Tag Archief van: landscape

Kunst / Expo binnenland

Gemeentemuseum Den Haag verheft Minimal tot More

recensie: diverse kunstenaars - Minimal is More

.

Een dynamische mix van twee collecties laten zien; dat was het doel van Minimal is More, de tentoonstelling van Minimal Art in het Haagse Gemeentemuseum. Veertig jaar na de eerste Minimal Art-tentoonstelling in Europa, die eveneens in dit museum plaatsvond, is het tijd om terug te blikken op diversiteit binnen de minimalistische kunst. Is deze uitdaging geslaagd?

Sol LeWitt, Alle driedelige variaties op drie verschillende soorten kubussen, 1968. Lakverf op hout, 24x132x116 cm. Collectie Lafrenz Hamburg

Sol LeWitt, Alle driedelige variaties op drie verschillende soorten kubussen, 1968. Lakverf op hout, 24x132x116 cm. Collectie Lafrenz Hamburg

Ja: alle ingrediënten voor een goede overzichtstentoonstelling zijn in het Gemeentemuseum aanwezig: een geschiedenis, een geschikt gebouw, een goede collectie – en nóg een goede collectie (de collectie Lafrenz uit Hamburg). En belangrijker nog: een opstelling die de bezoeker de rijkdom van Minimal laat zien.

Kleine zaaltjesZo vertegenwoordigen de witte, seriematig tot stand gekomen kubussen van Soll LeWitt geometrische perfectie, terwijl het schilderij van Niele Toroni juist een persoonlijk handschrift van de maker laat zien. De afdrukken van de kwast van Toroni hebben steeds een andere vorm, waardoor ze zowel uniciteit als een spoor van lichamelijke actie van de schilder bevatten. De individuele dimensie die de onregelmatige afdrukken van de kwast hebben, contrasteren zo met de perfecte geometrische vorm van de witte vierkanten.

Ook Günter Tuzina’s Twee hoeken is een tegenhanger van geometrische perfectie. Zijn handelsmerk, de diagonaal, is in dit werk aanwezig binnen de omlijsting van rechthoekige vormen. De witte rechthoeken staan net niet recht op het doek. Sterker dan in het werk van Toroni speelt in Tuzina’s werk de menselijke maat een rol van betekenis. Maar Tuzina laat zijn werk niet zozeer door toevallige vormen bepalen, als wel door de relatieve perfectie van de losse pols.

John McCracken, Hopi, 1989. Lakverf op hout, 244x68x34 cm. Collectie Lafrenz Hamburg

John McCracken, Hopi, 1989. Lakverf op hout, 244x68x34 cm. Collectie Lafrenz Hamburg

Volgende ruimte: kleur! Glanzend rood. Een structuur van John McCracken, Hopi, staat tegenover een wand waaraan een sculptuur van Donald Judd hangt. Beide werken dateren van 1989. Hopi is gemaakt van lakverf op hout. De kleur rood krijgt een ruimtelijke dimensie door de afmetingen van de structuur en doordat de omgeving erin wordt gereflecteerd. Judds werk laat daarentegen een materiaalcontrast zien: hoogglanzend rood plexiglas omringd door cortenstaal. Het cortenstaal heeft vanwege zijn legering een typische matte roestkleur, die een wisselwerking tussen het glimmende plexiglas en de spiegelende structuur ertegenover oplevert.


More
Het gemeentemuseum laat een tentoonstelling zien waarin je als bezoeker wordt uitgedaagd om verschillende aspecten van Minimal Art te ontdekken. De dynamische relaties tussen de kunstwerken onderling, en de verschillende karakters van de zaaltjes helpen daarbij. Het museum maakt zo optimaal gebruik van zowel het gebouw als de twee collecties. Deze voorwaarden tillen Minimal naar een hoger niveau. Minimal wordt… More.

 

Kunst / Expo binnenland

Gemeentemuseum Den Haag verheft Minimal tot More

recensie: diverse kunstenaars - Minimal is More

.

Een dynamische mix van twee collecties laten zien; dat was het doel van Minimal is More, de tentoonstelling van Minimal Art in het Haagse Gemeentemuseum. Veertig jaar na de eerste Minimal Art-tentoonstelling in Europa, die eveneens in dit museum plaatsvond, is het tijd om terug te blikken op diversiteit binnen de minimalistische kunst. Is deze uitdaging geslaagd?

Sol LeWitt, Alle driedelige variaties op drie verschillende soorten kubussen, 1968. Lakverf op hout, 24x132x116 cm. Collectie Lafrenz Hamburg

Sol LeWitt, Alle driedelige variaties op drie verschillende soorten kubussen, 1968. Lakverf op hout, 24x132x116 cm. Collectie Lafrenz Hamburg

Ja: alle ingrediënten voor een goede overzichtstentoonstelling zijn in het Gemeentemuseum aanwezig: een geschiedenis, een geschikt gebouw, een goede collectie – en nóg een goede collectie (de collectie Lafrenz uit Hamburg). En belangrijker nog: een opstelling die de bezoeker de rijkdom van Minimal laat zien.

Kleine zaaltjesZo vertegenwoordigen de witte, seriematig tot stand gekomen kubussen van Soll LeWitt geometrische perfectie, terwijl het schilderij van Niele Toroni juist een persoonlijk handschrift van de maker laat zien. De afdrukken van de kwast van Toroni hebben steeds een andere vorm, waardoor ze zowel uniciteit als een spoor van lichamelijke actie van de schilder bevatten. De individuele dimensie die de onregelmatige afdrukken van de kwast hebben, contrasteren zo met de perfecte geometrische vorm van de witte vierkanten.

Ook Günter Tuzina’s Twee hoeken is een tegenhanger van geometrische perfectie. Zijn handelsmerk, de diagonaal, is in dit werk aanwezig binnen de omlijsting van rechthoekige vormen. De witte rechthoeken staan net niet recht op het doek. Sterker dan in het werk van Toroni speelt in Tuzina’s werk de menselijke maat een rol van betekenis. Maar Tuzina laat zijn werk niet zozeer door toevallige vormen bepalen, als wel door de relatieve perfectie van de losse pols.

John McCracken, Hopi, 1989. Lakverf op hout, 244x68x34 cm. Collectie Lafrenz Hamburg

John McCracken, Hopi, 1989. Lakverf op hout, 244x68x34 cm. Collectie Lafrenz Hamburg

Volgende ruimte: kleur! Glanzend rood. Een structuur van John McCracken, Hopi, staat tegenover een wand waaraan een sculptuur van Donald Judd hangt. Beide werken dateren van 1989. Hopi is gemaakt van lakverf op hout. De kleur rood krijgt een ruimtelijke dimensie door de afmetingen van de structuur en doordat de omgeving erin wordt gereflecteerd. Judds werk laat daarentegen een materiaalcontrast zien: hoogglanzend rood plexiglas omringd door cortenstaal. Het cortenstaal heeft vanwege zijn legering een typische matte roestkleur, die een wisselwerking tussen het glimmende plexiglas en de spiegelende structuur ertegenover oplevert.


More
Het gemeentemuseum laat een tentoonstelling zien waarin je als bezoeker wordt uitgedaagd om verschillende aspecten van Minimal Art te ontdekken. De dynamische relaties tussen de kunstwerken onderling, en de verschillende karakters van de zaaltjes helpen daarbij. Het museum maakt zo optimaal gebruik van zowel het gebouw als de twee collecties. Deze voorwaarden tillen Minimal naar een hoger niveau. Minimal wordt… More.

 

Theater / Voorstelling

Het schrijnende leven in een circustent

recensie: RO Theater - Woyzeck

.

~

Franz Woyzeck doet alles op een holletje. Hij rent af en aan met spullen, en zelfs als hij stilstaat, beweegt er altijd wel iets aan hem. Zijn voeten wiebelen, zijn bovenlijf schudt, zijn buik trilt. Komt doordat iedereen hem aldoor opjaagt. Hij is soldaat, maar omdat hij een vriendin heeft en een kind, kan hij van zijn soldij alleen niet rondkomen. Dus doet hij klusjes voor zijn kapitein. En hij verdient bij als proefkonijn in de duistere medische experimenten van een geschifte dokter. Geen wonder dat Woyzeck opgefokt en afgedraaid is.

Moordenaar
Dit stuk is gebaseerd op de feitelijke rechtbankstukken van de zaak tegen moordenaar Woyzeck. Georg Büchner (1813-1837) schreef aan Woyzeck toen hij ziek werd. Büchner stierf op zijn 23e aan tyfus. Jong als hij was, liet hij een sterk oeuvre na, waarvan Dantons dood en Leonce en Lena deel uitmaken. Woyzeck is niet af. Het bestaat uit losse scènes waarvan de volgorde niet vaststaat. Daardoor is het voor theatermakers een extra uitdaging ermee aan de slag te gaan. Regisseur Rijnders kiest voor de volgorde waarin de opeenstapeling van gebeurtenissen Woyzeck drijft tot moord.

Afstand

~

In het decor (van Paul Gallis) domineert een kolossale circustent. Rood met wit gestreept. Er staan tribunes onder waarop acteurs gaan zitten en kijken. Een kwartet musici in die tent begeleidt de voorstelling. Die circustent maakt van Woyzeck een voorstelling in een voorstelling. Iedereen kijkt naar iedereen, zogezegd. Dat werkt vervreemdend. Omdat iedereen dus ‘speelt’ en niemand ‘is’, blijven alle personages op afstand, de toeschouwer voelt met niemand mee. De acteurs dragen lelijke pakken, Woyzeck (Rogier Philipoom) loopt in een bruin linnen gevangenisboevenpak. De koppen van de mannen zijn kaal. Vrouwen dragen vloekende kleren. Gezichten zijn grauw geschminkt. De omgang tussen de mensen is ongemakkelijk, koud, oncomfortabel, pijnlijk, schrijnend. Zelfs Woyzecks vriendin Marie (Fania Sorel) is geen warme vrouw; al is dat wel begrijpelijk, want zij komt zelf ook liefde tekort.

Wreken

In die kille wereld is Woyzeck eerder een slachtoffer dan een dader. Iedereen doet rot tegen hem, terwijl hij zelf betogen ophangt over de natuur en de onschuld. De kapitein (Marc De Corte) solt met hem. De experimenterende dokter (Jacqueline Blom) solt met hem. Zelfs de tamboer-majoor (Michiel Blankwaardt) met wie zijn vriendin is vreemdgegaan solt met hem. Geen wonder dat de stoppen bij hem doorslaan. Woyzeck koopt een mes en gaat zich wreken op de enige mens die hij de baas is: zijn Marie. Eindelijk is hij rustig, eindelijk is hij de situatie meester. Eindelijk staat Woyzeck stil. En hij steekt toe: “Steek dood, steek dood: de Woyzeck-vrouw!”

Gewoon Volk

Het is geen fijne, gezellige, warme voorstelling, deze Woyzeck. Meer een studie naar hoe je een mens tot het uiterste drijft. Hoe krijg je iemand in wie geen greintje kwaad steekt zover dat hij een doodzonde begaat. Büchner was in zijn tijd vernieuwend omdat hij geen stuk schreef over dure mensen met hoogdravende emoties, maar over het Gewone Volk, met al zijn haken en ogen. Dat levert geen warme, maar wel een intrigerende voorstelling op.

 

Woyzeck van het RO Theater is te zien tot en met 23 december 2008. Zie speellijst.

Gerardjan Rijnders heeft een enorme staat van dienst. Hij is de vroegere artistiek leider van Toneelgroep Amsterdam, en voordien van Globe in Eindhoven. Rijnders regisseerde onder andere ook Malpensa, Wie is er bang voor Virginia Woolf? en Keetje van Heilbron.

 

Muziek / Album

Scandinavische retrogeluiden met jazzy variaties

recensie: Dungen - 4

.

De Zweedse band Dungen staat voornamelijk bekend om zijn psychedelische gitaarliedjes, om de dikke knipoog naar de jaren zestig. Deze kwalificatie gaat echter niet zomaar op voor de meest recente plaat, 4. Hoewel het retrogeluid van Dungen onmiskenbaar is, zijn er op dit album ook veel verwijzingen naar folkpop en zelfs jazz te vinden. Slaat Dungen nieuwe wegen in en weet de band het heftig klevende psychedelische rocklabeltje van zich af te schudden?

Onder leiding van het muzikale brein achter Dungen, Gustav Ejstes, brengt de band met deze muzikale zoektocht zijn vijfde studioalbum uit. Voor de opnames van 4 verzorgden de muzikanten met wie Ejstes normaliter live optreedt ook de begeleiding. De belangrijkste verschillen in de samenstelling zijn dat Ejstes zijn gitaar aan de kant heeft gelegd en diens partijen werden overgenomen door Reine Fiske. Ejstes heeft nu vanachter de toetsen de touwtjes in handen. Ook nieuw is de komst van drummer Johan Holmegard.

Zwoele zomerjazzhit

~

Dat er binnen de band het een en ander veranderd is, is goed merkbaar. Zodra de intro van het openingsnummer ‘Sätt att se’ begint, weet je het zeker. Dat dwingende geluid van de viool, de overheersende pianoklanken in combinatie met de relaxte percussie op de achtergrond doen meteen aan een zwoele zomerjazzhit denken. Als dan de slepende, nasale zanglijn van Ejstes zijn intrede doet, wordt deze gedachte alleen maar versterkt. Hetzelfde jazzy folkgeluid is ook te horen op ‘Ingenting är sig likt’, waarin Ejstes tijdens de uithaal in het refrein bijna uit de bocht vliegt. Het eerste echte brute gitaargeweld is te horen op het vierde nummer van de plaat, ‘Samtidigt 1’. Net als je denkt dat je in een instrumentaal loungeparadijs bent beland, knalt de gitaarintro de huiskamer in. Daaag panfluitmelodie en hallo Jimi Hendrix-gitaarsolo. Dit is Dungen zoals we de band kennen van hun debuutplaat uit 2001.

~

De diversiteit van de nummers op dit album komt niet uit de lucht vallen. Ejstes groeide op in een muzikale familie in een Zweeds dorpje en begon al vroeg met zijn eigen zoektocht naar muzikale mogelijkheden. Zo had hij naar eigen zeggen een duidelijk afgebakende hiphopperiode tijdens zijn tienerjaren en draaide hij de folkplaten van zijn vader helemaal grijs. Deze veelzijdigheid is zeker terug te vinden op 4, een plaat waarop geen enkel voorspelbaar nummer te vinden is. Voor Dungen zelf is het wellicht geen vernieuwende muziek, maar voor hen die de band nog niet kennen, is dit het moment om jezelf eens te laten verrassen.

Verrassende variatie

Dungen komt niet helemaal af van het hardnekkige, en enigszins terechte, psychedelische rocklabel, maar dit album is gelukkig wel een prettige variatie op hun handelsmerk. De relaxte, folkachtige liedjes zijn een fijne afwisseling te midden van het nog altijd aanwezige gitaargeweld en de dromerige instrumentale nummers krijgen veel aandacht. Zo staat Dungen toch nog met één been in de jaren zestig, terwijl het andere been voor de nodige en verrassende variatie zorgt.

Boeken / Fictie

Goddelijk egoïsme

recensie: Eric-Emmanuel Schmitt (vert. Eef Gratama) - De sekte der egoïsten

Enthousiast gaat de jonge wetenschapper Gérard Lagueret op zoek naar de stichter van een sekte waarvan de volgelingen geloven dat het enige wat echt is in de wereld, zijzelf zijn. Eerst doet hij dat vooral om zijn saaie onderzoek te onderbreken en een nieuwe uitdaging te omarmen, maar gaandeweg raakt hij steeds meer verwikkeld in de denkbeelden van de eigenzinnige filosoof. In De sekte der egoïsten speelt Eric-Emmanuel Schmitt met de gedachte dat alles een droom, een verzinsel is.

Eric-Emmanuel Schmitt (1960) is groot geworden met zijn Cyclus van het onzichtbare: vier novellen waarin verschillende godsdiensten voorbij komen. In De sekte der egoïsten introduceert hij een filosofie, waar hij op mooie, bijna romantische, wijze over vertelt.

Routine

Het verhaal begint in het midden van Laguerets bestaan. Hij is al jaren bezig met een onderzoek dat maar niet af wil komen en net als zijn mede-onderzoekers, zegt hij steevast dat het ergens in het volgende jaar af moet zijn. Maar de werkelijkheid is minder hoopgevend: hij zit vast in een routine die hem niet alleen van zijn inspiratie berooft, maar ook van de zin om te leven. Als hij dan op een dag in een impuls een totaal ander boek uit de bibliotheek haalt dan hij nodig heeft, ontdekt hij de naam Gaspard Languenhaert en is het gedaan met zijn stoffige dagen. Hij stort zich in een onzekere zoektocht, waarin hij bekend raakt met Languenhaerts filosofie: een egoïstische filosofie, gebaseerd op het geloof dat jij de enige bent die echt bestaat en dat de wereld jouw verzinsel is.

Vanaf dan vertelt Schmitt niet alleen Laguerets verhaal, maar ook dat van Languenhaert. In tegenstelling tot dat van Lagueret, is het verhaal van Languenhaert bijna romantisch: een man die op zoek is naar de zin van het leven, die zin in zichzelf vindt en zichzelf daardoor bijna verheerlijkt en verheft tot het niveau van God. In het begin is hij daarin nog enigszins populair, maar gaandeweg betekent de zelfverheerlijking juist zijn ondergang.

Waanzin

Waar houdt de werkelijkheid op? Bestaat de werkelijkheid eigenlijk wel? En als die dan bestaat, komt dat dan omdat Languenhaert dat bestaan mogelijk heeft gemaakt, of zijn er toch dingen die een grotere macht hebben dan hij? Lagueret raakt verstrikt in een web van droom en werkelijkheid en die intriges vertelt Schmitt op aangename wijze, waardoor je niet alleen een verhaal leest, maar tegelijkertijd een filosofie leert.

Dat zo’n filosofie al snel tot waanzin zal leiden, lijkt een gegeven te zijn. Maar is dat wel echt zo? Is het echt gek om te denken dat jij het centrum van het universum bent? De volgelingen van Languenhaert denken op den duur van wel, maar Languenhaert en met hem Lagueret blijven overtuigd van hun gelijk. De zoektocht naar de oorsprong van Languenhaerts filosofie brengt Lagueret in ieder geval bij een eindpunt dat zelfs hij niet voorzien had.

Schmitt heeft op bijna sprookjesachtige wijze verslag gedaan van het leven van een filosoof en zijn eenzame filosofie. Bijna is het een ‘er was eens’-verhaaltje, maar zo ver gaat Schmitt toch niet. Hoewel het boek surrealistisch aandoet door zijn schrijfstijl en vertelwijze, blijft hij dicht genoeg bij de werkelijkheid om je aan het denken te zetten en Languenhaert in ieder geval een tijdje in je hoofd te laten spoken. Waarschijnlijk ben je aan het eind geneigd te denken dat de beste man niet goed bij zijn hoofd was. Dat Schmitt het toch voor elkaar heeft gekregen met Languenhaert en Lagueret een radertje in werking te zetten, verdient applaus, want deze filosofie slik je niet zomaar voor zoete koek.

Boeken / Fictie

Een lange, hete zomer

recensie: Wanda Reisel - Die zomer

In haar nieuwste roman Die zomer schetst Wanda Reisel het leven van het zeventienjarige meisje Dana Davidson in de zomer van 1970 in Amsterdam. Hoewel Dana zich uitdrukkelijk distantieert van groepsdwang, voelt zij toch niet zozeer de behoefte als wel de noodzaak zich te laten ontmaagden voor die zomer voorbij is.

Wanda Reisel is geboren op Curaçao (1955), maar opgegroeid in Amsterdam. Haar hoofdpersoon Dana uit Die zomer woont, net als Reisel zelf in haar jeugd, in een huis bij het Vondelpark en ook háár vader is arts. Reisel werd in 1997 genomineerd voor de Librisprijs met de roman Baby storm; begin dit jaar won zij de Anna Bijns prijs voor de roman Witte liefde.

Familie

Het gezin Davidson hangt niet bepaald van saamhorigheid aan elkaar. Moeder is met de tienjarige tweeling in Israël, voorlopig nog als vakantie, maar er lijkt een nieuwe liefde te bloeien. Er is een oudere zus, maar vooral zijn er de oudere broer Daaf en vader Benno. Dat vader een verhouding krijgt wordt door Dana makkelijk vergoelijkt en ook moeders afwezigheid maakt geen sterke emoties bij haar los.
 
Dana praat veel met haar vader, hoewel niet over haar eigen gevoelens, en zij leert van hem vooral kijken en luisteren. De manier waarop het karakter van vader Benno gestalte krijgt is trefzeker en roept een gevoel van mededogen op met zijn kennelijke onmacht over bepaalde zaken te praten.

Buitenstaander

Dana houdt zich eigenlijk alleen bezig met verliefd zijn en nadenken over haar onontkoombare ontmaagding. Haar vriendin Tessa denkt daar niet over maar doet het en heeft haar eerste abortus al achter de rug. Waar Tessa een ‘fabelachtige doodsverachting heeft en daarmee het leven omarmt’, heeft Dana ‘een spiedend oog dat overal gevaar zag’.

Wanneer Dana en Tessa samen naar Parijs gaan, wordt deze tegenstelling wel heel duidelijk en het resultaat is dat Dana alleen terug gaat naar Amsterdam. De vriendschap wordt niet alleen hierdoor op de proef gesteld.

Dana blijft zichzelf in die zin trouw dat zij zich niet blindelings overal in stort. Ook op feestjes bekijkt ze alles van buitenaf en is ze geen echte deelnemer, hoewel roken, drinken en wiet beslist niet aan haar voorbij gaan. Ze twijfelt aan zichzelf en zoekt naar inzicht. Ze heeft het gevoel dat ze ergens buiten wordt gehouden.

In haar omgeving heerste zoveel sprookjesachtige redelijkheid, dat dat het ware leven met zijn monsterachtige bek onmogelijk kon zijn. In de mensen, ook haar eigen familie, lag oneindig veel versluierd. Dana wenste door te dringen in de plooien, maar hoe je daar precies kwam wist ze nog niet.

Ze heeft een grote belangstelling voor het leven van volwassenen en vooral van leraren. ‘Het omhalen van de muur die tussen de autoriteit van de leraar en de onderworpenheid van de leerling stond, leek wel een missie van haar.’ Dat past wel aardig in de tijd, net als dat Dana de muren vooral omhaalt door seks in de strijd te gooien. Dit leidt tot een aantal fraaie passages.

Ook haar broer Daaf vindt dat de macht over moet gaan naar een jongere generatie. Specifieker nog:

Er viel altijd wel een heilig huisje om te trappen. Daaf vond dat alles omver moest omdat de papa’s veel te veel macht in hun hand consolideerden en die maar eens aan hun volwassen zonen door moesten geven (…)

Hierin lijkt de sleutel te liggen voor het eind van de roman en de ontmaagding van Dana.

1970

Om te onderstrepen dat Die zomer in 1970 speelt, somt Reisel veel muziektitels op uit die tijd. Daarnaast experimenteert Dana’s vader met lsd, liggen de hippies in het Vondelpark te blowen, lopen de hare krisjna’s zingend door de stad en neemt Dana een keer deel aan lichaamsgerichte ontspanningsoefeningen op Indiase muziek. Toch blijft dat allemaal wat clichématig, je krijgt niet het gevoel dat het echt 1970 is. Misschien ook wel omdat Dana keer op keer getypeerd wordt met het woord ‘stoer’. Dat lijkt meer iets van nu.

Reisel houdt goed vaart in de roman en beschrijft sommige situaties met veel humor. Die zomer lees je daarom met plezier, hoewel het verhaal helaas enigszins aan de oppervlakte blijft.

 

 

Theater / Voorstelling

Reality-supermarktsoap maakt dromen waar

recensie: Productiehuis Brabant/Het Zuidelijk Toneel - 2019 (Droomspel)

.

Met ‘Droomspel’ zet de Vlaamse theatermaker Piet Arfeuille het publiek eigenlijk achter een denkbeeldige webcam. Het routinematige leven van het personeel van een supermarkt wordt met veel gevoel voor detail in beeld gebracht. Het dagschema ziet er iedere dag hetzelfde uit: koffiedrinken, het haar in orde maken, werken, koffiedrinken, lunchen, werken en ga zo maar door.

Grappige voorspelbaarheid

~

De drie caissières spelen hun rol op indringende wijze. Hun gezichten vertonen weinig expressie. Ze maken nauwelijks echt contact met elkaar. Tijdens hun pauzes kun je in de kantine een speld horen vallen.

Non-verbaal, en dat is het stuk grotendeels, weten de dames de boodschap van de voorstelling toch scherp neer te zetten. Daarin schuilt ook de grote kracht van ‘Droomspel’. Wat de boodschap van ‘Droomspel’ is? Dat iedereen, ook de caissières, dagdroomt en fantasieën heeft. Dromen  die vaak niet uitgesproken worden, maar onder de oppervlakte van het dagelijkse bestaan wel degelijk aanwezig zijn. Zo wordt Eva vanuit de speaker plotseling toegesproken door een Spaanse aanbidder en ziet Bart zijn vrouwelijk personeel plotseling poedelnaakt voor hem staan. Wat de op macht beluste en prehistorische jager in hem doet ontwaken. Het felle rode licht dat de overgang van realiteit en droom lijkt aan te geven, is af en toe niet helemaal logisch getimed.

De voorstelling duurt net wat te lang om van het begin tot het eind te blijven boeien. De vele zich herhalende handelingen zijn op een gegeven moment gewoon genoeg. De uitvoering van de gekozen verhaallijn maakt echter veel goed. Vooral de reality-achtige weergave van het alledaagse routinematige leven, is het bekijken waard. Maar de grote vraag blijft uiteindelijk: heb je de kracht in je om je dromen en fantasieën waar te maken en opnieuw te beginnen? ‘Droomspel’ helpt je mogelijk op weg….

‘2019 (Droomspel)’ van Productiehuis Brabant/Het Zuidelijk Toneel is nog te zien tot en met 20 december 2008. Zie www.hzt.nl en www.productiehuisbrabant.nl

Muziek / Concert

Het geheim dat niemand kent

recensie: The Coast

.

Volgens MTV Canada is het ‘Canada’s best kept secret‘: indierockformatie The Coast uit Toronto. Donderdag 9 oktober stonden ze in de kleine zaal van Paradiso. En al meteen bleek dat The Coast ook het best bewaarde geheim van Nederland is. Nog geen vijftig bezoekers hadden de band namelijk weten te vinden.

Het personeel van Paradiso had zelfs nog wat tafeltjes en stoeltjes laten staan om nog enigszins de illusie van een volle zaal te creëren. Helaas geven drie tafels en twaalf stoelen niet dezelfde sfeer als een overvolle zaal met mensen. Meubilair is nu eenmaal minder interactief dan de gemiddelde Homo sapiens.

Het lijkt wel alsof de kracht van de band voor de leden zelf ook een geheim is. Als ze wat minder krampachtig hun best deden om zogenaamde diepgang in hun liedjes te stoppen zou het namelijk best nog wat kunnen worden. Maar als The Coast op deze wijze doorgaat, zal de band een goed bewaard geheim blijven en zal de hele wereld, inclusief de band zelf, nog lang op zoek zijn naar de sleutel die dit geheim kan ontrafelen.

 

Boeken / Fictie

Meesterlijke verhalen

recensie: Jhumpa Lahiri (vert. Ko Kooman) - Vreemd land

.

Lahiri heeft in haar relatief korte carrière al een heleboel literaire erkenning weten te verkrijgen. Voor haar debuut The Interpreter of Maladies (Een tijdelijk ongemak) kreeg ze in 2000 al de Pulitzerprijs. Ook haar roman The Namesake (De Naamgenoot) mocht op een hoop belangstelling rekenen, en werd in 2007 verfilmd. Haar populariteit is vrijwel ongekend; bij het verschijnen van Vreemd land in de Verenigde Staten kwam het boek meteen binnen op nummer 1 in de bestsellerlijst van The New York Times, een unieke prestatie voor een verhalenbundel.

Hawthorne

Lahiri’s nieuwe boek getuigt dan ook van een zeer goede en constante kwaliteit. In Vreemd land keert ze terug naar de onderwerpen en thema’s van haar eerdere boeken. Wederom gaan de verhalen over Bengali’s in de Verenigde Staten, hun relaties onderling en met andere Amerikanen. In de verhalen onderzoekt Lahiri of de immigratie van Indiërs naar de VS een nieuwe start is of het begin van het einde. Vreemd land opent met een citaat van de Amerikaanse schrijver Nathaniel Hawthorne als motto:

De menselijke aard kan, evenmin als een aardappel, gedijen als hij gedurende een te lange reeks generaties wordt geplant en herplant in dezelfde uitgeputte grond. Mijn kinderen zijn op andere plaatsen geboren en zullen, zolang hun lot nog in mijn handen is wortelen in vreemde aarde.
(Nathaniel Hawthorne – The Custom-House)

De personages in Vreemd land lijken deze boodschap niet zozeer te onderschrijven als wel in twijfel te trekken, aangezien ze allemaal iets belangrijks missen in hun leven. In het titelverhaal komt een vader op bezoek bij zijn dochter Rumi. De afwezigen zijn net zo belangrijk in het verhaal als de aanwezigen. Rumi denkt dat ze cultureel verplicht is om haar vader bij haar in huis te nemen nu haar moeder is overleden, maar ze durft het niet ter sprake te brengen. De vader wil echter helemaal niet bij Rumi wonen; het is de dochter die haar vader nodig heeft.    

Lahiri’s talent

Vreemd land is opgedeeld in twee afzonderlijke delen. Deel 1 bestaat uit vijf op zichzelf staande verhalen, waarin Lahiri’s talent voor het korte verhaal uiterst goed zichtbaar is. Deel 2, ‘Hema en Kaushik’, is een langere vertelling in drie verhalen waarin de levens van twee Bengali’s elkaar op cruciale momenten kruisen. De verhalen zijn zonder opsmuk geschreven, maar toch heel sterk, bijna theatraal. Het enige nadeel is dat de verhalen erg op elkaar lijken, de personages zijn altijd hoogopgeleide Bengali’s in de VS en ook de thema’s zijn redelijk beperkt: man/vrouw, interculturaliteit, moeizame liefdesrelaties. Hopelijk verbreedt Lahiri in een volgend boek haar horizon door haar verhalende talent te richten op onderwerpen buiten haar eigen ervaringen.

De stijl van Lahiri’s verhalen is heel bedachtzaam. Er gebeurt niet veel, maar toch slaagt de schrijfster erin om het verhaal boeiend te houden. Langzaam voert ze de spanning op in de symmetrisch opgebouwde verhalen. De personages leven in een soort tijdloze toestand, zonder mobiele telefoons, internet of computers; zelfs de televisie heeft nauwelijks zijn intrede gedaan. Hierdoor is er meer ruimte voor het beschrijven en analyseren van de psychologische processen die aan menselijke relaties ten grondslag liggen; een vaardigheid die Lahiri als geen ander beheerst.

 

Kunst / Expo binnenland

Moderne modekunst in historisch museum

recensie: Bridges to Fashion, Rotterdam-Istanbul

.

Modeminnende meisjes lopen vlijtig fotograferend over de tentoonstelling in het Historisch Museum Rotterdam. Een bejaarde dame legt een van de meisjes uit hoe ze vroeger kleding naaide. Enthousiast betast ze de stoffen en onderzoekt hoe bepaalde naden zijn gemaakt. Twee museummedewerkers spreken haar bestraffend toe: niet aan de stukken zitten. Behalve de kledingfanaten kijken ook de bezoekers die geen naaimachine hebben, hun ogen uit. Want ook het publiek dat niet thuis is in de modewereld ziet dat kwaliteitsstoffen, vernieuwende ontwerpen en geraffineerde details de tentoonstelling bepalen.‘Wat een mooie kleuren’, ‘wat knap gedaan’ en ‘het is ook draagbaar’ zijn enkele reacties die je regelmatig om je heen hoort.

Aanjager van de tentoonstelling is Stichting Trafik, een organisatie die in 2002 in het leven is geroepen om de culturele samenwerking tussen Rotterdam en Istanbul te stimuleren. Eerder zorgde zij voor de uitwisseling van Turkse en Nederlandse beeldende kunstenaars. Het nieuwste project is een grootscheepse mode-uitwisseling. Bridges to Fashion is niet alleen een modetentoonstelling, maar ook een meerdaagse modemanifestatie met een symposium en talkshow, modeshows- en feesten. In tegenstelling tot de activiteiten, die in het derde weekend van september plaats hadden, blijft de tentoonstelling nog enkele maanden te bezoeken.

ontwerp van Ümit Ünal

ontwerp van Ümit Ünal

Het gaat om een betrekkelijk jonge generatie. De meeste deelnemende ontwerpers zijn na 1970 geboren. De Turk Selim Baklaci (1986), winnaar van Project Runway Turkije 2007, is met zijn 22 jaar de jongste. Zijn ontwerpen zijn een combinatie van polyester en parachutestof met zijden chiffon. Het geheel is zowel zwierig en chique als sportief en kleurrijk. De rustige, gedetailleerde en natuurlijke stijl van de veteraan Ümit Ünal (1965) lijkt van de Turkse ontwerpers het meeste lof te oogsten.

Een nieuwkomer onder de Nederlanders is Claes Iversen (1977). De in Nederland werkzame Vlaming maakte in 2002 de opmerkelijke overstap van accountancy naar de mode-industrie. Wie met aandacht naar zijn werk kijkt, zal zijn eenvoudige maar vernuftige prints en het creatieve gebruik van knopen zeker opvallen.
Jeroen van Tuyl (1971) en Edwin Oudshoorn (1980) zijn bij velen favoriet. Van Tuyl  presenteert krachtige zwarte ontwerpen met invloeden uit de techniek, zoals het overhemd ‘dynamometer’ laat zien. Oudshoorn heeft zich laten inspireren door de chrysant. Zijn korsetjapon met gemouleerde (gedrapeerde) bloemen is van verfijnde kleuren zachtroze en groene stof. 

Affiche Bridges to Fashion 2008

Affiche Bridges to Fashion 2008

Istanbul- Rotterdam
De biografieën van de Turkse ontwerpers maken duidelijk dat Istanbul het modecentrum van Turkije is. Vrijwel alle ontwerpers genoten hun opleiding in deze stad of zijn er inmiddels gevestigd met hun atelier en winkel. Voor enkelen vormt de stad een directe inspiratiebron. De tegenstelling tussen het oude en nieuwe inspireert Gamze Saraçoglu (1980) tot een ‘futuristic vintage’ stijl. Arzu Kaprol (1972) laat de skyline van Istanbul letterlijk terugkomen in een van haar blouses. Dilek Hanif (1962) vertegenwoordigt een meer klassieke oosterse stijl met veel zwierige japonnen en het gebruik van rood en goud. 

In Nederland is het modecentrum niet in één stad, maar over drie steden verspreid. Het merendeel van de Nederlandse ontwerpers studeerde in Arnhem. Vier van hen zijn tegenwoordig in Rotterdam gevestigd en de andere zes houden atelier in Amsterdam. Ook bij de Nederlandse ontwerpers zijn aspecten van het stadse leven terug te vinden. Eén ontwerper heeft zijn stukken zelfs ingebed in de nationale cultuur. De eerder genoemde chrysanten van Edwin Oudshoorn staan namelijk symbool voor de ‘Hollandse gezelligheid’.

De tentoonstelling is een uitwisseling tussen twee landen en in het bijzonder twee steden. Daarom is naast de ontwerpers ook aandacht voor de context waarin zij werken: de stedelijke cultuur van Istanbul en Rotterdam. Filmmaakster Afra Jonker (1954) filmde in opdracht de skylines, bruggen, pleinen, terrassen en inwoners van beide steden. De combinatie van de bewegende beelden en gepresenteerde mode geeft de tentoonstelling een dynamisch effect. Het maakt de uitwisseling tussen de twee landen voelbaar.

ontwerp van Jeroen van Tuyl, foto: Peter Stigter

ontwerp van Jeroen van Tuyl, foto: Peter Stigter

Het werk van de couturiers past prima in de klassieke stijlkamers van het Historisch Museum Rotterdam. In sommige opzichten wijkt Bridges to Fashion niet af van een tentoonstelling voor beeldende kunst. De vraag rijst zelfs wat nu eigenlijk de grenzen zijn tussen mode en beeldende kunst. Mensen worden gegrepen door een bepaald beeld, of vinden een ontwerp in eerste instantie vreemd maar kunnen het na tekst en uitleg waarderen. Ook geldt: hoe langer je ernaar kijkt, hoe meer je erin ziet. In dit licht is Edwin Oudshoorns uitspraak dat hij zich meer  kunstenaar dan couturier voelt, niet vreemd. Bridges to Fasion is met recht een blikverruimende tentoonstelling te noemen.

 

 

 

 

 

Theater / Voorstelling

Bombastisch barok blijft hangen

recensie: Nicole Beutler - Lost is my quiet forever

Nicole Beutler, afkomstig van de School Voor Nieuwe Dansontwikkeling brengt na The exact position of things (2005) en Enter Ghost (2006) het laatste deel van haar trilogie: Lost is my quiet forever. In deze voorstelling zet ze haar fascinatie voor de omgang met theater voort. Ook onderzoekt ze wederom de relatie tussen performer en toeschouwer, ditmaal met een misinterpretatie van een barokopera. Je ziet vlagen uit voorbijgaande tijden, waarbij de codes steeds opnieuw worden bevraagd. Connotaties uit de zeventiende en achttiende eeuw; feestelijkheid en weelde worden argeloos afgewisseld. Dan weer zijn de scènes stabiel, dan weer onvoorspelbaar. Het is dans binnen de kaders van performance.

~

Bombastisch barok blijft hangen
Zijn er dan helemaal geen minpunten te vinden aan deze voorstelling? Helaas wel. Als danser Pedro Ines in de microfoon klaagt over de wereld komen zijn heftige teksten al snel pretentieus over. De koppeling met de dood en de existentie is hier makkelijk gevonden maar niet geheel onderbouwd. Ook vraag je je sporadisch in de wirwar van dramatiek af wat Beutler precies met deze voorstelling wil zeggen. Waar wil ze heen? Wat vindt ze bijvoorbeeld zelf van deze poses? Is het satire of adoratie? Een vraag die ook naar voren kwam bij de poses van haar work-in progress: Le sylphide. Deze ongrijpbaarheid laat je als toeschouwer soms in het ongewisse en vertwijfeld achter.

Toch overwint deze keer haar gevoel voor smaak. De prachtige kostuums, de muziek die de ruimte volledig openbrak, het sfeervolle licht en het tikkeltje humor. Dit alles maakt Lost is my quiet forever een zeer bevredigende afsluiting van haar trilogie. Het bombastische barok blijft hangen. Iets wat je laat snakken naar de artistieke reflectie van deze maakster op actualiteiten, thematieken en stromingen uit de eenentwintigste eeuw.

Tournee: 30 september 2008 – Chassé Theater, Breda; 3 + 4 oktober 2008 – Theater Kikker, Utrecht.