Tag Archief van: historie

Film / Films

Het beklimmen van sociale ladders in achttiende-eeuws Frankrijk

recensie: Jeanne du Barry - Maïwenn
Filmstill Jeanne du BarryFilmdepot

Geboren uit een buitenechtelijke affaire zal Jeanne Bécu (later Madame du Barry) uitgroeien tot de maîtresse-en-titre (de officiële maîtresse) van koning Lodewijk XV. Haar verhaal blijft een bron van inspiratie voor kunstenaars. Zo ook voor de Franse actrice en filmmaker Maïwenn. Haar nieuwe film Jeanne du Barry opende het 76ste Filmfestival van Cannes met een staande ovatie van zeven minuten.

Maïwenn zelf speelt Jeanne. Hierdoor speelt ze niet alleen de mooiste vrouw aan het hof van de Franse koning Lodewijk XV, maar is ze tevens de regisseur, schrijver en producent van de film. Ze wordt bijgestaan door Johnny Depp, wiens rol als Lodewijk XV zijn eerste volledige Franse rol is. Dat Depp Frans spreekt, zou niet moeten verbazen. Hij is immers jarenlang getrouwd geweest met de Franse zangeres en model Vanessa Paradis.

Open deuren en gesloten rollen

Het is opvallend dat het karakter van Lodewijk XV nagenoeg onuitgewerkt blijft, ondanks het inkijkje in zijn luxe leven dat de film biedt. Depp heeft nauwelijks tekst en krijgt niet de kans zijn karakter uit te diepen. Zo wordt hij in de film omschreven als een man die zijn lust voor het leven hervindt via Jeanne, maar dit komt niet lekker uit de verf. Voor het publiek blijft de koning even mysterieus als hij destijds voor zijn volk was.

Het gevolg is dat het moeilijk wordt om de liefde tussen de twee te begrijpen. Daar komt ook nog bij dat er tussen Maïwenn en Depp weinig chemie is. Het gevoel van romantiek is dus ver te zoeken. Dit bemoeilijkt het hebben van empathie voor de personages, waardoor het einde van de film niet de emotionele impact heeft die het had kunnen hebben.

Poging tot herinterpretatie van verwerpelijke geschiedenis

Maïwenn had al jaren het idee het verhaal van haar idool Du Barry naar het grote doek te vertalen. Het is duidelijk dat ze dit karakter probeert weg te zetten als vrijgevochten vrouw die voor zichzelf kan denken. Haar Jeanne is pienter maar tevens een rebel die door haar rebelse gedrag keer op keer wordt verstoten. Haar vrijgevochten karakter maakt haar uiterst modern, maar hoezeer Maïwenn ook probeert de rol van Jeanne te herinterpreteren, uiteindelijk was en bleef de historische Jeanne Bécu een prostituee die enkel in een voor sommigen nog altijd verwerpelijk beroep en enkel met behulp van mannen die sociale ladder kon beklimmen.

Daar komt dan ook een tweede historisch aspect bij dat tegenwoordig erg gevoelig ligt: Jeanne kreeg van Lodewijk XV een zwart jongetje cadeau, Zamor, dat zij tot page maakte. In de film worden een aantal opmerkingen gemaakt ten voordele van Zamor en rassengelijkheid. Zo staat Du Barry erop dat het hele hof de jongen bij zijn voornaam noemt en tolereert ze geen racistische of denigrerende opmerkingen. Het is echter onduidelijk of de historische Du Barry ook daadwerkelijk zo goedgezind was naar Zamor. De jongen liet haar namelijk tijdens de Franse Revolutie arresteren en executeren. De film neigt naar het projecteren van hedendaagse normen en waarden op een moeilijk en ongemakkelijk punt in de geschiedenis.

Zonneschijn in Versailles

De film is daarentegen wel een parel voor het oog, met name door de prachtige kostuums en het fantastische paleis van Versailles als decor. Ook het camerawerk is uitstekend: in de openingssequentie van de film wordt de kijker al direct verwend met mooie shots van het Franse landschap en later door prachtige shots van de tuinen van Versailles. De montage van de beelden trekt de film op een aangenaam ritme voort, terwijl ze tegelijkertijd de kijker de ruimte geeft om de exuberantie op het doek in zich op te nemen. Deze balans tussen rust en tempo maakt dat de film erg aangenaam is om naar te kijken.

De echte chemie in de film zit ongetwijfeld tussen Jeanne en La Borde (Benjamin Lavernhe), de bediende van de koning. Zij ontwikkelen gedurende het verhaal een oprechte vriendschap, waarbij de warmte van het doek afspat. Ook de drie dochters van de koning, die worden weggezet als venijnige stiefzussen uit een sprookje, brengen een zekere humor in het soms wat voorspelbare en statische verhaal.

Dit maakt dat de film nooit suf aanvoelt en ook de volledige twee uur kan boeien. Slaagt de film minder in het overbrengen van liefde, fungeert ze altijd nog als een boeiende geschiedenisles over een interessant historisch figuur.

Film / Films

Het beklimmen van sociale ladders in achttiende-eeuws Frankrijk

recensie: Jeanne du Barry - Maïwenn
Filmstill Jeanne du BarryFilmdepot

Geboren uit een buitenechtelijke affaire zal Jeanne Bécu (later Madame du Barry) uitgroeien tot de maîtresse-en-titre (de officiële maîtresse) van koning Lodewijk XV. Haar verhaal blijft een bron van inspiratie voor kunstenaars. Zo ook voor de Franse actrice en filmmaker Maïwenn. Haar nieuwe film Jeanne du Barry opende het 76ste Filmfestival van Cannes met een staande ovatie van zeven minuten.

Maïwenn zelf speelt Jeanne. Hierdoor speelt ze niet alleen de mooiste vrouw aan het hof van de Franse koning Lodewijk XV, maar is ze tevens de regisseur, schrijver en producent van de film. Ze wordt bijgestaan door Johnny Depp, wiens rol als Lodewijk XV zijn eerste volledige Franse rol is. Dat Depp Frans spreekt, zou niet moeten verbazen. Hij is immers jarenlang getrouwd geweest met de Franse zangeres en model Vanessa Paradis.

Open deuren en gesloten rollen

Het is opvallend dat het karakter van Lodewijk XV nagenoeg onuitgewerkt blijft, ondanks het inkijkje in zijn luxe leven dat de film biedt. Depp heeft nauwelijks tekst en krijgt niet de kans zijn karakter uit te diepen. Zo wordt hij in de film omschreven als een man die zijn lust voor het leven hervindt via Jeanne, maar dit komt niet lekker uit de verf. Voor het publiek blijft de koning even mysterieus als hij destijds voor zijn volk was.

Het gevolg is dat het moeilijk wordt om de liefde tussen de twee te begrijpen. Daar komt ook nog bij dat er tussen Maïwenn en Depp weinig chemie is. Het gevoel van romantiek is dus ver te zoeken. Dit bemoeilijkt het hebben van empathie voor de personages, waardoor het einde van de film niet de emotionele impact heeft die het had kunnen hebben.

Poging tot herinterpretatie van verwerpelijke geschiedenis

Maïwenn had al jaren het idee het verhaal van haar idool Du Barry naar het grote doek te vertalen. Het is duidelijk dat ze dit karakter probeert weg te zetten als vrijgevochten vrouw die voor zichzelf kan denken. Haar Jeanne is pienter maar tevens een rebel die door haar rebelse gedrag keer op keer wordt verstoten. Haar vrijgevochten karakter maakt haar uiterst modern, maar hoezeer Maïwenn ook probeert de rol van Jeanne te herinterpreteren, uiteindelijk was en bleef de historische Jeanne Bécu een prostituee die enkel in een voor sommigen nog altijd verwerpelijk beroep en enkel met behulp van mannen die sociale ladder kon beklimmen.

Daar komt dan ook een tweede historisch aspect bij dat tegenwoordig erg gevoelig ligt: Jeanne kreeg van Lodewijk XV een zwart jongetje cadeau, Zamor, dat zij tot page maakte. In de film worden een aantal opmerkingen gemaakt ten voordele van Zamor en rassengelijkheid. Zo staat Du Barry erop dat het hele hof de jongen bij zijn voornaam noemt en tolereert ze geen racistische of denigrerende opmerkingen. Het is echter onduidelijk of de historische Du Barry ook daadwerkelijk zo goedgezind was naar Zamor. De jongen liet haar namelijk tijdens de Franse Revolutie arresteren en executeren. De film neigt naar het projecteren van hedendaagse normen en waarden op een moeilijk en ongemakkelijk punt in de geschiedenis.

Zonneschijn in Versailles

De film is daarentegen wel een parel voor het oog, met name door de prachtige kostuums en het fantastische paleis van Versailles als decor. Ook het camerawerk is uitstekend: in de openingssequentie van de film wordt de kijker al direct verwend met mooie shots van het Franse landschap en later door prachtige shots van de tuinen van Versailles. De montage van de beelden trekt de film op een aangenaam ritme voort, terwijl ze tegelijkertijd de kijker de ruimte geeft om de exuberantie op het doek in zich op te nemen. Deze balans tussen rust en tempo maakt dat de film erg aangenaam is om naar te kijken.

De echte chemie in de film zit ongetwijfeld tussen Jeanne en La Borde (Benjamin Lavernhe), de bediende van de koning. Zij ontwikkelen gedurende het verhaal een oprechte vriendschap, waarbij de warmte van het doek afspat. Ook de drie dochters van de koning, die worden weggezet als venijnige stiefzussen uit een sprookje, brengen een zekere humor in het soms wat voorspelbare en statische verhaal.

Dit maakt dat de film nooit suf aanvoelt en ook de volledige twee uur kan boeien. Slaagt de film minder in het overbrengen van liefde, fungeert ze altijd nog als een boeiende geschiedenisles over een interessant historisch figuur.

Muziek / Album

SPANNEND CONCEPT

recensie: The Orange Tree Courtyard
The Orange Tree Courtyard. Renaissance Music in and around the Cathedral of SevilleEduardus Lee

Afgelopen seizoen toerde het blokfluitensemble The Royal Wind Music met het programma The Orange Tree Courtyard. Renaissance Music in and around the Cathedral of Seville. Een concept van co-artistiek leider Maria Martinez Ayerza. Nu op cd uitgebracht en opgedragen aan de ons onlangs ontvallen blokfluitbouwer Adriana Breukink.

Een bouwer van renaissanceblokfluiten, die in hun soort net wat anders klinken dan de meer bekende (kopieën van) barokinstrumenten of van hedendaagse blokfluiten. Ze zijn bijna cilindrisch van vorm en hebben grotere vingergaten, waardoor de klank wat robuuster is. The Royal Wind Music bespeelt blokfluiten van klein tot zeer groot; de grootste is een subcontrabas van circa drie meter lengte. In het begeleidende boekje bij de cd is een schema opgenomen van wie van de elf musici welk soort blokfluit bespeelt en in welk van de tweeëntwintig stukken.

De Sinaasappelhof

De rondleiding, en de cd begint en eindigt in De Sinaasappelhof. Met fascinerende improvisaties over een lied uit Andalusië dat is gelinkt aan de Arabische muziek. Samen met de Joodse invloed vormde dit de zogeheten Mozarabische stijl, die trouwens in de tijd dat de kathedraal werd gebouwd (vanaf 1401) alweer over zijn hoogtepunt heen was. De kathedraal is overigens op de resten van een vroegere moskee gebouwd. De melodie vormt als het ware een ouverture en een coda, een introductie en een afsluiting in de contemplatieve, mystieke stijl. Veel van de stukken ademen en zijn kenmerkend voor veel Spaanse kunst in het algemeen (denk bijvoorbeeld alleen maar aan het werk van de schilder Francisco de Zurbarán!).

Het altaar van Onze Lieve Vrouw

Een ander kenmerk van het Spaanse rooms-katholicisme is de grote verering van Onze Lieve Vrouw, van Maria. In vergelijking tot de concertreeks van afgelopen seizoen is bij het altaar – om dit te benadrukken – een stuk toegevoegd: Virgen bendita sin par van Pedro de Escobar (circa 1465-1535), een van origine Portugese componist en zanger. Van dit stuk – en de uitvoering – gaat een grote, weldadige rust uit.

La Giralda

Beroemder nog dan de kathedraal zelf, is de Giralda, van oorsprong een minaret en ouder dan de kerk (1184-1195). De minaret, die thans dienst doet als klokkentoren, is streng én sierlijk tegelijk. Net als de afwisselende muziek die The Royal Wind Music voor dit onderdeel op hun cd speelt: van Juan Vásquez (circa 1500-1560) en Miguel de Fuenllana (1553-1578). Later ontstaan dan de minaret zelf, maar dat mag de pret niet drukken, want het bovenste gedeelte van La Giralda dateert uit dezelfde tijd als deze muziek.

Kapel, graven en kapittelzaal

We vervolgen onze rondleiding in de kathedraal door de kapel en de kapittelzaal. In deze buurt liggen verschillende graven. Van componisten, musici en van Hernando Colón, de zoon van Christoffel Columbus, die een omvangrijke bibliotheek had die deels is ondergebracht in de kathedraal. En overigens ligt er ook het graf van Alfonso de Wijze, maar die was al lang overleden voor de kerk werd gebouwd.

Buitengewoon sterk en verfijnd gespeeld qua articulaties en omspelingen zijn de vier werken van Alonso Mudarra (circa 1510-1580). Hij was een vernieuwend componist en – net als Vivaldi later – tevens priester. Zijn wijding vond in 1546 plaats in de kathedraal van Sevilla en hij was vanaf die tijd tot aan zijn dood lid van het kapittel. Het is een goede zet geweest om aan de twee werken van Mudarra, die tijdens de tournee werden gespeeld, op de cd er nog twee aan toe te voegen.

Het koor

De rondleiding door de kerk eindigt in het koor met een werk van Alonso Lobo (1555-1617) in een al aanmerkelijk modernere stijl vergeleken met de andere stukken op de cd. Ook het stuk van Francisco de Peñalosa (circa 1470-1528) draagt bij aan de mooie afsluiting in het deel dat de kathedraal omkranst.

Het is op deze manier een prachtige rondleiding van ruim een uur met muziek die schitterend wordt uitgevoerd door een topensemble, bestaande uit de fine fleur van blokfluitisten die allemaal een band hebben met het Conservatorium van Amsterdam. In dit seizoen speelt The Royal Wind Music een programma rond de schilder Albrecht Dürer. Weer zo’n spannend concept… Aanbevolen!

Theater / Voorstelling

Het geheim achter het raadsel George Soros

recensie: The Making of Soros the Musical - mugmetdegoudentand
Scènefoto The Making of Soros the MusicalNichon Glerum

Of je nou vriend of vijand bent van het Hongaars-Amerikaanse financiële mirakel George Soros, niemand kan een pink krijgen achter wie deze gesloten man nou eigenlijk echt is. Theatergezelschap Mugmetdegoudentand doet een poging het raadsel te doorgronden in de even charmante als rommelige The Making of Soros the Musical.

De speelvloer heeft nog het meeste weg van een kringloopwinkel, met kapotte fauteuils en afgetrapte vloerkleden. En dat is ook de bedoeling: de theatermakers zijn nog volop bezig met het in elkaar zetten van een musical. We treffen ze aan op het moment dat George Soros, het onderwerp van de musical, komt binnenlopen. Hij komt controleren wat er wordt gedaan met de één miljoen dollar die hij heeft gestopt in dit project, in de veronderstelling dat dit een vriendelijk verhaal zal worden over hem, zijn politieke missie en zijn goedgevigheid.

Scènefoto The Making of Soros the Musical

Van speculant tot filantroop

George Soros (Boedapest, 1930) is een Joodse Amerikaan van Hongaarse komaf. Hij maakte zijn onwaarschijnlijke fortuin -dat wordt geschat op 6 tot 7 miljard- in de tweede helft van de twintigste eeuw door behendig te speculeren met geld; vooral met dat van The Bank of England, om precies te zijn. En door allerlei andere financiële kansen precies op het goede moment te zien. Vervolgens ging in zijn hoofd de knop om, en veranderende hij van nietsontziende speculant in empathische filantroop: Soros geeft enorme bedragen weg aan goede doelen. Zijn ideaal is het kapitalisme de nek om te draaien.
Hij heeft echter aan beide uitersten van het politieke spectrum vijanden: rechts haat hem, omdat hij mensen met veel geld pootje probeert te haken. Links wantrouwt hem, omdat het knap vreemd is dat iemand die zo veel geld heeft verdiend door kapitalistisch handelen, nu opeens het licht zou hebben gezien en de wereld wil redden.

The Making of

In The Making of Soros The Musical proberen regisseur (Lineke Rijxman) en acteur (Jasper Stoop) een verhaal te maken waarin de ‘echte’ drijfveren en persoonlijke achtergrond van de filantroop duidelijk worden. Soros zelf (Vincent van der Valk) wil zijn persoonlijke verhaal niet zien; hij wil dat alleen zijn politieke boodschap in zang, dans en sketches zal worden verwoord: ‘dood aan het kapitalisme’, kort gezegd. Hij heeft betaald voor deze productie, de makers moeten de voorstelling neerzetten zoals hij die voor ogen heeft.

Helder en eerlijk

Wat volgt is een lang en rommelig geheel, waarin op alle mogelijke manieren wordt geprobeerd een helder en eerlijk beeld te schetsen van de mens George Soros. Heel even verschijnt de man ook zelf in beeld, wanneer een Amerikaans interview met hem wordt geprojecteerd op een schermpje. In dat gesprek reageert de harde zakenman stamelend op vragen over zijn Joodse jeugd tijdens de Tweede Wereldoorlog in genazificeerd Hongarije.

Tussen het verhaal van Soros door, passeren de meest uiteenlopende (levens-)vragen de revue. Vragen over ieders identiteit, over ik en de ander, over inclusiviteit – zelfs over het leven in een door toeristen en partyboten overspoeld Amsterdam. De acteurs wisselen van personage, worden nu en dan zichzelf, of de ander. De handeling wordt geregeld onderbroken door dansjes en liedjes, veelal geleend uit andere musicals.

Scènefoto The Making of Soros the Musical

Hart

Daarmee is The Making of Soros The Musical niet bepaald een well made play, maar een rommeltje; maar wel een buitengewoon sympathiek en charmant rommeltje. Mugmetdegoudentand is een groep die het hart op de juiste plaats heeft, die maatschappelijk recht en onrecht graag mag bespreken. Ze gebruiken deze voorstelling dan ook om het eens te hebben over het noodzakelijk einde van het kapitalisme, omdat de samenleving er niet alleen slechter van wordt, maar er ook aan ten onder gaat. “Het kapitalisme wordt begraven”, aldus Soros.

IJzersterk is de scène waarin Vincent van der Valk als Soros in een razendsnel en vlijmscherp betoog uiteenzet hoe hij de -uit gebakken lucht bestaande- Bank of England onderuit heeft gehaald.
Hoogtepunt van de voorstelling is de finale, waarin Lineke Rijxman -zelf Joods- het kantelpunt in Soros’ leven verbeeldt. Ze zet de veertienjarige Joodse jongen in Hongarije neer, die moet toezien hoe zijn vader door de Nazi’s wordt gedwongen de bezittingen van weggevoerde mede-Joden te stelen, louter om zichzelf en zijn zoon de gang naar het concentratiekamp te besparen. De boodschap: als je je afvraagt hoe George Soros is geworden tot wie hij is: hier heb je je antwoord.

Stoppen

Mugmetdegoudentand heeft aangekondigd na 38 jaar theatermaken als groep te gaan stoppen. The Making of Soros the Musical is de laatste voorstelling die het collectief maakt. De leden van de groep gaan steeds meer hun eigen weg; en de financiële nekslag die corona heeft betekend, maakt voortgang en voldoen aan hun eigen kwaliteitseisen niet echt mogelijk. Het stoppen is wel oprecht jammer, zeker wanneer ze met deze maffe en hilarische musical opnieuw laten zien hoe belangrijk hun boodschap is en hoe verfrissend hun visie op theater is.

Theater / Voorstelling

Het boeiende leven van een legendarische danser

recensie: Recensie: première Nureyev - Jan Kooijman
Jan Kooijman danst in NureyevAnnemieke van der Togt

Geboren in een rijdende trein, achterna gezeten door de KGB en uiteindelijk gevlucht van de beknellende Sovjet-Unie naar het vrije Frankrijk: het leven van danser Rudolf Nureyev (1938-1993) klinkt als een spannende roman. Niet gek dat hij onderwerp was van boeken, documentaires en een film. In Nureyev brengt Jan Kooijman de legendarische danser tot leven in het theater.

De meeste mensen zullen Jan Kooijman kennen als presentator van programma’s als So You Think You Can Dance, Dance Dance Dance en Hij, Zij, Hen. Als acteur verkreeg hij naamsbekendheid in GTST en verscheen hij in films als Verliefd op Ibiza en Hartenstraat. Voor zijn overstap naar televisie en film was hij jarenlang actief als danser bij het Scapino Ballet. In Nureyev gaat hij terug naar zijn roots als danser en keert hij terug in het theater in deze serieuze en complexe rol. Hierbij wordt hij vergezeld door de twee jonge dansers Kiran Gezels en Nehanda Péguillan.

Een bijzondere repetitie

In het stuk zien we Nureyev op 54-jarige leeftijd werken aan zijn zwanenzang: het choreograferen van een nieuwe versie van het ballet La Bayadère voor de Opéra in Parijs. Hij lijdt al enkele jaren aan AIDS en zijn gezondheid wordt steeds zwakker. Hij onderbreekt tijdens een woede-uitbarsting de repetitie en stuurt het gezelschap weg, alleen de hoofdrolspelers dienen te blijven. Hij vertelt over het beroemde ballet, over de verboden liefde tussen strijder Solor en tempeldanseres Nikiya. Hij sommeert de dansers om meer te voelen tijdens het dansen, in plaats van alles alleen perfect uit te voeren.

Jan Kooijman acteert in Nureyev

Een fascinerende levensgeschiedenis

Nureyev begint vervolgens snel te vertellen over zijn bijzondere leven. Van het moment dat hij verliefd werd op het ballet tijdens een bezoek aan een voorstelling van Song of the Cranes tot het intense verzet tegen zijn ziekte. Vanaf het begin van de voorstelling wordt verwezen naar het meest bepalende moment in zijn leven: zijn vlucht naar Frankrijk. Nureyev is in Parijs voor optredens met het Mariinsky Ballet en wordt continu gevolgd door de KGB. Hij moet terug naar de Sovjet-Unie, maar weigert. In een steriele witte ruimte neemt hij het besluit om asiel aan te vragen in Frankrijk, waarna een indrukwekkende balletcarrière in het Westen van start gaat bij onder andere The Royal Ballet. Hij dompelt zich al snel onder in een losbandig leven vol feesten, maar komt altijd terug bij zijn grote liefde, de Deense danser Erik Bruhn.

Knap uitgevoerde monoloog mist soms diepgang

Kooijman levert een zeer knappe prestatie door de 80 minuten durende monoloog foutloos voor te dragen. Hij laveert overtuigend tussen de gefrustreerde, zieke man en het jonge feestbeest. Zelfs dialogen weet hij in zijn eentje levendig te maken voor de toeschouwer. Kooijman heeft echter soms moeite om het opvliegende en narcistische karakter van Nureyev geloofwaardig neer te zetten. De tekst van Allard Blom is daarbij niet altijd even ondersteunend. De focus ligt vooral op een beschrijving van gebeurtenissen en feiten en minder op de emoties en de beleefwereld van Nureyev. Hierdoor heb je niet het gevoel dat je de danser écht leert kennen tijdens deze voorstelling.

Jan Kooijman danst in Nureyev

Mooie combinatie van theater en dans

De voorstelling heeft voldoende vaart en blijft boeien. Wanneer de monoloog langdradig begint te worden, wordt dit afgewisseld door danssegmenten uitgevoerd door Gezels en Péguillan. De choreografie is in handen van Rinus Sprong, een oude bekende van Kooijman uit de tijd van So You Think You Can Dance. Een klassieke choreografie gaat naadloos over in een modernere dans wanneer Péguillan haar spitzen uittrekt. De dansers hebben tijdens de voorstelling geen tekst. Hierdoor fungeren zij als een blank canvas op wie verschillende personages worden geprojecteerd, zoals de dansers van La Bayadère, geliefde Erik Bruhn en vriendin en collega-danser Margot Fonteyn. Kooijman voegt zich sporadisch tussen de dansers, maar voert geen ingewikkelde choreografieën uit. Een goede keuze, aangezien het geloofwaardig ‘nadoen’ van een grootse danser als Rudolf Nureyev wel erg veel uitdaging met zich meebrengt.

Aanrader voor de liefhebber

Nureyev is zonder twijfel een zeer een originele en vernieuwende Nederlandse productie en is een aanrader voor liefhebbers van theater en dans. De monoloog legt veel nadruk op de feitelijke levensloop van de danser, waardoor het geheel soms wat oppervlakkig blijft. Desalniettemin blijft de voorstelling boeien door het vermengen van een monoloog met dansfragmenten. De toeschouwer wordt meegenomen door een indrukwekkende levensgeschiedenis van een van de beste dansers uit de 20ste eeuw én het mooie verhaal van het ballet La Bayadère.

Boeken / Non-fictie

Schijnbaar lichtvoetig

recensie: Ida Simons – Mieke Tillema

Mieke Tillema heeft voor haar biografie van Ida Simons (1911-1960) een opmerkelijke insteek gekozen. Ze legt Simons’ autobiografische roman Een dwaze maagd naast het werkelijke leven van de pianiste, schrijfster, overlevende, zoals de ondertitel van haar biografie luidt. Natuurlijk in de wetenschap dat je romanpersonages niet een-op-een kunt vertalen naar het echte leven, maar toch: opmerkelijk is het wel. 

Eigenlijk is het dan ook een goed idee om vóór de biografie Een dwaze maagd te (her)lezen. Het boek werd in 2014 herontdekt en gepubliceerd door Uitgeverij Cossee, dezelfde die de biografie uitgaf  
Wanneer Tillema, oud-lerares Nederlands in Haarlem, de roman van Simons loslaat en andere bronnen in haar verhaal betrekt, hoe weinig het er ook zijn, wint het beeld van Ida Simons aan rijkdom: over haar onzekerheid, zwaarmoedigheid, hang naar originaliteit, grote muzikaliteit, eigengereidheid en ontzag voor geleerdheid, maar ook ‘charme, brille en humor (…), stil en schuw’. Opvallend daarbij is Ida’s onzekerheid wat betreft haar taalgebruik. Ze laat haar werk graag door anderen corrigeren, zeker waar het stijl- en spellingkwesties betreft, schrijft Tillema.  
Van muziek heeft Ida meer kaas gegeten. Ze heeft les van verschillende pianisten. In 1930 debuteert zij, net negentien jaar oud, in de Circle musical juif in Antwerpen, waar ze als Ida Rosenheimer is geboren. Twee jaar na haar debuut verlooft ze zich met Dagobert (later David) Simons, een jurist. Na haar huwelijk blijft ze optreden onder haar meisjesnaam. In 1937 krijgen ze een zoon: Carel Arthur Jan, roepnaam Jan. 

De context van Ida’s leven 

Ondertussen is Hitler aan de macht gekomen, een context waar Tillema uitgebreid bij stil staat. Ze roept détails op die niet algemeen bekend zijn. Ida heeft een vooruitziende blik en zegt al aan het begin van de oorlog dat Hitler de joden wil uitroeien, ook in Nederland. ‘Uiteindelijk zal hij ons allen naar Polen of God weet waarheen wegsturen’, zegt ze tegen zangeres/verzetsstrijdster en Shoah-overlevende Lin Jaldati (pseudoniem van Rebekka Brilleslijper).

Soms veronderstelt Simons te veel als bekend of worden ons als lezer details onthouden. Zo is er bijvoorbeeld sprake van de Frederikslijst, een lijst met namen van joden die van maatschappelijke betekenis waren, en van de ‘Barnevelders’, zonder dat meteen duidelijk is, dat de meesten van de lijst werden geïnterneerd op Landgoed Schaffelaar in Barneveld om aan deportatie te ontkomen. Dat geldt ook voor de omschrijving dat Jan mastoïditus had, wat vele pagina’s later pas wordt verklaard als zijnde ‘een uiterst gevaarlijke ontsteking van zijn beide oorbotjes’. En dan: is Judith Belinfante, die enkele malen wordt genoemd, ‘de’ Judith Belinfante, de bekende historica en politica? Uit de context blijkt van wel, maar het wordt als zodanig niet vermeld. 

Tweede Wereldoorlog

Toch wordt het gezin vanuit Barneveld gedeporteerd naar Westerbork en vervolgens naar Theresienstadt. Simons schrijft erover in haar novelle In memoriam Mizzi; een betrouwbaardere autobiografische bron dan de roman Een dwaze maagd. Door de muziek die Ida zelf speelt en hoort, kan ze het leven volhouden. Op een gegeven moment, in februari 1945, wordt een groep van twaalfhonderd joden uit Theresienstadt op een bijzonder transport naar Zwitserland gesteld. 
Op 3 juni 1945 komen ze weer in Nederland aan, op Jan na, die nog in Zwitserland blijft om aan te sterken. Ida treedt weer snel op, met wisselend succes, hoewel ze niet meer terneergeslagen is; nog een karaktertrek die Tillema uitlicht. Wat niet wil zeggen, dat Ida zowel fysiek als psychisch onaangetast is. Ze treedt uiteindelijk steeds minder op en is soms somber en depressief. Ze gaat aquarelleren, componeren en schrijven.  
Tillema gaat beknopt in op haar composities die in de nalatenschap van Ida zijn gevonden, maar als je gericht op internet zoekt, kom je ook een stukje in een openbare collectie tegen: La señorita op eigen tekst in de collectie Muziekschatten, het bladmuziekarchief van de Stichting Omroep Muziek (SOM-013058). Het toont de luchtige kant van Ida. Tillema schrijft echter terecht dat Simons’ literaire werk zich ‘op een ander’ (lees: hoger) niveau beweegt dan haar muziek. De humor en lichte toon van haar muziek klinkt er ook in door, maar die ‘laten de grauwheid van het kampbestaan’ waarover ze schrijft ‘niet alleen intact, ze laten die nog scherper uitkomen’, aldus de auteur.  

Receptie van Simons’ werk

Toch boort Jan Greshoff Simons’ Slijk en sterren (1956) in Het Vaderland de grond in. Hier had ik ook graag wat meer context gezien. De context is namelijk van de ontvangst van vrouwelijke auteurs door sommige mannelijke recensenten in die tijd; die was vaak negatief en neerbuigend. Die context geeft Erica van Boven in haar proefschrift Een hoofdstuk apart (1992), waarin Greshoff er niet zo goed vanaf komt.
Een uitzondering vormt onder anderen Adriaan van Veen, die in de NRC van 18 april 1959 Een dwaze maagd lovend bespreekt, zoals hij dat later met het postuum verschenen Als water in de woestijn zal doen. Dat is Simons laatst geschreven boek. Ze overlijdt op 27 juni 1960, hoogstwaarschijnlijk door zelfmoord.  

Mieke Tillema heeft bergen werk verzet om een contextueel grotendeels sterke biografie te schrijven. Ondanks het weinige bronmateriaal dat tot haar beschikking stond. Dankzij Uitgeverij Cossee komt Ida Simons’ werk de laatste tijd terecht meer in de belangstelling. Het is een mooi geïllustreerde biografie geworden, die al in 2021 verscheen, maar nu weer in een nieuwe oplage beschikbaar is en een ruim lezerspubliek verdient. 

Boeken / Fictie

In de voetsporen van Tsjechov: Sergej Dovlatov

recensie: Sergej Dovlatov - De vreemdelinge

De Russisch-Joodse Dovlatov (1941-1990) geldt al jaren als een geheimtip. In De vreemdelinge beklaagt hij zich nog over zijn verkoopcijfers, sinds zijn dood is hij in de VS ruimschoots ontdekt en in Rusland mateloos geliefd geworden.

In zijn vaderland kwam hij onder president Brezjnev en opvolgers niet aan de bak, net als veel collega’s, omdat hij weigerde lid te zijn van de Schrijversbond. Om den brode zat er niets anders op dan voor bedrijfsbladen te schrijven, zoals een interview met een recordhoudster koeien melken. Na overspel leefde hij gescheiden van vrouw en zoontje, sinds 1978 in de VS.

Menselijk hart

In Queens, NY kwam hij terecht in een wijk met veel Russische emigranten. Daar speelt De vreemdelinge zich goeddeels af. Wát zich daar afspeelt heeft een romanesk autobiografische basis. Er passeren met naam, toenaam en bezigheden velerlei naburige Russen als vluchtige, maar levendige bijfiguren. In hun Russische gemeenschapje zorgen ze voor nogal wat absurde toestanden. Dovlatov heeft daar een speciaal oog voor en voert ze met lichtelijk satanisch plezier en in prettig verschillende versnellingen op. Hij heeft sowieso een stijl waarin ironie, sarcasme en cynisme geregeld om voorrang strijden, maar altijd gevoed door een milddadig Tsjechoviaans hart.

Titel- en hoofdfiguur is de mooie jonge Maroesja (Moesja) met haar zoontje, in trek dus bij heel wat mannen, met wie zij op haar beurt niet veel op heeft. De man die volhardend het meest om haar geeft, wat zij voor het materiële gemak toestaat, is de moeilijk peilbare latino Rafael: onduidelijk waar hij zijn wisselende inkomsten vandaan haalt. Eigenlijk geeft zij het meest om Dovlatov, maar die beroept zich schijnheilig op vrouw en kind.

Spijtoptant

De emigranten doen al het mogelijke om aan de kost te komen. Ze wennen niet aan de Amerikaanse cultuur, terwijl de Russische blijft knagen. Dus werpt de vraag zich vaak op: blijven of repatriëren? Dat laatste gaat niet zomaar. De spijtoptant, Maroesja in dit geval, moet bewijzen als Russische burger te zullen deugen, en wel voor honderd procent. Dat moet dan geloofwaardig gespeeld zien te worden.

De vertaling lijkt als authentiek Russisch te klinken. Na deze roman kan de lezer zich verheugen op de eerder vertaalde De koffer, Compromissen, Het kamp en Domein. Niet alleen Russische lezers zien dat Dovlatov door de overeenkomsten in stijl en mensbeeld in de voetsporen van Tsjechov treedt, hoezeer de tijdsomstandigheden van rond 1900 en eind 20e eeuw ook verschillen.

Boeken / Fictie

Loflied op de menselijke zwakte

recensie: Jan H. Mysjkin - De honderd nieuwe nieuwigheden - De bourgondische Decamerone
https://unsplash.com/photos/xzXXsCSxT_g

Al zijn de verhalen in De honderd nieuwe nieuwigheden (vertaling Jan H. Mysjkin), dat in twee mooi verzorgde delen wordt geleverd, dan ruim 550 jaar oud en lijken de personages uit de novellen ver van ons af te staan, schijn bedriegt. Je loopt ze iedere dag – in de sportschool, trein of op het werk – tegen het lijf: de personages dat zijn wij.

Om maar meteen een kanttekening bij deze recensie te plaatsen: het woord ‘zwakte’ in de titel is niet helemaal juist gekozen – waarschijnlijk getuigt het van mijn calvinistische inborst. In de honderd verhalen die in de twee bundels aan bod komen wemelt het van de bedriegers, schuinsmarcheerders en onverlaten die hun macht aanspreken om te krijgen wat ze willen. Voor velen zullen dit weinig achtenswaardige kwaliteiten zijn. Toch is het goed om tijdens het lezen het accent niet op de gebrekkigheid te leggen, maar veeleer op de vindingrijkheid van de mens. Want heremijntijd, wat men allemaal niet onderneemt voor een beetje liefde of een nachtje fun tussen de lakens.

Rasvertellers

Het eerste exemplaar van De honderd nieuwe nieuwigheden (in het Frans: Les cents nouvelles nouvelles) ontving de hertog van Bourgondië, Filips de Goede, in 1462 – net op tijd voordat zijn fysieke aftakeling begon; hij stierf volkomen kinds. Inspiratiebron voor de verhalen was de Decamerone die een eeuw eerder was verschenen. In de imposante bibliotheek van Filips bevond zich een afschrift van dit werk, vertaald als: Les cents nouvelles. De hertog was van mening dat de verhalen die aan zijn hof werden verteld niet onderdeden voor de oude Italiaanse novellen en liet ze verzamelen en vastleggen. Zodoende ontstond de verzameling van honderd nieuwe verhalen die zich in Frankrijk, Duitsland, Engeland en de bourgondische Nederlanden afspeelden.

Waar in de Italiaanse en Engelse tegenhangers sprake is van een raamvertelling is dat in De honderd nieuwe nieuwigheden niet het geval. Hier geen vlucht voor de pest of devote pelgrimage die de omlijsting voor de wederwaardigheden vormt, maar simpelweg een groep rasvertellers en montere toehoorders. Er wordt goed naar elkaar geluisterd en zoals dat gaat in goed gezelschap op elkaar gereageerd. De een wordt opgezweept door de ander en aangemoedigd ook een duit in het zakje te doen. Zo ontstaat een zeer levendig beeld van avonden, zoals een kroniekschrijver in zijn memoires noteerde, ‘om een enorme open haard waarin hele bomen brandden’.

Honderd slimmigheden

In de honderd verhalen, in de vijftiende eeuw opgetekend aan het hof van Filips de Goede, trekt een arsenaal aan sluwe trucs voorbij. Hoe platvloers de uitkomst ook moge zijn, de schoonheid zit hem in de subtiliteit van deze slimmigheden. Wat het extra grappig maakt, is dat sommige slachtoffers dit ook zelf wel inzien en de dader vergeven, hartelijk toelachen of ronduit bewonderen om zijn of haar inventiviteit. Deze speelse edelmoedigheid, die velen niet met de donkere middeleeuwen zullen associëren, geeft de verhalen een flinke stoot vrolijke levenslust. Al moet worden gezegd dat niet elk karakter er zonder kleerscheuren of erger vanaf komt: een groep monniken die de vrouwen van Hostalric in Catalonië wijsmaakt een tiend te moeten betalen (niet in geld maar in je-weet-wel) voor iedere keer dat ze met hun man slapen, wordt met huid en haar verbrand. Geestelijken staan er, zoals in vergelijkbare werken als De Decamerone van Boccaccio of The Canterbury Tales van Chaucher, sowieso niet al te best op; hypocriet, corrupt en hitsig.

Om een voorbeeld van zo’n slimmigheidje aan te halen: er was eens een nobele, knappe, sterke ridder die ondanks zijn voortreffelijke kwaliteiten in de strijd een oog had verloren. De eenogige ridder vertrekt als kruisvaarder en, jawel, zijn mooie jonkvrouw duikt met de schildknaap het ledikant in. Zul je net zien dat de ridder plots weer voor de deur staat terwijl de vrouw geniet ‘van de gulle giften die God over de aarde heeft uitgestrooid’. Wat nu? De ridder begint steeds driftiger op de deur te bonzen. Razendsnel verzint zijn vrouw een list en maakt de arme hoorndrager wijs dat zij droomde dat ridderlief zijn volledige zicht weer terug had. Ze staat erop de proef op de som te nemen, opent de deur en legt een hand over zijn goede oog. Nee, hij ziet écht geen sikkepit. Ze haalt haar hand weer van zijn oog. Drie keer raden welke vogel dan gevlogen is.

Klein loflied op de vertaler

Jan H. Mysjkin heeft de verzameling verhalen voor het eerst in zijn geheel vanuit het Middelfrans vertaald. Als we hem terug in de tijd konden plaatsen, aan tafel bij Filips entourage, zou er zeker zijn geproost op zijn vertaalprestatie. Lees de verhalen en met een beetje fantasie bevind je je binnen mum van tijd aan diezelfde tafels. Geheel de verdienste van de geanimeerde vertaling die Mysjkin heeft afgeleverd. Ook hier zit het hem in de subtiliteiten, de vindingrijkheid, de verrassende vondsten van woorden als ‘poepeloerezat’ (stomdronken), ‘pietje’ (geslachtsdeel van geringe omvang) of verloren gegane uitdrukkingen als ‘vlas op zijn spinrokken hebben’ (zich in een heikele situatie bevinden). Het taalplezier spat van de pagina’s af. Dompel je als lezer hierin onder en bedenk zelf eens, ter leering ende vermaeck, hoeveel synoniemen je voor ‘van dattum’ kunt bedenken. Een half millennium geleden hadden ze er in elk geval weinig moeite mee.

Oude verhalen

Ten slotte nog een kleine tip: doe lang met dit boek en lees een paar novellen per dag. Houd daarbij ook het nawoord van de vertaler bij de hand, het ‘Weetjes voor wie wil’ (de dubbelzinnigheid van die titel kan je na het lezen van de novellen onmogelijk ontgaan). In de weetjes wordt een aantal verhalen nader verklaard. En ook al beweert de oorspronkelijke samensteller van het werk in zijn voorwoord dat ‘de stof van recente datum is’, toch laat Mysjkin zien dat veel verhalen teruggrijpen of imitaties zijn op veel oudere verhalen. Wat maar weer bewijst dat er onder die zon nog altijd weinig nieuws te ontdekken valt. En laten wij, moderne mensen, dat koesteren en er zo nu en dan smakelijk om lachen.

Kunst / Expo binnenland

Ode aan een vergeten held

recensie: Anton de Kom: schrijver, strijder, wegbereider - Nederlands Openluchtmuseum
Installatie kunstenaar Ken DoorsonPriya Wannet

Het Nederlands Openluchtmuseum in Arnhem wijdt dit voorjaar een tentoonstelling aan de in Suriname geboren Anton de Kom (1898-1945), antikoloniaal denker, schrijver, dichter, mensenrechtenactivist en verzetsstrijder. Hij publiceerde onder meer in 1934 de aanklacht tegen racisme en uitbuiting Wij slaven van Suriname.

Eerder kreeg Anton de Kom al een ‘venster’ in de Canon van Nederland, de lijst van de belangrijke gebeurtenissen, personen en voorwerpen uit de Nederlandse geschiedenis die ook in Arnhem in beeld gebracht wordt. Samen met de Surinaamse kunstenaar Ken Doorson (Moengo, 1978) maakt het museum nu de expositie Anton de Kom -schrijver, strijder, wegbereider. Het wil De Kom en zijn gedachtegoed aan een breed publiek presenteren aan de hand van een aantal thema’s: de verbinder, de leraar, de aanklager, de strijder en de wegbereider.

Papa de Kom

Wat bij binnenkomst direct opvalt is de grote installatie Papa de Kom van Ken Doorson. Het is een meer dan levensgroot kunstwerk. Op de grond staat een wijde, naar boven taps toelopende koker, behangen met honderden terracotta gezichten. Daarboven zweeft het gezicht van Anton de Kom. Doorson maakte de installatie in samenwerking met studenten van de Nola Hatterman kunstacademie in Paramaribo en jongeren van het Forensisch Centrum voor Adolescenten in Amsterdam en Assen. De koppen symboliseren de vele mensen die Anton de Kom hoop gaf, door te luisteren en hen perspectief te bieden. Ook de maquette van zijn ouderlijk huis trekt de aandacht. Voor wie zijn oor hiertegen te luisteren legt, weerklinken de geheime lezingen van Anton nog steeds.

Voorvechter voor vrijheid

Slavenketting tentoonstelling Anton de Kom

Veel mensen weten niet dat De Kom een belangrijke rol heeft gespeeld in het Nederlands verzet tijdens de Tweede Wereldoorlog. Hij streed met zijn stem en pen. Zo schreef hij artikelen voor communistische kranten en distribueerde hij illegale kranten. Ook zette hij zich met zijn lezingen af tegen het naziregime. Een bijzonder detail dat verwijst naar zijn tijd als leraar zijn de ouderwetse schoolbanken die in de ruimte zijn geplaatst. Deze geven tevens ook aanleiding om met elkaar de dialoog aan te gaan over vrijheid. Door middel van de grote slavenketting die over de vloer loopt, kun je De Koms bewogen leven volgen. In de vitrines liggen de originele manuscripten die speciaal voor deze tentoonstelling door zijn familie De Kom zijn vrijgegeven. Ook is er aan de jonge bezoekers gedacht. Zij kunnen hun lol op met de moderne touchscreens en luisterstations. Met een paar drukken op de knop worden zij het verhaal ingezogen. Daarnaast zie je beelden van de Black Lives Matter demonstraties uit 2020. Hiermee laat het museum zien dat de strijd van De Kom nog altijd actueel is.

Al met al toont het Openluchtmuseum een interessante overzichtstentoonstelling van het leven en gedachtegoed van Anton de Kom. Als bezoeker word je uitgedaagd om vanuit een ander perspectief naar de geschiedenislessen van vroeger te kijken. Een mooie manier om buiten je eigen kaders te treden en tegelijkertijd stil te staan bij uitdagende actuele maatschappelijke thema’s. Een absolute aanrader voor iedereen die geïnteresseerd is in de vaderlandse geschiedenis. De Kom heeft zich misschien losgemaakt van zijn kettingen, maar in onze huidige samenleving vind je nog altijd veel discriminatie, racisme en ongelijkheid. Daarom moeten anderen zijn strijd voortzetten.

Boeken / Non-fictie

Collectief of individu?

recensie: Vrijheid - Annelien de Dijn

In Vrijheid laat Annelien de Dijn zien hoe de betekenis van het concept ‘vrijheid’ door de eeuwen heen onderwerp van strijd en onderhevig aan verandering is geweest.

Annelien de Dijn is hoogleraar moderne politieke geschiedenis aan de Universiteit Utrecht en publiceerde eerder een boek over de Franse politieke filosofie van de 17e tot de 19e eeuw. Haar nieuwste boek Vrijheid kan gezien worden als een overtreffende trap: nauwkeurig onderzoekt ze hoe het concept vrijheid sinds de Griekse Oudheid tot nu is veranderd. Daarbij bestrijkt ze de geschiedenis van het gehele westen; zowel Europa als de Verenigde Staten. Waar nodig zoomt De Dijn in op specifieke landen waar vrijheid op een andere manier evolueert.

Politiek-filosofisch overzichtswerk

Vrijheid is een ontzagwekkend werk: nauwgezet passeren alle invullingen van het concept door de tijd heen de revue, tot in detail worden belangrijke denkers aangehaald, tegenstellingen en argumentaties uitgelegd en belangrijke stukken geciteerd. Dat alles leest ook nog eens soepel weg in een prettige, heldere en niet té academische schrijfstijl. Voor de geïnteresseerden in filosofie en geschiedenis is Vrijheid een heerlijk boek om in te duiken. Bovendien komt het hedendaagse debat, waarin vrijheid nog altijd veelvuldig als argument wordt aangehaald (voor tegenovergestelde doeleinden), erdoor in een ander daglicht te staan.

Dat laatste komt in het boek zelf nauwelijks aan bod. De Dijn is historica en dus is de geschiedenis van het vrijheidsconcept haar onderwerp, niet het hedendaagse gebruik. Toch eindigt ze in haar nawoord met een voorzichtige oproep aan ons vandaag de dag: om vrijheid met die historische bril te bekijken, en zo in te zien dat er meerdere invullingen van het vrijheidsideaal mogelijk zijn dan we vandaag de dag veelal horen.

Vrijheid tot zelfbestuur

Het eerste deel van Vrijheid gaat over het oude Griekenland en het Romeinse Rijk. Vóór die tijd werd wel over vrijheid gesproken, maar niet in politieke zin. Dit nam aanvang in de Griekse stadstaten, met als belangrijkste centrum de geboorteplaats van de democratie, Athene, pakweg 2500 jaar geleden.

De Grieken waren lang en vaak in oorlog met het koninkrijk Perzië en zetten zich daar politiek-filosofisch tegen af door zichzelf als ‘vrij’ te bestempelen en de Perzen als ‘slaaf’ (want: onderdaan). Zo vormden de Grieken hun collectieve identiteit door de tegenstelling met Perzië te benadrukken. De Perzen wérden bestuurd, en zij bestuurden zichzélf in een democratie, letterlijk vertaald een volksheerschappij. (Demos = volk, kratein = heersen). De Grieken zagen vrijheid dus als politieke én democratische vrijheid: een vrije staat is een staat waarin mensen hun eigen bestuursvorm bepalen.

De beroemde Griekse geschiedschrijver Herodotus beschrijft in zijn Historiën waarom democratische vrijheid béter is dan een autocratisch regime. In dat laatste heb je als burger geen persoonlijke zekerheid, omdat je bent overgeleverd aan de grillen van je overheerser. Herodotus schrijft over de Perzische koningen, waarvan sommigen goede en rechtvaardige heersers waren, maar anderen, zoals Cyrus de Grote, wrede en gewelddadige leiders. Het volk was dus beter af wanneer het zichzelf bestuurde. Daarbij garandeerde collectieve vrijheid (zelfbestuur) automatisch persoonlijke zekerheid. Dit waren voor de Grieken twee kanten van dezelfde medaille.

Daarbij merkt De Dijn terecht op dat de Griekse democratie niet te vergelijken is met die van ons. Het grootste deel van de inwoners mocht niet meedoen: vrouwen, vreemdelingen en slaven hadden geen politieke rechten. Interessant weetje: de beroemde Griekse filosoof Aristoteles, die prat ging op de Griekse vrijheid, was zelf zo’n vreemdeling. Hij werd buiten Athene geboren en mocht daardoor nooit als burger deelnemen aan de Atheense democratie.

Wie is de baas?

Zo’n tweeduizend jaar lang zou de mate van vrijheid die iemand geniet gelijkstaan aan de mate waarin iemand zichzelf kan besturen. Daarbij waren geregeld discussies tussen democraten en antidemocraten. Die laatsten stelden dat democratie niet leidt tot zelfbestuur, maar tot onderdrukking van de minderheid door de meerderheid. In een democratie ben je alleen vrij als je onderdeel uitmaakt van de meerderheid en dus mee kan beslissen. Voor alle anderen is een democratie niks anders dan een tirannie van de meerderheid en brengt democratie dus geen vrijheid (in de zin van zelfbestuur).

Vrijheid van het individu

De Dijn beschrijft uitvoerig hoe de vrijheid steeds onderwerp van discussie blijft, maar binnen de overeenstemming dat vrijheid gaat over wie de macht heeft. Zo reizen we de geschiedenis van Europa door tot deze overeenstemming begin 19e eeuw sneuvelt. Een van de eersten die dit ‘vooroordeel’ over vrijheid benoemde was de Duitse filosoof Johann August Eberhard. Hij stelde dat het idee dat vrijheid alleen voorkwam in democratisch bestuurde landen een onjuist vooroordeel was. Hij verwees naar de Pruisische onderdanen onder Frederik de Grote en stelde dat zij méér vrijheid genoten dan de Zwitsers, die zichzelf bestuurden.

De Dijn gaat in Vrijheid in tegen het algemeen geldende idee dat met name de Reformatie in Europa gezorgd heeft voor een verandering van het vrijheidsdebat. Haar stelling is dat het de lange politieke strijd na de (Atlantische) revoluties waren die het vrijheidsbegrip (en onze politieke systemen) ten diepste veranderd hebben. Vanuit het contrarevolutionaire denken ontstond een nieuw idee van vrijheid, waarin collectief en individu losgetrokken werden.

Deze nieuwe, moderne visie op vrijheid ging niet over wie er regeert, maar over de mate waarin je werd geregeerd. Zolang je als individu zoveel mogelijk je eigen leven kan leiden zoals jij dat wil en autonome keuzes kunt maken, ben je vrij, werd het geherdefinieerde concept van vrijheid. De contrarevolutionairen wezen erop dat veel revolutionaire pogingen een democratisch bestuur op te richten, uiteindelijk tot geweld en dus tot onvrijheid van het individu leidden. Denk aan de Terreur na de Franse Revolutie. Collectief (democratisch) bestuur is dus niet nodig om als individu vrij te zijn, sterker nog, vaak veroorzaakt zelfbestuur het tegenovergestelde. Veelal had je als burger méér vrijheid onder een monarch, die stabiliteit en veiligheid bood. De twee kanten van dezelfde medaille die sinds het Oude Griekenland onlosmakelijk met elkaar verbonden waren, stonden vanaf toen los van elkaar.

Liberalisme

Het liberalisme is uit deze contrarevolutionaire bewegingen ontstaan. De eerste liberalen waren niet per definitie tegen democratie, maar wezen erop dat de nadruk zou moeten liggen op de mate waarin de overheid je vrij liet in je doen en laten. Ook wel ‘laissez faire’ of ‘mind your own business’ genoemd.

Eind 19e, begin 20e eeuw werd opnieuw de revolutionaire oproep gedaan voor vrijheid als zelfbestuur. De Dijn laat pijnlijk zien dat na de Tweede Wereldoorlog deze oproep verstomde – en tot op de dag van vandaag nog altijd stil is gebleven. Het idee dat vrijheid vooral gaat over het individu en de overheid die zich zo min mogelijk met dit individu mag bemoeien, werd – en is nog altijd – gemeengoed. In tegenstelling tot wat we vaak denken, is ons idee van vrijheid dus niet uitgevonden door de Oude Grieken, noch door de Europese en Atlantische revolutionairen, maar juist door hun tegenstanders.

Vrijheid zonder zelfbestuur

Hier trekt De Dijn een parallel met het huidige vrijheidsdebat. Ze wijst erop dat hedendaagse groepen die zich beroepen op ‘de vrijheid’ wanneer zij pleiten voor zo min mogelijk overheidsbemoeienis hun eigen geschiedenis niet kennen. Hun vrijheidsideaal stamt af van de contrarevolutionairen die vrijheid zagen als iets dat losstond van democratisch zelfbestuur. Met dit moderne vrijheidsideaal is het dus goed mogelijk om het leven onder een despoot ‘vrij’ te noemen, zolang deze zich niet al te veel bemoeit met je persoonlijk leven. Dat kan toch nauwelijks zijn waar deze hedendaagse pleiters voor een individuele vrijheid voor staan.

Vrijheid is dus verworden van iets dat inherent collectief en daardoor óók individueel is, tot iets dat louter individueel is. Vrijheid is niet samen een richting kiezen en die opgaan en daar vervolgens als individu óók van profiteren. Nee, vrijheid is met je eigen leven bezig zijn, en daarbij het liefst zo min mogelijk gehinderd worden door ‘de overheid’ of ‘de ander’, wie dat ook moge zijn.

Vrijheid voelt aan als een oproep opnieuw het vrijheidsideaal te herijken. Juist in een tijd waarin veel burgers aangeven weinig vertrouwen te hebben in de democratie, is dit een belangrijk kantelpunt voor de vrijheid. Zijn we echt zo veel vrijer wanneer we minder belemmerd worden? Of zijn we juist vrij wanneer – en omdat – we zelf bepalen door wélke regels we wel of niet belemmerd worden, als collectief? Wellicht zijn collectief en individu tóch twee kanten van dezelfde medaille en kun je als individu pas echt vrij zijn als je samen met je medemensen meebepaalt. Misschien is onze tijd – waarin de term zo veelvuldig wordt gebruikt – wel dé tijd voor een renaissance van het klassieke vrijheidsideaal. Dit is de spiegel die De Dijn ons voorhoudt.

 

Titelafbeelding: Eugène Delacroix – La liberté guidant le peuple (1830)

Boeken / Fictie

Koffiedik kijken: de teleurstellende voortzetting van een trilogie

recensie: Sarahs vertrouwen – Paula Stern

Deel een van de Koffietrilogie, Corinnes toekomst, van Paula Stern was al niet bijster goed geschreven en het verhaal beklijfde niet zozeer, maar het vervolg Sarahs vertrouwen laat écht te wensen over.

In Corinnes toekomst maakten we kennis met protagonist Corinne Ahrensberg, telg van de door koffie steenrijk geworden familie Ahrensberg. Ze runt het familiebedrijf dat al sinds de Tweede Wereldoorlog bestaat, samen met haar broer. In deel twee, Sarahs vertrouwen, zet Corinne de handel in haar eentje voort, volledig in de voetsporen van haar opa Eberhard. Dit gaat niet zonder slag of stoot. Ook duikt Sarah op. Maar wie was dat ook alweer?

Sarah wie?

Er gebeurt veel in deze roman. Auteur Paula Stern strooit rijkelijk met verhaallijnen en switcht continu van heden (anno 2021) naar verleden (anno 1945). In 2021 lezen we over Corinne Ahrensberg en Sarah Rosenbaum. In 1945 lezen we over hun families. Sarah Rosenbaum is het enige personage dat een rol speelt in beide tijdsperiodes: in 1945 is ze een jong meisje en in 2021 is ze een oude vrouw. Nu vraag je je waarschijnlijk af: wie is Sarah Rosenbaum? Nou, dat is een weinig opmerkelijke bijfiguur uit deel een dat opeens een iets grotere rol in deel twee krijgt. De vraag die onmiddellijk rijst – gezien de titel – is de volgende: ‘In wie of wat heeft Sarah eigenlijk vertrouwen?’. Dat antwoord krijgt de lezer pas veel te laat aangereikt in dit verhaal. Het lijkt erop dat de schrijfster geen trilogie wilde schrijven met telkens de naam van Corinne in de titel (zoals bij Corina Bomanns trilogie Sophia’s hoop, Sophia’s wens en Sophia’s triomf) en daarom maar voor de titel een van de andere vrouwen koos uit het verhaal. Hetzelfde geldt voor deel drie, dat de titel Magdalena’s droom toegewezen heeft gekregen. Een verwijzing naar Corinne’s oma. Of de titel daar op zijn plaats is, zal moeten blijken. In Sarahs vertrouwen is dit helaas niet het geval. Ondanks dat de titel anders doet voorkomen, blijft Sarah ook in dit deel een beetje op de achtergrond hangen. Voor Corinne is Sarah een ogenschijnlijk belangrijke steun en toeverlaat, maar pas op het einde van het verhaal komt Sarah Corinne fysiek opzoeken.

Onmenselijk

Het draaiend houden van het familiebedrijf gaat niet zonder slag of stoot, maar Corinne Ahrensberg krijgt het voor elkaar. Tenminste: voor heel even. Net op het moment dat ze gelooft dat het leven haar toelacht, krijgt ze te maken met heftige tegenslagen. Ondanks alles houdt ze het hoofd koel en probeert ze een uitweg te zoeken. Dat zorgt ervoor dat je haar een stuk sympathieker gaat vinden dan in deel een. Of ja, ietsje meer dan, want Corinne is zó goedhartig tegen alles en iedereen dat ze redelijk onmenselijk oogt en dat is op zijn zachtst gezegd nogal irritant. Daarnaast kan er geen grapje vanaf bij Corinne. Ze is vreselijk serieus. Haar handelingen zijn weer net zo voorspelbaar als in het eerste deel van de Koffietrilogie, maar soms popt er een diepzinnige overpeinzing op in haar hoofd:

‘Ze kon het niet helpen, maar sinds to trump niet langer alleen een woord uit het    woordenboek was en narcisten de toppen van de macht bereikt hadden en de wereld elke dag deden beseffen hoe ver je kon komen met slecht gedrag en meedogenloosheid – en vooral dat je ermee weg kon komen – had ze de indruk dat zelfs in het dagelijks leven, buiten de wereldpolitiek, slechte manieren en vogue waren.’

Deze sterk geëngageerde gedachte is zeker niet exemplarisch voor het boek. Je hoopt op meer van dit soort bedenkingen die Corinne meer laten lijken dan een oppervlakkig redenerend persoon. Helaas blijft het bij deze ene keer.

Resumerend: er gebeurt voldoende in dit tweede deel van de Koffietrilogie. Het boek heeft een simpele schrijfstijl en je vliegt erdoorheen. Toch mist er een zekere diepgang. Het blijft een oppervlakkig verhaal. Net als deel een heeft ook Sarahs vertrouwen een te voorspelbaar plot, is er weinig tot geen humor in verwerkt en de karakters houden de interesse, maar ternauwernood vast. Hopelijk volgt er een laatste deel dat meer beklijft, zodat deze serie op een waardige wijze kan worden afgesloten.