Tag Archief van: landscape

Boeken / Fictie

Een goed gevulde hand

recensie: K. Michel - In een handpalm

Het duurt misschien even voor je weet wat je ziet. Op het voorplat van In een handpalm lijkt midden in een keuken een maan te zweven. Het is een vreemdsoortig heelal voor een kolos met een diameter van 3475,9 km. Ten opzichte van de keuken kan deze maan niet groter zijn dan, zeg, een pannenkoek. Een omhooggeworpen pannenkoek dus, onderaan de afbeelding zie je nog de pan. Een mooi beeld voor de bijzondere werking van K. Michels poëzie.

Vier dichtbundels en een verhalenbundel gingen aan In een handpalm vooraf. De veelvuldig bekroonde postmodernistische schrijver wordt door de critici steevast geprezen om zijn werk dat, volgens Piet Gerbrandy bijvoorbeeld, vol is van verrassende perspectieven, waarvan je nauwelijks kan aangeven waarom ze zo bijzonder zijn. De veelal anekdotische gedichten zijn vaak gericht op de relatie tussen taal en werkelijkheid. De droge humor die K. Michel er in verwerkt, maakt dat je tijdens het lezen regelmatig zit te glimlachen.

Cortázar

Naast het schrijven van eigen werk vertaalde K. Michel ook gedichten van Octavio Paz en Michael Ondaatje, en werkte hij voor Poetry International. De internationale gerichtheid die hieruit spreekt is volop terug te vinden in deze bundeling van verhalen, beschouwingen, gedichten, foto’s en grafisch werk. Zo staat er een beschouwing in over de poëtica en poëzie van de Poolse dichter Zbigniew Herbert en zijn er vertalingen terug te vinden van de ‘naamgedichten’ van de Cree-indianen. In een ander tekstfragment is een niet verzonden brief te lezen die gericht is aan de ‘authors author’ Julio Cortázar. In deze brief dankt hij de Argentijn voor de inspiratie die hij kreeg voor een verhaal over Tingeling, een personage dat in K. Michels eerste prozawerk Tingeling & Totus (1989) ook al voorkwam. Deze brief is te zien als een aardig, doch bescheiden doorkijkje op K. Michels werkwijze.

K. Michel laat zijn blik ook op auteurs binnen het Nederlandstalige gebied vallen. Zo prijst hij Bronswaers poëtica uit diens Lessen in lyriek: nieuwe Nederlandse poëtica en schrijft hij over het werk van H.H. ter Balkt. Over deze ‘milieudichter’ volgt een interessante filosofische beschouwing die ingaat op Ter Balkts houding ten opzichte van de dingen. Het is geen gestructureerd stuk met kop en staart, maar wel een om van na te genieten. Deze ongestructureerde, misschien ongereguleerde manier van schrijven, karakteriseert het postmodernistische proza van K. Michel: er is niet slechts één betekenis en die ene betekenis wíl de schrijver ook niet in de tekst stoppen. Verschillende interpretaties zijn mogelijk.

Het ‘Laudatio op Bronswaers poëtica’ is op een voor K. Michel karakteristieke eigenzinnige wijze geschreven: puntsgewijs bespreekt hij dertig bewonderenswaardige elementen van die poëtica. Puntsgewijze opsommingen zijn vrij zeldzaam in de literatuur. Zelfs als je kijkt naar non-fictie worden de meeste opsommingen ingebed in de tekststructuur van de essays of de duimdikke studies. Dergelijke lijstjes zijn zouteloos, maar daaraan stoort K. Michel zich niet. Hij komt er zelfs mee weg: elk punt uit de opsomming opent hij met ‘omdat’ en doordat hij dit woord bij elk volgend punt blijft herhalen, krijgt de opsomming een dermate dwingende kwaliteit dat de tekst aan het zakelijke karakter van deze manier van schrijven ontstijgt.

Allegaartje

Je kunt je afvragen of een essay zonder logische opbouw wel een essay mag heten en of lijstjes de inkt wel waard zijn waarmee ze afgedrukt worden. Het is sinds het failliet van het modernisme een individuele kwestie. Het is aan de lezer of deze wijze van schrijven niet wat gemakkelijk is of op zijn best gedurfd. Inhoudelijk zijn de teksten zeker interessant, ze zijn geestig en a-typisch.

In een handpalm is een bonte verzameling van soms in elkaar overlopende genres. ‘En dát allemaal in één handpalm’, zal de redactie van Uitgeverij Augustus misschien hebben gedacht, die, maar dat terzijde, soms lijkt te hebben geslapen tijdens het redigeren. In een handpalm is een allegaartje. De romanlezer zal er wellicht weinig in kunnen vinden. Echter, voor wie houdt van korte verhalen, essayistiek én gedichten, is In een handpalm als een Spaziergang in een nog enigszins ongerept stukje landschap van het gevarieerde Rheinland-Pfalz, of een andere plek waar velen zelden tot nooit zijn geweest. Het is mentaal verfrissend: je kunt er daarna weer even tegenaan.

Boeken / Fictie

Een goed gevulde hand

recensie: K. Michel - In een handpalm

Het duurt misschien even voor je weet wat je ziet. Op het voorplat van In een handpalm lijkt midden in een keuken een maan te zweven. Het is een vreemdsoortig heelal voor een kolos met een diameter van 3475,9 km. Ten opzichte van de keuken kan deze maan niet groter zijn dan, zeg, een pannenkoek. Een omhooggeworpen pannenkoek dus, onderaan de afbeelding zie je nog de pan. Een mooi beeld voor de bijzondere werking van K. Michels poëzie.

Vier dichtbundels en een verhalenbundel gingen aan In een handpalm vooraf. De veelvuldig bekroonde postmodernistische schrijver wordt door de critici steevast geprezen om zijn werk dat, volgens Piet Gerbrandy bijvoorbeeld, vol is van verrassende perspectieven, waarvan je nauwelijks kan aangeven waarom ze zo bijzonder zijn. De veelal anekdotische gedichten zijn vaak gericht op de relatie tussen taal en werkelijkheid. De droge humor die K. Michel er in verwerkt, maakt dat je tijdens het lezen regelmatig zit te glimlachen.

Cortázar

Naast het schrijven van eigen werk vertaalde K. Michel ook gedichten van Octavio Paz en Michael Ondaatje, en werkte hij voor Poetry International. De internationale gerichtheid die hieruit spreekt is volop terug te vinden in deze bundeling van verhalen, beschouwingen, gedichten, foto’s en grafisch werk. Zo staat er een beschouwing in over de poëtica en poëzie van de Poolse dichter Zbigniew Herbert en zijn er vertalingen terug te vinden van de ‘naamgedichten’ van de Cree-indianen. In een ander tekstfragment is een niet verzonden brief te lezen die gericht is aan de ‘authors author’ Julio Cortázar. In deze brief dankt hij de Argentijn voor de inspiratie die hij kreeg voor een verhaal over Tingeling, een personage dat in K. Michels eerste prozawerk Tingeling & Totus (1989) ook al voorkwam. Deze brief is te zien als een aardig, doch bescheiden doorkijkje op K. Michels werkwijze.

K. Michel laat zijn blik ook op auteurs binnen het Nederlandstalige gebied vallen. Zo prijst hij Bronswaers poëtica uit diens Lessen in lyriek: nieuwe Nederlandse poëtica en schrijft hij over het werk van H.H. ter Balkt. Over deze ‘milieudichter’ volgt een interessante filosofische beschouwing die ingaat op Ter Balkts houding ten opzichte van de dingen. Het is geen gestructureerd stuk met kop en staart, maar wel een om van na te genieten. Deze ongestructureerde, misschien ongereguleerde manier van schrijven, karakteriseert het postmodernistische proza van K. Michel: er is niet slechts één betekenis en die ene betekenis wíl de schrijver ook niet in de tekst stoppen. Verschillende interpretaties zijn mogelijk.

Het ‘Laudatio op Bronswaers poëtica’ is op een voor K. Michel karakteristieke eigenzinnige wijze geschreven: puntsgewijs bespreekt hij dertig bewonderenswaardige elementen van die poëtica. Puntsgewijze opsommingen zijn vrij zeldzaam in de literatuur. Zelfs als je kijkt naar non-fictie worden de meeste opsommingen ingebed in de tekststructuur van de essays of de duimdikke studies. Dergelijke lijstjes zijn zouteloos, maar daaraan stoort K. Michel zich niet. Hij komt er zelfs mee weg: elk punt uit de opsomming opent hij met ‘omdat’ en doordat hij dit woord bij elk volgend punt blijft herhalen, krijgt de opsomming een dermate dwingende kwaliteit dat de tekst aan het zakelijke karakter van deze manier van schrijven ontstijgt.

Allegaartje

Je kunt je afvragen of een essay zonder logische opbouw wel een essay mag heten en of lijstjes de inkt wel waard zijn waarmee ze afgedrukt worden. Het is sinds het failliet van het modernisme een individuele kwestie. Het is aan de lezer of deze wijze van schrijven niet wat gemakkelijk is of op zijn best gedurfd. Inhoudelijk zijn de teksten zeker interessant, ze zijn geestig en a-typisch.

In een handpalm is een bonte verzameling van soms in elkaar overlopende genres. ‘En dát allemaal in één handpalm’, zal de redactie van Uitgeverij Augustus misschien hebben gedacht, die, maar dat terzijde, soms lijkt te hebben geslapen tijdens het redigeren. In een handpalm is een allegaartje. De romanlezer zal er wellicht weinig in kunnen vinden. Echter, voor wie houdt van korte verhalen, essayistiek én gedichten, is In een handpalm als een Spaziergang in een nog enigszins ongerept stukje landschap van het gevarieerde Rheinland-Pfalz, of een andere plek waar velen zelden tot nooit zijn geweest. Het is mentaal verfrissend: je kunt er daarna weer even tegenaan.

Boeken / Non-fictie

Het geheugen is zo slecht nog niet

recensie: Douwe Draaisma - De heimweefabriek

Afgelopen jaren oogstte Douwe Draaisma veel succes met zijn helder geschreven boeken over de werking van de menselijke geest en het geheugen. Van Waarom het leven sneller gaat als je ouder wordt werden meer dan 100.000 exemplaren verkocht, en ook De metaforenmachine en Ontregelde geesten werden zowel in Nederland als in het buitenland gretig gelezen. Onlangs verscheen De heimweefabriek, slim getimed in de boekenweek met als thema ‘Van oude menschen…’. De heimweefabriek is opnieuw een fraai staaltje toegankelijke wetenschapsliteratuur.

Dat de oude dag steeds meer gevierd wordt, tijdens de Boekenweek werd niet voor niets veelvuldig gesproken over ‘de derde leeftijd’, kan de angst voor de ouderdom niet wegnemen. Veel vijftigplussers schijnt bij de minste of geringste vergeetachtigheid toch de gedachte ‘o jee, het zal toch niet al begonnen zijn?’ door het hoofd te schieten. Douwe Draaisma gaat in De heimweefabriek vaak en nadrukkelijk in op deze angstbeelden. De nuchtere Groningse hoogleraar relatieert dergelijke Alzheimer-angsten overigens met een mix van scherpe redeneringen en harde feiten. Zo wijst hij er fijntjes op dat de meeste mensen die zich met geheugenklachten bij de dokter melden, meestal haarfijn weten te melden wát ze precies allemaal vergeten waren en wanneer. Daarnaast ’troost’ hij ons met het gegeven dat de kans voor een 65-plusser om dementie te krijgen nog altijd minder dan 5 procent is, om vervolgens in enkele pagina’s het nut van vitaminepreparaten en geheugentrainingen met één armbeweging van tafel te vegen.

Laboratoriumjasje

Douwe Draaisma
Douwe Draaisma

Kenmerkend voor Draaisma, bijzonder hoogleraar in de geschiedenis van de psychologie aan de Universiteit van Groningen, is de souplesse waarmee hij een brug maakt tussen wetenschap en de alledaagse (en soms niet zo alledaagse) werkelijkheid. Draaisma beschrijft boeiende fenomenen en bevindingen uit de psychologie op een heldere en voor leken begrijpelijke manier. Nergens ruiken zijn boeken naar dorre wetenschap. Hij weet theorieën en statistische bevindingen uit hun laboratoriumjasje te wippen en los te laten in de ‘echte wereld’. In Waarom het leven sneller gaat als je ouder wordt beschrijft hij bijvoorbeeld de veranderingen in het leven van een Duits echtpaar aan de hand van de foto’s die ze begin twintigste eeuw jaarlijks met Kerstmis maakten, of hij illustreert de onbetrouwbaarheid van het menselijke geheugen aan de hand van de fascinerende zaak van de uiteindelijk nooit veroordeelde kampbeul Demjanjuk. In deze nauwkeurige casusbestuderingen doet Draaisma denken aan Oliver Sacks, met wie in dit boek ook een interview is opgenomen.

De reminiscentiehobbel in een grafiek
De reminiscentiehobbel in een grafiek

De heimweefabriek heeft als ondertitel Geheugen, tijd & ouderdom, en concentreert zich met name op de werking van het geheugen in de loop van een mensenleven, en op de effecten van ouderdom op het geheugen. Kern van het boek vormt wat Draaisma het reminiscentie-effect noemt, of de reminiscentiehobbel. Dat is het verschijnsel dat herinneringen van mensen ongeacht hun leeftijd meestal de meeste herinneringen hebben aan gebeurtenissen zo tussen het vijftiende en dertigste levensjaar. Draaisma haalt er een scala aan bekende én onbekende mensen bij (schrijvers, sportmannen, 100-jarigen) om dit verschijnsel te illustreren. Zo is er het voorbeeld van een mevrouw uit Zeeland die vertelt over haar herinneringen. Bij de vraag naar de Watersnoodramp raakt ze helemaal van streek door, naar even later blijkt, de herinnering aan een vrij onbeduidende overstroming. De vraag naar haar herinneringen aan de grote watersnoodramp van 1953 roept echter nauwelijks iets bij haar op. Voor Draaisma is dit een zoveelste bevestiging van het reminiscentie-effect. Al net zo frappant is het feit dat een hele generatie zich door dit effect de Tweede Wereldoorlogen nog maar vaagjes en haast met moeite zou herinneren.

Hachelijk

Dit voorbeeld legt een mogelijk zwak punt van het boek bloot, of een keerzijde van de zogenaamde ‘populaire’ wetenschapsliteratuur. Door her en der gegevens vandaan te halen, los van een wetenschappelijk verantwoorde experimentele ‘setting’ die controle mogelijk maakt, kán de schrijver de feiten min of meer naar zijn hand zetten of vertekenen. Hij kan zijn voorbeelden aanhalen waar deze hem van nut zijn, en tegenstrijdige gegevens achterwege laten. In hoeverre dat ook daadwerkelijk gebeurt, kunnen we simpelweg niet weten. Deze bedenking sluit enigszins aan bij de kritiek die Geert Mak van historici kreeg naar aanleiding van de TV-uitzendingen In Europa, namelijk dat hij kijkers een versimpeling van de feiten voorschotelt. Of Draaisma dat ook doet, weten we niet, maar hij gaat soms wél wat kort door de bocht, bijvoorbeeld als hij stelt dat hele generaties vanwege het reminiscentie-effect slechts flauwe herinneringen zullen hebben aan de Tweede Wereldoorlog. Het is duidelijk dat er een zekere wrijving is tussen de ‘zuivere’ academische wetenschap en populaire wetenschappelijke literatuur.

Toch dwingt De heimweefabriek vooral respect af door de aandachtige en fantasievolle manier waarop uiterst fascinerende materie uit de doeken wordt gedaan en wordt verwoord (‘het uiterste randje van de sterftestatistiek is een hachelijke plek’). Psychologie is overigens óók een hachelijk terrein; ‘harde’ uitspraken over hoe het komt dat mensen doen zoals ze doen, zijn heel wat schaarser dan we zouden willen. Maar ook tussen die weinige zekerheden en vele onzekerheden is nog heel wat te beleven, zo laat Draaisma zien.

Muziek / Concert

Gelikt maar groots

recensie: Bettye LaVette

.

~

Op de bezoekers is geen peil te trekken, behalve dat het vooral 30-plussers zijn die op het concert zijn afgekomen. Het voelt een beetje als een geheim genootschap. Alleen de leden van deze club weten dat er vanavond een grootheid op het podium staat. Laat iedereen buiten maar naar Josh Stone gaan, wij weten beter. Hier toont de soul zijn ware gezicht. Een icoon, die door de massa in de kou is gezet, maar door een klein select gezelschap altijd is omarmd. Bettye LaVette is haar naam en het voelt goed om haar naam te kennen en erbij te horen. Zeker als je het eerste half uur van het concert erop hebt zitten.

Bettye LaVette wordt aangekondigd (Please welcome the great lady of soul!“), haar uitstekende band heeft al twee nummers gespeeld, maar de glamour is een dun laagje. De zangeres trekt direct alle registers open en haar stem dringt vanaf de eerste seconde diep door bij het publiek. Zacht raspend of intens schreeuwend, de stem is in meer dan veertig jaar amper veranderd. Wie haar voor het eerst hoort, is verbaasd. Hoe kan het dat deze vrouw geen wereldster is? Een terechte vraag en het antwoord is net zo onduidelijk als meerduidig. “It was a long path, memoreert ze in Paradiso.

Desillusie

~


Af en toe is een vleug Amerikaanse schaamteloosheid best fijn. Zo is de continue factor tijdens LaVettes optreden haar lange reis naar ‘fame and fortune’. Ze koketteert ermee, de diepe dalen die ze heeft gekend. Leeftijdsgenoten werden wereldberoemd (Tina Turner, de Rolling Stones) of legendes (Otis Redding) maar zijzelf pieste al die jaren naast de pot. Terwijl het leek of de doorbraak voor het oprapen lag. Alsof de duvel ermee speelde. Het is even onbegrijpelijk als fascinerend en dat beseft Mrs. LaVette terdege. Ze laat er geen onduidelijkheid over bestaan dat ze al 62 is en al 47 jaar ‘in the business’. Zo krijgt het volle Paradiso een terugblik op het begin van haar carrière in de jaren zestig. Eigenlijk ging het toen al niet van een leien dakje, ook al werd haar eerste opname My Man – He’s A Loving Man een top tien hit in de R&B charts. Toen succes daarna uitbleef, werd ze gedumpt door haar platenmaatschappij. Bettye – toen nog Betty, de extra ‘e’ kwam er pas in 1982 – was 16 jaar en had haar eerste desillusie binnen. In 1965 scoorde ze nog een hit met haar inmiddels tot lijflied verheven Let Me Down Easy, maar de rode draad van haar carrière bestond toch hoofdzakelijk uit mislukte platendeals.

De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat ze en toe ook zelf debet was aan haar uitblijvende doorbraak in de daaropvolgende decennia; hoe kan het dat ze het aanbod om samen te werken met Burt Bacharach afwees omdat ze hem maar niks vond? Ook de jaren daarna leken de sterren niet gunstig te staan voor de soulzangeres uit Detroit en die situatie bleef in feite bestaan tot het begin van deze eeuw. Wat Elvis Costello een paar jaar geleden weer de woorden ontlokte dat Bettye LaVette toch zeker “een van de meest ondergewaardeerde soulzangeressen van onze tijd” moet zijn. Bettye verwoordt het tijdens haar optreden zelf het beste: “Veel platen verkochten voor geen meter, maar ik voelde me als 17-jarig meisje een wereldster.”

Covers

~


Pas in 2002 – Bettye was inmiddels dik in de vijftig – begon de lucht definitief te klaren. Ze had nog een klap te verduren, de plotselinge dood van haar bandleider Rudy Robinson, maar de opnames die ze net met hem had afgerond, resulteerden wel in een succesvol album. En voor Bettye de erkenning waarop ze decennia had gehoopt. Het toonaangevende Living Blues Magazine riep haar uit tot ‘Best Female Blues Artist of the Year 2002’. Daarna was het producer Joe Henry, die zich ontfermde over Bettye, net zoals hij dat eerder had gedaan met Solomon Burke. Het resultaat was het in 2005 uitgebrachte fantastische album vol covers van vrouwelijke muzikale grootheden als Sinéad O’Connor, Lucinda Williams en Fiona Apple. Jammer genoeg kon niet iedereen de wat gelikte productie van Henry waarderen, maar toen was daar in 2007 ineens het zompige, rauwe rocky album Scene of the Crime. Hiermee sleepte ze dan eindelijk haar eerste Grammy-nominatie binnen. Het is natuurlijk de vraag of de erkenning niet veel te laat komt, want de vrouw, die ooit de belangrijkste erfgename van Aretha Franklin werd genoemd, wordt links en rechts ingehaald door jonge hippe soulzangeressen als Josh Stone en Angie Stone. LaVette lijkt daar vooralsnog niet om te malen. Ze is door haar unieke muzikale carrière mijlenver boven alle trends en commerciële belangen verheven. Soul is haar middle name.

Levenswijsheid

~


Dat de dalen en de uitzonderlijke pieken haar uiteindelijk geen windeieren hebben gelegd, daar laat ze in Paradiso geen misverstand over bestaan. Bezieling, trots en professionaliteit gaan bij Bettye LaVette hand in hand. De slanke den huppelt als een jonge versie van Tina Turner over het podium. De loopjes, de hoofdbewegingen, ze lijken wel gekopieerd van haar collega. Zelfs het opgeschoren kapsel doet aan Turner denken. Bettye vent haar pijn en levenswijsheid uit, alsof het een product is, maar ze doet het zo geloofwaardig, dat je haar onmiddellijk in je hart sluit. Haar van pijn vertrokken gezicht, dat bij elke uithaal zichtbaar wordt, is dan ook niet verzonnen. Haar trots evenmin. Het beste voorbeeld daarvan is het enige door LaVette zelf geschreven nummer op The Scene of The Crime, Before the Money Came. Ironischer en schaamtelozer kun je het vanavond niet krijgen: “…I’ve got so much to say, I’m so damn proud the way I’m built…” en “…40 years I kept on singing, before the money started rollin…”

Een van de grote talenten van Bettye LaVette is dat ze zich bestaande liedjes zo eigen maakt, dat het opzichzelfstaande classics worden. Of het nu Willie Nelsons Pick Up My Pieces is, of Sleep to Dream van Fiona Apple (“I’ve got my own hell to raise“), LaVette zingt ze eerlijk gezegd met stukken meer bezieling dan de originele artiesten. Het optreden eindigt symbolisch. Bettye moederziel alleen op het podium. Ze zingt I Do Not Want What I Haven’t Got van Sinéad O’Connor. A capella. Je kunt een speld horen vallen in Paradiso.

I’m walking through the desert
and I am not frightened although it’s hot
I have all that I requested
And I do not want what I have not got

En zo hou je dus je hoofd boven water. Laat het een les zijn.

Boeken / Fictie

Hoe roep je op tot gedenken?

recensie: Philippe Claudel (vert. Manik Sarkar) - Het verslag van Brodeck

.

Claudels roman begint bij het einde. De eerste scènes laten weten hoe de verteller Brodeck door de andere dorpelingen ontboden wordt en hoe hem wordt opgedragen een verslag te schrijven van wat zij de Anderer – zo wordt de vreemdeling genoemd omdat hij zijn naam niet bekend maakt – hebben aangedaan. Op deze manier zet Claudel in met de gebeurtenis waar alles om draait. Of beter gezegd, het hart van de roman wordt gevormd door de vraag wat een gebeurtenis eigenlijk is.

Tegenstelling

Deze vraag is zo belangrijk dat de moord op de Anderer door Brodeck steevast met de term ‘Ereigniës’ aangeduid wordt. Deze term is niet slechts een inheems alternatief voor het woord ‘gebeurtenis’. Het strekt verder en is een eigennaam voor de misdaad van de dorpelingen, zoals Brodeck duidelijk maakt:

Laat ik ‘de gebeurtenis’ zeggen, ‘het drama’, of ‘het incident’. Nee, ik noem het de ‘Ereigniës’ – Ereigniës, een spookachtig, in nevelen gehuld woord dat min of meer ‘dat wat gebeurd is’ betekent. […] De Ereigniës, om het onbenoembare een naam te geven. Ja, ik noem het de Ereigniës.

De ouverture van deze roman wordt gevormd door een treffende tegenstelling. Aan de ene kant staat de Anderer: de mens die geen naam mag hebben. Aan de andere kant staat de gebeurtenis waarin de dorpelingen en de vreemdeling op een verschrikkelijke manier op elkaar betrokken zijn. Het verhaal dat volgt gaat dan ook helemaal niet om de vraag naar de persoonlijke verhoudingen tussen de dorpelingen en de Anderer, maar de personages zijn archetypisch en staan geheel ten dienste van de tekening van de Ereigniës wordt gemaakt. Deze tekening wordt door twee lijnen bepaald: door herdenken en vergeten. Dit herdenken en vergeten heeft echter geen betrekking op de Anderer en zijn nagedachtenis, maar op de Ereigniës. Het schrijven van het verslag is het herdenken en het vergeten van de gebeurtenis.

Struikelende beelden
Claudel plaatst Het verslag van Brodeck weliswaar in het bovengenoemde, intrigerende literaire idee, maar zijn uitwerking is grillig. Sommige beelden, aforistische uitspraken en karakteriseringen van personages zijn zeer geslaagd, andere zeer slordig, lelijk en onzorgvuldig. In een paar lijnen schetst Claudel bijvoorbeeld de tragische figuur van priester Peiper. Het idee dat hij daarbij oppert is mooi: hij toont de priester als iemand die de mensen de biecht afneemt. Zo laat Peiper zelfs de ergste misdadiger op adem komen, maar daarmee scheept hij tegelijkertijd zichzelf op met de last alles te weten. Deze last drukt zwaar op hem. Daarnaast is de uitwerking die Claudel kiest ronduit lelijk: daar waar de pointe van deze karakterschets naar voren zou moeten worden gebracht, laat Claudel de priester zeggen: ‘Ik ben het afvoerputje, Brodeck. Ik ben geen priester, ik ben een menselijk afvoerputje.’ Op deze momenten valt het idee in duigen: niet alleen is het afvoerputje een mislukt beeld, het beeld struikelt ook nog eens over zichzelf wanneer het afvoerputje wordt voorgesteld als iets waar ettervocht in gegoten wordt.

De mislukte beelden in Claudels boek zijn meer dan een schoonheidsfoutje: de grilligheid van het boek is structureel. Dit geldt in het bijzonder voor één van de belangrijkste motieven in de roman die Priester Peiper introduceert wanneer hij de Anderer als spiegel beschrijft:

‘Het moest wel zo aflopen, Brodeck. Die man was een spiegel, weet je, zonder een woord te zeggen liet hij iedereen zien hoe hij eruitzag. Misschien was hij wel de laatste gezant van God voordat Hij de boel opdoekt en de sleutel weggooit. Ik ben het afvoerputje, maar hij is de spiegel. En spiegels breken altijd, Brodeck.’

Dit beeld van de ander als een spiegel waardoor wij ineens met onszelf geconfronteerd worden is bepaald niet origineel. Maar kwalijker is de mislukte uitwerking van dit motief.

Weeffouten

Claudel gaat hier op twee manieren de mist in. Al vanaf de eerste pagina’s van het boek is het duidelijk dat er geen redenen zijn te geven waarom de haat bezit neemt van de dorpelingen. Wanneer deze redenen toch gegeven zouden kunnen worden, is er geen sprake meer van een Ereigniës. Toch doet Claudel in zijn uitwerking van het motief van de ander als spiegel een poging om zo’n reden te geven. Dit is een compositorische zwakte. Maar ook in die uitwerking laat hij steken vallen: het blijft volstrekt onduidelijk waarom de schilderijen die de Anderer van de dorpelingen maakt hen zodanig te kijk zet dat een diepe haat wel bezit van ze moet nemen.

Door deze opeenhoping van weeffouten en schrijffoutjes weet de roman die met een sterk idee inzet niet te overtuigen. Op de achterflap wordt Het verslag van Brodeck geïntroduceerd als een parabel op de Shoah. De roman eindigt met de uitroep: ‘In godsnaam, onthoud het.’ In het licht van een parabel is dat zowel pathetisch als een zwaktebod. Want wanneer zo’n parabel overtuigt hoeft ze niet op te roepen tot herdenken, omdat ze zelf de nagedachtenis is.

Theater / Voorstelling

‘Fysieke mantra’s’

recensie: How They Disappeared

Ze staan schuin naar ons toegedraaid. Twee vrouwen. Zij aan zij. Ontspannen en zelfverzekerd staan ze mee te deinen op nauwelijks hoorbare muziek. Ontwapenend heten ze ons welkom bij hun voorstelling. De een herhaalt de ander en voegt steeds iets aan de begroeting toe. Totdat het meer dan alleen een welkomstwoord is. Zin voor zin beschrijven ze de absurdistische realiteit van de situatie: “We are in the big empty space. You are watching us. I feel very comfortable. We are here for you”. Het lijkt allemaal spontaan te gebeuren. Hier zitten wij als publiek naar hen te kijken, en daar maken ze ons van bewust. Het heeft een vervreemdend effect, juist omdat de realiteit – het hier en nu van de voorstelling – zo wordt benadrukt. Ze nemen ons mee in deze verwondering. Hun Engels maakt plaats voor Tsjechisch. Ze worden onverstaanbaar. Op dit moment neemt de beweging de taal over. En we verstaan ze weer.

You are watching us. I feel very comfortable. We are here for you”. Het lijkt allemaal spontaan te gebeuren. Hier zitten wij als publiek naar hen te kijken, en daar maken ze ons van bewust. Het heeft een vervreemdend effect, juist omdat de realiteit – het hier en nu van de voorstelling – zo wordt benadrukt. Ze nemen ons mee in deze verwondering. Hun Engels maakt plaats voor Tsjechisch. Ze worden onverstaanbaar. Op dit moment neemt de beweging de taal over. En we verstaan ze weer.

De kleine tribune staat in een achterhoek van de zaal, waardoor we vanuit de hoek diagonaal over het kale podium kijken. De voorstelling wordt volledig over deze diagonale lijn gespeeld. Dit zorgt voor een andere beleving van de theaterruimte, waardoor het lijkt of de zaal oneindig diep is. Het bewegingstheater van How They Disappeared is zeer abstract – heeft eigenlijk niet een duidelijk verhaal – maar laat zich toch intuïtief volgen. Met twee dansers, een kaal toneel, een lichtontwerp en een soundscape schept Sarah Vanhee een fascinerende, spirituele voorstelling.

In de branding

~

Het eerste deel van de voorstelling bestaat vrijwel geheel uit gesproken woord. De herhaling en het ritme van de zinnen is bizar en komisch. Je verstaat wat er gezegd wordt, je realiseert je de absurditeit van het geheel, maar tegelijkertijd zorgt de herhaling voor een nieuwe beleving van ruimte en tijd. Dit geldt ook voor het fysieke spel. Passages worden op een bijna rituele, tranceachtige manier herhaald, waarbij de spelers bijna zichzelf lijken te verliezen in de beweging. Het spel is strak, helder en zeer beheerst. Ze keren ons de rug toe en staren met ons naar het donkere verdwijnpunt in de hoek van de zaal. Na een aantal ingehouden momenten worden de bewegingen steeds heviger en intenser. Het geluid zwelt aan tot een oorverdovende storm. Het lijkt of ze zich keer op keer in de branding van een woeste zee storten, worden teruggeslagen, overeind krabbelen en zich weer met volle overgave het natuurgeweld te lijf gaan. Door de plaatsing van de tribune kijken we over hun schouders mee. Willen ze ons beschermen tegen de overmacht? Ze vechten, maar ze verliezen. Het lawaai wint. Verslagen eindigen ze op de vloer in volledige stilte. Alleen hun adem en het gezoem van de theaterlampen is hoorbaar. Uitgeput en bezweet draaien ze zich om en kijken ons aan. Langzaam ontstaat er weer een klein, intiem samenspel. Ze verdwijnen samen in een klein hoekje licht.

Woord en mime

~

Sarah Vanhee volgde de opleiding Woordkunst van het Lemmens Instituut in Leuven, daarna studeerde ze aan de mimeopleiding van de Amsterdamse Hogeschool van de Kunsten. Ze toonde zich al eerder bekwaam in het effectief gebruiken van tekst en beweging, zonder een van beide geweld aan te doen. Zo slaagde zij erin om met haar eerdere regievoorstelling 4000 trees, a red dress and an apple (possible story) gesproken tekst en fysiek spel op een originele en geestige wijze te combineren. Die voorstelling toonde het denkproces van een man die bezig is een sprookje te bedenken. Zijn gedachten werden uitgespeeld door drie andere acteurs. Daarnaast werden op het achterdoek zijn overpeinzingen in tekstfragmenten geprojecteerd. Dit zorgde voor een komisch effect van verschil tussen woorden, gedachtes en fysieke actie. Ten opzichte van haar eerdere voorstelling ligt bij How They Disappeared de nadruk op fysiek spel – de woorden zijn al snel ontoereikend. Ook is het stuk serieuzer en scherper. Van de komische ongein zoals in 4000 trees…is weinig meer te bekennen. Als na het vernietigende geweld van de storm – in totale stilte – beide spelers weer heel langzaam in beweging komen is de spanning om te snijden. Deze verslagenheid is niet iets om vrolijk van te worden, maar tegelijkertijd toont het ook een berusting die zelfs troostend werkt.

Fysieke mantra’s

De bewegingen lijken in How They Disappeared dienst te doen als een soort mantra’s. Het gebruik van mantra’s in de verschillende spirituele tradities dient ervoor om de concentratie van de beoefenaar te richten. Door het chanten – het langdurig herhalen van de mantra’s – kan de beoefenaar zichzelf verliezen in de handeling. Tegelijkertijd kan hij ook de betekenis achter de woorden uitdiepen, om zo meer kennis over zichzelf op te doen. De spelers van deze voorstelling verdwijnen in hun fysieke mantra’s. Ze waaien uit. Wij gaan even met ze mee in hun trance. Het is een prachtige spirituele ervaring, en eigenlijk onbenoembaar. En daardoor zien we hoe mooi theater kan zijn.

Theater / Voorstelling

Daarboven zijn de engelen

recensie: Troubleyn/Jan Fabre - De koning van het plagiaat

In De koning van het plagiaat houdt acteur Dirk Roofthooft een monoloog over het vermogen van de mens om naar hartelust te plagiëren. Vanuit zijn intrigerende personage als engel verlangt hij ernaar een mens te zijn. Totdat het bijna zover is.

Jan Fabre, beeldend kunstenaar, schrijver en regisseur, schreef in 1997 De keizer van het verlies. Winnaar van de Louis d’Or 2007, Dirk Roofthooft, vertolkte in deze monoloog de rol van een clown die zijn publiek probeert te amuseren door met steeds originelere acts op de proppen te komen. Succesvol is hij niet, omdat hij gelijktijdig moeilijke, filosofische vragen over het bestaan opwerpt. Hij legt zichzelf in een existentiële knoop, waar hij niet zo gemakkelijk uit geraakt. De koning van het plagiaat is een vervolg op dit stuk. Dirk Roofthooft speelt dit keer een bescheiden, verlegen engel. Gekleed in groene chirurgenkleding en lange witte doktersjas staat de engel in een entourage die aan een laboratorium doet denken. In laboratoriumbakken, die in een halve cirkel staan opgesteld, liggen hersenvormige stenen. Het toneel is afgehangen met koningsblauwe doeken waarop zilveren kroontjes zijn afgebeeld.

Babbelende apen

~

De engel, alleen op het grote podium, staat oog in oog met zijn publiek: de mens. Hij zou zijn eigen bestaansvorm graag in willen ruilen voor een bestaan als mens. Hoewel hij zelf betere papieren lijkt te hebben – hij is perfect, onschuldig en origineel – vindt hij het spannender om een ‘babbelende aap’ te worden, met al zijn onvolkomenheden. Daartoe zal hij zichzelf van hersenen gaan voorzien. De engel draagt in zijn zakken vier speciale stenen, of beter gezegd ‘steinen’, die hij op zijn operatietafel bewerkt. Het gaat hier om de breinen van Einstein, Wittgenstein, Gertrude Stein en Frankenstein. Achtereenvolgens staan zij symbool voor de wetenschap, de filosofie, het schrijverschap/de kunst en de kunstmatige intelligentie.
In zijn bespreking van de breinen komen de woorden plagiaat, imitatie, kopiëren en na-apen veelvuldig voorbij. De mens is meester in het plagiëren, het is een noodzakelijke voorwaarde voor evolutie. Maar tegelijkertijd is hij gedoemd om onorigineel te zijn. Alles wat hij voortbrengt is al eens gemaakt, alles wat hij zegt is gestolen of afgekeken van een ander. Net als het twintigtal horloges dat de engel om zijn armen draagt: allemaal ‘originele namaak’.

De theatraliteit van het bestaan

~

>De engel laat zich continu verleiden tot bespiegelingen over het menselijk bestaan. Daarbij maakt hij het publiek tot actieve toehoorder door directe vragen te stellen en steentjes uit te delen waarmee de toeschouwers hem kunnen bekogelen. Eén keer maakt iemand daar gebruik van, als de engel voor een tweede maal Shakespeare wil citeren. De toehoorder heeft blijkbaar geen zin om de lange monoloog opnieuw aan te horen. De engel reageert direct, zoekt de stenengooier in het publiek op en vertelt gekscherend dat alleen vrouwen wel eens steentjes durven te gooien. De engel is gefascineerd door Shakespeare en zijn veelgebruikte metafoor van het theater: ‘All the world is a stage’. De engel verwijst niet alleen naar het feit dat de wereld een schouwtoneel is, waarin iedereen zijn eigen rol vertolkt, maar ook naar het feit dat hij zelf als een acteur staat te spelen voor zijn toeschouwers. Hij legt de wetten van het theater bloot. Zo vertelt hij het publiek dat er plakkertjes op de toneelvloer zijn aangebracht door de technici, waar de poten van zijn operatietafel precies op moeten staan, omdat het licht er anders niet goed op schijnt. Door het afbreken van de vierde wand en de continue verwijzingen naar het theater, wordt de toeschouwer in verwarring gebracht. Kijkt hij nu naar een engel of naar een acteur?

Volmaakte imitatie

~

Met citaten uit Shakespeare en oneliners uit liedjes van the Beatles en Elvis laat de engel zien dat hij er zelf ook lustig op los kopieert. Het imiteren van de mens gaat hem steeds beter af. De innemende, wat verlegen engel van zojuist verdwijnt langzaam maar zeker. Zijn fysieke bewegingen worden groter en de stem luider. Het knappe, spannende spel van Roofthooft houdt je daarbij op het puntje van je stoel. Als engel laat hij een aaneenschakeling van verschillende emoties en stemmingen zien, allemaal even geloofwaardig. Roofthooft bewijst bovendien dat hij ook een erg humoristisch acteur kan zijn. De engel is soms onhandig, maakt veel grappige observaties en beweegt zich vaak komisch door de ruimte. Het mens-zijn sluipt langzaam maar zeker in de engel – en eigenlijk schrikt hij daar zelf toch van. Het is hem gelukt om naar hartelust te plagiëren, te stelen uit de breinen die de mensheid zo groot maakten en de babbelende apen te imiteren. Dat maakt hem echter ook minder volmaakt en idioter dan hij dacht. Hij is een ‘devil in disguise‘. Zijn conclusie: volmaakt is alleen degene die er niet in slaagt om te plagiëren.

De koning van het plagiaat van Troubleyn/Jan Fabre is nog tot en met 17 april te zien in Vlaanderen en Nederland. Voor meer informatie en speellijst, klik hier.

Muziek / Album

Poëtische en verwonderlijke folkpop

recensie: Laura Marling - Alas, I Cannot Swim

Ze is net 18 geworden, de Engelse folkpop singer-songwriter Laura Marling. En nu al wordt ze gezien als de reddende engel die tegenwicht biedt in een wereld vol verwende diva’s en muzikale niemendalletjes. Zo jong dat ze zelfs vanwege haar leeftijd eenmaal de toegang tot haar eigen concert werd geweigerd en daarom op straat moest optreden: je zou het niet zeggen wanneer je haar volwassen teksten en beheerste stemgeluid hoort. Een oude, wijze vrouw gevangen in het lichaam van een jong meisje? Of een adolescent die gewoon knap met woorden en muziek kan toveren? De beeldschone nummers van Laura Marling weten hoe dan ook velen te raken en zijn nu te beluisteren op haar debuutalbum Alas, I Cannot Swim.

Toen ik Laura’s nummer Night Terror voor het eerst hoorde moest ik bijna huilen en ben ik verbijsterd enkele minuten stil gebleven. De tekst waarin ze zich tegelijkertijd sterk en kwetsbaar opstelt (“I’ll roll over and hold on tightly, and whisper: If they want you, they’re gonna have to fight me”) gecombineerd met de gevoelige en aandachtig gedoseerde begeleiding wist een gevoelige snaar te raken. Hoewel Alas, I Cannot Swim geen enkel liedje bevat dat dit effect overtreft, valt het album in zijn geheel op door de duidelijk overdachte teksten, gecontroleerde en indringende stem en subtiele muzikale begeleiding.

De brug tussen Woodstock en nu

~


Gezien het huidige muzikale klimaat in Groot-Brittannië ligt het voor de hand om bij Laura Marling direct aan andere Engelse jongedames zoals Adele en Kate Nash te denken. Zelf wil Laura zich hier juist tegen afzetten. Naar eigen zeggen heeft zij altijd ‘absoluut verschrikkelijke shit popliedjes’ gemaakt totdat één album haar oren en ogen opende. Dit was I See A Darkness (1999) van Bonnie ‘Prince’ Billy. Het resultaat is onder andere dat het doodshoofd op het hoesje hiervan lijkt terug te komen in Laura’s videoclip voor Ghosts. Maar belangrijker is dat het haar inspireerde muziek te maken die haar maakt tot een moderne mix van Joni Mitchell en Carole King. Hierdoor slaat ze een succesvolle brug tussen Woodstock en het nieuwe millennium, iets dat ook los van haar leeftijd indrukwekkend is.

Poëzie op muziek

Op Alas, I Cannot Swim staat een twaalftal nummers over dingen die Laura ziet, meemaakt en overpeinst in haar hoofd. Haar gedachtegang vormt de liedjes, als gedichten op muziek. Haar muzikale verhaaltjes gaan over moeilijke emoties, maar hebben altijd nog iets berustends en positiefs (“My manic and I have no plans to move on, and birds were singing to calm us down.” – My Manic And I). De teksten zijn geschreven in de taal van haar eigen gedachten, vol met sprongen en paradoxen en zijn daardoor vooral persoonlijk en niet feitelijk. Desondanks of juist daardoor nodigen ze erg uit om over gefilosofeerd te worden.

Geproduceerd door Charlie Fink (van de Britse folk band Noah And The Whale, waar Laura zelf ook erelid van is) blinkt Alas, I Cannot Swim uit in de perfect afgewogen, sprankelende begeleiding. Het mooie spel met opbouw, climax en afbouw maakt Laura Marlings album tot een muzikaal kunstwerkje. Het album eindigt met bijna twee minuten getsjirp van vogels, waarin je niks anders kunt doen dan je afvragen wat je nou zojuist precies gehoord hebt. En dan zet de bonustrack in, een melancholisch kampvuurnummer met onder andere de woorden “There’s a boy across the river, but alas, I cannot swim, I never will get to put my arms around him.”

Jong wonder of gekunsteld?

~


Laura Marling is een verademing om naar te luisteren en bij weg te mijmeren. Maar dan bekruipt mij het gevoel: kan dit allemaal wel? Kan het wel dat zo’n jong meisje nummers maakt die zulke wijsheid uitstralen? Is het niet te mooi om waar te zijn, te gekunsteld? Een tiener die zich afzet tegen haar popmuziekmakende tijdgenoten, en daarom expres op zoek is gegaan naar volwassen zinsconstructies en emoties? Eigenlijk wil ik het antwoord niet weten. Ik wil haar leeftijd liever vergeten, denken dat ze eigenlijk veel ouder is, en eindeloos genieten van haar prachtige nummers.

Film / Films

Sadistisch vermaak

recensie: Untraceable

.

We maken ons de laatste jaren steeds grotere zorgen over de schadelijke gevolgen van het internet. De meest gruwelijke filmpjes zijn zonder enige moeite op allerlei sites te vinden en de onuitwisbare sporen die wij achterlaten zorgt ervoor dat onze privacy minder waard wordt. Ook Hollywood probeert nu mee te liften op de golf van maatschappelijke verontwaardiging die naar aanleiding van opeenhopende incidenten lijkt te ontstaan. Het resultaat is Untraceable, een thriller die de kijker niet alleen wil vermaken maar ook een moreel lesje wil leren.

~

Jennifer Marsh (Diane Lane) is werkzaam bij een speciale divisie binnen de FBI die zich uitsluitend bezighoudt met het opsporen van online criminelen. Meestal gaat het hierbij om grootschalige fraude, maar als ze op een dag wordt gewezen op een mysterieuze site die niet te traceren is, wordt de inzet plotseling verhoogd. Op de site is live te zien hoe een man wordt gemarteld en uiteindelijk sterft. De ontwerper van de site heeft hier echter nog een extra component aan toegevoegd. Hoe meer mensen de site namelijk bezoeken, hoe sneller zijn slachtoffers aan hun einde komen, waardoor elke bezoeker van de site medeplichtig wordt. Marsh stelt alles in het werk om te voorkomen dat de sadist nog meer slachtoffers maakt terwijl de jacht op de moordenaar steeds persoonlijker wordt.

Dubbele moraal

Untraceable stelt niet alleen de negatieve effecten van de digitale snelweg aan de orde, maar wil ook laten zien dat wij in de huidige sensatiesamenleving zijn afgestompt door de gruwelijke beelden die alle media ons dagelijks overspoelen. Hierdoor raken we steeds moeilijker verzadigd en zijn we ons niet meer bewust van de consequenties van geweld. We willen alleen maar meer gruwelijke filmpjes zien, waarin geweld verheerlijkt wordt. Een nobel maatschappelijk verantwoord uitgangspunt van regisseur Gregory Hoblit (Fracture). Het probleem is echter dat die boodschap moeilijk serieus te nemen is als de film zich juist aan datgene schuldig maakt, waarop het de kijker wil aanspreken. De beelden waarin de moordenaar zijn slachtoffers ombrengt zouden namelijk niet misstaan in de eerstvolgende aflevering van de Saw-reeks, waardoor de film net zo veel bijdraagt aan de geweldsverheerlijking als de media die het zo passioneel beschuldigt.

~

Deze hypocriete houding zou wellicht nog overkomelijk zijn als de film wel zou slagen in haar tweede doelstelling, het zijn van een spannende thriller. Ook hierin slaagt Untraceable echter niet, wat voornamelijk te wijten is aan de bedroevende kwaliteit van het scenario. De personages zijn uitermate oppervlakkig en qua originaliteit blinkt het verhaal ook al niet uit. Daar kan zelfs Diane Lane, die altijd garant staat voor kwaliteit, weinig meer aan veranderen. Het absolute dieptepunt is wel de rol van Colin Hanks als de partner van Jennifer Marsh. Hij moet voor een komische noot zorgen, maar zorgt eerder voor een extra irriterende noot door zijn slechte spel en de bedroevende kwaliteit van de dialogen. Hierdoor is Untraceable, dat een maatschappelijk debat wilde aanzwengelen en een spannende thriller wilde zijn, twee keer niets geworden.

Muziek / Album

Rebelleren op het schoolplein

recensie: Paramore - Riot!

In februari 2008 werd het Nederlandse radiopubliek wakker geschud met het punkrocknummer Misery Business van Paramore. De zangeres, het roodharige tienermeisje Hayley Williams, zingt onder de stomende begeleiding van haar evenzo jonge mannelijke bandleden over het wegstelen van een vriendje van een hoerige rivale. Voor Nederland is Paramore nieuw, maar in hun thuisland de Verenigde Staten en in Groot-Brittannië zijn ze al geruime tijd een hype. Hun tweede album Riot! was er in de zomer van 2007 al een hit. Immens populair op MySpace en prijkend op de voorkant van vele muziekblaadjes leven ze in een moderne tienerdroom. Nu is het tijd voor de rest van Europa om deze energieke, jonge rockers te horen.

Paramore (naar paramour, dat ‘geheime liefde’ betekent) werd in 2004 geboren als band van een aantal bevriende scholieren in Tennessee. De poppunkband werd snel populair en bracht al een jaar later hun debuut, All We Know Is Falling, uit bij indie-label Fueled By Ramen (Fall Out Boy, Jimmy Eat World). Ondanks dat de groep te kampen had met een geregeld wijzigende bezetting, werd zij door velen gezien als dé nieuwe belofte in muziekland. Niet in de laatste plaats omdat een frisse, jonge en energieke rockband met een stoer meisje als frontvrouw natuurlijk gemakkelijk te marketen valt.

Rauwe energie

~


Riot! valt op door het krachtige en compacte geluid. Ondanks dat de muziek op zich niet erg hard is, blaast het de luidsprekers uit. Zo is het volgens Paramore ook bedoeld; met de naam van het album wordt niet zozeer naar een revolutionaire rel verwezen, maar naar de ongecontroleerde wijze waarop de rauwe energie en emoties naar buiten breken. Toch verschilt dit album niet erg met de voorganger All We Know Is Falling. De productie is weliswaar iets strakker, maar de essentie is duidelijk hetzelfde…

Vrijwel alle nummers zijn geschreven door Hayley Williams en gitarist Josh Farro. De liedjes gaan over universele gevoelens, die je als jongvolwassene extra heftig beleeft. Verbitterde woede en zoete wraak ten opzichte van relaties zoals in For a Pessimist, I’m Pretty Optimistic: “I put my faith in you, so much faith, and then you just threw it away“. Maar ook over doorzetten en overwinnen, wanneer het tegenzit: “This time we’re not giving up, let’s make it last forever” (Hallelujah), depressieve gevoelens: “You made yourself a bed at the bottom of the blackest hole” (When It Rains) en gebroken idealen, zoals in crushcrushcrush: “They taped over your mouth, scribbled out the truth with their lies”

De muziek van Paramore past in het rijtje emo-punkpopbands, zoals Billy Talent, Fall Out Boy, My Chemical Romance en Panic! At The Disco. Maar door de vrouwelijke zang en de bezongen thema’s doet het ook sterk aan Avril Lavigne en soms zelfs Kelly Clarkson denken. We Are Broken had bijvoorbeeld een prachtig nummer voor Kelly kunnen zijn. Het zit hem hier in de combinatie van jonge, energieke en aanstekelijke muziek met goudeerlijke en persoonlijke, maar soms ook onvolwassen, clichématige en overdreven teksten.

Avril Lavigne

~


Ze is al eerder genoemd: Avril Lavigne. Ook een jong, roodharig punkmeisje en daarmee voor de hand liggend vergelijkingsmateriaal. Maar ook muzikaal zijn er veel overeenkomsten. Beiden maken krachtige punk-pop-rock en laten hun jonge emoties heftig stromen in de teksten. Beide zangeressen zingen met een getergde stem, voluit en op het nog net fijne randje van schreeuwen. Zelfs het artwork van Let Go van Avril Lavigne en dat van Paramore’s Riot! vertonen overeenkomsten. De cd-boekjes tonen de titel in pengekras en de teksten handgeschreven, met veel doorhalingen en gekriebel. Belangrijk verschil is echter dat Paramore echt een band is, die zich juist sterk verzet tegen het uitlichten van Hayley in de media. Daartegenover staat dat Avril iets meer lucht in haar nummers toelaat en veel verstaanbaarder zingt. Voor het begrijpen van Paramore’s teksten heeft de luisteraar goede oren of het boekje nodig.

Nu nog voor tienermeisjes

Paramore is nog jong, maar wel enorm ambitieus. In hun biografie geven ze aan de in hun ogen sterke kanten van U2, No Doubt en Jimmy Eat World (waarmee ze in 2008 gaan toeren) te willen combineren, en enorm te willen groeien. Desondanks kan niemand eromheen dat de band op dit moment vooral gepositioneerd wordt voor tienermeisjes. Terecht? Ja, eigenlijk wel. De teksten en de uitstraling van Paramore passen gewoon goed bij dergelijk publiek. De muziek laat de teksten leven, maar is niet heel bijzonder. Dat is helemaal niet erg, want het talent en het enthousiasme is er wel en dat biedt mogelijkheden voor de toekomst. Misschien dat wanneer de bandleden wat ouder worden, zij ook ouder publiek zullen aanspreken. Hopelijk doorstaan ze alle media-aandacht en houden ze het vol, zodat Paramore over een paar jaar een ook voor volwassen muziekliefhebbers interessant en uitdagend album kan maken.

Muziek / Album

Definitieve bevestiging van Canadees toptalent

recensie: Kathleen Edwards - Asking for Flowers

De lawine van talentvolle-jonge-zangeressen-die-ook-nog-kunnen-schrijven die de laatste tijd vanuit Engeland over ons wordt uitgestort – Adele, Laura Marlin, Kate Nash, Duffy – maakt de kans op blindheid voor rest van de wereld groot. Dat is zonde, zoveel toont de nieuwe cd van de Canadese Kathleen Edwards, Asking for Flowers, wel aan. Even géén ‘nieuwe Amy Winehouse’ en even géén cockney Engels. Wél heel veel talent in een bijna 30-jarig lichaam, een prachtige stem en een cd waar je geen genoeg van krijgt.

Het is heel moeilijk om een recensie te schrijven over een perfecte plaat, laat ik dat voorop stellen. Het wordt al snel pathetisch en ongeloofwaardig. Hoon is je beloning, ook al doe je zo je best om je, zo mogelijk kritische, woorden goed te kiezen. Nou ja, in dit geval neem ik dat risico maar, want over Kathleen Edwards derde plaat valt simpelweg niets, maar dan ook niets negatiefs te melden. Maar laat ik beginnen bij het begin.

Veterane

~


Vergeleken bij haar Britse collegaatjes is Kathleen al een veterane. Op haar vijfde begon ze met vioolles en daar stopte ze pas mee toen ze klaar was met de middelbare school. Gedurende die periode luisterde ze naar de platen van haar broer: Neil Young en Bob Dylan. Niet echt doorsneemuziek voor een tienermeisje en doorsnee is haar leven dan ook nooit geweest. De diplomatendochter heeft haar jeugd doorgebracht in verschillende landen, waaronder Zwitserland en Korea en besloot, wellicht beïnvloed door dat avontuurlijke leven, na school niet verder te studeren, maar in barretjes in Canada te gaan optreden om geld te verdienen. Ze werd beïnvloed door haar idool Ani DiFranco, ook een onafhankelijke, begeesterde singer-songwriter, die bovendien uit dezelfde contreien, maar dan net over de grens, in de VS, komt. Ook Kathleen ging liedjes schrijven en bracht in 1999 een ep uit in een oplage van vijfhonderd.

Pas vier jaar en talloze optredens later kwam haar debuutplaat uit, Failer. Overweldigende kritieken vielen Kathleen ten deel. Volgens de Rolling Stone was ze een van de ‘meest veelbelovende acts’ van dat jaar en ze werd a la minute in het rijtje Americana-helden Ryan Adams, Justin Rutledge en Lucinda Williams geplaatst. Critici zagen in de nieuwkomer zelfs al een waardig opvolgster voor Americana-koningin Williams. De tijd zou het leren.

Gevoelige

touch


We zijn nu vijf jaar en twee platen verder, en de conclusie is dat Kathleen Edwards op Asking for Flowers het ultrahoge niveau van haar debuut handhaaft. Een van de geheimen is haar stem. Haar wat afstandelijke, ouwelijke looks – ze kijkt je vanaf de cd-hoes als een koele pianolerares minzaam aan – doen anders vermoeden, maar Kathleen heeft een ongelooflijk warm, licht-hees, kwetsbaar stemgeluid. Een stemgeluid dat vaak aan het einde van de ademtocht licht vibreert, wat de nummers een extra gevoelige touch meegeeft. Toch klinkt ze net zo krachtig als de veel oudere Lucinda Williams waardoor ze met gemak zowel luisterliedjes als zwaardere rocknummers aankan. Dat doet ze dan ook met verve en waar dat op andere platen nog wel eens een ratjetoe oplevert, klinkt Asking for Flowers als een spannend luisterboek. Er is, kortom, een plot en een climax.

Hoogtepunten

~

De cd trapt af met Buffalo (de geboorteplaats van Ani Difranco), een nummer dat stemmig inzet met piano-akkoorden en Kathleens stem en dat verder gaat in midtempo. Cheapest Key, de tweede track, is een felle rocksong met een scherpe tekst vol ingehouden woede richting een geliefde die de liefde volgens haar niet helemaal begrepen heeft. In het titelnummer daalt hierna de rust weer neer: Asking for Flowers klinkt heel oprecht en natuurlijk, en culmineert in een van de hoogtepunten van het bijna vijftig minuten durende album, Alicia Ross. Een nummer dat in alle opzichten, muzikaal en tekstueel, een enorme tragiek in zich draagt:

But Mama, can you hear me?
As I dragged on my day’s last cigarette
He pulled me so hard off my
Very own back door steps
And he laid me in his garden
All the years I’ve watched him tend
And then he took me, Mama
So I could never tell you about it

Na deze narigheid komt de fase van de verwerking en schreeuwt ze het nog een keer van zich af in Oh Canada. De absolute climax – en het definitieve terugwinnen van zelfrespect – wordt gevormd door het fantastische slotnummer Goodnight California. De emotie zit in elke noot, achter elke toon zit een verhaal en de woorden vatten alles samen. De harmonica en Hammond huilen van emotie en de strijkers schreeuwen het uit. Kathleens stem zweeft door de laatste minuut van de cd. Het is goed zo.

Speculeren

Tja, het moge duidelijk zijn. Ik kan en wil niets negatiefs zeggen over Asking for Flowers. Het is een volwassen en een aan alle kanten doorwrocht album. Tenslotte, de vergelijking met de Britse equivalenten van Kathleen Edwards, die nu als paddestoelen uit de grond springen, die gaat natuurlijk niet op. Behalve dan dat ze in Engeland speculeren over ‘de nieuwe Amy Winehouse’ en in Noord-Amerika over ‘de nieuwe Lucinda Williams’. Wel kan ik de Britse meisjes aanraden zich eens goed te verdiepen in hun iets oudere overzeese collega. Zó allround getalenteerd vind je ze namelijk niet vaak. Diezelfde boodschap geldt eigenlijk voor iedereen. Want Canada kent in feite, zonder dat we ons daarvan echt bewust zijn, al een lange traditie als leverancier van grote sterren: Anne Murray, Loreena McKennitt, Alanis Morissette, Sarah McLachlan, Avril Lavigne, Celine Dion, Shania Twain en Nelly Furtado. Kathleen Edwards zet die traditie gestaag voort en belooft binnen afzienbare tijd, net als als haar landgenotes, de wereld te gaan veroveren. Ze is er helemaal klaar voor.

Ik heb Kathleen nog niet live mogen aanschouwen. Maar als ik hoor dat ze de afgelopen jaren getoerd heeft met zowel Bob Dylan, de Rolling Stones als AC/DC(!) vind ik dat alleen al een reden om erbij te zijn als ze in de buurt is. Vooralsnog is er echter nog niets gepland, helaas. Tot die tijd luisteren we keer op keer naar nu al een van de mooiste cd’s van het jaar.