Tag Archief van: interview

Interview

Aardse hunkering

special: Interview met Jabik Veenbaas
orb op het strandUnsplash

Een van de titels van een dichtbundel van dichter/schrijver/vertaler/filosoof Jabik Veenbaas luidt: Soms kijkt de aarde me aan. In zijn boek De Verlichting als kraamkamer staat een zinsnede over een van de voorlopers van de Verlichting, predikant Balthasar Bekker. Deze zinsnede zet aan tot denken: ‘Toch nog een traantje omdat de aarde haar magische glans is kwijtgeraakt?’. Geldt dat vraagteken ook voor Jabik Veenbaas’ manier van denken en in de wereld staan? We praten erover na afloop van een door hem gegeven zomercursus over de filosoof Immanuel Kant, aan de Internationale School voor Wijsbegeerte (ISVW) in Leusden.

Bepaalde beelden in je gedichten komen vaak terug, zoals het beklimmen van een ladder, een wankele trap of – sterker nog – een gezicht dat licht geeft, het oplichtende ogenblik. Gaat het dan toch ook niet om het opklimmen naar iets hogers? Of iets hogers dat afdaalt?

‘Niet in de zin van iets transcendents. Het zijn allemaal zaken die het leven licht, kleur en contour geven en belangrijk maken. Het gaat om wat ik als aardse mens meemaak, het is allemaal vanuit een atheïstisch-humanistisch perspectief gedacht.’ Het is – zo lezen we in een gedicht –

… gewoon

een hunkering […], een lange
jacht op een fabeldier, een dansend
spookschip, een dronkemansgebed …

Wil je dan de grote vragen, de grote zaken terugbrengen tot kleine dingen, zoals de herfstzon, stenen en gras, zoals te lezen valt in een ander gedicht in de bundel Soms kijkt de aarde me aan?

‘In het gedicht Oktober, terras in Bergen, dat eindigt met die drie zaken, speelt het thema van de onttovering. Daar staan “herfstzon, stenen, gras” voor het concrete, het tastbare. Maar het gaat er dan om dat ook die aardse zaken magisch en wonderlijk zijn. Denk ook aan het gedicht Toespraak over de ziel, waaruit je zojuist citeerde. In dat gedicht zeg ik enerzijds dat de ziel niet bestaat en dat die niets is. En toch is het begrip waar je niet buiten kunt als je het over de mens en bijvoorbeeld zijn kunstvoortbrengselen hebt. Je leest daar ook: “want wie zijn ziel verliest / is alles kwijt.” Ik speel met zo’n sleutelbegrip en probeer me dat toe te eigenen, met alle filosofische vraagtekens die erbij horen. Maar kleine dingen zou ik het niet willen noemen. Het gaat om alles wat je belangrijk vindt en huiveringwekkend mooi, zoals de muziek van Bach of Rameau of het Joodse bruidje van Rembrandt.

Jabik Veenbaas’ leven en werk

Jabik Veenbaas werd in 1959 geboren in het Friese dorpje Hilaard (bij Leeuwarden). Hij studeerde Engels, Fries en wijsbegeerte met een specialisatie in de filosofie van Immanuel Kant. Van zijn hand verschenen acht dichtbundels: vier in het Nederlands en vier in het Fries, waaronder het eerder genoemde boek De Verlichting als kraamkamer. Deze belandde in 2014 op de shortlist voor de Socratesbeker en krijgt 2023 een eigen cursus bij de ISVW. Verder schreef hij onder meer de cultuurhistorische studie Odysses’ onvoltooide reis, over de ontwikkeling van de figuur Odysseus in de westerse literatuur.
Daarnaast vertaalt hij zowel filosofische studies als poëzie, romans en toneelstukken. Samen met onder meer Willem Visser, de drie kritieken van Kant. Samen kregen zij voor hun vertaling van diens Kritiek van het oordeelsvermogen de Filter-vertaalprijs (2010). Veenbaas vertaalde poëzie van onder meer Wordsworth, Coleridge en Whitman en ook werk van oude(re) en jonge(re) Friese dichters als Obe Postma, Douwe Tamminga, Albertina Soepboer, Theun de Vries en Cornelis van der Wal.
Hij woont tegenwoordig samen met zijn vrouw en hun zoon in Castricum, niet ver van de plaats waar ooit schilder Charley Toorop werkte. … de Dorpsvrouw uit een gedicht in de bundel Mijn vader bad:

daar staat ze
haar voeten geplant
in de harde aarde

Momenteel werkt Jabik Veenbaas aan zijn negende dichtbundel, die de werktitel Kamermuziek heeft.

Waar gaat het in je nieuwe bundel over?

‘In Soms kijkt de aarde me aan stelde ik grote filosofische vragen aan de orde, overigens vaak op een heel spottende en relativerende manier. In mijn nieuwe bundel gaat het over het intiem-persoonlijke, over mijn jeugd, mijn vader en moeder, mijn huidige gezin.’

Immanuel Kants aardse wending

Je visie op de Verlichtingsfilosoof Immanuel Kant, waarover je recent een mooi, genuanceerd portret schreef in de serie De essentie van … (Uitgeverij ISVW, 2022), heeft ook iets persoonlijks. Bij denkers als Kant is er sprak van een soort ‘aardse wending’. Kun je die wending begrijpen?

‘De Verlichtingsdenkers stelden de aarde en de mens meer centraal. Maar ze bewaarden vaak nog restanten van het oude godsgeloof. Dat geldt ook voor Kant, die in zijn mensbeeld en ethiek humanisme en godsgeloof om de voorrang laat strijden. Zelf heb ik, zoals veel generatiegenoten, ook een soort Verlichtingsproces doorgemaakt. Ik ben ooit christelijk opgevoed, maar heb me gaandeweg van die opvoeding losgemaakt en een thuishaven gevonden in een atheïstisch-humanistisch wereldbeeld. Het gaat daarbij om een geleidelijk proces. Je begint in je puberteit met felle maar ongenuanceerde opstand en van lieverlee, al worstelend en zoekend, geef je vorm aan je eigen visie op het leven.’

‘Overigens ben ik er in mijn boek De Verlichting als kraamkamer ook vooral op uit geweest om clichés over de periode onderuit te halen. Eén van die clichés is het rationalisme van de Verlichting. Als je denkers als Hume, Kant en Rousseau goed leest, zie je dat ze juist vraagtekens plaatsen bij het hyperrationalisme van vroegere denkers als Descartes en Spinoza. Ik hecht veel waarde aan close reading: nauwkeurig lezen en de tekst eer aandoen. Denk bijvoorbeeld maar aan de Amor Dei intellectualis van Spinoza (de verstandelijke liefde voor God). Het is goedkoop en anachronistisch om dit te reduceren tot het idee dat Spinoza zich conformeerde aan de godsdienst van zijn tijd en diep in zijn hart materialist was. Zorgvuldige lectuur van de teksten zelf behoedt je voor gemakkelijke hedendaagse conclusies.’

Vertalen is met hart en ziel oefenen

Datzelfde geldt ook voor het vertalen van teksten, een ander aandachtspunt binnen je werk. Stefan Zweig schrijft in zijn De wereld van gisteren het volgende over vertalen: ‘Uit vreemde talen vertalen, is de beste vorm voor een (…) schrijver om dieper en creatiever inzicht te krijgen in het wezen van zijn eigen taal’. Herken je dat?

‘Ik kan dit deels beamen. Vertalen is een machine oliën en door vertalen leer je je taal zeker beter kennen. Je oefent de soepelheid van je taal, het precies formuleren. Maar vertalen heeft ook een intrinsieke waarde. Als je, wat ik veel heb gedaan, achttiende-eeuwse denkers vertaalt, ontsluit je hun teksten voor je eigen cultuur en voeg je op die manier iets wezenlijks toe aan die cultuur. Overigens is het werk van goede stilisten makkelijker te vertalen dan dat van slechte. Bij een goede stilist kun je bij wijze van spreken alles laten staan, bij een slechte stilist zie je je soms gedwongen om correcties aan te brengen.’

Delen in overvloed

Naast een nieuwe dichtbundel werkt Veenbaas tenslotte ook aan een nieuwe essaybundel onder de werktitel De kunst van het leven in achttien romans.

De opzet doet denken aan De wijsheid van de roman van Jeroen Vanheste, cultuurwetenschapper en universitair docent filosofie aan de Open Universiteit. Vanheste zoekt literaire antwoorden op filosofische vragen. Jij ook?

‘Mijn opzet is specifieker dan die van Vanhestes mooie boek Denkende romans. Mijn hypothese is dat schrijvers uit de afgelopen eeuw mede vorm hebben gegeven aan ons wereldbeeld. En dan nog iets specifieker: aan ons humanistisch-seculiere wereldbeeld. Daarbij passeren auteurs als Hesse, Proust, Camus, Mann, maar ook Baldwin, Reve en Houellebecq de revue. Het is de bedoeling dat het boek in 2024 zal verschijnen en dat ik dan ook wat met mijn overvloed aan verzamelde kennis ga doen. Bijvoorbeeld in de vorm van een cursus voor de ISVW.’

Het interview is nauwelijks beëindigd, of Veenbaas zet zich achter de piano en speelt een paar liedjes van de Beatles en Charles Aznavour. Het is aardse muziek, over dingen die het leven licht, kleur en contour geven. Want daar draait alles om bij de veelzijdige Jabik Veenbaas.

Interview

Aardse hunkering

special: Interview met Jabik Veenbaas
orb op het strandUnsplash

Een van de titels van een dichtbundel van dichter/schrijver/vertaler/filosoof Jabik Veenbaas luidt: Soms kijkt de aarde me aan. In zijn boek De Verlichting als kraamkamer staat een zinsnede over een van de voorlopers van de Verlichting, predikant Balthasar Bekker. Deze zinsnede zet aan tot denken: ‘Toch nog een traantje omdat de aarde haar magische glans is kwijtgeraakt?’. Geldt dat vraagteken ook voor Jabik Veenbaas’ manier van denken en in de wereld staan? We praten erover na afloop van een door hem gegeven zomercursus over de filosoof Immanuel Kant, aan de Internationale School voor Wijsbegeerte (ISVW) in Leusden.

Bepaalde beelden in je gedichten komen vaak terug, zoals het beklimmen van een ladder, een wankele trap of – sterker nog – een gezicht dat licht geeft, het oplichtende ogenblik. Gaat het dan toch ook niet om het opklimmen naar iets hogers? Of iets hogers dat afdaalt?

‘Niet in de zin van iets transcendents. Het zijn allemaal zaken die het leven licht, kleur en contour geven en belangrijk maken. Het gaat om wat ik als aardse mens meemaak, het is allemaal vanuit een atheïstisch-humanistisch perspectief gedacht.’ Het is – zo lezen we in een gedicht –

… gewoon

een hunkering […], een lange
jacht op een fabeldier, een dansend
spookschip, een dronkemansgebed …

Wil je dan de grote vragen, de grote zaken terugbrengen tot kleine dingen, zoals de herfstzon, stenen en gras, zoals te lezen valt in een ander gedicht in de bundel Soms kijkt de aarde me aan?

‘In het gedicht Oktober, terras in Bergen, dat eindigt met die drie zaken, speelt het thema van de onttovering. Daar staan “herfstzon, stenen, gras” voor het concrete, het tastbare. Maar het gaat er dan om dat ook die aardse zaken magisch en wonderlijk zijn. Denk ook aan het gedicht Toespraak over de ziel, waaruit je zojuist citeerde. In dat gedicht zeg ik enerzijds dat de ziel niet bestaat en dat die niets is. En toch is het begrip waar je niet buiten kunt als je het over de mens en bijvoorbeeld zijn kunstvoortbrengselen hebt. Je leest daar ook: “want wie zijn ziel verliest / is alles kwijt.” Ik speel met zo’n sleutelbegrip en probeer me dat toe te eigenen, met alle filosofische vraagtekens die erbij horen. Maar kleine dingen zou ik het niet willen noemen. Het gaat om alles wat je belangrijk vindt en huiveringwekkend mooi, zoals de muziek van Bach of Rameau of het Joodse bruidje van Rembrandt.

Jabik Veenbaas’ leven en werk

Jabik Veenbaas werd in 1959 geboren in het Friese dorpje Hilaard (bij Leeuwarden). Hij studeerde Engels, Fries en wijsbegeerte met een specialisatie in de filosofie van Immanuel Kant. Van zijn hand verschenen acht dichtbundels: vier in het Nederlands en vier in het Fries, waaronder het eerder genoemde boek De Verlichting als kraamkamer. Deze belandde in 2014 op de shortlist voor de Socratesbeker en krijgt 2023 een eigen cursus bij de ISVW. Verder schreef hij onder meer de cultuurhistorische studie Odysses’ onvoltooide reis, over de ontwikkeling van de figuur Odysseus in de westerse literatuur.
Daarnaast vertaalt hij zowel filosofische studies als poëzie, romans en toneelstukken. Samen met onder meer Willem Visser, de drie kritieken van Kant. Samen kregen zij voor hun vertaling van diens Kritiek van het oordeelsvermogen de Filter-vertaalprijs (2010). Veenbaas vertaalde poëzie van onder meer Wordsworth, Coleridge en Whitman en ook werk van oude(re) en jonge(re) Friese dichters als Obe Postma, Douwe Tamminga, Albertina Soepboer, Theun de Vries en Cornelis van der Wal.
Hij woont tegenwoordig samen met zijn vrouw en hun zoon in Castricum, niet ver van de plaats waar ooit schilder Charley Toorop werkte. … de Dorpsvrouw uit een gedicht in de bundel Mijn vader bad:

daar staat ze
haar voeten geplant
in de harde aarde

Momenteel werkt Jabik Veenbaas aan zijn negende dichtbundel, die de werktitel Kamermuziek heeft.

Waar gaat het in je nieuwe bundel over?

‘In Soms kijkt de aarde me aan stelde ik grote filosofische vragen aan de orde, overigens vaak op een heel spottende en relativerende manier. In mijn nieuwe bundel gaat het over het intiem-persoonlijke, over mijn jeugd, mijn vader en moeder, mijn huidige gezin.’

Immanuel Kants aardse wending

Je visie op de Verlichtingsfilosoof Immanuel Kant, waarover je recent een mooi, genuanceerd portret schreef in de serie De essentie van … (Uitgeverij ISVW, 2022), heeft ook iets persoonlijks. Bij denkers als Kant is er sprak van een soort ‘aardse wending’. Kun je die wending begrijpen?

‘De Verlichtingsdenkers stelden de aarde en de mens meer centraal. Maar ze bewaarden vaak nog restanten van het oude godsgeloof. Dat geldt ook voor Kant, die in zijn mensbeeld en ethiek humanisme en godsgeloof om de voorrang laat strijden. Zelf heb ik, zoals veel generatiegenoten, ook een soort Verlichtingsproces doorgemaakt. Ik ben ooit christelijk opgevoed, maar heb me gaandeweg van die opvoeding losgemaakt en een thuishaven gevonden in een atheïstisch-humanistisch wereldbeeld. Het gaat daarbij om een geleidelijk proces. Je begint in je puberteit met felle maar ongenuanceerde opstand en van lieverlee, al worstelend en zoekend, geef je vorm aan je eigen visie op het leven.’

‘Overigens ben ik er in mijn boek De Verlichting als kraamkamer ook vooral op uit geweest om clichés over de periode onderuit te halen. Eén van die clichés is het rationalisme van de Verlichting. Als je denkers als Hume, Kant en Rousseau goed leest, zie je dat ze juist vraagtekens plaatsen bij het hyperrationalisme van vroegere denkers als Descartes en Spinoza. Ik hecht veel waarde aan close reading: nauwkeurig lezen en de tekst eer aandoen. Denk bijvoorbeeld maar aan de Amor Dei intellectualis van Spinoza (de verstandelijke liefde voor God). Het is goedkoop en anachronistisch om dit te reduceren tot het idee dat Spinoza zich conformeerde aan de godsdienst van zijn tijd en diep in zijn hart materialist was. Zorgvuldige lectuur van de teksten zelf behoedt je voor gemakkelijke hedendaagse conclusies.’

Vertalen is met hart en ziel oefenen

Datzelfde geldt ook voor het vertalen van teksten, een ander aandachtspunt binnen je werk. Stefan Zweig schrijft in zijn De wereld van gisteren het volgende over vertalen: ‘Uit vreemde talen vertalen, is de beste vorm voor een (…) schrijver om dieper en creatiever inzicht te krijgen in het wezen van zijn eigen taal’. Herken je dat?

‘Ik kan dit deels beamen. Vertalen is een machine oliën en door vertalen leer je je taal zeker beter kennen. Je oefent de soepelheid van je taal, het precies formuleren. Maar vertalen heeft ook een intrinsieke waarde. Als je, wat ik veel heb gedaan, achttiende-eeuwse denkers vertaalt, ontsluit je hun teksten voor je eigen cultuur en voeg je op die manier iets wezenlijks toe aan die cultuur. Overigens is het werk van goede stilisten makkelijker te vertalen dan dat van slechte. Bij een goede stilist kun je bij wijze van spreken alles laten staan, bij een slechte stilist zie je je soms gedwongen om correcties aan te brengen.’

Delen in overvloed

Naast een nieuwe dichtbundel werkt Veenbaas tenslotte ook aan een nieuwe essaybundel onder de werktitel De kunst van het leven in achttien romans.

De opzet doet denken aan De wijsheid van de roman van Jeroen Vanheste, cultuurwetenschapper en universitair docent filosofie aan de Open Universiteit. Vanheste zoekt literaire antwoorden op filosofische vragen. Jij ook?

‘Mijn opzet is specifieker dan die van Vanhestes mooie boek Denkende romans. Mijn hypothese is dat schrijvers uit de afgelopen eeuw mede vorm hebben gegeven aan ons wereldbeeld. En dan nog iets specifieker: aan ons humanistisch-seculiere wereldbeeld. Daarbij passeren auteurs als Hesse, Proust, Camus, Mann, maar ook Baldwin, Reve en Houellebecq de revue. Het is de bedoeling dat het boek in 2024 zal verschijnen en dat ik dan ook wat met mijn overvloed aan verzamelde kennis ga doen. Bijvoorbeeld in de vorm van een cursus voor de ISVW.’

Het interview is nauwelijks beëindigd, of Veenbaas zet zich achter de piano en speelt een paar liedjes van de Beatles en Charles Aznavour. Het is aardse muziek, over dingen die het leven licht, kleur en contour geven. Want daar draait alles om bij de veelzijdige Jabik Veenbaas.

Kunst / Interview

VERDWIJNPUNT ALS HORIZONVERSMELTING

special: Interview met beeldend kunstenaar Sam Drukker

Amstelveen en Assen. Nu en straks: twee tentoonstellingen met werk van Sam Drukker (1957). In Amstelveen gaat het om een overzichtstentoonstelling. In Assen zullen alleen zelfportretten te zien zijn uit een periode van veertig jaar. Deze ontbreken in Amstelveen. Zo vullen beide exposities elkaar aan. Tijd voor een interview met de kunstenaar die steeds bekender lijkt te worden. Terecht.

Hij ontvangt mij hartelijk met thee en tulband cake in zijn atelier in Amsterdam-West en is nieuwsgierig naar welke insteek ik ga kiezen. Ik antwoord, dat zijn werk mij uiteindelijk, als ik er een noemer aan moet geven, doet denken aan het begrip ‘horizonversmelting’. Raakvlakken tussen verleden, heden en toekomst. Sam Drukker antwoordt, dat dit eigenlijk voor alle kunst geldt. Dat je het misschien moet zoeken in het verdwijnpunt in zijn werk. Op het eind van het interview komen wij hierop terug. We hebben afgesproken elkaar te tutoyeren.

Het verleden spreekt

Je staat vaak op de schouders van voorgangers: Masaccio, Israëls, David, Hockney en jouw oud-docent Matthijs Röling. Wil je ze op die manier levend houden, door ze naar het hier-en-nu te halen?

‘Daar heb ik eigenlijk nooit op die manier over nagedacht. Het zijn leermeesters. Ik ben maar een kleine jongen. Ze herdenken gaat vanzelf. Er zit eigenlijk voor mijn gevoel geen tijd tussen bijvoorbeeld Masaccio [uit de Italiaanse Renaissance, EvS] en nu. Ze zíjn allemaal in leven. Misschien moet je het eerder omdraaien: deze mensen houden míj in leven. Kijk maar naar al die kunstboeken die hier staan.’

Nathan Rotenstreich, 2014. Foto: Edo Kuipers

Eenzelfde soort idee heb ik bijvoorbeeld bij de serie Minje die in Amstelveen is te zien: tien joodse mannen die tijdens de Tweede Wereldoorlog volwassen waren. Vormen zij ook, als de tien mannen die nodig zijn om een dienst in de synagoge te kunnen houden, een eerbetoon?

‘Ja. Ze zitten model en ik kijk uit in één en al verwondering. Dat is de enige reden waarom ik wil schilderen. Ik kan eigenlijk nooit wachten om te beginnen. Als mensen een bepaalde houding aannemen, kan ik opeens denken: “Wow!” En vraag dan of ze dit even zo kunnen vasthouden. Verder was ik met hun achtergrond nauwelijks bezig. De oud-directeur van het Joods Historisch Museum, die de serie heeft verworven, zei verrassend genoeg, dat die portretten over het heden gaan, terwijl ik dacht dat ze over de oorlog gingen.’

Het hier-en-nu

Er zit dus een heilig moeten achter. Een verhaal, van schetsen tot schilderij, dat moet worden verteld in het hier-en-nu?

‘Dat is per project verschillend. Series, zoals bijvoorbeeld van de mannen in bootjes kun je een heilig moeten noemen. Ik ga uitzoeken of ik in- of uit wil zoomen. Dat is een spel, en zo begint het soms. Het is heel duidelijk waar ik dan heen wil. Ik begin nooit als ik geen idee heb, en dat leer ik mijn studenten ook. Wees goed voorbereid. Onderweg zie je dan wat buiten je plan valt. Dát te ontdekken, is van een grootse schoonheid. De kwaliteiten zijn er al of ontstaan gaandeweg.’

Drie roeiers, 2017. Foto: Edo Kuipers

Zit er ook een schoonheidsbeleving in de manier waarop de tien mannen, de serie Minje, in Amstelveen is opgehangen? De tien mannen als in een wolk, de tekeningen strak in het gelid. Of is dat een vorm van dialectiek?

‘Dat is een interessante vraag. Chaos heeft behoefte aan mathematiek en logica, maar ook dat is een schoonheidsbeleving. En vergeet niet, dat ik ook van smerigheid hou. Kijk maar naar dit schilderij van een vrouw [dat staat tegen de muur bij het tafeltje waar we zitten, EvS]. De ultramarijne accenten gaan gloeien tegen de “vuile” kleuren eromheen. Het krukje is zelfs alleen met houtskool getekend. Ik ben geen denker in de zin van een filosoof, maar wél op zo’n manier. De kleurkwaliteiten gaan samen. Het een kan niet zonder elkaar.’

De toekomst tegemoet

De serie Na het paradijs gaat zowel over het verleden (het land dat een man met een koffer achter moest laten, gelijk Adam en Eva het paradijs achter zich moesten laten) en de toekomst die hij in zijn andere hand draagt: plastic tassen van een dure winkel. Zit daar ook een Bijbelse laag onder, van verwachting?

‘Daar laat ik me niet over uit. Het is als een bandje waarin ik als puber speelde, en dat een en al somberheid uitstraalde. Het is verontrustend. Ik wil me niet uitspreken, omdat ik dat aan de kijker overlaat. Het gaat mij niet aan. Ik geloof wel in iets, en dat is schoonheid. Dat is tegelijk ook troostrijk. Ja, het is ook een Bijbels thema. Denk aan het fresco De verdrijving uit de Hof van Eden van Masaccio in Florence. Ik zal alleen de namen Adam en Eva en bootvluchtelingen niet in de mond nemen. Ik ben bezig met het moment, van het verleden vandaan, zoals die roeiers alles achter zich laten, omdat zij er met de rug naartoe zitten. Dát roert mij: de weg ernaartoe, niet ervan af.’

Man met koffer, 2017. Foto: Edo Kuipers

Dit doet mij denken aan je schilderij Ophelia. Dat is eigenlijk de vraag: to be or not to be, leven of dood. Is er twijfel ingeslopen, of kwetsbaarheid?

‘Kwetsbaarheid. De rest laat ik ook hier open. Is het somber, is ‘t het einde? Of is het heling, een bad? Het doek is geïnspireerd op het beroemde negentiende-eeuwse schilderij van Millais [Drukker wijst mij op een ansichtkaart ervan, die op de muur is geprikt]. De kijker mag het invullen. De kijker mag véél invullen.’

We zouden nog terugkomen op die ‘horizonversmelting’ van het begin, op het verdwijnpunt zoals jij het schilderkunstig vertaalde.

‘Ja. Ik ben nu bezig een muurschildering in Rotterdam voor te bereiden. Het komt binnen in een gebouw van Maaskant. Daarop komen enkele afbeeldingen van arbeiders, die een dakspant opduwen. Het is ontleend aan een dakspant in de Laurenskerk in Rotterdam. Er zit een horizon in, want alles heeft een horizon.’

Eerst kruipt Sam Drukker over de grond, om de schetsen en foto’s van dat verloren gegane dakspant in de Laurenskerk te laten zien. Daarna staat hij op en blijft, als de docent die hij ook is, staan:

‘Ik moet het hebben van vorm, toon, kleur, beweging. Dat is de formele kant van mijn werk. Dan komen de schimmetjes en de betekenis erin terug. Maar veel complexer en meer gelaagd dan op het moment dat iemand mijn atelier binnenstapt, want dan heb ik mijn vooroordelen net als iedereen klaar. Die zijn grof en globaal. Daar heb je als schilder niets aan. Ik heb nu eenmaal geen tube “introvert”. Een mens is veel meer dan dat. In een mens valt alles samen. Net als in die “horizonversmelting” van jou.’

 

Boeken / Non-fictie

Kunst als maatschappelijke spiegel

recensie: Dialoog over kunst en politiek - Édouard Louis & Ken Loach
Molecule ManUnsplash license https://unsplash.com/photos/Regf9o7r_ZM

In 2019 gingen de Franse schrijver Édouard Louis en de Engelse cineast Ken Loach voor de Arabische zender Al Jazeera met elkaar in gesprek. Dialoog over kunst en politiek is een transcriptie van deze boeiende uitwisseling tussen twee sterk geëngageerde kunstenaars.

Loach maakt al decennialang films over sociaal onrecht. In zijn werken staan vaak gewone mensen uit lagere sociale klassen centraal. Zijn laatste film, Sorry we missed you, maakte veel los over de erbarmelijke werkomstandigheden van pakketbezorgers. Als schijnzelfstandigen werken de bezorgers zich een slag in de rondte voor een hongerloontje, zonder de sociale zekerheid die arbeiders in loondienst wel hebben. Louis debuteerde op twintigjarige leeftijd met Weg met Eddy Bellegueule, een autobiografisch werk waarin hij afrekent met zijn conservatieve arbeidersafkomst waarin geen plek was voor zijn homoseksualiteit. Zijn Ze hebben mijn vader vermoord is onlangs door Ivo van Hove bewerkt tot monoloog en wordt vertolkt door Hans Kesting.

Dubbel geweld

Louis rekent het de Franse staat aan dat hij geen vader meer heeft. Op zijn vijfendertigste raakte zijn vader arbeidsongeschikt doordat hij een zware kabel op zijn rug kreeg in de fabriek waar hij werkte. Hij kreeg een uitkering, totdat de voorwaarden werden aangescherpt en hij plotseling niet meer in aanmerking kwam. Ondanks zijn kapotte rug, werd Louis’ vader gedwongen weer te gaan werken, wat hij met zijn leven heeft moeten bekopen.

Dergelijk overheidsgeweld – het afschaffen van sociale bijstand en het toestaan van erbarmelijke arbeidsomstandigheden – is niet het enige geweld waartoe de overheid in staat is. Volgens Louis is er sprake van ‘dubbel geweld’, waarbij hij ook problematieken als alcoholmisbruik en huiselijk geweld meerekent als directe gevolgen van wanbeleid.

Klassiek versus nieuw socialisme

Louis en Loach vullen elkaar goed aan. Beiden zijn sterk geëngageerde kunstenaars die met hun werken maatschappelijke verandering willen teweegbrengen. Toch leggen de twee andere zwaartepunten in de sociale strijd die ze voeren. Loach is een old school socialist die gelooft in de kracht van de gemeenschap, vertegenwoordiging via de vakbond en verheffing door zinvol en eerlijk werk. Louis daarentegen constateert dat arbeiderskringen vaak niet inclusief zijn en onveilig kunnen zijn voor minderheden als vrouwen en homoseksuelen. Het levert een interessant gesprek op, waarin de heren zeker niet tegenover elkaar staan, maar juist leren van elkaars perspectief.

Omdat het oorspronkelijke gesprek een klein uur duurde, kent Dialoog over kunst & politiek slechts 68 pagina’s. Het roept de vraag op wat de exacte meerwaarde is van de transcriptie ten opzichte van de originele uitzending, die in z’n geheel op YouTube staat. Natuurlijk wordt er weer een nieuwe groep lezers bereikt. Maar bovenal smaakt de dialoog naar meer. De heren zijn immers nog lang niet uitgepraat na de laatste pagina van dit flinterdunne boekje.

Boeken / Non-fictie

Aangename alternatieve dwarsdoorsnede

recensie: Edwin Hofman – Avonturiers van de Nederpop

Boeken over Nederpop zijn er de afgelopen jaren nogal wat verschenen. Maar in Avonturiers van de Nederpop (2020) duikt Edwin Hofman in de alternatieve popmuziek en laat hij vooral de artiesten zelf het woord doen. In drieëntwintig hoofdstukken leren we veel over de laatste decennia van de alternatieve scene.

Het fijne van dit boek is dat – ook al heb je de alternatieve popmuziek van ons land best aardig in beeld – je wellicht altijd wel één of meerdere kopstukken gaat tegenkomen die je nog niet kende of waarbij je verrast wordt door de context waarin de muzikant het schreef.

Web-auteur wordt boekschrijver

Schrijver Edwin Hofman zal voor veel lezers van websites, waarop alternatieve muziek de aandacht krijgt, geen onbekende zijn. Zo is hij al sinds 2011 verbonden aan Written in Music, maar heeft hij ook aan 8WEEKLY zijn steentje bijgedragen, bijvoorbeeld met deze recensie over Paul Weller. Met Avonturiers van de Nederpop – veertig jaar eigenzinnige Nederlandse popmuziek treedt hij toe tot de auteurs met een boek op hun naam. Als tweede ondertitel kreeg het boek Van Hallo Venray tot Adieu, Sweet Bahnhof: een bijzondere woordgrap om van een bandnaam tot een liedje te gaan. Dat laatste liedje is natuurlijk van The Nits. Het boek maakt trouwens deel uit van een serie boeken van dezelfde uitgever. Een serie die verder geen naam, maar wel steeds muziek als rode draad heeft gekregen. Hoe dat precies zit, ging 8WEEKLY zelf vragen aan Edwin Hofman, net zoals hij met de klassiekers van de alternatieve Nederpop in gesprek ging.

In gesprek met Edwin Hofman

Edwin Hofman was een korte periode als eindredacteur actief bij 8WEEKLY en schrijft inmiddels zo’n tien jaar voor de site Written in Music. “Ik schreef af en toe voor lokale kranten, tijdschriften en het magazine Smilin’ Ears, en wilde als bekroning een boek uitbrengen. Toen ik tachtig procent van dit boek had geschreven, over uitdagende ontmoetingen met kopstukken uit de alternatieve Nederpop, ging ik op zoek naar een uitgever en vond onderdak bij deze kleine uitgever: kleine Uil. Gelukkig kreeg ik redelijk de vrije hand om het boek te voltooien, maar ik moest wel onder de driehonderd bladzijden blijven. Daarom werd het geen canon van de alternatieve Nederpop, maar een deel in de bestaande reeks over popmuziek van deze uitgever. Naast tekst herbergt het boek ook mooie portretten en albumhoezen die de verhalen verluchten waar vooral de muzikanten aan het woord zijn”, vertelt Hofman. “Het clearen van de rechten van de foto’s was een proces op zich! Maar het was het waard; het maakt mijn boek zeker sprekender.”

De titel van het boek doet je afvragen hoe de ‘avonturiers’ geselecteerd werden. “Zo’n keuze is altijd voor discussie vatbaar. Mijn uitgangspunt was vooral om de gitaargeoriënteerde bandleiders te spreken die vandaag de dag ook nog actief zijn in de muziek. Met de wetenschap dat ik geen canon zou schrijven en de omvang onder de driehonderd pagina’s moest blijven, heb ik deze keuze gemaakt. Om sommige namen kan je gewoon niet heen, zoals The Nits en Robert Jan Stips natuurlijk. Doordat ik tijdelijk minder ben gaan werken vond ik ook de tijd om dit boek te voltooien in beperkte tijd. Terugkijkend had ik Gruppo Sportivo, Mecano en Pip Blom ook nog een plaatsje willen geven, maar de lijst zou nog veel langer kunnen zijn. Nu het boek een tijdje uit is, mag ik niet klagen over de publieke aandacht, waardoor de eerste oplage van het boek inmiddels is verkocht. Nu is het hopen dat het boek ook nog een tijdje mag prijken op de tafels bij de boekhandels, nu de feestdagen in zicht komen.”

Actievelingen in de alternatieve Nederpop

Het boek neemt de lezer mee in een tocht door de alternatieve popscene van de afgelopen vijftig jaar. Robert Jan Stips maakte daarbij de langste tocht door de Nederpop en is ook nog steeds actief, alive and kicking net zoals alle andere artiesten die in het boek aan het woord komen! Alle hoofdstukken hebben als gemene deler dat vooral de artiest en niet de interviewer aan het woord is. De vragen zijn subtiel verwoord in een inleidende zin van een paragraaf zonder dat het als vraag klinkt. Het boek leest als een verzameling muzikale tochten van artiesten, die vooral gedreven zijn om zich muzikaal te uiten zonder zich zorgen te maken of er wel een betalend publiek is voor hun kunstuitingen. Die drijfveer heeft de alternatieve Nederpop in zijn algemeenheid gevormd. Dat wil niet zeggen dat we hier louter muzikanten te horen krijgen die aan de rand van de samenleving moeten leven, omdat muzikant zijn in een klein land ook een klein publiek trekt. Sommige bands zijn succesvol geweest of zijn dat nog. Deze muzikanten, die vooral als credo hebben om muziek te maken die spreekt vanuit het hart, beleven zelden de waardering van het grote publiek. En als ze dat al wel beleven en zich verder ontwikkelen, raken ze net zo makkelijk die publieke aandacht weer kwijt, omdat het grote publiek eigenlijk alleen maar meer van hetzelfde wil.

Hofman heeft een boek geschreven dat de muziekliefhebber zal bekoren. Het is geen boek om in één adem uit te lezen. Wel word je gedreven om elk hoofdstuk in één teug te lezen. Vervolgens nodigt het je uit om de muziek te luisteren. Gelukkig zijn er moderne media om die muziek te laten klinken, want een cd zit niet bij dit boek. Voor iedere Nederpopliefhebber van het alternatieve genre valt er veel te genieten bij het lezen van deze verhalen, die een fraaie dwarsdoorsnede geven van dit onderbelichte deel van de Nederpop!

Boeken / Interview
special: Interview met Bart van Loo over zijn nieuwe boek: De Bourgondiërs

“Tijdens het schrijven werd ik weer ik die 14-jarige knaap die gefascineerd naar de dode Karel de Stoute in de sneeuw zat te kijken.”

Bart Van Loo heeft er een slopende lezingen- en interviewreeks in Vlaanderen en Nederland opzitten. De verteller is zichtbaar uitgeteld, maar – gelukkig voor ons – niet uitverteld: het duurt het niet lang voor hij weer gloedvol en opverend vertelt over ‘zijn’ Bourgondiërs. Het onderwerp ligt hem nu eenmaal na aan het hart: zijn vrouw is Bourgondisch, hun dochter bijgevolg Vlaams-Bourgondisch. “Maar toch heb ik dit boek in de eerste plaats voor mezelf geschreven.”

Een pil van ruim 600 pagina’s over de geschiedenis van de Bourgondiërs: op voorhand moet het als commerciële zelfmoord hebben geklonken, maar de teller staat vandaag op bijna 65.000 verkochte exemplaren in 2,5 maand. Hoe verklaar je dat succes?

“Het boek is mooi gelanceerd geworden in De Wereld Draait Door en De Afspraak, er zijn meteen heel veel 4- en 5-sterrenrecensies gekomen en er is de 8-delige podcast die ik voor radiozender Klara maakte. Dat zijn concrete aanleidingen, maar die verklaren de stormloop in Vlaanderen en Nederland natuurlijk niet. Als we wat dieper graven, denk ik dat het een kwestie van identiteit is. Zeker in deze verbrokkelde, complexe tijden van migratie, Brexit, Marrakech-akkoord … stellen mensen zich de vraag: wie zijn wij eigenlijk? Waar komen wij vandaan? Misschien is het in die context dan interessant wanneer iemand besluit om – zonder enige ideologische bedoelingen – dat verhaal te vertellen. Hebben wij een collectieve identiteit? En zo, hoe is die ontstaan? En ik heb vastgesteld dat we daarvoor naar de Bourgondiërs moesten kijken. Vandaar ook de ondertitel Aartsvaders van de Lage Landen. Maar is het echt de verklaring voor het succes? Ik weet het niet, want dat identitaire zit niet expliciet in het boek. Dat zou ook averechts werken. Zij die trouwens op zoek zijn naar een specifiek Vlaamse identiteit zullen al meteen vaststellen dat Limburg en Brabant nu tot Vlaanderen behoren, maar in de middeleeuwen helemaal niet. De Lage Landen zijn een samenraapsel van identiteiten, die de Bourgondische hertogen staatkundig, juridisch, militair, monetair en artistiek hebben samengebracht. Wat ik eigenlijk vooral wilde aantonen, was dat onze geschiedenis niét begint bij de val van Antwerpen of bij Willem van Oranje, maar veel eerder. Iets wat we nooit op school hebben geleerd.”

Hoe ben je eigenlijk aan dit titanenwerk begonnen?

“Ik trek bij wijze van spreken aan een touwtje en stel dan vast wat daar allemaal aan vasthangt (haalt een denkbeeldige vislijn binnen). Jan Van Eyck staat midden in het verhaal van de Bourgondiërs als hofschilder van Filips de Goede. Jeanne d’Arc heeft er ook alles mee te maken en leefde gelijktijdig met Van Eyck. Het begin van de boekdrukkunst, dat was in de tijd van Karel de Stoute. Het ontstaan van de huiskapellen, de groeispurt van het ego … Allemaal dingen die mij uitermate boeien en die ik in één boek kon verwerken. Ik heb het dus eigenlijk in de eerste plaats voor mezelf geschreven, waarbij ik terug die 14-jarige knaap werd die gefascineerd naar het prentje van de dode Karel de Stoute in de sneeuw keek. Nu, ik moest dit boek ook voor mezelf schrijven, anders had ik dit project nooit volgehouden.”

Je waagt je soms ver in je beschrijvingen: een feest dat een “welgemeende fuck you richting Engeland” was, een vrouw met “een voorhoofd als een erotisch voorsteven” … Nooit gedacht dat je hier niet mee zou wegkomen?

“Als verteller schud ik dergelijke beschrijvingen als het ware automatisch uit mijn mouw, ik voel aan dat ze nodig zijn om het verhaal tot leven te brengen. Net zoals ik graag vertrek van details en petites histoires om van daaruit breder te gaan. Zoals het feit dat er 200 eekhoorntjes werden verwerkt in een kostbare mantel. Of dat Filips de Goede zich wel naar de borst moet hebben gegrepen toen het Lam Gods werd onthuld. En die ‘welgemeende fuck you’? Tja, misschien is die op het randje, maar het overdreven feest dat werd gegeven kwam daar nu eenmaal op neer. Met één uitdrukking leg ik de hele internationale politiek uit. Toegegeven, het is een literaire vrijheid die echte academici zich wellicht niet kunnen veroorloven. Meer nog: de academische wereld heeft lang neergekeken op de histoire événementielle zoals ik ze bedrijf. Onlangs gaf professor Wim Blockmans evenwel toe dat historici net zo’n verhalen nodig hebben om buiten hun afgebakende vakgebied te geraken en het grote publiek te bereiken.”

In dat verband: een bevriend historicus gaf de kritiek dat academici al het veldwerk doen, waarna een verteller als jij er bij het grote publiek mee gaat scoren.

“Vanuit menselijk, psychologisch standpunt kan ik die reactie begrijpen. Anderzijds: ik heb vier jaar aan dit boek gewerkt zonder dat een of ander universiteit mij een loon uitbetaalde, wat best een grote commerciële gok van mij was, en er stapels en stapels boeken voor gelezen. Bovendien houdt niets die academici tegen om hetzelfde te doen. Ik zou dat zelfs toejuichen: laat ze hun kennis maar meeslepend ontsluiten. Maar voor mij is geschiedschrijving geen wedstrijd, voor mij komt het neer op verhalen vertellen en die koppelen aan historisch inzicht. En ik heb dat alleen kunnen doen omdat ik op de robuuste schouders van echte historici stond. Die spanning tussen academische en populaire geschiedschrijving vind ik trouwens heel boeiend, op 1 juni vindt er naar aanleiding van mijn boek zelfs een debatnamiddag over plaats aan de UGent.”

Over populair gesproken: ik las in een recensie dat je boek zich uitstekend zou lenen tot een televisiereeks à la The Crown. Zet je dat aan het dromen?

(enthousiast) “O ja, geweldig! Zij het dat iemand anders het zal moeten doen, want daar begin ik niet aan. Maar beeld je eens in: Jeremy Irons als de oude Filips de Goede, of als Filips de Stoute die met zijn stofbril op weg is naar alweer een veldslag. En wat een mooi personage zou de Franse koning Karel VI zijn, die opeens krankzinnig wordt en op zijn gevolg begint in te hakken. Wat een rol! Die banketten, die riddertornooien, die veldslagen, die moordaanslagen … Het is allemaal zo episch en filmisch dat het zich heel goed zou lenen voor een serie. Zeker omdat er ook nog eens van die Shakespeareaanse elementen inzitten, zoals Filips de Goede en Filips de Stoute die elkaar als vader en zoon vreselijk in de haren konden vliegen. Of Lodewijk van Male, de graaf van Vlaanderen, die in Brugge aan een willekeurige deur moet kloppen om aan de woedende menigte te ontsnappen en later de stad ontvlucht door de slotgracht over te zwemmen. Je ziet het toch zo voor je?”

Tot slot: al een idee wat hierna volgt?

“Eerst en vooral vakantie. Het is nodig, zoals je kan merken (lacht). Daarna zien we wel. Wie weet schrijf ik wel een sequel op De Bourgondiërs, waarbij de supranationale Lage Landen op het einde van de rit uiteenvallen. Dan heb ik de twee oerverhalen: het ontstaan en de scheuring. Alleen al de val van Antwerpen in 1585 is toch mateloos boeiend? Al die kunstenaars, bankiers en intelligentsia die massaal de stad verlieten en naar Amsterdam trokken, dat zijn Gouden Eeuw zag beginnen. Voor het tot dan altijd op kop lopende Vlaanderen een drama, voor Nederland een schitterende gebeurtenis. En dan kan je er de godsdienstoorlogen, Willem van Oranje, Pieter Brueghel, Jeroen Bosch … bij gaan betrekken. Maar nogmaals: ik zie wel of ik de adem vind om dat nogmaals op te brengen. Want het schrijven van De Bourgondiërs is gekkenwerk geweest. Echt crazy.”

Geniet dus maar des te harder van je dolce far niente!

Theater / Interview
special: ROTOR - Rushing Faces

Koen van der Heijden en Hidde Aans-Verkade over Rushing Faces

“Als je een omstander raakt… Dan heb je echt een heel groot probleem.” Rushing Faces is een performance city tour door de drukke binnenstad van Utrecht. Hoe ziet dat er uit? En hoe repeteer je dat? Steffen van Zundert sprak daarover met makers Koen van der Heijden en Hidde Aans-Verkade van performance collectief ROTOR. In samenwerking met DOX maakten zij Rushing Faces, een nieuwe performance in de publieke ruimte.

Rushing Faces is 30 en 31 maart te zien op Festival Tweetakt in Utrecht

Theater / Interview
special: BERG&BOS - In Vrede

Eva Line de Boer en Maurits van den Berg over ‘In Vrede’

Steffen van Zundert sprak regisseur Eva Line de Boer en acteur Maurits van den Berg over de voorstelling In Vrede van BERG&BOS. In Vrede is een mozaïekvertelling over de littekens van de Tweede Wereldoorlog en hoe die ook nu nog van invloed zijn op onze samenleving.

 

Valentine
Muziek / Interview
special: Interview Robby Valentine
Valentine

Robby Valentine over gevoel, tegenslag, inspiratie en optreden.

We zitten in de thuisstudio van Robby Valentine. Een rijtjeshuis in een nieuwbouwwijk met de familieauto voor de deur. Beneden leert zijn dochter van zes breien. In een vitrinekast staan beeldjes van Queen en aan de muur hangt een iconische gitaar met het Love Symbol van Prince “Ken je ‘Let it go’ van de film Frozen,” vraag ik en hij lacht.

Robby: “Eigenlijk is het uit nood geboren dat ik zelf opneem. In Wisseloord was ik drieduizend gulden per dag kwijt, dat telt flink door als je er een maand zit. Ik had thuis met 16 sporen demo’s gemaakt die beter klonken. Toen dacht ik: dit ga ik niet meer doen. Voor mijn derde plaat had ik in 1995 een goede deal in Japan en ben ik direct mooie spullen gaan kopen. In basis staat hier nog dezelfde studio. Die mengtafel valt wel bijna uit elkaar van ellende, ik ben blij dat hij het tot het laatste nummer van de nieuwe plaat heeft volgehouden.”

“Ik voel me meer mezelf dan in een joggingoutfit”

Robby Valentine Fotosessie The Alliance

Foto: Hans van Eijsden

Het contrast tussen de uitstraling van Robby Valentine op het podium (waarbij windkanonnen, lange haren en make-up een grote rol spelen) en de eerder wat introverte man die voor me zit, is groot. Ik vraag me af of hij zich anders voelt als hij de kleding van Valentine aandoet: “Ik voel me eigenlijk meer mezelf als ik met de muziek bezig ben, dan als ik bijvoorbeeld in mijn joggingoutfit op straat loop. Dat vind ik veel minder ik.”

Het valt me op dat Robby Valentine zich in bijna alles laat leiden door zijn gevoel. Of hij het nu heeft over de keuze voor de school voor zijn dochter of als hij praat hoe hij inspiratie krijgt voor zijn muziek. Het gezin woonde in Almere: “Ik was geen zwever, en daar ben ik het een beetje geworden. Als je inspiratie zoekt dan roep je het goddelijke aan, maar het leek wel of dat daar helemaal was afgesloten.”

“Je bent hartstikke bezorgd. Dan keer je naar binnen.”

De inspiratie kwam na de verhuizing naar West-Friesland waar het noodlot toesloeg. Zijn ene oog was al aangetast door glaucoom waardoor hij door een koker kijkt. Zijn andere oog kreeg met een aantal infecties te maken waardoor er littekenweefsel ontstond en hij enkel licht en donker kan onderscheiden. “Ik heb er aan moeten wennen, autorijden kan niet meer. Ik prijs me gelukkig dat ik in ieder geval nog wat kan zien. Voordeel is wel, de jaren ervoor kwam er geen fatsoenlijk idee uit. Tijdens die oogontsteking lag ik de hele dag op bed en was ik ook echt ziek. Je probeert je koest te houden, maar eigenlijk ben je hartstikke bezorgd. Dan keer je naar binnen en ineens had ik de helft van de nieuwe plaat in mijn hoofd zitten.”

Hoewel hij met enige regelmaat een platendeal krijgt en daarmee ook zijn platen regulier op de markt verschijnen, is Valentine volledig onafhankelijk in zijn werk. Hij neemt zijn platen in eigen beheer op en brengt ze zelf uit. “Ik sluit nooit compromissen. Ik wil muziek maken zoals ik voel dat het moet zijn, totaal niet berekenend. Maar bij platenmaatschappijen, was er altijd wel iets. Het begon met mijn imago. Daar moest over geouwehoerd worden, dat was een continue strijd. Ik werd er erg ongelukkig van. Ik denk ook dat grote bedrijven waar ook ter wereld het tegenovergestelde zijn van creatieve geesten. Je werk wordt dan business. Hoe kan je als creatief en artistiek persoon in godsnaam een product zijn? Je ziet ook veel wereldsterren waarvan ik me afvraag of ze in de greep van de commercie gelukkig zijn. Ze worden helemaal uitgewrongen.“

“Gaaf gevoel als iedereen meeblèrd”

Voor die nieuwe plaat The Alliance loopt een succesvolle crowdfundingcampagne en langzaam licht Valentine tipjes van de sluier op. “Heel veel nummers hebben een hoog meezinggehalte. Er zitten veel unisono-koren in, waardoor ik met die nummers een eenheid kan worden met het publiek. Bij het nummer ‘Black Rain’ vind ik het zo’n gaaf gevoel als iedereen meeblèrd. Dat vind ik het mooiste aan muziek, dat je een eenheid wordt met het publiek.”

Robby Valentine Fotosessie The Alliance

Foto: Hans van Eijsden

Valentine (inmiddels 49) lijkt met de nieuwe plaat meer dan ooit voor een eigen weg te kiezen waarbij hij melodieën met Turkse invloeden heeft toegevoegd. “Vroeger was ik beledigd als ze constant zeiden dat het te veel op Queen leek, terwijl Queen eigenlijk weer op The Sweet lijkt. Nu denk ik: ik vind het mooi, flikker op, ik maak gewoon wat ik mooi vind.”

Ondanks dat hij een perfectionist in de studio is, houdt hij het meest van optreden. “Het moment dat je alles gemixt hebt en het precies is zoals je het wilde, dat is het mooiste gevoel. Maar dat duurt maar even en daarna wordt het gevoel alleen maar minder. Er gaat niets op tegen het gevoel om met de band te spelen. Ik wil het dan wel zo goed mogelijk spelen, zoals het op de plaat klinkt. Met mijn huidige band kan dat. Ik stuur ze de nummers op en ze repeteren thuis. Gelukkig zijn ze nog meer perfectionistisch dan ik. Meestal hoeven we niet te repeteren en is een soundcheck genoeg.“

Tot slot vraag ik hem wat er van hem was geworden hij geen muzikant zou zijn. Hij lacht: “Toevallig keek ik net naar een interview met Prince waarin hem dezelfde vraag werd gesteld en hij gaf hetzelfde antwoord. Omdat ik niets anders leuk vind heb ik alles op alles gezet om muzikant te worden. Bij hem is het goed gelukt, en ach, ik kan er ook nog altijd van leven.”

 

Tim Treffers in Japan
Muziek / Interview
special: Interview met Utrechtse muzikant Tim Treffers
Tim Treffers in Japan

Rijzende zon voor muzikanten: het verhaal van Tim Treffers

Van eigen beheer naar een groot platenlabel, op grote posters in platenzaken, volle zaaltjes met een divers publiek en een aanhang van fans die met elk optreden groeit. Geen Nederlandse perikelen, maar een avontuur dat de Utrechtse muzikant Tim Treffers overkwam. 8WEEKLY sprak met Tim over zijn muzikale reis door Japan.

De zogenaamde Blue-eyed Soul (ook wel White Soul) waarin Tim zich begeeft, heeft in Nederland geen groot platform om zich te profileren. Het nogal specifieke genre maakt hier weinig kans tegen de populariteit van de overheersende massamuziek uit de Top 40. Sommige muzikanten zoeken daarom hun heil in het buitenland.

“Ik heb me nooit echt gefocust op bekend worden in Japan, tot meerdere andere artiesten (onder andere Hans Dulfer en Wouter Hamel) vertelden dat het genre waarin wij muziek maken daar veel populairder is dan hier. Destijds had ik één Japanse volger die ik benaderd had en mij vervolgens een lijst van platenlabels stuurde. Ik heb ze allemaal gemaild en mijn eerste album meegestuurd. Eén nachtje slapen later had ik al een reactie van een label dat enthousiast was. Opeens was het een mogelijkheid en vanaf toen ging het allemaal heel snel.”

Het zou nog een tijdje duren voordat Tim de reis daadwerkelijk kon maken. Er moest nog gekeken worden of het album echt marktwaarde in Japan kon hebben. Een erg spannende periode van ruim een maand, maar toen was daar het verlossend antwoord: ze geloven in Tim! De reis naar Japan kon gepland worden.

Land vol verrassingen en mogelijkheden

Uiteindelijk vloog Tim januari jongstleden naar het land van de rijzende zon, maar niet voordat hier een jaar aan voorbereiding in Japan aan vooraf ging. Zijn album moest daar opnieuw uitgegeven worden bij het platenlabel en er moest goed promotie gemaakt worden. Eén van die voorbereidingen was het opnemen van een duet en videoclip in Utrecht met Mimlus Naito Akiko, een Japanse artiest waarmee hij samen een duotour zou gaan doen.

“Mijn eigen begeleidingsband uit Nederland meenemen was te duur, dus heb ik met haar band gespeeld, allemaal conservatoriumstudenten. Er was maar één moment om samen te oefenen. De dag erna begon de reeks optredens.” En dat terwijl de taal nog een behoorlijke barrière vormde. De band spreekt geen Engels en alles moest vertaald worden door Akiko of de Nederlandse tourmanager. Op muzikaal vlak was er wel direct een klik. “We hebben allebei steeds drie kwartier gespeeld, met ons duet als slotstuk. Opmerkelijk was dat het publiek erg divers was; we spreken beiden een andere doelgroep aan die bij onze optredens samenkwamen. De tienermeisjes die voornamelijk voor Akiko kwamen, heb ik ook voor mij gewonnen. Achteraf heb ik veel handen geschud en cadeautjes gekregen. Ik werd er verlegen van.”

 

Albums Tim Treffers

Grote zalen en taferelen met gillende fans bleven uit. Logisch volgens Tim, want Japanners zijn van nature heel nederig en beleefd. Hoewel de zalen iets kleiner waren dan verwacht, treden de grotere artiesten ook in dergelijke live-houses op. “Er is geen tussenmaat, waardoor de zalen snel vol zitten. Het is dat, of gelijk het Tokyo-dome voor zo’n 30.000 man.” Op straat werd Tim niet echt herkend, maar er was wel de artiestfactor. Bij een grote platenzaak hing hij groot op de posters, was er veel promotie van zijn muziek in de winkel en er werd een interview gedaan bij een radiozender in Tokyo. “Ik heb het gevoel dat ik belangrijk was en echt iets gedaan heb om daar aan bij te dragen. Daarbij heb ik veel nieuwe fans uit andere doelgroepen erbij. Zij kopen de platen en staan vooraan bij optredens.”

Geïnspireerd en gemotiveerd

Zijn reis naar Japan is een mooie springplank voor de toekomst. Er is nu een uitgewerkt verhaal, maar de muziek moet het gaan overnemen om het balletje te laten rollen. “Daar ben ik hard voor aan het werk. Er zijn regelmatig tegenslagen, maar je moet niet te snel opgeven. Dat zijn de momenten waarop je moet doorgaan. Elke muzikant loopt er tegenaan. Anderen zeggen: ‘Je hebt Japan, de rest heb je niet meer nodig’. Nederland wordt nu meer een uitdaging. Waarom niet?”

Het Japanse platenlabel gaat weer verder met promoten en Tim is in gesprek met contacten in Zuid-Korea voor een toekomstige tour in Azië. In Nederland gaat hij verder onder eigen beheer. “Mijn netwerk is nu groot genoeg om op door te bouwen en wordt steeds groter. Zolang er een stijgende lijn in zit, blijf ik er zelf in geloven en ga ik door!” Onlangs bracht Tim zijn tweede album Carnival of Life uit in zowel Nederland als Japan, opgenomen met top sessiemuzikanten. De recensies waren lovend. Toekomstplannen zijn er genoeg na het avontuur in Japan, ook voor nieuw materiaal. Tim is enorm gemotiveerd en ambitieus. Dat geeft nieuwe energie. Vanaf september gaat hij met zijn Nederlandse band touren. Houd deze blue-eyed boy in de gaten!