Tag Archief van: filosofie

Boeken / Non-fictie

Filosofisch tromgeroffel

recensie: Slavoj Žižek - Pandemie & René ten Bos - De Coronastorm

Door: Wouter en Fenna Kortooms

De coronacrisis vraagt om filosofische duiding. Filosoof/superstar Slavoj Žižek en oud denker des vaderlands René ten Bos proberen die te geven. Een dubbelrecensie van Pandemie en De Coronastorm.

Ten Bos kiest ervoor ten tijde van de wervelstorm van het coronavirus zich niet te beroepen op zekerheden. Hij lijkt zich te willen positioneren als de man met de meeste afstand en het meeste overzicht en hoopt daarmee wellicht als wijste van het legioen filosofen uit de bus te komen. De geschiedenis zal het leren. Minister-president Mark Rutte riep op te stoppen met filosoferen en dat was voor Ten Bos aanleiding dit juist niet te doen. Maar hoe is zijn aanpak en wat heeft hij ons te bieden?

Paniek

Concreet lijkt het virus hem ongenadig hard te raken zonder dat hij dit lijkt te beseffen. De ondertitel van zijn boekje “hoe een virus ons verstand wegvaagde” spreekt daar eigenlijk mogelijk al voor zich. Ten Bos lijkt in blinde paniek zijn boekenkast of het internet te zijn ingestoven om in alfabetische volgorde enige grip op de kwestie corona te verkrijgen. Dit alfabet is dus onze leidraad en gelukkig weet Ten Bos naast alle meer gangbare letters ook de letters C, Q, X, en Y van een paragraafje te voorzien. Oef! Gelukkig maar! Stel je voor dat we daar aangekomen in het duister zouden moeten tasten… Ten Bos geeft overigens aan als reisleider op deze wijze in de voetsporen te treden van een zekere Voltaire, die ook al eens filosofische kennis beknopt van A tot Z heeft weergeven. Ten Bos vergelijkt zich niet met de minste denkers, dat mag hij doen, maar Voltaire rangschikte filosofische kennis alfabetisch, Ten Bos rangschikt echter allerlei weetjes zonder visie of onderling verband alfabetisch en laat ons achter met een fragmentisme van hier tot Tokio of zoals u wilt, wat dichter bij huis: Wuhan. Als lezer van De Coronastorm kun je je niet onttrekken aan het idee dat Ten Bos deze indeling niet vanuit een ideaal heeft gekozen, maar eerder door zijn haast om snel een boek over deze actuele gebeurtenis te publiceren. Filosofen, zo zegt hij, behoren tot de “langslapers” en begonnen pas te filosoferen over de coronacrisis toen de “lijken in Bergamo en Madrid anoniem opgestapeld lagen op plekken die je meestal niet reserveert voor lijken”. De Coronastorm kwam nóg later uit, dus dat zou kunnen verklaren waarom er grote haast achter de publicatie zat.

Angst

Ten Bos lijkt enorm te worstelen met hoe hij om moet gaan met angstgevoelens. Dat is in het geval van corona op zijn zachtst gezegd erg onhandig. Hij lijkt niet goed te doorzien dat angstgevoelens de wezenlijkste evolutionaire schakel zijn in het overleven van onze soort. Ten Bos koestert de rationele afstand of koestert daarboven de verdraaiing in de onderlinge communicatie (ironie, sarcasme, of omkering in het tegendeel) om zich op nog meer afstand te plaatsen, zich mogelijk veilig te wanen en zich in feite onzichtbaar te maken. Hij schrijft: “een filosoof dient te parasiteren en niet te genezen”. Tja, wat zou dan de reden zijn om je te verzetten tegen de uitspraak van Mark Rutte? Vuur met vuur bestrijden? Meeliften op de huidige hype en snel een boekje in elkaar flansen? Plaatst Ten Bos zich niet te ver buiten de realiteit om er nog enig zicht op te kunnen hebben?

Ten Bos’ moeizame relatie met angstgevoelens komt ook tot uitdrukking in het door hem herhaald gebruikte woord “fascisme”. Hij draaft daarbij zelfs een beetje door met de term “coronafascisme”. Ten Bos lijkt graag breed lachend te fietsen met losse handjes onder het motto “kijk mij eens!”. Het gaat hier echter niet om Ten Bos en zijn kunsten… De term schuurt te veel en wordt daarmee ontoegankelijk. Vanzelfsprekend kan een wereldwijd virus zorgen voor een enorme angst. De huidige situatie is ongekend en bijzonder angstwekkend. Dat doodsangst aanleiding kan zijn tot het opschorten van zowat alles wat gebruikelijk was, is een werkelijkheid waarmee de mensheid al honderdduizend jaar weet “te surviven”. Om dit dan maar meteen fascisme te noemen doet onze instincten en vindingrijkheid grootschalig te kort.

Empathie

Ten Bos vraagt zich af waarom aan de coronagrafieken met de bekende hockeystick zoveel gevolg gegeven wordt terwijl dit bij andere grafieken met hetzelfde beeld bij milieuproblematiek, armoede of hongersnood niet gebeurt. Volgens Ten Bos komt dit door empathie-oproepende beelden in de media. Ten Bos’ moeizame relatie met angst wordt wederom duidelijk als hij aangeeft empathie juist te wantrouwen, zeker als politici erover beginnen… Empathie is echter juist datgene waardoor mensen zich met elkaar verbonden voelen en ook verbonden zijn. Eensgezind saamhorig bewegend als een zwerm of als een kudde en op die wijze het gevaar het hoofd biedend. Het is juist het gebrek aan empathie dat de samenhang zal doen verbreken. De tekst in dit gefragmenteerde boekje (Ten Bos: “dit kleine filosofische corona-alfabet”) lijkt hierbij toenemend op dagboeknotities van ingetreden filosofische desintegratie.

Ten Bos vergelijkt de lockdown situatie met een kudde dieren die op stal staat. De dieren worden eenzaam. Sommige drinken teveel van het opgepompte slootwater. De roofdieren liggen op de loer. Ten Bos beschrijft het allemaal erg passief en of het de kudde allemaal overkomt. Het lijkt Ten Bos te ontgaan dat in het huidige kuddegedrag juist sprake is van actie, van saamhorigheid, van vereniging, van solidariteit en kracht. Het beste wat de mensheid ook te bieden heeft: onderling de rijen gesloten houden zodat het virus geen vat krijgt, samenwerkende virologen, laboratoria, gezondheidswerkers, gewone mensen in de straat en overheden die de gezondheid op de allereerste plaats zetten… Wanneer is dat laatste, om maar eens iets te noemen, eerder gebeurd? Ten Bos ziet het niet…

Intimiteit

Ten Bos geeft in reactie op de intermenselijke afstand van de anderhalvemetersamenleving beschouwingen over intimiteit. Hij komt daarbij uiteindelijk tot de conclusie dat hierin het risico op een wrede en onmenselijke samenleving zeer zeker ontstaat. Ten Bos lijkt in dit verband niet op te merken dat in de westerse kapitalistische samenleving het principe van ieder voor zich en dus de ander op afstand, het gemis aan empathie en dus het gebrek aan intimiteit al zeer vele decennia speelt. Er volgt geen beschouwing over hoe wellicht de liberaal-kapitalistische samenleving dit uiteendrijven op wereldschaal al decennia aan het uitvoeren is. Echter, op andere momenten lijkt het weer of Ten Bos zich daar wel degelijk van bewust is. Zo geeft hij aan dat we niet eens weten of het vermaledijde liberaal-kapitalisme nu echt wel aan zijn einde is: “er kleeft een zorgwekkende zweem van onkwetsbaarheid aan dit systeem”.

Dit lijkt precies de plek waarop Slavoj Žižek zijn licht laat schijnen en Ten Bos hier vanuit de hierboven beschreven uitgangspositie met het beest uit Ljubljana in de pas loopt zonder het zelf te beseffen of te erkennen.  

Ten Bos doet Žižek in een overzichtje af als een van de “oude kanonnen die hoopte, geheel volgens wat je van hen kunt verwachten dat de overgang naar een nieuw soort communisme onder aanvoering van het WHO mogelijk zou worden”. Dit klinkt denigrerend en hiermee wordt Žižek afgeserveerd. Het is echter andersom: het is Ten Bos die in zijn boekje slechts aanstipt en juist Žižek die – zoals we dat van hem gewend zijn – met ferme streken zijn woorden op papier kletst en bovendien een samenhangend verhaal met visie vertelt. Hij is daarbij helderder en consistenter dan dat we van hem gewend zijn. Goed getimed Slavoj! “Het denkbeest uit Ljubljana” stond ook een stuk vroeger op dan Ten Bos, want de Nederlandse vertaling van Pandemie verscheen al in mei jl. Toch komt Pandemie níet over alsof het in grote haast geschreven is. Misschien komt dat omdat Žižek weer zijn zelfde mantra herhaalt: we hebben een nieuw soort communisme nodig.

Systeemverandering

Žižek laat zijn licht schijnen op de huidige crisis, gemotiveerd door zijn persoonlijke angst voor het virus. Hoofdvraag: wat is er mis met ons systeem dat we onvoorbereid werden betrapt door deze catastrofe, ondanks het feit dat wetenschappers ons er al jaren voor waarschuwen? Het antwoord is genuanceerd. Het virus heeft ten eerste géén diepere betekenis, het is geen straf voor de mensheid voor het uitbuiten van de aarde en andere levensvormen. Wat het virus wél aantoont, is dat ons kapitalistische systeem ervoor zorgt dat we in de problemen komen wanneer een situatie als deze zich voordoet en dat dus een radicale verandering nodig is. Enkel door het vertrouwen tussen de overheid en burger te herstellen, door productiestromen weer meer te reguleren en door meer solidair te zijn voor elkaar – dus door meer “communistisch” te worden – kunnen we onszelf tegen een pandemie als deze beschermen.

Internationale samenwerking

Žižek gebruikt als marxist steevast de term communisme en bedoelt daarmee net zoveel als Marx ermee bedoelde: een samenleving gebaseerd op de gemeenschappelijkheid en gedeelde belangen van eenieder. Een internationaal communisme zou zich dus richten op goede afspraken over de verdeling van goederen en middelen in tegenstelling tot wat we nu soms al zien gebeuren, het ‘ieder-voor-zich’ denken waarbij landen zich tegenover elkaar plaatsen en bijvoorbeeld mondkapjes of vaccins opkopen om andere landen voor te zijn. Als we die weg bewandelen komen we uit bij wat Žižek “barbarij” noemt, de sterkste zal overwinnen en de rest zal ten onder gaan. Tot slot trekt Žižek fel van leer tegen mensen die ons in slaap sussen met de boodschap dat politiek in deze tijden van crisis niet nodig is, we zitten immers allemaal in hetzelfde schuitje, zeggen zij. Juist nu is politiek nodig, zegt Žižek, nu nemen we beslissingen die gaan over solidariteit met onze medemens, dat soort besluiten zijn bij uitstek politiek.

Communisme, andermaal!

Žižek bespotten om zijn roep om communisme is eenvoudig, zo zou hij een idealist of een utopist zijn. In Pandemie laat Žižek zien dat het communisme waar hij voor staat geen utopie is, maar reëel bekeken de beste manier om hier uit te komen. De maatschappij kan enkel doordraaien en overleven als openbare voorzieningen blijven doorgaan, denk aan de productie van elektriciteit, water, voedsel en medicijnen. Als het nodig is moet de gemeenschap (lees: de overheid) ingrijpen in het particuliere bestel om dat mogelijk te maken. Dat is het communisme waar hij op doelt. Dat communisme houdt ook in dat de staat een actieve rol op zich neemt wat betreft de productie van belangrijke goederen zoals mondkapjes, beademingsapparatuur en testkits en zich daarin niet afhankelijk opstelt van de marktmechanismen. Communistisch denken betekent ook: denken aan het lot van al die mensen die vanwege deze crisis geen baan meer hebben, ook hun lot mag niet worden overgelaten aan de markt. Het communisme van Žižek is een tegengif voor het ‘rampenkapitalisme’ waar we nu mee te maken hebben, het systeem dat ervoor heeft gezorgd dat we niet adequaat hebben kunnen reageren op deze crisis.

Kapitalismekritiek

Vanuit de gedachte dat er eensgezindheid is vanuit beide denkers over het kraken en piepen van het liberaal-kapitalistisch systeem met het oog op de menselijke waardigheid, wat is hierbij dan de connectie met corona?

We weten dat de pest tijdens de middeleeuwen miljoenen slachtoffers maakte. Indianenstammen in Noord- en Zuid-Amerika kunnen de komst van kolonisten en het door hen meegevoerde influenzavirus niet navertellen. In die tijd was echter geen sprake van een liberaal-kapitalistisch systeem of van “globalisatie”. In die tijd was al wel sprake van economisch verkeer dat de wereld of delen ervan omvatte. Mensen zijn reislustige types! Vanuit centraal Afrika zijn we in de loop van de geschiedenis over alle uithoeken van onze planeet uitgewaaierd. We kwamen onderweg van alles tegen. Ook aan ziektekiemen! We zijn niet alleen! Filosofen: vertel ons iets nieuws!

Ten Bos beschrijft in zijn boekje het einde van de geschiedenis ten tijde van de val van het communisme in 1989 zoals dat werd bevroed door Francis Fukuyama. Hij doet dit overigens ook weer wat geringschattend (“er waren zelfs lieden….”) zonder diens naam te noemen.

Als Ten Bos vaststelt dat de geschiedenis niet tot stilstand is gekomen, en dat geldt ook voor Žižek, wat is dan de ontwikkeling sindsdien geweest? En hoe kan die ontwikkeling geduid worden in relatie tot corona? Zowel Ten Bos als Žižek blijft hier in gebreke. Hinken beide filosofen niet op een te gedateerd wereldbeeld? Kapitalisme… communisme… liberalisme… Zijn deze ismen geen holle frasen of slechts folklore geworden? Is er als je goed kijkt wel sprake van dergelijke verschillen? Er zijn heel wat mensen die van mening zin dat er sprake is van misbruik, ongelijkheid, onrechtvaardigheid. Wereldwijd. Er zijn heel wat mensen die er zicht op beginnen te krijgen dat systemen wat met ons doen. We zijn hoofdzakelijk verworden tot productie-units en kooplustigen. Zijn wij op die wijze wereldwijd al niet lang en breed uit elkaar gespeeld? Het is dan ook geen wonder dat het virus juist toeslaat op een marktplein… Of dat nu op het oostelijk of het westelijk halfrond plaatsvindt doet er niet zoveel toe. Wij willen de Noord- en Zuidpool overigens in dit betoog niet tekortdoen… Vooralsnog zijn daar echter niet zo veel marktpleinen…

 

Titel:            Pandemie
Auteur:        Slavoj Žižek
Uitgeverij:   JEA
Prijs:            17,50
Pagina’s:     152
ISBN:           9789083058658
****

Titel:            De Coronastorm
Auteur:        René ten Bos
Uitgeverij:  Boom
Prijs:            17,50
Pagina’s:     208
ISBN:          9789024435173
**

Boeken / Non-fictie

Filosofisch tromgeroffel

recensie: Slavoj Žižek - Pandemie & René ten Bos - De Coronastorm

Door: Wouter en Fenna Kortooms

De coronacrisis vraagt om filosofische duiding. Filosoof/superstar Slavoj Žižek en oud denker des vaderlands René ten Bos proberen die te geven. Een dubbelrecensie van Pandemie en De Coronastorm.

Ten Bos kiest ervoor ten tijde van de wervelstorm van het coronavirus zich niet te beroepen op zekerheden. Hij lijkt zich te willen positioneren als de man met de meeste afstand en het meeste overzicht en hoopt daarmee wellicht als wijste van het legioen filosofen uit de bus te komen. De geschiedenis zal het leren. Minister-president Mark Rutte riep op te stoppen met filosoferen en dat was voor Ten Bos aanleiding dit juist niet te doen. Maar hoe is zijn aanpak en wat heeft hij ons te bieden?

Paniek

Concreet lijkt het virus hem ongenadig hard te raken zonder dat hij dit lijkt te beseffen. De ondertitel van zijn boekje “hoe een virus ons verstand wegvaagde” spreekt daar eigenlijk mogelijk al voor zich. Ten Bos lijkt in blinde paniek zijn boekenkast of het internet te zijn ingestoven om in alfabetische volgorde enige grip op de kwestie corona te verkrijgen. Dit alfabet is dus onze leidraad en gelukkig weet Ten Bos naast alle meer gangbare letters ook de letters C, Q, X, en Y van een paragraafje te voorzien. Oef! Gelukkig maar! Stel je voor dat we daar aangekomen in het duister zouden moeten tasten… Ten Bos geeft overigens aan als reisleider op deze wijze in de voetsporen te treden van een zekere Voltaire, die ook al eens filosofische kennis beknopt van A tot Z heeft weergeven. Ten Bos vergelijkt zich niet met de minste denkers, dat mag hij doen, maar Voltaire rangschikte filosofische kennis alfabetisch, Ten Bos rangschikt echter allerlei weetjes zonder visie of onderling verband alfabetisch en laat ons achter met een fragmentisme van hier tot Tokio of zoals u wilt, wat dichter bij huis: Wuhan. Als lezer van De Coronastorm kun je je niet onttrekken aan het idee dat Ten Bos deze indeling niet vanuit een ideaal heeft gekozen, maar eerder door zijn haast om snel een boek over deze actuele gebeurtenis te publiceren. Filosofen, zo zegt hij, behoren tot de “langslapers” en begonnen pas te filosoferen over de coronacrisis toen de “lijken in Bergamo en Madrid anoniem opgestapeld lagen op plekken die je meestal niet reserveert voor lijken”. De Coronastorm kwam nóg later uit, dus dat zou kunnen verklaren waarom er grote haast achter de publicatie zat.

Angst

Ten Bos lijkt enorm te worstelen met hoe hij om moet gaan met angstgevoelens. Dat is in het geval van corona op zijn zachtst gezegd erg onhandig. Hij lijkt niet goed te doorzien dat angstgevoelens de wezenlijkste evolutionaire schakel zijn in het overleven van onze soort. Ten Bos koestert de rationele afstand of koestert daarboven de verdraaiing in de onderlinge communicatie (ironie, sarcasme, of omkering in het tegendeel) om zich op nog meer afstand te plaatsen, zich mogelijk veilig te wanen en zich in feite onzichtbaar te maken. Hij schrijft: “een filosoof dient te parasiteren en niet te genezen”. Tja, wat zou dan de reden zijn om je te verzetten tegen de uitspraak van Mark Rutte? Vuur met vuur bestrijden? Meeliften op de huidige hype en snel een boekje in elkaar flansen? Plaatst Ten Bos zich niet te ver buiten de realiteit om er nog enig zicht op te kunnen hebben?

Ten Bos’ moeizame relatie met angstgevoelens komt ook tot uitdrukking in het door hem herhaald gebruikte woord “fascisme”. Hij draaft daarbij zelfs een beetje door met de term “coronafascisme”. Ten Bos lijkt graag breed lachend te fietsen met losse handjes onder het motto “kijk mij eens!”. Het gaat hier echter niet om Ten Bos en zijn kunsten… De term schuurt te veel en wordt daarmee ontoegankelijk. Vanzelfsprekend kan een wereldwijd virus zorgen voor een enorme angst. De huidige situatie is ongekend en bijzonder angstwekkend. Dat doodsangst aanleiding kan zijn tot het opschorten van zowat alles wat gebruikelijk was, is een werkelijkheid waarmee de mensheid al honderdduizend jaar weet “te surviven”. Om dit dan maar meteen fascisme te noemen doet onze instincten en vindingrijkheid grootschalig te kort.

Empathie

Ten Bos vraagt zich af waarom aan de coronagrafieken met de bekende hockeystick zoveel gevolg gegeven wordt terwijl dit bij andere grafieken met hetzelfde beeld bij milieuproblematiek, armoede of hongersnood niet gebeurt. Volgens Ten Bos komt dit door empathie-oproepende beelden in de media. Ten Bos’ moeizame relatie met angst wordt wederom duidelijk als hij aangeeft empathie juist te wantrouwen, zeker als politici erover beginnen… Empathie is echter juist datgene waardoor mensen zich met elkaar verbonden voelen en ook verbonden zijn. Eensgezind saamhorig bewegend als een zwerm of als een kudde en op die wijze het gevaar het hoofd biedend. Het is juist het gebrek aan empathie dat de samenhang zal doen verbreken. De tekst in dit gefragmenteerde boekje (Ten Bos: “dit kleine filosofische corona-alfabet”) lijkt hierbij toenemend op dagboeknotities van ingetreden filosofische desintegratie.

Ten Bos vergelijkt de lockdown situatie met een kudde dieren die op stal staat. De dieren worden eenzaam. Sommige drinken teveel van het opgepompte slootwater. De roofdieren liggen op de loer. Ten Bos beschrijft het allemaal erg passief en of het de kudde allemaal overkomt. Het lijkt Ten Bos te ontgaan dat in het huidige kuddegedrag juist sprake is van actie, van saamhorigheid, van vereniging, van solidariteit en kracht. Het beste wat de mensheid ook te bieden heeft: onderling de rijen gesloten houden zodat het virus geen vat krijgt, samenwerkende virologen, laboratoria, gezondheidswerkers, gewone mensen in de straat en overheden die de gezondheid op de allereerste plaats zetten… Wanneer is dat laatste, om maar eens iets te noemen, eerder gebeurd? Ten Bos ziet het niet…

Intimiteit

Ten Bos geeft in reactie op de intermenselijke afstand van de anderhalvemetersamenleving beschouwingen over intimiteit. Hij komt daarbij uiteindelijk tot de conclusie dat hierin het risico op een wrede en onmenselijke samenleving zeer zeker ontstaat. Ten Bos lijkt in dit verband niet op te merken dat in de westerse kapitalistische samenleving het principe van ieder voor zich en dus de ander op afstand, het gemis aan empathie en dus het gebrek aan intimiteit al zeer vele decennia speelt. Er volgt geen beschouwing over hoe wellicht de liberaal-kapitalistische samenleving dit uiteendrijven op wereldschaal al decennia aan het uitvoeren is. Echter, op andere momenten lijkt het weer of Ten Bos zich daar wel degelijk van bewust is. Zo geeft hij aan dat we niet eens weten of het vermaledijde liberaal-kapitalisme nu echt wel aan zijn einde is: “er kleeft een zorgwekkende zweem van onkwetsbaarheid aan dit systeem”.

Dit lijkt precies de plek waarop Slavoj Žižek zijn licht laat schijnen en Ten Bos hier vanuit de hierboven beschreven uitgangspositie met het beest uit Ljubljana in de pas loopt zonder het zelf te beseffen of te erkennen.  

Ten Bos doet Žižek in een overzichtje af als een van de “oude kanonnen die hoopte, geheel volgens wat je van hen kunt verwachten dat de overgang naar een nieuw soort communisme onder aanvoering van het WHO mogelijk zou worden”. Dit klinkt denigrerend en hiermee wordt Žižek afgeserveerd. Het is echter andersom: het is Ten Bos die in zijn boekje slechts aanstipt en juist Žižek die – zoals we dat van hem gewend zijn – met ferme streken zijn woorden op papier kletst en bovendien een samenhangend verhaal met visie vertelt. Hij is daarbij helderder en consistenter dan dat we van hem gewend zijn. Goed getimed Slavoj! “Het denkbeest uit Ljubljana” stond ook een stuk vroeger op dan Ten Bos, want de Nederlandse vertaling van Pandemie verscheen al in mei jl. Toch komt Pandemie níet over alsof het in grote haast geschreven is. Misschien komt dat omdat Žižek weer zijn zelfde mantra herhaalt: we hebben een nieuw soort communisme nodig.

Systeemverandering

Žižek laat zijn licht schijnen op de huidige crisis, gemotiveerd door zijn persoonlijke angst voor het virus. Hoofdvraag: wat is er mis met ons systeem dat we onvoorbereid werden betrapt door deze catastrofe, ondanks het feit dat wetenschappers ons er al jaren voor waarschuwen? Het antwoord is genuanceerd. Het virus heeft ten eerste géén diepere betekenis, het is geen straf voor de mensheid voor het uitbuiten van de aarde en andere levensvormen. Wat het virus wél aantoont, is dat ons kapitalistische systeem ervoor zorgt dat we in de problemen komen wanneer een situatie als deze zich voordoet en dat dus een radicale verandering nodig is. Enkel door het vertrouwen tussen de overheid en burger te herstellen, door productiestromen weer meer te reguleren en door meer solidair te zijn voor elkaar – dus door meer “communistisch” te worden – kunnen we onszelf tegen een pandemie als deze beschermen.

Internationale samenwerking

Žižek gebruikt als marxist steevast de term communisme en bedoelt daarmee net zoveel als Marx ermee bedoelde: een samenleving gebaseerd op de gemeenschappelijkheid en gedeelde belangen van eenieder. Een internationaal communisme zou zich dus richten op goede afspraken over de verdeling van goederen en middelen in tegenstelling tot wat we nu soms al zien gebeuren, het ‘ieder-voor-zich’ denken waarbij landen zich tegenover elkaar plaatsen en bijvoorbeeld mondkapjes of vaccins opkopen om andere landen voor te zijn. Als we die weg bewandelen komen we uit bij wat Žižek “barbarij” noemt, de sterkste zal overwinnen en de rest zal ten onder gaan. Tot slot trekt Žižek fel van leer tegen mensen die ons in slaap sussen met de boodschap dat politiek in deze tijden van crisis niet nodig is, we zitten immers allemaal in hetzelfde schuitje, zeggen zij. Juist nu is politiek nodig, zegt Žižek, nu nemen we beslissingen die gaan over solidariteit met onze medemens, dat soort besluiten zijn bij uitstek politiek.

Communisme, andermaal!

Žižek bespotten om zijn roep om communisme is eenvoudig, zo zou hij een idealist of een utopist zijn. In Pandemie laat Žižek zien dat het communisme waar hij voor staat geen utopie is, maar reëel bekeken de beste manier om hier uit te komen. De maatschappij kan enkel doordraaien en overleven als openbare voorzieningen blijven doorgaan, denk aan de productie van elektriciteit, water, voedsel en medicijnen. Als het nodig is moet de gemeenschap (lees: de overheid) ingrijpen in het particuliere bestel om dat mogelijk te maken. Dat is het communisme waar hij op doelt. Dat communisme houdt ook in dat de staat een actieve rol op zich neemt wat betreft de productie van belangrijke goederen zoals mondkapjes, beademingsapparatuur en testkits en zich daarin niet afhankelijk opstelt van de marktmechanismen. Communistisch denken betekent ook: denken aan het lot van al die mensen die vanwege deze crisis geen baan meer hebben, ook hun lot mag niet worden overgelaten aan de markt. Het communisme van Žižek is een tegengif voor het ‘rampenkapitalisme’ waar we nu mee te maken hebben, het systeem dat ervoor heeft gezorgd dat we niet adequaat hebben kunnen reageren op deze crisis.

Kapitalismekritiek

Vanuit de gedachte dat er eensgezindheid is vanuit beide denkers over het kraken en piepen van het liberaal-kapitalistisch systeem met het oog op de menselijke waardigheid, wat is hierbij dan de connectie met corona?

We weten dat de pest tijdens de middeleeuwen miljoenen slachtoffers maakte. Indianenstammen in Noord- en Zuid-Amerika kunnen de komst van kolonisten en het door hen meegevoerde influenzavirus niet navertellen. In die tijd was echter geen sprake van een liberaal-kapitalistisch systeem of van “globalisatie”. In die tijd was al wel sprake van economisch verkeer dat de wereld of delen ervan omvatte. Mensen zijn reislustige types! Vanuit centraal Afrika zijn we in de loop van de geschiedenis over alle uithoeken van onze planeet uitgewaaierd. We kwamen onderweg van alles tegen. Ook aan ziektekiemen! We zijn niet alleen! Filosofen: vertel ons iets nieuws!

Ten Bos beschrijft in zijn boekje het einde van de geschiedenis ten tijde van de val van het communisme in 1989 zoals dat werd bevroed door Francis Fukuyama. Hij doet dit overigens ook weer wat geringschattend (“er waren zelfs lieden….”) zonder diens naam te noemen.

Als Ten Bos vaststelt dat de geschiedenis niet tot stilstand is gekomen, en dat geldt ook voor Žižek, wat is dan de ontwikkeling sindsdien geweest? En hoe kan die ontwikkeling geduid worden in relatie tot corona? Zowel Ten Bos als Žižek blijft hier in gebreke. Hinken beide filosofen niet op een te gedateerd wereldbeeld? Kapitalisme… communisme… liberalisme… Zijn deze ismen geen holle frasen of slechts folklore geworden? Is er als je goed kijkt wel sprake van dergelijke verschillen? Er zijn heel wat mensen die van mening zin dat er sprake is van misbruik, ongelijkheid, onrechtvaardigheid. Wereldwijd. Er zijn heel wat mensen die er zicht op beginnen te krijgen dat systemen wat met ons doen. We zijn hoofdzakelijk verworden tot productie-units en kooplustigen. Zijn wij op die wijze wereldwijd al niet lang en breed uit elkaar gespeeld? Het is dan ook geen wonder dat het virus juist toeslaat op een marktplein… Of dat nu op het oostelijk of het westelijk halfrond plaatsvindt doet er niet zoveel toe. Wij willen de Noord- en Zuidpool overigens in dit betoog niet tekortdoen… Vooralsnog zijn daar echter niet zo veel marktpleinen…

 

Titel:            Pandemie
Auteur:        Slavoj Žižek
Uitgeverij:   JEA
Prijs:            17,50
Pagina’s:     152
ISBN:           9789083058658
****

Titel:            De Coronastorm
Auteur:        René ten Bos
Uitgeverij:  Boom
Prijs:            17,50
Pagina’s:     208
ISBN:          9789024435173
**

Boeken / Non-fictie

Waar is de onzichtbare hand?

recensie: Adam Smith - De welvaart van landen

Adam Smiths klassiek filosofische werk over de vrijemarkteconomie is voor het eerst integraal vertaald in het Nederlands. Toen An Inquiry into the Nature and Causes of the Wealth of Nations in 1776 verscheen was het voor die tijd een ‘bestseller’ die binnen zes maanden was uitverkocht.

The Wealth of Nations is al sinds jaar en dag vrij verkrijgbaar op internet. Klassieke teksten zoals die van Smith zijn immers rechtenvrij. Wie het Engels machtig is kan zich laven aan honderden pagina’s economische theorie en zal na goed lezen welgeteld één keer het beroemde begrip ‘onzichtbare hand’ tegenkomen. Dit aan Smith vervlochten idee van het zelfregulerende effect van een markt waarbij het najagen van eigenbelang door kapitalisten het collectieve belang dient, is alom bekend. Voor velen is dat genoeg om te weten en te overwegen.

In dat opzicht is het belangrijkste nut van een complete Nederlandse vertaling dat Smith niet alleen toegankelijker wordt voor een groter publiek, maar ook dat de misverstanden omtrent zijn economische theorie laagdrempeliger kunnen worden aangepakt en andere ideeën dan de onzichtbare hand binnen handbereik komen.

Hachelijke zaak

Het blijft een hachelijke zaak om klassiekers te recenseren. De recensies in de tijd van Smith zelf waren al lovend over het werk en sindsdien is het een van de meest invloedrijke werken geweest in de politieke en economische filosofie. Als zelfs de Schotse filosoof David Hume het boek van Smith prijst om ‘zoveel diepte, gelegenheid en scherpzinnigheid, aangevuld met interessante feiten’, dan lijkt het nog weinig zin te hebben om er meer over te zeggen. Ja, we kunnen vaststellen dat Smith boeiender schrijft dan de saaie Marx, maar voor de rest moet je als recensent je plaats kennen.

Een recensie van een klassieker heeft daarom ook veel meer het doel om de tekst opnieuw onder de aandacht te brengen, dan om het werk zelf te beoordelen. Uitgeverij Boom blijft wat dat betreft onvermoeibaar in de serie Grote Klassieken belangrijke literaire, filosofische en geesteswetenschappelijke werken in vertaling uitbrengen. Het moet vaker zijn opgemerkt, maar sinds 2017 is de serie in een nieuw jasje gegoten en dat moet voor velen nog steeds wennen zijn, of zelfs een doorn in het oog blijven. Wie immers de prachtige serie in de grijze met gouden rand bedrukte covers aan het verzamelen was (want dat doet men bij uitstek met series), krijgt daar nu zuurstokgekleurde edities voor terug. Het blijft gissen naar goede redenen hiervoor, behalve een vernieuwingsdrang omwille van het vernieuwen. Opmerkelijk bovendien dat reeds bestaande grote klassieken ook in een nieuw jasje zijn gegoten, maar lang niet allemaal. Waar begint iemand derhalve met verzamelen?

Veenbaas

Terug naar het werk van Smith. Dat is uitstekend vertaald door Jabik Veenbaas, die eerder al verantwoordelijk was voor enkele andere vertalingen binnen de serie en belangrijke vertalingen van grote filosofische werken op zijn conto heeft, waaronder de Kritieken van Kant die ook bij Boom verschenen. Het moet een monstrueus werk zijn geweest om de 1000 pagina’s aan economische theorie te vertalen. Daarbij zijn er honderden pagina’s aan tekst die enkel relevant en waarschijnlijk vooral interessant waren in de tijd van Smith, maar waar de lezer zich nu werkelijk doorheen moet worstelen. Bij het lezen van het werk dringt zich constant de vraag op wie dit tegenwoordig nog systematisch helemaal lezen wil. Dat moeten de absolute liefhebbers zijn met een bijzondere voorkeur voor moderne economie en geschiedenis.

Ten geleide

Wat zonder meer boeiend is om in één ruk uit te lezen, is het uitgebreide ten geleide van Veenbaas wat als een zelfstandig inleidend essay kan worden gelezen op het werk van Smith. Zo’n toevoeging is geen vanzelfsprekendheid in de serie Grote Klassieken. Soms is een inleiding namelijk summier, soms is er een kort nawoord en vaker is er niet of nauwelijks een gedegen inleidende studie op het werk. Wie echter daadwerkelijk van plan is zich onder te dompelen in de lange verhandelingen van Smith over de economische theorie, heeft een waardevolle steun aan Veenbaas. Een register ontbreekt dan weer wel, zoals dat bij Kierkegaards Of/Of bijvoorbeeld het geval is. In het geheel van de serie lijken dergelijke keuzes nogal willekeurig.

Zichtbaar

Het boek was destijds een groot succes. De eerste druk was al na zes maanden uitverkocht en de verkopen van nieuwe drukken bleven voorspoedig lopen. Toen ik een uitgever vroeg naar zijn verwachting omtrent de oplage van deze Nederlandse vertaling, schatte hij in dat Boom er zeker niet meer dan 800 zou hebben gedrukt. Een snelle uitverkoop zou ook niet voor de hand liggen, al zijn er mensen die de uitgaven opkopen om ze later voor een hogere prijs te verkopen. Volgens hem blijft het een risico om dit soort kostbare projecten uit te geven, zoals ook is gebleken bij De ondergang van het avondland.

Het lijkt er echter niet op dat een boek als De welvaart van landen een dergelijk tragisch lot is beschoren. Op de eerste plaats is het onderdeel van een serie en het heeft daardoor een grotere aantrekkingskracht dan een zelfstandige uitgave. Op de tweede plaats is het een door en door klassieke tekst die altijd wel een weg vindt naar hedendaagse lezers en het onderwijs. We moeten in ieder geval blij zijn met uitgevers die misschien in tegenstelling tot wat Smith zelf zou adviseren, tijd, geld en energie blijven investeren om klassiekers zichtbaar onder de aandacht te brengen.

Boeken / Non-fictie

Optimisme en daadkracht

recensie: George Monbiot - Uit de puinhopen

In Uit de puinhopen schetst George Monbiot op effectieve wijze wat er mis is met het huidige politieke bestel en hoe we daar als de wiedeweerga uit kunnen komen. Aantrekkelijk, vlot en praktisch geschreven wijst hij enkele wegen.

‘Er zijn geen grote verhalen meer’, stelt de postmoderne filosoof Jean-Francois Lyotard. Hiermee bekritiseert Lyotard de opvatting van het modernisme dat wetenschappelijke kennis in het grote verhaal van de historische vooruitgang van de mens past. Wetenschap, in tegenstelling tot bijvoorbeeld religie, heeft echter geen ethiek op zichzelf. Derhalve past wetenschappelijke kennis niet zomaar in ons verhaal. Dat is wel grotendeels gebeurd. We hadden een dialectiek tussen het communisme en het kapitalisme, tot het einde van de Koude Oorlog en de val van de muur. Toen zegevierde het kapitalisme over het communisme en is er geen kritische tegenhanger opgestaan (al zou je de ideeën van bijvoorbeeld Kate Raworths Donut economy misschien als alternatief kunnen noemen). Dat kapitalisme had toen reeds een voorsprong genomen op het einde van de grote verhalen en kennen we onder de noemer: neoliberalisme.

Neoliberalisme

Het systeem dat Monbiot in Uit de Puinhopen hekelt is het neoliberalisme en haar hyperkapitalisme, dat gouden bergen belooft en ervan uitgaat dat de planeet oneindige grondstoffen heeft. Een narratief, zo zal Monbiot zeggen, waaruit weinigen die aan de macht zijn ontwaken, en waar velen, die niet aan de macht zijn, meer en meer een desillusie ervaren. Maar ontwaakt zijn we nog nauwelijks. Daarom is het gebruik van het woord crisis misplaatst in dit boek. Crisis stamt van het Griekse krinein af, wat onderscheiden en beslissen betekent, alsmede keerpunt en beslechten. Een staat dus, waarin ingezien wordt wat er mis is en er gehandeld wordt om dit tij te keren. We bevinden ons eerder in een collectieve dommel. Zeker wanneer je weet dat er in de jaren 50 al voor de gevaren van de uitstoot van fossiele brandstoffen werd gewaarschuwd, getuige deze documentaire uit 1955: https://www.moviemeter.nl/film/41611.

Als we dus niet meer op onze politici kunnen rekenen, wat dan te doen?

Hierin poogt Monbiot een passend, praktisch antwoord te geven. Het zal hem vooral lukken je te inspireren. Hij schrijft met een aanstekelijk enthousiasme en biedt vergezichten. Het woord ‘zal’ is in overvloede aanwezig. Want, stel dat we het huidige narratief vervangen met het narratief dat Monbiot voorstelt, dan zal er een hoop veranderen. Namelijk: een verhaal waarin saamhorigheid en inclusiviteit centraal staan en dat geënt is op een circulaire economie. Een eerlijkere, gezondere en toekomstbestendigere wereld, die met de helse klus om de opwarming van de aarde niet verder te laten oplopen aan de slag kan.

Idealisme met de hamer

Om zover te komen dat we weten wat we te veranderen hebben, is het belangrijk eerst in grote lijnen te snappen wat er aan de hand is. Hierin hanteert Monbiot Nietzsche’s methode van de hamer. Hij klopt op de borst van het neoliberalisme om te laten horen dat het hol is. Het neoliberalisme vertelt een effectief verhaal, dat het typische heldenverhaal volgt om deze vervolgens kwaadwillend in te zetten. Dat typische heldenverhaal gaat zoiets als: het land verkeert in wanorde, maar een individu, groep of institutie gaat de strijd aan en tegen alle verwachtingen in overwinnen ze het kwaad en de orde wordt hersteld. Dit heldenverhaal gaat vooral om herstel. Helaas, zo toont Monbiot aan, is dit verhaal hol, hoe graag we het ook willen geloven.

Alternatief

Zonder te claimen dat zijn alternatief het best passende antwoord is, neemt hij de lezer mee in ten minste een alternatief. Daarin staat hij niet alleen. Hij besluit het boek met de opmerkelijke opkomst van Bernie Sanders bij de vorige presidentsverkiezingen in de VS. Sanders vertelt eenzelfde soort verhaal als Monbiot en heeft bijna de presidentsrace gewonnen, met nauwelijks financiële middelen. Het zijn dit soort optimistische voorbeelden die Monbiot voortdurend aanhaalt in zijn boek om te laten zien dat een alternatief mogelijk is. Het is in het delen van deze informatie dat hij je weet te inspireren. Hij beschikt over een rijke, creatieve en diverse hoeveelheid bronnen die hij ter ondersteuning van zijn pleidooi inzet. Hij is her en der constructief boos om het onrecht wat hij opmerkt een naam te geven binnen zíjn samenhangende verhaal. Dit maakt dat Uit de puinhopen in plaats van te verzanden in gefulmineer, een uitweg biedt die haalbaar is en inspireert. Waarbij duidelijk is wat er aan de hand is en waarom dat dient te veranderen. En bovenal, hoe dat te kunnen veranderen.

Gegoten in goed leesbaar proza heb je het boek in een zucht uit. Mocht je minder tijd hebben, maar alsnog nieuwsgierig zijn, dan kun je ook bij tegenlicht terecht: https://www.vpro.nl/programmas/tegenlicht/kijk/afleveringen/2017-2018/compassie-als-oplossing.html

Boeken / Non-fictie

De wil tot zijn

recensie: René ten Bos - Extinctie

Filosoof René ten Bos neemt met zijn nieuwste (en wederom fenomenale) boek Extinctie afscheid als Denker des Vaderlands.

Extinctie sluit naadloos aan bij twee eerdere boeken van Ten Bos. Dwalen in het antropoceen (2017) gaat over het tijdperk waarin de mens zijn stempel op de aarde drukt. Ten Bos is op zoek naar een begrip van de mens en diens verhouding tot zijn omgeving. Het volk in de grot (2018) gaat over de tegenstelling tussen het volk en de elite en hun relatie met de waarheid. Zijn nieuwe boek Extinctie gaat over de catastrofale tijd waarin wij leven en waarin door de mens veroorzaakte massa-extinctie plaatsvindt. En daarmee is iets opmerkelijks aan de hand: het raakt ons niet.

Onvoorstelbaar

Ten Bos’ heeft een eigen stijl die ontzettend fijn is. Rustig en onderzoekend benadert hij een onderwerp. De filosoof zet geen betoog op en is nergens normatief. In plaats daarvan neemt hij je mee op pad en daagt hij je uit na te denken, anders te denken en kritisch te denken. Extinctie gaat over het onvermogen van de mens om zich te laten raken door de grootschalige extinctie die vandaag de dag plaatsvindt. Zowel dierlijke als menselijke extinctie is iets waartoe wij ons niet kunnen verhouden en dat intrigeert Ten Bos.

Een van de redenen hiervoor is de onmogelijkheid de extinctie te denken. ‘Dat het leven van mensen ten einde komt, misschien zelfs het leven als zodanig, is iets volstrekt onbegrijpelijks.’ Ook de grote verlichtingsfilosoof Immanuel Kant wist dit al. De mens kan het einde van de dingen niet denken. En je verhouden tot iets wat ondenkbaar is, is onmogelijk. Toch gaat Ten Bos op zoek naar een manier waarop we ons kunnen verhouden tot het onvoorstelbare. Want de extinctie vindt plaats, de mens heeft er een rol in en de wereld verandert met grote snelheid.

Verwachtingen

Een van de redenen waarom de mens zich geen zorgen maakt om de extinctie, is omdat hij de verandering niet waarneemt. Deze problematiek in relatie tot de klimaatcrisis wordt ook wel het shifting baseline syndroom genoemd. Ten Bos noemt dit een soort kennisextinctie: de mens past zijn beeld van wat normaal is continu aan en merkt daardoor veranderingen niet snel op. Zo verwachtte iemand 30 jaar geleden bepaalde vogels te zien in het bos die hij nu nooit meer zou zien. De verwachting verandert en daarmee het ‘normale’. Zo kan het dus gebeuren dat de mens zijn omgeving op grote schaal verwoest zonder dat hij door heeft dat er iets aan de hand is.

Van extinctie zijn geen beelden en daardoor is het moeilijk er een relatie mee op te bouwen. Daarnaast kennen wij een groot deel van de uitstervende soorten niet. Bovendien hebben veel mensen het idee dat extinctie iets is wat bij de natuur hoort, op de ijsbeer die geen ijs meer heeft na dan. Er bestaat inderdaad zoiets als natuurlijke (of: achtergrond) extinctie, maar de huidige door de mens veroorzaakte extinctie gaat 45.000 keer zo hard. Dit onzichtbare gebeuren zal zich langzaam aan ons tonen, doordat hele leefgebieden en ecosystemen erdoor uit balans zullen raken.

Zijn en intimiteit

Ten Bos kiest geen richting maar overweegt verschillende manieren om over het onderwerp na te denken. In het tweede deel van Extinctie staat specifiek de extinctie van mensen centraal. Verschillende filosofen en wetenschappers die zich over dit onderwerp hebben gebogen passeren de revue. Zo ook de Duitse filosoof Lütkehaus met zijn aanklacht tegen wat volgens hem het grote axioma is van het westerse denken. Namelijk, het idee dat zijn iets goeds is en niet-zijn iets slechts. Volgens Lütkehaus wordt onze samenleving gekenmerkt door een wil tot zijn. Wellicht dat het ook dáárom zo moeilijk is het niet-zijn te denken.

Ten Bos slaagt er aan het eind van het boek in te laten zien op welke manier extinctie ons tóch kan raken. Als we onze omgeving en de dingen daarin zien als iets waarmee we een intieme relatie hebben, raakt de extinctie ons in onze intiemste zones. Hier gaat ten Bos verder op de filosoof Giorgio Agamben die stelt dat de dingen waar we een intieme relatie mee hebben, dingen zijn die we ons niet kunnen toe-eigenen. Zoals de wereld, onze taal, het lichaam, het landschap en de dieren. Hier vindt de extinctie plaats en dat is dichterbij dan we dachten.

Ten Bos schrijft met Extinctie wederom een prachtige filosofische verhandeling over een uitermate actueel en verontrustend onderwerp dat alle mensen op een bepaalde manier raakt. Zijn meanderende manier van schrijven is ook in zijn nieuwste boek prettig en doet bovendien het onderwerp recht aan. Absolute aanrader.

Boeken / Non-fictie

Vol overgave

recensie: Sue Prideaux - Ik ben dynamiet

De veelgeprezen Nietzsche-biografie Ik ben dynamiet van Sue Prideaux is nu vertaald in het Nederlands. Dit werk is alles wat een Nietzsche liefhebber zich wensen kan: een prachtige kijk in het persoonlijke leven van Nietzsche, naadloos vervlochten met een uitgebreide uiteenzetting van zijn denken en werken.

Friedrich Nietzsche is één van de bekendste filosofen van de 19e eeuw. Bij het grote publiek staat hij bekend als de filosoof met de hamer, omdat hij alles wat filosofen vóór hem hebben bedacht aan diggelen slaat. Vanuit dat niets bouwt hij zijn filosofie opnieuw op. Een filosofie die helemaal niet pessimistisch of negatief tegenover het leven staat (ook zo staat hij bij het grote publiek bekend), maar waar juist zoveel levensliefde vanaf spat dat het alles wat dat leven inperkt verafschuwt.

Even Nietzsche zijn

Ik ben dynamiet is veel meer dan een biografie. Het is een volledige inleiding op alles wat met Nietzsche te maken heeft, op zijn volledige levensloop, al zijn relaties, alle plekken waar hij tijd heeft doorgebracht, alle gedachten die hij op die plekken deelde met anderen en alle boeken, geschriften en brieven die hij schreef gedurende zijn leven. Maar het grootste verschil met andere biografieën is dat Ik ben dynamiet leest alsof Nietzsche het boek zélf heeft geschreven. En eigenlijk gaat het zelfs nog verder, het is alsof je door het boek te lezen in zijn hoofd kruipt. Alsof je even Nietzsche wordt, zijn gedachten ziet alsof het je eigen gedachten zijn.

Sue Prideaux heeft met Ik ben dynamiet een meesterwerk geschreven dat niet snel geëvenaard zal worden. Ze ontdoet Nietzsche van alle valse beschuldigen aan zijn adres (dat hij antisemiet zou zijn, dat hij vrouwen zou haten, dat hij nationalistisch zou zijn), van alle valse vooroordelen (dat hij alleen maar alles kapot sloeg en zelf niks nieuws bedacht) en geeft hem weer de ruimte om te zijn wie hij was: een menselijk genie, geplaagd door lichamelijke ongemakken, emoties en onbeschrijfelijk diepe en revolutionaire gedachten.

Professor Nietzsche

Nietzsche leefde met grote snelheid. Wellicht had dat te maken met het sterven van zijn vader op jonge leeftijd, wat Friedrich in één klap dé man van het gezin maakte. Zowel zijn moeder als zijn zus keken tegen hem op en zagen in hem hun heil voor de toekomst. Toen Nietzsche student filologie en pas 24 jaar oud was kreeg hij in Bazel de leerstoel filologie aangeboden. Om professor te worden moet je eerst de doctorsgraad behaald hebben, maar ze wilden in Bazel zo graag dat Nietzsche het ambt zou bekleden dat ze hem deze graad cadeau gaven. Dit aanbod was uitzonderlijk en komt voort uit het enthousiasme van één van zijn docenten, die Nietzsche voordroeg. Nietzsche werd de jongste professor ooit aan de universiteit van Bazel. Er stond wel iets tegenover: Nietzsche moest zijn Pruisische nationaliteit opgeven om te voorkomen dat hij opgeroepen zou worden voor dienstplicht. Dit deed hij, maar de Zwitserse nationaliteit kreeg hij nooit, hij bleef dus zijn verdere leven stateloos (iets wat hem als ‘kosmopoliet’ en zelfbenoemd Europees burger niet zou deren).

Wagner en muziek

Een belangrijk element in Nietzsches leven en dus ook in Ik ben dynamiet is zijn vriendschap met Richard Wagner. Nietzsche bracht nagenoeg al zijn vrije tijd door in Tribschen, het huis van Wagner en zijn vrouw Cosima aan het Vierwoudstrekenmeer in Luzern. Keer op keer keert de lezer samen met Nietzsche (of eigenlijk: als Nietzsche) terug naar Tribschen. Wagner en Nietzsche waren beiden groot fan van Schopenhauer, die met zijn pessimistische filosofie een welkom alternatief was voor het christelijke conservatieve gedachtegoed van Immanuel Kant en Pruissen. Hun gedeelde liefde voor muziek sloot naadloos aan op het denken van Schopenhauer, die de muziek de enige kunst noemde die ‘bij machte was de waarheid over het wezen van het bestaan zelf te onthullen’. Zingend en filosoferend beklommen ze regelmatig samen de berg Pilatus. De ontwikkeling van Nietzsche van filoloog tot filosoof gaat stapsgewijs en hand in hand met het uit elkaar groeien van de goede vrienden.

Nietzsche als filosoof

Prideaux laat zien hoe Nietzsche als filosoof door zijn boeken en standpunten steeds meer mensen tegen zich in het harnas jaagt, waaronder zijn zuster Elisabeth (bijnaam: lama). Zijn moeder en zus – en ook de jonge Friedrich zelf trouwens – hadden altijd gedacht dat Nietzsche dominee zou worden, net als zijn vader. Toen Nietzsche openlijk kritiek begon te uiten op het christelijke geloof namen zij dat hem niet in dank af. Ondanks dat bleef zijn moeder hem zijn hele leven trouw en hielp hem waar nodig, voor zover dat kon als alleenstaande vrouw.

De relatie met zijn zus verliep anders. Ook hier neemt Prideaux je mee in het leven van Nietzsche alsof je het zelf beleeft. Als kind zijn broer en zus dol op elkaar maar deze relatie verbrokkelt stukje bij beetje wanneer Nietzsche steeds meer van zijn filosofie ontwikkelt. Elizabeth wordt openlijk nationaalsocialist en begint samen met haar man een kolonie in Zuid-Amerika. Broer en zus breken met elkaar. Ondanks dat weet Elizabeth als ze weer terug is de voogdij over haar broer te krijgen wanneer deze geestesziek wordt. Terwijl hij nog leeft richt ze een Nietzsche-archief op. Alle teksten die haar in een kwaad daglicht zetten vernietigt ze, passages uit boeken waar ze niet achter staat schrapt ze. Wanneer de geesteszieke Nietzsche op een bovenkamertje zijn laatste dagen uitzit laat ze geïnteresseerden betalen om hem te zien.

Nietzsche misbruikt

Prideaux eindigt Ik ben dynamiet met een duidelijke en erg pijnlijke afrekening met diegenen die Nietzsche het meest hebben misbruikt: zijn zus en de nazi’s. Elisabeth Nietzsche zorgde ervoor dat een stuk van Mussolini werd opgevoerd in Weimar en een jaar later ontmoette zij Adolf Hitler (toen al kanselier) die haar een bos rode rozen gaf. Het Nietzsche-archief kwam in handen van de nazi’s ‘die bij de formulering van de filosofie van hun partij een beroep deden op Nietzsche’.

Een andere bekende naam die de ‘meest vergiftigende invloed op de manipulatie van Nietzsches ideeën’ had was Oswald Spengler. Spengler gebruikte Nietzsches woorden zoals Übermensch zo dat ze strookten met zijn nationaalsocialistische idee van het sociaal-darwinisme: de misbruikte evolutietheorie van Darwin die goedkeurde dat grote groepen ‘ondergeschikten’ niet zouden voortleven in het belang van de soort. Met het sociaal-darwinisme werd de Endlösung van een zogenaamd wetenschappelijk en dus ‘rechtvaardig’ sausje voorzien. Het feit dat veel mensen vandaag de dag Nietzsches Übermensch nog altijd verbinden aan de verwerpelijke filosofie van nazi-Duitsland toont hoe succesvol de manipulatie en het misbruik van Nietzsches filosofie is geweest. Het feit dat Oswald Spengler vandaag de dag door sommigen (zoals aanhangers van de alt-right beweging) gezien wordt als een onterecht opzijgeschoven denker is alarmerend.

Ik ben dynamiet

Nietzsche leefde snel en greep elk moment dat hij niet geplaagd werd door pijnen of slechtziendheid aan om te schrijven. Hij reisde heel Europa door naar plekken waar hij kon werken en naar mensen met wie hij kon filosoferen. In Ik ben dynamiet spat de gedrevenheid van de bladzijden. De verandering in schrijfstijl van stijfjes en langdradig naar korte aforismen is als lezer volkomen logisch en duidelijk te volgen. Hij leek haastig om zijn gedachten zo duidelijk mogelijk op papier te willen knallen, alsof hij wist wat in het verschiet lag. Het zo veel mis geïnterpreteerde amor fati waar Nietzsche bekend om staat geeft blijk van deze levenslust. Het zou Nietzsche maken tot een nihilist die het leven verafschuwd. Wat bedoelde hij er dan mee? Van niks te willen dat het anders is, een volledige omarming van het leven.

Ook het steeds slechter worden van zijn lichamelijke gezondheid die hand in hand lijkt te gaan met de steeds grotere ontwikkeling van zijn geest ontvouwt als een tragische maar logische levensrichting voor deze fascinerende filosoof. ‘Ik ben geen mens, ik ben dynamiet!’ lijkt hij haast te roepen in Ecce homo. Nietzsche geloofde dat hij de mensheid kon bevrijden van haar kortzichtigheid en onderdrukkende moraliteit. En dat zou niet zonder herrie gaan, maar met een knal zoals van ontploffend dynamiet!

Sue Prideaux heeft met Ik ben dynamiet een meesterwerk geschreven. Een aanrader voor iedereen, zonder uitzondering. Ontzettend leerzaam, intrigerend, meeslepend en vermakelijk. Een van de mooiste boeken die ik ooit heb gelezen.

Boeken / Non-fictie

Klassieker herleeft

recensie: Geschiedenis van de seksualiteit - Michel Foucault

Geschiedenis van de seksualiteit van de Franse filosoof Michel Foucault wordt nieuw leven ingeblazen met een mooie heruitgave door uitgeverij Boom.

Tussen 1976 en 1984 publiceerde Foucault de drie delen van zijn Geschiedenis van de seksualiteit. Het vierde en laatste deel zou pas lang na zijn dood verschijnen. De werken blijven fascineren en zijn inhoudelijk nog erg actueel. In deze nieuwe uitgave zijn de eerste drie delen van Geschiedenis van de seksualiteit voor het eerst samengevoegd in één bundel. Vertaalster Jeanne Holierhoek heeft het hele werk opnieuw vertaald, waardoor het werk ook in taalkundig opzicht goed in de moderne tijd past.

Machtsspel

Foucault is als filosoof met name bekend door zijn denken over macht. Ook Geschiedenis van de seksualiteit gaat over macht. De auteur geeft een analyse van de omgang met seksualiteit in de hedendaagse maatschappij, de middeleeuwen en de oudheid. Op die manier zet hij vraagtekens bij de manier waarop wij nu naar seksualiteit kijken. Het heersende paradigma is dat wij onszelf bevrijd hebben van een onderdrukking. Vroeger was de seksualiteit onvrij, stelt Foucault. Je mocht er niet over praten en was gebonden aan geldende normen.

Bevrijding

Volgens Foucault is het paradigma waarin wij nú zitten evengoed onderdrukkend. Niet omdat het ons iets verbiedt, maar juist omdat het ons iets gebiedt, namelijk het voortdurend praten over onze seksualiteit. Iedereen wordt aangemoedigd om in de openbaarheid te brengen wie hij is en welke seksuele geaardheid bij die persoon hoort. Maar juist dat vastleggen van seksualiteit in hokjes als ‘homo’ of ‘transgender’ verkleint onze vrijheid, stelt Foucault. Er is dus nog veel meer winst in de vorm van vrijheid te behalen als we ons niet laten dwingen tot het publiekelijk maken van een bepaalde keuze, maar juist door het niet-kiezen en niet-delen. Foucault zou dus kritiek hebben op de hedendaagse gender-discussie, omdat de mensen die zichzelf in deze discussie denken te bevrijden, zichzelf tegelijkertijd opnieuw vastleggen. Dit is een belangrijk onderwerp in het denken van de filosoof, die zelf als homoseksueel de betekenis van dit label veelvuldig heeft onderzocht in zijn teksten.

Actueel

Foucault zet in Geschiedenis van de seksualiteit dus vraagtekens bij de wat hij noemt ‘bekenteniscultuur’, waarin iedereen continu de drang voelt over zijn of haar seksualiteit te praten en deze te categoriseren. Volgens de filosoof is deze behoefte direct terug te herleiden tot het christendom, waarin de gelovige door een bekentenis bij de priester vergeven kan worden voor zijn zonden. In de huidige tijd waarin er veel aandacht is voor LHBT-vraagstukken is Geschiedenis van de seksualiteit nog altijd even actueel als toen Foucault het schreef. Ook in onze tijd doet het feminisme opnieuw stof opwaaien en het kan bijzonder interessant zijn dit met Foucault in de hand te beschouwen. Foucault graaft dieper dan veel mensen die dit debat overschreeuwen en aan de oppervlakte blijven. Via zijn denken wordt het misschien mogelijk om uit het bestaande paradigma te ontsnappen en met een andere kijk onszelf te bezien.

De nieuwe uitgave van Geschiedenis van de seksualiteit is erg de moeite waard en mag uiteraard niet ontbreken in de boekenkast van een filosofieliefhebber.

Boeken / Non-fictie

De kunst van het leven (en schrijven)

recensie: Seneca - Levenskunst

Sommige inzichten en beschouwingen zijn tijdloos. De Essays van Montaigne. De autobiografische, filosofische bespiegelingen van Marcus Aurelius. En zonder twijfel ook de traktaten van Seneca. Zes daarvan zijn nu gebundeld in Levenskunst. Wie zich aan het leven al eens een bult valt, kan hier niet omheen.

De carrière van Seneca (ca. 4 v.Chr. – ca. 65 na Chr.) is welbekend en veelbesproken. Van hoge Spaanse afkomst kwam hij in Rome terecht, waar hij een glansrijke carrière zou uitbouwen als redenaar, senator, schrijver, filosoof en zakenman. Hij werd door keizer Claudius, die van zijn inzichten niets moest hebben, verbannen naar Corsica, maar later door Agrippina, de tweede vrouw van Claudius, terug naar Rome gehaald. Daar zou hij zijn beroemdste rol spelen: mentor en privéleraar van de jonge, wilde maar potentieel glorieuze Nero. Wist hij de keizer in diens eerste regeringsjaren nog in toom te houden, dan ging het al gauw van kwaad naar erger. Seneca werd uiteindelijk van een complot tegen de keizer beschuldigd en kreeg de eervolle uitweg van zelfmoord aangeboden, die hij aannam.

Onkwetsbaarheid

Een bewogen leven dus, en dat voor een man die de stoa volgde, een denkwijze die stelde dat passie altijd door de rede moest worden beheerst. Kortom, die de onverstoorbaarheid predikte. Dat blijkt ook uit de vragen die hij zich in de essays stelt: Wat moet ik doen om écht gelukkig te worden? Hoe kan ik waardig sterven? Hoe leid ik een moreel waardig en evenwichtig bestaan? Hoe kan ik mij het ideaal van onkwetsbaarheid aanmeten?

Vervolgens gaat hij diepgaand, maar niet zonder humor en anekdotiek in op deze vragen. Zo bestrijdt hij bijvoorbeeld de dooddoener dat het leven te kort zou zijn. Onzin, aldus Seneca, we vullen het gewoon tot de nok met overbodige en nutteloze zaken als sporten, een mooi lichaam, najagen van geld en politieke discussies. Allemaal niet nodig, vindt hij, want dat is niet waar de mensen je zullen om herinneren. Het gaat erom je leven zo goed mogelijk in te richten en vervolgens af te sluiten met het beste en meest waardige einde.

Het boeiende nawoord van vertaler en classicus Vincent Hunink, waarin hij Seneca’s meerwaarde voor onze huidige tijd onderstreept, is een mooie bonus, net als de verklarende lijst van persoons- en plaatsnamen. Een goed einde dus, net zoals Seneca het gewild zou hebben.

Boeken / Fictie

Een radicaal onzeker meesterwerk

recensie: Louis Paul Boon - De Kapellekensbaan

In de Perpetuareeks verschijnen de grootste werken uit de wereldliteratuur. Volstrekt logisch, dus, dat dit jaar Louis Paul Boons De Kapellekensbaan werd opgenomen.

De Kapellekensbaan (1953) is het eerste deel van een tweeluik, waarvan het drie jaar later verschenen Zomer te Ter-Muren het tweede deel vormt. Louis Paul Boon (1912–1979) wilde niets minder dan de naoorlogse wereld in taal vangen, zoals Kris Humbeeck in zijn nawoord bij deze editie schrijft. Daarbij moeten we vaststellen dat ‘dat belachelijk ambitieuze project niet totaal is mislukt.’ Dat is inderdaad opmerkelijk.

In het schrijven ontstaat het verhaal

Wat wel tot mislukken gedoemd is, is een overzicht van de plot van deze breed uitwaaierende en diep gravende roman te geven. De Kapellekensbaan bestaat uit drie lagen. Ten eerste is daar het hedendaagse verhaal van een Boon-achtige figuur die een roman over het negentiende-eeuwse meisje Ondineke schrijft, dat als roman-in-roman is opgenomen. De laatste lijn bestaat uit verhalen over de Vos Reynaerde, geschreven door een kennis van de hoofdpersoon van de eerste laag.

In het schrijven ontstaat het verhaal. Er hangt een radicale onzekerheid over het verhaal van Ondineke, en ook de gesprekken die ‘Boontje’, de verteller, met vrienden en kennissen voert, lijken zich telkens in het moment te ontvouwen. Anno 1953 bestaan geen grote idealen meer: die zijn in de Tweede Wereldoorlog ten onder gegaan. Zodoende opent zich een vertelwereld die filosofisch gezien nog het dichtst bij Hermans’ sadistische, nihilistische universum ligt. Boons werk lijkt ook met eenzelfde kracht en snelheid op papier gegooid als Willem Otterspeer opmerkte over Hermans: zonder filter, zonder al te veel redactie. Qua stijl is deze roman echter anders, zelfs uniek.

Overgave

Het eerste hoofdstuk opent namelijk zo: ‘Ge ziet van uit uw open zolderraam hoe het niemandsbos in het rood wordt geverfd door de zakkende zon, en hoort hoe het droefgeestig schaap van mossieu colson van tminnesterie nog een laatste keer blaat vooraleer het achter de knarsende staldeur verdwijnt:’, en na die dubbele punt gaat de zin nog even verder. Gelijk schuift ‘Boontje’ de standaardtaal hier deels opzij, gelijk zitten we in een geheel eigen wereld, een universum waarin de taal opgerekt wordt om de chaos te kunnen representeren.

Het moge duidelijk zijn dat De Kapellekensbaan niet de meest makkelijke roman is om te lezen. Zeker voor de Nederlandse lezer zal het zestig jaar oude Vlaams niet het meest makkelijk zijn – maar laat je daar niet door afschrikken. De Kapellekensbaan vraagt om overgave aan deze overdonderende leeservaring. Laat je meevoeren op de stroom van woorden en beelden – en daarna snel door naar Zomer te Ter-Muren.

Boeken / Non-fictie

Over leugens en wetsovertredingen

recensie: Hannah Arendt - Het waagstuk van de politiek

Het waagstuk van de politiek verzamelt drie van Hannah Arendts late teksten. Samen vormen het interview en de twee essays een mooie introductie tot Arendts denken.

‘Weet u, wezenlijk voor mij is: ik moet begrijpen,’ zegt Hannah Arendt (1906–1975) in een befaamd interview uit 1964 met Günter Gaus dat deze bundel opent. Een filosofe vond de politiek theoretica zich niet: haar ingang tot de mens en menselijk gedrag was altijd via de politiek. Het interview laat mooi zien hoe Arendts leven haar denken inspireerde, en andersom. Als joodse was ze in de jaren dertig Duitsland ontvlucht; ten tijde van het interview woonde en werkte ze in de Verenigde Staten.

Het grote probleem van de Holocaust, ‘het persoonlijke probleem, was niet wat onze vijanden deden, maar wat onze vrienden deden,’ aldus Arendt. Hier is goed te zien hoe de persoonlijke angst verraden te worden door bekenden bij haar groeit tot een groter politiek-filosofisch punt, tot een inkijkje in de menselijke ziel.

Actuele essays

Waar het interview met Gaus vooral terugkijkt, behandelen de twee in Het waagstuk van de politiek opgenomen essays meer hedendaagse gebeurtenissen. In Liegen in de politiek staat Arendt stil bij de begin jaren zeventig vrijgegeven Pentagon Papers (een lijvig rapport over de oorlog in Vietnam) en in Burgerlijke ongehoorzaamheid kijkt ze naar dienstweigeraars en de burgerrechtenbeweging. Beide essays zijn nog steeds actueel.

Dat laatste weten vertalers Dirk de Schutter en Remi Peeters ook: in hun inleiding verwijzen zij naar Donald Trump, een president die geen enkele moeite lijkt te hebben met de waarheid vervormen. Wat opvalt aan Liegen in de politiek is dat Arendt het probleem dan wel helder weet te stellen – wanneer zij schrijft dat feiten ‘een getuigenis nodig’ hebben om herinnerd te worden, is gelijk duidelijk waarom machthebbers die het zonder willen stellen zo’n bedreiging vormen –, zij de kracht van feitenvrije politiek daarentegen duidelijk onderschat. Ze waarschuwt ervoor dat leugens de grens tussen waarheid en onwaarheid doen vervagen en daarmee kunnen leiden tot totalitarisme, maar vertrouwt er uiteindelijk op dat de feiten altijd zullen spreken.

Telkens terugkeren

Het meest interessante essay in deze bundel is uiteindelijk Burgerlijke ongehoorzaamheid. In dit essay pleit Arendt voor het beschermen van de ongehoorzame burger, die volgens haar uit is op een rechtvaardiger wereld. Het is ‘de nieuwste vorm van vrije vereniging’, niet zomaar bandeloosheid: de wet wordt met een gerechtvaardigd doel overschreden. In dit essay zet Arendt tot denken aan.

Hannah Arendt is een denker die telkens weer terugkeert, vooral in het huidige tijdsgewricht. Het waagstuk van de politiek verzamelt een aantal van haar minder bekende, maar stuk voor stuk boeiende en relevante teksten. Samen vormen ze bovendien ook een mooie inleiding in haar denken en een fijn opstapje naar haar bekende boeken.

Boeken / Non-fictie

Vrolijke pessimist

recensie: Michel Houellebecq - In aanwezigheid van Schopenhauer

Het oeuvre van de Franse schrijver Michel Houellebecq is sterk beïnvloed door het denken van Arthur Schopenhauer. In het essay In aanwezigheid van Schopenhauer verklaart Houellebecq zijn liefde voor de Duitse filosoof. Maar voor wie het werk van Schopenhauer niet kent, is het essay niet erg toegankelijk.

Hij moet ongeveer 25 zijn geweest toen Houellebecq kennis maakte met het werk van Schopenhauer. Hij had toen al aardig wat gelezen: Dostojevski, Verlaine, Pascal, Mann, de Bijbel. Houellebecq had het idee een fase in zijn ontdekkingstocht in de literatuur te hebben afgerond. ‘En toen kantelde alles, in een paar minuten tijd.’

Veel schrijvers hebben zich laten beïnvloeden door de Duitse brompotfilosoof: Lev Tolstoj, Oscar Wilde, Marcel Proust, W.F. Hermans, Gerard Reve en nog veel meer. Waarom lopen zoveel schrijvers weg met Schopenhauer?

Banale wijsheid

Het zou te maken kunnen hebben met zijn heldere schrijfstijl of met het feit dat hij veel over kunst schreef. Maar de belangrijkste reden is misschien wel dat Schopenhauer er niet voor terugdeinsde praktische adviezen te geven over hoe gelukkig te worden (spoiler: dit is zo goed als onmogelijk). Daarnaast was Schopenhauer niet uit op tijdelijke roem maar schreef hij, aldus Houellebecq, voor de eeuwigheid. Om die reden was hij niet te beroerd banaliteiten en vanzelfsprekendheden op te dissen wanneer hij die juist achtte. En is dat niet wat een schrijver vaak doet: praktische filosofie, vaak banaal of vanzelfsprekend, via een goed verhaal omzetten in kunst?

De filosofie van Schopenhauer, die zich vooral kenmerkt door pessimisme over de menselijke conditie, vind je duidelijk terug in het werk van Houellebecq. Net als voor Schopenhauer zijn leven en lijden ook voor Houellebecq synoniem, zo schrijft zijn vertaler Martin de Haan in het voorwoord. De enige manier om het lijden te verminderen is de begeerte in de kiem te smoren. Want ‘elk genot, hoe heerlijk het ook mag lijken, is immers maar relatief, verkregen te midden van grote zorgen en voorbestemd tot een snel einde’, aldus Houellebecq. Wanneer de personages in zijn boeken daadwerkelijk verkrijgen waarnaar ze streven, worden ze er helemaal niet gelukkig van of komt er, vaak op een wrede manier, snel een eind aan hun geluk.

Geloof

En toch noemt Houellebecq Schopenhauer troostrijk en zelfs opbeurend. Daarmee doet hij aan Gerard Reve’s kwalificatie van Schopenhauer denken: ‘Vreemd, dat van de geschriften van pessimisten altijd een diepe troost uitgaat, en dat de optimisten je tot zelfmoord brengen. Je wordt er beroerd van, van Schopenhauer, en toch kikker je er helemaal van op.’

Zowel bij Reve als bij Houellebecq doemt er soms, tussen alle ellende en tegenspoed, toch iets op van hoop en liefde. Hoop en liefde: twee woorden van de bekende christelijke drieslag ‘geloof, hoop en liefde’. Ook ‘geloof’ is bij beide schrijvers op een bepaalde manier niet helemaal afwezig. Reve bekeerde zich natuurlijk tot het katholicisme – op zijn eigen, excentrieke manier. Houellebecq, die meent dat samenleven zonder religie niet gaat, zoekt de oplossing ergens anders. ‘Mijn intuïtie zegt dat het rooms-katholicisme tot het verleden behoort’, aldus Houellebecq in een interview met NRC Handelsblad.

Schopenhauer én Comte

Houellebecq zoekt het bij de positivistische negentiende-eeuwse filosoof Auguste Comte die een Religie der Mensheid ontwierp, waarin niet God maar de Mens centraal staat. Hij ontwierp een religie met alles erop en eraan: rituelen, gebeden, sacramenten en een hogepriester (een functie die hij voor zichzelf had gereserveerd).

Door zijn ontdekking van Comte is Houellebecq, zo zegt hij, ‘schopenhaueriaan af’ geworden. Maar volgens De Haan moeten we dat niet overdrijven – en daar is In aanwezigheid van Schopenhauer het bewijs van. Comte en Schopenhauer vormen samen de ’tweetaktmotor die het werk van de romancier gaande houdt.’

Het is interessant om te weten hoe die twee filosofen zich tot elkaar verhouden in het denken van Houellebecq. Maar daar is het de schrijver zelf allemaal niet om te doen. Het essay bestaat voor een groot deel uit citaten van Schopenhauer, voorzien van (soms zeer kort) commentaar van Houellebecq. Het gaat Houellebecq in dit boekje niet om Houellebecq, maar om Schopenhauer. Niet erg natuurlijk, maar enige bekendheid met Schopenhauers werk is voor het volledig kunnen waarderen van dit essay geen overbodige luxe.