Tag Archief van: landscape

Theater / Voorstelling

Tryptich kraakt kritische noot niet overtuigend

recensie: Bryce Dressner, Roomful of Teeth, Akso|Schönberg - Triptych (Eyes of One on Another)

De interdisciplinaire performance Tryptich (Eyes of One on Another) levert een interessante herinterpretatie van het werk van Robert Mapplethorpe, maar slaat soms ook de plank mis.

Tryptich is opgedeeld in drie segmenten, te weten X, Y en Z – overeenkomstig de gelijknamige
portfolio’s waarin de Amerikaanse fotograaf Robert Mapplethorpe in de jaren zeventig en tachtig
stillevens van bloemen, zwarte naakte modellen en de homoseksuele BDSM-cultuur van New York
vastlegde. Daarmee creëerde hij een oeuvre dat toentertijd grote controverse veroorzaakte om zijn
expliciete portrettering van seks en fetisjisme, en daarmee een nationaal gevoerde discussie op gang
bracht over zedelijkheid en censuur.

Is Mapplethorpes werk nog steeds zo controversieel? Valt mee, ben je geneigd te denken, gegeven
het feit dat zijn werk groot getoond wordt in de grote zaal van Internationaal Theater Amsterdam
tijdens een sjiek theaterfestival; ook nog voor een veelal grijs publiek. Toch wel, als je bedenkt dat
het explicietste materiaal van BDSM-acts niet getoond wordt. Stijve piemels à la, anale fisting, toch
maar niet.

Tryptich is een technisch vernuftige voorstelling: de foto’s worden geprojecteerd op grote doeken,
waarachter de muzikanten van Asko|Schönberg en de vocalisten van Roomful of Teeth soms
doorschijnen. Laatstgenoemden plaatsen het werk van Mapplethorpe in een tekstuele, soms
poëtische context, met onder meer teksten van Patti Smith, met wie Mapplethorpe een tijd een
relatie had. Soms sluiten de doeken de achtergrond ook geheel af, zodat een enkele performer
(Martell Ruffin) overblijft op het toneel. Had hij dertig jaar eerder geleefd, dan had hij een van de
modellen van Maplethorpe kunnen zijn. Zijn optreden is minimalistisch maar aanwezig, uitdagend
blijft hij de zaal inkijken, zich schijnbaar weinig aantrekkend van de foto’ achter hem.

Ode en kritiek

Tryptich wil zowel een ode brengen aan Mapplethorpe als zijn werk in een kritisch daglicht plaatsen.
Dit doet het met name wanneer zijn Z-portofolio aan de beurt komt, waarin Mapplethorpe zwarte
naakte modellen portretteerde. Hier wordt de ondertitel van de voorstelling van belang: ‘ogen van
de een op de ander.’ Wat is de relatie tussen fotograaf en model? Gaat het hier om een gelijke,
menselijke relatie? Of objectiveert de blik van de fotograaf zijn model? Onderwijl zingt Roomful of
Teeth teksten van onder meer Essex Hemphill, die Mapplethorpe bekritiseerde op het fetisjeren van
zwarte lichamen. Zo wordt Tryptich een voorstelling over machtsrelaties en objectivicatie.

Met de rol van performer Ruffin lijkt Tryptich deze kritiek op Mapplethorpe breder te willen trekken
naar het publiek in de zaal. Ruffin zoekt de confrontatie met het publiek op, kijkt hen minachtend
aan, lacht het publiek zelfs uit. Hier wordt ons iets verweten, zoveel is duidelijk. Maar wat precies?
Zijn wij de objectiverende blik? Doen wij aan fetisjeren? Of wordt juist het publiek nu geobjectiveerd,
als zijnde een koekje van eigen deeg? Als het doel van Tryptich is om dergelijke reflectie te weeg te
brengen, dan is het werk van een outsider als Mapplethorpe, die zich ver buiten de
mainstreamsmaak bevindt, waarschijnlijk niet de goede ingang. Mapplethorpe is niet het Holland
Festival-publiek, het Holland Festival-publiek is niet Mapplethorpe. Impliceren dat dat wel zo is, doet
beiden geen recht aan. Zodoende wordt deze kritische noot niet overtuigend gekraakt.

Theater / Voorstelling

Tryptich kraakt kritische noot niet overtuigend

recensie: Bryce Dressner, Roomful of Teeth, Akso|Schönberg - Triptych (Eyes of One on Another)

De interdisciplinaire performance Tryptich (Eyes of One on Another) levert een interessante herinterpretatie van het werk van Robert Mapplethorpe, maar slaat soms ook de plank mis.

Tryptich is opgedeeld in drie segmenten, te weten X, Y en Z – overeenkomstig de gelijknamige
portfolio’s waarin de Amerikaanse fotograaf Robert Mapplethorpe in de jaren zeventig en tachtig
stillevens van bloemen, zwarte naakte modellen en de homoseksuele BDSM-cultuur van New York
vastlegde. Daarmee creëerde hij een oeuvre dat toentertijd grote controverse veroorzaakte om zijn
expliciete portrettering van seks en fetisjisme, en daarmee een nationaal gevoerde discussie op gang
bracht over zedelijkheid en censuur.

Is Mapplethorpes werk nog steeds zo controversieel? Valt mee, ben je geneigd te denken, gegeven
het feit dat zijn werk groot getoond wordt in de grote zaal van Internationaal Theater Amsterdam
tijdens een sjiek theaterfestival; ook nog voor een veelal grijs publiek. Toch wel, als je bedenkt dat
het explicietste materiaal van BDSM-acts niet getoond wordt. Stijve piemels à la, anale fisting, toch
maar niet.

Tryptich is een technisch vernuftige voorstelling: de foto’s worden geprojecteerd op grote doeken,
waarachter de muzikanten van Asko|Schönberg en de vocalisten van Roomful of Teeth soms
doorschijnen. Laatstgenoemden plaatsen het werk van Mapplethorpe in een tekstuele, soms
poëtische context, met onder meer teksten van Patti Smith, met wie Mapplethorpe een tijd een
relatie had. Soms sluiten de doeken de achtergrond ook geheel af, zodat een enkele performer
(Martell Ruffin) overblijft op het toneel. Had hij dertig jaar eerder geleefd, dan had hij een van de
modellen van Maplethorpe kunnen zijn. Zijn optreden is minimalistisch maar aanwezig, uitdagend
blijft hij de zaal inkijken, zich schijnbaar weinig aantrekkend van de foto’ achter hem.

Ode en kritiek

Tryptich wil zowel een ode brengen aan Mapplethorpe als zijn werk in een kritisch daglicht plaatsen.
Dit doet het met name wanneer zijn Z-portofolio aan de beurt komt, waarin Mapplethorpe zwarte
naakte modellen portretteerde. Hier wordt de ondertitel van de voorstelling van belang: ‘ogen van
de een op de ander.’ Wat is de relatie tussen fotograaf en model? Gaat het hier om een gelijke,
menselijke relatie? Of objectiveert de blik van de fotograaf zijn model? Onderwijl zingt Roomful of
Teeth teksten van onder meer Essex Hemphill, die Mapplethorpe bekritiseerde op het fetisjeren van
zwarte lichamen. Zo wordt Tryptich een voorstelling over machtsrelaties en objectivicatie.

Met de rol van performer Ruffin lijkt Tryptich deze kritiek op Mapplethorpe breder te willen trekken
naar het publiek in de zaal. Ruffin zoekt de confrontatie met het publiek op, kijkt hen minachtend
aan, lacht het publiek zelfs uit. Hier wordt ons iets verweten, zoveel is duidelijk. Maar wat precies?
Zijn wij de objectiverende blik? Doen wij aan fetisjeren? Of wordt juist het publiek nu geobjectiveerd,
als zijnde een koekje van eigen deeg? Als het doel van Tryptich is om dergelijke reflectie te weeg te
brengen, dan is het werk van een outsider als Mapplethorpe, die zich ver buiten de
mainstreamsmaak bevindt, waarschijnlijk niet de goede ingang. Mapplethorpe is niet het Holland
Festival-publiek, het Holland Festival-publiek is niet Mapplethorpe. Impliceren dat dat wel zo is, doet
beiden geen recht aan. Zodoende wordt deze kritische noot niet overtuigend gekraakt.

Boeken / Non-fictie

De wil tot zijn

recensie: René ten Bos - Extinctie

Filosoof René ten Bos neemt met zijn nieuwste (en wederom fenomenale) boek Extinctie afscheid als Denker des Vaderlands.

Extinctie sluit naadloos aan bij twee eerdere boeken van Ten Bos. Dwalen in het antropoceen (2017) gaat over het tijdperk waarin de mens zijn stempel op de aarde drukt. Ten Bos is op zoek naar een begrip van de mens en diens verhouding tot zijn omgeving. Het volk in de grot (2018) gaat over de tegenstelling tussen het volk en de elite en hun relatie met de waarheid. Zijn nieuwe boek Extinctie gaat over de catastrofale tijd waarin wij leven en waarin door de mens veroorzaakte massa-extinctie plaatsvindt. En daarmee is iets opmerkelijks aan de hand: het raakt ons niet.

Onvoorstelbaar

Ten Bos’ heeft een eigen stijl die ontzettend fijn is. Rustig en onderzoekend benadert hij een onderwerp. De filosoof zet geen betoog op en is nergens normatief. In plaats daarvan neemt hij je mee op pad en daagt hij je uit na te denken, anders te denken en kritisch te denken. Extinctie gaat over het onvermogen van de mens om zich te laten raken door de grootschalige extinctie die vandaag de dag plaatsvindt. Zowel dierlijke als menselijke extinctie is iets waartoe wij ons niet kunnen verhouden en dat intrigeert Ten Bos.

Een van de redenen hiervoor is de onmogelijkheid de extinctie te denken. ‘Dat het leven van mensen ten einde komt, misschien zelfs het leven als zodanig, is iets volstrekt onbegrijpelijks.’ Ook de grote verlichtingsfilosoof Immanuel Kant wist dit al. De mens kan het einde van de dingen niet denken. En je verhouden tot iets wat ondenkbaar is, is onmogelijk. Toch gaat Ten Bos op zoek naar een manier waarop we ons kunnen verhouden tot het onvoorstelbare. Want de extinctie vindt plaats, de mens heeft er een rol in en de wereld verandert met grote snelheid.

Verwachtingen

Een van de redenen waarom de mens zich geen zorgen maakt om de extinctie, is omdat hij de verandering niet waarneemt. Deze problematiek in relatie tot de klimaatcrisis wordt ook wel het shifting baseline syndroom genoemd. Ten Bos noemt dit een soort kennisextinctie: de mens past zijn beeld van wat normaal is continu aan en merkt daardoor veranderingen niet snel op. Zo verwachtte iemand 30 jaar geleden bepaalde vogels te zien in het bos die hij nu nooit meer zou zien. De verwachting verandert en daarmee het ‘normale’. Zo kan het dus gebeuren dat de mens zijn omgeving op grote schaal verwoest zonder dat hij door heeft dat er iets aan de hand is.

Van extinctie zijn geen beelden en daardoor is het moeilijk er een relatie mee op te bouwen. Daarnaast kennen wij een groot deel van de uitstervende soorten niet. Bovendien hebben veel mensen het idee dat extinctie iets is wat bij de natuur hoort, op de ijsbeer die geen ijs meer heeft na dan. Er bestaat inderdaad zoiets als natuurlijke (of: achtergrond) extinctie, maar de huidige door de mens veroorzaakte extinctie gaat 45.000 keer zo hard. Dit onzichtbare gebeuren zal zich langzaam aan ons tonen, doordat hele leefgebieden en ecosystemen erdoor uit balans zullen raken.

Zijn en intimiteit

Ten Bos kiest geen richting maar overweegt verschillende manieren om over het onderwerp na te denken. In het tweede deel van Extinctie staat specifiek de extinctie van mensen centraal. Verschillende filosofen en wetenschappers die zich over dit onderwerp hebben gebogen passeren de revue. Zo ook de Duitse filosoof Lütkehaus met zijn aanklacht tegen wat volgens hem het grote axioma is van het westerse denken. Namelijk, het idee dat zijn iets goeds is en niet-zijn iets slechts. Volgens Lütkehaus wordt onze samenleving gekenmerkt door een wil tot zijn. Wellicht dat het ook dáárom zo moeilijk is het niet-zijn te denken.

Ten Bos slaagt er aan het eind van het boek in te laten zien op welke manier extinctie ons tóch kan raken. Als we onze omgeving en de dingen daarin zien als iets waarmee we een intieme relatie hebben, raakt de extinctie ons in onze intiemste zones. Hier gaat ten Bos verder op de filosoof Giorgio Agamben die stelt dat de dingen waar we een intieme relatie mee hebben, dingen zijn die we ons niet kunnen toe-eigenen. Zoals de wereld, onze taal, het lichaam, het landschap en de dieren. Hier vindt de extinctie plaats en dat is dichterbij dan we dachten.

Ten Bos schrijft met Extinctie wederom een prachtige filosofische verhandeling over een uitermate actueel en verontrustend onderwerp dat alle mensen op een bepaalde manier raakt. Zijn meanderende manier van schrijven is ook in zijn nieuwste boek prettig en doet bovendien het onderwerp recht aan. Absolute aanrader.

Kunst / Expo binnenland

‘Das Innere nach Aussen’

recensie: Maria Lassnig –Ways of Being

Wie een idee wil krijgen van het leven van Maria Lassnig (1919-2014), moet een beetje door de zalen van  de grote overzichtstentoonstelling in het Stedelijk Museum Amsterdam heen- en- weer lopen. De bordjes over verschillende periodes hangen verspreid tussen de meer dan  tweehonderd kunstwerken. Van haar werk lukt dat wat makkelijker, als je één en ander op elkaar betrekt.

Zaalopname Maria Lassnig – Ways of Being, 2019, Stedelijk Museum Amsterdam.
Foto: Gert Jan van Rooij

Er is bij de niet chronologisch maar thematisch ingerichte zalen en kabinetten wél een hulpmiddel gebruikt: het onderdeel over haar Parijse jaren heeft bijvoorbeeld roze muren, haar New Yorkse jaren blauwe. Opvallend is, dat op de tekstbordjes de nadruk valt op mensen die Lassnig in respectievelijk Parijs en New York ontmoette, zoals de dichter Paul Celan en beeldhouwster Louise Bourgeois, van wie in de tuinen van het Rijksmuseum in Amsterdam overigens tot en met 3 november a.s. werk valt te zien. Informatief voor de context, dat zeker, hoewel Lassnig goed op eigen benen kan staan.

Körperbewusstsein

Soms doet zo’n ontmoeting er echter wel toe. Neem bijvoorbeeld Lassnigs Spreektralie (1999) waarin tralies het hoofd van een lichaam scheidt: ‘We zijn vreemden voor elkaar’ is de tekstregel van Celan die erbij hangt. Dat heeft niets met een Descartiaanse scheiding tussen lichaam en geest te maken, maar alles met wat Lassnig Körperbewusstsein (lichaamsbewustzijn) noemde: het probleem dat je je hersenen niet kunt voelen op de manier waarop je je benen, buik en borsten voelt. Dit leren we uit de film Iris (1971) over haar buurvrouw en vriendin.

Körperbewusstsein is hét centrale thema in het werk van Maria Lassnig, waarvoor ze in 1948 de term bedacht. Toen had ze haar studie in Wenen (tijdens de Tweede Wereldoorlog) al afgerond en stond op het punt uit te vliegen; van 1960-1968 woonde en werkte ze in Parijs (waar ze dus onder anderen Celan ontmoette). In 1968 verhuisde ze naar New York (waar ze dus onder meer Louise Bourgeois leerde kennen). In New York studeerde ze animatiefilm, waarvan in de tentoonstelling enkele voorbeelden zijn te zien. Haar beroemdste film, Kantate (1992) wordt op groot scherm ook vertoond. In 1980 werd Lassnig hoogleraar aan de Universiteit van Wenen. Daar overleed ze, in 2014.

Maria Lassnig, Dame mit Hirn, ca. 1990-1999. © Maria Lassnig Foundation

Zwevende hersenen

Wat dat lichaamsbewustzijn inhoudt, is duidelijk aan de schilderijen, tekeningen, films en beeldhouwwerken af te lezen: Lassnig beeldde alleen díe delen van meestal haar eigen lichaam af, die ze voelde. Op die manier mist het lichaam vaak een boven- of onderkant, is iets vaag gehouden of zweven de hersenen boven het hoofd. Zowel in vroeg als later werk, in het dierlijke Kopf (1963) en Dame mit Hirn (ca. 1990-1999), of het bronzen beeld Gehirnausschütterung (ca. 1979-1980).
Aan Lassnigs fascinatie voor dieren is een hele zaal gewijd, waarin de verhouding tussen mens en dier (vaak als alter ego) wordt belicht.

Maar er is ook nog iets anders. In een intrigerend zelfportret uit 1971 (Selbstporträt mit Regenschirm) is haar hoofd in cellofaan gewikkeld. Er is dus niet alleen een breuk tussen het gevoel van het hoofd en de rest van het lichaam, maar ook in de communicatie tussen het ik en de buitenwereld, lijkt ze te willen zeggen.
Een buitenwereld die haar werk lang niet altijd begreep. En dat doet, lijkt Glas im schwarzen Kopf (voor 2002) te suggereren, pijn. Immers: ook pijn is Körperbewusstsein.

Maria Lassnig, Selbstporträt mit Regenschirm, 1971. Courtesy Kunstsammlung des Landes Kärnten / MMKK, Klagenfurt. Foto: F. Neumueller. © Maria Lassnig Foundation

Dat neemt niet weg dat de kunst van Maria Lassnig op grote, gerenommeerde tentoonstellingen te zien was. Ze vertegenwoordigde Oostenrijk bijvoorbeeld op de Biënnale in Venetië (1980) en nam deel aan de documenta in Kassel (1982 en 1997).
In 1994 was haar werk ook in het Stedelijk Museum Amsterdam te zien, op Rudi Fuchs’ eerste Couplet-tentoonstelling, Das Innere nach Aussen. Een heel toepasselijke titel, eigenlijk ook voor deze grote, overrompelende overzichtstentoonstelling die nog op initiatief van oud-directeur Beatrix Ruf in samenwerking met het Albertina Museum in Wenen tot stand kwam. Een tentoonstelling om een paar keer naar toe te gaan, wil al dat indrukwekkende werk goed tot je doordringen. Met name het latere werk pakt je bij de lurven.

Theater / Voorstelling

Holland Festival opent met een overdonderende voorstelling over een vergeten geschiedenis

recensie: Holland Festival - Openingsvoorstelling

Met The Head and the Load van William Kentridge opent Holland Festival met een sterke voorstelling die de toon zet voor de rest van het festival.

Afgelopen week ging het Holland Festival weer van start in Amsterdam. Vorig jaar nam Ruth Mackenzie na vier jaar afscheid als artistiek directeur, volgend jaar neemt Emily Ansenk (directeur van de Rotterdamse Kunsthal) het stokje over. Je zou dit jaar dus kunnen spreken van een intermezzo-editie. Het festival experimenteert met zogeheten ‘associate artists’; te weten de Congolese choreograaf Faustin Linyekula en de Zuid-Afrikaanse kunstenaar William Kentridge. Hun werk zal de komende weken centraal staan op het theaterfestival. Met deze twee Afrikaanse makers als middelpunt kiest het Holland Festival voor een duidelijk politiek accent in de programmering, waarin thema’s als racisme en dekolonisatie nadrukkelijk aan bod komen.

Zo ook in de indrukwekkende openingsvoorstelling The Head and the Load van William Kentridge, die afgelopen dagen in Theater Amsterdam te zien was. Deze muziektheatervoorstelling vertelt het verhaal van de honderdduizenden Afrikaanse zwarte mannen die tijdens de Eerste Wereldoorlog gerekruteerd werden door een van de Europese koloniale grootmachten. Groot-Brittannië en Frankrijk, maar ook Duitsland bezaten tijdens het uitbreken van de Eerste wereldoorlog grote kolonies in Afrika; wat deze Europese oorlog onvermijdelijk naar het Afrikaanse continent bracht. Deze rekruten werden vaak niet zozeer als soldaten, maar als dragers van oorlogsmateriaal ingezet. Want anders dan in Europa kon dit materiaal wegens het ontbreken van spoorlijnen vaak niet per trein vervoerd worden. Het werd daarom op schouders en hoofden verplaatst.

Fragmentarisch

Dit verhaal wordt associatief en fragmentarisch verteld waarbij het uitdrukken van ideeën en gevoelens voorrang geniet boven het vertellen van een conventioneel narratief. Kentridge brengt in deze voorstelling theater, muziek, bewegingskunst en beeldende kunst samen op een podium van vijftig meter breed, waarop gedurende de voorstelling bijna veertig performers actief zijn. Tezamen zetten zij een strak gestructureerde montagevoorstelling neer die vele aspecten aanstipt en soms uitdiept. Het fragmentarische karakter van de voorstelling is soms overdonderend, maar ook gepast, omdat het resoneert met de niet-eenduidige ervaring van oorlog en de niet-rechtlijnige ontwikkeling van politieke geschiedenis.

Indrukwekkend is onder meer de minutenlang durende mars die halverwege de voorstelling wordt ingezet waarin de spelers, als dragers van wapentuig en andere oorlogsgoederen, van de ene kant van het enorme podium naar de andere kant marcheren. Op de eveneens enorme achterwand vermenigvuldigen deze dragers zich in een metershoge schaduwmars. Deze achterwand vervult ook in de verdere voorstelling een belangrijke rol; hierop dansen niet alleen de uitvergrote schaduwen van de spelers, maar worden ook veel tekeningen en animaties geprojecteerd. Zoals landkaarten waarop militaire bewegingen uitgestippeld zijn en vele van de kenmerkende houtskooltekeningen van Kentridge.

Paradox

Ook muzikaal heeft The Head and The Load een fluïde karakter; van opera, naar marsmuziek tot dadaïstische koren. Indrukwekkend is onder meer het gezamenlijk aanheffen van het Britse volkslied God Save the King. In het zingen van dit lied wordt een paradox uitgedrukt die het hart vormt van de voorstelling. Hoewel het misschien tegenintuïtief voelt, zijn oorlogen niet zelden emancipatoire processen, waarin mensen die voorheen als tweederangsburgers werden beschouwd hun plek opeisen in de maatschappij. Kijk bijvoorbeeld naar de vele vrouwen in Nazi-Duitsland en Groot-Brittannië die ten tijde van de Tweede Wereldoorlog, omdat de mannen zich aan het front bevonden, voor het eerst werk buiten het huishouden vonden. In Afrika bleef soortgelijke emancipatie uit. Zwarte mannen werden gevraagd om in gelijkheid te sterven voor Koning of Kaiser, maar daar hield de broederschap ook wel op. Hoewel deze mannen een enorm offer brachten, bleef de zwarte bevolking in koloniale rijken een tweederangspositie behouden.

Dat bewustzijn klinkt door wanneer de regels God Save our Gracious King keer op keer herhaald worden, plechtig maar in vol besef van deze paradoxale ironie.

Zo opent deze editie van Holland Festival met een indrukwekkende productie.

Meer werk van Kentridge is dit festival onder meer te zien in Defence of the less good idea en de gratis te bezoeken 3D-tentoonstelling The Invisible Exibition in Frascati. Verder is in filmmuseum EYE tot september de tentoonstelling William Kentridge – Ten Drawings for Projection te bezoeken waarin verschillende korte houtskoolanimaties van Kentridge te zien zijn.

Boeken / Boeken / Boeken / Non-fictie
recensie: Volker Ullrich - Adolf Hitler: De jaren van ondergang 1939-1945

Führer hield het volk tot het einde in zijn ban

‘Als ooit een mens door successen is gegroeid, maar ook de gave bezat door successen te groeien, dan is het Hitler. De triomfzuil van het geluk verhief zich samen met hem, scherpte zijn blik en de draagwijdte van zijn stem. Pas met zijn successen heeft hij zich als persoonlijkheid ten volle ontplooid.’ Dit schreef Konrad Heiden al in 1937 over Hitler.

Hitler geldt als de belichaming van het kwaad en blijft daarom fascineren. De Duitse historicus Volker Ullrich (1943) komt in het tweede deel van zijn uitmuntend geschreven, maar door kleine zetfoutjes ontsierde biografie Adolf Hitler. De jaren van ondergang 1939-1945 met een aantal ontstellende conclusies.

Daderschap

Zo was de kring van daders van de Holocaust nóg groter dan tot nu toe werd aangenomen. Ullrich komt tot 200.000-250.000 Duitse en Oostenrijkse daders en miljoenen mensen die profijt hadden van de massamoord. Ook Ullrich heeft geen schriftelijk bevel van Hitler gevonden, dat als een soort startschot van het vernietigingsproces gefungeerd zou hebben.

De Jodenvervolging kreeg vorm door een ingewikkelde wisselwerking tussen het centrum in Berlijn en de in de periferie van de bezette gebieden opererende eenheden van de SS, de politie én de Wehrmacht. Ullrich stelt dat de Wehrmacht achter de frontlinie actief met de Einsatzgruppen samenwerkte. De naoorlogse mythe ‘wir haben es nicht gewusst’ was onzin. Iedereen in Duitsland wist van de Jodenvervolging.

Führerbindung

Ullrich reconstrueert nauwgezet Hitlers aandeel in de Endlösung. Steeds laat de auteur zien wanneer, hoe en met welk resultaat Hitler ingreep om het proces te versnellen. In die opzet is Ullrich zonder meer geslaagd. De Duitse historicus Peter Longerich noemde in zijn biografie Hitler (2015) de ongekende machtsmiddelen en handelingsvrijheid van de Führer dé beslissende factoren voor de Holocaust. Ullrich heeft meer oog voor zijn persoonlijkheid en het perspectief van de maatschappelijke geschiedenis van het Derde Rijk. Zonder die achtergrond is de steun voor de dictator niet te begrijpen.

Hitler was een hysterische man zonder empathisch vermogen. Met uitpuilende ogen en het schuim op de lippen kon hij generaals uitkafferen, terwijl zijn stemming enkele seconden later als een blad in de wind kon omslaan. Op de buitenwereld kwam deze borderline-achtige figuur, die altijd precies wist wat hij deed, gek genoeg bijzonder charismatisch over.

Tussen het volk en de leider ontstond een schier onverbrekelijke ‘Führerbindung’. Economische en militaire successen werden aan Hitler toegeschreven, terwijl tegenslagen op het bordje van zijn kliek terechtkwamen. Hitler was de ster aan het firmament om wie alles draaide. Voortdurend wedijverden zijn paladijnen om zijn gunst. Mondeling gegeven ‘Führerbevelen’ werden steevast op de radicaalste wijze geïnterpreteerd en uitgewerkt. Kershaw noemde dat de Führer ‘tegemoet werken’.

Eerste soldaat

Met het trauma van 1918 in zijn achterhoofd, koos Hitler in 1939 voor een vervroegde veroveringsoorlog. Daarbij hanteerde hij telkens een ‘va-banque strategie’. Als een volleerd acteur speelde Hitler verschillende rollen. Na de overwinning op Polen in oktober 1939 volgde een glorieuze intocht. Het ontbijt dat legerleider op het vliegveld had geregeld, weigerde Hitler. ‘Ik eet alleen uit de veldkeuken, staand met mijn soldaten.’

Door de razendsnelle verovering van West-Europa groeide Hitler in zijn rol als militair genie. Historici omschreven Hitler nadien als een dilettant. Destijds waren militairen oprecht onder de indruk van zijn omvangrijke feitenkennis en zijn vermogen om in grotere verbanden te denken.

Het besluit om Brauchitsch te ontslaan en zelf opperbevelhebber te worden was echter een kapitale blunder. Evenals Hitlers idee om een twee-frontenoorlog te riskeren door de Sovjet-Unie aan te vallen alleen om zo Engeland aan de onderhandelingstafel te krijgen. Daarmee onderschatte Hitler volledig de bereidheid van Churchill om alleen de strijd voort te zetten.

Medeplichtig

De vraag waarom de Duitsers de oorlog zo lang vol wisten te houden blijft actueel. Een uitspraak van Hitler uit januari 1940 naar aanleiding van de in Polen begaande misdaden spreekt boekdelen: ‘En hebben we gewonnen, wie vraagt ons dan nog naar de methode. We hebben hoe dan ook al zoveel op ons kerfstok dat we wel moeten winnen, want anders wordt ons hele volk uitgewist.’

Nadat het Duitse offensief in december 1941 voor de buitenwijken van Moskou vastliep, was een kans op een eindzege verkeken. Hitler wist dit als geen ander. Toch hield hij naar buiten toe de schijn van optimisme op. Met het uitroeien van de Joden maakten de nazi’s de Duitse bevolking medeplichtig en werden de laatste schepen verbrand. Volgens Ullrich is het definitieve besluit daartoe ergens halverwege december 1941 genomen.

Frederik de Grote

Na het keren van de oorlogskansen verdween Hitler uit de openbaarheid. Tot ongenoegen van zijn grootste fan, minister van Propaganda Goebbels. Hitler takelde lichamelijk razendsnel af. Niet door zijn vermeende drugsgebruik, zoals Norman Ohler onlangs betoogde. Voortdurende stress en gebrek aan zonlicht door het maandenlange verblijf in zijn ondergrondse ‘grafkamer’, deden de dictator de das om.

Begin 1945 speelde Hitler in de bunker zijn laatste hoofdrol: die van Frederik de Grote. Hij hoopte op net zo’n wonderbaarlijke omslag als in 1762, toen Pruisen door de plotselinge dood van tsarina Elisabeth werd gered. Hitler hield het geloof in een Houdini-achtige ontsnapping levend, terwijl hij heimelijk allang de moed had opgegeven. Zo kreeg het Derde Rijk de Götterdammerung die in een opera van zijn held Wagner niet zou hebben misstaan.

Boeken / Non-fictie

Kun je gelukkig zijn zonder kinderen?

recensie: Liesbeth Smit - Echte vrouwen krijgen een kind

Veel Nederlandse vrouwen hebben een kinderwens. Niet voor iedereen komt die wens uit: 1 op de 5 vrouwen in Nederland krijgt geen kinderen, maar liefst 80% daarvan is ongewenst kinderloos. En dat is moeilijk in een samenleving met een groot geloof in maakbaarheid en een grote moederschapscultuur. Voor deze vrouwen schreef ervaringsdeskundige Liesbeth Smit een zelfhulpboek: Echte vrouwen krijgen een kind. 

Liesbeth Smit is historicus en journalist. Vanuit die hoedanigheid verwacht je een onderzoek naar (on)gewenste kinderloosheid in Nederland. Maar, om maar even met de kritische noot te beginnen, die verwachting komt slechts ten dele uit. Een groot deel van het boek is gewijd aan coaching: ze vertelt vanuit haar eigen ervaring hoe je om kunt gaan met het verliezen van je kinderwens. Heel nobel natuurlijk, maar ze beperkt hiermee wel haar lezerspubliek. Haar toon is namelijk moraliserend. Ze vertelt haar mede-lotgenoten hoe ze met hun verlies moeten omgaan, en tegen de rest van het land vertelt Smit welke dingen ze wel en niet tegen kindloze vrouwen mogen zeggen.

Kinderloosheid is er altijd geweest

Gelukkig bevat de rest van het boek genoeg interessants voor diegenen die niet geïnteresseerd zijn in een coach. Eerst maar eens de feiten: “kinderloosheid is er altijd geweest, en dat blijft ook zo. Dat is geen verwachting, dat is al lang een demografisch gegeven”. 1 op de 5 vrouwen heeft namelijk geen kinderen en dat cijfer is al onveranderlijk sinds 1990. 10% daarvan is bewust kinderloos, 10% door onvruchtbaarheid en 80% door een combinatie van persoonlijke factoren. Bijvoorbeeld doordat de relatie strandt als de vrouw begin dertig is, en het haar niet lukt om op tijd een nieuwe partner te vinden. Of een vrouw twijfelt heel lang en stelt haar carrière voorop, en wanneer ze eindelijk klaar is voor kinderen is het biologisch gezien al te laat. Dit wordt ook wel ‘sociale onvruchtbaarheid’ genoemd.

Het kan voor een vrouw heel moeilijk zijn om te accepteren dat ze geen kinderen kan krijgen. Enerzijds heeft dit te maken met een sterke verheerlijking van het moederschap in de Nederlandse cultuur. Hierover interviewt de auteur Rosemarie Buikema, hoogleraar Kunst, Cultuur en Diversiteit en hoofd van de onderzoeksgroep genderstudies aan de Universiteit Utrecht. Wanneer een vrouw moeder wordt, dan bevestigt ze daarmee haar genderspecifieke rol: “Door te voldoen aan dat vrouwbeeld blijft de vrouw op haar plek én wordt ze erom gewaardeerd dat ze zich niet bedreigend opstelt ten opzichte van de status quo.”

Daar komt nog bij dat we in onze geschiedenis maar weinig voorbeelden kennen van vrouwen die iets betekenden buiten de voortplanting om:

“De grote verhalen die richting gaven aan onze geschiedenis waren meestal verhalen die draaien om vaders en zonen. Daarbij werden conflicten in een lineaire, patriarchale lijn opgelost en hadden vrouwen geen andere rol dan ofwel het obstakel te zijn dat overwonnen moest worden, ofwel de prijs die de held te wachten stond om het nageslacht veilig te stellen.”

Dit sterke gevoel dat het krijgen van een kind de enige betekenisvolle ervaring zou zijn voor een vrouw, in combinatie met een sterk maakbaarheidsideaal, vormt een gemene cocktail, aldus Buikema:

“Los van het feit dat we door een historisch bepaalde verbeeldingsarmoede nog steeds te maken hebben met vrij klassieke ideeën over wat de rol van de vrouw is of zou moeten zijn, verwachten we tegelijkertijd ook van vrouwen dat ze gebruikmaken van alles wat de emancipatie te bieden heeft.”

Hoe richt je je leven in als je geen kinderen krijgt

Hier komt de centrale vraag van Echte vrouwen krijgen een kind boven water. Als je jong bent denk je dat je jouw leven kunt plannen en dat alles mogelijk is. Maar tegen de tijd dat je veertig bent kan dat dus vies tegenvallen. En hoe richt je je leven dan in, in een maatschappij die draait om moederschap? Wat voor betekenis geef je je leven dan? Smit: “De verwachtingen van onze huidige, westerse maakbaarheidscultus [kunnen voor] serieuze emotionele maar vaak verborgen problemen zorgen”.

Het niet waarmaken van verwachtingen leidt tot schaamte en dat kan leiden tot zelfhaat en agressie. Hiermee raakt Smit een serieus punt wat inderdaad vraagt om een ‘stille revolutie van de niet-moeder’, zoals de ondertitel van dit boek al stelt. De maakbaarheidscultus creëert gekke toestanden van vrouwen die de veertig naderen en de tijd voelen tikken, en er ineens alles aan doen om die kinderwens te vervullen. En dat is niet altijd het recept voor een gelukkig leven.

Geen recept voor een gelukkig leven

In korte monologen tussen de alinea’s door geeft Smit het woord aan vrouwen (en mannen) die rouwen om het verlies van hun kinderwens. Wat sterk is aan Smits betoog is dat ze ook vrouwen aan het woord laat die bewust geen kinderen willen, en vrouwen die wel kinderen hebben en juist daar spijt van hebben. De theorie van Rosemarie Buikema gecombineerd met deze persoonlijke verhalen geeft een compleet beeld van kinderloosheid in al haar facetten.

Wat na het lezen van Echte vrouwen krijgen een kind bijblijft is dat er geen eenduidig recept tot een gelukkig leven bestaat als het aankomt op het wel of niet krijgen van kinderen. Je kunt ongelukkig zijn met én zonder kinderen, maar andersom natuurlijk ook. En dat is uiteindelijk een prachtige boodschap.

Kunst / Expo binnenland

Kleren maken de mens

recensie: Fashion Statements - mode en identiteit, toen en nu

Op de pers preview van Fashion Statements – mode en identiteit, toen en nu – de nieuwe tentoonstelling van het Amsterdam Museum, interviewt gastconservator Marian Duff hedendaagse modeontwerpers over hun bijdrage aan de expositie. Duff zet zich via verschillende platforms in voor de ontwikkeling van jong talent en het bieden van een alternatieve stem in de mode-industrie. Zij nodigde Ninamounah, Marga Weimans, Bas Kosters, Art Comes First, Patta en Karim Aduchi uit om deel te nemen aan de tentoonstelling door hun visie op mode te geven en drie eigen creaties in te brengen. Fashion Statements toont 75 topstukken uit de kostuumcollectie van het Amsterdam Museum en is opgebouwd uit zes thema’s, die zich ieder concentreren op een ander aspect van mode. De modeontwerpers reflecteren op die aspecten.

© Amsterdam Museum

Parelvormige tranen

In Shape Your Body zijn naast indrukwekkende historische korsetten drie designs te zien van modeontwerper Ninamounah, van oorsprong biologe. Zij reflecteert op het (ver)vormen van het lichaam. Haar ontwerpen zijn ‘een ode aan het pure dier in ons’, ze toont de lichaamsvormen die de maatschappij onderdrukt. Een van haar stukken is een geruit broekpak voor zwangere vrouwen waarin ruimte is uitgespaard bij buik en borsten. Marga Weimans werpt in More is More een blik op volume, en toont drie jurken van polyester, tin en plastic, gedrapeerd op zwarte poppen. Eén jurk heeft grote parelvormige tranen. Weimans neemt het publiek terug naar haar Moorse roots en uit zo kritiek op het slavernijverleden. De historische kostuums in deze zaal zijn japons met gigantische rokken, een geelfluwelen baljapon heeft een taille van slechts 54 centimeter.

Handbeschilderd katoen

Bas Kosters werpt een blik op prints in Prints in Fashion & Embroidered Bodies. Hij toont eigen creaties uit Permanent State of Confusion, een collectie over mindfulness waarmee Kosters zichzelf opnieuw uitvond. De stukken zijn unieke exemplaren, samengesteld uit ge(re)cycelde materialen. Pastel Prince is een bonte creatie met hoofddeksel en bijbehorende tas die Kosters zelf in elkaar zette. Dutch flag anti-suit is een pak waarin de Nederlandse vlag is versierd met pailletten, zeefdrukken en vezelvulling. De creatie ernaast heeft een eveneens drukke, kleurrijke print en een bijpassend stoffen hondje op wielen dat door het model op de catwalk aan een touw werd meegenomen. Ook vrolijke accessoires als een wortelcorsage horen erbij en liggen in een vitrine uitgestald. De oude kostuums in de zaal zijn rijk geborduurde jurken en jakken van sits: kostbaar katoen uit India met handbeschilderde blad- en bloemmotieven.

Alles zwart

Na Prints volgt Shades of Black. Hierin geeft modeduo Art comes First een eigentijdse visie op kleurgebruik in de mode. Het duo bestaat uit Sam Lambert en Shaka Maidoh, ontwerpers die graag conceptueel werken en daarmee voorbij esthetiek willen kijken. Hun eigen creaties zijn zwart, modern en strak met gebruik van denim, viscose, rubber, satijn en fluweel. Ook de naam van de pakken is modern: Sophisticated wolf man. De historische kledij in de ruimte is eveneens donker, maar van een totaal andere orde: elegante japons met veel borduursels en kant. Zwart was vroeger een dure en dus exclusieve kleur, een van de japonnen is een zwarte bruidsjurk uit circa 1900. Tot halverwege de twintigste eeuw werd er kennelijk veel getrouwd in zwart.

© Amsterdam Museum

Exclusieve sneakers

In Not Made For Walking wordt op schoeisel gereflecteerd door Patta, twee ras-Amsterdammers met dito tongval. Patta’s grof vormgegeven exclusieve sneakers, vaak samenwerkingen met grote merken als Nike, contrasteren met de tientallen verfijnde muiltjes van zijde, fluweel, leer of suède met strikjes, veters en knoopjes. Bijna al die schoenen behoorden toe aan Sophia Adriana de Bruijn (1816-1890), vrouw van een Amsterdamse koopman en een negentiende-eeuwse shopaholic. Ten slotte speelt ontwerper Karim Adduchi de hoofdrol in Hips Don’t Lie. Evenals Weimans gaat hij in zijn ontwerpen terug naar zijn roots; door Berbers en Marokkaans handwerk te gebruiken wil hij Berberse vrouwen een stem geven. De ingrediënten zijn wol, katoen en naar buiten uitwaaierende synthetische draden die aandoen als riet. Dat geeft zijn jurken veel volume zonder in te boeten aan elegantie. De historische stukken zijn robes à la Françaises: japonnen met een doorsnee van ruim twee meter, uitbundig versierd met strikken, linten, parels en edelstenen. Zulke japonnen werden tot aan de Franse Revolutie in 1789 aan het Franse hof gedragen.

© Amsterdam Museum

Mooi én leerzaam

Fashion Statements is niet alleen een lust voor het oog, maar ook leerzaam. De uiteenlopende ontwerpen vertellen ons namelijk veel over de tijdsgeest en bijbehorende maatschappelijke ontwikkelingen. De toevoeging van hedendaagse creaties geeft een frisse twist aan de expositie, die nog eens versterkt wordt doordat in elke zaal muziek klinkt die door de betreffende ontwerper is uitgekozen en een video te zien is waarin de ontwerper zijn of haar visie uit de doeken doet. De eigentijdse blik van van moderne ontwerpers plaatst de historische kostuums in een nieuw perspectief en voegt een welkome dimensie toe die bezoekers stimuleert om verder te kijken dan alleen esthetiek. Daarom is de tentoonstelling niet alleen boeiend voor modeliefhebbers, maar ook voor cultuursnuivers die eens wat anders dan beeldende kunst willen zien.

 

Zie ook het interview met Bas Kosters

 

 

Kunst / Interview
special: Interview met modeontwerper Bas Kosters over Fashion Statements in het Amsterdam Museum

“Print is een van de meest kenmerkende onderdelen van mijn werk”

Mode gaat niet alleen over esthetiek, maar bevat ook een boodschap. Wat je draagt zegt wat over wie je bent en hoe je door de buitenwereld gezien wilt worden. Daarmee is het een communicatiemiddel om kritiek, een overtuiging of een visie over te brengen, zonder dat daar woorden voor nodig zijn. Dat is de achterliggende boodschap van de tentoonstelling Fashion Statements – mode en identiteit, toen en nu waarin het Amsterdam Museum ruim 75 historische kostuums toont, aangevuld met moderne ontwerpen. Bas Kosters is een van de hedendaagse modeontwerpers die een actieve rol spelen in de tentoonstelling. Ik spreek hem over zijn bijdrage.

Moderne reflectie op historische kostuums

Bas Kosters ontvangt mij in zijn studio op de dertiende etage van het World Fashion Centre met een prachtig uitzicht over Amsterdam. De studio wordt gekenmerkt door een gezellige rommeligheid en barst van de kleuren. Overal hangen en liggen illustraties, poppen, buttons, stiften, pennen, stoffen en modecreaties van de uitgesproken fashion designer uit Zutphen die vorig jaar het prestigieuze Mode Stipendium ontving. Naast Kosters reflecteren nog vijf andere moderne ontwerpers op de historische kostuums in Fashion Statements: Ninamounah, Art comes First, Patta, Karim Adduchi en Marga Weimans. Ook voegt ieder van hen drie eigen creaties aan de tentoonstelling toe. Het Amsterdam Museum wil door het betrekken van deze designers de kostuums en schoenen uit begin achttiende eeuw tot begin twintigste eeuw in een bredere, moderne context plaatsen, en historische mode en hedendaagse mode samenbrengen. Bas Kosters werpt in de tentoonstelling een blik op patronen in de mode.

Amsterdam Fashionweek Fall/Winter 2015 Photo © Team Peter Stichter

 

Voelde je je meteen aangesproken toen het Amsterdam Museum jou vroeg om te reflecteren op prints in de kostuumgeschiedenis?

“Ja, want print is een van de meest kenmerkende onderdelen van mijn werk, en ook mijn sterkste kant denk ik. Ik ben gefascineerd door prints op stoffen. Door mijn interesse in illustraties, schilderen en tekenen is print altijd een groot focuspunt geweest in mijn werk. En er zijn ontzettend veel manieren om tot een print te komen.”

Je hebt de laatste jaren veel illustraties gemaakt, ze hangen hier aan de wand. Soms zijn ze wat cartoonesk.

“Ik noem het characters, maar ze hebben wel wat cartoonesks inderdaad. Ze presenteren vaak een ongemakkelijke waarheid, dat zoek ik graag op. Ik vind het interessant om blijheid of kinderlijkheid af te zetten tegen grofheid, provocatie of seksualiteit. Daar aan de muur bijvoorbeeld hangt een tekening van een zwarte figuur met een vogel in zijn hand. Ik wilde enthousiasme overbrengen, maar dan wel met zo’n grote glimlach (de figuur lacht uitbundig met een enorme rij tanden) dat het toch weer ongemakkelijk wordt. Dat gaat soms niet eens bewust.”

Je hebt jezelf wel eens getypeerd als cartoon, en lichtte toe ‘niet om te provoceren, maar dit ben ik’. Wat bedoel je daarmee?

“Ik ben wel een uitvergroting van dat wat ik ben. Ik ben verre van bescheiden, zo presenteer ik me ook niet. Ik zeg wel eens ‘clear gestures and communication’, dus grote gebaren en duidelijke communicatie. Dat geldt voor mijn werk, maar dat ben ik zelf ook. Het is nooit erg minimal of bescheiden, hoewel die kant er wel in zit.”

Voelde je je als uitvergrote persoonlijkheid wel thuis in een provinciestad als Zutphen?

“Ja hoor, want er was een hele vrije scene in Zutphen van allerlei figuren die ik mateloos interessant vond en waar ik mee omging. Ik vind het leuk als mensen een vrije geest hebben, hoe dat zich ook manifesteert. Je kunt artistiek zijn, of ordinair, of God mag weten wat, maar het gaat mij om een bepaalde mindset die je deelt. Dat iemand de ruimte heeft om naar jou te kijken op een manier die verder gaat dan die eerste blik. Dat gevoel had ik daar wel.”

Amsterdam Fashionweek Fall/Winter 2015 Photo © Team Peter Stichter

Fashion Statements heeft als subtitel ‘mode en identiteit, toen en nu’. Was het aanmeten van een identiteit met kleren een motivatie van jou om kledingontwerper te worden?

“Mijn interesse in mode is begonnen toen ik op mijn 15e wilde onderzoeken wat mijn identiteit was en hoe ik die kon vormgeven. Ik wilde me graag onderscheiden en begon met mijn uiterlijk te experimenteren. De maakbaarheid van identiteit is de reden geweest om iets met kleding te gaan doen, kleding op zichzelf vind ik eigenlijk niet eens zo interessant. Het gaat me om de beleving, kleding is een communicatiemiddel, een taal bijna. Ik gebruik ook veel tekst in mijn kleding en vind het leuk om daarmee te spelen. Ik ben echt een lolbroek, om maar even in het modejargon te blijven.” Grinnikt. “Soms communiceer ik zo duidelijk dat je er bijna niet omheen kunt. Zoals bij mijn collectie Hope, Dear Sir Madam Hope, daar hadden we van het woord Hope een tape gecreëerd in een soort supermarkt-esthetiek, en daar hadden we weer een print van gemaakt: hope hope hope hope hope. Het gaat over commercie, over visuele communicatie en over de boodschap: laag op laag op laag. Het is zó in your face, zo plat, dat het bijna weer magisch wordt. Het is boeiend om te zien wat er dan gebeurt met de kijker.”

Je zegt dat je mensen wilt prikkelen en bewust maken, in je laatste collecties zat een duidelijk haakje naar de actualiteit. Is dat iets nieuws?

“Nee, dat heeft er altijd wel ingezeten. Mijn eindexamen collectie in 2003 bijvoorbeeld was een ontwerp voor een rock en roll band, omdat ik vond dat er een gebrek was aan identiteit in de muziekindustrie met alle kloonbandjes zoals girl- en boybands. Je zou achteraf  kunnen zeggen dat ik een lans wilde breken voor identiteit en originaliteit, omdat je anderen daarmee kunt inspireren. Met de collectie Le Salon Explosif de Bas Kosters Studio zette ik me af tegen de haute couture, ik maakte couture van totale trash. Van gerecycelde T-shirts en hotellakens, dat vond ik amusant. Het was ook een protest tegen leeghoofdigheid, a protest against empty protest. Ik vond namelijk dat mensen vaak een grote mond hebben zonder dat ze wat te vertellen hebben. Uit die collectie komt het ‘Weet ik veel’ mannetje.” Kosters toont een grote tatoeage op zijn arm, een zwart mannetje dat een bord omhoog houdt waarop ‘Weet ik veel’ staat. “Ik zette me in die collectie echt af tegen de geldende normen. Bij de collectie hoort een poster met modellen van maatje 34 tot maat 42.”

Amsterdam Fashionweek Fall/Winter 2015 Photo © Team Peter Stichter

Wat is er volgens jou bijzonder aan de tentoonstelling Fashion Statements?

“Ten eerste is het belangrijk om je te realiseren dat het conserveren van historische kostuums een vak apart is. Het is een expertise en moet heel zorgvuldig gebeuren. Mode doet het al jaren goed op tentoonstellingen, fashion is hot. Maar het is vooral interessant om historische kostuums niet alleen maar te laten zien in vergelijking met elkaar en in relatie tot cultuurhistorische ontwikkelingen, en ze terug te brengen tot de leidende gedachte: wat is het uitgangspunt geweest, wat is de functie, wat zit erachter? En vanuit dat perspectief kun je ook kijken naar de huidige tijd. Er zijn nu natuurlijk andere parameters, we hebben andere behoeftes en stellen dus ook andere eisen aan het gebruik van kleding, we kijken anders naar de functie en de rol ervan. Maar er zijn ook overeenkomsten.”

Vertel eens wat over de stukken die jij tentoonstelt in Fashion Statements?

“We hebben gekozen voor stukken die het meest in lijn zijn met de getoonde historische kostuums, en die we het meest inspirerend en prikkelend vonden om te tonen. Toen kwamen we uit bij de kostuums van mijn Permanent State of Confusion collectie. Ze zijn onmogelijk om na te maken omdat er gerecyceld en gecyceld materiaal in zit. De stukken zijn heren couture, unica met de hand gestikt. Als iemand het draagt dan gebeurt er wel wat met iemand. Eén pak heb ik helemaal zelf genaaid, dat komt bijna nooit voor, daarom is dat pak heel bijzonder voor mij.”

Hoe is die collectie ontstaan?

“Toen ik afstudeerde werkte ik heel vrij, ik hield me nog niet bezig met collecties maar met design, performance en muziek. Daarna heb ik me op mode geconcentreerd met ready to wear collecties. Maar in 2015 ben ik een shift gaan maken. Ik koos opnieuw voor de ongeremde creativiteit uit het begin van mijn carrière. In de crisis stopte ik met mijn commerciële lijn, en toen stelde ik mezelf de vraag: hoe ga ik mezelf herpakken en heruitvinden? Het antwoord bleek een collectie over mindfullness, dat werd Permanent State of Confusion. Wat begon als een struggle ontwikkelde zich tot een nieuwe, rijke manier van werken. Ik heb toen letterlijk schoon schip gemaakt door veel op te ruimen in mijn studio. Het is een collectie me heel dierbaar is, de stukken zijn heel experimenteel en gevoelig. Een aantal kostuums worden nu in Shanghai getoond, en een aantal stukken dus nu in het Amsterdam Museum.”

Amsterdam Fashionweek Fall/Winter 2015 Photo © Team Peter Stichter

In hoeverre zijn jouw eigen ontwerpen geïnspireerd op modestatements van vroeger?

“Er zit vaak wel een historische blik in mijn stukken. Bijvoorbeeld bij het pronkkostuum Pastel Prince, een mouwloze mannenjurk met slipjas, bekleed met pastelkleurig patchwork van katoen, satijn, parels, en kant. Dat kostuum zit bomvol historische verwijzingen, zonder één op één een vertaling te zijn. Mijn werk refereert per definitie aan geschiedenis en nostalgie. Ik vind het leuk om over geschiedenis te leren en ook om van dichtbij te kijken naar vakmanschap: hoe is het geweven, hoe is het samengesteld, hoe is het gestikt? Maar ik vind het ook een grappig idee dat iedereen in die tijd eigenlijk een beetje vies was, dat ze onder die pruiken stinkend haar hadden en dat ze met hun jurken wijdbeens gingen kakken in een gat in de grond.” Lacht.

Vorig jaar ontving je het Mode Stipendium van het Prins Bernhard Cultuurfonds, waarmee je in de voetsporen treedt van namen als Jan Taminiau. Werd daarmee een bepaald verlangen naar waardering vervuld?

“Doordat het zo eigen en zo specifiek is wat ik doe, plaats ik me buiten de normale orde van designers. Dan word je soms bejubeld, en soms ook helemaal niet. Dat is best een kwetsbare positie. Vroeger had ik als visie ‘ik ben een creator, een brand’ maar de laatste jaren gaat het veel meer om wie ik ben als mens. Mijn werk van de laatste vijf jaar is hyperpersoonlijk en daarmee extra kwetsbaar. Het is heel erg mooi als dat dan gewaardeerd wordt. Het Stipendium is een pure erkenning voor dat wat je bent en waar je toe in staat bent.”

Mede dankzij het Stipendium vertrek je binnenkort voor een aantal maanden naar Tokio. Wat hoop je daar te vinden?

“Ik ga natuurlijk op zoek naar iets nieuws dat mij prikkelt. Het is mooi om daar de tijd te kunnen nemen om te reflecteren op wie ik ben en wat ik wil, om me door te ontwikkelen en research te doen, in plaats van alleen maar bezig-bezig-bezig-bezig te zijn. Ik ben niet bang om teleurgesteld te raken, het is de derde keer dat ik er ben en ik vind het een hele inspirerende omgeving. Vrienden van mij zitten er nu en ik zie via hun Instagram stories wat ze allemaal meemaken.”

Bevat jouw werk altijd een bepaalde hoofdboodschap?

“Vroeger dacht ik altijd dat er een provocerende kant aan mijn werk zat, en een gezellige kant. Later realiseerde ik me: of ik nou protesteer of omarm, het komt altijd vanuit dezelfde emotie: altijd vanuit betrokkenheid en liefde. In principe gaat het daar altijd om, dat is wel de hoofdboodschap. Dat geldt ook voor samenwerken. ik vind het prettig dat de mensen die in mijn studio werken heel betrokken zijn. Zij bij mij, en ik ook bij hun.”

 

Portretfoto Bas Kosters: Marc Deurlol

Zie ook de recensie van Fashion Statements

Evangelistarium (Ansfriduscodex) St Gallen en Neder-Rijn tweede helft 10e eeuw (boekblok) 1200 – 1400 (boekband) Museum Catharijneconvent Utrecht
Kunst / Expo binnenland

Glinsterende godsdienst

recensie: De Münster Domschat
Evangelistarium (Ansfriduscodex) St Gallen en Neder-Rijn tweede helft 10e eeuw (boekblok) 1200 – 1400 (boekband) Museum Catharijneconvent Utrecht

Museum Catharijneconvent is veranderd in een heuse schatkamer. Het goud en zilver blinkt je tegemoet tijdens een bezoek aan De Münster Domschat, waarin niet alleen de Münster, maar ook de verloren Utrechtse Domschat aan bod komt.

Reliekkruis Münster (?) circa 900-1120 Collectie Domschat Sint-Paulusdom Münster

Reliekkruis, Münster (?), circa 900-1120. Collectie Domschat Sint-Paulusdom, Münster.

Een schat op papier

De Münster Domschat begint opvallenderwijs met papieren objecten: het middeleeuws archief van de Utrechtse Domkerk. In 1578, tijdens de Tachtigjarige Oorlog, kreeg de kerk de opdracht om haar rijk gevulde schatkamer om te laten smelten. Het blinkende goud en zilver van de Domschat was nodig om de oorlogsstrijd te bekostigen. Het resultaat was dat een uitgebreide en kostbare verzameling religieuze objecten in één klap uit de verdere geschiedenis verdween. Het Catharijneconvent besteedt aandacht aan de Utrechtse schat door het tentoonstellen van haar archiefstukken. Deze laten uitgebreid zien hoe de schat tot stand is gekomen en omschrijven soms tot in detail hoe de objecten eruit hebben gezien. Van de Münster Domschat is het juist het archief dat de tand des tijds niet heeft doorstaan. Beide schatten vullen elkaar in deze tentoonstelling dan ook perfect aan. De introductie met archiefstukken uit Utrecht biedt een context bij de Münster schat en de Münster objecten schetsen op hun beurt weer een beeld van de pracht en praal die ooit in de Utrechtse Dom heeft gestaan.

Voelen

De tentoonstellingstitel belooft natuurlijk een Domschat, maar voordat je deze te zien krijgt, kom je langs het zogenoemde ‘schatlab’. In deze zaal wordt de bezoeker uitgenodigd fysiek kennis te maken met de waardevolle materialen die gebruikt werden om religieuze objecten te maken. Goud, zilver, edelstenen, saffier, zijde, bloedkoraal – je mag het allemaal aanraken. Het museum geeft bovendien inzicht in de herkomst en de symboliek van de materialen. Door middel van multimedia installaties vertellen metaal- en textielrestauratoren, kunsthistorici en geologen hun verhaal. Het is misschien wat veel informatie in één zaal, maar het interactieve karakter maakt het schatlab een van de sterkste aspecten van de tentoonstelling.

Pauluskopreliekhouder circa 1060 Collectie Domschat Sint-Paulusdom Münster

Pauluskopreliekhouder, circa 1060. Collectie Domschat Sint-Paulusdom, Münster.

Münster

De tentoonstelling culmineert natuurlijk in de Münster Domschat, die voor het eerst in de geschiedenis haar thuisstad heeft verlaten. In een verdonkerde zaal glimmen de religieuze objecten je tegemoet. De schat omvat reliekhouders in de vorm van handen, kruizen en religieuze figuren, maar ook prachtige kledingstukken en andere religieuze voorwerpen. Zo wordt er een dertiende-eeuws kazuifel tentoongesteld, een gewaad dat door de priester werd gedragen tijdens de mis. Ook zijn er twee draagaltaren te zien, kleine kistjes die meegenomen konden worden op reis om zo buiten de kerk ook een kerkdienst te kunnen houden. Een van de belangrijkste en kostbaarste objecten in de tentoonstelling is het vergulde hoofd van de apostel Paulus, dat een centrale plek in de vitrines heeft gekregen. In dit reliekschrijn zouden ooit schedelfragmenten en zelfs een tand van de apostel hebben gezeten. Deze relieken waren extra belangrijk voor de Münster Dom, omdat Paulus de beschermheilige van de kerk is.

 

Museum Catharijneconvent slaagt erin door inzet van verschillende middelen een ijzersterke context te bieden bij de Münster Domschat. Zo’n Domschat die voor het eerst buiten haar schatkamer te zien is, is natuurlijk reden voor een feestje, en De Münster Domschat is dat feest. Een afwisselende, interactieve, fonkelende, schitterende tentoonstelling.

Boeken / Non-fictie

Heimwee naar de verte

recensie: Han Lörzing - Grenskoorts

Han Lörzing laat in Grenskoorts zien hoe Europa er zo’n vijftig jaar geleden uitzag: enorme verschillen in welvaart en ideologie en vol met harde grenzen. Grenskoorts is (en leest als) een reisverslag dat lang na dato is opgetekend.

Planoloog en landschapsarchitect Han Lörzing (1946) schreef eerder twee boeken, allebei over ‘vroeger’. De Nederlandse geschiedenis wordt hierin vermengd met zijn persoonlijke geschiedenis. Zo ook Grenskoorts, geschreven aan de hand van dagboekaantekeningen die Lörzing optekende toen hij al liftend Europa doorreisde.

Reisdrang

Lörzing beschrijft hoe hij midden jaren zestig bezeten werd door een enorme reisdrang, geïnspireerd door On the road van Jack Kerouac. Zijn kaart van Europa wilde hij helemaal voltekenen: elk land moest bezocht worden. Hij was net student, had geen auto of rijbewijs maar wilde ook niet met de trein reizen. Niet avontuurlijk genoeg. Vliegen was veel te duur en bovendien zou hij dan een toerist worden, en daar gruwelde hij van. Hij was een reiziger en dus ging hij liften.

Hoe meer hoe liever

De kaart moest volgetekend worden dus Lörzing had geen tijd te verliezen. De titel Grenskoorts is erg goed gekozen, want de reisdrang van Lörzing is als een soort koorts die hem niet meer loslaat. Met grote vaart reist hij zo snel en vaak als mogelijk Europa door. Als hij een paar dagen op dezelfde plek blijft hangen is dat uitzonderlijk. Hij moet alsmaar dóór. Dat maakt het lezen van Grenskoorts soms bijna vermoeiend. Je hoopt als lezer oprecht dat Lörzing soms even uit zal rusten in het volgende oord op de kaart. Maar dat is vaak tevergeefs.

Liftersgeluk

Eigenlijk wilde Lörzing een boek schrijven over grenzen in het Europa van vroeger en nu. Uiteindelijk is het een reisverslag geworden. Wel één dat vijftig jaar na dato is opgeschreven. Dat merk je als lezer goed. Je kan door het schrijven heen voelen dat het geen directe ervaringen, maar opgehaalde herinneringen zijn die Lörzing nog altijd helder voor de geest staan. In die zin is het boek eerder een terugblik op de tijd van toen (wat in Lörzings straatje past gezien zijn eerdere boeken) dan een reisverslag. Het is duidelijk dat de oudere versie van de auteur in Grenskoorts samensmelt met zijn jongere versie. Dat doet overigens niks af aan het plezier dat je beleeft als je zijn verhalen leest.

Verhalen van vroeger

Die verhalen zijn soms ronduit spannend, zoals toen Lörzing in Marokko in het donker op een afgelegen plek iemand tegen kwam en op diens uitnodiging voor het avondeten inging. Of toen hij samen met een vriend op de grens van de Sovjet-Unie stond en hun Volkswagen-busje helemaal uit elkaar werd geschroefd. Ook grappig zijn de gedachten die terugkomen. Zoals wanneer de auteur in Spanje is en verbaasd kijkt naar de reclame die ze daar op tv uitzenden. In het Nederland van toen bestond dat nog niet! En wie had er verwacht dat in Marokko DAF bussen uit Eindhoven zouden rondrijden?

Harde grenzen

Wat het meest interessant is, zeker voor jonge lezers, is het feit dat Europa er in de jaren zestig zó anders uitzag. Nu rij je zonder te merken Polen of Slowakije binnen, iets wat destijds ondenkbaar was. Tussen alle landen lagen grenzen, zelfs tussen Nederland en België. Grenzen waar je moest stoppen dus, met douaniers die je spullen doorzochten en je paspoort bekeken. Dat maakte het bezoeken van een ander land meteen tot iets bijzonders en spannends. Elk land had naast zijn eigen grens ook zijn eigen eisen en regels voor bezoekers van buitenaf (bijvoorbeeld over de hoeveelheid geld die uitgegeven moest worden). Maar het meest opvallend is nog wel de grote verschillen tussen de landen op het vlak van bijvoorbeeld welvaart, ideologie maar ook ‘gewonere’ zaken zoals bijvoorbeeld eten.

Nog niet zo heel lang geleden was een Europees geheel nog lang niet zo vanzelfsprekend als vandaag de dag. Al is het maar de vraag hoe lang dit nog zo zal blijven. Bij het lezen van Grenskoorts kan een zeker gevoel van nostalgie ontstaan, maar tegelijk ook een gevoel van blijdschap, door de grotere mate van vrijheid die we in de tussentijd verkregen hebben. Grenskoorts doet je beseffen dat het Europa zoals we dat nu kennen erg uitzonderlijk is.