurtje wordt gepromoot door allerlei belangrijke betekenisgevers, dan mag je er toch wel van uitgaan dat het hier om een bijzonder gezelschap gaat met muziek die bovengemiddeld interessant is. En verdomd, dat blijkt ook nog eens te kloppen. Het debuut van Clap Your Hands Say Yeah stroomt namelijk over van urgentie. Zelden hoor je muziek die je vanaf de eerste seconde zo bij je strot grijpt.

Zanger en liedjesschrijver Alec Ounsworth klinkt als een hyperenthousiaste David Byrne en de band lijkt zoals zovelen te putten uit de rijke popgeschiedenis en met name uit de new wave uit de jaren zeventig en tachtig. Maar dat doet Clap Your Hands Say Yeah met zo ongekend veel verve en ongeremde passie dat hier geenszins gesproken kan worden van jatwerk of het dom meewaaien met de door Franz Ferdinand aangeblazen wind. Het lijkt of dit vijftal de muziek spontaan uit zich laat stromen, zo organisch, zo onbedacht klinkt deze plaat. De ene melodie is nog briljanter dan de ander, de oprechtheid spat eraf. Authenticiteit in de popmuziek is de mate waarin een volstrekt unieke eigen symbiose is bewerkstelligd van bestaande stijlen. En die symbiose is perfect gelukt bij Clap Your Hands Say Yeah.

Als ik met terugwerkende kracht de belangrijkste plaat van vorig jaar zou moeten aanwijzen zou Clap Your Hands Say Yeah een bijzonder goede kans maken. Ten eerste vanwege de ultieme pracht en de uniciteit van het album en ten tweede vanwege de volstrekt natuurlijke en authentieke wijze waarop deze hype tot stand is gekomen. Een prachtig voorbeeld van wat de toekomst zou kunnen gaan brengen. Een toekomst, naar ik hoop, zonder al teveel zielloze ‘plastic pop’ en vol met door authenticiteit gestuurde buzzers. Onder het motto: de mens is niet achterlijk.

Clap Your Hands Say Yeah staat 19 februari 2006 in de Melkweg in Amsterdam

Muziek / Album

Leve de buzz

recensie: Clap Your Hands Say Yeah - Clap Your Hands Say Yeah

Marian Salzman is een wereldberoemde marketinggoeroe. In haar boek Buzz: harness the power of influence and create demand, dat zij samen met Ira Matathia en Ann O’Reilly schreef en in 2005 presenteerde, beschrijft zij de werking en het grote belang van de begrippen buzz en buzzmarketing. Het komt er volgens Salzman in het kort op neer dat oude marketingmethoden die zich richten op het bereik van een grote ‘massa’ niet meer zo rendabel zijn en daardoor niet meer voldoen. Een mens wil graag als individu behandeld worden en niet als onderdeel van een grote groep mensen met wie hij zich niet verbonden voelt. De beste manier om consumenten te bereiken is volgens Salzman door het creëren van buzz.

Voor de niet-kenners van dit begrip even een korte uitleg. Een buzz is eigenlijk een aaneenschakeling van mond-tot-mondreclame. Beginnend bij wat Salzman de Alphas noemt. Alphas hebben een niet te stillen honger naar stimulering, een afkeer van conventies en een drang om risico’s te nemen. Deze consumenten zijn zeer belangrijk voor het de in wereld helpen van nieuwe ideeën doordat zij andere consumenten beïnvloeden. De Alphas creëren de trends, die volledig dankzij mond-op-mondreclame tot stand kunnen komen. En dat is precies wat er gebeurd is met de Amerikaanse band Clap Your Hands Say Yeah en hun gelijknamige album.

Buzzen als een gek

~

Dit vijftal bood zijn muziek enkel aan via het internet en werd opgepikt door een aantal toonaangevende muziekjournalisten: muziek-Alpha’s om de terminologie van Salzman te handhaven. Vervolgens ging het balletje rollen en de naam Clap Your Hands Say Yeah begon met name via het internet als een gek rond te buzzen. De naam van de band is inmiddels zo groot dat ook talkshowhost Conan O’Brien dit gezelschap mocht verwelkomen in zijn studio. Inmiddels wordt het album ook gewoon via de normale weg uitgebracht bij V2, maar toch is de manier waarop Clap Your Hands Say Yeah de wereld verovert veelzeggend voor de muziekwereld zoals die er anno 2006 voorstaat.

Doordat buzz uitgaat van mond-op-mondreclame, betekent het dat individuen elkaar beïnvloeden, dankzij het vertrouwen dat de ene persoon in het beoordelingsvermogen van de ander heeft. Uitgaande van het feit dat de kritische eenentwintigste eeuwse consument zich niet laat besodemieteren, en al helemaal niet door vrienden, familie en collega’s, kun je stellen dat buzz gepaard gaat met een grote hoeveelheid geloofwaardigheid. Oftewel met een grote hoeveelheid authenticiteit. Binnen het proces van buzz moeten door ieder individu beslissingen worden genomen: bijvoorbeeld of een album wel of niet de moeite waard is om te beluisteren. Of nog een stap verder, te promoten bij goede vrienden.

Urgentie

Authenticiteit is dus het sleutelwoord bij het creëren van buzz. En wanneer een band als Clap Your Hands Say Yeah als een lopend vuurtje wordt gepromoot door allerlei belangrijke betekenisgevers, dan mag je er toch wel van uitgaan dat het hier om een bijzonder gezelschap gaat met muziek die bovengemiddeld interessant is. En verdomd, dat blijkt ook nog eens te kloppen. Het debuut van Clap Your Hands Say Yeah stroomt namelijk over van urgentie. Zelden hoor je muziek die je vanaf de eerste seconde zo bij je strot grijpt.

Zanger en liedjesschrijver Alec Ounsworth klinkt als een hyperenthousiaste David Byrne en de band lijkt zoals zovelen te putten uit de rijke popgeschiedenis en met name uit de new wave uit de jaren zeventig en tachtig. Maar dat doet Clap Your Hands Say Yeah met zo ongekend veel verve en ongeremde passie dat hier geenszins gesproken kan worden van jatwerk of het dom meewaaien met de door Franz Ferdinand aangeblazen wind. Het lijkt of dit vijftal de muziek spontaan uit zich laat stromen, zo organisch, zo onbedacht klinkt deze plaat. De ene melodie is nog briljanter dan de ander, de oprechtheid spat eraf. Authenticiteit in de popmuziek is de mate waarin een volstrekt unieke eigen symbiose is bewerkstelligd van bestaande stijlen. En die symbiose is perfect gelukt bij Clap Your Hands Say Yeah.

Als ik met terugwerkende kracht de belangrijkste plaat van vorig jaar zou moeten aanwijzen zou Clap Your Hands Say Yeah een bijzonder goede kans maken. Ten eerste vanwege de ultieme pracht en de uniciteit van het album en ten tweede vanwege de volstrekt natuurlijke en authentieke wijze waarop deze hype tot stand is gekomen. Een prachtig voorbeeld van wat de toekomst zou kunnen gaan brengen. Een toekomst, naar ik hoop, zonder al teveel zielloze ‘plastic pop’ en vol met door authenticiteit gestuurde buzzers. Onder het motto: de mens is niet achterlijk.

Clap Your Hands Say Yeah staat 19 februari 2006 in de Melkweg in Amsterdam

Boeken / Fictie

Ordinaire kitsch

recensie: Albert Sánchez Piñol - Nachtlicht

Nachtlicht is het literaire debuut van de Spaanse antropoloog Albert Sánchez Piñol (1965), dat met 31 vertalingen een wereldwijde bestseller werd. De roman stelt een jonge meteoroloog centraal die naar een verlaten eiland dichtbij Antarctica reist om daar een jaar lang in volstrekte eenzaamheid metingen te verrichten.

Dat ook een bestseller zijn minpunten heeft, is op zich niet verwonderlijk. Dat je als lezer niet helemaal begrijpt waarom een boek zo immens populair is, komt ook nog wel voor. Het is echter zeldzamer dat je aan een roman die volgens de flaptekst al twee jaar lang de internationale bestsellerlijsten aanvoert, niets, maar dan ook helemaal niets positiefs kunt opmerken. Nachtlicht is helaas een van die zeldzaamheden.

Platitudes

~

De opzet van het verhaal, een jonge man die aan het begin van zijn carrière voor een schijnbaar uitzichtloos en eenzaam bestaan kiest, is in beginsel al geen bijzonder originele vondst. Toch zou dit uitgangspunt nog voor boeiend leesvoer kunnen zorgen, als er thema’s als angst, eenzaamheid, bezinning op het bestaan en meer van dergelijke romantische ideeën aan bod zouden komen. Maar zelfs dat lukt Piñol niet. Hij schotelt ons een vertelling voor waarin de platitudes elkaar in verbijsterend tempo opvolgen.

Derderangs SF

Al bij aankomst op het eiland begint de ellende. De voorganger van de jonge meteoroloog blijkt verdwenen, en al wat hij aantreft is een leeg hutje dat er uitziet alsof het in enorme haast is verlaten. De enige andere eilandbewoner is een woeste vreemdeling, genaamd Batis Caffo, die zich in de vuurtoren verschanst heeft. Het volgende cliché dient zich aan wanneer de avond valt: de meteoroloog wordt belaagd door vreemde wezens die bij het invallen van de duisternis (het Kwaad verschijnt natuurlijk altijd bij nacht en ontij) uit de zee tevoorschijn komen. Het uiterlijk van deze wezens doet denken aan de marsmannetjes in een derderangs SF-serie: sterk antropomorf, maar met vliezen tussen tenen en vingers, een groenige huid, grote kale hoofden en grote ogen. De vuurtorenbewoner blijkt een vrouwelijk exemplaar van de ‘reuzenkikkers’ als huisgenoot te hebben. Uiteraard is zij mooi en gewillig. En uiteraard heeft Batis ook seks met haar. En natuurlijk bezwijkt ook de hoofdpersoon, na vele morele hindernissen te hebben geslecht, voor haar charmes en is seks met haar een sublimatie van alle seksuele ervaringen die hij tot dan toe heeft gehad.

Al neukend met haar, met deze naamloze mascotte, werd een groteske waarheid onthuld, groots en kinderlijk tegelijk; Europa weet niet dat het in eeuwige castratie leeft. Haar seksualiteit was vrij van elke last. Er was niet eens sprake van erotisch raffinement. Ze neukte alleen maar, neukte met haar hele lijf, en terwijl ze dat deed bestond er geen tederheid, geen zachtheid, geen wrok of pijn, geen betaling voor het bordeel of overgave van de minnaars. Het bracht de lichamen terug tot een eigen en unieke dimensie, en hoe dierlijker ze zich gedroeg, des te meer genot ik ervoer.

Bij het lezen van een dergelijke simplistische lofzang op de dierlijke eenvoud, de edele wilde, lopen iedere weldenkende lezer toch zeker de rillingen over de rug. En zo gaat het maar door, de hele roman lang. Alsof dat nog niet erg genoeg is, wordt deze opeenstapeling van tenenkrommende simplificaties door Pinol gelardeerd met volkomen gratuite semi-filososfische bespiegelingen, zoals deze:

Ik dacht aan mijn eerste herinnering, uit mijn kindertijd, en aan de laatste uit mijn beschaafde leven. Mijn eerste herinneringsbeeld was een haven. ik was misschien drie jaar, of jonger. Ik zat op een kinderstoel, in Blacktorne, in gezelschap van tientallen andere kinderen. Maar ik zat vlakbij een raam waardoor je de grauwste haven ter wereld kon zien. Mijn laatste herinneringsbeeld was ook een haven. De haven die ik zag vanaf de achtersteven van het schip dat me van Europa naar het eiland bracht. Nee, het leven stelt niet veel voor.

Albert Sánchez Piñol
Albert Sánchez Piñol

Ten hemel schreiend, zo’n citaat. Niet alleen omdat het als een soort volkomen overbodige deus ex machina in het verhaal opduikt en werkelijk niets van waarde toevoegt, maar vooral door de verbijsterende conclusie. Na een sentimentele bespiegeling over zijn jeugd op de kostschool Blacktorne, die voor het verdere verloop van het verhaal ook helemaal niet terzake doet, komt de schrijver met de loodzware slotsom dat het leven niets voorstelt. Nogal een boude bewering, op basis van de oppervlakkige kitschbeelden die eraan voorafgaan, en niet erg overtuigend uit de mond van een nogal jeugdige hoofdpersoon.

Als lezer blijf je in eerste instantie hopen dat dit een literaire truc is, dat de schrijver zichzelf na enkele tientallen pagina’s ontmaskert en met een geniale plotwending voor de dag komt waardoor het ineens toch om een ijzersterke roman blijkt te gaan. Jammer genoeg blijkt die hoop al snel ijdel. De briljante wending blijft uit, het verhaal blijkt een uiterst simplistische lineaire vertelling vanuit de ik-persoon te zijn, in de onvoltooid verleden tijd. En toen en toen en toen en toen. Waarbij van meet af aan duidelijk is dat de hoofdpersoon alle gruwelen zal overleven, anders zou hij het immers niet na kunnen vertellen.

Katharsis

Op ongeveer driekwart van het verhaal volgt een gewelddadige climax, waarbij Batis en de hoofdpersoon tegenover een gigantische horde reuzenkikkers komen te staan die ze te lijf gaan met een flinke voorraad dynamiet. Geheel in de lijn van het voorgaande beleeft de meteoroloog als gevolg van de slachting die hij zelf aanricht een ware katharsis en gaat hij de reuzenkikkers, die “Citauca” blijken te heten, met andere ogen bezien. In het slotdeel van de roman trakteert Pinol ons nog op een aantal oersaaie, slaapverwekkende antropologisch getinte, maar nogal dweperig aandoende beschouwingen over een conflict tussen verschillende soorten en de gevolgen die dat heeft voor de eerdere bondgenoten, die nu in onbegrip tegenover elkaar zijn komen te staan; want natuurlijk komt de woesteling Batis niet tot inkeer na alle geweld. Dit wordt dan ook zijn ondergang: hij wordt door de Citauca meegenomen en vermoord terwijl de hoofdpersoon achterblijft op het eiland om na zijn morele inzinking een nieuwe start te maken.

Nachtlicht is een belediging voor het intellect van de lezer. Bladzijde na bladzijde neemt de irritatie toe. Vanuit welke invalshoek je deze roman ook bekijkt, het is en blijft een flinterdun stukje ordinaire kitsch. Piñol zou zich moeten schamen, zowel als schrijver als als antropoloog.

Boeken / Strip

Cartooneske doos van Pandora

recensie: Mark Newgarden - We All Die Alone

De Amerikaanse stripauteur Mark Newgarden is een van de voornaamste cartoonisten van zijn tijd. Zijn publicaties in onder meer The New York Times boden hem een belangrijk podium om zijn kunsten te vertonen. Op dit moment ontwikkelt hij in zijn eigen studio (Laffpix Inc.) diverse ideeën voor televisie en internet. Het zal de kenner niet verbazen dat de bundel We All Die Alone, vol cartoons en theoretische passages over humor, juist uit zijn hoge hoed komt.

Doos van Pandora

~

De titel van Newgardens nieuwe album is ontleend aan zijn strip uit 1991. Hierin gebruikt hij de traditionele cartoonvorm om zijn eigen (voor)oordelen in beeld te brengen. Door onder een prikkelende titel (bijvoorbeeld We all die alone!) in vier verschillende plaatjes uiteenlopende personages te situeren (een huisvrouw, een dokter en een zwerver), geeft hij aan dat iedereen met het besproken onderwerp te maken heeft. Dit gegeven versterkt hij nog door de eerste drie plaatjes te signeren met de naam van een beroemd persoon (Proust, Beckett, Oswald) en het vierde plaatje te voorzien van een veel voorkomende naam als Mel of Vito. Ook hiermee wil Newgarden duidelijk maken dat iedereen, onbekend of beroemd, niet ontkomt aan de existentiële dilemma’s. Uiteraard is dit alles overgoten met een hilarisch sausje. Kortom, onder de luxe omslag (zwart pluche met gouden letters) gaat een wereld schuil vol humor, tragedie en opmerkelijke personages. Een cartooneske doos van Pandora.

Het is niet eenvoudig een samenvatting te geven van de inhoud; daarvoor zijn de bijdragen nu eenmaal te divers. Het album leest als een collage van alles wat de cartoon te bieden heeft: gags, short stories en pagina’s vol knipsels en foto’s. De titel ‘cartoonbijbel’ gaat hier te ver, omdat het heel erg Yankee minded is. Het moet gezegd: lang niet alles is kwalitatief hoogstaand. Maar dit heeft uiteraard met persoonlijke smaak te maken. Eens te meer blijkt het begrip humor op diverse manieren te benaderen.

Grote neuzen

~

Het lijkt erop dat Mark Newgarden al zijn hebben en houden wilde samenbrengen in een kloeke bundel. Het resultaat is een interessant, maar tegelijkertijd warrig geheel.
Met name in het hoofdstuk Meet the cast etaleert de auteur zijn fraaie tekenkunsten. Tientallen cartoonfiguren, vormgegeven in verschillende stijlen, passeren de revue. Ook de episodes van de The little nun, een strookstrip met een non in de hoofdrol, zullen menig lezer kunnen bekoren. Daartegenover staat een aantal tekstuele bijdragen, bestaande uit korte verhalen, die minder toegankelijk zijn. Veel van deze teksten lijken geen enkele clou te bevatten, en zijn waarschijnlijk vooral boeiend voor de echte Newgardenfanaten.

Wat verder opvalt is de fascinatie van de auteur voor grote neuzen. Waar dit lichaamsdeel in de Europese stripscene steeds beschaafdere vormen is gaan aannemen, blijft het in de overzeese cartoonwereld nog steeds een garantie voor succes. Hierdoor ogen de strips in het boek nog authentieker en doen ze denken aan de eerste experimentele cartoons van decennia geleden.

Van alles een beetje

Uiteindelijk blijft de vraag knagen: waarom deze bundel? Wat is de achterliggende filosofie van deze uitgave? Voor een bloemlezing is het niet compleet genoeg en voor een guide to the world of the cartoon is het niet informatief genoeg. We All Die Alone is van alles een beetje. Vaak onderhoudend en grappig, soms langdradig en ongetwijfeld voor veel lezers ontoegankelijk. Voor de lezer die niet bekend is met het fenomeen Mark Newgarden is het een hele kluif om We All Die Alone door te komen. Voor de fans van deze veelzijdige Amerikaanse tekenaar komt deze bundel als een geschenk uit de hemel en zal hij wellicht voor enige tijd de bijbel van de salontafel verdringen.

Boeken / Fictie

‘Begrijpen dat het onbegrijpelijk is’

recensie: Imre Kertész - De samenzwering

Het centrale thema binnen het oeuvre van de Hongaarse Nobelprijswinnaar Imre Kertész is de holocaust. In zijn beroemde roman Onbepaald door het lot (1975) kijken we door de ogen van een joods-Hongaarse jongen naar de gruwelijkheden om hem heen in de concentratiekampen Auschwitz en Buchenwald. In De samenzwering (1977) is de plaats van handeling een Zuid-Amerikaanse junta. Het perspectief is verschoven naar dat van de dader, maar de kern blijft hetzelfde: de absurde logica van het totalitaire regime en de verantwoordelijkheid die wij allen hebben in die logica.

De samenzwering is een apologie die de politiecommandant Martens schrijft terwijl hij in gevangenschap zijn proces afwacht na de val van een junta-dictatuur in Zuid-Amerika. De aanklacht luidt: betrokkenheid bij de onschuldige veroordeling van en moord op vader en zoon Salinas.

Opvallend aan het manuscript van Martens is de haast voyeuristische wijze waarop hij zich over het leven van de familie Salinas buigt. Je kunt zijn betrokkenheid bij de mensen voelen, maar zijn koele uitvoerdersgeest registreert als een ambtenaar. Het is deze schizofrene houding die zijn rol in de dictatuur mogelijk maakte: “Martens erkende tijdens het opnemen van het proces-verbaal zonder gêne, vrijwillig en zelfs bereidwillig zijn misdaden, met zo’n gevoelloosheid en onverschilligheid dat het leek alsof hij geen rekenschap aflegde van zijn eigen daden, maar van die van een ander”, zo deelt zijn advocaat ons aan het begin van het boek mee.

De Eichmann-mentaliteit


Een goede verstaander herkent hier de mentaliteit van Eichmann, de kritiekloze ambtenaar van de Endlösung. Toen het tribunaal in Jeruzalem – dat hem uiteindelijk ter dood veroordeelde voor zijn rol in het nazi-regime – hem vroeg of hij geen schuld of berouw voelde, ontkende Eichmann dat, want, zo zei hij, de treinen waren altijd op tijd vertrokken, hij had zijn opdrachten altijd naar behoren uitgevoerd, dus hoe kon hij ergens schuldig aan zijn?

Salinas, die over eenzelfde houding beschikt, leest dan ook met toenemende verbazing de dagboeken van de jonge Enrique Salinas: “Overal moest hij een argument voor hebben, zelfs om te leven. Iemand die zo denkt is nog een kind, geen volwassen man.” Enrique Salinas is de absolute tegenpool van Martens, hij vergelijkt het leven in een dictatuur met ‘non-existentialisme’, met ‘een non-existerend existeren’, omdat er geen mogelijkheid is om het leven in eigen hand te nemen.

~

De vertegenwoordigers van de junta stellen hier tegenover de bloedeloze drogredenen zoals Martens’ meerdere Diaz ze graag bezigt: de politie is er om orde in de schepping te brengen. Voortdurend is Martens op zoek naar de logica van zijn bazen en van het regime dat hij diende, om tenslotte tot de conclusie te komen dat de logica slechts deze was: “Ik begreep dat wij alles overboord hadden gezet wat ons nog aan de menselijke wetten bond, ik begreep dat wij nergens meer op konden vertrouwen behalve op onszelf. En natuurlijk op het noodlot, op die onverzadigbare, gretige en altijd hongerige machine.” Niet dat Martens hier zijn eigen handelen ter discussie stelt: nee, het is het noodlot dat hem heeft meegesleurd.

Wie zweert er samen?

In deze trant moeten we ook de ambigue lading van de titel lezen: want wie zweert er nu eigenlijk tegen wie samen? Zweren de Salinas’ samen tegen de machthebbers, zweren de machthebbers samen tegen de Salinas’, of zweert het ‘systeem’ samen tegen beiden? Kertész lijkt in elke situatie de persoonlijke verantwoordelijkheid van ieder mens te benadrukken: het lot is geen excuus, anders is er immers ook geen vrijheid.

Kertesz’ werk is een een poging om onder woorden te brengen wat de holocaust zegt over de mens en de Europese beschaving. Hij beschouwt Auschwitz niet als een incident, maar onderkent de grote kans op herhaling, die als een ‘lange, donkere schaduw van de holocaust’ over onze tijd hangt. Voor Kertesz betekent Auschwitz de werkelijke dood van god, het einde van de houdbaarheid van elk metafysisch principe. Nu moet de mens bij elke stap die hij zet zélf de morele uitdaging aangaan. In zijn essaybundel De verbannen taal zegt hij hierover dat we ons best moeten doen om te “begrijpen dat het onbegrijpelijk is”.

In die zin kunnen we De samenzwering opvatten als bevestiging van deze these. Voor Kertész representeren alle totalitaire regimes van de twintigste eeuw (hij leefde zelf lang onder het Hongaarse communisme) de holocaust. De taak van de mens is om zich teweer te stellen tegen de objectiverende logica van dergelijke regimes, om zo herhaling te voorkomen.

Film / Films

Louis Malle Collection

recensie: Ascenseur pour l'échafaud / Au revoir les enfants

De Franse regisseur Louis Malle is minder bekend dan collega-regisseurs als Truffaut, Godard en Resnais. Enerzijds is dit terecht – Malles films zijn net iets minder eigenzinnig, experimenteel en gedurfd dan die van voornoemde collega’s – anderzijds behoren veel van Malles films wel tot de hoogtepunten uit de Franse cinema. Reden genoeg dus om de Louis Malle Collection, die in acht delen bij Video/Film Express staat te verschijnen, enthousiast te onthalen. Onlangs verschenen de eerste twee delen: Ascenseur pour l’échafaud uit 1957 en Au revoir les enfants uit 1987.

Louis Malle
Louis Malle

De filmcarrière van Louis Malle nam een aanvang met de documentaire Le Monde du Silence (1956), die hij samen met Jacques Yves Cousteau maakte. De documentaire bleek een groot succes en won in Cannes een Gouden Palm voor de beste film. Na deze veelbelovende start kreeg Malle de kans om de assistent te worden van zijn idool Robert Bresson, die echter zo onafhankelijk te werk ging dat Malle al snel weer afhaakte en zijn eigen weg insloeg.

Geïmproviseerde jazzmuziek

Met zijn eerste speelfilm Ascenseur pour l’échafaud maakte Malle de weg vrij voor een van de invloedsrijkste filmstromingen aller tijden: de nouvelle vague. Al enkele jaren voor het verschijnen van Truffauts Les 400 Coups (1959) en Godards A Bout de souffle (1960) paste Malle de principes toe die deze films zo succesvol zouden maken, zonder zelf overigens onderdeel van de nouvelle vague uit te maken. Met Ascenseur pour l’échafaud was Malle een van de eerste regisseurs die op locatie ging filmen met de camera op de schouder, zonder decor, kunstlicht of make-up. De film werd verder met een zeer beperkt budget gemaakt en introduceerde enkele destijds nog volstrekt onbekende acteurs, zoals Jeanne Moreau (die uit zou groeien tot een van de grootste Franse actrices ooit) en Maurice Ronet. Malles meesterzet betrof echter de geïmproviseerde jazzmuziek van Miles Davis die de beelden van een door de straten van Parijs dwalende Jeanne Moreau ondersteunen.

~

Het verhaal van Ascenseur pour l’échafaud is losjes gebaseerd op een goedkoop pulpromannetje, hetgeen destijds een vrij normale gang van zaken was. Door zijn persoonlijke aanpak en zijn eigen accenten weet Malle het goedkope verhaal echter naar een hoger plan te tillen, met als resultaat een artistiek interessante film. Ascenseur pour l’échafaud bestaat uit twee verhaallijnen die elkaar op een subtiele manier spiegelen. De ex-militair Julien Tavernier en zijn minnares Florence Carala beramen de perfecte moord op Monsieur Carala, Juliens baas en Florence’ echtgenoot. De moord slaagt wonderwel, maar Julien komt helaas vast te zitten in de lift terwijl Florence tevergeefs op hem wacht en vertwijfeld door de straten van Parijs dwaalt. Ondertussen heeft het stoere vriendje van Veronique – het charmante dienstertje uit de bloemenwinkel op de hoek – de auto van Julien gestolen. Het tweetal imiteert het gedrag van Julien en Florence en doet zich zelfs voor als monsieur en madame Tavernier. Als ze betrapt worden bij een nieuwe autodiefstal, pleegt het vriendje een brute dubbele moord die later aan Julien wordt toegeschreven. Malle speelt een ironisch spel met de parallellen tussen deze twee verhalen en geeft zo een melancholische blik op het Parijs van zijn tijd, dat door de muziek van Davis alleen nog maar versterkt wordt.

De schuld van toeschouwer

Het met fatalistische ironie doordrenkte Ascenseur pour l’échafaud was een stilistisch hoogtepunt in de Franse cinema van de jaren zestig. Het dertig jaar later gemaakte Au revoir les enfants is stilistisch veel minder interessant, maar is wel een ingenieuze meditatie op de schuld en de verantwoordelijkheid van de toeschouwer die getuige is van onrechtvaardig geweld. De film is gebaseerd op Malles eigen herinneringen aan de oorlog, waarin hij als kostschooljongen moest aanzien hoe een van zijn Joodse medeleerlingen door de nazi’s uit de klas gehaald werd. Dit autobiografische feit verwerkt hij in zijn verhaal over de verschrikkingen van WO II, waarin hij echter vooral de universele thematiek van schuld en verantwoordelijkheid aan de orde stelt.

~

De film zit erg goed elkaar. Elk scène heeft betekenis en draagt bij aan het geheel. Malle is er duidelijk niet op uit om zijn eigen ervaringen zo getrouw mogelijk te boekstaven, maar probeert via tegenstellingen en complexe verwantschappen de morele ambiguïteit te schetsen die ontstaat als je geconfronteerd wordt met een kwaadwillende bezetter. Malle benadrukt vooral het alledaagse hiervan. Het terloopse verraad door een blik of een hoofdknik of de spontane heroïek van een impulsieve reddingsactie. Hij laat ook zien hoe deze twee impulsen – collaboratie en verzet – elkaar in het verloop van enkele uren kunnen afwisselen. De rol van de toeschouwer is in zulke situaties complex: enerzijds is hij machteloos omdat hij voortdurend het gevaar loopt zelf ook slachtoffer te worden, anderzijds is hij ook verantwoordelijk omdat hij de enige is die wellicht nog verandering in de situatie kan brengen, alhoewel het daarbij nooit duidelijk is hoe groot zijn kansen zijn.

We zullen bidden voor hen die lijden

Malle weet de thematiek van schuld en verantwoordelijkheid aan te snijden door een betekenisvolle spanning te creëren tussen de verschillende scènes. Een voorbeeld hiervan is het contrast dat hij creëert tussen de woorden en de daden van de priester die aan het hoofd van het internaat staat. Eerst zien we hoe deze priester een toespraakje over de moraal houdt: “We zullen bidden voor hen die lijden, voor hen die honger hebben, voor hen die vervolgd worden.” Even later zien we echter hoe de priester de kreupele en armoedige keukenhulp (allerminst een vijand) wegstuurt vanwege de zwarte handel die hij heeft opgezet, terwijl hij de leerlingen die er ook bij betrokken waren slechts een lichte straf geeft. Malle laat hiermee niet alleen zien dat de priester ook niet vrij van smetten is, maar zet veeleer zijn moralistische toespraak onder spanning. Van de ene kant is de priester een held die zichzelf niet ontziet om enkele onbekende Joodse jongens te redden, van de andere kant is hij een wrede despoot die een armoedige ondergeschikte zonder al te veel scrupules wegstuurt.

~

De mechanismen van in- en uitsluiting worden hier op een ingenieuze wijze aan de oppervlakte gebracht. De rijke kinderen worden licht gestraft (waarschijnlijk uit vrees voor hun ouders), terwijl de kreupele keukenhulp het moet ontgelden. Met zijn inconsequente moraal is de priester indirect verantwoordelijk voor het lot dat het klooster treft. Zijn onrechtvaardige beslissing wordt op een gruwelijke wijze gewroken doordat de keukenhulp de Joodse jongens verraad. Malle geeft hiermee niet zozeer kritiek op de priester in het bijzonder of de katholieke kerk in het algemeen (zoals in zoveel andere films gebeurt), maar laat veeleer zien hoe moeilijk het is om in zulke omstandigheden telkens weer het moreel juiste te kiezen.

Film / Films

Charlize Theron schittert als moordenaar

recensie: Monster (Special Edition)

Het had niet veel gescheeld of Monster was geruisloos aan de wereld voorbijgegaan. De waargebeurde geschiedenis van Aileen Wuornos was aanvankelijk bedoeld voor een videoreeks over seriemoordenaars. Maar het verhaal van de lesbische prostituee die zeven mannen vermoordde en daarvoor de doodstraf kreeg, prikkelde de nieuwsgierigheid van regisseuse Patty Jenkins. Ze begon te corresponderen met Wuornos in haar dodencel, verliet haar oorspronkelijke opdracht en schreef een script wat minder gericht was op sensatie.

~

Toch is het resultaat op z’n minst spraakmakend te noemen. De film staat bol van geweld, prostitutie, drank en scheldpartijen. Boven dit alles verrijst het personage van Aileen, op een voortreffelijke wijze gespeeld door Charlize Theron. Het is maar moeilijk te geloven dat achter de façade van make-up en asociaal gedrag een actrice schuilgaat die tot voor kort leek voorbestemd voor de ‘lichtere’ rollen. Volkomen terecht kreeg ze een Oscar voor deze fenomenale gedaanteverandering.

Sympathie

Een van de grootste prestaties van Theron is dat ze een interessante mix van walging en sympathie weet op te roepen. Hoewel het gedrag en uiterlijk van Aileen werkelijk afstotend zijn, gun je haar toch een gelukkig leven met haar nieuwe vriendin (gespeeld door Christina Ricci), een van de weinige personen die iets om haar lijkt te geven. De spaarzame momenten in de film die de kijker een enigszins goed gevoel bezorgen, zijn de scènes waarin de twee vrouwen troost zoeken bij elkaar. De gepleegde moorden en het onvermijdelijke lot waar Aileen op afstevent, zijn dan even onzichtbaar.

~

Een sterk drama als Monster laat de meegeleverde extra’s op de tweede dvd met gemak in zijn schaduw staan. Blijkbaar was er gebrek aan materiaal, of er moet een andere reden zijn waarom de maker van de (oninteressante) soundtrack zo veel ruimte krijgt. In de ‘Making of’ wordt maar weer eens fijntjes uitgelegd hoeveel moeite en research de regisseuse heeft moeten doen om zo dicht mogelijk bij de waarheid te blijven. En natuurlijk is er veel met bekenden van vroeger gepraat. De daaropvolgende docu gaat er nog eens gedetailleerd op in. Veel van hetzelfde kortom, al had de uitstekende rol van Ricci als verwend lesbisch meisje wel iets uitvoeriger behandeld kunnen worden.

Dame des Doods

Eigenlijk is alleen de documentaire Aileen Wuornos: Damsel of Death het bekijken waard. Hierin wordt de voorgeschiedenis van de echte Aileen verteld, en die is nog een graadje erger dan wat we in de film te zien krijgen. Het tragische verhaal wat uit de doeken wordt gedaan was voor Theron (die eveneens een traumatische jeugd heeft gehad) de aanleiding om zowel de hoofdrol als de productie voor haar rekening te nemen. Wat het meeste opvalt is echter de uiterlijke gelijkenis tussen Wuornos en de (opgemaakte) Theron.

De extra’s als geheel bieden veel inzicht in het tragische leven van ‘Amerika’s eerste vrouwelijke seriemoordenaar’, maar wie Monster bekijkt heeft eigenlijk geen toelichting meer nodig. Het verhaal en de beelden zeggen genoeg, en dat kan niet van elke film gezegd worden.

Kunst / Expo binnenland

Finse kunst te lang onbekend gebleven

recensie: Finse kunst rond 1900

De periode rond 1900 blijft een interessante periode voor kunsthistorisch onderzoek. In hoog tempo volgde de ene avant-garde beweging de andere op. Terwijl in de kunst van de late negentiende eeuw de laatste resten romantiek – zoals de hang naar oude volksverhalen – zichtbaar waren, diende het symbolisme zich al aan. Vervolgens zagen het expressionisme en de sociaal-realistische kunst het daglicht. In de tentoonstelling Finse kunst rond 1900 laat het Gemeentemuseum Den Haag in samenwerking met Ateneum Art Museum in Helsinki en Östereichische Galerie Belvedere in Wenen zien dat ook voor de Finse kunstwereld deze periode zeer dynamisch was.

De opstelling van de tentoonstelling Finse kunst volgt voor een groot deel de indeling in kunststromingen. De invloed van andere Europese schilders uit die tijd is duidelijk merkbaar. Er kunnen drie verschillende invloeden genoemd worden: de Scandinavische inspiratie door onder andere Edward Munch, de Russische door onder andere Vasily Kandinsky en de Franse door pointillisten als Paul Signac en Georges Seurat. De tentoonstelling geeft een bijzonder goed inzicht in werk dat tot nu toe vrij onbekend is gebleven. En ook zonder de vele vergelijkingen is er een grote waardering voor deze kunst.

Akseli Gallen-Kallela, De (grote) zwarte specht, 1893, gouache op papier, bevestigd op doek, 145 x 90 cm, collectie Ateneum Art Museum, Helsinki
Akseli Gallen-Kallela, De (grote) zwarte specht, 1893, gouache op papier, bevestigd op doek, 145 x 90 cm, collectie Ateneum Art Museum, Helsinki

Kalevala

Ook de Finse nationaliteit speelde een grote rol in de kunst van het fin-de-siècle. Na eeuwen van Zweedse overheersing en jaren van Russische bezetting, ontwikkelde Finland een grote behoefte aan onafhankelijkheid. Zoals vaker gebeurt in het proces van streven naar onafhankelijkheid, werd er naar de eigen culturele identiteit gezocht. Die zoektocht ging ver terug; zo werden oude volksverhalen opgetekend. Een van deze verhalen was de Kalevala, het nationale epos van Finland. Het vormde een grote inspiratiebron voor bijvoorbeeld de kunstenaar Akseli Gallen-Kallela. In zijn werk dat heldere kleuren en decoratieve elementen bevat, komen scènes uit dit epos veelvuldig voor.

Eigen ‘kleur’


Ondanks de vele verwijzingen naar modernistische stromingen en buitenlandse kunstenaars, heeft de Finse kunst zeker een eigen ‘kleur’ en karakter. De landschappen zijn bijvoorbeeld een verheerlijking van het Finse landschap en onderscheiden zich door een bepaalde lichtval of kleur van het licht, die typisch de kleur van het Finse licht is. In Lenteavond; het ijs breekt (1897) van Hugo Simberg, spat het geweld van een gouden avondzon uit het schilderij en zorgt voor een bijna abstract schilderij door de constaterende kleurvlakken die zijn ontstaan.

Hugo Simberg, Lente avond, het ijs smelt, 1897, olieverf op doek, 27 x 37 cm, collectie Ateneum Art Museum, Helsinki
Hugo Simberg, Lente avond, het ijs smelt, 1897, olieverf op doek, 27 x 37 cm, collectie Ateneum Art Museum, Helsinki

Opvallend is ook het lila-grijs dat onder andere in Baltische haringmarkt (1905) van Alfred Wiliam Finch opvalt, een kleur die je niet bij Finland bedenkt, maar die je na het bekijken van dit schilderij met het land zal associëren. Bij Finch is in ander werken de invloed van Seurat zichtbaar in de techniek van het pointillisme en het gebruik van lichte, heldere kleuren.

Vrouwen in de voorhoede


Terwijl in de tentoonstelling in eerste instantie een historische lijn wordt gevolgd, legt Soili Sinisola, de directeur van het Ateneum Art Museum, in de inleiding van de catalogus juist de nadruk op onderzoek naar het aandeel van vrouwelijke kunstenaars in de Finse avant-garde. Het werk van vrouwelijke kunstenaars is experimenteler dan dat van hun mannelijke
collega’s, maar werd in de belangrijke trends van het modernisme vaak niet
beschreven.

Helene Schjerfbeck, Zelfportret met zwarte achtergrond, 1915, olieverf op doek, 34 x 42 cm, collectie Ateneum Art Museum, Helsinki
Helene Schjerfbeck, Zelfportret met zwarte achtergrond, 1915, olieverf op doek, 34 x 42 cm, collectie Ateneum Art Museum, Helsinki

In de catalogus is de nadruk op dit aspect groter dan de inrichting van de tentoonstelling doet vermoeden, maar het werk van de vrouwlijke artiesten neemt toch een bijzondere plaats in. Een deel van het getoonde werk van Helene Schjerfbeck en Ellen Thesleff, wordt getoond in een van de ‘nissen’ die het Gemeentemuseum Den Haag rijk is. De kleine schilderijen zijn in deze serene omgeving meer op hun plaats dan tussen het geweld van sommige werken in de grote tentoonstellingen. Het bijna abstracte werk met prachtige kleuren en bijzondere lijnen Balspel (1909) van Thesleff bijvoorbeeld, of het zelfportret van Schjerfbeck uit 1915 dat als promotiebeeld voor deze expositie is gebruikt. De bijzondere rol die deze kunstenaressen spelen in het geheel, krijgt juist extra nadruk door deze plek. De mooie, fijne werken kunnen in alle rust bewonderd worden.

Boeken / Strip

Het best bewaarde geheim van Zweden

recensie: Olle Berg - Bonk

.

Nou, probeer er dan als recensent nog maar een kritisch stukje over te schrijven. Dat valt niet mee. Zoals bij veel absurdistische strips, lijkt ook hier het werk bij voorbaat al boven alle kritiek verheven. Want ja, het is per slot van rekening absurd. Elke poging om een rode draad of herkenbare gags te ontdekken, is al bij voorbaat gedoemd tot mislukken. En als je het niets vindt, dan ligt dat compleet aan jezelf. Dan ben je niet ontvankelijk voor het absurdisme. De auteur treft hoe dan ook geen enkele blaam.

Gevarieerd geheel

~

Met deze gedachte ben ik Bonk gaan lezen. Misschien niet geheel objectief, maar wel met de nodige openheid. En het moet gezegd, Olle Berg sleept de lezer direct zijn wereld binnen. Het tekenwerk oogt dynamisch en verzorgd. Door de korte verhaaltjes (een of twee pagina’s) afwisselend in kleur en zwart-wit af te drukken, wordt er een mooi gevarieerd geheel geboden. Iedere bijdrage krijgt de uitwerking die qua sfeer en dynamiek het beste bij hem past. Dit is bij een bundeling van zeer korte sketches ook wel noodzakelijk, omdat anders de aandacht van de lezer sneller verslapt. Met het tekenwerk is het dik in orde. Het is zeker herkenbaar, maar door de verscheidenheid aan personages wordt het nooit vervelend. De tekeningen versterken tevens op een natuurlijke wijze de vaak bizarre humor.

De kwaliteit van de grappen zelf is zeer wisselend. Zo zijn de verhaaltjes over een toerist in Bali die krankzinnig wordt van de immer lachende bevolking (“De volgende gozer met een lach op z’n bek krijgt een klap voor z’n hersens!”) en de kortstondige maar hevige competentiestrijd tussen twee jodelaars, ronduit hilarisch. Daar tegenover staan bijdragen die of erg flauw of zo absurdistisch zijn dat je er weinig mee kunt. Een stel dat tijdelijk is gevlucht naar de tropische zon om de kerstdagen te ontlopen in eigen land, terwijl in de bar achter hen de kerstversiering de wanden vult (‘Christmas in Ghana’) is noch origineel, noch komisch. Toch zijn de meeste bijdragen in het album grappig, verrassend en opmerkelijk.

Toegankelijk absurdisme

~

Ondanks de wisselvallige kwaliteit van Bonk lijkt er een mooie toekomst in het verschiet te liggen voor Olle Berg. Hij kiest een gulden middenweg en lijkt daarmee het pad van het ’toegankelijke absurdisme’ te bewandelen; een genre dat het wel eens heel goed kan gaan doen. Daar komt bij dat zijn tekenstijl uit duizenden te herkennen is en een prettige gestoordheid uitstraalt, zonder op de zenuwen te werken. Anders dan auteurs als Gummbah (de Nederlandse aartsvader van de absurde strip), schijnt Olle Berg geen enkele pretentie te hebben met zijn werk. Hier geen dubbele bodems of zwaarlijvige filosofietjes. En ook dit is wel een verademing in een tijd dat niets meer is wat het lijkt.

Bonk belooft de lezer een aangenaam ritje in een achtbaan vol onverwachte loopings en scherpe bochten. En zonder echt spectaculair te zijn, heeft de lezer aan het eind toch het gevoel waar voor zijn geld te hebben gekregen. De komende tijd zullen we ongetwijfeld meer vernemen van deze gestoorde Zweedse stripmaker. De verwachtingen zijn hooggespannen.

Theater / Voorstelling

‘Jonge harten’ nemen kijkje in theater

recensie: Jonge Harten Festival

Jongeren kunnen het hele jaar door naar het theater, maar voor velen van hen is dat geen vanzelfsprekendheid. Daarom werd vorige week in Groningen voor de achtste keer het festival Jonge Harten georganiseerd, bedoeld om theater toegankelijker te maken voor deze doelgroep. Daarbij werden de pijlen niet alleen gericht op scholieren, maar ook op studenten. Op een eigentijdse manier maakten ze kennis met de wereld van toneel, theater en cultuur. Met voorstellingen waarin voornamelijk jonge acteurs en actrices de rollen vervulden. Naast diverse voorstellingen in de stad waren er dit jaar ook podia in Veendam, Leek en Delfzijl en organiseerde het festival diverse workshops en cursussen. Inmiddels is de rust weer teruggekeerd in de Groninger theaters na een week vol jeugdig enthousiasme. Ook 8WEEKLY was aanwezig en bezocht, net als twee jaar geleden, enkele voorstellingen.

Afgerost

~

In de voorstelling Afgerost van Rotterdams Lef staan de personages Jarrod, Bella, Paradijs, Mo, Queen B en Kevin centraal, die samen het fietskoeriersbedrijf Go Fast runnen. Iedereen binnen het bedrijfje heeft z’n eigen persoonlijkheid en is ergens goed in. Bovendien hebben ze op het moment dat ze op hun fiets zitten het gevoel onafhankelijk te zijn, in een land dat zoveel regeltjes kent. Toch is niet alles pais en vree. Er ontstaan spanningen, waardoor de onderlinge verschillen steeds duidelijker worden. In alle emotie wordt elkaar op sommige momenten flink de waarheid gezegd. Iets wat in het dagelijks leven ook altijd zou moeten kunnen, maar vaak niet gebeurt door gebrek aan lef… Thema’s als stoppen met school, mislukte relaties en vooroordelen over buitenlanders zijn onderwerpen die jongeren erg zullen herkennen.

Afgerost toert nog tot en met 20 december.

Rebound

Foto: Leo van Velzen
Foto: Leo van Velzen

Het gezelschap Conny Janssen Danst heeft in de loop der jaren een flinke reputatie op het gebied van dansvoorstellingen opgebouwd. Het nieuwste programma Rebound is een krachtige, fysieke voorstelling met zes mannelijke dansers. In een theaterbox met wanden van trampolines maken de dansers zelf live muziek en geluid via contactmicrofoons. Ingesloten door drie muren zijn de dansers veroordeeld tot elkaar, waarbij ontsnappen niet mogelijk is. Rebound is vooral een voorstelling over macht, competitie, kameraadschap en veerkracht, waarbij de sterkste niet vanzelfsprekend de winnaar is. Het was een bijzondere voorstelling. Maar ik vraag me af of een dergelijke voorstelling erg geschikt is voor een festival als dit, want ik denk dat veel van de bezoekers de werkelijke betekenis niet zullen hebben begrepen.

Rebound wordt nog tot en met 14 december opgevoerd.

Checkpoint!

Foto: Erik Hesmerg
Foto: Erik Hesmerg

Een verdorven wereld. Het slagveld van de 21e eeuw. Zonder liefde kan niets. Het zijn maar een paar opvattingen van de personages die centraal staan in Checkpoint! van theatergroep Com.Plot. Sinds de aanslagen in New York zijn begrippen als terrorisme en radicalisering in het collectieve bewustzijn geprent en niet meer weg te denken. De makers willen vooral dat in het publieke debat verder wordt gekeken dan onbegrip en bewapening. De fragmentarische voorstelling beschrijft de worsteling van de los van elkaar staande personages met hun eigen hooggespannen idealen, ongrijpbare angsten en radicale verlangens. Terwijl de één plannen maakt om Jan-Peter Balkenende te vermoorden, zoekt de ander steun om van zijn angsten en visioenen af te komen. Geen van hen weet precies wat hij of zij wil met het leven dat ze leiden en dromen ze van iets beters. Een echt antwoord krijg je als publiek niet, maar dat lijkt ook op de opzet van het stuk: nadenken over de actualiteit, hoe gaat het verder met deze wereld, wat is onze toekomst? Ik geloof niet dat het een voorstelling is waar jongeren snel uit zichzelf naartoe zouden gaan, maar in het kader van de veranderdende maatschappij – waarvan ook jongeren natuurlijk deel uitmaken – na een gebeurtenis als 11 september, is het niet verkeerd om ze over bepaalde zaken na te laten denken.

Checkpoint! wordt nog tot en met 17 december gespeeld.

Dat het festival de doelgroep bereikt, blijkt wel uit het feit dat het publiek grotendeels bestaat uit middelbare scholieren. Al leek het wel erg waarschijnlijk dat vanuit school een avondje uit was aangeboden. Een minpuntje aan een jongerenfestival: als ze iets niet echt leuk vinden, raken ze snel afgeleid en worden ze luidruchtiger. En een zaal vol jongeren zorgt automatisch voor een andere – rumoeriger – atmosfeer dan een zaal vol geoefende theaterbezoekers. Het programma was erg gevarieerd en dat lijkt ook de kracht van het festival te zijn. Door een uitgebreid aanbod is er altijd wel iets wat aanspreekt. Gezien de nog steeds stijgende bezoekersaantallen is Jonge Harten zeker een festival met toekomst.

Lees ook het interview dat 8WEEKLY hield met drie makers van theater voor jongeren.

Film / Films
recensie: Murderball

Murderball is voor elke sportliefhebber een must om te zien, en absoluut hilarisch. Want zonder uitzondering zijn alle sporters die het spel spelen kenners van misplaatst sentiment. Hun Jet-stoelen zijn dan ook niets anders dan een middel om het spel gepassioneerd te spelen. Omgeven door het staal spelen ze agressief en razendsnel in een moordende competitie om de bal. Razend geliefd bij het uitzinnige publiek (en vooral de vrouwen) zijn het helden op het veld en winnaars buiten de arena; aan handicap, clichés of vooroordelen hebben ze allemaal maling.

~

Quadrugby (voorheen ‘Murderball’) is een snelgroeiende tak van sport voor zwaar gehandicapten. Ontwikkeld in Canada en in 1981 geïntroduceerd in Amerika zijn er tegenwoordig wereldwijd 36 landenteams, waaronder een Nederlandse. In Amerika zijn inmiddels 45 teams en veel spelers zijn prof. Alle spelers zijn te zwaar gehandicapt – aan armen en benen (‘quad’) – om te kunnen spelen met bijvoorbeeld een basket. Daarom zijn de regels aangepast en bevat het spel elementen van volleybal, hockey, rugby en basketbal.

De kracht van deze film zit hem naast de meeslepende sport, flitsend en snel gesneden, vooral in het kijkje achter de schermen in het leven van de concurrenten Mark Zupan en Joe Soares. Mark Zupan, speler en woordvoerder van het Amerikaanse team, ziet er niet uit als een lieverdje. Met zijn ringbaardje en vele tatoeages is de dertigjarige civiel ingenieur het toonbeeld van een vechtersbaas. De gezonde kijker krijgt dat meteen voor de kiezen als we hem in de openingsscène zijn broek zien uittrekken. Het kost tijd, heel veel tijd en geduld. De toon van de film is gezet.

Landverrader

Zupan is open en zonder gêne en daarmee de tegenpool van de driftige Joe Soares. In 2000 werd de drieënveertigjarige Soares als speler uit het olympisch team van Amerika gezet en sindsdien is hij coach van Canada. Door de Amerikanen wordt hij gezien als een landverrader. Zupan en Soares zijn dan ook felle tegenstanders van elkaar en dat steken ze niet onder stoelen of banken. Als Soares in de competitie als eerste eindigt en de Canadezen favoriet maakt voor de Paralympics van 2004 schreeuwt de partij van Zupan dan ook om wraak. Met veel humor en zelfspot over hun eigen zwakheden, verpakt in goede porties seks, drugs en rock-‘n-roll, volgen we hoe het Amerikaanse team zich opmaakt voor revanche.

~

De persoonlijke drama’s en de geestelijke frustraties die komen kijken om afhankelijkheid te accepteren en te overwinnen weet deze film meesterlijk te verweven met sport. Daarbij is de prijs die elke speler betaalt hoog. Niet voor niets zegt een van de atleten: “Er komt een moment dat de geest een groter obstakel is dan de rolstoel.” De illustratie van de intieme kwetsbaarheid, de kracht en tijd die nodig zijn om dat te overwinnen maken de film tot een monument van menselijkheid.

Publieksprijs

De inspiratie voor Murderball was een krantenartikel over de sport dat filmmaker Dana Adam Shapiro toevallig las. Samen met Henry Alex Rubin schoten ze, in de periode van tweeëneenhalf jaar dat ze het team volgden, ruim tweehonderd uur aan materiaal en brachten ze veel tijd door met de spelers, die ze bezien als unieke vrienden. Het is volgens de makers dan ook vooral hún film. Murderball maakte dit jaar zijn debuut op het Sundance Festival. Het won de publieksprijs en een speciale juryprijs voor de montage van Geoffrey Richman.