Waarom ben je ooit filosofie gaan studeren?
‘Tsja, dat moet je eigenlijk iemand vragen die twintig is, zo helder staat mij dat niet meer voor ogen. Maar ik heb altijd iets met filosofie gehad, al van kinds af aan, om allerlei redenen. Al heel snel bleek dat het enige wat ik echt goed kan niet zozeer met handen te maken heeft maar met woorden. Eerst probeerde ik dichter te worden, wat ik veel leuker had gevonden. Dat lukte niet, dus toen werd het maar filosofie. Maar ik gebruik wel veel poëzie in alles wat ik doe. Ik weet wel dat ik het vroeger toen ik op de sociale academie zat al heel leuk vond om met filosofische namen te strooien, dus dat bracht ook een zekere ijdelheid met zich mee. Ik heb er wel lang over gedaan om filosofie te gaan studeren omdat ik nooit naar een universiteit wilde, ik was bijna 22 toen ik het echt ging doen.’
Ben je vernoemd naar de beroemde filosoof René Descartes?
‘Mijn ouders hadden geen enkel idee van wat filosofie was, laat staan dat ze ooit van de namen René Descartes, Plato of Aristoteles gehoord hadden. Ze keken natuurlijk wel raar op toen er langzamerhand boeken van dit soort figuren het huis binnenkwamen. Eerst via de gemeentelijke bibliotheek en later via boekhandel Broekhuis in Hengelo. Vooral Nietzsche en Kierkegaard vond ik leuk, daar had ik snel veel boeken van. Een groot deel van mijn zakgeld ging op aan dat soort boeken. Vooral Nederlandse vertalingen van Pé Hawinkels, en later begon ik ook Duits en Frans te lezen, omdat je boeken in die talen veel goedkoper kon bestellen en omdat niet alles vertaald was. Soms moest je wel drie maanden op zo’n boek wachten. Dat bestelde je dan en na drie maanden vol gespannen afwachting kwam dan Also sprach Zarathustra binnen, dat was heel leuk.’
Zijn er filosofen die overgewaardeerd zijn?
‘Ja dat is de meeste filosofie, maar goed je moet ook altijd je vijand lezen, want die laat je zien waar je eigen denken zwak is of bekritiseerd kan worden. Ik heb niet veel met Immanuel Kant of Descartes, dat zijn voor mij geen grote helden maar juist de grote problemen.’
Zijn filosofen nodig of nuttig in de maatschappij?
‘Nee natuurlijk niet. Verzorgers, stratenmakers en vuilnisophaaldiensten zijn nodig. Als filosofen nodig zouden zijn dan zijn het geen filosofen meer, dan worden het politici of bewakers of koningen, zoals bij Plato. Dat zou je niet moeten willen. Filosofie teert op onnut. Dat maakt het enerzijds heel irritant, maar anderzijds geeft dat precies de vrijheid die nodig is om af en toe dat wat nodig is van commentaar te voorzien. Of dat nuttig is moet iedereen zelf maar weten, maar ik geloof niet zo in het nut van de filosofie. Een filosoof probeert veeleer om hier en daar af en toe eens een juiste snaar te raken of een discussie aan te zwengelen. Een boek te schrijven dat mensen raakt. Door concepten te bedenken die mensen aanspreken. Filosofie bedenkt metaforen, daarin verschilt ze niet veel van poëzie. Dat zie je ook bij Hans Blumenberg. Metaforen om de in zichzelf gekeerdheid van de werkelijkheid, van de werkelijkheid die er niet voor óns is, van geborgenheid te voorzien. Ik weet niet of filosofie troost is, zoals Alain de Botton zegt, maar de troost is er wel altijd bij geweest.’
Je nieuwste boek Dwalen in het antropoceen heb je in drie maanden geschreven. Liep je al lang rond met het idee dit boek te gaan schrijven?
‘Ja. Ik lees heel veel over dit thema en dacht al langer om dit boek te gaan schrijven, maar de aanleiding was een conferentie in Nijmegen over het thema. De twee grote filosofen Bernard Stiegler en Peter Sloterdijk maakten er daar zo’n onbedaarlijke puinzooi van dat ik dacht: ik ga maar eens even uitleggen hoe het allemaal in elkaar zit. Dat heb ik geprobeerd naar eer en geweten te doen, en dat is mij goed bevallen.’
Kun je in het kort uitleggen waar het boek over gaat?
‘Het antropoceen is een voorstel van wetenschappers om een nieuw geologisch tijdvak te introduceren. Dat heet het antropoceen omdat in dat tijdvak de mens (anthropos) als een nieuwe (kainos) factor als eerste soort in de geschiedenis van deze planeet invloed uitoefent op wat er gaande is. Het is dus een nieuw concept en er is discussie over of we het moeten omarmen. Het meest sceptisch hierover zijn de geologen, want volgens hen is de mens een verwaarloosbare entiteit op deze planeet. Een geologisch tijdvak noemen naar de mens is je reinste overmoed, arrogantie en onbescheidenheid. Ik kijk in het boek naar hoe andere wetenschappers daarover denken, met name de klimaatwetenschap en ecologie.
Als ik dat op een rijtje heb gezet kijk ik naar hoe filosofen erop gereageerd hebben. Die merken op dat de mens in dit tijdvak zich kenmerkt door desoriëntatie. We zijn de lijn der sterren kwijt en hebben te maken met een cascade aan catastrofes. Ieder weldenkend mens weet dat het heel erg is en dat er iets fundamenteel mis is met wat gebeurt op moeder aarde, maar niemand weet wat we eraan moeten doen. De een stelt snelle technocratische oplossingen voor, de ander zegt dat er niks aan de hand is. De derde zegt dat de oorzaak bij de veeteelt ligt, de vierde dat we allemaal vegetariër moeten worden, de vijfde zegt dat de schuld bij het kapitaal ligt. De zesde zegt dat de schuld bij de mannen ligt, wat ik een heel plausibele optie vind trouwens. Het zijn bijna allemaal mannen die deze kutzooi veroorzaken.
Daar komt bij: het is geen feest hè, het antropoceen is geen feestelijke tijd. We vieren wel een hoop feestjes, maar het wordt warmer, er verdwijnen eilandenrijken en steden zoals Calcutta en Jakarta zinken weg. De VN schat in dat het wereldwijde vluchtelingenprobleem vooral het gevolg is van klimaatverandering. Delen die vroeger goed bewoonbaar waren, zoals Soedan of Somalië, zijn dat niet meer. Het is een eindeloze reeks van ellende die op ons afkomt. Ik heb kinderen van jouw leeftijd, aan hen heb ik dit boek opgedragen, zij moeten ermee omgaan. Daarom hoop ik ook dat ik jonge mensen ergens raak met dit boek.’
Je zegt in je boek dat het probleem te groot is om een ethiek voor te bedenken. Wat bedoel je daarmee?
‘We hebben geen ethiek om problemen mee op te lossen. Ethiek moet ons in staat stellen om onszelf af en toe langs de morele meetlat te leggen en om te kijken of we dingen wel goed doen. Dat is vaak erg ingewikkeld. Ethiek lost geen problemen op, maar is zelf vaak een probleem. Moralisten hebben over het algemeen niet veel bijgedragen aan wereldvrede.’
Er zijn veel hedendaagse filosofen die dat wel willen doen, een nieuwe ethiek bedenken. Hoe kijk jij daar tegenaan?
‘Ik pleit niet voor een nieuwe ethiek. Dat gaat hem niet worden omdat we het toch niet eens worden. Ik ontken niet dat de mens een moreel wezen is, maar we krijgen toch geen eensluidende moraal, en ook geen moraal die de aarde in het middelpunt van de belangstelling zet. Het is heel moeilijk om morele affiniteit te voelen met iets wat je de planeet noemt, dat is een grote abstractie. Je kunt ook geen morele affiniteit voelen met de mensheid. De mens is een domme algemeenheid, zoals Marx ooit zei. Moraliteit werkt op nabijheid: ik zie dat jij pijn hebt en dan wil ik iets voor jou doen.
Het antropoceen vergt een ander soort denken, we moeten het van een andere ecologie hebben, een ecologie van gelijkwaardigheid. Ik besef dat dat heel moeilijk is. In mijn boek geef ik de metafoor van het lot van de Siberische tijger. Dat vind ik heel erg, maar het doet me minder dan de dood van mijn kinderen me zou doen. Dat is een van de moeilijkheden. De ontologische gelijkwaardigheid is goed, maar daar kun je geen ontologische moraal op baseren. Er is bijvoorbeeld de Voluntary Human Extinction Movement, die zegt dat we allemaal een pilletje moeten slikken en sterven om de planeet te redden. Maar dat is moeilijk uit te leggen aan kinderen van tien of twintig.’
Je hebt het over het verdwalen, dwalen in het antropoceen. Zou je kunnen zeggen dat dat een probleem is, dat we niet meer kunnen ronddwalen?
‘Het verdwalen is mijn metafoor voor het oriëntatieverlies dat er op dit moment is. De grote vraag is wat je moet doen als je verdwaald bent. Descartes denkt dat je een rechte lijn moet visualiseren en die moet aflopen, maar wie echt verdwaald is in een bos of woestijn weet dat je dat níet moet doen, omdat je dan in cirkels gaat lopen. Je moet eerder meanderen, maar eerst moet je maar gaan zitten. Wen maar aan die nieuwe omgeving en probeer die te doorgronden. Zijn er nog plekken waar je je thuis voel of krijg je mysterieuze boodschappen? Dat zijn elementen waar ik vertrouwen uit put. Hoe je om moet gaan met desoriëntatie is een thema in het boek. Verdwalen is een kunst, en daar kun je op een bepaalde manier mee omgaan. Dus niet zoals de wetenschap en de methodologie ons voorschrijven in een rechte lijn het bos uit, de weg volgen zonder omgevingsbewustzijn. Ik ben heel erg geïnteresseerd in hoe je op een andere manier naar je omgeving kunt kijken.’
Je zou dus misschien kunnen zeggen dat iedereen wel steeds aan het proberen is om die rechte lijn te trekken, door over oplossingen na te denken zonder zich daarbij open te stellen voor de omgeving.
‘Het grote gevaar is dat overheden in de verleiding komen om met snelle technocratische quick fixes te komen, zoals climate engineering. Er is een hele lange geschiedenis van climate engineering die op zijn zachtst gezegd ambivalent is geweest qua resultaat, en die op zijn hardst gezegd catastrofaal is geweest. Bijvoorbeeld met het verleggen van rivieren is veel geëxperimenteerd, met catastrofale gevolgen. Als je maatregelen neemt doe je dat in een complexe ecologische omgeving, waardoor je niet precies weet wat de effecten zullen zijn. Heel vaak is de remedie nog erger dan de kwaal. Alles wordt voorgesteld tegenwoordig, van het bedijken van de Beringzee tot het spuiten van aerosolen in de dampkring, maar niemand weet precies wat de consequenties daarvan zijn. Die kun je niet doorrekenen, dat is inherent aan ecosystemen die per definitie intransparant zijn. Dat is moeilijk in een tijd waarin politiek schreeuwt om transparantie. In mijn boek komt die onrust naar voren die ziet dat de politiek niet alleen de problemen niet aan kan, maar ook een fundamenteel verkeerde grondattitude heeft ten opzichte van dit soort problemen. Dat vind ik griezelig.’
Misschien is de kern van het probleem wel dat mensen altijd zo hebben gedacht. Dat ze problemen willen oplossen omdat ze denken zo’n systeem te kunnen begrijpen.
‘Dat heeft ook te maken met de onbenullige invloed van het optimisme. We moeten allemaal optimistisch zijn en weet ik veel wat. Ik word er langzamerhand een beetje droevig van. Ik denk dat ik steeds pessimistischer word over alle optimisten die er zijn. Pessimisme is in ieder geval nog gelardeerd met een stukje realisme, waardoor ik wat optimistischer ben over pessimisme dan over optimisme.’
Zou je niet kunnen zeggen dat de filosofie een grote bijdrage heeft geleverd aan het antropoceen? Ze is de mens gaan opdelen in lichaam en geest en dat heeft die versnippering voor een groot deel veroorzaakt.
‘Menselijk denken is zo sterk op zichzelf gericht geweest, zo reflexief geworden, dat het op een gegeven ogenblik een probleem is geworden. Een van de grote discussies die vandaag de dag gevoerd wordt gaat over al die humanitaire waarden als zelfreflectie, autonomie, mensenrechten en vrijheid van meningsuiting. Zijn dat nou wel de waarden die passen bij een tijd die vraagt om een andere ecologische of kosmologische houding? In het onderwijs is het centrale idee dat het belangrijkste wat we kinderen moeten bijbrengen het ‘zelf’ is. Ik denk dat dat misschien wel het probleem is. Het is een oud nietzscheaans punt. Volgens hem kwam het verderf van de filosofie met Socrates, die ervoor zorgde dat de mens over zichzelf ging nadenken. Dat moet je niet doen. Maar ja, nu hij echt een probleem is geworden kunnen we niet anders.’
Dit doet mij denken aan de Deep Ecology Movement van filosoof Arne Naess. Hoe staat jouw denken ten opzichte daarvan?
‘Veel van die Voluntary Human Extinction Movement beroept zich op Arne Naess. Dat wordt wel heel antihumanistisch. Ik ben ook zeker geen humanist, maar het is wel heel lastig. De gedachte is interessant, maar je moet ook altijd denken aan de politieke realiseerbaarheid ervan. Dat blijft een moeilijkheid. Je kan wel heel radicaal eco-dingen roepen, maar als mensen daar niet aan mee willen gaan doen… Wat is de beste manier om je te verzetten? Moet je er helemaal pontificaal tegenin gaan? Ik lees ze wel hoor, maar tegelijkertijd denk ik ook dat ze hun toon moeten matigen als ze er wat mee willen. Je moet het politiek verteerbaar maken en nu vind ik heel vaak dat soort extreme ecosofische exercities ontoegankelijk. En ze weten alles altijd zo zeker.’
Denken zij te radicaal in hun eigen hokje, zonder oog te hebben voor de omgeving?
‘Ik zou graag zien dat ook in dat denken een soort scepsis komt. Dat is de terughoudendheid die Hobbes bepleit in het sociale, die Serres bepleit met betrekking tot de natuur en die ik ook zou willen bepleiten met betrekking tot het denken. Dat komt niet omdat ik niet radicaal durf te denken, maar veel van die denkers denken zo erg dat hún denken gelijk heeft. Ik zie liever een denken dat er niet meer automatisch vanuit gaat dat het zelf gelijk heeft. Daar is de dark ecology van Timothy Morton zich veel beter van bewust. Daar zit een veel grotere scepsis in die voor mij veel waardevoller is. Die mist de deep ecology voor mij.
Ik weet ook niet of er toch een oplossing bedacht wordt. Ik pleit voor terughoudendheid, maar als die oplossing er wel komt zou dat fantastisch zijn. We mogen wel een beetje op de uitvindingskunst van de mens rekenen, maar moeten er tegelijkertijd sceptisch over zijn. We weten bijvoorbeeld nog maar heel weinig over klimaat. Ook daar geldt een fundamentele scepsis. We kunnen de aarde wel omarmen en zeggen dat we haar trouw moeten zijn, maar tegelijkertijd weten we nog maar zo weinig van die planeet waarop we zitten. Daarom is scepsis zo belangrijk.’
Je waarschuwt dus voor een teveel aan denken en voor een teveel aan doen. Wat is het juiste midden daartussen?
‘Niets, je moet geen midden zoeken. Je moet gewoon bij alles wat je bedenkt een fundamenteel sceptische grond houden. Ik hoop dat mensen denken en doen, maar het hoeft geen gulden midden te zijn. Het is voor mij meer het jezelf steeds afvragen of je wat je doet goed doet, en of je het wel zeker weet. Dus roekeloosheid in denken is meestal niet het verstandigste.’
Is dat wat jij altijd doet in jouw filosofie?
‘Dat probeer ik wel. Vandaar dat het boek ook eindigt in een grote verwarring. Dat komt ook omdat het mijn eigen state of mind over de issues behoorlijk goed weergeeft. Daarom zit er zo’n grote autobiografische factor in, omdat ik mijn eigen verwarring wil doorgeven. Als ik het boek schrijf ben ik in Siberië en geniet van de mooie oneindigheid enzo, maar intussen zit ik op één lijn.’
Zie je in het antropoceen een extra bijdrage van het kapitalistische systeem?
‘Het kapitalisme is zonder enige twijfel een groot probleem omdat het op geen enkele manier terughoudendheid aanmoedigt.’
Heb je zicht op andere systemen die makkelijker te combineren zouden zijn met de terughoudendheid?
‘Nee. Mensen denken heel vaak dat ik een klimaatfanaat ben ofzo, maar ik ben helemaal geen klimaatfanaat. Ook ben ik niet zo’n tegenstander van het kapitalisme. Ik weet dat gewoon niet. Ik zie dat kapitalisme als een object dat zo groot is dat je er af en toe hyper van wordt, een hyperobject, dat is ook een term van Timothy Morton. Het moedigt ons aan om ons verlangen te botvieren. Wij doen allemaal dingen die we willen terwijl we weten dat het voor de planeet niet goed is. Waarom doen we ze dan? Omdat we ze kunnen willen. Er is een enorme kloof tussen verlangen en behoefte. Het verlangen is veel groter dan de behoefte. Als je kunt proberen om dat wat te reduceren krijg je misschien wat meer terughoudendheid.’
Waarom heb je dit boek geschreven? Waarom meng je je in dit debat?
‘Ik meng me niet zozeer in het debat, daar ben ik altijd heel bescheiden over. Dat debat is er en ik ben gewoon filosoof, dus ik steek af en toe mijn neus in zaken waar ik me misschien niet mee moet bemoeien. Maar dit onderwerp past ook goed bij een hoofdthema in mijn werk, dat is transparantie. In alles wat ik schrijf gaat het over transparantie. Mijn boeken over water, over bureaucratie, over de natuur en over management gaan allemaal over hetzelfde hoofdthema. De ecologie die we nu hebben is intransparant. Dus ik heb ook een inhoudelijke interesse in het uitmelken van dit thema. Heraclitus zei: “De natuur houdt ervan zich te verbergen.” Maar nu verbergt die natuur zich niet altijd meer, die slaat terug. Stijging van de temperatuur en van de zeespiegel, steeds meer orkanen, ziektes die van dieren op mensen over gaan, ga zo maar door. In Stavoren is nu een muggenplaag. Er zijn miljoenen muggen, heel Stavoren zit in een zwerm. De hele stad is bedekt met gordijnen van miljoenen beestjes. Het is van korte duur en ze zorgen amper voor overlast, maar toch een beetje maf is het wel. Ik kan me dit soort verhalen toch niet herinneren van vroeger. Kortom, er is wel iets aan de hand denk ik dan. Maar het zijn alleen maar glimpjes die je van het grote ding krijgt.’
De limonade en de thee zijn op en René moet naar zijn volgende afspraak, in Utrecht, met de vertaalster van zijn managementboek. Wanneer ik opmerk dat hij een druk schema heeft zegt hij: ‘Dat klopt, ik ben weinig niet druk, maar ik lijd niet, dat is het belangrijkste, haha.’